Het terugtrekken van het Openbaar Ministerie (OM) uit een strafzaak wegens ‘belangen die beschermd moeten worden’ |
|
Michiel van Nispen |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «OM trekt zich om mysterieuze redenen terug uit strafzaak naar zware vechtpartij Groesbeek»?1
Dat de vervolging in de desbetreffende strafzaak niet kan worden voortgezet, is bepaald onbevredigend. Over de redenen kan in dit bijzondere geval helaas geen nadere opheldering worden gegeven zonder de noodzakelijke bescherming van zwaarwegende belangen in gevaar te brengen.
Vindt u dat het zomaar kan dat het OM zichzelf niet ontvankelijk laat verklaren in een strafzaak, die draait om een veroordeling in eerste aanleg voor poging tot doodslag tot maandenlange gevangenisstraffen, zonder te zeggen waarom en zonder dat het gerechtshof hierover kan oordelen?
Het feit dat het Openbaar Ministerie (hierna: OM) zich genoodzaakt voelt om in deze zaak het gerechtshof te verzoeken het OM niet ontvankelijk te verklaren in de vervolging acht ik, maar ook het OM zelf, bepaald onbevredigend. Dit gebeurt ook slechts bij zeer hoge uitzondering. Dat het OM geen openheid kan geven over de redenen daarvoor wordt direct ingegeven door de noodzaak om zwaarwegende belangen te beschermen. Zie daarover verder mijn antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat dit niet uit te leggen is aan de samenleving en het slachtoffer in het bijzonder, omdat de verdachten nu alsnog vrijuit gaan, maar ook omdat nu onduidelijk blijft wat hier fout is gegaan?
Het OM heeft mij geïnformeerd dat in de desbetreffende strafzaak een probleem is gerezen waardoor de bewijsvoering niet voldoet aan de eisen die daaraan moeten worden gesteld op grond van het Wetboek van strafvordering en EVRM. Dit probleem kon niet worden hersteld zonder dat zwaarwegende belangen van bij het strafproces betrokken partijen die bescherming verdienen zouden worden geschaad. Aangezien deze belangen nog steeds spelen kan door mij ook geen nadere uitleg worden gegeven over de onderliggende redenen; die belangen zouden door de uitleg direct worden geschaad.
Om wat voor «belangen» gaat het hier die «beschermd» moeten worden? Wie toetst of de redenering van het OM te rechtvaardigen is, dat het beschermen van deze belangen zwaarder weegt dan het informeren van het gerechtshof en de samenleving?
Zie mijn beantwoording bij vraag 3. Normaliter vindt de inhoudelijke toetsing plaats door de rechter. In het onderhavige geval heeft er geen inhoudelijke toetsing door de rechter plaats kunnen vinden, omdat het OM aan de rechter heeft verzocht het OM niet-ontvankelijk te verklaren in deze zaak omdat «belangen spelen die beschermd» moeten worden. Het OM heeft aangegeven de thematiek van deze casus te zullen inbrengen in de Reflectiekamer, zodat daarvan geleerd kan worden.
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk te beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat de politie niet mag noteren of zakkenrollers asielzoekers zijn |
|
Emiel van Dijk (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Politie mag niet noteren of zakkenrollers asielzoekers zijn»?1
Ja.
Op basis waarvan zou het niet mogelijk zijn om de verblijfstatus van verdachten te registreren?
De politie gaat de identiteit na van iedere verdachte. Het vaststellen van de identiteit van een verdachte geschiedt op basis van identiteitsdocumenten, documenten die daarmee verband houden en/of naam-, adres- en woonplaatsgegevens. Indien nodig voor de vaststelling van de identiteit van de verdachte wordt ook het systeem Basisvoorzieningen vreemdelingen (BVV) geraadpleegd, dit is een centrale ketentoepassing waarin alle basisgegevens van vreemdelingen in Nederland zijn opgeslagen.
Het vaststellen van de identiteit van een verdachte wordt in het kader van het strafrecht uitgevoerd. Om zicht te krijgen op welke personen betrokken zijn bij criminele activiteiten is het registreren van de verblijfsstatus niet relevant en om die reden is er voor de politie geen wettelijke grondslag voor het registreren van de juridische verblijfsstatus van verdachten.
Deelt u de mening dat het probleem met rovende en stelende asielzoekers in Amsterdam moet worden aangepakt en als het niet mogelijk zou zijn om de verblijfstatus van verdachten te registreren, dit dan geregeld moet worden? Zo ja, wat gaat u doen en per wanneer?
Los van de vraag of zich binnen de groep criminelen in Amsterdam waar het hier om gaat ook daadwerkelijk asielzoekers bevinden, wordt hard opgetreden tegen alle vreemdelingen die het met hun misdragingen verpesten voor de groep die recht heeft op bescherming. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en haar voorganger hebben hiertoe een breed palet aan maatregelen getroffen. Hierover is uw Kamer meerdere malen bij brief geïnformeerd.2 Een voorbeeld is het VRIS protocol, waarvan het doel is vreemdelingenrechtelijke gevolgen te verbinden aan door politie en justitie geconstateerde strafbare feiten. Zie voor de redenen waarom het registeren van de verblijfsstatus van verdachten door de politie niet noodzakelijk is, de antwoorden op de vragen 2 en 4.
En zo ja, bent u dan ook bereid om ervoor te zorgen dat de politie voortaan bij alle overtredingen en misdrijven noteert of dit een asielzoeker of illegale vreemdeling betreft om zo het probleem onder deze groep inzichtelijk te krijgen en op die manier ook beter aan te kunnen pakken? Zo nee, waarom niet?
Nee, het registreren van de verblijfstatus door de politie is niet noodzakelijk, gezien de politie in het eerdergenoemde systeem BVV de verblijfstatus al kan nagaan van een verdachte. Het registreren door de politie zou tot een extra werklast leiden, wat niet noodzakelijk is in het kader van het strafrecht.
Wel kan het koppelen van gegevens bijdragen aan de aanpak van fenomenen en/of trends. Zo wordt het binnenkort voor de politie inzichtelijk of een verdachte een asielzoeker is die voorkomt op de zogeheten Top-X lijst met de meest hardnekkige overlastgevende en/of criminele asielzoekers. Binnen de Top-X aanpak moet het binnen zowel de migratie- als strafrechtketen namelijk meteen duidelijk zijn dat een persoon op de zogeheten Top-X lijst voorkomt en daarmee afhankelijk van de problematiek kan rekenen op een individuele aanpak vanuit de migratie en/of strafrechtketen. Momenteel worden er in Noord-Nederland ervaringen opgedaan met de Top-X aanpak. De verwachting is dat de aanpak medio 2020 in heel Nederland is uitgerold.
En zo nee, deelt u de mening dat het probleem van rovende en stelende asielzoekers wordt verdoezeld?
Nee, zo biedt de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid onder andere jaarlijks uw Kamer de Rapportage Vreemdelingenketen (RVK) aan. Hierin wordt middels het incidentenoverzicht informatie verschaft over overlast en criminaliteit, waarvan asielzoekers verdacht worden.
Deelt u de mening dat asielzoekers die hier komen om te roven, stelen of zich op andere manieren crimineel gedragen, dienen te worden vastgezet net zo lang totdat ze kunnen worden uitgezet? Zo nee, waarom kiest u er dan voor om deze groepen de hand boven het hoofd te houden in plaats van onze samenleving te beschermen?
Allereerst kunnen asielzoekers, net als alle andere verdachten, in voorlopige hechtenis worden genomen, afhankelijk van het misdrijf waarvan zij worden verdacht.
Verder blijft vreemdelingenbewaring een ultimum remedium dat wordt opgelegd op basis van een afweging gebaseerd op de individuele omstandigheden. Het plegen van een strafbaar feit of het vertonen van overlastgevend gedrag is niet één van de gronden voor een bewaringsmaatregel, al kan het wel een rol spelen in de afweging. Wel acht ik het van belang om ook, in het licht van het regeerakkoord, de mogelijkheden voor de verwijdering en in bewaring stellen van vreemdelingen met strafrechtelijke antecedenten te versterken. Daarom ben ik verheugd dat de Europese Commissie het mogelijk wil maken om vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland zijn en een gevaar vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid, in bewaring te stellen om hun uitzetting voor te bereiden. Ik wijs er wel op dat de gesprekken met onder meer het Europese parlement nog tot een conclusie moeten komen.
Volledigheidshalve wijs ik er bovendien op dat het op basis van dit voorstel echter niet zo zal zijn dat iedere vreemdeling die een misdrijf heeft gepleegd of daarvan wordt verdacht in bewaring kan worden gesteld.
En zo nee, erkent u dan dat de politie tijd besteedt aan het oppakken en opstellen van processen-verbaal terwijl de verdachten weer op roverspad gaan en ongestraft hun gang kunnen gaan?
Nee. Met een breed palet aan maatregelen wordt ingezet op de aanpak van alle asielzoekers die zich hier niet weten te gedragen.
Gebruik van biomassa als energiebron |
|
Agnes Mulder (CDA), Matthijs Sienot (D66), Carla Dik-Faber (CU) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het rapport «Gevolgen van de inzet van biomassa voor elektriciteit en warmte productie op emissies naar de lucht» van DNV-GL?1
Ja.
Wanneer komt u met een reactie op dit rapport? Is dat mogelijk voor de begrotingsbehandeling Economische Zaken en Klimaat?
Ja, bij dezen. Het rapport van DNV-GL zet voor de Nederlandse situatie op een rij welke berekende uitstoot van CO2, NOx, SO2 en fijnstof verschillende soorten grootschalige centrales hebben op basis van de wettelijke regels.
Het onderzoek constateert dat de specifieke emissies van een grote elektriciteitscentrale die draait op kolen, op biomassa of op een combinatie daarvan vrijwel identiek zijn. Dit komt onder meer door de filters die benodigd zijn om de eisen te halen. Het onderzoek laat ook zien dat een minder grote elektriciteitscentrale circa 20% hogere CO2-, stof- en NOx-emissies heeft dan een grote kolencentrale. De oorzaak hiervan is het lagere rendement dat de minder grote centrale heeft. Dit staat los van de gekozen soort brandstof.
Tot slot wordt er geconstateerd dat warmte-opwekking door middel van aardgas veel schoner is dan het stoken van biomassa.
Het kabinet laat TNO momenteel onderzoeken of de uitstooteisen voor kleinere en middelgrote biomassa-installaties (0,5 – 50 MW) verder kunnen worden aangescherpt vanaf 2022 (zie ook mijn antwoord in vraag 17).
Kunt u toelichten welke vormen van biomassa er gebruikt worden als energiebron en op welke wijze dit wordt gestimuleerd?
Stimulering van biomassa als energiebron gebeurt op dit moment via de SDE+, de ISDE en de bijmengverplichting voor transportbrandstoffen.
Via de SDE+ worden verschillende vormen van biomassagebruik gestimuleerd. Onderstaande tabel geeft een overzicht van alle biomassaprojecten die op dit moment (stand oktober 2019) een SDE(+)-beschikking hebben. Voor de bedragen die in deze tabel genoemd worden geldt dat dit de maximale uitgaven zijn: naar verwachting zullen de uitgaven in de praktijk aanzienlijk lager uitvallen. Gemiddeld genomen kan worden uitgegaan van uitbetaling van circa 2/3 van het totale bedrag over een periode van maximaal 20 jaar.
Categorie
Soort biomassa
Totale waarde subsidiebeschikkingen (in mln. €)
Vergisting
Mest, slib, reststromen uit voedingsmiddelenindustrie
4.060
Bij- en meestook in kolencentrales
Houtpellets
3.537
Verbranding van vaste biomassa
Nationaal snoei- en dunningshout, resthout
5.226
Verbranding van vloeibare biomassa
Dierlijke vetten, olieachtige reststromen
478
Vergassing
Nationaal snoei- en dunningshout, resthout
83
Afvalverbranding
Restafval
734
Ten aanzien van de subsidiering van bij- en meestook in kolencentrales geldt dat het kabinet reeds heeft besloten dat hiervoor geen nieuwe subsidiebeschikkingen worden toegekend. Deze categorie wordt sinds 2018 niet meer opengesteld.
Op dit moment worden verschillende biomassa-opties gestimuleerd via de ISDE-regeling. Per 1 januari 2020 wordt de subsidiering van pelletkachels en biomassaketels via de ISDE echter gestopt, vanwege de negatieve effecten op luchtkwaliteit. Ik heb uw Kamer daarover geïnformeerd in mijn brief van 12 november 2019 (Kamerstuk 31 239, nr. 306).
Voor transportbrandstoffen geldt op basis van Europese afspraken een bijmengverplichting van biobrandstoffen. Daarnaast is er binnen het Klimaatakkoord een additionele doelstelling van maximaal 27PJ hernieuwbare brandstoffen overeengekomen. De toename in biobrandstoffen moet overwegend worden gehaald uit duurzame reststoffen (met inbegrip van cascadering). Dit past binnen de doelstelling van het kabinet om biomassa zo hoogwaardig mogelijk in te zetten en bij het ontwikkelen van de circulaire economie. Daarom zullen er niet meer additionele biobrandstoffen uit voedsel- en voedergewassen in Nederland worden ingezet dan het niveau van 2020. Daarmee wordt bevorderd dat de groei wordt gerealiseerd met duurzame geavanceerde biobrandstoffen, geproduceerd uit afval en residuen.
Kunt u aangeven hoeveel het gebruik van biomassa bijdraagt aan de reductie van broeikasgassen op dit moment en in de komende tien jaar?
Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is in 2018 6,6 Mton CO2-reductie gerealiseerd door alle vormen van biomassagebruik gezamenlijk. Ik beschik niet over prognoses over de exacte omvang van de CO2-reductie door biomassagebruik in de komende 10 jaar.
Kunt u aangeven hoeveel het gebruik van biomassa bijdraagt aan het behalen van de doelstelling hernieuwbare energie in 2020 en 2030?
In 2020 wordt volgens de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) 2019 van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) naar verwachting met biomassa 6,6%-punt (139,4 PJ) hernieuwbare energie geproduceerd.
In 2030 wordt volgens de KEV 2019 naar verwachting met biomassa 6,7%-punt (135,2 PJ) hernieuwbare energie geproduceerd. In de KEV 2019 zijn evenwel de maatregelen uit het Klimaatakkoord nog niet meegerekend.
Hoeveel biomassacentrales groter dan 15 megawatt (MW) zijn er op dit moment in ons land en wat is daarvan de totale capaciteit?
Ik beschik niet over specifieke getallen voor het aantal biomassa-installaties met een vermogen van meer dan 15 MW.
In gebruik. Op basis van gegevens van het CBS waren er eind 2018 66 houtgestookte ketels met een vermogen groter dan 1 MW.
In ontwikkeling. Daarnaast zijn er op dit moment nog 46 biomassa-installaties met een vermogen van meer dan 10 MW in ontwikkeling die al een SDE+-beschikking hebben.
Deze getallen zijn exclusief de bij- en meestook van biomassa in kolencentrales: de vier kolencentrales die Nederland vanaf 2020 nog telt stoken al biomassa bij of zijn van plan dit in de nabije toekomst te gaan doen.
Kunt u inzichtelijk maken welke binnenlandse en buitenlandse soorten biomassastromen op dit moment worden ingezet voor elektriciteit- en warmteopwekking en in welke mate?
De tabel in het antwoord op vraag 3 geeft aan welke soorten biomassa worden ingezet en welk beslag deze verschillende soorten leggen op de SDE(+). Ik beschik niet over exacte informatie over de herkomst van alle biomassastromen die in Nederland gebruikt wordt.
Voor wat betreft houtige biomassa geeft het Platform bioEnergie in zijn Jaarrapportage 2018 aan dat in 2018 77% van alle houtige biomassa (snoeihout, dunningshout, resthout, houtpellets) die gebruikt is voor bioenergie uit Nederland kwam. Het overige deel komt voornamelijk uit onze buurlanden en de Baltische staten. In 2018 is er geen hout geïmporteerd uit Noord-Amerika.
Kunt u aangeven wat op dit moment wordt verstaan onder duurzame biomassa? Hoe zien de duurzaamheidscriteria voor biomassa eruit?
Voor de grootschalige inzet van houtpellets gelden in de SDE+ vanwege de risico’s strenge duurzaamheidseisen. Houtpellets worden met name gebruikt voor de bijstook in kolencentrales. De duurzaamheidseisen schrijven voor dat bossen duurzaam moeten worden beheerd en er geen oerbos wordt gekapt voor de uitbreiding van productiebossen. De duurzaamheidseisen schrijven bovendien voor dat er nieuwe bomen worden geplant om de CO2 die bij verbranding van duurzame biomassa vrijkomt weer vast te leggen, waarbij de bosbeheerder op lange of middellange termijn de koolstofvoorraden behoudt of vergroot. Deze duurzaamheidseisen zijn opgesteld om de duurzame inzet van houtpellets te borgen. Mede als gevolg van de strenge duurzaamheidseisen bestaan de houtpellets die in Nederland ingezet worden in de praktijk uit de onvermijdelijke reststromen van de reguliere productie van hout.
Hoeveel duurzame biomassa is in Nederland beschikbaar?
