De gevaarlijke situatie na spontaan springen van ramen bij ministeries Rijnstraat 8 |
|
Henk Nijboer (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Glazen blunderministerie verliest nu ook zijn ramen»?1
Ja.
Sinds wanneer is bij u bekend dat de ruiten springen bij hoge windkracht? Wanneer heeft u de Kamer en de bewoners van de Rijnstraat 8 hierover geïnformeerd? Wanneer heeft u maatregelen genomen en welke?
De veiligheid in en rondom Rijnstraat 8 is een verantwoordelijkheid die is neergelegd bij het consortium PoortCentraal, verantwoordelijk voor zowel de bouw als de exploitatie van Rijnstraat 8. Het Rijksvastgoedbedrijf spreekt als eigenaar en opdrachtgever het consortium aan als deze veiligheid in het geding is. Dit is ook gebeurd na de barsten in de eerste ruit in het atrium aan de noordzijde van Rijnstraat 8. Na de derde en vierde ruitbreuk (24 en 26 juli) is door het Rijksvastgoedbedrijf op 29 juli jl. bij PoortCentraal een zogeheten «Melding van een Beschikbaarheidsgebrek» gedaan, waarmee het consortium aansprakelijk wordt gesteld voor het ontstane gebrek. Daarnaast heeft het RVB op 29 juli jl. een gespecialiseerd onafhankelijk adviesbureau gevraagd onderzoek te doen naar de mogelijke oorzaken van de glasbreuk en vooral de risico’s die daarmee gepaard gaan. Het onderzoek is op 31 juli jl. uitgevoerd. Sinds 2 augustus jl. ben ik op basis van de strekking van de notitie van dit adviesbureau op de hoogte gebracht dat onzuiverheden in het glas de meest waarschijnlijke oorzaak van de glasbreuk zijn. In de notitie staat verder dat een gebarsten ruit kan blijven zitten totdat deze door wind zwaarder wordt belast. Harde wind kan ook het ontstaan van glasbreuk in de hand werken en kan er mogelijk voor zorgen dat al gebarsten ruiten uit elkaar en naar beneden vallen. Dit laatste was aanleiding voor het Rijksvastgoedbedrijf om het consortium aan te sporen tot actie en in gezamenlijkheid met de gemeente Den Haag (verantwoordelijk voor de openbare ruimte) uit voorzorg maatregelen te nemen. Daarbij is windkracht 7 en hoger gedefinieerd als grens waarbij maatregelen worden genomen.
Sinds het uitkomen van de notitie (2 augustus jl.) wordt er elke twee uur door het consortium een inspectieronde gelopen om te zien of er nieuwe ruitschade is opgetreden. Door PoortCentraal is, in overleg met het Rijksvastgoedbedrijf en de gemeente Den Haag, een calamiteitenplan opgesteld voor windkracht 7 of hoger. Centraal hierin staat de afsluiting van de onderdoorgang als tijdelijke voorzorgsmaatregel. Over de uitgang van de Koningstunnel is een overkapping gebouwd voor de veiligheid van het gemotoriseerde verkeer, ook bij windkracht 7 en hoger. Verder wordt onderzocht welke andere tijdelijke en vervolgens permanente maatregelen genomen kunnen worden om de veiligheidsrisico’s en eventuele hinder te beperken en de situatie te verhelpen.
De bewoners van Rijnstraat 8 zijn en worden via de pandapp regelmatig geïnformeerd over de gebarsten ruiten. De gebarsten buitenruiten zijn inmiddels verwijderd. In november worden deze vervangen. Op 9 augustus jl. zijn onder meer de bewoners geïnformeerd over het tijdelijk afsluiten van de onderdoorgang van Rijnstraat 8 voor maximale veiligheid, omdat die dag voor het eerst harde wind werd verwacht. Uw Kamer is niet separaat geïnformeerd.
Hoeveel schade en overlast is er inmiddels voor ondernemers en stadsbezoekers? Hoeveel dagen is de weg al gestremd geweest? Wordt de schade voor ondernemers gecompenseerd?
De toegang tot de onderdoorgang van Rijnstraat 8 voor fietsers en voetgangers is aan de noordzijde zevenmaal afgesloten geweest vanwege de verwachte windsnelheden. Dat was van vrijdagavond 9 augustus 22.00 uur tot zondagochtend 11 augustus 09.00 uur, zaterdagochtend 17 augustus van 02.00 uur tot 08.00 uur, woensdag 11 september van 14.00 uur tot 17.00 uur, donderdag 26 september van 14.00 uur tot 20.00 uur, vrijdag 27 september van 18.00 uur tot 24.00 uur, zaterdag 28 september van 11.00 uur tot 23.00 uur en van zondag 29 september 08.00 uur tot maandag 30 september 06.45 uur.
Dit gaf overlast voor fietsers en voetgangers omdat zij via een bewegwijzerde route om het gebouw werden geleid. De afspraak met de door PoortCentraal ingehuurde verkeersregelaars is dat de toegang van de onderdoorgang naar de winkels vanaf de stadzijde bereikbaar blijft. De bloemenkiosk is dan niet bereikbaar. Eventuele financiële schade die dit heeft veroorzaakt, wordt nog geïnventariseerd en onderzocht. Dit is een aangelegenheid van het eerdergenoemde PoortCentraal.
Hoe verklaart u dat de Rijnstraat 8 niet bestand is tegen hoge temperaturen in de zomer, lage temperaturen in de winter, en harde windkracht en hoge windsnelheden? Is aan alle relevante bouwregelgeving voldaan en zo ja, op welke wijze zou de regelgeving moeten worden aangepast om de veiligheid van dergelijke gebouwen in de toekomst te garanderen?
Elk bouwwerk dat wordt aanbesteed, dus ook Rijnstraat 8, moet uiteraard voldoen aan de voorschriften uit het Bouwbesluit. Dit staat ook in de uitvraag die het Rijksvastgoedbedrijf bij het consortium PoortCentraal heeft neergelegd. Daarin zijn ook criteria opgenomen over de weersomstandigheden die een pand moet kunnen weerstaan. Het consortium is ervoor verantwoordelijk dat aan de regelgeving wordt voldaan en dat de uitgevraagde kwaliteit wordt geleverd. Het heeft daarvoor een speciaal kwaliteitsmanagementsysteem.
Daarnaast zijn door een extern bureau, de gemeente Den Haag en het Rijksvastgoedbedrijf voor de oplevering van Rijnstraat 8 controles uitgevoerd op de grootste risico’s. Dergelijke controles zijn standaard
bij de contractvorm zoals toegepast bij Rijnstraat 8 waar de risico’s grotendeels bij een consortium zijn neergelegd. Om te voldoen aan de geldende NEN-norm moeten de ruiten aan de noordzijde van de atria een zogeheten hittetest hebben ondergaan, waardoor ze bestand moeten zijn tegen extreme weersomstandigheden. Hiervoor zijn de bijbehorende documenten afgegeven. Een dergelijke test is erop gericht glasplaten met onzuiverheden te elimineren. Toch kan het voorkomen dat een enkele glasplaat door deze test komt, ook al bevat het dit soort onzuiverheden. Het is nog niet duidelijk waarom er in Rijnstraat 8 meer ruiten zijn gebarsten dan volgens de normen en certificaten en de foutenmarge verwacht had mogen worden. Nader onderzoek moet uitwijzen wat de precieze oorzaak is en of deze situatie te voorkomen was geweest. PoortCentraal verwacht half oktober een eerste concept van het onderzoek dat zij heeft opgedragen.
Vindt u dat bij het ontwerp en de bouw van de Rijnstraat voldoende oog is geweest voor de functionaliteit van het gebouw? Zo ja, hoe verklaart u de gebreken? Zo nee, hoe wordt de functionaliteit in de toekomst geborgd?
Ja, bij het ontwerp en de bouw van Rijnstraat 8 is er voldoende oog geweest voor de functionaliteit van het gebouw als rijksverzamelkantoor. Niettemin is de beleving van een deel van de bewoners niet positief. Waar de inrichting van het gebouw als belemmerend werd ervaren voor de functionaliteit (drukte, donkere lifthallen, ongemakkelijk meubilair en dergelijke) zijn maatregelen genomen om dit te verbeteren. Voor gebreken die belemmerend zijn of als zodanig worden ervaren, zoals de breedplaatvloeren en de ruiten, wordt gezocht naar passende oplossingen.
Deelt u de mening dat ambtenaren zeker moeten zijn van een veilige werkomgeving? Heeft u overleg met uw collega’s van Infrastructuur en Waterstaat en Buitenlandse Zaken welke impact de onveiligheid van de Rijnstraat 8 heeft op haar bewoners?
Ik deel de mening dat ambtenaren zeker moeten zijn van een veilige werkomgeving. Rijnstraat 8 is, met inachtneming van een aantal gebruiksbeperkingen als gevolg van de breedplaatvloeren, veilig te gebruiken. Indien er desondanks risico’s worden vastgesteld, zal het Rijksvastgoedbedrijf het consortium hierop aanspreken en maatregelen laten nemen. Zie verder het antwoord op vraag 7.
Kunt u een overzicht geven van de vele mogelijk gevaarlijke situaties die aan het licht zijn gekomen sinds ingebruikname van Rijnstraat 8, zowel voor publiek als ambtenaren, en welke maatregelen zijn genomen om die tegen te gaan?
Sinds de ingebruikname zijn er drie risicovolle situaties geweest, waarover uw Kamer al eerder is geïnformeerd:
De onderdoorgang Rijnstraat 8 bleek na oplevering te glad na regen, waardoor voetgangers konden uitglijden. Inmiddels is de onderdoorgang opnieuw aangelegd met klinkers, opgeruwde stoepdelen en verbeterde afwatering;
De treden van de designtrappen hebben een opstaand randje en een leuning die onvoldoende grip gaf waardoor gebruikers mogelijk kunnen struikelen, wat in enkele gevallen ook is gebeurd. De eerste trappen zijn inmiddels aangepast. Op 14 oktober 2019 zullen alle trappen aangepast zijn;
Rijnstraat 8 heeft breedplaatvloeren. Uit voorzorg geldt voor het nieuwe aangebouwde deel als algemene beheersmaatregel dat de vloerbelasting niet mag toenemen. Specifiek voor Rijnstraat 8 geldt dat onder meer in dat wordt geadviseerd geen bijeenkomsten van 30 personen of meer op de werkverdiepingen te organiseren en geen extra gewicht toe te voegen in de vorm van stapels printpapier, extra kasten, enz. Voor enkele ruimten geldt een separate gebruiksbeperking. Door floormanagers wordt hier voor de zekerheid op toegezien. Hiermee is, in afwachting van herstelmaatregelen, een veilig gebruik gewaarborgd.
Bent u bereid een groot onderzoek te gelasten naar de veiligheid van Rijnstraat 8 om te voorkomen dat verdere gebreken onveilige situaties veroorzaken voor ambtenaren en publiek? Zo nee, waarom niet?
In juni 2019 is een Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) rapport van het gebouw opgeleverd, waarbij (potentieel) risicovolle situaties in beeld zijn gebracht.
Dit heeft geresulteerd in een concept Plan van Aanpak. Een werkgroep met alle bewoners beoordeelt het Plan van Aanpak op noodzakelijkheid, haalbaarheid en kijkt kritisch naar de prioritering. Met de uitvoering is begonnen. Zo zijn bijvoorbeeld de verzamelplaatsen voor minder zelfredzame medewerkers bij ontruimingen beter aangegeven. Rijnstraat 8 heeft verder een monitorsysteem waarbij gebreken kunnen worden gemeld. Als een gemeld gebrek te maken heeft met veiligheid wordt er zo snel mogelijk actie ondernomen. Het kan voorkomen dat eerst tijdelijke maatregelen worden genomen. Dit was bijvoorbeeld het geval bij het afsluiten van de designtrappen, in afwachting van een definitieve oplossing.
Hoe hoog zijn de kosten inmiddels opgelopen door de vele gebreken van Rijnstraat 8?
Er zijn maatregelen genomen ter verbetering van de functionaliteit, zoals het verven van de lift en de aanschaf van ander meubilair. De kosten voor aanpassingen die verder gaan dan contractueel afgesproken, bijvoorbeeld het verven van de liftkernen, zijn voor rekening van het Rijk en bedragen tot op heden ongeveer 600.000 euro (exclusief BTW). De overige kosten die vallen binnen de verantwoordelijkheid van het consortium, zoals het veiliger maken van de trappen, komen volledig voor rekening van het consortium. Daar heeft het Rijk geen inzicht in.
Het bericht ‘Gedode Albanees Lato had eigen leger in Gelders dorp’ |
|
Chris van Dam (CDA), Jeroen van Wijngaarden (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Gedode Albanees Lato had eigen leger in Gelders Dorp»?1
Ja.
In hoeverre klopt de berichtgeving De Telegraaf van 2 augustus 2019? Klopt het dat Festim Lato een privéleger had op Nederlands grondgebied?
Ik ben ermee bekend dat er personen rondliepen in legerkledij, niet zijnde uitgerust als militairen. Van een leger in opbouw is mij geen informatie bekend geworden. De door de krant opgenomen kwalificatie «privéleger» onderschrijf ik niet.
Kunt u aangeven of het klopt dat meerdere overheidsinstanties op de hoogte waren van de activiteiten van Lato maar desalniettemin verzuimd hebben in te grijpen? Zo ja, hoe kan dat?
Op basis van signalen uit de buurt heeft de politie regelmatig de woning gecontroleerd. De wijkagent heeft vanaf het eerste signaal nauw contact onderhouden met omwonenden en tevens met de heer Lato zelf. Naar aanleiding van de geconstateerde activiteiten hield de politie het adres nauwlettend in de gaten. Bij een melding over vermeende aanwezigheid van wapens heeft de politie ingegrepen. Bij een doorzoeking in de woning door de politie zijn twee handvuurwapens en een nep vuurwapen aangetroffen en in beslag genomen. Deze (nep-) wapens zijn vernietigd.
Hoe is het mogelijk dat Lato een privéleger had gestationeerd op Nederlands grondgebied terwijl in de Wet op de weerkorpsen een expliciet verbod op privélegers staat? Hoe kunt u dat verklaren? Is er door het Openbaar Ministerie onderzoek gedaan naar dit privéleger en het expliciete verbod daarop? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 3. Gelet op het feit dat er geen verdenking van een privéleger was, is er voor het Openbaar Ministerie geen aanleiding geweest om een onderzoek op te starten.
Kunt u aangeven in hoeverre buurtbewoners of andere personen gevaar hebben gelopen door de aanwezigheid van dit privéleger? Wat heeft u gedaan om deze buurtbewoners of andere personen tegemoet te komen?
Terwijl als gezegd van een leger in opbouw mij geen informatie bekend is geworden, heeft de politie bij vermoeden van gevaar ingegrepen. Op basis van de regelmatige woningcontroles destijds is geen gevaarzetting voor de omgeving geconstateerd. Op meldingen van strafbare feiten is door de politie onderzoek gedaan en aangedragen bij het OM. Er zijn drie mensen aangehouden op verdenking van verboden vuurwapenbezit, maar het betrof niet de inmiddels overleden heer Lato. De zaak is uiteindelijk geëindigd met een sepot wegens onrechtmatig verkregen bewijs. Bovendien waren er geen aanknopingspunten dat de aangetroffen wapens toebehoorden aan de aangehouden personen.
Klopt het dat meerdere buurtbewoners, na het doodschieten van Festim Lato, hun verhaal bij de politie hadden willen en kunnen doen, maar de politie daar geen behoefte aan had? Klopt het dat de politie daarmee -mogelijk essentiële- ooggetuigenverslagen links heeft laten liggen? Zo ja, waarom heeft de politie dat gedaan?
Nee. Ik verwijs naar het antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat, indien de berichtgeving klopt, dit een totaal onacceptabele situatie was? Hoe gaat u waarborgen dat de overheid in de toekomst wel tijdig zal ingrijpen bij zulke situaties? Hoe schat u de kans in dat een dergelijke situatie zich nogmaals voordoet?
De berichtgeving klopte niet. Ik deel de mening dat het een onacceptabele situatie zou zijn indien iemand er een (bewapend) privéleger op zou nahouden. Door politie en het OM wordt prioriteit gegeven aan de opsporing en vervolging van wapenbezit. Op concrete signalen wordt op zo kort mogelijke termijn geacteerd.
De gevolgen van lachgas in het verkeer |
|
Anne Kuik (CDA), Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Toename lachgas-incidenten in verkeer: ballonnetje moet kunnen, zegt bestuurder»?1
Ja.
Hoe kijkt u aan tegen de zorgwekkende cijfers waaruit blijkt dat er een sterke toename van lachgasgebruik in het verkeer is? Waren deze cijfers bij u bekend?
