De uitvoering van de compensatieregeling eHerkenning |
|
Helma Lodders (VVD), Jan Middendorp (VVD), Thierry Aartsen (VVD) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Herinnert u zich de brief van 12 juni 2020 over «Kosteloos inlogmiddel voor de belastingaangifte in het bedrijvendomein» (Kamerstuk 34 972 nr. 47)?
Ja.
Herinnert u zich dat u aangaf dat de compensatieregeling zo simpel mogelijk gehouden moet worden en dat er een specifiek «eHerkenning Belastingdienst» inlogmiddel zou komen waarmee de ondernemer «alleen belastingaangifte kan doen en online de bijpassende compensatie kan aanvragen» (Kamerstuk 34 972 nr. 47)?
Ja.
Kunt u stap voor stap toelichten hoe ondernemers die vóór de introductie van het specifieke «eHerkenning Belastingdienst» inlogmiddel op 12 juni 2020 al eHerkenning hadden aangeschaft toch hun recht op compensatie kunnen benutten?
Het specifieke «eHerkenning Belastingdienst» inlogmiddel is op 18 februari 2020 als eerste op de markt gebracht door Digidentity. Kort na de brief van 12 juni zijn de andere vijf leveranciers gevolgd. Vanaf het moment dat het specifieke Belastingdienst EH3 inlogmiddel beschikbaar kwam (dus vanaf 18 februari 2020), konden organisaties kiezen voor zo’n specifiek inlogmiddel.
Er zijn zes erkende leveranciers, die in concurrentie met elkaar de inlogmiddelen aanbieden. De leveranciers hanteren hierbij verschillende voorwaarden en prijzen. Bij vijf van de zes leveranciers kan een volwaardig EH3 inlogmiddel dat is aangeschaft voor 12 juni 2020 kosteloos worden omgezet naar een Belastingdienst EH3 inlogmiddel (een zogenaamde «downgrade»). Bij Digidentity is dit niet van toepassing, omdat deze leverancier al vanaf 18 februari 2020 het beperkte Belastingdienst-inlogmiddel levert. Als eerste stap ruilt de ondernemer bij de bestaande leverancier het normale eHerkenning inlogmiddel om voor het specifieke «eHerkenning Belastingdienst» inlogmiddel. Als tweede stap vraagt de ondernemer met dit specifieke «eHerkenning Belastingdienst» inlogmiddel bij RVO de compensatie aan.
Met het specifieke Belastingdienst EH3 inlogmiddel kan sinds 30 november bij RVO de compensatie worden aangevraagd. Zie ook:
Kunt u een stand van zaken geven met betrekking tot de uitvoering van de compensatieregeling eHerkenning? Per wanneer konden ondernemers de compensatie bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) aanvragen? Hoeveel ondernemers hebben dit reeds gedaan en kunt u daarbij een splitsing maken tussen ondernemers die direct het «eHerkenning Belastingdienst» inlogmiddel hebben aangevraagd en de ondernemers die hun eerder aangevraagde eHerkenningssysteem moesten «downgraden» om de compensatie te kunnen aanvragen? Hoe werkt de «downgrade» precies, vanaf wanneer was dit mogelijk, en hoe kunnen ondernemers hun eHerkenningsmiddel ook weer «upgraden»? Welke kosten gaan gepaard met een «downgrade» en later weer een «upgrading»? Welke eisen stelt de RVO aan een aanvraag tot compensatie eHerkenning en waarom?
De regeling is op 30 november 2020 door RVO open gesteld. De maximale beschikkingsstermijn is 8 weken. In veel gevallen staat de EUR 24,20 echter binnen twee dagen op de rekening. Tot en met 25 januari 2021 zijn 1014 aanvragen ingediend en uitbetaald. RVO kan bij het inloggen met het specifieke «eHerkenning Belastingdienst» middel niet zien of dit eerst een generiek te gebruiken eH3 inlogmiddel is geweest. Een uitsplitsing is dus helaas niet te geven.