Op dit moment wordt in het kader van het duurzaamheidskader voor biomassa dat wordt uitgewerkt ook een beschouwing gemaakt door het PBL over de beschikbare hoeveelheid biomassa per biomassastroom, rekening houdend met verschillende invullingen van het fair share-principe en duurzaamheidsniveaus. De SER zal vervolgens in het eerste kwartaal van 2020 een advies uitbrengen over draagvlak voor en uitvoerbaarheid van het duurzaamheidskader. Daarna volgt besluitvorming door het kabinet.
Daarnaast wordt er op basis van de afspraken uit het Klimaatakkoord gewerkt aan het vergroten van het nationale aanbod van duurzame biomassa. Hiervoor wordt de Routekaart nationale biomassa ontwikkeld. De uitwerking van deze Routekaart vindt parallel aan de ontwikkeling van het duurzaamheidskader plaats. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat de Routekaart binnen een half jaar na de vaststelling van de duurzaamheidscriteria ter beschikking wordt gesteld aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).
Wanneer verwacht u met het duurzaamheidskader te komen voor de cascadering van gebruik van biomassa? Kunt u aangeven op welke termijn u voornemens bent het in ontwikkeling zijnde duurzaamheidskader te implementeren?
Het streven is dat er in het eerste kwartaal van 2020 een advies ligt van de SER over draagvlak voor en uitvoerbaarheid van het duurzaamheidskader, waarna door het kabinet besloten kan worden over dit kader. Parallel hieraan wordt ook – op grond van de afspraken in het Klimaatakkoord – de Routekaart cascadering ontwikkeld. Voor de implementatie van het duurzaamheidskader geldt dat per stroom zal moeten worden bezien op welke wijze en met welke fasering dit kan en wenselijk is.
Kunt u een onderbouwing geven van het bedrag van 11,4 miljard euro dat gereserveerd is voor subsidies aan biomassa voor energieopwekking?
Hiervoor verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 3.
Hoeveel subsidie is beschikt voor biomassacentrales om alleen warmte te produceren en voor welke periode?
Zie antwoord vraag 11.
Hoeveel subsidie is beschikt voor biomassacentrales om warmte en stroom te produceren en voor welke periode?
Zie antwoord vraag 11.
Hoeveel subsidie is beschikt voor biomassa bij- en meestook in kolencentrales en, of omgebouwde kolencentrales om stroom te produceren en voor welke periode? Betreft dit een bedrag van 3,6 miljard euro?
Zie antwoord vraag 11.
Hoeveel nieuwe biomassacentrales zijn er de komende jaren gepland en voor hoeveel daarvan is reeds subsidie toegezegd? Hoeveel van de geplande centrales hebben een vermogen van kleiner dan 15 MW? Voor hoeveel daarvan is de subsidie reeds toegezegd?
Onderstaande tabellen geven een uitsplitsing het soort biomassa-installaties dat op dit moment een SDE+-beschikking heeft en die in verschillende stadia van ontwikkeling zijn:
Type installaties
Individueel vermogen installaties / soort installatie
Aantal installaties
Installaties op vaste biomassa
< 1 MW
12
1 – 10 MW
10
> 10 MW
2
Installaties op vloeibare biomassa
< 1 MW
1
1 – 10 MW
1
> 10 MW
1
Vergisting
Monomestvergisting
14
Co-vergisting
5
Overige vergisting
2
Type installaties
Individueel vermogen installaties / soort installatie
Aantal installaties
Installaties op vaste biomassa
< 1 MW
47
1 – 10 MW
43
> 10 MW
41
Bijstook in kolencentrales
4
Vergisting
Monomestvergisting
96
Co-vergisting
9
Overige vergisting
4
Type installaties
Individueel vermogen installaties / soort installatie
Aantal installaties
Installaties op vaste biomassa
>10 MW
1
Installaties op vloeibare biomassa
> 10 MW
1
Vergisting
Monomestvergisting
24
Co-vergisting
15
Overige vergisting
7
Kent u het artikel «Elektriciteitscentrale verruilt steenkool voor hout, maar is dat wel duurzaam?»2, waaruit blijkt dat de Amercentrale vrijwel volledig draait op houtkorrels? Kunt u aangeven wat de herkomst van deze houtkorrels is?
Ja, ik ken dit artikel. De herkomst van de houtpellets van een specifiek bedrijf kan ik – in verband met bedrijfsvertrouwelijke aard van deze informatie – niet openbaar maken. Deze houtpellets voldoen aan de strenge duurzaamheidseisen die er gelden voor de gesubsidieerde inzet van houtpellets, en hierop wordt ook toegezien.
Voor alle houtige biomassa voor bioenergie, geeft het Platform bioEnergie in zijn Jaarrapportage 2018 aan dat in 2018:
77% uit Nederland kwam;
het overige deel voornamelijk uit buurlanden en de Baltische staten kwam;
geen hout geïmporteerd is uit Noord-Amerika.
Ziet het kabinet in het rapport van DNV-GL uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur & Waterstaat aanleiding om aan kleine biomassacentrales strengere emissiegrenswaarden te stellen in het activiteitenbesluit alvorens tot subsidieverstrekking over te gaan? Zo ja, welke en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet laat TNO momenteel onderzoeken of de uitstooteisen voor kleinere en middelgrote biomassa-installaties (0,5 – 50 MW) verder kunnen worden aanscherpt vanaf 2022.
Ziet u andere mogelijkheden om te bevorderen dat de emissies van stikstof, fijnstof en zwavel uit biomassacentrales beperkt gaan worden? Zijn daarvoor internationale voorbeelden?
Ik ken daar geen voorbeelden van.
Kunt u een reactie geven op de studie van de European Academies Science Advisory Council over biomassa (EASAC)?3
Uw Kamer heeft op 15 november separate brief ontvangen met de reactie op dit rapport.
In hoeverre moet bij de inzet van biomassa ermee rekening gehouden worden dat het decennia duurt voordat de CO2 die vrij komt bij het stoken weer is opgenomen door het bos dat nog moet aangroeien? Indien daar geen rekening mee wordt gehouden, waarom niet?
Het opiniestuk van een aantal leden van EASAC over de grootschalige inzet van houtpellets waar eerder naar verwezen vraagt terecht aandacht voor de «koolstofschuld» van de gebruikte biomassa, oftewel de snelheid waarmee de vrijkomende CO2 bij de verbranding van biomassa weer opnieuw wordt opgenomen. De strenge duurzaamheidseisen die Nederland hanteert voor houtpellets waarborgen dat de koolstofschuld van de gebruikte biomassa beperkt is.
Hoe voorkomt u dat er bij de totstandkoming van de regionale energie strategieën (RES) zwaar wordt geleund op gesubsidieerde biomassacentrales, terwijl die mogelijk niet voldoen aan de voorwaarden van het nieuwe biomassakader? In hoeverre bent u bereid om de subsidieverstrekking voor biomassacentrales te staken tot het biomassakader is opgesteld om mogelijk valse verwachtingen te voorkomen?
Het kabinet heeft in het Klimaatakkoord aangegeven ernaar te streven om in de loop van 2020 een duurzaamheidskader af te ronden om het duurzaam gebruik van biomassa te borgen. Om een wildgroei van biomassacentrales te voorkomen worden, in aanvulling daarop, in de Regionale Energiestrategieën (RES’sen) en de uitwerking per gemeente van een transitievisie Warmteplannen gemaakt voor de transitie vanaf 2021. Daarin mogen alle hernieuwbare opties worden meegewogen, waaronder biomassa. Dat is in lijn met het uitgangspunt van het kabinet dat duurzame biomassa noodzakelijk is voor transitie richting 2030 en 2050. Ik zie dan ook geen risico dat er bij de totstandkoming van de RES’sen en de transitievisies Warmte te zwaar wordt geleund op biomassacentrales die niet in lijn zijn met het duurzaamheidskader.
Ook heeft het kabinet in het Klimaatakkoord aangegeven tot de implementatie van het duurzaamheidskader terughoudend te zijn met het afgeven van nieuwe subsidiebeschikkingen ter stimulering van het gebruik van duurzame biomassa, zodra partijen op basis van de jaarlijkse monitoring knelpunten in de beschikbaarheid van duurzame biomassa voor 2030 verwachten. Op dit moment zijn er geen signalen dat er knelpunten in de huidige beschikbaarheid zijn. Dat blijkt onder andere uit de SDE+-openstellingen van 2019; in de voorjaarsronde heeft 1 project een beschikking gekregen voor specifiek het gebruik van houtpellets voor de productie van hernieuwbare warmte en elektriciteit; in de najaarsronde hebben hiervoor 2 projecten een aanvraag gedaan die nog moet worden beoordeeld.
Voor installaties op gesubsidieerde houtpellets gelden te allen tijde de bestaande strenge duurzaamheidscriteria in de SDE+.
Het bericht dat arbeidsmigranten slavenarbeid verrichten op Italiaanse tomatenplantages |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Mahir Alkaya |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat landarbeiders onder erbarmelijke omstandigheden tomaten moeten plukken in Zuid-Italië, zoals blijkt uit een recente aflevering van de Keuringsdienst van Waarde?1 2
De betreffende aflevering van de Keuringsdienst van Waarde is mij bekend.
Deelt u met Oxfam Novib de zorgen, zoals geuit in de uitzending, over deze groep van bijna vierhonderdduizend mensen vanwege deze verschrikkelijke arbeidsomstandigheden? Keurt u het af dat dit soort misstanden zich in de EU afspelen?
Het kabinet keurt uitbuiting en onderbetaling op de arbeidsmarkt ten principale af, onverschillig waar deze praktijken plaatvinden. Het kabinet kan geen uitspraken doen over een specifieke casus in Italië. Het kabinet wil er op wijzen dat het bestrijden van misbruik in arbeidsrelaties ook in EU-verband een prioriteit is die door alle lidstaten gedeeld wordt, en waartegen lidstaten ook wettelijke maatregelen getroffen hebben. Het Kabinet zet zich in internationaal verband, bijvoorbeeld in de International Labour Organisation, in voor het bevorderen van fatsoenlijk werk en een gelijk speelveld in mondiale waardeketens.
Vindt u het rechtvaardig dat deze mensen 12 uur per dag, 7 dagen per week voor een loon van 22 tot 30 euro per dag moeten werken, waarna een groot deel bovendien opgaat aan de lunch en het vervoer naar het werk? Kan dit voorkomen in Nederland?
Het is aan de Italiaanse autoriteiten om op te treden indien hun wet- en regelgeving op dit gebied overtreden wordt. Zowel voor Italië als Nederland geldt dat iedere vorm van betaling beneden de daarvoor gestelde minimumnormen aangepakt moet worden. In Nederland zijn er voor alle werknemers heldere normen op de arbeidsmarkt, die zijn vastgelegd in onder andere de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag en de Arbeidstijdenwet. Deze wetten zien er op toe dat er geen onderbetaling plaats vindt of ongezonde werktijden worden gehanteerd. De Inspectie SZW houdt risicogericht toezicht op naleving van de Nederlandse arbeidswetten.
Wat vindt u van het feit dat de producten die worden geproduceerd onder dit soort erbarmelijke omstandigheden gewoon in Nederlandse supermarkten liggen? Hoe zouden consumenten deze foute producten kunnen herkennen?
Het is in de eerste plaats aan bedrijven zelf om in lijn met de OESO-Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen gepaste zorgvuldigheid uit te voeren, risico’s te identificeren en, op basis van een prioritering naar ernst en waarschijnlijkheid, deze risico’s te voorkomen of aan te pakken. Hierbij is het beëindigen van de betrekkingen met handelspartners een laatste redmiddel. Consumenten(organisaties) kunnen bedrijven aanspreken op het toepassen van de OESO richtlijnen. Van individuele producten zijn de arbeidsomstandigheden waaronder zij tot stand komen niet zichtbaar.
Op welke manier worden dit soort producten afkomstig uit EU-lidstaten gecontroleerd voordat zij op Nederlandse schappen belanden? Kunt u garanderen dat producten die geproduceerd zijn in de EU vrij zijn van uitbuiting?
De EU stelt richtlijnen vast ten aanzien van arbeidsvoorwaarden die de EU-landen vervolgens in hun nationale wetgeving verwerken en toepassen. Nationale overheden kunnen ook strengere eisen stellen. De uitvoering en handhaving gebeurt door nationale instanties zoals de arbeidsinspectie.
De Commissie controleert of de EU-richtlijnen in de nationale wetgeving zijn verwerkt. Het vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en werknemers moet samengaan met een goed arbeidsrecht. Zie antwoord op vraag 7.
Zijn deze problemen bekend bij de partijen van het convenant Levensmiddelen op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)? Zo ja, welke stappen worden ondernomen door deze partijen om dit te stoppen? Bent u bereid bedrijven die niet in het convenant zitten maar wel betrokken zijn bij de wanpraktijken in Italië direct aan te spreken en de Kamer te informeren over de uitkomsten van deze gesprekken?
Het is in de eerste plaats aan bedrijven zelf om in lijn met de OESO-Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen gepaste zorgvuldigheid uit te voeren, risico’s te identificeren en op basis van een prioritering naar ernst en waarschijnlijkheid deze risico’s te voorkomen of aan te pakken. Brancheorganisaties CBL, FNLI en KNSV zijn partij bij het Convenant Voedingsmiddelen. De achterban van deze organisaties beslaat respectievelijk 95% van de Nederlandse supermarkten, 80% van de Nederlandse voedingsmiddelenproducenten en 95% van de Nederlandse specerijenbedrijven. De Ministeries van Buitenlandse Zaken en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben als partijen bij het Convenant Voedingsmiddelen de casus onder de aandacht gebracht bij de overige partijen tijdens de convenantstuurgroep van 3 december jl. In de stuurgroep is afgesproken dat de branchepartijen die het convenant hebben getekend nader onderzoek doen naar mogelijke betrokkenheid van hun leden bij de door de Keuringsdienst van Waarde gesignaleerde vermeende misstanden in de tomatensector in Zuid-Italië, en hier eind januari over rapporteren. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd.
Bent u bereid om uw Italiaanse evenknie aan te spreken op de misstanden die zich afspelen op en rond de tomatenvelden in het zuiden van het land, bijvoorbeeld tijdens of en marge van een Europese Raad, en daarbij aan te geven dat uitbuiting van landarbeiders onacceptabel is?
In alle EU-lidstaten komen, in meer of mindere mate, onfatsoenlijke situaties op de arbeidsmarkt voor. Het bestrijden van misbruik in arbeidsrelaties is ook in EU-verband een prioriteit, die door alle lidstaten gedeeld wordt, en waartegen lidstaten ook wettelijke maatregelen getroffen hebben. Het bestrijden daarvan is een nationale aangelegenheid.
De sluiting van een afdeling in het OLVG Oost door personeelstekort |
|
John Kerstens (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ziekenhuis OLVG Oost sluit verpleging oncologie om personeelstekort»?1
Ja.
Hoe vindt u het dat een afdeling moet sluiten als gevolg van een personeelstekort?
Op 11 december sluit de verpleegafdeling hematologie & oncologie in het OLVG locatie Oost. Vanaf 1 december zullen geen nieuwe patiënten meer worden opgenomen in het OLVG Oost. Het gaat, aldus OLVG, om een klein deel van de totale oncologische zorg die het ziekenhuis biedt. Namelijk de klinische zorg voor patiënten onder behandeling van een internist-oncoloog/ hematoloog. De dagbehandeling en de polikliniek blijven wel gevestigd in het OLVG Oost. Patiënten die worden opgenomen kunnen voortaan terecht in het OLVG locatie West. Patiënten kunnen hier de zorg ontvangen die zij gewend zijn te krijgen van het ziekenhuis.
Ik heb vernomen dat het OLVG een zorgvuldige overgang tussen de twee locaties voor zowel de patiënt als het personeel heeft ingeregeld. Patiënten zijn persoonlijk geïnformeerd door het ziekenhuis. Het OLVG heeft er bewust voor gekozen om per 1 december geen nieuwe patiënten meer op te nemen, zodat weinig tot geen van de huidige patiënten hoeven te verhuizen naar de andere locatie. Binnen een straal van 10 km kan dezelfde zorg door dezelfde aanbieder worden geleverd. De kwaliteit van zorg blijft hiermee gewaarborgd. Desalniettemin betekent dit zowel voor de patiënt als voor het personeel een grote verandering waarmee zorgvuldig dient te worden omgegaan.
Welke gevolgen zal de sluiting van de afdeling hebben voor patiënten van de verpleegafdeling Hematologie & Oncologie van het OLVG locatie Oost?
Zie antwoord vraag 2.
Welke gevolgen zal de sluiting hebben voor de kwaliteit van zorg voor patiënten hematologie en oncologie in de omgeving van Amsterdam?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u voorafgaand aan de sluiting geïnformeerd? Zo ja, hebt u voorafgaand stappen ondernomen om sluiting te voorkomen? Zo nee, kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. De zorgverzekeraar heeft zorgplicht en is daarmee verantwoordelijk voor het leveren van toegankelijk en kwalitatief goede zorg. Bij het sluiten van een afdeling zullen zij eerst gezamenlijk met de zorgaanbieder, in dit geval het OLVG, kijken of aan de zorgplicht voldaan kan worden. Patiënten die verpleegd moeten worden op de afdeling hematologie & oncologie kunnen terecht bij het OLVG locatie West. Ik heb daarom niet eerder signalen over de sluiting ontvangen.