Deze sterke toename is inderdaad zorgwekkend. Deze specifieke cijfers waren tot op heden niet bij de verschillende ministeries bekend.
Kunt u aangeven hoeveel doden en gewonden er vallen door lachgasgebruik in het verkeer? Zo ja, om welk aantal gaat het? Zo nee, waarom zijn hier geen cijfers over bekend?
Die cijfers zijn niet bekend. Bij de Stichting voor Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) zijn geen specifieke cijfers bekend over lachgasprevalentie of lachgasbetrokkenheid bij ongevallen in het verkeer. De korte werkingsduur en lastige aantoonbaarheid van lachgasgebruik zijn complicerende factoren om dit te registreren.
Kunt u uiteenzetten welke gevolgen lachgasgebruik op de rijvaardigheid kan hebben?
Lachgasgebruik achter het stuur en de perceptie van deze groep jongeren dat gebruik tijdens het rijden moet kunnen is inderdaad zorgwekkend. Lachgas geeft een kortdurende, soms sterke, roes, en een tintelend en ontspannen gevoel. Ook kunnen symptomen als duizeligheid, verwardheid, en desoriëntatie optreden. Nog los van de vraag hoe schadelijk gebruik is voor de gezondheid, gaan lachgas en het verkeer niet samen.
Omdat lachgasgebruik doorgaans maar een korte roes geeft staan veel gebruikers er niet bij stil dat effecten langer kunnen aanhouden en daardoor ook invloed kunnen hebben op deelname aan het verkeer.2 Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft het Trimbos-instituut in 2018 gevraagd een handreiking op te stellen met als doel gemeenten, handhavers en preventieprofessionals bij te staan in de aanpak van onder andere gebruik van lachgas.3 In de handreiking wordt specifiek aandacht besteed aan het risico dat de lachgasroes kan na-ijlen. Voor de vraag welke actie zal worden ondernomen om de risico’s van lachgasgebruik in het verkeer bij de doelgroep onder de aandacht te brengen verwijs ik u naar het antwoord op vraag 6.
Deelt u de mening dat het zorgwekkend is dat de helft van de jongeren die lachgas gebruiken als bestuurder in het NOS-onderzoek aangeeft dat «het moet kunnen»? Kunt u verklaren waarom zoveel van de ondervraagde jongeren vinden dat lachgas achter het stuur «moet kunnen»? Welke actie gaat u ondernemen om onder deze doelgroep de risico’s van lachgasgebruik in het verkeer voor andere weggebruikers en henzelf serieus onder de aandacht te brengen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe kan de bewustwording onder jongeren volgens u worden verhoogd? Kunt u hierbij aangeven hoe de aangekondigde campagne van Veilig Verkeer Nederland (VVN) eruit gaat zien tegen het gebruik van lachgas in het verkeer?
Voor bewustwording is gerichte voorlichting nodig. Hiervoor is het nodig inzicht te hebben in de motieven en belevingswereld van deze groep. TeamAlert gaat in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat campagne voeren om gebruik van lachgas in het verkeer tegen te gaan. Dit jaar worden er focusgroepen georganiseerd om meer inzicht te krijgen in de belevingswereld van jongeren over lachgas en hun motieven. Begin 2020 zal de campagne ontwikkeld worden, medio 2020 wordt de campagne gevoerd. Ook hebben Veilig Verkeer Nederland en sociale media aandacht besteed aan de gevaren van lachgas in het verkeer.
Is het waar dat met de huidige wet- en regelgeving degenen die lachgas gebruiken achter het stuur beboet of vervolgd kunnen worden en dat het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) kan aansturen op een cursus, een onderzoek en of intrekking van het rijbewijs? Zo ja, op welke gronden gebeurt dit nu en hoe gaat dit in zijn werk? Op welke manier kan lachgas in het verkeer worden bewezen?
Het is inderdaad zo dat op basis van huidige wet- en regelgeving strafrechtelijk opgetreden kan worden tegen het gebruik van lachgas in het verkeer. Vanwege de gevaarzetting doet de politie dit ook actief. Handhaving kan plaatsvinden op basis van artikel 5 – veroorzaken gevaar of hinder op de weg – en artikel 8 – onder invloed zijn van een stof waarvan je kunt weten dat het je rijvaardigheid negatief beïnvloedt – van de Wegenverkeerswet 1994 (wvw1994). Het effect van lachgas op de mens is van korte duur en het gebruik ervan is erg lastig via een bloedtest aan te tonen. Niettemin kan een verdenking ontstaan op gebruik van lachgas bij ontdekking op heterdaad, na interpretatie van een psychomotorisch onderzoek of oog- en spraakfunctie onderzoek en/of de aanwezigheid van een lachgasballon en/of een lachgaspatroon in het voertuig van de bestuurder. Voor artikel 5 WVW94 is het geconstateerd afwijkend rijgedrag dat gevaar of hinder veroorzaakt of kan veroorzaken voldoende. Overigens ligt op dit moment het wetsvoorstel aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten voor bij de Eerste Kamer. Met dit wetsvoorstel worden onder andere de maximumstraffen voor overtreding van artikel 5 – veroorzaken gevaar of hinder op de weg – en 8 – onder invloed zijn van een stof waarvan je kunt weten dat het je rijvaardigheid negatief beïnvloedt – van de wvw1994 verhoogd.
Naast de strafrechtelijke handhaving kan de politie ook een mededeling doen bij het CBR met een vermoeden van ontbrekende geschiktheid of rijvaardigheid. Het CBR kan op basis van deze politiemededeling een bestuursrechtelijk onderzoek opleggen en bij gebleken ongeschiktheid volgt de ongeldigheidsverklaring van het rijbewijs.
Tot slot is er de recidiveregeling ernstige verkeersdelicten die het rijbewijs van rechtswege ongeldig maakt bij een tweede onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling voor stoffengebruik in het verkeer binnen vijf jaar.
Deelt u de mening dat een verbod op recreatief gebruik van lachgas de normalisatie van lachgas in het verkeer tegengaat en bijdraagt aan het terugdringen van ongelukken in het verkeer door lachgas? Waarom bent u hier wel of geen voorstander van? Op welke manier denkt u de toename van lachgas-incidenten in het verkeer een halt toe te roepen en terug te dringen?
De toename van oneigenlijk lachgas gebruik is aanleiding geweest om het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs (CAM) om een risicobeoordeling te vragen. De risicobeoordeling van het CAM richt zich op (volks)gezondheid, en ook ontwrichting in de samenleving in bredere zin. Hieronder valt ook verkeersveiligheid. De beoordeling wordt dit najaar verwacht en vormt de grondslag om te bezien welke landelijke maatregelen noodzakelijk zijn. In afwachting van de beoordeling worden alle mogelijke beleidsopties bekeken, zodat na de risicobeoordeling snel passend kan worden gehandeld. In het najaar zal ik samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid uw Kamer hierover nader berichten. Zoals onder vraag 7 aangegeven, kan er op basis van de huidige wet- en regelgeving nu al strafrechtelijk worden opgetreden tegen lachgasgebruik in het verkeer.
Kunt u deze vragen binnen drie weken beantwoorden en uiterlijk voor het debat over het Preventieakkoord naar de Kamer sturen?
Nee, dit is niet haalbaar gebleken omdat nadere afstemming nodig was.
Het bericht ‘Brexit-alarm: koop svp inwisselbaar vliegticket’ |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Brexit-alarm: koop svp inwisselbaar vliegticket»1 en «ING acht kans op chaotische Brexit groter»2?
Ja.
Deelt u de oproep aan reizigers die rond de brexitdatum van 31 oktober a.s. reizen tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU, om een ticket te kopen waarbij je je geld gegarandeerd terug kunt vragen bij een vertraging of afstel van de reis? Zo nee, waarom niet?
Hoewel er negatieve effecten zouden kunnen ontstaan – zie daarvoor het antwoord op vraag 3 – is er vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat geen aanleiding om Nederlandse reizigers met het oog op de Brexit expliciet vliegtickets met restitutiemogelijkheden te adviseren. Uw Kamer is verschillende malen geïnformeerd over de contingency maatregelen die in EU-verband en door Nederland zijn getroffen, bijvoorbeeld tijdens het AO Brexit en Transport van 12 maart jl. Deze contingency maatregelen zijn voldoende om het luchtvervoer tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk (VK) te kunnen continueren in het geval van een no deal Brexit. Daarnaast hebben passagiers bij annulering van de vlucht door een EU-luchtvaartmaatschappij, of door een non-EU-luchtvaartmaatschappij die vanaf een EU-luchthaven vertrekt per definitie recht op restitutie. Op 20 december jl. heeft het VK guidance gepubliceerd waarin vergelijkbare passagiersrechten van toepassing blijven bij een no deal Brexit.
Welke effecten zou een no-dealbrexit hebben op reizigers tussen het Verenigd Konikrijk en de EU op en na 31 oktober?
Uw Kamer is bij brief van 18 januari jl. (Kamerstuk 23 987 nr. 304) geïnformeerd over de Brexit voorbereidingen met betrekking tot grenscontroleprocessen. Daarbij is tevens aangegeven dat niet alle ongunstige gevolgen door Nederland kunnen worden weggenomen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om mogelijk langere wachtrijen voor VK-burgers en andere «derdelanders» aan de grens, maar ook onzekerheden met betrekking tot grenscontroleprocessen aan de zijde van het VK.
Deelt u de mening dat reizigers er recht op hebben actief geïnformeerd te worden over mogelijke onzekerheden rondom hun reizen naar en van het Verenigd Koninkrijk in de periode kort na de geplande brexitdatum?
Reizigers die vanaf 1 november a.s. reizen van of naar het VK doen er verstandig aan om zich te informeren over de gevolgen van een mogelijke no deal Brexit. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft speciaal voor deze reizigers informatie beschikbaar gesteld op de «vraag en antwoord» pagina van het Brexit loket (www.brexitloket.nl). Daarnaast doen reisorganisaties en vervoerders er verstandig aan om te bezien in hoeverre hun klanten de behoefte hebben aan informatie over de mogelijke gevolgen van de Brexit. Het is vervolgens aan de reisorganisaties en de vervoerders om in die mogelijke behoefte te voorzien.
Klopt het dat Nederland na een no-dealbrexit bilateraal met het Verenigd Konikrijk moet onderhandelen over een luchtvaartverdrag? Zo ja, zijn alle mogelijke voorbereidingen getroffen om deze onderhandelingen zo snel mogelijk na 31 oktober op te starten?
Nee. In het geval van een «no deal» Brexit treedt de EU-verordening Nr. 2019/502 in werking. Deze zorgt dat bij een no deal Brexit het luchtvervoer tussen Nederland en het VK mogelijk blijft. In dezelfde verordening staat dat er na de Brexit onverwijld door de Europese Commissie namens de EU-lidstaten over een EU-VK-luchtvaartovereenkomst moet worden onderhandeld en deze moet onverwijld worden gesloten.
Hoever is het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat met de voorbereidingen op de brexit en de verschillende scenario’s van een no-dealbrexit?
Uw Kamer is bij brief van 25 mei 2018 (Kamerstuk 23 987, nr. 249) geïnformeerd over de Brexit-scenario’s, waaronder de voorbereidingen met betrekking tot het no-deal scenario. Conform een toezegging in dezelfde brief waren alle aangekondigde maatregelen voor 30 maart jl. getroffen.
Kunt u toelichten of er al akkoorden zijn bereikt op Europees niveau over «basic connectivity» tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk, waar ook in uw antwoord op schriftelijke vragen aan wordt gerefereerd?3 Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren?
De EU-verordening Nr. 2019/502 ter waarborging van basisconnectiviteit in het luchtvervoer regelt eenzijdig de verkeersrechten en markttoegang van VK-luchtvaartmaatschappijen richting de EU onder de voorwaarde dat het VK dezelfde verkeersrechten en markttoegang verleent aan EU-luchtvaartmaatschappijen. Op 7 maart jl. heeft het VK guidance gepubliceerd waarin vergelijkbare verkeersrechten en markttoegang worden gegund aan EU- luchtvaartmaatschappijen. Van enig ander akkoord op het gebied van basisconnectiviteit is geen sprake.
Bent u bereid om met alle vervoerders en reisagentschappen de afspraak te maken dat van 31 oktober tot 7 november er alleen tickets worden verkocht voor reizen tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU waarbij reizigers hun geld gegarandeerd kunnen terugvragen bij een vertraging of afstel van de reis? Zo nee, waarom niet? En indien nee, bent u bereid met vervoerders en reisagentschappen afspraken te maken over actieve informatievoorziening aan reizigers over de aanschaf van tickets voor de week na een (eventuele) no-dealbrexit?
Gezien de beantwoording van vragen 2 en 4, acht ik dat niet noodzakelijk.
Kunt u bovenstaande vragen apart beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat er grote verschillen zijn in financiële steun die scholieren krijgen voor digitale middelen |
|
Peter Kwint (SP), Lisa Westerveld (GL) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() ![]() |
Wat vindt u ervan dat er grote verschillen zijn in de financiële steun die scholieren krijgen voor digitale leermiddelen die op steeds meer scholen gebruikt worden?1
Scholen ontvangen via de lumpsum bekostiging voor exploitatie, waaronder ict-voorzieningen. Scholen zijn vrij om deze lumpsum naar eigen inzicht te besteden. Het is de verantwoordelijkheid van scholen om hierbij scherpe en doelmatige keuzes te maken. Wanneer scholen vanuit hun visie op de inrichting van het onderwijs van mening zijn dat een laptop of tablet noodzakelijk is voor het leerproces, en ouders kunnen deze niet zelf aanschaffen, dan dienen scholen hierin te voorzien.
Acht u het wenselijk dat scholen een bepaald type laptop voorschrijven dat hun leerlingen aan moeten schaffen, zoals chromebooks van honderden euro’s? Kunt u uw antwoord toelichten?
Scholen mogen aan ouders vragen om een bepaald type laptop of tablet aan te schaffen, maar mogen dit niet van ouders eisen. Scholen zijn verplicht om te vermelden dat dit vrijwillig is. Wanneer scholen vanuit hun visie op de inrichting van het onderwijs van mening zijn dat een laptop of tablet noodzakelijk is voor het leerproces, en ouders kunnen deze niet zelf aanschaffen, dan dienen scholen hierin te voorzien.
Mogen scholen eisen stellen aan de digitale leermiddelen die hun leerlingen moeten aanschaffen? Zo ja, welke eisen mogen scholen stellen? Zo nee, bent u bereid met scholen in gesprek te gaan om dit een halt toe te roepen?
Digitale leermiddelen, zoals licenties voor digitaal lesmateriaal dat voor een specifiek schooljaar wordt voorgeschreven, zijn net als papieren schoolboeken voor rekening van de school. Scholen ontvangen hiervoor bekostiging op basis van artikel 6e van de Wet op het voortgezet onderwijs. Zij mogen hiervoor geen kosten in rekening brengen bij ouders. Wanneer scholen dit wel doen, kan daarvan melding gemaakt worden bij de Inspectie van het Onderwijs. Als het gaat over scholen die eisen stellen aan laptops of tablets die leerlingen moeten aanschaffen verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.
Wat vindt u van de uitspraken van de woordvoerder van de vereniging van scholen in het voortgezet onderwijs (VO-raad) in het artikel van het AD dat de overheid digitalisering in het onderwijs stimuleert, maar er de financiële middelen niet voor vrijmaakt en dat de overheid digitale leermiddelen zou moeten betalen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bent u zich ervan bewust dat het voor scholen vaak niet mogelijk is om digitale leermiddelen voor hun leerlingen aan te schaffen, aangezien de bekostiging van scholen daarvoor niet toereikend is? Hoe verhoudt dit zich tot de wettelijke verplichting die scholen hebben om digitale leermiddelen aan te schaffen, indien deze noodzakelijk zijn voor het leerproces?
Digitale leermiddelen moeten door de school worden betaald. Hiervoor ontvangen scholen bekostiging van de overheid. Door mijn reeds toegezegde onderzoek naar de doelmatigheid en toereikendheid van de bekostiging verwacht ik meer inzicht te kunnen bieden in de toereikendheid van de bekostiging ten aanzien van digitalisering. In maart 2020 wordt uw Kamer geïnformeerd over de resultaten van dit onderzoek.
Wat vindt u van de uitspraak van de woordvoerder van ouderorganisatie Ouders & Onderwijs dat vergoedingen via Stichting Leergeld of een gemeente geen oplossingen zijn voor het probleem, maar symptoombestrijding van een school die nalaat het goede te doen, ten koste van ouders en leerlingen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord op vraag 4.