Bij vijf van de zes leveranciers is een «downgrade» mogelijk. In die gevallen wordt zo’n downgrade kosteloos verzorgd bij de betreffende leverancier. Voor een «upgrade» gaat de klant naar zijn bestaande leverancier. Dit is echter niet kosteloos, omdat wordt overgestapt op een uitgebreidere dienstverlening met een andere prijs. De exacte prijs is afhankelijk van de leverancier en het gewenste dienstenpakket. Bij het «downgraden van een normaal EH3 inlogmiddel en het later weer «upgraden», is de eerste handeling kosteloos en moet voor de tweede handeling een meerprijs worden betaald.
RVO vraagt:
Een inlog met het speciale «eHerkenning Belastingdienst» waarmee het recht op compensatie bewezen wordt, en gegevens uit het Handelsregister opgehaald worden
Een IBAN-nummer (en bij buitenlandse rekeningnummers een BIC) voor het uitbetalen van de compensatie
Een e-mailadres voor het toezenden van de beschikking
Een vinkje als bevestiging voor het indienen van de aanvraag
Wij krijgen signalen dat alleen ondernemers die het vanaf augustus 2020 beschikbare speciale «eHerkenning Belastingdienst» inlogmiddel hebben aangeschaft direct in aanmerking komen voor compensatie en dat ondernemers die voor augustus eHerkenning hebben aangevraagd tegen kosten of een voucher het aanvraagmiddel kunnen «downgraden» en dan pas compensatie kunnen aanvragen; kunt u hierop reflecteren? Klopt het dat deze ondernemers dus om compensatie eHerkenning te krijgen een «downgrade» moeten aanvragen welke gepaard gaat met kosten die zij niet financieel gecompenseerd krijgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt u de mening dat dit voor ondernemers die voor augustus 2020 eHerkenning hebben aangevraagd onrechtvaardig voelt? Waarom is hiertoe besloten en wat is het marginale bedrag van 24 euro, maar bovenal het uiterst onwenselijke idee dat ondernemers moeten betalen voor het doen van belastingaangifte, waard wanneer de ondernemer door de «downgrade» toch extra kosten moet maken?
Het specifieke Belastingdienst EH3 inlogmiddel is sinds 18 februari 2020 verkrijgbaar bij Digidentity en medio juni ook bij de overige leveranciers. Iedereen die het speciale Belastingdienst EH3 inlogmiddel heeft aangeschaft of kosteloos omgeruild, kan zonder verdere kosten compensatie aanvragen bij RVO. De signalen die u heeft ontvangen hebben er mogelijk mee te maken dat er mensen zijn die met hun normale eHerkenning inlogmiddel bij RVO hebben geprobeerd de compensatie aan te vragen. Deze aanvragers hebben toen een foutmelding ontvangen bij het inloggen. Daarom wordt er nu nog nadrukkelijker op gewezen dat deze aanvragers eerst hun middel moeten «downgraden». De voucher is van toepassing bij aanbieder Reconi. Deze geeft klanten bij het downgraden een voucher ter waarde van het prijsverschil tussen het normale eHerkenning inlogmiddel en het speciale «eHerkenning Belastingdienst» inlogmiddel. Deze klanten kunnen hun middel dus kosteloos omzetten en krijgen daarnaast een voucher voor een langere looptijd van het specifieke Belastingdienstmiddel.
Herinnert u zich de opmerking dat «de uitwerking en het online aanvragen van de compensatie in augustus 2020 gereed zou kunnen zijn» (Kamerstuk 34 972, nr. 47)? Klopt het dat ondernemers die in september 2020 eHerkenning hebben aangevraagd, in tegenstelling tot genoemde maand onder vraag vijf, niet altijd het speciale «eHerkenning Belastingdienst» inlogmiddel ontvingen en dus ook een «downgrade» moesten aanvragen tegen een machtiging die kan oplopen tot vijftien euro? Zo ja, graag een toelichting op de datum en de genoemde kosten. Zo nee, waarom niet?