Verwacht u dat op korte termijn ook in andere ziekenhuizen afdelingen moeten sluiten als gevolg van een tekort aan gespecialiseerde verpleegkundigen? Zo ja, hebt u al concrete signalen ontvangen en kunt u deze toelichten?
In de brief «De toekomst van de ziekenhuiszorg in Drenthe en Zuidoost Groningen2» van 2 oktober jl. heb ik aangegeven dat Treant de SEH in Stadskanaal per 1 oktober 2019 ’s nachts, van 22.00 uur tot 8.00 uur, sluit. De redenen hiervoor zijn dat op de locatie Stadskanaal ’s nachts een zeer gering aantal patiënten kwam en dat het, daarmee samenhangend, met een tekort aan gespecialiseerd personeel kampt. Daarnaast is Treant voornemens om de ziekenhuislocatie van Treant in Hoogeveen per 6 april 2020 om te vormen tot een weekziekenhuis en de SEH om te vormen tot een basisspoedpost voor niet-levensbedreigende situaties. Deze SEH-locatie zal per 6 april zeven dagen per week van 8.00 tot 23.00 open zijn.
Er zijn mij geen andere signalen bekend dat op korte termijn afdelingen in andere ziekenhuizen moeten sluiten. Veranderingen in het ziekenhuislandschap zijn echter onvermijdelijk. Ik vind het ook belangrijk dat zorginstellingen nadenken over hoe zij hun patiënten op de lange termijn de juiste zorg op de juiste plek kunnen blijven bieden.
Bent u bekend met de extra problemen die ziekenhuizen in onder meer Amsterdam ervaren bij het aantrekken van gespecialiseerde verpleegkundigen door de krapte op de woningmarkt? Zo ja, bent u bereid om in gesprek te gaan over maatregelen om deze doelgroep te helpen?
In gemeenten met een gespannen woningmarkt kan het lastig zijn voor mensen met een middeninkomen, waaronder verpleegkundigen, om een betaalbare woning te vinden. Daarom spant de Minister voor Milieu en Wonen zich in om het aanbod van betaalbare woningen te vergroten. Dit gebeurt onder andere via de Nationale Woonagenda 2018–2021 en woondeals met de regio’s met de meest gespannen woningmarkt, waaronder Amsterdam. Op Prinsjesdag heeft het kabinet een woningbouwimpuls3 van 2 miljard euro aangekondigd om de bouw van betaalbare woningen te stimuleren en maatregelen voor een beter functionerende woningmarkt. Gemeenten hebben daarnaast verschillende mogelijkheden om specifiek te sturen op het aanbod van betaalbare (middenhuur)woningen of sociale koopwoningen. Tegelijkertijd kunnen zij bij grote schaarste aan betaalbare woningen de huisvestingsverordening gebruiken om woningen toe te wijzen aan een bepaalde doelgroep.
In Amsterdam is reeds ervaring opgedaan met het met voorrang toewijzen van woningen aan zorgpersoneel. Hiervoor heeft Sigra4 samen opgetrokken met de Amsterdamse Federatie voor Woningcorporaties, woningbouworganisatie Wonam en de gemeente Amsterdam. Na eerste positieve ervaringen in een pilot is er een voorrangsregeling gekomen voor medewerkers die werkzaam zijn in jeugdzorg, thuiszorg, zorginstellingen of ziekenhuizen in Amsterdam. Dit goede voorbeeld zou in andere regio’s met tekorten aan zorgpersoneel navolging kunnen krijgen.
Bent u het ermee eens dat betere arbeidsvoorwaarden van belang zijn voor het aantrekkelijk maken en houden van de sector en daarmee bij het terugdringen van het personeelstekort in de zorg? Zo ja, bent u bereid om daarvoor extra middelen vrij te maken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Werknemers in de zorg doen waardevol werk en het is belangrijk dat daar goede arbeidsvoorwaarden tegen overstaan. Jaarlijks zijn extra middelen beschikbaar voor stijgende loonkosten en prijzen. Dit jaar gaat dit om 1,7 miljard euro voor de hele zorgsector. Hoe zich dit vertaalt in concrete loonstijging wordt door sociale partners afgesproken in cao’s. In de cao kunnen naast de afspraken over loon ook afspraken gemaakt worden over onder andere de contractvorm en omvang, werktijden en scholing en opleiding. Het is belangrijk dat de werkgevers en medewerkers gezamenlijk invulling geven en goede afspraken maken over dit soort zaken.
Met het actieprogramma Werken in de Zorg5 zetten we stevig in om voldoende medewerkers aan te trekken en te behouden. Dit doen we onder andere met een regionale aanpak, gesteund met 420 miljoen euro voor scholing van medewerkers. U bent geïnformeerd over het actieprogramma en u hebt de eerste twee voortgangsrapportages6 ontvangen. Voor het einde van het jaar ontvangt u de derde voortgangsrapportage.
De peperdure opleiding die het mensen moeilijk maakt om voor de klas te gaan staan |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u het bericht dat iemand die jarenlang in de zorg heeft gewerkt en nu is begonnen aan de deeltijd-pabo, te maken krijgt met een zó hoog collegegeld dat hij nu overweegt te stoppen omdat het bijna niet op te brengen is, doordat het gaat om een tweede hbo-studie?1
Uiteraard betreur ik dit. Ik wil iedereen die gemotiveerd en geschikt is om de stap te maken naar het onderwijs de kans geven om de opleiding tot leraar goed te doorlopen. Om dit te stimuleren geldt het wettelijk collegegeldtarief in plaats van het instellingscollegegeld voor studenten die voor het eerst een opleiding in de zorg of het onderwijs willen volgen, maar al wel beschikken over een ander ho-diploma.
De betreffende persoon heeft echter al een afgeronde opleiding in de zorg, wat, zoals ook meermaals in de Kamer is besproken, geen grond biedt voor het wettelijk collegegeld, omdat de zorg ook een tekortsector is.
Dat betekent niet dat er geen andere opties zijn voor mensen die – ook vanuit de zorg – van carrière willen switchen. Het staat iedereen die al een ho-diploma heeft bijvoorbeeld vrij te kijken of de zij-instroomroute een mogelijk te volgen traject is. Voorwaarde hiervoor is dat de geïnteresseerde een afgeronde ho-opleiding heeft, een aanstelling in het onderwijs heeft als leraar/zijinstromer, en het geschiktheidsonderzoek met goed gevolg wordt doorstaan. Als aan deze voorwaarden wordt voldaan, kan men zij-instromer worden, en met een aanstelling (en salaris) als leraar aan de onderwijsbevoegdheid werken – in maximaal 2 jaar. Besturen kunnen hiervoor ook een subsidie zijinstroom aanvragen, waardoor de zij-instromer zelf geen kosten hoeft te maken voor zijn opleiding. Lerarenopleidingen kunnen meer informatie geven over de zij-instroomroute, en weten vanuit hun netwerk ook vaak meer over mogelijke vacatures voor zij-instromers.
Voor zover op te maken uit het bericht, lijkt het echter alsof de betreffende persoon geen aanstelling als leraar/zij-instromer heeft weten te bemachtigen, en daarom een alternatieve opleidingsmogelijkheid zoekt – als voltijd- of deeltijdstudent. Het is, uiteraard, aan schoolbesturen zelf om kandidaten voor vacatures te selecteren. Financiële belemmeringen wil ik daarbij zoveel mogelijk wegnemen, daarom kunnen besturen een subsidie twv 20.000,- euro aanvragen en is vanwege de grote vraag deze beschikbare subsidiepot verhoogd.
Begrijpt u dat het toch pijnlijk is in een tijd waarin scholen geregeld bij ziekte van de juf of meester de klas naar huis dreigen te moeten sturen, omdat er zo’n tekort aan leraren is, dat mensen die zich voor het leraarschap willen kwalificeren, moeten afhaken?
Ja, daarom zijn er verschillende mogelijkheden ingericht om iemand te kans te geven de opleiding tot leraar te volgen, zie vraag 1.
Kunt u zich voorstellen dat in het geval dat iemand echt iets anders wil gaan doen, buiten de zorg, het niet goed is als op deze wijze belangstelling voor het lerarenberoep wordt gefrustreerd?
Ja, uiteraard begrijp ik dit en daarom zijn er meerdere routes ingericht om docent te worden, zie vraag 1.
Wilt u de mogelijkheden verkennen om – in het licht van het nijpende lerarentekort – voor zulke gevallen maatwerkoplossingen te creëren?
Wilt u de mogelijkheden verkennen om – in het licht van het nijpende lerarentekort – voor zulke gevallen maatwerkoplossingen te creëren?
Ja, daarom stimuleren we opleidingen om meer maatwerk toe te passen, zoals binnen de zij-instroom route mogelijk is. Hierbinnen wordt de benodigde scholing en begeleiding vastgelegd in tripartiete overeenkomst met de zij-instromer, de school en de opleiding. Dit om te zorgen dat de zij-instromer de beste weg kan volgen naar het leraarschap.
De beschikbaarheid van respijtzorg in gemeenten |
|
Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Respijtzorg in Zaanstad slecht geregeld»?1
Ja.
Klopt het dat gemeenten in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) verantwoordelijk zijn voor de ondersteuning van mantelzorgers door middel van het treffen van algemene voorzieningen en van maatwerkvoorzieningen?
Gemeenten hebben de wettelijke opdracht om, waar aangewezen, maatschappelijke ondersteuning te verlenen aan ingezetenen, mantelzorg te bevorderen en voorzieningen te treffen om overbelasting van mantelzorgers, onder meer door ondersteuning en mogelijkheden van respijtzorg, te bevorderen.
Klopt het dat er gemeenten zijn, zoals Zaanstad, waarin mantelzorgondersteuning en respijtzorg niet of nauwelijks worden aangeboden aan mantelzorgers die overbelast raken? Wat vindt u daarvan?
Vanuit de Wmo 2015 zijn gemeenten wettelijk verplicht om te onderzoeken of en zo ja, op welke wijze mantelzorgers ondersteuning behoeven en daar waar dit is aangewezen, ook in te voorzien. De manier waarop dit wordt gedaan is aan gemeenten, uiteraard uitgaande van de behoefte van de betrokken persoon. Er is vanuit mijn ministerie contact geweest met de gemeente Zaanstad en ik stel op grond van de door mij verkregen informatie vast dat het beeld dat in het artikel wordt gegeven geen volledig beeld geeft van de manier waarop mantelzorgers in Zaanstad worden ondersteund. De gemeente werkt met sociale wijkteams die een integrale werkwijze hebben en ondersteuning bieden voor de inwoners waaronder mantelzorgondersteuning. In de praktijk ervaart de gemeente dat het sociale wijkteam een makkelijk vindbare en herkenbare ingang is voor de mantelzorger zelf (en niet uitsluitend in relatie tot de problematiek van de zorgvrager). Het wijkteam informeert mantelzorgers over, en verwijst hen door naar vormen van respijtzorg. De gemeente Zaanstad biedt diverse vormen van respijtzorg aan.
In het artikel wordt gesteld dat het nooit tot een werkbaar contract is gekomen in de lokale aanbesteding, klopt dat?
In 2018 is de dienstverlening door de wijkteams aanbesteed. Dit heeft geleid tot nieuwe hoofdaannemers en nieuwe opdrachten per 2019. De sociale wijkteams in Zaanstad die op 1 januari 2019 zijn begonnen hebben in hun opdracht nadrukkelijk de taak om mantelzorgers te informeren, te adviseren en te ondersteunen. In de aanbesteding voor het maatwerkarrangement respijtzorg heeft de gemeente vervangende respijtzorg ingekocht voor 24 uur, weekenden of vakanties. «Kappa Helpt», waar in het artikel over gesproken wordt, is een aanbieder die respijtzorg levert in de vorm van vervangende zorg aan huis maar de 24 uurs vervangende zorg niet kon leveren. Zij bieden volgens de gemeente vooral kortdurende vervangende zorg. De gemeente kiest ervoor om in die gevallen deze ondersteuning in te vullen door de inzet van vrijwilligers of het netwerk in de wijk. Dit is een algemene voorziening en geen maatwerkvoorziening.
Betekent het feit dat de volgende aanbesteding over drie jaar is nu echt dat mantelzorgers in de desbetreffende gemeente drie jaar moeten wachten op respijtzorg?
Nee dat beeld klopt niet. De gemeente heeft net nieuwe contracten en opdrachten aanbesteed voor de komende 3 jaar. Daarin is ook zeker aandacht voor verschillende vormen van respijtzorg dus mantelzorgers kunnen daar gebruik van maken. De gemeente werkt verder aan een communicatieplan om o.a. de respijtzorg beter onder de aandacht van mantelzorgers te brengen.
Bent u het ermee eens dat de zorg in de avond, nacht of weekeinde zo zwaar kan zijn dat het aanbieden van dagbesteding onvoldoende ondersteuning biedt voor een mantelzorger(s)?
Ik ben het daarmee eens. De zorg voor een naaste kan soms 24 uur doorgaan en dan kan mantelzorg zwaar worden. Het vroegtijdig in beeld krijgen van mantelzorgers helpt voorkomen dat zij omvallen. Het is aan de gemeente in gesprek met betrokkenen om vast te stellen wat in welke situatie nodig is en de daartoe benodigde voorzieningen gecontracteerd te hebben.
Welke mogelijkheden heeft een mantelzorger in een dergelijke gemeente om toch toegang te krijgen tot mantelzorgondersteuning in het kader van de Wmo 2015?
Mantelzorgers hebben in alle gemeenten het recht om het verzoek om ondersteuning bij een gemeente kenbaar te maken. Gemeenten zijn op grond van de wet gehouden om ook zelf, in het onderzoek naar een melding van een ondersteuningsbehoefte, expliciet stil te staan bij de positie van eventuele mantelzorgers en de noodzaak van ondersteuning. De vindbaarheid van de ondersteuning kan nog verbeterd worden. Ook de landelijke mantelzorglijn van MantelzorgNL kan hieraan een belangrijke bijdrage leveren. En ook mantelzorgers zelf zullen meer bewust gemaakt moeten worden van het feit dat als het echt niet meer gaat, de zorg ook tijdelijk overgedragen kan worden aan een vrijwilliger of een professional.
Welke initiatieven kan de gemeente nemen om dit concreet naar mantelzorgers recht te zetten?
De gemeente Zaanstad werkt aan een communicatieplan om mantelzorgers beter in beeld te krijgen. Mantelzorgers van inwoners van Zaanstad worden gewaardeerd met een Zaanse mantelzorgpas en voor jonge mantelzorgers is een Pluim (naast de dag van de mantelzorg). Dit alles heeft ertoe geleid dat de gemeente veel meer mantelzorgers in beeld heeft gekregen. Verder heeft de gemeente per wijk een duidelijk aanbod van mantelzorgondersteuning dat via het sociale wijkteam aangeboden wordt.
Krijgt u signalen dat in andere gemeenten mantelzorgondersteuning door middel van respijtzorg ook niet goed geregeld is?
Vanuit de landelijk aanjager respijtzorg krijg ik signalen dat er diverse vormen van respijtzorg worden ingekocht door gemeenten maar dat mantelzorgers de weg er naartoe onvoldoende vinden. De signalen hierover zijn wisselend: mantelzorgers willen de zorg niet overdragen aan een ander, het aanbod is onvoldoende bekend, het aanbod is niet aantrekkelijk, de bedden zijn er niet omdat deze worden ingezet voor crisissituaties etc. Vanuit het programma Langer Thuis zet ik daarom in op een brede landelijke aanpak op mantelzorg, waarbij we er gezamenlijk voor zorgen dat de ondersteuningsvraag eerder en beter in beeld komt en verzekeraars, gemeenten, werkgevers en zorgaanbieders beter met elkaar samenwerken bij de toeleiding naar en het beschikbaar stellen van de juiste vormen van respijtzorg en ondersteuning.
General aviation vanaf Lelystad Airport |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Is een zo spoedig mogelijke opening van Lelystad Airport, op elk politiek gewenst moment na april 2020, nog steeds uw voornemen?
Ja.
Deelt u de mening dat het mede voor de huidige gebruikers van het vliegveld zinvol is om te weten wanneer wat speelt, zodat zij tijdig aanpassingen kunnen doen?
Ja. Zoals ik uw Kamer op 28 oktober jl. heb meegedeeld, heeft de luchthaven Lelystad maandelijks overleg met de gebruikers van de luchthaven over actuele en operationele zaken die spelen rondom het gebruik van de luchthaven. Ook wordt een maandelijkse nieuwsbrief uitgegeven die onder gebruikers wordt verspreid. Daarnaast is er in de aanloop naar de start van de inregelperiode en in samenwerking met de luchtverkeersleiding een intensief communicatie traject doorlopen, met als doel een zorgvuldige en veilige transitie. In dat kader had de luchthaven veelvuldig contact met de gebruikers, bijvoorbeeld tijdens specifiek daarvoor georganiseerde informatiebijeenkomsten en één op één gesprekken.
Hoe staat het met het door u in uw antwoorden op Kamervragen gemelde werkspoor onder leiding van de provincie Flevoland dat aan de Alderstafel is ingericht?1 Is dat dossier nog actief?
Zoals ik in de beantwoording van vragen van het lid Dijkstra van 9 oktober jl.2 heb aangegeven was in het kader van de te maken afspraken over eventuele, toekomstige verplaatsing van klein verkeer vanaf de luchthaven Lelystad naar een alternatieve locatie, aan de Alderstafel een werkspoor ingericht onder leiding van de provincie Flevoland, met als doel te komen tot een intentieovereenkomst met de general aviation.