Wat vindt u ervan dat de kosten voor digitale leermiddelen nu op het bordje van ouders komen te liggen in de vorm van vrijwillige en soms zelfs verplichte ouderbijdragen, ongeacht ontoereikende bekostiging van scholen en/of het uitgavenpatroon van scholen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord op vraag 1.
Bent u het ermee eens dat de digitalisering van het onderwijs de tweedeling in onze samenleving tussen financieel draagkrachtige gezinnen en gezinnen die dat minder tot niet zijn, pijnlijk blootlegt? Wat vindt u hiervan?
Zie antwoord op vraag 4.
Welke maatregelen bent u bereid te treffen om ervoor te zorgen dat alle kinderen mee kunnen doen met digitalisering op school, ongeacht de dikte van de portemonnee van hun ouders?
Wanneer scholen kiezen voor de inzet van digitale leermiddelen in het onderwijs, moeten zij er voor zorgen dat iedere leerling hier gebruik van kan maken. Op het moment dat scholen een laptop of tablet voor het leerproces noodzakelijk achten, dienen scholen hierin zelf te voorzien als ouders deze niet zelf kunnen of willen aanschaffen.
Een onderzoek naar de veiligheid van constructies in publieke gebouwen |
|
Attje Kuiken (PvdA), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van de uitzending van BNR van 12 augustus 2019 over de veiligheid van constructies in publieke gebouwen?1
Ja.
Deelt u de mening dat iedereen er zeker van moet kunnen zijn dat gebouwen veilig zijn? Hoe is dit geregeld?
Ik ben van mening dat gebouwen veilig moeten zijn. Uit de Woningwet volgt dat gebouwen ten minste moeten voldoen aan de veiligheidsvoorschriften van het Bouwbesluit. Bij nieuwbouw is het primair aan de vergunningaanvrager of bouwer te zorgen dat het nieuwe gebouw hieraan zal voldoen. Bij bestaande bouw is dit primair aan de gebouweigenaar. Het is aan de gemeente als bevoegd gezag hierop toe te zien.
Wordt bij grote publieke gebouwen en constructies in Nederland – waaronder bijvoorbeeld treinstations, muziekhallen en bruggen – regelmatig gecontroleerd of ze aan de veiligheidseisen voldoen? Zo nee, bent u bereid een dergelijke APK voor de risicovolle elementen in de constructies van publieke gebouwen in te voeren?
Vanuit de bouwregelgeving is er geen verplichting om periodiek publieke gebouwen of constructie te controleren. De bouwregelgeving kent wel een algemene zorgplicht voor gebouweigenaren om te zorgen dat hun gebouw bij voortduur aan de voorschriften van Bouwbesluit voldoet. Het is aan gebouweigenaren om hier zelf invulling aan te geven. De gemeente is het bevoegd gezag als het gaat om toezicht op bestaande bouwwerken. De wijze waarop een gemeente dit invult, kunnen zij zelf beleidsmatig invullen. Burgemeester en Wethouders leggen hierover verantwoording af aan de gemeenteraad.
Ik ben geen voorstander van een verplichte algemene periodieke keuring voor constructies van publieke gebouwen, omdat dit leidt tot een lastenverzwaring voor eigenaren en omdat zo’n keuring ook gebouwen treft waarbij mogelijk helemaal geen veiligheidsprobleem is. Als er een evident veiligheidsprobleem is bij een eenduidige categorie gebouwen (qua bouwjaar, type, bouwwijze) dan is er sinds 2015 wel de mogelijkheid om per ministeriële regeling een onderzoeksplicht in te voeren (Kamerstuk 33 798, nr. 6) waarmee het veiligheidsprobleem heel gericht kan worden aangepakt. Deze mogelijkheid is in de Woningwet gecreëerd op verzoek van gemeenten ter vereenvoudiging van hun toezicht en handhaving op de staat van bestaande bouwwerken. Deze onderzoeksplicht is al ingezet bij galerijflats en zwembaden. Verder heb ik uw Kamer op 22 mei 2019 gemeld deze onderzoeksplicht ook in te zetten bij gebouwen met breedplaatvloeren (Kamerstuk 28 325, nr. 199). Op dit moment is nog onduidelijk wat de oorzaak is geweest van het instorten van het dak van het AZ-stadion. Dit moeten de onderzoeken van Royal Haskoning/DHV (hierna Haskoning) en de Onderzoeksraad voor Veiligheid (hierna Onderzoeksraad) uitwijzen. Hierna kan pas worden bepaald of er ook problemen bij andere gebouwen zijn te verwachten en of vervolgens maatregelen moeten worden genomen.
Waarom wordt in Nederland geen onderzoek gedaan naar de windbelasting van gebouwen? Bent u bereid daar alsnog onderzoek naar te laten doen? Zo nee, op welke wijze is de veiligheid van constructies bij stormen dan gewaarborgd?
Het Bouwbesluit geeft de voorschriften voor de constructieve veiligheid van bouwwerken en maakt daarbij gebruik gemaakt van bepalingsmethoden uit NEN-normen, waarin ook is opgenomen tegen welke windbelastingen een gebouw bestand moet zijn. Het gaat hierbij om de NEN-EN 1991-1-4 Algemene belastingen – Windbelastingen de hierbij behorende nationale bijlage. Ik heb geen aanwijzingen dat deze norm of nationale bijlage aanpassing of verduidelijking behoeft. Als uit het onderzoek van Haskoning of de Onderzoeksraad blijkt dat dit nodig is, zal ik hierover in overleg treden met het Nederlands Normalisatie Instituut.
Bent u bekend met het onderzoek van het Auditteam Voetbal en Veiligheid van het toenmalige Ministerie van Justitie naar de fysieke veiligheid van voetbalstadions?2
Ja.
Hoe is destijds gereageerd op de conclusies en aanbevelingen van het rapport?
De probleemverkenning van het auditteam past binnen de brede aanpak van «Toegankelijk, Gastvrij en Veilig Voetbal 2020» (TGVV). Een gezamenlijke aanpak van de KNVB, gemeenten, OM, Politie en het Ministerie van JenV. Deze aanpak heeft vijf speerpunten, waaronder «safety». Op de verschillende onderdelen zijn de afgelopen jaren pilots gedraaid om met elkaar te leren en te verbeteren. Pilots die sinds 2018 breder worden opgepakt door de lokale zogenaamde vierhoeken in de gemeenten met een Betaald Voetbalclub (BVO).
De verkenning van het auditteam is en wordt beschouwd als belangrijke steun om awareness te ontwikkelen met betrekking tot de safety in stadions. Tijdens de (minimaal) jaarlijkse (bestuurlijke) bijeenkomsten met de voorzitters van de BVO’s, de burgemeesters, OM en Politie georganiseerd door de Regiegroep Voetbal en Veiligheid onder voorzitterschap van JenV komen alle elementen van TGVV aan bod en dus ook de veiligheid van en in de stadions. Specifiek is in 2018 verdiepend gesproken over de versteviging van de verantwoordelijkheid van gemeenten op het gebied van toezicht en handhaving. Burgemeesters beschouwen dit element, het handhaven op het bouwbesluit, als integraal onderdeel van hun bredere veiligheids- en toezichttaak. Dit is daarmee element van het breder aspect van «safety». De eerste verantwoordelijkheid ligt natuurlijk bij de eigenaar van het stadion. Samen tekenen de clubs en de gemeenten ter versterking van de aandacht voor de veiligheid jaarlijks, aanvullend op de wettelijke normen uit het Bouwbesluit, ook een veiligheidsverklaring, die zij aan de KNVB leveren. Dat is een voorwaarde voor het verkrijgen en behouden van een licentie. Onderdeel van deze verklaring is ook aandacht voor de constructieve veiligheid. Ook deze verklaring sluit aan bij elementen van de verkenning van het auditteam.
In 2018 is ook over safety en het rapport gesproken met medewerkers van de clubs, gemeenten, politie, OM en supporters tijdens een workshop. Destijds bij het ontvangen van het rapport is het overigens ook gepubliceerd en kenbaar gemaakt onder andere op de website van het ministerie.
In de komende bestuurlijke bijeenkomst van 2019 zal verder gesproken worden over TGVV 2020, waaronder «safety» en zullen nogmaals de inzichten uit de probleemverkenning van het auditteam onder de aandacht gebracht worden. Daar zullen ook de dan bekende inzichten over de problematiek bij het AFAS-stadion bij meegenomen worden.
Bent u van mening dat een ongeluk zoals in Alkmaar mogelijk voorkomen had kunnen worden indien de aanbevelingen uit het rapport waren overgenomen? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment wordt door AZ ook in samenwerking met de gemeente Alkmaar een onderzoek uitgevoerd. Ook de Onderzoeksraad voor Veiligheid gaat verder onderzoek doen naar de oorzaak van het incident. Pas als de onderzoeksresultaten bekend zijn, kunnen uitspraken worden gedaan over het incident.
Onderschrijft u de conclusie dat de eisen en normen die aan de veiligheidsverklaring ten grondslag liggen, niet altijd aansluiten bij de praktijk van voetbalstadions? Waarom is gegeven deze conclusie de aanbeveling niet overgenomen om een specifieke set eisen voor voetbalstadions op te stellen? Bent u alsnog bereid te onderzoeken of specifieke eisen opgesteld kunnen worden, zodat de veiligheid van voetbalstadions verbeterd kan worden?
De eisen en normen worden primair bepaald door het Bouwbesluit voor alle bouwwerken en dus ook voetbalstadions. Als aanvulling op deze regelgeving werkt de KNVB al geruime tijd met de veiligheidsverklaring. Er is zonder nadere kennis over de oorzaken van het gedeeltelijk instorten van het dak van het AFAS-stadion en over de relatie tussen de oorzaak en specifieke kenmerken van een stadion anders dan alle andere gebouwen in Nederland die onder het Bouwbesluit vallen, geen aanleiding om nog specifieker eisen op te stellen.
Onderschrijft u de conclusie dat experts die belast zijn met de controle van de veiligheid van voetbalstadions over onvoldoende expertise beschikken om die taak naar behoren uit te voeren? Waarom is de aanbeveling niet overgenomen om een specifieke opleiding te ontwikkelen voor deze experts? Bent u bereid de wenselijkheid daarvan alsnog te onderzoeken?
Mijn beeld is dat gemeenten voldoende toegerust zijn om de regelgeving uit het Bouwbesluit adequaat te controleren, al dan niet met behulp van externe deskundigheid. Dat is ook hun taak als bevoegd gezag.
In overleg met gemeenten en BVO’s zal ik onder andere via de bestuurlijke bijeenkomst in 2019 verkennen of er extra maatregelen nodig zijn naast de reeds genomen stappen om de safety van voetbalstadions te vergroten.
De informatie die de regering gaf over de CAF-11 zaak aan de Nationale ombudsman |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Renske Leijten (SP) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het feit dat de Nationale ombudsman bezwaar over het niet heropenen van het onderzoek naar CAF-11 (kinderopvangtoeslag) afwees met de volgende redenering: «De Belastingdienst/Toeslagen (hierna: Toeslagen) heeft in zijn brief van 14 mei 2018 vermeld dat in 2014 in totaal 235 vraagouders kinderopvang afnamen via gastouderbureau Dadim te Eindhoven. U spreekt dit tegen: volgens u leverde dit gastouderbureau in 2014 slechts aan 157 vraagouders kinderopvang. U zegt hiervoor sterk bewijs te hebben. Wij hebben dit punt voorgelegd aan Toeslagen en gevraagd of zij zeker zijn van het aantal van 235. Toeslagen heeft ons verzekerd dat de genoemde 235 vraagouders in 2014 allen cliënten waren van gastouderbureau Dadim»?1
Ja.
Klopt het dat Toeslagen de Nationale ombudsman meegedeeld heeft dat de genoemde 235 ouders allen cliënten waren van gastouderbureau Dadim in het jaar 2014?
In de brief aan de Nationale ombudsman (hierna: NO) van 14 mei 2018 is het volgende medegedeeld:
«Het aantal ouders dat in 2014 gebruik maakte van opvang door een gastouder die bemiddeld werd door het betrokken gastouderbureau bedroeg 235. De lopende toeslagen van deze 235 ouders zijn in 2014 gestopt.»2
Herinnert u zich dat u op 28 juni jl. de Kamer het volgende warrige antwoord stuurde, waaruit volstrekt helder is dat in 2014 niet alle 235 vraagouders bij Dadim waren aangesloten: «[Vraag] In de evaluatie CAF Hawaii wordt melding gemaakt van 317 betrokken BSN’s, waarvan bij 248 de toeslag is stopgezet. Hoe verklaart u het verschil tussen de 302 ouders en de 235 stopzettingen die u noemt in uw brief van 11 juni? [Antwoord] In de loop van de behandeling zijn de aantallen vraagouders en stopzettingen steeds beter in beeld gebracht. Uiteindelijk zijn 302 vraagouders in de populatie betrokken, waarvan 235 ouders in 2014 kinderopvangtoeslag hadden. De andere 67 ouders hadden op dat moment geen kinderopvangtoeslag, maar wel in de jaren 2012 en/of 2013. Zoals eerder is aangegeven is de adviescommissie uitvoering toeslagen gevraagd om alle individuele dossiers van vraagouders voor te bereiden voor een nadere beoordeling. [Vraag] Wilt u alsnog de vragen 17, 18, 19 en 20 van de commissie Financiën beantwoorden die zijn gesteld over de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 29 maart 2019 over zijn toezeggingen en op 11 juni 2019 zijn beantwoord? Meer precies: kunt u aangeven welke vraagouder aan welke gastouder en welk gastouderbureau waren gekoppeld, zodat duidelijk wordt hoe per bureau de bezwaar- en beroepsprocedures zij verlopen? [Antwoord] De onderzoekspopulatie bestaat uit 302 vraagouders. Daarvan was een groot deel aangesloten bij het betrokken gastouderbureau in 2012 en/of 2013 en/of 2014. Een andere groep bij dit gastouderbureau aangesloten vraagouders was eerder aangesloten bij een ander gastouderbureau. De overige ouders zijn niet overgegaan naar het betrokken gastouderbureau of hadden opvang op dezelfde locatie als het betrokken gastouderbureau. De bezwaar- en beroepsprocedures hebben betrekking op de vraagouders, niet op de gastouders of het gastouderbureau. Zoals eerder is aangegeven is de adviescommissie gevraagd om alle individuele dossiers van vraagouders voor te bereiden voor een nadere beoordeling»?2
Ja, ik herinner mij deze antwoorden.
Hoeveel van de 235 vraagouders bij wie de kinderopvangtoeslag is stopgezet in 2014, hadden in 2014 kinderopvang via het bureau Dadim?
Op 28 juni heb ik aangegeven dat de aantallen vraagouders en stopzettingen steeds beter in beeld gebracht worden.4 Ik heb toen geschreven dat uiteindelijk 302 vraagouders in de populatie zijn betrokken, waarvan een groot deel was aangesloten bij het betrokken gastouderbureau in 2012 en/of 2013 en/of 2014. Ook heb ik aangegeven dat 235 vraagouders uit de populatie in 2014 kinderopvangtoeslag ontvingen. Van deze ouders zijn de voorschotten kinderopvangtoeslag stopgezet. Over deze nuancering is overigens contact geweest met de NO. Die gaf aan dat precieze aantal vraagouders in het jaar 2014 geen invloed heeft op de uitkomsten van zijn onderzoek (zie ook vraag 5).
Toeslagen heeft mij desgevraagd laten weten dat circa 200 van deze 235 vraagouders waren aangesloten bij het betrokken gastouderbureau.
Klopt het dat de ombudsman op basis van foutieve informatie van de Belastingdienst/Toeslagen dit onderzoek gesloten heeft?
Nee, dat klopt niet. De Nationale ombudsman concludeert in de brief aan het advocatencollectief dat het precieze aantal vraagouders in het jaar 2014 geen invloed heeft op de uitkomsten van zijn onderzoek («Ik ben van mening dat het precieze aantal vraagouders in het jaar 2014 geen invloed heeft op de uitkomsten van mijn onderzoek») of de conclusies van het onderzoek («Voor de conclusies van het onderzoek is het niet van essentieel belang of er 157 of 235 vraagouders (of een aantal daar tussenin) zijn getroffen.»).
Op welke wijze heeft u de ombudsman verteld dat u hem onjuiste informatie verschaft heeft?
Mijn medewerkers en ik proberen de NO altijd zo zorgvuldig mogelijk te informeren. Er is in de samenstelling van deze groep afgelopen jaar steeds meer inzicht gekomen. Hierover is uw Kamer bijvoorbeeld geïnformeerd bij brief van 28 juni jl.5 In die tijd is ook bovenstaande nuancering aan de NO toegelicht. De NO heeft daarbij aangeven dat dit voor de conclusie van zijn onderzoek geen verschil maakt (zie ook het antwoord op vraag 5).