Ja, dat herinner ik mij. Het klopt niet dat ondernemers in september 2020 niet altijd het speciale «eHerkenning Belastingdienst» inlogmiddel ontvingen. Iedereen kon in september 2020 kiezen voor een volwaardig EH3 inlogmiddel of het speciale Belastingdienst EH3 inlogmiddel. Alle organisaties die dit laatste middel hebben aangevraagd, hebben dit ook geleverd gekregen. Er is mij wel één geval bekend waarbij de leverancier een fout had gemaakt, maar dit is inmiddels door de leverancier gecorrigeerd.
In uw Kamerbrief noemde u een groep van ongeveer 350 rechtspersonen die wel aangifteplichtig zijn in de loonheffing en vennootschapsbelasting (Vpb), maar zich niet kunnen inschrijven in het Handelsregister (Kamerstuk 34 972, nr. 47); hoeveel organisaties heeft de Belastingdienst aangeschreven? Hoeveel organisaties hebben een bedrag met een maximum van 450 euro gefactureerd bij de Belastingdienst, het maximumbedrag wat de Belastingdienst vergoedt aan organisaties die zich niet in het Handelsregister kunnen inschrijven en commerciële aangiftesoftware of een fiscaal dienstverlener moeten gebruiken voor het doen van aangifte loonheffing of Vpb? Heeft u zicht op het definitieve aantal rechtspersonen welke zich niet kunnen inschrijven in het Handelsregister, maar wel aangifteplichtig zijn?
De Belastingdienst heeft ongeveer 540 organisaties benaderd die zich niet kunnen inschrijven in het Handelsregister en hen gewezen op de mogelijkheid gebruik te maken van commerciële aangiftesoftware of een fiscaal dienstverlener. Zoals de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst en ik aan uw Kamer aankondigden1, heeft de Belastingdienst een compensatieregeling geïmplementeerd om rechtspersonen die aangifte loonheffing en vennootschapsbelasting moeten doen, maar hiertoe geen eHerkenning kunnen aanvragen, te compenseren voor het gebruik van commerciële aangiftesoftware of een fiscaal dienstverlener. Eind september is deze regeling in de Staatscourant gepubliceerd (Stcr 2020, 50702). Na bekendmaking van de regeling heeft de Belastingdienst nieuwsberichten geplaatst op de website van de Belastingdienst, het Forum Fiscaal Dienstverleners en op socialmediakanalen.
Er zijn 113 verzoeken tot compensatie ingediend (peildatum 4 januari 2021). Uiterlijk in maart 2021 zal de Belastingdienst alle organisaties aanschrijven die zij in beeld heeft als organisaties die vallen onder de reikwijdte van de beleidsregel en die op dat moment nog geen aanvraag voor compensatie hebben ingediend over kalenderjaar 2020. De organisaties kunnen tot eind 2021 hun aanvraag voor compensatie over kalenderjaar 2020 indienen.
Het definitieve aantal rechtspersonen dat zich niet kan inschrijven in het Handelsregister, maar wel verplicht is aangifte loonheffing en vennootschapsbelasting te doen staat niet vast. Dit komt allereerst doordat er rechtspersonen kunnen zijn of opgericht kunnen worden die aangifte moeten doen, maar dit nog niet eerder gedaan hebben en daarom niet bekend zijn bij de Belastingdienst. Daarnaast kunnen rechtspersonen opgeheven worden, als gevolg waarvan op enig moment geen aangifteplicht meer zal bestaan.
Klopt het dat de identificatie voor aanvraag eHerkenning fysiek moet plaatsvinden bij een erkende leverancier? Zo ja, deelt u de mening dat het digitaal aanleveren van gegevens ook mogelijk moet zijn gezien de huidige COVID-19 omstandigheden? Zo nee, kunt u toelichten hoe het dan wel zit en op welke manier een ondernemer naast de fysieke identificatie ook op andere manieren eHerkenning aan kan vragen?