In het jaarverslag van de Alderstafel Lelystad uit 20143 is hierover opgenomen dat, «een eerder voorziene intentieovereenkomst tussen de gebruikersgroepen, de brancheverenigingen in de General Aviation, de luchthavenexploitant en de bevoegde gezagen, door partijen niet noodzakelijk wordt geacht» en dat «met betrekking tot de nog beschikbare ruimte voor klein verkeer in de verschillende groeifases, de noodzaak voor verplaatsing van een deel van klein verkeer naar andere luchthavens zich pas later voordoet en naar verwachting ook in een veel geleidelijker tempo dan werd ingeschat.» Deze conclusie was mede gebaseerd op toenmalige inschattingen van LVNL. Omdat er op dat moment geen urgente noodzaak was om tot afspraken over uitplaatsing te komen is dit traject op dat moment als afgerond beschouwd.
Nadat er meer duidelijkheid was over het concept ontwerp van de luchtverkeersroutes en de bijhorende luchtruimstructuur hebben LVNL en de luchthaven voorjaar 2019 hernieuwd onderzoek gedaan naar de te verwachten beschikbare capaciteit voor de general aviation. Zoals ik uw Kamer op 28 oktober jl. heb meegedeeld heeft dit hernieuwde onderzoek geconcludeerd dat de verwachte capaciteit -in de situatie tot 10.000 vliegtuigbewegingen handelsverkeer- toereikend is voor het huidige aanbod aan GA-verkeer. Dit onderzoek bevestigt daarmee de inschattingen uit 2014 en is in lijn met de verwachtingen van de luchthaven, zoals geschetst in het ondernemingsplan.
Ik heb u in mijn beantwoording van 28 oktober jl. ook aangegeven dat, voor de situatie na 10.000 bewegingen handelsverkeer, door de luchthaven in samenwerking met LVNL nader zal worden onderzocht welke aantallen GA-verkeer ook op deze langere termijn kunnen worden geaccommodeerd. Dit onderzoek kan daarbij ook gebruik maken van de ervaringen die tijdens de inregelperiode zijn opgedaan.
De uitkomsten van dit onderzoek zijn leidend voor mogelijke afspraken over eventuele uitplaatsing van klein verkeer. Pas wanneer deze uitkomsten beschikbaar zijn, kan worden bepaald of, en zo ja welke, afspraken met de GA nodig zijn. Dan wordt ook duidelijk of er ruimte elders voor GA nodig is en op welke termijn. Ook de vraag of andere provincies hierbij dienen te worden betrokken, en wat deze hierin kunnen betekenen komt pas dan in beeld.
Aan de Alderstafel Lelystad is afgesproken dat het werkspoor met betrekking tot (mogelijke) uitplaatsing van GA-verkeer onder leiding van de provincie Flevoland plaatsvindt. Dit betekent echter niet dat de provincie Flevoland hier alleen voor staat. Ook andere partijen, zo ook mijn ministerie, hebben hier een rol in. Daarbij speelt ook mee dat de luchthaven Lelystad een luchthaven van nationale betekenis is. Zoals ik in mijn brief van 28 oktober jl. heb aangegeven wordt de GA-sector ook geconsulteerd in het kader van de luchtvaartnota. In deze luchtvaartnota zal aandacht worden gegeven aan het beleid van het rijk ten opzichte van de kleine luchtvaart.
Binnen het werkspoor heeft de provincie Flevoland onderzoek laten doen naar alternatieve locaties voor zweefvliegen en voor de gebruikers van de (toenmalige) grasbaan van de luchthaven (Microlight Aircraft, MLA). In dit kader heeft onder regie van provincie Flevoland overleg plaatsgehad met deze gebruikersgroep en de KNVvL.
De provincie Flevoland heeft mij desgevraagd laten weten dat dit proces van zoeken naar een alternatieve locatie voor de gebruikers van de grasbaan van Lelystad Airport in 2016 is afgerond. En dat, voor wat betreft de activiteiten op het zweefvliegterrein bij Biddinghuizen, de provincie Flevoland de lokale zweefvliegclub Flevo ondersteunt in het vinden van een alternatieve locatie. In dat kader is zweefvliegclub Flevo in gesprek met CLSK over de gebruiksmogelijkheden van een alternatieve locatie buiten Flevoland.
Is het correct om in verband hiermee een oplossing voor zwevers en microlights te zoeken binnen de provincie, terwijl elders wel locaties zijn en er snel tot de conclusie is gekomen dat er geen geschikte locaties zijn binnen de provincie?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn de erkende brancheverenigingen en vaste gesprekspartners voor de overheid voor wat betreft de sector general aviation, zoals de Aircraft Owners and Pilots Association (AOPA), de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart (KNVvL) en de Netherlands Association of Commercial Aviation (NACA), betrokken geweest bij die zoektocht? Zo nee, waarom niet? Zo ja, met welk resultaat?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het lot van de general aviation op Lelystad eigenlijk geen aangelegenheid is waarover de provincie alleen beslist? Is het niet de rijksoverheid die Lelystad Airport wilde ontwikkelen en komen de gevolgen daarvan dan niet voor rekening en risico van de rijksoverheid? Is Lelystad een luchthaven van nationaal belang? Zo ja, zou om die reden de rijksoverheid en niet de provincie de regie moeten nemen?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre zijn andere provincies bereid hun bijdrage te leveren aan het huisvesten van general aviation? Wat kan gedaan worden dit te stimuleren als daartoe de noodzaak komt?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht ‘Rijkswaterstaat en Gelderland botsen over bomenkap A28’ |
|
Frank Futselaar |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht «Rijkswaterstaat en Gelderland botsen over bomenkap A28»?1
Ja.
Kunt u zich voorstellen dat de gemeenten Harderwijk, Nunspeet, Elburg en Oldebroek en de Provincie Gelderland zich overvallen voelen door het besluit van Rijkswaterstaat?
Het idee om een brandcorridor in te richten langs alle rijks- en provinciale wegen op de Veluwe is in 2017 door de beide Veiligheidsregio’s op de Veluwe voorgesteld met het oog op de klimaatverandering waarbij droge zomers een groter risico op natuurbrand met zich meebrengen. Dit idee is verder uitgewerkt in het kader van de Gebiedsgerichte aanpak Veluwe.
Alle genoemde gemeenten zijn lid van de Veiligheidsregio Noord Oost Gelderland en daarmee direct betrokken bij de besluitvorming binnen de Veiligheidsregio om de Gebiedsgerichte aanpak Veluwe te gaan realiseren. Met de provincie Gelderland is in 2017 een afspraak gemaakt door de gemeenten en de beide Veiligheidsregio’s om de Veluwe brandveiliger te maken, onder meer door met brandcorridors en brandsingels langs infrastructuur het gebied te compartimenteren.
Op basis hiervan heeft de Veiligheidsregio Noord Oost Gelderland Rijkswaterstaat in 2018 verzocht om bij haar reguliere onderhoudswerkzaamheden ook de brandcorridor te effectueren. Rijkswaterstaat heeft hier mee ingestemd omdat het beter is voor de doorstroming én de verkeersveiligheid om de benodigde werkzaamheden in één werkstroom te realiseren.
In de zomer van 2019 is de communicatie met de A28-gemeenten, allen lid van de veiligheidsregio Noord Oost Gelderland, en de provincie Gelderland gestart specifiek over de A28. Hierbij zijn zowel ambtelijk als bestuurlijk meerdere contacten geweest waarbij onder andere ook presentaties over de werkzaamheden zijn gegeven, inclusief het voornemen voor een brandcorridor. Deze gesprekken konden destijds rekenen op begrip voor de te nemen maatregelen.
Alles overziend is uit de contacten die Rijkswaterstaat heeft gehad met de gemeenten en provincie niet gebleken dat zij zich overvallen voelden. Alleen had men zich in enkele gevallen onvoldoende gerealiseerd wat de impact zou zijn van de brandveiligheidsmaatregelen.
Hoe beoordeelt u de bezwaren van de partijen die in het artikel worden genoemd ten aanzien van de te kappen oppervlakte, in het kader van uw antwoorden op eerdere Kamervragen waarin u schreef dat de kapmaatregelen in lijn zijn met de afspraken uit de Gebiedsgerichte Aanpak Veluwe?2
Zie antwoord 2.
Hoe verloopt thans het overleg tussen Rijkswaterstaat, de provincie Gelderland en de omliggende gemeenten?
Over de meeste verkeerveiligheidsmaatregelen heeft Rijkswaterstaat overeenstemming bereikt met de betrokken gemeenten. Deze maatregelen zijn dan ook inmiddels in uitvoering. Over het weghalen van de hoge bomen in de middenberm, waarvoor de weg jaarlijks gemiddeld 3 keer moet worden afgesloten omdat er toppen uit de boom zijn gewaaid of grote takken zijn afgebroken, is nog geen overeenstemming bereikt. De maatregelen gericht op het vergroten van de brandveiligheid zijn uitgesteld in afwachting van de uitkomst van nader overleg met de betrokken gemeenten, de veiligheidsregio en provincie Gelderland over o.a. fasering en breedte van de brandveiligheidscorridor.
Bent u bereid om Rijkswaterstaat te verzoeken om de voorgenomen kapdatum van 14 november verder uit te stellen in afwachting van nader overleg met de provincie en regionale overheden?
Zie het antwoord op vraag 4.
Herkent u het in het artikel geschetste beeld dat als gevolg van de geplande ingreep een kale strook van 30 kilometer lang zal ontstaan?
Nee, dit beeld herken ik niet. Het oorspronkelijke idee om de maatregelen voor de verkeersveiligheid te combineren met de maatregelen voor de brandveiligheid is losgelaten. De maatregelen voor de brandveiligheid, die op verzoek van de Veiligheidsregio worden uitgevoerd, zijn tot nader order uitgesteld. In de eerste fase worden de meest urgente verkeersveiligheidsmaatregelen uitgevoerd. Zo wordt in de middenberm over de gehele lengte van het traject geleiderail geplaatst en wordt een strook van 2 meter breed achter de geleiderail vrijgemaakt als uitbuig- en vluchtzone. Tevens wordt in de zijbermen aan weerszijden van de weg een strook van 13 meter obstakelvrij gemaakt, zoals de richtlijnen voorschrijven. Overigens is op delen van dit traject deze zogenoemde obstakelvrijezone van 13 meter al aanwezig. Met bovengenoemde maatregelen zal het «bomenbeeld» van de weg niet veel anders zijn dan nu ervaren wordt.
Kunt u een omschrijving geven van de omvang, soort, leeftijd en ecologische waarde van de bomenpopulatie op het betreffende traject en kunt u omschrijven in hoeverre deze wordt aangetast door de geplande kap?
Gelet op het eerder genoemde uitstel van de werkzaamheden ten behoeve van de brandcorridor gaat het bij de werkzaamheden ten behoeve van de verkeersveiligheid om een beperkt aantal bomen dat verwijderd wordt. Zo betreft het bij de aansluiting Wezep een groep populieren die gezien hun leeftijd en conditie gevaar opleveren voor de omgeving. Ecologisch onderzoek heeft uitgewezen dat hierbij geen ecologisch waardevolle bomen betrokken zijn en dat hierdoor geen aantasting van dierenpopulaties in het gebied plaats vindt. Hierbij is nauwelijks natuurcompensatie noodzakelijk. Voor de werkzaamheden waar dit wel aan de orde is, wordt onderzocht met de gemeenten en de Veiligheidsregio waar dat kan gebeuren. De compensatie zal binnen 3 jaar plaatsvinden, zowel binnen het eigen beheersgebied als daarbuiten, afhankelijk van de mogelijkheden. Zo wordt bij de aansluiting Wezep in overleg met de gemeente Oldebroek bekeken welke bomen hier teruggeplaatst kunnen worden.
Welke maatregelen neemt Rijkswaterstaat om het verlies aan bomen te compenseren en de hinder voor omwonenden terug te dringen als het gaat om uitstoot van fijnstof, schadelijke emissies en geluidshinder?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u een update geven van de wijze waarop Rijkswaterstaat uitvoering geeft aan de compensatieplicht die volgt uit de Wet Natuurbescherming?
Zie antwoord vraag 7.
Op welke plekken vindt er natuurcompensatie plaats en is het reëel dat er volwaardige vervanging van de bestaande bomen plaatsvindt, zowel kwantitatief als kwalitatief?
Zie antwoord vraag 7.
Zijn er in het betreffende gebied dierenpopulaties bekend waarvan het habitat wordt aangetast door de geplande kap? Zo ja, om welke diersoorten gaat het en welke beschermingsmaatregel worden er voor deze dieren getroffen?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat Rijkswaterstaat pas in oktober contact heeft gezocht met de omringende gemeenten?
Zie antwoord 2.
Wat is een gebruikelijke termijn om dit soort grootschalige kapprojecten aan te kondigen richting overheidsorganisaties en omwonenden?
Voor een regulier onderhoudsproject zoals dit, gebeurt de aankondiging richting omwonenden en betrokken overheden vaak enkele maanden voor de start van het project. Daarbij was in dit geval bekend bij Rijkswaterstaat dat de gemeenten al in 2017 hadden ingestemd met de gebiedsgerichte aanpak Veluwe waarin realisatie van brandcorridors op de Veluwe en de daarbij horende omvorming van naaldbos naar loofbos is opgenomen. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Zijn de bewoners van het traject langs de A28 betrokken bij de besluitvorming en hebben zij de mogelijkheid gehad om inspraak uit te oefenen? Zo ja, op welke wijze heeft Rijkswaterstaat naar deze inspraak gehandeld?
Nee, er is geen direct contact geweest met omwonenden. Dit is voor dit soort onderhoudsprojecten ook niet gebruikelijk.
Bent u bereid om de alternatieven voor minder intensieve kap, zoals aangedragen door de gemeenten en provincie Gelderland, te bespreken met Rijkswaterstaat en bent u bereid om de Kamer hierover blijvend te informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4. Rijkswaterstaat gaat de werkzaamheden voor de brandveiligheidscorridor plannen zodra de betrokken gemeenten, de veiligheidsregio en provincie Gelderland daarover een akkoord hebben bereikt.
Ik zal uw Kamer informeren over de voortgang van het overleg.
Het bericht dat een 13-jarig meisje 4 uur lang met handboeien om is vastgehouden |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Zeeuwse agenten gefrustreerd: 13-jarig meisje 4 uur lang met handboeien om vastgehouden»?1
Ja ik ken dit bericht.
Hoe kan het dat bij een dergelijke spoedeisende zaak, geen behandelplek voorhanden is?
Naar aanleiding van het artikel in de PZC heb ik navraag laten doen over deze casus. In deze casus was er een behandelplek voorhanden. De doorlooptijd wordt veroorzaakt door de afstanden en de te nemen stappen. In deze casus is dit conform afspraken verlopen. Het meisje is opgenomen in de instelling die haar al onder behandeling had. Haar behandeling kan zodoende worden voortgezet.
Er is geen sprake van dat het meisje vier uur lang met handboeien om is vasthouden. De PZC heeft dit overigens op de dag van publicatie van het artikel gerectificeerd. Voor de duur dat zij wel geboeid is geweest is een in bewaringstelling aangevraagd op grond van de Wet BOPZ.
Dit neemt uiteraard niet weg dat dergelijke situaties heftig en verdrietig zijn en voor betrokkenen hulpverleners schokkend kunnen zijn.
Is bekend hoe vaak het gebeurt dat er geen crisisplekken zijn voor jongeren die acuut hulp nodig hebben? Zo ja, hoe vaak gebeurt dit?
Nee, we weten dat bij crisisgevallen de regionale expertises worden ingezet om zo snel mogelijk de jongere van de best passende en beschikbare hulp te voorzien. In deze casus was er een passende plek beschikbaar binnen de eigen regio.
Bent u het eens met de stelling dat dit het zoveelste signaal is dat er vaak te weinig zorg beschikbaar is? Zo nee, waarom niet?
Ik ben het niet eens met deze stelling: Er was in deze casus zorg beschikbaar.
Is bekend hoe vaak het gebeurt dat jongeren bij een acute en spoedeisende hulpvraag niet in de eigen regio terecht kunnen?
Er worden landelijk geen cijfers bijgehouden over de buiten-regionale plaatsing van crisisgevallen. Dit komt mede doordat onderzoek heeft uitgewezen dat de duiding «crisissituatie» verschillend wordt geïnterpreteerd. Er worden wel cijfers in de beleidsinformatie bijgehouden over hoe vaak crisisplaatsingen voorkomen. Het oordeel over wel of niet crisis, wordt aan de professionals overgelaten. In het halfjaarrapport Jeugdhulp 2019 van CBS, wordt een kwart van de plaatsingen bij jeugdhulp met verblijf ingeschat als een crisisplaatsing. Deze waarneming krijgt pas meerwaarde als we trends kunnen laten zien. In de casus die hier voorligt heeft betrokkene zorg gekregen in de eigen regio.
Bent u het eens met de stelling dat het juist in dergelijke spoedeisende gevallen belangrijk is dat plaatsing in de eigen regio van belang is, ook voor familieleden, vrienden en bekenden?