Kunt u deze vragen één voor één en binnen twee weken beantwoorden?
Uw vragen zijn één voor één en tezamen met andere Kamervragen over CAF-zaken beantwoord.
De ontbossing van het Braziliaanse Amazonegebied |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Ontbossing onder Bolsonaro met 88 procent toegenomen» en «Duitsland stopt deels met bijdrage aan Braziliaanse milieuprogramma’s»?1
Ja.
Deelt u de zorgen over de toenemende ontbossing van het Braziliaanse Amazonegebied sinds president Jair Bolsonaro aan de macht is? Kunt u een toelichting geven?
Ja, zie ook de antwoorden op de overige vragen.
Heeft Nederland zich al uitgesproken over de toegenomen ontbossing van het Amazonegebied in de afgelopen maanden? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten? Zo nee, waarom niet?
Nederland uit bij alle in aanmerking komende gelegenheden zijn zorgen over de toenemende ontbossing, zowel wanneer dit in het nieuws is, als wanneer dit niet in het nieuws is. Zo heeft Minister Kaag via verschillende media haar zorg uitgesproken over de ontbossing in de Amazone. Daarnaast heeft de DG Politieke Zaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken dit onderwerp opgebracht tijdens politieke consultaties met zijn Braziliaanse ambtgenoot in Brasilia in mei 2019. Ook de Nederlandse ambassadeur in Brasilia kaart ontbossing aan in zijn gesprekken met de Braziliaanse overheid. De aanloop naar de besluitvorming over het EU-Mercosur-Associatieverdrag biedt mogelijkheden voor Nederland om, samen met de EU-partners, druk uit te oefenen op Brazilië, gericht op beter beleid en sterkere implementatie en naleving van wetgeving t.b.v. duurzaam bosbeheer.
Is de ontbossing van het Amazonegebied aan bod gekomen tijdens het gesprek dat de Minister-President heeft gehad met president Bolsonaro in Davos? Kunt u een toelichting geven?
De Minister-President heeft tijdens zijn kennismakingsgesprek met president Bolsonaro in januari 2019 in algemene zin gesproken over het belang dat Brazilië actief betrokken blijft bij het Klimaatakkoord van Parijs. Het tegengaan van ontbossing en landdegradatie is daarbij van groot belang.
Bent u bereid om op korte termijn uw zorgen over de ontbossing van het Amazonegebied aan Brazilië over te brengen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Ja, Nederland zal zijn zorgen blijven overbrengen, zeker in het licht van de recente informatie over de toenemende ontbossing van de Amazone. Wij zullen hier de komende maanden prioriteit aan geven. Daarbij streven wij naar samenwerking met de EU en Europese landen om meer gewicht in de schaal te leggen. Daarnaast zetten wij ook de dialoog met de Braziliaanse overheid en andere belanghebbenden voort, ter bevordering van betere samenwerking en nieuwe initiatieven om de productie van agrarische grondstoffen te verduurzamen en ontbossing tegen te gaan.
Hoe kijkt u aan tegen het opschorten van de Duitse bijdrage aan Braziliaanse milieuprogramma’s en de Noorse dreiging om donaties te korten of stop te zetten?
De Nederlandse regering treedt niet in de afwegingen die beide regeringen ertoe hebben gebracht de bijdragen aan bepaalde milieuprogramma’s te bevriezen, nadat Brazilië o.a. had ingegrepen in de beheerstructuur van het grote Amazonefonds. Het is zorgwekkend dat de aanzienlijke financiële middelen van beide landen nu niet meer ten goede komen aan duurzaam bosbeheer en de bestrijding van ontbossing in de Amazone.
Hoeveel draagt Nederland bij aan milieuprogramma’s ter bescherming van het Braziliaanse Amazonegebied? Overweegt Nederland soortgelijke maatregelen te nemen?
Nederland draagt direct bij aan milieuprogramma’s ter bescherming van het Braziliaanse Amazonegebied ter waarde van ongeveer € 3,5 miljoen. Dit geld gaat echter niet naar het Amazonefonds. Er is voor Nederland geen directe aanleiding om soortgelijke maatregelen als Duitsland en Noorwegen te nemen. Zie verder ook het antwoord op vraag 6.
Overweegt u andere maatregelen te nemen om uw zorgen met betrekking tot de ontbossing van het Amazonegebied kracht bij te zetten? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het Kabinet beraadt zich momenteel op eventuele nadere stappen. Die zijn ook afhankelijk van verdere ontwikkelingen t.a.v. de Amazone, zowel in Brazilië als daarbuiten.
Het bericht dat Schiphol deals sluit met omliggende gemeenten |
|
Cem Laçin |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Buurgemeenten maken snel nieuwe afspraken met Schiphol», waaruit blijkt dat Schiphol samen met een paar gemeenten al afspraken aan het maken is over het terugdringen van geluids- en milieuhinder?1
In de kabinetsbrief van 5 juli2 over de ontwikkeling van Schiphol op de middellange termijn zijn de ambities neergezet over het kunnen verdienen van groei door aantoonbare hinderbeperking met aanvullende maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Daarin is ook aangegeven dat ik met betrokken partijen in gesprek ga over deze aanpak. Ook worden het komende half jaar de onafhankelijke veiligheidsanalyses uitgevoerd. Schiphol is gevraagd om samen met andere partijen uit de sector en de omgeving te werken aan een uitvoeringsplan hinderreductie en om een voorstel uit te werken voor een Omgevingsfonds. Het kan zijn dat voorstellen die door Schiphol met de gemeenten worden besproken input zijn hiervoor.
Als het gehele pakket gereed is zal ik hierover besluiten en zal ik dat voorleggen aan uw Kamer. Er is geen sprake van «wie het eerst komt wie het eerst maalt», of van «achter het net vissen bij het terugdringen van milieu en geluidshinder».
Ik vind het een goede zaak dat Schiphol, ook los van bovenstaande uitwerkingen, in gesprek is met haar buren over het terugdringen van de hinder van de luchthaven. Mijn ministerie is niet betrokken bij toezeggingen die Schiphol in dat kader al dan niet doet aan de gemeenten in de omgeving. Ik kan derhalve geen oordeel geven over de juridische houdbaarheid van betreffende afspraken.
Dit najaar zal ik uw Kamer nader informeren over de ontwikkeling van Schiphol op de middellange termijn inclusief het uitvoeringsplan hinderreductie en omgevingsfonds.
Wat vindt u van de verdeel- en heersstrategie die Schiphol lijkt te willen voeren?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn er al gemeenten die nu afspraken hebben gemaakt? Zo ja, wat zijn deze afspraken dan?
Zie antwoord vraag 1.
Is het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat betrokken bij deze gesprekken? Zo ja, welke waarde hebben de gesprekken dan die u na de zomer gaat voeren met de omliggende gemeenten? Zo nee, wat is juridische houdbaarheid van de afspraken dan die gemeenten nu gemaakt hebben?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u garanderen dat gemeenten die niet voortijdig zijn begonnen met het voeren van gesprekken nu niet «achter het net» vissen bij het terugdringen van geluids- en milieuhinder?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u deze vragen voor het algemeen overleg Luchtvaart van 11 september aanstaande beantwoorden?
Ja.
Extra kapitaal voor Tennet voor investeringen in het Duitse netwerk |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Tennet ziet graag Duitse partij als nieuwe aandeelhouder»?1
Ja.
Klopt het dat Tennet de investeringsverwachtingen voor de komende tien jaar heeft verhoogd met 7 miljard naar 35 miljard euro?
In 2009 is de Tweede Kamer geïnformeerd2 over de aankoop van het Duitse Transpower door TenneT. Sindsdien onderhoudt TenneT aan twee kanten van de grens het hoogspanningsnet waarbij het Nederlandse en Duitse deel een geïntegreerd bedrijf zijn gaan vormen. Eind 2015 heeft TenneT de staat, als enig aandeelhouder, formeel verzocht om extra kapitaal ter beschikking te stellen om de wettelijk verplichte investeringen in het Nederlandse net te realiseren. Mijn voorganger is toen tot de conclusie gekomen dat de investeringsagenda in Nederland inderdaad tot een kapitaalbehoefte leidde. In 2016 werd daarom een bedrag van € 1.190 miljoen ter beschikking gesteld, waarover de Tweede Kamer is geïnformeerd.3 Recent heeft TenneT mij laten weten dat de investeringsagenda inmiddels € 35 miljard bedraagt in de periode 2019–2028, voornamelijk als gevolg van de energietransitie. Van deze € 35 miljard heeft € 23 miljard betrekking op investeringen in Duitsland en € 12 miljard betrekking op investeringen in Nederland. Hieruit vloeit een kapitaalbehoefte voort van € 4,75 miljard. De verplichtingen in Duitsland zijn niet nieuw, maar zijn de consequentie van de in 2009 gemaakte keuze om een deel van het Duitse hoogspanningsnet aan te kopen.
Klopt het dat het grootste deel daarvan, 23 miljard euro, nodig is voor het Duitse netwerk?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat Nederlandse staatsbedrijven Nederlandse publieke belangen moeten nastreven?
Dat deel ik. Uit de voorliggende Kamerbrief blijkt dat er voordelen zijn behaald uit de grensoverschrijdende activiteiten van TenneT, die ook hebben bijgedragen aan de Nederlandse publieke belangen.
Deelt u de mening dat met investeringen altijd risico’s gepaard gaan? Zo ja, welke risico’s onderscheidt u, hoe worden deze voor zowel het Nederlandse als het Duitse deel van de benodigde investeringen ingeschat en wilt u daarbij ook specifiek ingaan op het reguleringsrisico in beide landen?
De Tweede Kamer is in 2009 (aankoop van het Duitse Transpower) en 2016 (kapitaalstorting Nederlandse deel TenneT) geïnformeerd over de investeringen van TenneT. TenneT opereert in een gereguleerde omgeving, wat verplichtingen met zich meebrengt voor de onderneming. Zowel in Nederland als in Duitsland heeft TenneT de algemene plicht het elektriciteitsnet op zowel land als zee te onderhouden, uit te breiden en energiebronnen (zoals windparken op zee) hierop aan te sluiten.
Ik deel dat met investeringen risico’s gepaard gaan. Als de omvang van een investering boven de goedkeuringsdrempel ligt, wordt deze aan mij voorgelegd. Investeren is noodzakelijk voor het voortbestaan van bedrijven, ook voor staatsdeelnemingen. De risico’s van een investering hangen af van het type investering en kunnen verschillen per staatsdeelneming. Bij een investering van TenneT is het reguleringsrisico een relevant element om te toetsen. In de beantwoording van het schriftelijk overleg4 is uw Kamer over het reguleringsrisico bij TenneT geïnformeerd.
Deelt u de mening dat Tennet buitenproportionele risico’s loopt buiten Nederland?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat er gesprekken gaande zijn over deelname van Duitse partijen? Zo ja, zijn dit publieke partijen?
Klopt het dat Tennet overweegt naar de beurs te gaan om geld op te halen? Zo ja, wilt u ten aanzien van deze optie om een bij uitstek publieke dienst naar de beurs te brengen, per ommegaande laten weten dat het kabinet daarmee als enig aandeelhouder niet zal instemmen?
Wordt ook overwogen om het Duitse deel van het netwerk in Duitse publieke handen over te doen en zou dat niet de optimale oplossing zijn, zodat een publiek Duits netwerkbedrijf de Duitse publieke belangen voor energie- en leveringszekerheid draagt, en een publiek Nederlands bedrijf, Tennet dus, de Nederlandse?
Wat zouden redenen zijn om het Duitse deel niet af te bouwen? Moet er dan wellicht een verlies worden genomen op eerdere investeringen in Duitsland van Tennet?
Het bericht Hoofdpijn in je milieuhuis |
|
Alexander Kops (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Hoofdpijn in je milieuhuis»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat bewoners van aardgasvrij gemaakte woningen in de wijk Palenstein in Zoetermeer last hebben van hoofdpijn, benauwdheid, slapeloosheid en andere gezondheidsklachten, omdat er niet genoeg frisse lucht in de woning komt? Deelt u de conclusie dat de verduurzamings- en klimaatwaanzin niet alleen rampzalig voor de portemonnee en bovendien nergens goed voor is, maar nu óók de gezondheid van de bewoners schaadt?
Het is uiteraard zeer vervelend en onwenselijk als bewoners van gerenoveerde woningen gezondheidsklachten ervaren. Dan is er iets niet goed gegaan, want verduurzaming gaat juist goed samen met verhoging van het wooncomfort en een gezond binnenklimaat. Van de gemeente Zoetermeer, de betrokken woningcorporatie en ontwikkelaar heb ik begrepen dat de ventilatieproblemen (die er inderdaad waren) inmiddels zijn opgelost. De ontwikkelaar heeft de installaties in de woningen opnieuw ingeregeld. Vervolgens heeft GGD Haaglanden nieuwe metingen in de woningen verricht. Op basis van deze metingen classificeert GGD Haaglanden de ventilatie (CO2-waarden) in de gemeten woningen als goed. Op korte termijn worden ook de installaties in de overige woningen opnieuw ingesteld. Komende winter zal GGD Haaglanden in enkele woningen een controlemeting uitvoeren.
Waar (in welke wijken) spelen deze problemen nog meer? Wat gaat u, verantwoordelijk voor de verduurzamings- en klimaatellende, hieraan doen?
Ik heb op dit moment geen signalen dat deze problemen zich ook elders voordoen.
Deelt u de mening dat het ongehoord is dat woningcorporatie De Goede Woning de bewoners verwijt dat hun klachten «tussen de oren» zouden zitten, terwijl uit metingen van de GGD is gebleken dat het CO2-gehalte in de woningen wel degelijk te hoog is? Deelt u de mening dat de «noodzaak» tot het aardgasvrij maken van woningen tussen de oren van de klimaathysterici zit?
Volgens het betreffende artikel zou de ontwikkelaar gezegd hebben dat de klachten van bewoners «tussen de oren» zitten. De ontwikkelaar spreekt tegen deze uitspraken zo gedaan te hebben. De ontwikkelaar heeft aangegeven klachten van bewoners altijd serieus te nemen.
De noodzaak tot het aardgasvrij maken van woningen volgt uit de ambitie om als Nederland onze bijdrage te willen leveren aan het beperken van de opwarming van de aarde, en de wens om iedereen die woont en werkt in het aardbevingsgebied in Groningen nieuw perspectief te geven op een veilige leefomgeving.
Vindt u dat de nadelen van het aardgasvrij maken van woningen – zoals de gigantische kosten, de lasten voor de huurders, een afzichtelijke metershoge warmtepomp in de voortuin die bovendien lawaai maakt én nu dus ook gezondheidsklachten – werkelijk opwegen tegen een verwaarloosbaar «klimaateffect»?
Met de energietransitie in de gebouwde omgeving evenals de ambities in de andere sectoren wordt een effect van 49% CO2-reductie in 2030 beoogd voor Nederland. Dit is geen verwaarloosbaar klimaateffect. Hiermee wordt een belangrijke stap gezet in de energietransitie die samen met de bijdragen van andere landen de gewenste beperking van de opwarming van de aarde kan realiseren. De mogelijke nadelen van de energietransitie worden zoveel als mogelijk beperkt en de voordelen zoals een beter wooncomfort en binnenklimaat, en een lagere energierekening zoveel als mogelijk bevorderd. De energiebelasting wordt voor huishoudens verlaagd en financieringsmogelijkheden, zoals o.a. via het warmtefonds, worden verbeterd. Er wordt gewerkt aan een kostenreductie van 20–40% en er worden via innovatieprogramma’s kleinere, stillere en goedkopere warmtepompen ontwikkeld.
Het bereiken van een significant klimaateffect kan dus ook samengaan met voordelen voor eigenaar-bewoners en huurders. Bij de verduurzaming van sociale huurwoningen is het noodzakelijk dat de instemming van minimaal 70% van de bewoners nodig is om tot een renovatie te komen. Hiermee wordt geborgd dat er voldoende aandacht is voor de mogelijke nadelen in individuele gevallen en hoe daarmee om te gaan bij verduurzaming en renovatie.
Deelt u de mening dat warmtepompen ondingen zijn en er niets gaat boven een vertrouwde gasaansluiting? Bent u ertoe bereid het vervallen van de gasaansluitingsplicht terug te draaien en het aardgasvrij maken van de bestaande woningvoorraad te stoppen?
Nee, ik deel de mening niet dat warmtepompen ondingen zijn. Warmtepompen kunnen verwarmen in de winter en bieden ook mogelijkheden om te koelen in de zomer, en bieden een duurzaam alternatief voor aardgas. Ik bevorder via innovatieprogramma’s de ontwikkeling van warmtepompen die kleiner, zuiniger en stiller zijn, en stel ook wettelijke eisen aan het geluid dat warmtepompen mogen produceren.
De Tweede Kamer heeft per amendement de aansluitplicht voor nieuwbouw in de Gaswet geschrapt. Ik ben niet bereid dit terug te draaien, noch ben ik bereid te stoppen met het aardgasvrij maken van de bestaande woningvoorraad.
Deelt u de conclusie dat uw project «proeftuinen aardgasvrije wijken», waar de wijk Palenstein in Zoetermeer onderdeel van is, nu al heeft gefaald? Bent u ertoe bereid de bewoners niet langer als proefkonijnen voor uw duurzaamheids- en klimaatagenda te gebruiken en hier direct mee te stoppen?
Nee, ik deel deze conclusie niet en ik ben niet bereid te stoppen met de proeftuinen aardgasvrije wijken. De wijk Palenstein in Zoetermeer is één van de 27 geselecteerde proeftuinen aardgasvrije wijken. Belangrijk onderdeel hiervan is de leervraag hoe bewoners betrokken kunnen worden bij de wijkgerichte aanpak. De ervaringen en lessen van de NOM-renovatie in Palenstein zijn waardevol in het kader van de proeftuin. Deze lessen zullen door de gemeente Zoetermeer worden gedeeld met andere gemeenten in het bijbehorende Kennis- en Leerprogramma onder regie van de VNG. Zodoende kan de transitie naar aardgasvrije wijken steeds beter en (kosten)effectiever worden gerealiseerd en het draagvlak voor de energietransitie worden vergroot.
Branden in Aramese dorpen in Turkije |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Christelijke dorpen in Turkije geteisterd door brand»?1
Ja
Kunt u bevestigen dat de afgelopen weken diverse branden schade hebben aangericht in Aramese dorpen in de Turkse provincie Mardin die worden bevolkt door Oosterse christenen, en dat ook het eeuwenoude Mor Hananyoklooster werd getroffen?
De branden hebben schade aangericht aan de omgeving van Aramese, gemengde Aramees/Koerdische en Koerdische dorpen in de regio. De branden hebben de dorpen zelf niet bereikt. De rook van de branden is wel tot in de dorpen gekomen. Hetzelfde geldt voor het Mor Hananyo (of Deyrulzaferan) klooster: de landerijen eromheen zijn voor een groot deel afgebrand, maar de branden hebben het klooster zelf niet bereikt.
Beaamt u dat deze branden onderdeel lijken te zijn van systematische benadeling van, of aanvallen op Turkse christenen door middel van onder meer brandstichting, berovingen en dreigingen, waarbij Turkse autoriteiten niet altijd ingrijpen?
De ambassade in Ankara onderhoudt nauw contact met de Aramese gemeenschap en NGO’s die zich bezighouden met de rechten van minderheden in Turkije. Ook over deze branden is contact geweest met de Aramese gemeenschap enerzijds en de lokale Turkse autoriteiten anderzijds. Bovendien heeft Nederland dit onderwerp op hoog niveau onder de aandacht gebracht bij het Turkse Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Hieruit is de indruk ontstaan dat de autoriteiten zich hebben ingezet voor de bestrijding van de branden, en dat de bestrijding van de branden in deze regio niet substantieel lijkt af te wijken van hoe bosbranden in andere regio’s van Turkije in de afgelopen weken zijn bestreden.
In hoeverre is hier sprake van verwijtbare nalatigheid van Turkse autoriteiten, ook bijvoorbeeld inzake het onderhoud van elektriciteitsinfrastructuur in of rond deze dorpen?
De staat van de infrastructuur in en rond deze dorpen is vergelijkbaar met die in en rond andere plaatsen in het zuidoosten van Turkije.
Indien dit er sprake is van nalatigheid, veroordeelt u dit, en bent u bereid de negatieve gevolgen van de branden en andere bedreigingen aan te kaarten bij de Turkse overheid, juist gezien de van oudsher gemarginaliseerde positie van (Aramese) christenen in Turkije?
Mij is niet gebleken dat er sprake is van op de (Aramese) christenen gerichte nalatigheid. De positie van (Aramese) christenen wordt door Nederland met regelmaat aan de orde gesteld in contacten met de Turkse autoriteiten, als genoemd laatstelijk op hoog niveau naar aanleiding van de genoemde branden.
Het bericht 'Rijksvastgoedbedrijf biedt 825 hectare pachtgrond aan' |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Klopt het bericht dat het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) 825 hectare grond voor geliberaliseerde pacht gaat aanbieden?1 Zo ja, waarom is er gekozen voor deze pachtvorm? Zo nee, wat voor soort pacht wordt er aangeboden?
Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) biedt momenteel, via een openbare inschrijving, 42 kavels aan met een totale oppervlakte van 825 hectare grond. Alle kavels worden uitgegeven door middel van een geliberaliseerde pachtovereenkomst met een looptijd van twee tot maximaal zes jaar. Dit is conform het huidige beleid.
Daarnaast zal het RVB een deel van de niet-strategische agrarische gronden van de Staat in erfpacht uitgeven via een openbare inschrijving, zoals ik uw Kamer op 12 oktober 2018 reeds heb medegedeeld (Kamerstuk 24 490, nr. 25). De voorbereiding hiervoor is gestart. De eerste erfpachtcontracten zullen begin 2020 worden afgesloten.
Welke voorwaarden worden gesteld aan de pachter omtrent de bodemkwaliteit, de biodiversiteit en het klimaat?
Voor de gronden, die het RVB in geliberaliseerde pacht uitgeeft dan wel in erfpacht zal gaan uitgeven, worden voorschriften opgenomen in het pachtcontract, zoals een specifiek bouwplan. Daarnaast schrijft het RVB ook een analyse van de bodemkwaliteit voor, zowel aan het begin van de contractperiode als aan het einde. Bij erfpachtcontracten zal ook een tussentijdse inventarisatie van de bodemkwaliteit mogelijk worden. Met deze maatregelen beoogt het RVB een duurzaam gebruik van de grond te borgen.
Bij de herziening van het pachtstelsel speelt duurzaam bodembeheer een sleutelrol zoals aangegeven in de brief van de Minister van LNV aan uw Kamer van 23 mei 2018 (Kamerstuk 30 015, nr. 54). Zo wordt bezien hoe de uitgangspunten van duurzaam bodembeheer kunnen worden verankerd in het beleid voor uitgifte van rijksgronden door het RVB. Het RVB is daarnaast met brancheorganisaties en wetenschappelijke instanties in gesprek of de systematiek van uitgifte verder verbeterd kan worden. De verwachting is dat begin 2020 de eerste uitkomsten kunnen worden gepresenteerd.
Op welke manier gaat het RVB toezicht houden op de verpachte grond met het oog op de bodemkwaliteit, de biodiversiteit en de invloed van maatregelen op het klimaat?
Het RVB is privaatrechtelijk beheerder van de grond van de Staat en neemt in die hoedanigheid in de diverse pachtcontracten bepalingen op waaraan de pachter moet voldoen (zie ook mijn antwoord op vraag 2). De agrarische bedrijfsvoering dient verder te voldoen aan de relevante geldende wet- en regelgeving, het RVB ziet hierop toe. Indien het RVB constateert dat geldende wet- en regelgeving en/of de bepalingen in het specifieke pachtcontract niet worden nageleefd, wordt de betreffende partij in gebreke gesteld en wordt privaatrechtelijk gehandhaafd.
Hoe wordt de biodiversiteitsmonitor en de data uit de publiek-private samenwerking (PPS) Beter Bodembeheer meegenomen in de kwaliteitsbeoordeling?
De biodiversiteitsmonitor en de data uit de publiek-private samenwerking (PPS) Beter Bodembeheer zijn nieuwe ontwikkelingen die nog niet zijn meegenomen in de huidige kwaliteitsbeoordeling van het RVB. Het RVB is op dit moment een traject gestart (zie ook mijn antwoord op vraag 2) om de systematiek van uitgifte van de agrarische grond te verbeteren. Bezien zal worden of en wanneer de biodiversiteitsmonitor en de data uit de publiek-private samenwerking (PPS) Beter Bodembeheer ver genoeg ontwikkeld zijn om te worden meegenomen in de kwaliteitsbeoordeling.
In hoeverre past geliberaliseerde pacht binnen uw voornemen om kringlooplandbouw en bodemkwaliteit binnen het pachtbeleid te plaatsen?
Zoals aangegeven in de brief van de Minister van LNV van 23 mei 2018 aan uw Kamer (Kamerstuk 30 015, nr. 54) spelen kringlooplandbouw en bodemkwaliteit een rol in de herziening van het pachtstelsel, ook in het licht van de klimaatopgave. In de regel streeft de Minister van LNV het uitgeven van langlopende contracten na. Indien geliberaliseerde pachtcontracten toch worden uitgegeven, worden voorschriften opgenomen in het pachtcontract (zie ook het antwoord op vraag 2).
Op welke manier draagt deze geliberaliseerde pacht bij aan uw voornemen om met langdurige pacht de bodemgesteldheid te verbeteren, ook in het licht van de klimaatopgave?
Zie antwoord vraag 5.
Seksueel misbruik door tantramasseurs |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw antwoorden op de vragen van de leden Kuiken (PvdA) en Buitenweg (GroenLinks) over seksueel misbruik door tantramasseurs (antwoorden ontvangen 1 november 2018)? Kent u het bericht «De vrouwen vertrouwden hun tantramasseur volledig»? Kent u het bericht «Als tantra naar seksueel misbruik neigt: vijf oud-cursisten over The New Tantra»?1 2 3
Ja.
Wat is de stand van zaken van de aangekondigde publiekscampagne om de meldingsbereidheid bij slachtoffers van seksueel misbruik te vergroten en het zoeken van hulp te vergemakkelijken?
Dit najaar start de Minister voor Rechtsbescherming een publiekscampagne gericht op het vergroten van de meldingsbereidheid van slachtoffers van seksuele misdrijven. Naar verwachting zal de campagne drie jaar duren en van start gaan op 25 november 2019, de internationale dag voor de uitbanning van geweld tegen vrouwen.
In de campagne zullen de (anonieme) ervaringen van slachtoffers van seksueel geweld in beeld komen. Momenteel worden gesprekken gevoerd met slachtoffers die bereid zijn ervaringen te delen. De verhalen van deze slachtoffers zullen worden verwerkt in de campagne.
Weet u inmiddels hoeveel meldingen en aangiften er het afgelopen jaar tegen tantramasseurs zijn gedaan wegens delicten die onder seksueel misbruik geschaard kunnen worden? Zo ja, in hoeveel gevallen heeft dit tot vervolging, respectievelijk strafrechtelijke sancties geleid?
Uit gegevens van de politie blijkt dat er sinds 1 januari 2018 vijf keer aangifte is gedaan van seksueel misbruik waarbij een tantramasseur of -therapeut is betrokken. In twee gevallen is het strafdossier ter beoordeling ingezonden naar het OM. In beide gevallen is overgegaan tot vervolging. De twee zaken zijn momenteel onder de rechter.
Weet u inmiddels hoeveel meldingen er bij de Centra voor Seksueel Geweld tegen tantramasseurs zijn gedaan? Zo ja, hoeveel meldingen zijn dit? Zo nee, waarom niet?
Overall zijn er in 2018 3.250 meldingen gedaan bij de Centra voor Seksueel Geweld (CSG). Het is niet bekend of er meldingen zijn gedaan van seksueel geweld door tantramasseurs, omdat de CSG dergelijke informatie niet registreren. De CSG leveren medische en psychische hulp aan slachtoffers van seksueel geweld, en richten zich niet op het registreren van de identiteit van daders.
Acht u het nodig om ter wille van het krijgen van beter inzicht in de problematiek van tantramisbruik meer informatie te krijgen over het aantal meldingen en aangiften? Zo ja, waarom en hoe gaat u hier voor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Slachtoffers van seksueel misbruik moeten altijd in staat zijn om melding en aangifte te doen. Zedenmisdrijven hebben doorgaans grote impact op slachtoffers. Slachtsoffers van seksueel misbruik door tantramasseurs kunnen terecht bij een van de Centra voor Seksueel Geweld, en zij kunnen een melding doen bij het Meldpunt Tantramisbruik. Ook kunnen zij aangifte doen bij de politie. Bij de politie zijn gespecialiseerde zedenrechercheurs die goed contact hebben met de oprichters van het Meldpunt Tantramisbruik.
Gelet op het beperkt aantal meldingen en aangiften, zie ik op dit moment geen aanleiding tot additionele maatregelen om de problematiek nog nader in kaart te brengen dan nu al het geval is.
In hoeverre verrichten tantramasseurs therapeutische handelingen met de intieme delen? Zijn deze masseurs altijd (para)medische professionals, zoals artsen, verloskundigen of bekkenfysiotherapeuten die dergelijke handelingen mogen verrichten? Zo nee, wat kunnen de juridische gevolgen voor tantramasseurs zijn die niet tot deze beroepsgroep behoren en deze handelingen toch verrichten?
Het beroep van tantramasseur is geen wettelijk beschermd beroep. Iedereen mag het beroep uitvoeren. Wie tantramassages geeft, moet zich te houden aan de algemene wettelijke normen.
In het verleden is onderzocht of de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) mogelijkheden biedt om toezicht te houden op tantramasseurs (zie: Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1712). De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft geconcludeerd dat de activiteiten van tantramasseurs niet vallen onder de reikwijdte van de Wkkgz, en daarmee niet onder het toezicht van de Inspectie.
Slachtsoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag door tantramasseurs wordt geadviseerd aangifte te doen bij de politie.
Is het mogelijk dat gemeenten slechts vergunningen aan tantramasseurs verlenen onder de voorwaarde dat het een (para)medische professional is die zich moet houden aan de protocollen van een beroepsgroep? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? En zo nee, acht u het wenselijk en mogelijk dat bij wet wordt geregeld dat het geven van tantramassage, ook buiten de prostitutiesector, vergunningplichtig wordt met als voorwaarde dat er sprake moet zijn van een erkende beroepsvereniging?
Onder de geldende wet- en regelgeving is er geen vergunning vereist voor de uitoefening van het beroep van tantramasseur. Het beroep van tantramasseurs is geen wettelijk beschermd beroep. Het verlenen van een vergunning aan tantramasseurs onder voorwaarde dat zij (para)medische professionals zijn, is dan ook niet mogelijk. Een vergunning is wel vereist als een tantramasseur bedrijfsmatig en uitdrukkelijk seksuele handelingen verricht, omdat er dan feitelijk sprake is van prostitutie.
Ik zie momenteel geen aanleiding om het beroep van tantramasseur wettelijk te reguleren. Slachtsoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag door tantramasseurs wordt geadviseerd aangifte te doen bij de politie. Als een tantramasseur wordt veroordeeld voor seksueel misbruik, kan de rechter een beroepsverbod opleggen.
Beschikt u inmiddels wel over informatie over de aard en omvang van de maatregelen die gemeenten nemen tegen tantramasseurs? Zo ja, kunt u die informatie met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Nee. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft geen signalen ontvangen dat er sprake is van structurele problematiek rondom tantramasseurs.
Deelt u de mening van de in het tweede bericht genoemde vertegenwoordiger van de politie dat «de beschreven gang van zaken bij The New Tantra «ontzettend op het randje»» is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Seksueel grensoverschrijdend gedrag is altijd onacceptabel. Elk geval van seksueel misbruik is er één teveel. Zoals ik heb toegelicht in mijn brief van 24 november 2017 (Kamerstuk 34 843, nr. 1) en in eerdere antwoorden op Kamervragen van het lid Kuiken (Aanhangsel Handelingen 2018–2019, nr. 495), is ongewenst seksueel gedrag tussen volwassenen strafbaar als er sprake is van dwang.
Ik acht het van groot belang dat slachtoffers van seksueel misbruik hiervan melding doen. Het is dan ook goed dat is geadviseerd om melding te doen van mogelijk seksueel misbruik bij The New Tantra. De politie heeft evenwel bevestigd dat zover bekend, de oproep tot op heden niet heeft geleid tot aangiftes.
Heeft het advies om melding te doen van seksueel misbruik bij The New Tantra tot meldingen en/of aangiftes geleid? Zo ja, hoeveel meldingen en/of aangiften betreft dit en wat is de aard daarvan?
Zie antwoord vraag 9.