Ja. In deze casus is het meisje opgenomen in de instelling die haar ook al onder behandeling had en die zich bevindt in haar eigen regio.
Wat gaat u eraan doen om te zorgen dat kwetsbare jongeren met een acute hulpvraag, sneller geholpen worden in de eigen regio?
De doorlooptijd van enkele uren in deze casus wordt veroorzaakt door de gebruikelijk te nemen stappen, de betrokkenheid van verschillende partijen zoals de politie, de huisarts en de betrokken instelling, de triage die moet plaatsvinden en het aanvragen van een inbewaringstelling op grond van de Wet BOPZ om het meisje veilig te kunnen vervoeren. Daarnaast moeten er nog afstanden worden afgelegd, ook als alles zich binnen één regio afspeelt.
Wilt u proberen deze vragen te beantwoorden voor het wetgevingsoverleg van 18 november?
Ja.
Geweld tegen de actiegroep Kick Out Zwarte Piet |
|
Niels van den Berge (GL), Kirsten van den Hul (PvdA), Gijs van Dijk (PvdA), Maarten Groothuizen (D66), Nevin Özütok (GL), Jan Paternotte (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kent u de berichten «Activisten vernielen ruiten en auto’s bij bijeenkomst Kick Out Zwarte Piet» en «Kick Out Zwarte Piet regelt extra beveiliging»?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering betekenen dat een congres van Kick Out Zwarte Piet (KOZP) ongestoord moet kunnen verlopen?
Ja.
Deelt u de mening dat de wijze waarop de genoemde bijeenkomst door tegenstanders werd verstoord met geweld en intimidatie de grenzen van de vrijheid van meningsuiting ver te buiten gaat en sterk veroordeeld dient te worden?
De vrijheid van vergaderen, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van demonstreren zijn fundamentele rechten die essentieel zijn in onze democratische rechtsstaat. Iedereen die een mening heeft over het Sinterklaasfeest moet dit kunnen bespreken en uiten.
Het is in onze rechtsstaat ontoelaatbaar dat (groepen van) individuele burgers een bijeenkomst van andere burgers verstoren met geweld en intimidatie. Of daarvan in dit geval sprake is, is in onderzoek door politie en justitie.
Waren de lokale autoriteiten op de hoogte van de genoemde bijeenkomst?
De organisatie heeft de lokale autoriteiten niet over de bijeenkomst geïnformeerd, maar in een laat stadium is bij de politie op andere wijze bekend geworden dat een besloten bijeenkomst van Kick Out Zwarte Piet (KOZP) zou plaatsvinden en ook de locatie daarvan. Mede omdat uit de social media bleek dat er een mogelijke tegenreactie zou plaatsvinden, heeft de politie in de omgeving van de betreffende locatie maatregelen getroffen, waardoor zo nodig snel kon worden opgetreden.
Wat is er – gezien de verschillende uitingen van geweld en intimidatie jegens KOZP en demonstranten met een vergelijkbare boodschap vorig jaar – gedaan om een veilig verloop van deze bijeenkomst te waarborgen?
Zie het antwoord op vraag 4.
Waren de oproepen van Pegida en de in het bericht genoemde ondernemer bij de lokale autoriteiten bekend? Zo ja, wat is er gedaan om ongeregeldheden te voorkomen en waarom is dit niet gelukt? Zo nee, hoe verklaart u dat deze oproepen tot geweld niet bekend waren bij het bevoegd gezag?
Zie het antwoord op vraag 4.
Waren de tegenacties tijdens het congres van KOZP vantevoren bekend? Zo ja, waren die toegestaan, hoe zijn de veiligheidsrisico’s ingeschat en welke opvolging is hier aan gegeven?
Zie het antwoord op vraag 4.
In hoeverre geeft in uw ogen Pegida met dergelijke acties aan zich te willen bedienen van anti-democratische middelen?
Het is ons niet bekend of de personen die deze tegenacties hebben uitgevoerd leden van Pegida waren. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Hoe beoordeelt u het voornemen van KOZP om – gezien het tegen hen gerichte geweld vorig jaar en jongstleden zaterdag – zelf beveiliging te gaan organiseren? Bent u bereid hierover met de actiegroep(en) in gesprek te gaan?
Het recht op vergaderen en demonstreren is een fundamenteel grondrecht. Wanneer nodig zal de burgemeester dat recht beschermen. De politie draagt zorg voor de feitelijke uitvoering daarvan, onder gezag van de burgemeester. Het is van belang dat wanneer iemand meent dat hij zijn grondrecht niet vrij kan uitoefenen, hij tijdig met de burgemeester of de politie in contact treedt om de politie in de gelegenheid te stellen eventueel benodigde maatregelen te treffen. Daarnaast wordt u verwezen naar de eerdere beantwoording van Kamervragen over dit onderwerp van 21 maart 2019.3
Hoe ondersteunt u gemeenten, burgemeesters en andere ordehandhavers om ervoor te zorgen dat toekomstige activiteiten van KOZP en Sinterklaasintochten vreedzaam kunnen verlopen?
Aan gemeenten is in november vorig jaar aangeboden de handreiking «Demonstreren, bijkans heilig», opgesteld door de gemeente Amsterdam, de politie en het Openbaar Ministerie. Daarnaast zijn er inmiddels verschillende instrumenten over de omgang met polarisatie. De politie monitort ontwikkelingen, adviseert de burgemeester en zorgt voor inzet ter plaatse wanneer dat nodig is.
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in een breed samenwerkingsverband, onder meer met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de afgelopen periode verschillende initiatieven en trajecten doorlopen met gemeenten, burgemeesters en politie. Uw Kamer wordt daarover nog nader geïnformeerd in de brief die de Minister van Justitie en Veiligheid heeft toegezegd in het mondelinge vragenuur van 12 november jl.
In hoeverre verwacht u dat de bevoegde autoriteiten de vrijheid van meningsuiting rondom de Sinterklaasintocht dit jaar waarborgen zonder dat demonstraties uit veiligheidsoverwegingen verboden moeten worden?
Uitgangspunt – ook tijdens de Sinterklaasintocht – is dat vreedzame demonstraties zoveel als redelijkerwijs mogelijk worden gefaciliteerd en beschermd, ook als sprake is van soms heftige tegen(re)acties. Het is aan de lokale driehoek (burgemeester, politie en OM) om daarbij binnen de geldende wettelijke kaders keuzes te maken. De berichten over het verloop van de Sinterklaasintochten geven het beeld dat het lokale gezag en de politie zich goed hebben voorbereid op de intochten van 2019. Met behulp van een aanzienlijke inzet van politiemedewerkers is adequaat gereageerd op incidenten en zijn demonstraties in goede banen geleid, waarbij het demonstratierecht zo min mogelijk is beperkt. Zie ook het antwoord op vraag 10.
Bent u ervan op de hoogte dat kinderdagverblijven, die een inclusief Sinterklaasfeest willen vieren in Den Haag, zich ook bedreigd voelen? Zo ja, hoe gaat u hun veiligheid garanderen?
Ja. Burgers en instellingen die zich bedreigd voelen kunnen zich wenden tot de politie. Zie verder het antwoord op vragen 10 en 11.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór 16 november 2019?
De vragen zijn zo spoedig als mogelijk beantwoord.
Problemen met de toepassing van thermisch gereinigde grond (TGG). |
|
Maurits von Martels (CDA) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de ontwikkelingen op het gebied van de stopzetting van de toepassing van thermisch gereinigde grond (TGG) sinds 2017? Kunt u een tijdlijn schetsen van de ontwikkelingen sinds het stopzetten? Kunt u daarbij aangeven wie de stopzetting heeft afgedwongen, wat het stopzetten van de toepassingen van TGG toentertijd rechtvaardigden en welke onderzoeksuitkomsten het rechtvaardigen dat de toepassing van TGG bijna twee jaar na dato nog steeds stil ligt?
Ja, ik ben op de hoogte van de ontwikkelingen op het gebied van de stopzetting van de toepassing van thermisch gereinigde grond (TGG).
Rijkswaterstaat heeft in maart 2017 besloten om TGG vooralsnog niet meer in haar werken toe te passen, dit vanwege problemen met de kwaliteit. In mijn beantwoording van de Kamervragen van het lid Dik-Faber (ChristenUnie) van 5 juli 2018 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de problemen met en het onderzoek naar de kwaliteit van TGG in de Westdijk te Bunschoten. De kwaliteit van de TGG voldeed niet aan de normen die gesteld worden vanuit het Besluit Bodemkwaliteit en had niet toegepast mogen worden. Dit heeft het vertrouwen in het product TGG bij de afnemers geschaad en heeft geleid tot een terughoudendheid in het gebruik van TGG. Het Waterschap Vallei en Veluwe is voornemens de toegepaste TGG in het dijklichaam te verwijderen.
Op basis van de signalen over de problemen heeft de ILT onderzoek gedaan naar het reinigingsproces van de thermische reinigers. Hieruit kwam naar voren dat het reinigingsproces niet in overeenstemming was met de beoordelingsrichtlijn «bewerken van verontreinigde grond en baggerspecie». Daarnaast heeft TGG door het reinigingsproces andere eigenschappen dan de grond die bij normale ontgravingen vrijkomt. Dat maakt dat sommige zware metalen en sulfaat in hogere concentraties kunnen uitspoelen dan eerder werd verwacht.
Op 30 november 2018 heeft de ILT, vanuit haar rol in het toezicht op de keten, de omgevingsdiensten geattendeerd op de stagnatie van de afzet van TGG. Om het vertrouwen in de geproduceerde TGG te herstellen heeft de ILT in het najaar van 2018 de beide thermische reinigers gevraagd om de kwaliteit van de voorraden TGG te verifiëren.
Op 11 december 2018 heb ik in mijn brief over het duurzaam hergebruik van grond de Tweede Kamer geïnformeerd over de eigenschappen en kwaliteit van TGG en over de voorgenomen registratie van toepassingen van TGG. Tevens heb ik aangegeven dat ik in overleg met de branche zal onderzoeken welke aanvullende maatregelen nodig zijn om een verantwoorde toepassing van TGG mogelijk te maken.
De ILT is eind 2018 – begin 2019 met de thermische reinigers een bemonsteringstrategie overeengekomen voor de bestaande voorraden aan TGG. Beide reinigers zijn in het voorjaar van start gegaan met de uitvoering van de bemonstering en analyses. Op 26 april 2019 heeft de ILT de omgevingsdiensten geïnformeerd over het verificatieonderzoek.
Vanaf augustus 2019 zijn door de thermische reinigers de eerste resultaten van het verificatieonderzoek naar de voorraden aan de ILT overlegd. Uit de analyse van de resultaten door de ILT kwam een aantal technische onduidelijkheden naar voren die afgelopen najaar door de beide thermische reinigers verder zijn uitgezocht en toegelicht. De resultaten van deze verificatiekeuringen zullen deel uitmaken van de verzamelde bewijsmiddelen die samen de milieuhygiënische verklaring (MHV) vormen, welke bij het aanbieden van TGG moet worden overhandigd aan de afnemer.
De thermische reinigers hebben toegezegd aan de ILT om aan de afnemers aan te geven hoe praktisch invulling kan worden gegeven aan de zorgplicht zodat het uitlooggedrag van sommige stoffen uit de TGG wordt ondervangen. Het lokaal bevoegd gezag kan op basis van deze gegevens uiteindelijk alle risico’s afwegen en locatie specifiek passende beheersmaatregelen bepalen ten behoeve van de daadwerkelijke nuttige toepassing van de voorraden TGG. De ILT heeft deze week de goedkeuringsbrieven op het verificatieonderzoek aan de thermische reinigers verstuurd. Dit betekent dat de thermische reinigers TGG weer kunnen aanbieden. De omgevingsdiensten worden hierover door de ILT geïnformeerd.
Rijkswaterstaat heeft een inventarisatie gemaakt van toepassing van TGG in hun werken. Uw Kamer zal in het eerste kwartaal van 2020 worden geïnformeerd over de mogelijke aanpak. Rijkswaterstaat zal met de thermisch reinigers in overleg treden over mogelijke toepassingen van TGG.
Deelt u de mening dat het belangrijk is om vanuit de gedachten van een circulaire economie, zoals ook benadrukt wordt in het regeerakkoord, grond zoveel mogelijk her te gebruiken? Welke toekomst voorziet u voor TGG en voor welke toepassingen ziet u TGG als een circulaire oplossing? Voor welke toepassingen ziet Rijkswaterstaat TGG als een mogelijke circulaire oplossing?
Ik deel de mening dat het belangrijk is om vanuit de gedachte van een circulaire economie grond zoveel mogelijk te hergebruiken. Hierbij is het belangrijk dat de kwaliteit van de hergebruikte grond voldoet aan de eisen die gesteld worden vanuit het Besluit bodemkwaliteit. Daarbij moet ook de zorgplicht voor het omgaan met niet-genormeerde stoffen in acht genomen worden.
Nu de ILT aangeeft dat de verificatiekeuringen van de opgeslagen TGG bij de beide reinigers betrouwbaar tot stand zijn gekomen, kan TGG weer worden aangeboden. Het is aan de afnemers om een afweging te maken om TGG wel of niet toe te passen. Dat geldt ook voor eventuele toepassingen in Rijkswaterstaat werken.
Voert de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) het onderzoek uit dat in de Kamerbrief van 11 december 2018 als volgt staat beschreven: «in overleg met de branche onderzoeken worden gedaan welke aanvullende maatregelen nodig zijn om een verantwoorde toepassing aan TGG mogelijk te maken»?1 Hoe zijn de branches hierbij betrokken? Is dit onderzoek inmiddels afgerond? Zo ja, wilt u dit onderzoek zo spoedig mogelijk met de Kamer delen? Op welke termijn verwacht u dat dit onderzoek beschikbaar komt, indien het onderzoek nog niet beschikbaar is? Kunt u daarbij tevens aangeven aan welke wettelijke vereisten TGG moet voldoen en in hoeverre alleen deze aspecten of ook andere aspecten in dit onderzoek zijn meegenomen?
In het voorjaar van 2019 is enkele keren overleg geweest met de thermische reinigers over mogelijke aanvullende maatregelen van de reinigers om het vertrouwen in de markt weer te herstellen. Uit het overleg bleek dat de prioriteit van de thermische reinigers lag op het verifiëren van de kwaliteit van de bestaande voorraden aan TGG. Ik heb dit in mijn brief van 5 september 2019 aangegeven. Voor het toepassen van TGG is het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit van toepassing. Nu de ILT aangeeft dat de verificatiekeuringen van de opgeslagen TGG bij de beide reinigers betrouwbaar tot stand zijn gekomen en de reinigers hebben toegezegd hoe invulling gegeven kan worden aan de zorgplicht, kunnen de huidige voorraden TGG worden aangeboden. Verder laat ik de normen en de onderzoeksmethode voor TGG door het RIVM evalueren. Naar de toekomst toe vind ik het wenselijk om de voorwaarden die gesteld worden aan TGG te expliciteren. Dit onderzoek wordt naar verwachting eind derde kwartaal 2020 afgerond.
Klopt het dat de toepassingen van TGG vanuit de hele sector nu al 14 maanden stilliggen in afwachting van dit onderzoek? Deelt u de mening dat de sector (ondermeer financieel) ernstig te lijden heeft onder het stopzetten van TGG-toepassingen? Kunt u aangeven hoe groot die schade momenteel reeds is? Welke rol ziet u voor uzelf, de ILT, de DCMR en andere betrokken om de problemen op te lossen en de afzet van TGG op korte termijn weer mogelijk te maken?
Als gevolg van de incidenten met TGG zoals in de Westdijk is er in de markt onrust ontstaan over de kwaliteit van de TGG. Vanuit de circulaire economie is er belang om zoveel mogelijk grond te hergebruiken, echter de kwaliteit moet wel betrouwbaar zijn. Zoals ik in mijn brief van 11 december 2018 heb aangegeven is het vertrouwen in TGG sterk afgenomen. Het verifiëren van de kwaliteit is een eerste vereiste om het vertrouwen in de geproduceerde TGG weer te herstellen. Dit is de verantwoordelijkheid van de producenten. Zolang de kwaliteit van de huidige voorraden van TGG niet geverifieerd was, is gebleken dat de afnemers erg terughoudend zijn om partijen TGG te accepteren.
De thermische reinigers ondervinden gevolgen van de problemen met de afzet van TGG. De omvang van deze schade kan ik niet aangeven omdat dit private organisaties betreft. Naast de thermische reinigers ondervinden ook toeleveranciers van verontreinigde bodem en oliehoudend slib de gevolgen. Het is daarom belangrijk dat TGG zo snel mogelijk weer op verantwoorde wijze kan worden toegepast.
Verder heb ik bij de reinigers aandacht gevraagd voor de milieuschade en de maatschappelijke schade die is ontstaan door het toepassen van TGG die niet aan de vereisten voldoet. Het waterschap Vallei en Veluwe is voornemens de toegepaste TGG in de Westdijk te verwijderen.
Waar kunnen bedrijven met zwaar verontreinigde grond op dit moment terecht, nu door de enorme overschotten aan gereinigd materiaal de verwerkingssector geen grond meer aan kan nemen? In hoeverre zijn er vergunningen verleend om de opslag van TGG uit te breiden? Wat wordt er in de tussentijd met de zwaar verontreinigde grond gedaan? Zijn er situaties waarin de volksgezondheid mogelijk in gevaar komt? Zo ja, waar? Zo nee, hoe weet u dat dit niet aan de orde is?
De verontreinigde grond die eerst thermisch gereinigd werd kan deels naar andere grondreinigers met andere verwerkingstechnieken worden afgezet. Dit is afhankelijk van de samenstelling van de grond en van de verontreiniging. Grote delen van de verontreinigde grond worden in tussenopslag gehouden op ontgravingslocaties of binnen opslaginrichtingen in afwachting van mogelijke afzet naar de thermische reinigers. Voor enkele specifieke materiaalstromen zoals rioolzand en slibresiduen geven inzamelaars aan dat de opslag begint te knellen. Nu er weer zicht komt op dat TGG weer toegepast kan worden, zal naar verwachting ook de inname van verontreinigde grond door de thermisch reinigers weer kunnen plaatsvinden. Daarmee komt een oplossing voor de knelpunten nabij.
TGG wordt toegepast in grootschalige, veelal infrastructurele werken. Dit betreft bijvoorbeeld dijklichamen, geluidswallen en nabij wegen, zoals in het talud. Bij deze toepassingen is vanwege de wijze van toepassing de blootstelling en daarmee samenhangende risico voor de volksgezondheid verwaarloosbaar. Het RIVM heeft onderzoek gedaan naar de toepassingen van TGG in Perkpolder en de Westdijk te Bunschoten. Het RIVM geeft aan dat bij de Westdijk in de huidige (beheerste) situatie de risico’s voor dier en milieu relatief beperkt zijn met uitzondering van vee-drenking en dat er geen risico’s zijn voor de volksgezondheid. Voor Perkpolder geeft het RIVM ook aan dat er geen gezondheidsrisico’s zijn voor de volksgezondheid.
Welke (aanvullende) maatregelen zijn er nodig om TGG-toepassingen weer mogelijk te maken? Wat bent u voornemens om op korte termijn te doen zodat de TGG-markt weer van de grond komt?
In vraag 2, 3 en 4 ben ik ingegaan op de aanvullende maatregelen die er nodig zijn om TGG-toepassingen weer verantwoord mogelijk te maken. De ILT heeft aangegeven dat de verificatiekeuringen van de opgeslagen TGG bij de thermische reinigers betrouwbaar tot stand zijn gekomen. TGG kan door de thermische reinigers weer worden aangeboden.
Het lokaal bevoegd gezag kan op basis van deze informatie uiteindelijk alle risico's afwegen en locatie specifiek passende beheersmaatregelen bepalen ten behoeve van het toepassen van de voorraden TGG.
Het bericht ‘Kabinet geeft groen licht voor volledig vuurwerkverbod in Apeldoorn, maar Raad van State twijfelt’ |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Kabinet geeft groen licht voor volledig vuurwerkverbod in Apeldoorn, maar Raad van State twijfelt» uit De Stentor van 12-11-2019?1
Ja.
Heb ik het goed begrepen dat de afdeling Advisering van de Raad van State in het kader van haar advies over de laatste wijziging van het Vuurwerkbesluit2 heeft aangegeven dat aanpassing van het Vuurwerkbesluit niet bij kan dragen aan het creëren van een bevoegdheid om gemeentelijk te komen tot een volledig vuurwerkverbod? Heb ik het goed begrepen dat het Vuurwerkbesluit dus nu al (bij de komende jaarwisseling) niet in de weg staat aan het volledig vuurwerkvrij verklaren van een gemeente, zeker nu de toelichting op dat Vuurwerkbesluit ook expliciet hierop aangepast is?
De aanpassing van de toelichting op het Vuurwerkbesluit verduidelijkt dat het Vuurwerkbesluit geen uitputtende regeling is voor wat betreft het afsteken van vuurwerk. De bestaande gemeentelijke autonome verordenende bevoegdheid kan daarom worden ingezet om aanvullend een gemeentelijk afsteekverbod te regelen. Het Vuurwerkbesluit staat niet in de weg aan een dergelijk gemeentelijk vuurwerkverbod.
Is dit advies van de afdeling Advisering van de Raad van State in lijn met de uitspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 december 20163 waarin deze afdeling bevestigt dat op grond van de autonome gemeentelijke verordeningsbevoegdheid vuurwerkvrije zones kunnen worden aangewezen en dat deze beperking van het afsteken van vuurwerk niet strijdig is met het Vuurwerkbesluit?
Ja, de Afdeling advisering van de Raad van State heeft opgemerkt dat het standpunt van de regering, dat de vuurwerkvrije zones het gehele grondgebied van de gemeente kunnen betreffen, in de toelichting bij het Vuurwerkbesluit opgenomen kan worden. Dit is overgenomen.
In de uitspraak van 14 december 2016 overweegt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat met het Vuurwerkbesluit blijkens de tekst van het besluit en de toelichting niet is beoogd een uitputtende regeling te treffen. In het Vuurwerkbesluit zijn enkel minimale waarborgen gegeven, die met name betrekking hebben op technische vereisten. Tevens zijn, behoudens de artikelen 2.3.6 en 2.3.7, in het Vuurwerkbesluit geen regels gegeven over het tot ontbranding brengen van consumentenvuurwerk. Regels over het aanwijzen van plaatsen voor het al dan niet bezigen van vuurwerk zijn in het Vuurwerkbesluit niet opgenomen. Gelet hierop blijft voor het gemeentebestuur op grond van de autonome bevoegdheid de mogelijkheid bestaan om plaatsen aan te wijzen waar het afsteken van vuurwerk verboden is.
Hoe verhouden de hierboven bij vraag 2 en 3 aangehaalde adviezen en uitspraken zich tot de uitspraken van de woordvoerder van de Raad van State, zoals weergegeven in het artikel in de Stentor, namelijk dat er geen sprake is van een juridisch voldoende grondslag in de bestaande wetgeving om tot een algeheel gemeentelijke verbod te komen?
Zorgvuldige besluitvorming is aan wettelijke eisen gebonden. In het artikel in de Stentor worden zorgen geuit dat een gemeentelijk vuurwerkverbod de vrije handel in vuurwerk zou kunnen belemmeren. Beperkingen van de verkoop en het gebruik van consumentenvuurwerk zijn volgens artikel 4 van de Pyrorichtlijn toegestaan. Een gemeentelijk afsteekverbod dat goed is gemotiveerd, past binnen de ruimte die de Pyrorichtlijn biedt voor nationaal vuurwerkbeleid.
In het ontwerpbesluit zoals dat aan de Afdeling advisering van de Raad van State is voorgelegd, was een bepaling opgenomen waarin werd verduidelijkt dat gemeenten op grond van de al bestaande autonome verordenende bevoegdheid ook bevoegd zijn om het gehele grondgebied vuurwerkvrij te maken.
De regering beoogde hiermee maximale duidelijkheid te geven aan gemeenten. De Afdeling advisering van de Raad van State is van mening dat er geen wettelijke grondslag bestaat om deze bepaling op te kunnen nemen in het Vuurwerkbesluit. De Afdeling advisering van de Raad van State heeft daarbij aangegeven dat het standpunt van de regering ook in de toelichting zou kunnen worden opgenomen. De regering heeft dit overgenomen en is van mening dat hiermee voor gemeenten voldoende duidelijkheid bestaat dat zij een bevoegdheid hebben om het grondgebied van de gemeente vuurwerkvrij te maken.
Gemeenten moeten ieder besluit goed onderbouwen, dus ook een afsteekverbod. De rechter kan deze onderbouwing toetsen wanneer een handhavingsbesluit wordt aangevochten door een belanghebbende.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het, naar verwachting op zeer korte termijn in te plannen, Verslag Algemeen Overleg Jaarwisseling (naar aanleiding van het algemeen overleg op 9 oktober jl.)?
Ja.
Het artikel 'NS schrapt korting in de avondspits vanaf 2021' |
|
Corrie van Brenk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «NS schrapt korting in de avondspits vanaf 2021»?1
Ja.
Hoe oordeelt u over de aanpassing van abonnementen bij de NS?
Op grond van de concessie voor het hoofdrailnet heeft NS de verantwoordelijkheid om te zorgen voor een abonnementenaanbod dat aansluit bij de wensen van verschillende reizigersgroepen. NS handelt met deze wijziging van het aanbod binnen de afspraken die in de concessie voor het hoofdrailnet zijn vastgelegd.
Bent u het eens met de stelling dat het schrappen van de korting in de middagspits voor de abonnementhouders van 60 jaar en ouder een grote verslechtering betekent, met name wat betreft keuzedagen, aangezien zij dan hun terugreis of heel vroeg of pas na half zeven kunnen aanvangen? Kunt u uw antwoord toelichten? Hoe oordeelt u over de prijsverhoging, namelijk van € 25,50 voor 7 keuzedagen (in combinatie met een abonnement, bijvoorbeeld DalVrij, 5€ per maand) in de oude situatie, naar € 39 voor 3 keuzedagen in de nieuwe situatie, waarbij de reisvoorwaarden ook nog eens worden ingeperkt (keuzedagen zijn dan immers alleen nog maar geldig in de daluren)?
Op dit moment kunnen ouderen, in combinatie met een voordeelurenabonnement, kiezen voor een bijabonnement in de vorm van 7 Keuzedagen. In het nieuwe abonnementenaanbod van NS zal deze mogelijkheid worden afgeschaft. Keuzedagen blijven wel behouden voor de huidige groep klanten die hier gebruik van maakt, waarbij zal gelden dat alleen in de daluren vrij kan worden gereisd.
Voor nieuwe klanten boven de 65 jaar introduceert NS eind 2020 Flexdagen. Flexdagen werken anders dan keuzedagen. De reiziger koopt, zonder dat hij ook een ander voordeelurenabonnement hoeft aan te schaffen, voor € 39 drie vrije reisdagen, waarin buiten de spits gereisd kan worden. De consumentenorganisaties hebben positief geadviseerd over de prijs van de Flexdagen.
Bent u het eens met de stelling dat de rekening voor het meer spreiden van reizigers nu eenzijdig bij oudere reizigers wordt neergelegd en dat dit oneerlijk is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het voordeelurenabonnement is niet leeftijdsgebonden. Er is geen sprake van het eenzijdig neerleggen van een rekening bij oudere reizigers. Met de nieuwe voorwaarden kan nog steeds met 40% korting in het weekend en op doordeweekse dagen buiten de spitsuren worden gereisd. Reizigers die in de spits willen reizen, betalen het reguliere tarief. Hiermee wordt de avondspits ontlast en een bijdrage geleverd aan een betere spreiding van de reizigers.
Bent u het eens met de stelling dat het belangrijk is om het gespreid gebruik van openbaar vervoer op een zodanige manier te stimuleren dat alle groepen reizigers daar iets aan bijdragen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Het in gevaar brengen van de gezondheid van dier en mens voor een truc om stikstofruimte te verkrijgen |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat een van de twee leegstaande stallen die met instemming van de provincie Flevoland is gevuld met duizenden eenden om de stikstofruimte binnen de vergunning van de veehouder op een later moment te kunnen inzetten voor de bouw van een windmolenpark is gelegen aan een straat in Biddinghuizen waar in 2016 en in 2017 bij verschillende bedrijven meerdere uitbraken waren van een zeer besmettelijke variant van de vogelgriep?1 2 3
Ik ben op de hoogte van de artikelen, die hierover in de pers verschenen zijn.
Herinnert u zich uw eerdere bevestiging van het feit dat experts waarschuwen dat eenden gemakkelijker dan kippen besmet kunnen worden met vogelgriepvirussen en dat de ziekteverschijnselen vaak minder duidelijk zijn bij eenden?4
Ja, dat herinner ik me.
Erkent u dat het ophokken van eenden die worden gehouden voor vleesproductie niet helpt om uitbraken van vogelgriep te voorkomen, aangezien deze dieren jaarrond in een stal worden opgehokt en nooit naar buiten mogen?
De kans dat eenden besmet worden met vogelgriep is groter bij eenden die buiten lopen dan bij eenden die binnen worden gehuisvest.
Wist u dat de eigenaar van een eendenhouderij aan de betreffende straat, na de uitbraak van vogelgriep in 2016 en een eerdere preventieve ruiming van alle eenden in 2014, besloot om het bedrijf op die locatie te beëindigen, aangezien de locatie dicht bij het Veluwemeer ligt en de aanwezigheid van open water en concentraties van wilde watervogels een vergroot risico op vogelgriep met zich meebrengen?5
In het artikel dat u aanhaalt, wordt inderdaad vermeld dat de pluimveehouder zijn bedrijf heeft beëindigd vanwege de risico’s op insleep van vogelgriep. Ik ben niet op de hoogte van de beslissingen van alle individuele pluimveehouders in Nederland. Ik ben wel goed op de hoogte van de vogelgriepproblematiek, die speelt in de pluimveesector en probeer daar samen met de pluimveesector en andere belangenpartijen oplossingen voor te vinden. Zie daarvoor de roadmap strategische aanpak vogelgriep die ik samen met de pluimveesector en dierenbescherming heb opgesteld en op 26 maart jl. aan uw Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 28 807, nr. 222).
Kunt u zich herinneren dat na de uitbraken in 2016 en 2017 van vogelgriep aan de betreffende straat in Biddinghuizen, de Boerderij een analyse publiceerde waarin werd geconcludeerd dat het niet zo verstandig is om grote aantallen eenden te houden in de buurt van waterrijke gebieden, waarbij werd gesteld dat pijnlijke keuzes nodig waren zoals het verhuizen van bedrijven uit dergelijke hoogrisicogebieden?6
De zorgen over het insleeprisico van vogelgriep in bepaalde gebieden in Nederland zoals in het artikel verwoord, deel ik. Onder andere daarom heb ik de in het antwoord op vraag 4 genoemde roadmap strategische aanpak vogelgriep opgesteld. De acties uit die roadmap worden nu uitgevoerd.
Deelt u, gezien het voorgaande, de mening dat met het plaatsen van duizenden eenden in een stal midden in een hoogrisicogebied welbewust de gezondheid van mens en dier op het spel is gezet?
Naast de ligging van een pluimveebedrijf zijn er ook andere factoren van invloed op de kans dat het bedrijf met vogelgriep besmet kan raken. Zoals de bouw van de stal, de precieze locatie en de bioveiligheidsmaatregelen die getroffen zijn. Het is aan ondernemers zelf om met al deze factoren rekening te houden.
In de in hierboven aangehaalde roadmap, is een paragraaf over de ontwikkeling van een plan van aanpak voor structuurmaatregelen opgenomen. De meeste HPAI-uitbraken werden de laatste jaren gevonden in waterrijke gebieden. Daarom is het logisch na te gaan of meer rekening gehouden kan worden met de locatie van pluimveebedrijven in relatie tot het risico op insleep van HPAI. Het plan van aanpak kan onder meer ingaan op specifiek beleid voor de vestiging van nieuwe pluimveebedrijven, het verplaatsen of functieverandering van bestaande bedrijven of voor de aanleg van nieuw open water. Hiermee is het in principe mogelijk het risico op introductie van HPAI te beïnvloeden. Er is een start gemaakt met deze actie. Naast de opstellers van de roadmap zijn hier ook andere partijen bij betrokken, zoals provincies en gemeenten.
Erkent u dat de onduidelijkheid die u heeft laten ontstaan over de latente ruimte in vergunningen en de onbenutte capaciteit ertoe heeft geleid dat ondernemers ruimte zoeken en nemen voor dergelijke trucs?
Het is aan een ondernemer om te besluiten op welke wijze en wanneer hij gebruik maakt van zijn vergunde ruimte. Binnen een geldige vergunning was en is het op elk moment toegestaan om bestaande stallen binnen de vergunde ruimte weer vol te zetten. Daarbij is in de beleidslijn zoals kenbaar gemaakt in de Kamerbrief van 4 oktober 2019 (Kamerstuk 32 670, nr. 167) aangegeven dat uitsluitend de feitelijk gerealiseerde en vergunde capaciteit (stalcapaciteit) kan worden benut. In deze casus is niet afgeweken van deze beleidslijn.
De betreffende pluimveehouder heeft binnen de grenzen van verleende vergunningen zijn feitelijk gerealiseerde en vergunde stalcapaciteit benut.
Hoe gaat u deze truc beëindigen en vergelijkbare trucs in de toekomst voorkomen?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn eerdere beantwoording van de Kamervragen van 5 november 2019 over dit onderwerp (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 735).
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Ja.
De uitzending van Undercover Nederland over de misstanden die plaatsvinden in een legale seksinrichting in Doetinchem. |
|
Jan de Graaf (CDA), Anne Kuik (CDA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Undercover Nederland «Sekswerkers hebben in deze seksclub geen leven»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de aangetoonde misstanden, zoals dat de exploitant weet dat vrouwen gedwongen worden om als prostituee te werken?
Misstanden in de prostitutiebranche moeten hard aangepakt worden. Als een exploitant er weet van heeft dat prostituees bij hem of haar onder dwang werken, dan betekent dat in veel gevallen dat de vergunning ingetrokken kan worden. Het is hiervoor noodzakelijk dat de misstanden daadwerkelijk zijn vastgesteld. Vergunningverlening en toezicht en handhaving binnen de seksbranche zijn lokale bevoegdheden. Een besluit over een eventuele sluiting is eveneens een lokale aangelegenheid.