Het bericht Paula (79) en Wiggert (82) in stress door ‘gedwongen’ verduurzaming |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Paula (79) en Wiggert (82) in stress door «gedwongen» verduurzaming»?1
Ja
Hoe reageert u op het trieste verhaal van deze ouderen, wier appartement in de Haagse wijk Leyenburg volgend jaar door woningcorporatie Vestia volledig van het gas wordt afgekoppeld? Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat daardoor hun appartement – waarin zij zélf in overleg met Vestia veel hebben geïnvesteerd – wekenlang in een bouwput zal veranderen, dat zij géén vervangende woonruimte krijgen aangeboden, dat hun huurprijs zal stijgen én dat zij door deze gedwongen verduurzaming nu al compleet in de stress zitten?
Ik vind het zeer vervelend voor deze bewoners dat zij stress ervaren door de voorgenomen renovatie van hun woning. Renovaties kunnen uiteraard overlast met zich meebrengen voor zittende bewoners. Dat geldt in het bijzonder oudere bewoners omdat zij veelal vaker thuis zijn.
Uit informatie van de verhuurder blijkt dat de woningen momenteel al zijn aangesloten op het warmtenet van Den Haag. De woningen zijn dus al geruime tijd aardgasloos voor wat betreft de verwarming. Nu is het voornemen ook het gas voor koken en warm tapwater af te koppelen, en daarnaast de gevels en de plafonds van de bergingen te isoleren en de ventilatie in de woningen te verbeteren. De huurder kan zijn instemming aan deze ingrepen mede afhankelijk maken van de huurverhoging die de verhuurder aan deze woningverbetering wil verbinden. Huurders kunnen hun instemming ook afhankelijk stellen van aspecten zoals eventuele overlast gedurende de werkzaamheden en de verwachte lagere energierekening na voltooiing van de werkzaamheden. Uit het bericht maak ik op, dat de verhuurder van plan is om hierover in gesprek te gaan met de huurders.
In veel gevallen leidt de bespreking met de huurders ertoe dat de verhuurder bewoners de ondersteuning biedt die zij nodig hebben, zoals hulp voor oudere bewoners bij het verplaatsen van spullen of het beschikbaar stellen van een logeeradres voor wie door persoonlijke omstandigheden (zoals gezondheid) een korte periode niet in zijn of haar eigen woning kan slapen.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat ouderen – die hun hele leven keihard hebben gewerkt en nu van hun rustige oude dag willen genieten – als «proefkonijn» voor uw duurzaamheids- en klimaatagenda worden ingezet, daarnaast worden afgescheept met een niet-afdoende luttele vergoeding van een paar honderd euro en het vervolgens kunnen uitzoeken?
Ik herken het beeld niet dat ouderen als «proefkonijn» voor de duurzaamheids- en klimaatagenda, worden afgescheept met een niet-afdoende luttele vergoeding van een paar honderd euro en het vervolgens kunnen uitzoeken.
De woningen uit het bericht zijn al op een warmtenet aangesloten en worden nu voor het koken en warm tapwater ook aardgasloos gemaakt. Dat gebeurt op veel plaatsen in Nederland. De bewoners in dit complex worden daarbij niet aan hun lot overgelaten. Uit informatie van de verhuurder maak ik op dat bewoners een ongeriefsvergoeding ontvangen voor het ongemak tijdens de werkzaamheden. Daarnaast zal de verhuurder met de bewoners afspraken maken over de keuken die zij zelf hebben geplaatst. Desgewenst krijgen alle bewoners een nieuwe elektrische kookvoorziening en een pannenset. Wie liever zelf een nieuwe kookplaat kiest, ontvangt een vergoeding hiervoor als tegemoetkoming voor de vervangingskosten.
Hoe garandeert u dat deze «proefkonijnen» niet – net als bewoners van recent aardgasvrij gemaakte woningen in Zoetermeer2 – in een praktisch luchtdicht gemaakte woning zullen terugkeren met gezondheidsklachten tot gevolg?
De situatie in Zoetermeer is niet vergelijkbaar met die in Leyenburg. De desbetreffende woningen in Zoetermeer zijn Nul-op-de-meter-woningen. De ventilatieproblemen in deze woningen zijn inmiddels opgelost. De genoemde woningen in Leyenburg gaan weliswaar van het aardgas af en de gevels worden beter geïsoleerd, maar dat levert geen energieneutrale woningen op. Gezondheidsklachten als gevolg van onvoldoende ventilatie zijn hier niet te verwachten. De ventilatie wordt juist verbeterd.
Deelt u de mening dat het compleet openbreken van een appartement, waarin door de bewoners zélf veel geld is gestoken, allesbehalve «duurzaam» is?
Er is geen sprake van het compleet openbreken van het appartement. Het is op zichzelf niet duurzaam als recent aangebrachte voorzieningen ongedaan worden gemaakt. Het is wél mogelijk dat door deze ingrepen, waarbij sprake is van een beperkte desinvestering, een woning weer voor tientallen jaren op duurzame wijze geëxploiteerd kan worden.
Bent u ertoe bereid woningcorporatie Vestia tot de orde te roepen en ervoor te zorgen dat deze hele verduurzamingsellende niet doorgaat?
Nee. De toegepaste verbouwing past in de uitvoering van afspraken die met de huursector zijn gemaakt, zoals het Convenant energiebesparing huursector.
De uitvoering van renovaties in huurwoningen is een zaak van verhuurders, in dit geval van Vestia. Het Rijk stelt aan de hand van de bouwregelgeving kaders ten aanzien van ventilatie en isolatie. Het ligt niet in mijn rol om corporaties hierover tot de orde te roepen, noch is daar aanleiding toe.
Zijn er andere, vergelijkbare complexen waar ouderen als duurzaamheidsproefkonijn worden ingezet? Hoeveel ouderen zitten momenteel in de duurzaamheidsstress?
Het is duidelijk dat ook oudere bewoners zijn betrokken bij projecten waarin energiebesparende maatregelen worden genomen. Over het aantal daarvan heb ik geen gegevens. Er zijn mij geen andere gevallen bekend van ouderen die vanwege een renovatie in de duurzaamheidsstress zitten.
Het nieuwe record: ministeries geven 25 miljoen euro uit aan inhuur landsadvocaat |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat ministeries in 2018 een recordbedrag hebben uitgegeven aan het inhuren van de landsadvocaat, namelijk 25 miljoen euro? Hoe verklaart u deze toename?1
Voorop staat dat het de taak van de overheid is om spaarzaam om te gaan met overheidsgelden. In dat licht wordt er ook kritisch gekeken naar de kosten die gemoeid zijn met het inhuren van de landsadvocaat. Het merendeel van de juridische aangelegenheden wordt binnen de ministeries zelf afgehandeld. Niettemin maken alle ministeries ook gebruik van de diensten van de landsadvocaat. Het grootste deel van de zaken waarin de landsadvocaat wordt ingeschakeld, betreft civiele procedures waarin vertegenwoordiging door een advocaat wettelijk verplicht is. Naast deze civiele procedures, wordt de landsadvocaat soms ook ingeschakeld in bestuursrechtelijke zaken. Bijvoorbeeld daar waar de bijzondere expertise van de landsadvocaat gewenst is. Het is moeilijk aan te geven waarom de kosten van inhuur van de landsadvocaat in 2018 hoger zijn uitgevallen dan in voorgaande jaren. Een mogelijke verklaring kan worden gevonden in het feit dat procedures complexer zijn geworden. Daarnaast zijn deze kosten soms ook incident gedreven. Uit het top 10- overzicht van zaken met hoge uitgaven aan de landsadvocaat volgt bijvoorbeeld dat er dit jaar veel kosten gemoeid zijn met het advies voor het project GrIT van Defensie en de herziening Gasgebouw bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Als uitgangspunt geldt echter dat de Staat en zijn bestuursorganen ervoor zorg dragen dat voldoende juridische deskundigheid aanwezig is binnen de rijksoverheid, zodat gepaste terughoudendheid kan worden betracht bij het inschakelen van de landsadvocaat en andere externe juridische bijstandsverleners in zaken waarin bijstand niet in de wet is voorgeschreven. Een aantal ministeries en uitvoeringsorganisaties heeft eigen advocaten in dienst, zodat ook voor de verplichte procesvertegenwoordiging in veel voorkomende civiele zaken niet langer in alle gevallen van externe juridische dienstverlening gebruik gemaakt hoeft te worden. Ook wordt binnen de juridische functie van het Rijk samengewerkt en over en weer een beroep op elkaar gedaan bij sommige gecompliceerde adviesvragen om een onnodig beroep op de landsadvocaat te voorkomen.
Vindt u deze ontwikkeling, dat meer dan ooit is uitgegeven aan de landsadvocaat, niet ongewenst? Zo nee, waarom niet?
Natuurlijk is het belangrijk om de kosten voor inhuur van de landsadvocaat zo laag mogelijk te houden. Daar wordt zoals u bij het antwoord op vraag 1 kunt lezen ook het nodige aan gedaan. Zoals aangegeven betreft het grootste deel van de zaken waarin de landsadvocaat wordt ingeschakeld civiele procedures waarin vertegenwoordiging door een advocaat wettelijk verplicht is. Voor het volledige beeld mag bovendien niet onvermeld blijven dat de Staat in het overgrote deel van de procedures als gedaagde optreedt. In dergelijke procedures wordt het in het belang van Nederland geacht om verweer te voeren.
Hoe kunt u uitleggen dat nu een nieuw record wordt gevestigd aan uitgaven door ministeries aan de landsadvocaat, onder andere om te procederen tegen burgers, terwijl al jaren onvoldoende geld naar de rechtsbijstand van diezelfde burgers gaat?
Zoals ik heb geantwoord op vraag 1 en 2 wordt kritisch gekeken naar de kosten die gemoeid zijn met de inhuur van de landsadvocaat en zijn de kosten met name gemaakt in civiele procedures waarbij vertegenwoordiging door een advocaat verplicht is en waarin de overheid als gedaagde partij optreedt. De inzet van de landsadvocaat enerzijds en het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand anderzijds zijn echter twee in hun aard verschillende zaken. Het stelsel van rechtsbijstand voorziet in een subsidie voor burgers die minder draagkrachtig zijn. Daarvoor geldt een bepaald tarief. Gelet op artikel 42a Wet op de rechtsbijstand en artikel 5 van het Subsidiebesluit Raad voor Rechtsbijstand worden op basis van de begroting van de Raad voor Rechtsbijstand jaarlijks voorschotten verstrekt. Hierbij wordt rekening gehouden met de ontwikkelingen in het volume van de toevoegingen en piketregelingen. Advocaten zijn vrij in hun keuze om voor dit tarief al dan niet hun diensten aan te bieden. De rechtsbijstand die de Staat afneemt van de landsadvocaat is geen subsidie. Het is een dienst die moet worden ingekocht. Daarom wordt de landsadvocaat tegen een marktconform tarief vergoed.
Staat deze toename van uitgaven aan de landsadvocaat daarnaast niet haaks op uw plannen om als overheid juist minder te juridiseren en te procederen, juist een van de onderdelen van uw omstreden plannen voor de stelselherziening van de gesubsidieerde rechtsbijstand die wel op steun kan rekenen?
De kosten voor de inhuur van de landsadvocaat staan gelet op het antwoord op bovenstaande vragen niet haaks op wat ik in de contourennota rechtsbijstand heb aangegeven, namelijk dat het terugdringen van onnodige juridisering begint bij de overheid die zelf het goede voorbeeld moet geven. Daarbij is met name het bestuursrecht een belangrijke inhoudelijke prioriteit. De overheid is wederpartij in circa 60 procent van de zaken waarin gesubsidieerde rechtsbijstand wordt verleend. Deze 60 procent is als volgt opgebouwd: 13 procent asiel- en vreemdelingenzaken, 29 procent strafrechtzaken, 7 procent BOPZ en 11 procent overig bestuursrecht. Het kabinet wil het aantal onnodige procedures in het bestuursrecht, waaronder procedures waarin sprake is van rechtsbijstand, terugdringen. Het aanpassen van procedeergedrag van de overheid en het voorkomen van onnodig procederen vragen om inzicht in de complexe dynamiek en samenhangende factoren die kunnen aanzetten tot het procederen tegen overheidsbesluiten. Dit aanpakken vraagt om een brede samenwerkingscoalitie en om het bundelen van denkkracht. Binnen de aanpak is onder meer sprake van aandacht voor (rijks)beleid en wet- en regelgeving enerzijds en voor procedeergedrag van overheden anderzijds. Daarnaast is er aandacht voor betere communicatie en passend contact. In mijn brief van 12 juli jl. heb ik dit toegelicht.
Hoe verklaart u dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid koploper is als het gaat om het inhuren van de landsadvocaat, namelijk voor 5,5 miljoen euro?
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is met haar zbo’s, agentschappen, diensten en taakorganisaties als het OM en de politie één van de grootste ministeries van Nederland. In dat licht is het niet vreemd dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid meer dan andere departementen uitgeeft aan de inhuur van de landsadvocaat. De uitgaven van het Ministerie van Justitie en Veiligheid aan de landsadvocaat voor het jaar 2018 waren overigens lager dan in voorgaande jaren (2014–2017).
Hoe verklaart u de forse stijging aan uitgaven bij het Ministerie van Defensie, die nu op twee staat?
De forse stijging aan uitgaven bij het Ministerie van Defensie is primair te wijten aan ondersteuning in het kader van de aanbesteding van het project Grensverleggende IT (GrIT), een bijzonder groot en complex IT-project, waarbij de complete IT-infrastructuur van Defensie wordt vervangen. Om alle ontwikkelingen in de IT-markt te kunnen volgen en door te vertalen naar moderne IT heeft Defensie met GrIT gekozen voor een intensieve samenwerking met de markt, waarbij Defensie wel zelf de regie houdt. Deze vorm van publiek- private IT-samenwerking op deze schaal is nieuw in Nederland en vraagt om extra juridische aandacht. Defensie beschikt weliswaar over veel juridische kennis, alleen op dit specifieke vlak is de kennis niet voldoende. Gezien de omvang en het belang van dit project maakt Defensie daarom gebruik van de specifieke kennis van de landsadvocaat. Daarnaast hebben zaken op het gebied van personenschade (bv. chroom-6 zaken, PTSS-zaken veteranen, letselschade), onrechtmatige daad (bv. zaken gerelateerd aan Nederlands Indië en Srebrenica), pensioenrecht (bv. AOW-gat, overgang van eindloonstelsel naar middelloonstelsel) en aan aantal kort gedingen naar aanleiding van aanbestedingen tot extra kosten geleid. De landsadvocaat is ingeschakeld als procesvertegenwoordiger of als adviseur omdat de benodigde kennis en capaciteit niet aanwezig is binnen Defensie.
Klopt het dat het bedrag van 25 miljoen euro dat aan de landsadvocaat wordt uitgegeven nog los staat van de juridische kosten die binnen de ministeries worden gemaakt? Zo ja, hoe hoog zijn deze kosten? Kunnen deze ook in een overzicht per ministerie worden verstrekt, zodat het totaal kan worden vastgesteld?
Naast de kosten die aan de landsadvocaat worden besteed, worden nog overige kosten voor externe inhuur van juridisch advies gemaakt. U kunt een groot gedeelte van deze kosten terugvinden in de bijlagen bij de jaarverslagen van ieder ministerie onder de post externe inhuur juridisch advies.2 Onder deze post valt voor de meeste departementen onder andere de overige advocatenkosten, de inhuur van advisering bij de voorbereiding van (specialistische) wet- en regelgeving en juridisch advies over bestaande regelgeving en het inhuren van juridische capaciteit voor de reguliere processen waar extra personele capaciteit op nodig is. Bijvoorbeeld om achterstanden bij bezwaar weg te werken of tijdelijk een zieke werknemer te vervangen. Voor het jaar 2018 valt het volgende schematische overzicht te geven. De bedragen zijn afgerond op miljoenen euro’s.3
Ministerie
Overige kosten externe inhuur juridisch advies jaarverslagen 2018
Algemene Zaken
0.4
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2.6
Buitenlandse Zaken
1.2
Defensie
0.3
Economische Zaken en Klimaat
3.21
Financiën
0.52
Infrastructuur en Waterstaat
2.5
Justitie en Veiligheid
2.7
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
-
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
0.23
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
0.2
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
0.3
Totaal
14.1
In het jaarverslag van Economische Zaken bijlage 3 externe inhuur staat dat hierin tevens is opgenomen de kosten voor externe inhuur juridisch advies van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
De kosten van Financiën voor de verplichte procesvertegenwoordiging in invorderingszaken door de Rijksadvocaat en de kosten voor juridisch advies met betrekking tot het Staatsdeelnemingenbeleid (in het bijzonder de kosten voor de juridische afwikkeling van de maatregelen in het kader van de kredietcrisis) worden op de begroting van Financiën verantwoord op het beleidsartikel waarop het betrekking heeft en bedraagt per jaar: € 5.0 mln. (2018), € 5.2 mln. (2017), € 5.8 mln. (2016), € 4.8 mln. (2015) en € 5.6 mln. (2014).