Deelt u de mening dat seksinrichtingen zoals in Doetinchem – die willens en wetens misstanden faciliteren – gesloten moeten worden en dat de verantwoordelijken vervolgd dienen te worden?
Indien er sprake is van ernstige overtredingen van vergunningvoorwaarden, ligt het in de rede een inrichting te sluiten. Een besluit over een eventuele sluiting is als gezegd een lokale aangelegenheid. Ik heb contact gehad met de gemeente Doetinchem en heb begrepen dat er zeer regelmatig controles worden uitgevoerd en daar waar nodig handhavend wordt opgetreden. De bestuurlijke controles hebben geen aanleiding gegeven voor een strafrechtelijk onderzoek.
Deelt u de mening dat controlesystematiek van gemeenten niet moet neerkomen op een afvinklijstje, maar gericht moet zijn op het voorkomen van uitbuiting en misstanden? Zo ja, in hoeverre heeft u een beeld dat dit ook daadwerkelijk de praktijk is en de regelgeving zijn doel dient?
Ja, die mening deel ik. Mijn indruk is dat gemeenten en politie regelmatig controleren op de prostitutiebranche en dat daarbij veel oog is voor mogelijke signalen van mensenhandel en voor andere misstanden. Omdat er echter geen sprake is van een uniform vergunningstelsel en gemeenten hier zelf invulling aan kunnen geven, doen zich lokale verschillen voor en kan het zijn dat eisen aan een seksinrichting – bijvoorbeeld met betrekking tot toegestane werktijden – in de ene gemeente strenger zijn dan in de andere. Het wetsvoorstel regulering sekswerk dat momenteel ter consultatie ligt, gaat hier verandering in brengen door een uniforme, landelijke vergunningplicht.
Wat is uw reactie op de beantwoording van de gemeente dat voor de uitzending van Undercover Nederland controles zijn gedaan, maar dat er onvoldoende mogelijkheden waren om actie te ondernemen?
De gemeente Doetinchem heeft aan mij laten weten dat er tijdens de controles die regelmatig plaatsvinden tot op heden geen misstanden of overtredingen zijn geconstateerd.
Kunt u aangeven hoeveel keer exploitanten van seksinrichtingen signalen van gedwongen prostitutie aan de politie en/of gemeenten melden? Zo ja, hoe duidt u dit aantal? Zo, nee wilt u een inventarisatie uitvoeren?
Exploitanten mogen geen persoonsgegevens van sekswerkers delen met gemeenten; hiervoor is geen grondslag onder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Meldingen bij de politie zijn wel altijd mogelijk. Er wordt bij de politie niet geregistreerd op een wijze die het mogelijk maakt een landelijk beeld te geven.
Op welke manier kan gegarandeerd worden dat prostituees in een seksinrichting hulpverlening mogen vragen en accepteren, gelet op het feit dat in de uitzending van Undercover Nederland duidelijk wordt dat vrouwen ondanks bedreigingen geen contact mogen hebben met de politie?
Het is niet aan een seksinrichting om te bepalen of een sekswerker contact heeft met hulpverlening of politie. Veel hulpverleningsorganisaties gericht op sekswerkers werken outreachend en weten op die manier sekswerkers op verschillende plaatsen te bereiken, zowel op als buiten de werkplek.
Heeft u signalen dat deze misstanden bij legale seksinrichtingen niet op zichzelf staan, maar vaker voorkomen in Nederland? Zo ja, welke acties gaat u daarop nemen? Zo nee, op welke manier heeft u hier een beeld van gevormd?
Aangezien toezicht op legale seksinrichtingen een lokale bevoegdheid is en misstanden niet landelijk worden geregistreerd, heb ik geen overzicht van aard en omvang van misstanden bij seksinrichtingen. Wel spreek ik regelmatig met gemeenten over de lokale situatie en weet ik dat de gemeenten die een vergunningstelsel hanteren voor seksinrichtingen regelmatig controles uitvoeren, al dan niet samen met politie.
Veel gemeenten maar ook hulverleningsorganisaties geven aan dat zich in het vergunde, zichtbare deel van de branche minder misstanden voordoen dan in het onvergunde en het illegale deel van de branche. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor geweldsincidenten en de prevalentie van seksueel overdraagbare aandoeningen.
Omdat exploitanten met een vergunning deze niet kwijt willen raken, zijn ze geneigd zich aan de vergunningvoorwaarden te houden. Het onvergunde deel van de branche onttrekt zich veel meer aan het zicht.
Het is mede daarom dat het wetsvoorstel regulering sekswerk beoogt de gehele prostitutiebranche vergunningplichtig te maken, zodat hier zicht op is en toezicht en handhaving goed kan plaatsvinden.
Bent u bereid met gemeenten in gesprek te gaan over de effectiviteit van de regelgeving en handhaving om misstanden tegen te gaan in legale seksinrichtingen?
Ja. Hier ben ik reeds over in gesprek met gemeenten, onder andere naar aanleiding van de constatering dat op grond van de AVG bepaalde persoonsgegevens niet of niet meer geregistreerd of gedeeld kunnen worden, wat in sommige situaties toezicht kan bemoeilijken. In het wetsvoorstel regulering sekswerk wordt hier een wettelijke grondslag voor gecreëerd waardoor dit knelpunt in de toekomst weg zal vallen.
Hoe verklaart u dat ondanks dat de zedenpolitie signalen van misstanden heeft ontvangen, er geen actie ondernomen is ten aanzien van de seksinrichting?
Vanuit de politie is actie ondernomen. De signalen die zijn ontvangen, hebben geen bevestiging gevonden in de controles die door de politie zijn uitgevoerd. Als gevolg daarvan was er geen aanleiding voor het instellen van een strafrechtelijk onderzoek en een daarop volgende strafrechtelijke vervolging.
Indien de inrichting gesloten wordt, op welke wijze wordt dan zorg gedragen voor de vrouwen die er werkzaam waren? Wordt hen een uitstapprogramma aangeboden als zij uit de prostitutie willen stappen?
Onder de Regeling Uitstapprogramma’s III (RUPS III) is een landelijk dekkend netwerk van uitstapprogramma’s gerealiseerd. Dit betekent dat er voor iedere prostituee die daar gebruik van wil maken, een uitstapaanbod beschikbaar is.
Daarnaast hecht de politie veel waarde aan een goede en professionele dienstverlening richting de burger. Zij biedt de prostituees, indien zij dat willen, de mogelijkheid tot het doen van een melding of aangifte, en geleidt hen door naar de hulpverlening. De politie doet dit voor slachtoffers zo laagdrempelig mogelijk en ondersteunt slachtoffers zo goed mogelijk bij het doen van aangifte.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden voor het aanstaande algemeen overleg mensenhandel van 5 december aanstaande?
Ja.
Mogelijk te hoge PFAS-waarden in strooizout |
|
Maurits von Martels (CDA), Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten »PFAS-normen treffen ook strooizout»1 en «Onderzoek naar PFAS in strooizout»?2
Ja, die berichten ken ik.
Kunt u aangeven of het klopt dat het bestrijden van gladde wegen deze winter in gevaar kan komen doordat het strooizout niet voldoet aan de PFAS-normen? Zo ja, hoe groot is deze kans?
Het strooizout dat Rijkswaterstaat inkoopt, komt uit diepe (600 – 1.500 meter) grondlagen die heel lang geleden zijn afgezet. Bodemvervuiling met PFAS komt voort uit de veel recentere industriële periode en komt daardoor alleen voor in de ondiepere bodemlagen. Vervuiling met PFAS op grote diepte is dus zeer onwaarschijnlijk. Zoutbedrijven voegen geen PFAS-bevattende stoffen aan het zout toe, dit hebben diverse leveranciers naar aanleiding van de berichtgeving in de media bevestigd. Het bestrijden van gladde wegen komt dan ook niet in gevaar.
Kunt u aangeven of het klopt dat experts aanvullend onderzoek gaan doen met verfijnde metingen? Zo ja, wanneer worden de resultaten hiervan verwacht en hoe groot acht u de kans dat de resultaten hierbij anders zullen zijn dan bij de eerste analyse?
Zoals bij het antwoord op vraag 2 is aangegeven, is het zeer onwaarschijnlijk dat strooizout dat veelal uit oude en diepe grondlagen wordt gewonnen, vervuild is met PFAS. Op dit moment zijn er in Nederland dan ook geen laboratoria die geschikte en gevalideerde meetmethodes aanbieden om PFAS in strooizout te kunnen vaststellen.
Kunt u aangeven aan welke PFAS-norm strooizout moet voldoen?
Nederland hanteert voor strooizout de NEN-norm die identiek is aan de Europese norm. Hierin zijn zuiverheid van het zout en de aanwezigheid van vocht en zware metalen een criteria. PFAS is geen criterium in de NEN-norm.
Bent u het ermee eens dat het bestrijden van gladde wegen van groot belang is voor de verkeersveiligheid? Welke alternatieven worden voorbereid om de verkeersveiligheid te waarborgen, indien uit het aanvullende onderzoek naar voren komt dat onvoldoende strooizout aan de PFAS-normen voldoet? In hoeverre is het mogelijk dat deze alternatieven op korte termijn worden ingezet?
Het bestrijden van gladde wegen is een wettelijke plicht van de wegbeheerders en dus ook van Rijkswaterstaat. Het voorkomen van gladde wegen levert een belangrijke bijdrage aan vlot en veilig verkeer in de wintermaanden. Zoals in de beantwoording van vraag 2 is aangegeven, is er geen reden om aan te nemen dat strooizout van Rijkswaterstaat PFAS bevat. Er kan deze winter net als andere winters zout gestrooid worden. Daarmee is er geen noodzaak om naar alternatieven te zoeken.
Hoeveel miljoen kilo strooizout wordt er gemiddeld per winter verbruikt op de Nederlandse wegen in opdracht van Rijkswaterstaat, provincies en gemeenten? Wat voor verschillende typen strooizout zijn er voorzien voor gebruik voor de komende winter, en in hoeverre is dit strooizout al ingekocht?
Het verbruik van strooizout varieert van winter tot winter maar Rijkswaterstaat verbruikt gemiddeld ongeveer 90 miljoen kilo zout. Dat is ongeveer 40% van het totale verbruik in Nederland. Het strooizout voor de komende winter is reeds ingekocht bij diverse leveranciers. De samenstelling van het zout is vrijwel identiek.
Kunt u aangeven wie op dit moment de leveranciers van strooizout zijn aan Rijkswaterstaat, provincies en gemeenten?
De huidige leveranciers zijn via een aanbesteding geselecteerd. Het gaat om Eurosalt, Frisia en Nouryon (AKZO). Deze leveranciers betrekken hun zout uit Duitsland, Nederland en in mindere mate Tunesië, Marokko en Egypte.
De leveranciers van gemeenten en enkele provincies3 zijn bij mij niet bekend, maar ook daar spelen deze leveranciers een rol.
Klopt het bericht van Eurosalt dat er bijna geen toevoegingen in strooizout zitten, slechts «een paar theelepeltjes» chemische stof in duizend kilogram zout om klonteren te voorkomen? Om welke chemische toevoegingen gaat dit en wat is de relatie met PFAS?
Dat bericht klopt. De enige toevoeging aan strooizout is een antiklontermiddel (natriumferrocyanide). Dit middel wordt overigens ook aan consumentenzout toegevoegd. Er is geen relatie met PFAS.
Klopt het dat zeezout en vacuümzout schoner zijn en ook goed werken ter bestrijding van gladde wegen, maar dat die niet genoeg voorradig zijn? Zo ja, is het mogelijk hier op termijn meer van in te kopen?
Met name vacuümzout is heel puur. Dit heeft te maken met het winningsproces waarbij het zout met stoom wordt opgelost en van ongeveer 1 kilometer diepte wordt opgepompt. Daarna wordt het onder vacuüm uitgekristalliseerd en zo ontstaat een extreem schoon zout. Alle zouten zijn ruim voorradig in de wereld.
Het zout dat gebruikt wordt in Nederland is erg schoon, het natriumchloride (= zout) gehalte ligt rond 98–99 procent. De rest bestaat uit water en andere zouten. Dat het Nederlandse zout zo schoon is, komt door de strenge NEN-norm die gehanteerd wordt. Ik zie geen aanleiding in de toekomst op een andere manier zout te gaan betrekken.
Kunt u deze vragen één voor één en zo snel mogelijk beantwoorden?
Ja.
De moeizame aansluiting van zonnepanelen op het elektriciteitsnetwerk |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Wiebes: VV Nieuw Buinen mag op reservestrook elektriciteitsnet»1 en «Vreugde over aansluiting zonnepanelen VV Nieuw-Buinen slaat om in twijfel»2 en herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen van het lid Moorlag over de voortdurende belemmeringen die de aansluiting van kleinschalige duurzame energieprojecten op het elektriciteitsnetwerk blokkeren3?
Ja.
Deelt u de mening dat naar aanleiding van uw eerdere informatie over de extra beschikbare netcapaciteit kleinschalige zonne-energieprojecten er op mochten rekenen dat zij aansluiting op het elektriciteitsnetwerk zouden kunnen krijgen? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik kan projecten geen garantie geven dat zij aansluiting krijgen, wel kan ik er naar streven dat zo veel mogelijk extra capaciteit beschikbaar komt zodat zo veel mogelijk projecten kunnen aansluiten. Het elektriciteitsnetwerk heeft in delen van het land te kampen met schaarste ten gevolge van de groeiende vraag naar transportcapaciteit van hernieuwbare elektriciteit. Ik heb uw Kamer op 28 juni jl. middels een brief4 geïnformeerd over de maatregelen waar ik met alle betrokken partijen aan werk om deze problemen aan te pakken. Begin 2020 zal ik u hierover weer nader informeren.
Voor oplossingen op de korte termijn zijn er twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is dat de netbeheerder ontheffing vraagt en de tweede mogelijkheid is AMvB N-1, de algemene maatregel van bestuur waarmee de mogelijkheid wordt opgenomen om vrijstelling te geven van de eis dat het landelijke hoogspanningsnet redundant moet worden uitgevoerd.
Voor wat betreft de eerste mogelijkheid is de situatie in het geval van Nieuw Buinen als volgt. TenneT heeft bij de Autoriteit Consument en Markt (ACM) een verzoek om ontheffing heeft ingediend voor het betreffende gebied in Drenthe. ACM toetst of de ontheffing in het desbetreffende gebied een tijdelijke oplossing biedt, waardoor de netbeheerder op korte termijn wel aan het wettelijke kader kan voldoen. Als ontheffing wordt verleend, kunnen zowel grote als kleine projecten profiteren van de extra capaciteit die daardoor beschikbaar komt.
De ACM heeft nog geen beslissing over het verzoek tot ontheffing genomen.
De tweede mogelijkheid, is de aanpassing van de regelgeving. Ik zal nog dit jaar een algemene maatregel van bestuur consulteren en naar uw Kamer verzenden. Deze biedt een mogelijkheid tot vrijstelling van de eis dat het landelijke hoogspanningsnet redundant moet worden uitgevoerd. Op het moment dat deze maatregel van bestuur inwerking treedt geldt deze uitzondering generiek. Dit zou ook voor voetbalvereniging Nieuw Buinen een oplossing kunnen bieden. De netbeheerder heeft het systeem gereed om per inwerkingtreding van deze algemene maatregel van bestuur de verschillende betrokken partijen in het betrokken gebied in Drenthe aan te sluiten. Ik streef ernaar dat de AMvB per 1 juli 2020 in werking kan treden.
Is het waar dat de netbeheerder en de Autoriteit Consument en Markt (ACM) naar elkaar verwijzen als het om het aansluiten van zonnepanelen gaat? Zo ja, hoe komt dat? Zo nee, wat is er dan niet waar?
VV Nieuw Buinen heeft in het contact met ACM geïnformeerd naar de procedure rond de ontheffing. De ACM heeft aangegeven dat de procedure 6 maanden duurt en nog loopt. Ook heeft de ACM aangegeven dat als een netbeheerder een ontheffing indient, VV Nieuw Buinen over de voortgang van de ontheffing contact met de netbeheerder kan opnemen.
Hoe is de rolverdeling tussen de ACM en de netbeheerder als het gaat om het verlenen van ontheffing van de bepaling in de Netcode elektriciteit waarin verplicht wordt gesteld dat het net redundant uitgevoerd moet worden?
Als er een capaciteitsknelpunt in het hoogspanningsnet is, kan de netbeheerder van dat net een ontheffing van de redundantie-eis aanvragen. De netbeheerder bepaalt dus in welke gevallen hij een ontheffing nodig heeft en of hij een ontheffing aanvraagt bij de ACM. De ACM heeft dit in enkele gevallen toegestaan, maar het ging dan wel om een tijdelijke ontheffing. Bij het verlenen van een ontheffing heeft de ACM onder andere getoetst of de ontheffing in het desbetreffende gebied een tijdelijke oplossing biedt waarin de netbeheerder op korte termijn wel aan het wettelijke kader kan voldoen.
Kunt ook u zich voorstellen dat de voetbalvereniging Nieuw-Buinen zo langzamerhand het spoor bijster is als het gaat om het kunnen aansluiten van zonnepanelen op het elektriciteitsnetwerk? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja, uiteraard kan ik mij inleven in de frustratie van de voetbalvereniging en ook van andere initiatieven die op dit moment niet aangesloten kunnen worden door een gebrek aan capaciteit op het net.