In deze post is voor OCW niet meegenomen de kosten van de huisadvocaat van het agentschap DUO. De kosten hiervoor bedragen in 2018 € 38.089,17.
Hoe hoog zijn de kosten rondom het stopzetten van de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst precies? Kunnen daarbij ook de gemaakte kosten in het jaar 2019 tot nu toe worden meegenomen? Hoeveel rechtszaken lopen er nog tegen ouders of gastouderbureaus? Is de landsadvocaat daarbij betrokken? Zo ja, in hoeveel zaken?
Zoals de Staatssecretaris van Financiën op 20 september 2019 heeft geantwoord op vragen van de heer Azarkan (2019Z15262, vragen 18 en 19 en 22) ging het op die datum om 10 procedures in het kader van CAF 11 en om 20 rechtszaken die betrekking hebben op de overige CAF-zaken. Tot medio augustus 2019 is er in CAF 11 zaken circa € 4.600 griffierecht vergoed. De kosten van de landsadvocaat tot en met de maand juni 2019 bedragen € 405.000. Het gaat om het totaal van inzet van de landsadvocaat bij de verschillende afgesloten en nog lopende bestuursrechtelijke procedures, de lopende procedure inzake de civiele schadeclaims en algemene advisering in het kader van CAF 11. Dit bedrag is afgerond op duizenden euro’s en omvat honoraria, kantoorkosten, verschotten en BTW.
Hoe is het mogelijk dat achteraf blijkt dat de Belastingdienst maar door bleef procederen terwijl dossiers onvolledig waren aangeleverd en bewijsstukken werden achtergehouden en de fiscus wist dat er weinig grond was om door te zetten? Kan hier sprake zijn van meineed? Kan onderzocht worden hoe hoog de ten onrechte gemaakte proceskosten in deze zaken rondom het stopzetten van de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst zijn?
Zoals de Staatssecretaris van Financiën op 20 september 2019 heeft geantwoord op vragen van mevrouw Leijten (2019Z15127, vraag 21 en 25), heeft hij in zijn brief van 11 juni 2019 aangegeven dat de wens te voldoen aan de maatschappelijke roep tot fraudebestrijding in combinatie met strikte regelgeving naar zijn opvatting heeft geleid tot het ontstaan van een «tunnelvisie». In het spanningsveld tussen fraudebestrijding en dienstverlening heeft de eerste de overhand gekregen. Deze «tunnelvisie» werd gestaafd door de uitkomsten van rechtszaken waarin de (juridische) interpretatie van wetgeving merendeels onderschreven werd. Meineed of valsheid in geschrifte betreft het opzettelijk verstrekken van onjuiste informatie. Er zijn geen aanwijzingen dat medewerkers van Toeslagen zich hieraan schuldig hebben gemaakt.
Hoe hoog zijn de kosten van de afwikkeling van de schadeverzoeken van de gaswinning in Groningen? Om hoeveel zaken ging het in 2018 en om hoeveel zaken tot nu toe in 2019?
De TCMG is in 2018 opgezet en heeft in 2018 een bedrag van € 7,6 miljoen aan schade uitgekeerd. De schade uitkeringen en kosten van ondersteuning worden achteraf verhaald op NAM. De kosten van de TCMG zelf bedroegen in 2018 € 1,6 miljoen; deze kosten worden omwille van de onafhankelijkheid van de commissie gedekt door het Rijk.
In dit kader zijn ook uitgaven gedaan ten behoeve van de inzet van de landsadvocaat. De inzet van de diensten van de landsadvocaat is gericht op juridische ondersteuning bij het tot stand brengen van de organisatie en het uitvoeren van de operatie om de vele duizenden verzoeken op een goede en zo voortvarend mogelijke wijze af te handelen. Het doel is om burgers te ontzorgen bij het afhandelen van aardbevingsschade. Dit betekent onder meer dat de Groningers bij de TCMG terecht kunnen zonder verplichte advocaatstelling, zij geen kosten hoeven te maken voor het inschakelen van deskundigen en kunnen vertrouwen op een rechtvaardige afhandeling van aardbevingsschade. In 2018 bedroegen de in dit verband aan de landsadvocaat betaalde kosten € 966.445 en in 2019 (tot en met 16 september 2019) € 2.134.692.
In totaal zijn er 36.500 schadeverzoeken ingediend bij de TCMG, gedurende 2018: 20.044 en tot 1 september 2019: 16.454. Op de website van de TCMG (https://www.schadedoormijnbouw.nl/cijfers) staat actuele informatie over de schadeafhandeling, met onder meer een online overzicht van de aantallen schadeafhandelingen, schade-opnames, besluiten, het aantal meldingen acuut onveilige situaties (AOS) en de voortgang in afhandeling.
Bij de Rechtbank Noord-Nederland liepen in 2018 5 civiele procedures en in 2019 3 civiele procedures tegen NAM, EBN en de Staat. In 2018 bedroegen de aan de landsadvocaat betaalde kosten voor vertegenwoordiging in deze procedures € 54.406; in 2019 (tot en met 30 augustus 2019) € 56.460.
Wat is de aard van deze zaken? Gaat het om fysieke schade, immateriële schade of waardedaling? Kan dit uitgesplitst worden?
De bij de TCMG ingediende schadeverzoeken betreffen fysieke schade aan gebouwen en/of werken, immateriële gevolgschade en vergoedingen voor overlast aan gedupeerden.
De civiele procedures bij de Rechtbank Noord-Nederland betreffen verscheidene soorten schade met inbegrip van fysieke schade, immateriële schade en waardedaling.
Wat betekenen de excuses van de Minister-President, juist ook vanwege het feit dat bij de afhandeling van de schade door de gaswinning in Groningen de afgelopen jaren te veel nadruk is komen te liggen op juridische zekerheid, nu concreet voor de toekomst?2
De Minister-President heeft in het debat onder andere zijn excuses aangeboden voor het feit dat de nadruk in de afhandeling in het verleden te veel heeft gelegen op de precisie van de juridische zekerheid. Dit is ten koste gegaan van de snelheid.
In de afgelopen periode hebben de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, samen met de betrokken regionale en maatschappelijke partijen, gewerkt aan het publiekrechtelijk verankeren van zowel de schadeafhandeling als de versterkingsoperatie en het op afstand plaatsen van NAM. Voor het definitief op afstand plaatsen van NAM bij schadeafhandeling en de uitvoering van de versterkingsoperatie is een wettelijke regeling noodzakelijk. Het wetsvoorstel Tijdelijke Wet Groningen zoals dat onlangs is ingediend bij uw Kamer geeft invulling aan het eerste deel van de wettelijke regeling: de afhandeling van schade bij een op te richten Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG). Daarbij is voor wat betreft de schadeafhandeling volop ingezet op een versnelling. Zo heeft de TCMG bijvoorbeeld meer deskundigen geworven, het afhandelingsproces geoptimaliseerd en een aannemersvariant doorgevoerd. Daarnaast is in juli 2019 een eenmalige maatregel getroffen om het «stuwmeer» aan schademeldingen dat is ontstaan bij de afhandeling van aanvragen om schadevergoeding door de Commissie zo snel mogelijk weg te werken (Stcrt 2019, 38034).
Wat is de verwachting voor de komende jaren qua aantallen zaken en kosten van de afwikkeling van schadeverzoeken inzake de gaswinning in Groningen?
Het is op voorhand moeilijk in te schatten hoeveel schadeverzoeken door Groningers zullen worden ingediend bij de TCMG en IMG en hoeveel civiele procedures door Groningers zullen worden gestart bij de rechter.
Is steeds hetzelfde uurtarief voor de landsadvocaat gehanteerd? Zo ja, welk uurtarief was dat? Zo nee, wat was dan het gemiddelde gehanteerde uurtarief? En wat was het maximale uitgekeerde uurtarief?
Rijksbreed worden standaarduurtarieven gehanteerd. In 2018 was het laagste uurtarief voor advocaat-stagiaires (tarief II) € 165 en het hoogste uurtarief € 384 (partners). Het gemiddelde tarief in de landspraktijk in 2018 bedroeg € 294,98. Conform het landscontract worden deze tarieven verhoogd met 4,9% kantoorkosten en BTW.
Erkent u dat de Orde van Advocaten gelijk heeft dat «het schuurt dat de overheid steeds meer geld uitgeeft aan rechtszaken onder meer tegen burgers, terwijl er volstrekt onvoldoende budget beschikbaar wordt gesteld voor rechtsbijstand aan diezelfde burger»?3
Zoals ik heb geantwoord onder vraag 3 is er geen verband tussen de kosten die gemaakt worden ten behoeve van de landsadvocaat en het budget voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Het budget voor de rechtsbijstand wordt middels het prognosemodel justitiële ketens (PMJ) ordentelijk geraamd waarbij rekening gehouden wordt met de ontwikkelingen in het volume van de toevoegingen en piketregelingen. In de contourenbrief rechtsbijstand en in het antwoord op vraag 4 heb ik aangegeven dat het terugdringen van onnodige juridisering, op het terrein van bestuursrecht, begint bij de overheid die zelf het goede voorbeeld moet geven.
Vindt u het te rechtvaardigen dat ministeries volop dure advocaten inhuren waardoor een record aan uitgaven aan de landsadvocaat door ministeries is gevestigd, terwijl de toegang tot het recht voor grote groepen mensen onder druk staat, sociaal advocaten zwaar onderbetaald worden en kantoren failliet dreigen te gaan waarvan rechtszoekenden de dupe zijn? Zo ja, hoe rechtvaardigt u dit? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Zoals ik onder vraag 1 en 2 heb geantwoord behoort de overheid kritisch te kijken naar de kosten die gemoeid zijn met het inhuren van de landsadvocaat. Ik heb ook gezegd dat het grootste deel van de zaken waarin de landsadvocaat wordt ingeschakeld civiele procedures betreft waarin vertegenwoordiging door een advocaat wettelijk verplicht is en waarin de overheid veelal als gedaagde partij optreedt. Zoals ik heb geantwoord onder vraag 3 is er geen verband tussen de kosten die gemaakt worden ten behoeve van de landsadvocaat en het budget voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Ik ben het desalniettemin met u eens dat bestuursrechtelijke zaken waarin de overheid vooral procedeert als eisende of verzoekende partij eens goed tegen het licht moeten worden gehouden. Om die reden heb ik dan ook in het programma Rechtsbijstand het onderdeel Overheid in het bijzonder uitgelicht. Goede rechtsbijstand is cruciaal voor het functioneren van onze rechtsstaat. Daarom geven we jaarlijks € 400 mln. uit aan gesubsidieerde rechtsbijstand. Per hoofd van de bevolking behoren we daarmee tot de Europese top. Het is bijvoorbeeld twee keer zoveel als in België en drie keer zoveel als in Duitsland. De commissies Wolfsen en Van der Meer adviseren dat het stelsel beter kan worden georganiseerd. De drempel om informatie over juridische zaken te vragen is te hoog en informatie is voor mensen moeilijk vindbaar. Daarnaast worden problemen gejuridiseerd, terwijl de oplossing vaak niet alleen via de juridische weg wordt bereikt. Ook vergoedingen van advocaten blijven achter. Juist daarom werkt het kabinet aan een plan om de rechtsbijstand te verbeteren. Zo komt er betere informatie online voor iedereen. Er komen spreekuren in de wijken voor juridische vragen. We gaan verder meer doen om problemen aan de voorkant op te lossen om rechtszaken te voorkomen. Daarnaast zetten we dus ook in op het terugdringen van zaken vanuit de overheid, door meer met de menselijke maat te kijken naar problemen van mensen. Als er minder zaken zijn en het werk beter en slimmer georganiseerd wordt, kan de vergoeding per zaak weer omhoog. Zo kunnen sociaal advocaten een betere boterham verdienen voor dit werk.
Kunt u alle vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja. Zie het voorgaande.
Het bericht ‘Nieuwe inzichten in effect van neonicotinoïden op nuttige insecten’ |
|
Laura Bromet (GL) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nieuwe inzichten in effect van neonicotinoïden op nuttige insecten»?1
Ja.
Kunt u inzicht geven in hoeverre de uitkomsten van dit onderzoek de advisering van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) beïnvloeden en welk advies er aan de European Food Safety Authority (EFSA) gegeven gaat worden?
Deze publicatie handelt over de blootstelling aan de neonicotinoïden imidacloprid en thiamethoxam van enkele nuttige insecten (sluipwespen en zweefvliegen) via honingdauw. Deze insecten vallen in de risicobeoordeling van stoffen onder de categorie niet-doelwit arthropoden. De beoordeling van blootstelling van niet-doelwit arthropoden is momenteel gebaseerd op contactblootstelling aan de werkzame stof en niet op basis van het eten van honingdauw. Deze publicatie is dan ook van waarde om blootstelling van niet-doelwit arthropoden via honingdauw inzichtelijk te krijgen en in de toekomst mee te wegen.
Ook in het (nog niet vastgestelde) EFSA-bijenrichtsnoer wordt de blootstellingsroute via honingdauw nog niet meegenomen. Het Ctgb voert overigens bij de middelbeoordeling wél een risicobeoordeling uit voor de blootstelling van honingbijen aan honingdauw.
Het Ctgb heeft mij inmiddels toegezegd om op basis van deze publicatie er bij EFSA op aan te dringen om de blootstellingsroute via honingdauw op te nemen in beide beoordelingskaders, dus zowel in het beoordelingskader van niet-doelwit arthropoden als in het EFSA-bijenrichtsnoer. Het Ctgb heeft begin dit jaar, samen met andere lidstaten, bij de Europese Commissie al aangedrongen op een spoedige herziening van het beoordelingskader voor niet-doelwit arthropoden.
Kunt u inzicht geven in hoe het Ctgb rekening houdt met nieuw wetenschappelijk onderzoek dat nieuwe inzichten geeft in de toelating van bestrijdingsmiddelen?
Bij de Europese beoordeling van werkzame stoffen door lidstaten en EFSA wordt alle beschikbare wetenschappelijke informatie meegewogen. Wanneer een wetenschappelijk artikel wordt gepubliceerd wordt dit, indien relevant, meegenomen binnen de eerstvolgende (her)beoordeling van een werkzame stof. Indien uit de inhoud van het betreffende artikel blijkt dat een bestaand middel niet meer veilig voor mens, dier of milieu kan worden toegepast, dan kan het Ctgb direct ingrijpen in de betreffende toelating. Omdat het gebruik van de onderzochte neonicotinoïden in 2018 reeds drastisch is ingeperkt (Kamerstuk 27 878, nr. 421) tot gebruik enkel in kassen, acht het Ctgb een nadere herbeoordeling van deze neonicotinoïden niet nodig.
Onderschrijft u de conclusie van Wageningen University & Research (WUR) dat deze belangrijke studie opnieuw onderstreept dat «nieuwe gewasbeschermingsstrategieën ontwikkeld moeten worden die niet afhankelijk zijn van breedwerkende insecticiden zoals neonicotinoïden»?
Zoals in mijn visie gewasbescherming 2030 beschreven (Kamerstuk 27 858, nr. 449) moet er een omslag komen binnen de gewasbescherming door het centraal stellen van weerbare planten en teeltsystemen, waarbij de behoefte aan gewasbeschermingsmiddelen wordt verminderd. Door middel van een duurzame productie met weerbare planten en teeltsystemen krijgen ziekten en plagen veel minder kans en wordt het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zo veel mogelijk voorkomen.
Bent u bereid om op korte termijn het Ctgb de opdracht te geven ook de blootstelling aan neonicotinoïden via honingdauw in hun risicobeoordelingen mee te laten nemen en u ook sterk te maken om deze blootstelling via honingdauw op te laten nemen in de risicobeoordeling van de EFSA? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 2 en 3.
Bent u bereid het Ctgb en de EFSA te vragen naar een herbeoordeling van de op dit moment in Europa toegelaten neonicotinoïden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 3
Kunt u terugblikken op de Nederlandse inzet rond de invoering van het (inmiddels uitgeklede) bijenrichtsnoer in de context van deze nieuwe bevindingen?
Ik heb uw Kamer meerdere malen geïnformeerd over mijn inzet op het EFSA-bijenrichtsnoer (Kamerstuk 27 858, nrs. 446, 451 en 479). Deze publicatie laat zien dat de blootstellingsroute via honingdauw relevant is. Ik ben dan ook blij dat het Ctgb op basis van deze publicatie bij EFSA zal aandringen op het opnemen van deze blootstellingsroute in het bijenrichtsnoer.
Het zandprobleem op de Markerwaarddijk |
|
Helma Lodders (VVD), Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de artikelen «Markerwaarddijk tot zondagmiddag dicht» en «Maatregelen tegen zandoverlast op Markerwaarddijk»?1 2
Ja, deze artikelen zijn mij bekend.