Ik heb tijdens het algemeen overleg Klimaat en Energie van 28 november jl. aangekondigd dat ik ernaar streef om de algemene maatregel van bestuur voor de generieke ontheffing van de redundantie-eis nog dit jaar te consulteren. De verwachting is dat deze maatregel medio 2020 inwerking treedt. De AMvB geldt voor zowel grote als kleine initiatieven. De netbeheerder heeft het systeem gereed om per inwerkingtreding van deze algemene maatregel van bestuur de verschillende betrokken partijen aldaar aan te sluiten. Ik streef ernaar dat de AMvB per 1 juli 2020 in werking kan treden.
Is het waar dat als de voetbalvereniging er niet in slaagt om voor 1 augustus 2020 de zonnepanelen aangesloten te krijgen, dat dan het recht op subsidie verloren gaat? Zo ja, deelt u de mening dat voorkomen moet worden dat vanwege vertraging in het verlenen van de genoemde ontheffing de vereniging de subsidie zou mislopen? Zo ja, hoe kan dit worden voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Voetbalvereniging Nieuw Buinen heeft op 23 oktober 2018 een aanvraag om subsidie voor de SDE+ ingediend. De beschikking voor het project is afgegeven op 19 maart 2019.
Het is waar dat de installatie uiterlijk op 19 september 2020 gerealiseerd moet zijn, anderhalf jaar na de SDE-beschikking. Er is een mogelijkheid om dit te voorkomen. De SDE+-regeling biedt de mogelijkheid om maximaal één jaar ontheffing te geven op de ingebruiknamedatum. Dit extra jaar wordt door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) normaliter gegeven als al gestart is met de bouw van de productie-installatie (het project moet concreet in de realisatiefase zitten) én de planning laat zien dat de realisatie binnen één extra jaar haalbaar is. Als Voetbalvereniging Nieuw Buinen dit kan aantonen en dit extra jaar aanvraagt bij RVO.nl, dan kan RVO.nl dus een jaar uitstel bieden en heeft Voetbalvereniging Nieuw Buinen tot 19 september 2021 om het project te realiseren.
Berichten over marteling van protestleider Zafzafi in Marokko |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met berichten over een gelekt audio bericht over marteling van de ten onrechte veroordeelde protestleider Nasser Zafzafi in Marokko?1 Hoe beoordeelt u deze berichten?
Ik ben bekend met de berichten over het audiobericht waarin de heer Zafzafi spreekt over marteling. De informatie in die berichtgeving geeft aanleiding tot zorg.
Klopt het dat meerdere gevangenen 45 dagen eenzame opsluiting is opgelegd vanwege het lekken van genoemd audio bericht? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Anders dan de informatie die in de media hierover is verschenen beschik ik niet over eigenstandige informatie die deze berichtgeving bevestigt.
Ziet u naar aanleiding van deze berichtgeving aanleiding om bij de Marokkaanse autoriteiten aan te dringen op onafhankelijk onderzoek naar marteling van politiek gevangenen? Zo nee, waarom niet?
Het is in de eerste plaats aan de autoriteiten in Marokko zelf om onderzoek te doen naar aanleiding van deze berichtgeving.
Naar aanleiding van berichten over disciplinaire maatregelen die aan enkele gevangenen waren opgelegd heeft de Marokkaanse nationale mensenrechtenraad (CNDH) begin november een bezoek gebracht aan zes gevangenissen waar rif-activisten zijn gedetineerd. De conclusies van dit bezoek zijn beschikbaar op de website van de CNDH. Daarnaast heeft de CNDH eerder aangegeven een rapport over het gehele Hirak proces te zullen publiceren, dat ook in zal gaan op de arrestaties en de situatie in de gevangenissen.
Ook heeft het Marokkaanse Openbaar Ministerie aangegeven bereid te zijn om een nieuw onderzoek naar de aantijgingen te starten, mits dhr. Zafzafi hier nieuw bewijs voor kan aanleveren.
Bent u bereid vrijlating te bepleiten voor Nasser Zafzafi en andere politieke gevangenen in Marokko? Zo nee, waarom niet?
De Marokkaanse autoriteiten zijn voldoende op de hoogte van de eerdere Nederlandse reactie (referte ook aan ons Kamerdebat, Kamerstuk 34 775 V, nr. 87 en Kamerstuk 32 735, nr. 208). Daarnaast loopt er nog een verzoek tot cassatie.
Het bericht dat de IRMA-app wordt gebruikt in een huisartsenpost |
|
Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Medipark Uden gaat live met HiX»?1
Ja.
Klopt het bericht dat patiënten van Medipark Uden via het geïntegreerde online Zorgportaal eenvoudig en veilig hun herhaalmedicatie kunnen aanvragen op basis van de actuele medicatie van de patiënt?
Het klopt dat patiënten van Medipark Uden via het online Zorgportaal hun herhaalmedicatie kunnen aanvragen.
Klopt het dat de patiënten van Medipark Uden dit doen door in te loggen via I Reveal My Attributes (IRMA) op het online portaal?
Ja.
Klopt het dat IRMA een applicatie is die patiënten in staat stelt om zelf online aan te geven welke gegevens zij wel en niet willen delen, een methode die de privacy beschermt door «privacy by design»?
Volgens de informatie van IRMA houdt het ontwerp van de IRMA app rekening met privacy met een focus op dataminimalisatie, een van de privacybeginselen zoals opgenomen in de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Klopt het dat in de meest recente nationale en Europese wetgeving «privacy by design» wordt vereist voor nieuwe ICT-systemen?
Ja.
Is het juist dat Medipark Uden te horen heeft gekregen dat gebruik van IRMA in strijd is met artikel 87 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming (UAVG) en de wet Elektronisch Berichtenverkeer (wet EBV)?
Nee, er is navraag gedaan bij Medipark Uden en zij heeft aangegeven niet hierover geïnformeerd te zijn.
Klopt het dat op basis van de huidige wetgeving patiënten van Medipark Uden eigenlijk alleen via DigiD mogen inloggen?
Nee. In de zorgsector is het, evenals in andere sectoren, verplicht een inlogniveau van passend betrouwbaarheidsniveau aan te bieden, afhankelijk van de gegevens die worden ontsloten. Bij gegevens die onder het medisch beroepsgeheim vallen is dat niveau «hoog». Bij het gebruik van DigiD zijn nu de niveaus «substantieel» en «hoog» nog niet beschikbaar. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft bij brief van 4 oktober 2018 (Kamerstuk 31 293, nr. 412) gereageerd op vragen hieromtrent van VWS. De AP heeft geantwoord dat authenticatie dient plaats te vinden met ten minste tweefactorauthenticatie, in afwachting van het breder beschikbaar komen van authenticatiemethoden met een passend hoog niveau. Hieraan voldoet onder andere DigiD in combinatie met sms. Andere mogelijkheden worden echter niet uitgesloten.
Zodra de Wet digitale overheid in werking treedt wordt het mogelijk om private inlogmiddelen toe te laten die een hoog betrouwbaarheidsniveau aanbieden.
Klopt het dat wanneer Medipark Uden DigiD zou gebruiken voor elektronische identificatie, zij 14 eurocent zou moeten betalen voor elke succesvolle inlog?2
In 2017 heeft de ministerraad besloten dat vanaf 2018 alle kosten voor beheer en exploitatie van DigiD worden doorbelast aan dienstverleners die zijn aangesloten op DigiD. Deze kosten worden dus niet aan burgers doorbelast.
Voor 2019 is het bedrag door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgesteld op € 0,117 per succesvolle inlog, excl. BTW. Dit bedrag wordt ieder jaar opnieuw vastgesteld voor het daaropvolgende jaar. De prijs is afhankelijk van de kosten voor de doorontwikkeling van DigiD en de onderliggende infrastructuur.
Overigens is het zo dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de kosten voor het gebruik van DigiD in de zorg vergoedt. Medipark Uden hoeft daarom niet per succesvolle inlogpoging te betalen.
Klopt het dat deze 14 eurocent per inlog gaan naar het bedrijf Logius, dat dan de beheerder is van de gegevens van de burger?
Ja. Logius brengt het werkelijke gebruik in rekening bij de dienstverlener die gebruikmaakt van DigiD (in dit geval het Ministerie van VWS).
Ik benadruk dat Logius geen bedrijf is, maar een baten-lastendienst die onderdeel is van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en onder andere DigiD beheert. Logius verwerkt voor DigiD enkel gegevens van de burger die nodig zijn voor het gebruik van DigiD. Voor een volledig overzicht verwijs ik naar het Besluit verwerking persoonsgegevens digitale infrastructuur en de privacyverklaring van DigiD (zie https://www.digid.nl/wat-is-digid/privacy).
Klopt het dat de AVG, de UAVG en de wet EBV alleen toestemming verlenen aan DigiD omdat de firma Logius, als beheerder van de gegevens van de burger, als enige toestemming heeft om Burger Service Nummers (BSN) van burgers te verwerken?
De verwerking van het BSN vereist een wettelijke basis. Het BSN mag verwerkt worden door overheidsinstanties voor het uitvoeren van hun publiekrechtelijke taak. Organisaties buiten de overheid mogen het BSN verwerken als dat wettelijk is bepaald. Denk in dit geval aan pensioenfondsen en zorgverleners.
In de wet EBV is geregeld dat de Minister van BZK persoonsgegevens, waaronder het BSN, verwerkt voor de werking van DigiD.
Op dit moment is het zo dat DigiD het enige publieke elektronische identificatiemiddel is en daarmee ook het enige middel waarbij werking van het BSN is toegestaan. Het wetsvoorstel digitale overheid dat nu in behandeling is, beoogt ook andere (private) inlogmiddelen toe te laten, waarbij – ten behoeve van het inloggen bij de overheid- het BSN wordt verwerkt.
Overtreden lokale overheden of – zoals in het geval van Medipark – zorgaanbieders de wet wanneer een burger zich middels de IRMA-app identificeert?
Op dit moment heeft alleen DigiD een wettelijke basis om het BSN te verwerken. Andere (private) inlogmiddelen kunnen deze wettelijk basis ook krijgen als de Wet digitale overheid van kracht wordt en zij als middel worden toegelaten. In het antwoord op vraag 7 gaf ik aan dat de Autoriteit Persoonsgegevens toeziet op het passend beveiligen van gegevens. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft IRMA nog niet uitgesloten.
Daarnaast geldt dat overheden een eigen verantwoordelijkheid hebben om adequate beveiliging van gegevens in te richten, waaronder de identificatie. Welke mate van beveiliging zij moeten hanteren hangt af van de dienstverlening die wordt aangeboden en de gegevens die daarbij worden ontsloten. Of het gebruik van de IRMA-app rechtmatig is hangt daarom af van de dienstverlening die wordt ontsloten, de gegevens die daarbij worden ontsloten en het betrouwbaarheidsniveau dat IRMA beoogt te bieden.
Kunt u uitleggen op welke wijze de stichting achter IRMA het BSN verwerkt?
Zover mij bekend heeft de stichting dit als volgt ingericht. Het BSN wordt, via de inlog met DigiD, door de gemeente verwerkt bij het ophalen van de gegevens uit de BRP. Vervolgens worden het BSN en de overige gegevens uit de BRP in de IRMA app geplaatst. De gebruiker van de IRMA app kan deze gegevens, waaronder het BSN, onder zijn eigen verantwoordelijkheid verstrekken aan derden.
Wat is uw opvatting over attribuut gebaseerde authenticatie als wijze van elektronische identificatie?
Ik sta in zijn algemeenheid positief tegenover het gebruik van attribuut gebaseerde authenticatie, mits deze voldoet aan de Europese eisen aan privacy (AVG) en inlogmiddelen (eIDAS).
Vooropgesteld merk ik op dat bij (elektronische) identificatie het erom gaat om iemands identiteit vast te stellen. Dit kan via een WID maar langs elektronische weg ook bijvoorbeeld via gezichtsherkenning in combinatie met een ander attribuut. Bij authenticatie wordt gecontroleerd of iemand is wie hij zegt dat hij is. Als we het hebben over authenticatie als wijze van elektronische identificatie, gaat het om de stap nadat een gebruiker zich heeft geïdentificeerd middels een bewijs van identiteit.
Of de authenticatie kan plaats vinden met een attribuut zal afhangen van de vraag of de dienstverlener kan vertrouwen op de juistheid en actualiteit van de attributen en dat deze daadwerkelijk toebehoren aan de betrokken burger. Hoe hoger het vereiste betrouwbaarheidsniveau bij het inloggen, hoe meer eisen aan dit vertrouwen zullen worden gesteld. Ik kijk met interesse uit naar middelen die aan deze eisen voldoen.
Kunt u voorbeelden geven van een app die een rechtspersoon of een natuurlijk persoon is?
Een app is geen van beide. Een app is software die gemaakt wordt en/of geëxploiteerd wordt door een natuurlijke of rechtspersoon en onder diens verantwoordelijkheid valt.
Wanneer iemand een BSN intypt op een tekstverwerker en diegene gebruikmaakt van Microsoft, dient Microsoft als verwerker van het BSN dan ook een wettelijke grondslag te hebben?
Wanneer iemand een natuurlijke persoon is en bij de uitoefening van een zuiver persoonlijke of huishoudelijke activiteit een BSN intypt in een clouddienst, dan is de AVG niet van toepassing. In de overige gevallen waar een BSN wordt ingetypt en opgeslagen in een clouddienst, is degene die de clouddienst aanbiedt verwerker. De clouddienst wordt conform AVG aangemerkt als een verwerker wanneer hij ten behoeve van een verwerkingsverantwoordelijke persoonsgegevens verwerkt. In de meeste gevallen bestaat er bij een clouddienst een dergelijke situatie. Voor de verwerking geldt dan de grondslag voor gegevensverwerking van de verwerkingsverantwoordelijke. In dat geval is een verwerkersovereenkomst verplicht. Deze verwerkersovereenkomst zal dan meestal onderdeel uitmaken van de algemene voorwaarden waaronder de clouddienst wordt aangeboden. Wanneer een BSN wordt ingetypt in een offline softwareapplicatie waarbij het BSN niet op een server wordt opgeslagen, tijdelijk vastgehouden of op een of andere manier via een clouddienst wordt verwerkt, is de aanbieder van de softwareapplicatie geen verwerker. Dit laat overigens de verantwoordelijkheid van de aanbieder van een applicatie om zorg te dragen voor een veilige applicatie onverlet.
Waarom zijn volgens u de gegevens van de burger, die nu in handen zijn van het overheidsbedrijf Logius (door het gebruik van DigiD), veiliger en betrouwbaarder belegd dan wanneer ze in handen van de burger zelf blijven, wanneer hij of zij zich elektronisch identificeert via het gebruik van de persoonlijke kluis van IRMA?
Veiligheid hangt af van inrichting en waarborgen die met betrekking tot gegevensverwerking worden getroffen. Daarbij maakt het niet uit of de gegevensverwerking plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de overheid of van een private organisatie. Hierbij moet rekening gehouden worden met alle privacybeginselen uit de AVG, waaronder het helpen van de persoon over wie gegevens worden verwerkt in geval van problemen, bijvoorbeeld als zijn identificatiemiddel is gestolen. Deze mogelijkheid wordt beperkt indien niet te achterhalen is op welk moment tijdens het inloggen wie wat heeft gedaan. Dit is het geval wanneer gegevens enkel in handen van de burger zelf blijven.
De verwerking van gegevens door de Minister van BZK/Logius is met specifieke wettelijke waarborgen omkleed (in de Wet EBV en Besluit verwerking persoonsgegevens digitale infrastructuur), die vooralsnog tot inwerkingtreding van de Wet digitale overheid voor private middelen ontbreken.
Een aandachtspunt bij attributendiensten is wel dat het mogelijk maakt dat burgers zo laagdrempelig gegevens kunnen wisselen, ook met instanties die daartoe geen recht hebben, maar waarvan de burger afhankelijk is. In dit kader verwijs ik naar het overheidsbrede programma Regie op Gegevens dat de Minister van BZK gestart is en dat beoogt om kaders te stellen voor het digitaal delen van persoonsgegevens die afkomstig zijn uit overheidsregistraties.
Heeft u, mede in het licht van de Wet Digitale Overheid, bezwaar tegen het gebruik van IRMA in de zorg, zoals nu bijvoorbeeld gerealiseerd door Medipark Uden? Zo ja, hoe gaat u vormgeven aan uw bezwaar?
Het is belangrijk dat burgers een adequate beveiliging wordt geboden bij de digitale toegang tot hun medische gegevens. Betrouwbaar inloggen is daarvoor essentieel. Onder de Wet digitale overheid kies ik bewust voor het toelaten van private middelen (op minimaal betrouwbaarheidsniveau substantieel) vanuit het oogpunt van brede dekking en innovatie. De Wet digitale overheid stelt hier regels voor die aansluiten bij de Europese regels (eIDAS) voor inlogmiddelen. Ook IRMA zal hieraan moeten voldoen, om na inwerkingtreding van de Wet digitale overheid als Nederlands middel toegelaten te kunnen worden. Dit is nog niet vastgesteld. Daarnaast geldt dat IRMA ook als Europees middel niet genotificeerd is. In Europa zijn op dit moment enkele tientallen middelen eIDAS-genotificeerd. Voor IRMA geldt dat dit nog niet heeft plaatsgevonden.