Wat vindt u ervan dat de Markerwaarddijk, de verbindingsweg tussen Flevoland en Noord-Holland, al meerdere keren is afgesloten voor het wegverkeer en de laatste keer zelfs enkele dagen vanwege de zandverschuivingen?
Dit is erg vervelend. Rijkswaterstaat doet haar uiterste best om de wegafsluitingen, als gevolg van zandverstuivingen, zo snel mogelijk tot de verleden tijd te laten behoren. Er wordt nu een extra laag grond op de zandige oevers aangebracht om zandverstuiving tegen te gaan. Naar verwachting is dit in oktober afgerond.
Kunt u toelichten waarom er bij de dijkversterking gewerkt is met het aanbrengen van zand, terwijl Rijkswaterstaat dit als mogelijk grootste risico zag? Wat is de meerwaarde van zand op ecologisch, natuurlijk en economisch vlak?
Van Enkhuizen tot aan Trintelhaven, halverwege de dijk, is er sprake van versterking door middel van zandige oevers. Van Trintelhaven tot aan Lelystad wordt de dijk op traditionele wijze versterkt met breuksteen en gietasfalt.
Er is om verschillende redenen voor een versterking met zand op het eerstgenoemde deel gekozen. De voordelen wogen daarbij op tegen het risico op zandverstuiving. Om dit risico tegen te gaan zijn beheersmaatregelen getroffen en middelen gereserveerd voor eventuele aanvullende beheersmaatregelen. Deze aanvullende maatregelen zijn helaas nodig gebleken.
De redenen om voor een versterking met zand op het eerstgenoemde deel te kiezen, waren:
Met name argumenten a) en e) werden gewaardeerd door stakeholders uit de omgeving, zoals de Provincie Flevoland en Natuurmonumenten.
Welke alternatieven (in plaats van zand of combinatie met zand) zijn overwogen bij de dijkversterking?
Er zijn drie opties onderzocht om de Houtribdijk te versterken:
Deelt u de mening dat bij dit soort projecten de meest geschikte alternatieven gekozen dienen te worden waarbij er rekening gehouden wordt met de omstandigheden zoals in dit geval bijvoorbeeld de aanwezigheid van wind, het belang van de verbindingsweg tussen Flevoland en Noord-Holland en de kosten die zich voordoen bij calamiteiten zoals in dit geval het schoonmaken van de weg. Hoe is de afweging hierin gemaakt?
Ik deel de mening dat het meest geschikte alternatief gekozen dient te worden, waarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheden. Deze afweging is gemaakt in de milieueffectrapportage waarbij de verschillende alternatieven zijn beoordeeld op de milieueffecten.
Welke argumenten ten grondslag liggen aan de keuze om optie 1 (deels zand, deels steen) te verkiezen boven optie 2 (geheel steen) heb ik beantwoord in mijn antwoord op vraag 3. Dat is gekozen voor optie 1 ten opzichte van optie 3 (geheel zand) is een gevolg van de waterdiepte op het traject Trintelhaven – Lelystad. Voor het in zijn geheel uitvoeren van een versterking van de Houtribdijk met zandige oevers zou veel meer zand benodigd zijn, omdat de waterdiepte op het traject Trintelhaven – Lelystad groter is. Een zandige versterking zou daarom hier veel duurder zijn dan een versterking met breuksteen en gietasfalt.
Welke economische gevolgen heeft de wegafsluiting voor de regio?
De economische gevolgen van de wegafsluiting voor de regio zijn mij niet bekend.
Elke ongeplande wegafsluiting is er één te veel, vanwege de hinder die daarbij komt kijken zoals omrijden of het moeten wachten om de oversteek te maken. Rijkswaterstaat spant zich in om de overlast bij zandverstuivingen zoveel mogelijk te beperken. Zo worden in overleg met wegbeheerder Provincie Flevoland zo snel mogelijk veegmachines ingezet.
Rijkswaterstaat heeft zich ook gedurende de looptijd van de dijkversterking ingespannen om de bereikbaarheid maximaal te houden. Zo is er geen enkele geplande afsluiting van de N307 voorzien ten behoeve van de realisatie van het project. Ook heeft Rijkswaterstaat degenen die gebruik maakten van het fietspad op de Houtribdijk gefaciliteerd door een pendelbus in te stellen en door delen van het fietspad zo snel mogelijk weer open te stellen wanneer dit kon. Sinds eind juni van dit jaar is het fietspad weer volledig open gesteld.
Kunt u aangeven hoe u ervoor gaat zorgen dat de wegafsluitingen verleden tijd gaan zijn? Wanneer worden deze maatregelen uitgevoerd? Zijn deze maatregelen afdoende en heeft daar onderzoek naar plaatsgevonden?
Na het opspuiten van het zand voor de zandige oevers zijn er beheersmaatregelen tegen zandverstuiving ingezet. Deze beheersmaatregelen hebben echter niet afdoende gewerkt. Daarom is Rijkswaterstaat overgegaan op een extra beheersmaatregel: het aanbrengen van een extra laag grond op de zandige oevers. Het aanbrengen van de laag grond is gestart in juni van dit jaar en zal naar verwachting zijn afgerond in oktober. Deze laag houdt het zand op zijn plek.
Tot nog toe blijkt uit de praktijk dat het aanbrengen van de laag grond effectief is: op de delen waar grond is aangebracht, heeft met de recente storm geen verstuiving plaatsgevonden. Tot de tijd dat de laag grond is aangebracht over de gehele oppervlakte van de zandige oevers, blijft het risico voortbestaan dat zandverstuiving wederom plaatsvindt. Daarmee blijft er ook een kans bestaan dat wegbeheerder Provincie Flevoland bij extreme weersomstandigheden de keuze moet maken om de weg af te sluiten uit veiligheidsoverwegingen.
Op termijn zal reeds ingezaaid gras de functie van het tegengaan van zandverstuiving overnemen van de laag grond.
Het bericht dat AZ aan een ramp is ontsnapt |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Rudmer Heerema (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «AZ aan een ramp ontsnapt»?1
Ja.
Welke stappen gaat u nemen om dit in de toekomst te voorkomen?
Op dit moment is nog onduidelijk wat de oorzaak is geweest van het instorten van het dak van het AZ-stadion. Dit moeten de onderzoeken van Royal Haskoning/DHV (hierna Haskoning) en de Onderzoeksraad voor veiligheid (hierna Onderzoeksraad)uitwijzen. Zodra er meer bekend is, zal ik mij beraden op mogelijke stappen.
Wat is het tijdspad van het onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid? Bent u bereid om de uitkomsten mee te nemen in de bovenstaande stappen?
Het tijdspad is aan de Onderzoeksraad. Zodra het rapport door de Onderzoeksraad is aangeboden, zal ik uw Kamer een reactie hierop sturen.
Bent u bereid om per direct een landelijke inventarisatie te starten naar mogelijk gevaarlijke dakconstructies op alle stadions, deze bij te houden, en naar de Kamer te sturen? Bent u bereid om in deze inventarisatie ook alle soortgelijke gevaarlijke dakconstructies op andere gebouwen mee te nemen? En bent u bereid om in deze inventarisatie alle gebouwen die gebouwd zijn door hoofdaannemer Midreth mee te nemen?
Op dit moment is nog onduidelijk wat de oorzaak is geweest van het instorten van het dak van het AZ-stadion. Dit moeten de onderzoeken van Haskoning en de Onderzoeksraad uitwijzen. Zodra er meer bekend is, zal ik mij beraden of er landelijke actie nodig is bij andere bouwwerken.
Deelt u de mening dat er passende maatregelen getroffen moeten worden bij dakconstructies waar twijfel is over de dakconstructie en daarmee de veiligheid in stadions en/of andere gebouwen?
Dakconstructies van gebouwen moeten voldoen aan de constructieve veiligheidseisen van het Bouwbesluit. Het is aan gebouweigenaren te zorgen dat hieraan wordt voldaan en aan gemeente hierop toezicht te houden. Op dit moment is nog onduidelijk wat de oorzaak is geweest van het instorten van het dak van het AZ-stadion. Dit moeten de onderzoeken van Haskoning en de Onderzoeksraad uitwijzen. Hierna kan pas worden bepaald of er ook problemen bij andere gebouwen zijn te verwachten en of vervolgens maatregelen moeten worden genomen. In het geval dat een gebouweigenaar echter nu al gerede twijfel heeft of zijn dakconstructie voldoet of als sprake is ongerustheid bij de gebruikers van het gebouw, ligt het in de rede dat hij maatregelen neemt.
Hoe vaak moeten dakconstructies op gebouwen zoals stadions nu gecontroleerd worden en wie is daarvoor verantwoordelijk? Bent u bereid om naar aanleiding van het bericht dit weekend dat toezicht te verscherpen? Zo ja, hoe gaat u dat verscherpte toezicht vormgeven?
Vanuit de bouwregelgeving is er geen verplichting om periodiek de dakconstructies op gebouwen te controleren. De bouwregelgeving kent wel een algemene zorgplicht voor gebouweigenaren om te zorgen dat hun gebouw bij voortduur aan de voorschriften van Bouwbesluit voldoet. Het is aan gebouweigenaren om hier zelf invulling aan te geven. De gemeente is het bevoegd gezag als het gaat om toezicht op bestaande bouwwerken. De wijze waarop een gemeente dit invult, kan zij zelf beleidsmatig invullen. Burgemeester en Wethouders leggen hierover verantwoording af aan de gemeenteraad. Op dit moment is nog onduidelijk wat de oorzaak is geweest van het instorten van het dak van het AZ-stadion. Dit moeten de onderzoeken van Haskoning en de Onderzoeksraad uitwijzen. Hierna kan pas worden bezien welke maatregelen nodig zijn.
Bent u bereid om gemeenten die daaraan behoefte hebben te ondersteunen met expertise vanuit het ministerie bij het borgen van de veiligheid van hun stadions?
Mijn beeld is dat de gemeenten (of de betreffende omgevingsdiensten) in het algemeen voldoende deskundig personeel hebben of dat zij externe expertise inhuren. Dit is ook hun taak als bevoegd gezag. Ondersteuning vanuit de rijksoverheid is daarom niet nodig. Afhankelijk van de uitkomsten van Haskoning en de Onderzoeksraad zal ik nader bezien welke maatregelen vanuit de rijksoverheid nodig zijn.
Bent u bereid om naar aanleiding van het bericht dit weekend en de eerdere instorting van de parkeergarage in Eindhoven te overwegen om bij invoering van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen, de wet éérst te laten gelden voor de grotere en complexere bouwwerken in de gevolgklassen 2 en 3 zoals bijvoorbeeld stadions, en daarna pas voor bouwwerken in gevolgklasse 1 zoals bijvoorbeeld woningen, in plaats van in omgekeerde volgorde zoals nu is voorgenomen?
In de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen is op verzoek van de Tweede Kamer opgenomen dat bij de start de woningen (gevolgklasse 1) als eerste onder het stelsel zullen worden gebracht. Reden voor de Tweede Kamer om hierom te vragen was, dat bij de invoering en complexe overgang naar een nieuw stelsel zich bij deze categorie minder risico’s voor zullen doen dan bij complexere bouwwerken. Tijdens het debat met de Eerste Kamer over de Wet heb ik aangegeven, dat ik het wenselijk vind om ook via proefprojecten ervaringen op te doen met bouwwerken in gevolgklassen 2 en 3. Dit omdat zich juist in deze gevolgklassen de laatste tijd een aantal incidenten heeft voorgedaan.
Inmiddels hebben verschillende partijen, waaronder het Rijksvastgoedbedrijf, de afgelopen periode proefprojecten voor gevolgklassen 2 en 3 georganiseerd. Met de VNG bezie ik hoe nog meer proefprojecten in deze gevolgklassen kunnen plaatsvinden, zodat zo snel mogelijk na een succesvolle invoering van gevolgklasse 1 ook gevolgklassen 2 en 3 onder de werking van het nieuwe stelsel kunnen worden gebracht. Gemeenten maken overigens onder het huidige stelsel juist bij complexere bouwwerken al regelmatig gebruik van private partijen om de bouwkwaliteit te borgen. Dit omdat de noodzakelijke expertise voor het beoordelen van dergelijke bouwwerken niet bij alle gemeenten aanwezig is.
Daarbij is van belang dat met inwerkingtreding van de wet de verantwoordelijkheidsverdeling voor de bouwkwaliteit wordt aangescherpt. Vanaf dat moment is een aannemer aansprakelijk voor alle gebreken voor zover die aan hem zijn toe te rekenen, ook in de complexere bouwwerken onder gevolgklassen 2 en 3. Op basis van reeds uitgevoerde proefprojecten mag verwacht worden dat dit bouwbedrijven ertoe zal aanzetten dat zij hun verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van door hen uitgevoerde bouwprojecten scherper zullen invullen, door onder andere hun eigen interne kwaliteitscontroles op orde te brengen. In de voorbereiding op de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen zal ik hier aandacht aan besteden, waarbij ik ook de gevolgklassen 2 en 3 zal betrekken.
De steekpartij op klaarlichte dag bij het asielzoekerscentrum in Arnhem |
|
Geert Wilders (PVV), Emiel van Dijk (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht over een steekpartij in het asielzoekerscentrum in Arnhem?1
Ja.
Kunt u aangeven of de lichtgetinte verdachte inmiddels in de kraag is gevat, vast is gezet en klaar wordt gemaakt om het land te worden uitgezet? Zo nee, waar is deze verdachte nu, waarom zit deze nog niet vast en hoe heeft dit kunnen gebeuren?
Zoals u bekend ga ik niet in op individuele zaken.
Is voor u, net als voor vele Nederlanders, de maat inmiddels vol na het zoveelste geweldsincident van, voor en door asielzoekers? Zo ja, welke consequenties verbindt u aan deze meest recente geweldsuitbarsting?
Ieder incident is er één te veel en dit kabinet zet zich in om overlastgevende en criminele asielzoekers aan te pakken. Hiertoe wordt een breed palet aan maatregelen ingezet. Voor een uitgebreide uiteenzetting van deze maatregelen verwijs ik u naar de brieven die mijn voorganger en ik in dit kader eerder aan uw kamer hebben gezonden2. De individuele aanpak van personen die criminele gedragingen vertonen verloopt primair via het strafrecht.
Bent u bereid om het asielzoekerscentrum te sluiten en de buurt weer veilig maken voor omwonenden of kiest u ervoor hun kinderen, dochters en geliefden bloot te blijven stellen aan dergelijke risico’s?
Ik zie geen reden om het asielzoekerscentrum te sluiten. Op een COA opvanglocatie is 24 uur per dag en 7 dagen in de week begeleiding en/of beveiliging aanwezig. De begeleiding van het COA is gericht op het kennen van de bewoners om van daaruit gerichte begeleiding te kunnen bieden of gepaste maatregelen op te kunnen leggen. Die methodiek geeft de mogelijkheid om vroeg te kunnen reageren op signalen en indien nodig de-escalerend op te kunnen treden. Desalniettemin kan niet worden uitgesloten dat incidenten optreden.
Asielzoekers die in Nederland asiel aanvragen moeten zich houden aan de in Nederland geldende normen, waarden en wet- en regelgeving. Gedrag waarmee deze normen en waarden worden geschonden of overtreden dient aangepakt te worden en moet daarom leiden tot een maatregel. Bij een incident is het COA-beleid dat de dader, onafhankelijk van het strafrechttraject, direct een gepaste maatregel opgelegd krijgt. Dat kan variëren van een corrigerend gesprek tot een (tijdelijke) ontzegging van de opvangverstrekkingen, of een overplaatsing naar een extra begeleiding- en toezichtlocatie (EBTL).
Naast de begeleiding op de locatie vindt regelmatig overleg plaats tussen de gemeente, de politie en het COA om signalen van overlast of andere incidenten in de gemeente te bespreken. Ook vindt regelmatig casuïstiek overleg plaats tussen COA, IND, de politie en DT&V in het kader van terugkeer, en worden aanvragen van overlastgevers met voorrang behandeld ten behoeve van een zo snel mogelijke terugkeer.
Deelt u de mening dat het hoog tijd is dat de regering zijn gezonde verstand een keer gebruikt en ter bescherming van de Nederlandse samenleving een complete asielstop zou moeten worden ingevoerd? Zo nee waarom niet?
Nee. Het is staand kabinetsbeleid dat Nederland bescherming biedt aan mensen die daar recht op hebben. Nederland heeft zich hier in internationaal en Europees verband aan gecommitteerd. Ik zet in op korte procedures en snel vertrek van personen die niet in aanmerking komen voor een (asiel)vergunning.