Indien een organisatie eHerkenning aanvraagt, is identificatie een onderdeel van het controleproces van de leverancier. Een bevoegd vertegenwoordiger kan kiezen tussen een fysieke identificatie of online identificatie door gebruik te maken van een Identity Verificatie app. Het is dus niet zo dat identificatie uitsluitend fysiek mogelijk is. Indien gekozen wordt voor fysieke identificatie, dan gebeurt dit op een verantwoorde COVID-proof wijze. De controleurs die de personen fysiek identificeren moeten strikte COVID-protocollen volgen en fysiek contact is uitgesloten.
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Het artikel van mr dr F.H. Kistenkas 'Door het invoeren van één milieuwet zullen waarden als natuur en biodiversiteit als eerste sneuvelen' |
|
Henk van Gerven |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Heeft u kennis genomen van het artikel van F.H. Kistenkas in de Volkskrant en de wetenschappelijke borging daarvan in de rechtsvergelijkende studie van F.H. Kistenkas et al., Implementing sustainable development into one integrated domestic environmental legislative act. A law comparison between two frontrunners: New Zealand and The Netherlands, European Energy and Environmental Law Review (EELR) 2020, Vol. 29, Issue 6, p. 240–244?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de 25 jaar ervaringen van Nieuw-Zeeland met een soortgelijke wet als de Omgevingswet? Zo ja, op welke wijze zijn deze ervaringen alsmede het wetsevaluatierapport New directions for resource management in New Zealand (Ministry for the Environment 2020) meegenomen bij de ontwikkeling van de Omgevingswet? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid alsnog te onderzoeken of de Omgevingswet, met de ervaringen van Nieuw-Zeeland, kan worden verbeterd?
Ja, ik heb kennisgenomen van de Nieuw-Zeelandse wetsevaluatie uit juli 2020. Die recente evaluatie is niet meegenomen bij de Omgevingswet, die is aangenomen in maart 2016 en afgerond met de in 2020 aangenomen Invoeringswet Omgevingswet en vier Aanvullingswetten. Rechtsstelsels worden mede bepaald door de staatsinrichting, geschiedenis en politieke cultuur van een land, waardoor veel elementen uniek zijn. Zo is de Māori-cultuur een belangrijk element in de Nieuw-Zeelandse wetgeving. Ik vind het belangrijk om ook die aspecten mee te nemen bij de vergelijking met wetgeving uit andere landen. Ik zal de buitenlandse ervaringen uiteraard betrekken bij de verdere ontwikkeling van het wettelijk stelsel.
Graag merk ik nog op dat het artikel in de Volkskrant stelt dat het reviewpanel adviseert de wet in te trekken en te vervangen door «verschillende sectorale milieuwetjes». Dat stemt niet overeen met de strekking van het Nieuw-Zeelandse evaluatierapport. Het reviewpanel stelt juist voor vast te houden aan een geïntegreerde wet voor de bescherming van natuur, milieu en erfgoed, de Natural and Built Environments Act. Daarnaast zou een Strategic Planning Act moeten zorgen voor een samenhangend stelsel van planvorming voor het fysieke domein, met inbegrip van onderwerpen als het klimaat.2
Deelt u de zorg dat de integraliteit van de Omgevingswet nadelig zal kunnen uitpakken voor gezondheid, milieu, natuur, biodiversiteit en waterkwaliteit?
Die zorg deel ik niet. De Omgevingswet integreert wetgeving over de fysieke leefomgeving, onder andere op het gebied van natuur en milieu, met behoud van de sectorale toetsingskaders voor activiteiten. De thematische breedte van de Omgevingswet leidt daarom niet tot versoepeling van de normering. Anders dan de huidige Nieuw-Zeelandse Resource Management Act kent de Omgevingswet niet de mogelijkheid dat het bevoegd gezag een algemeen beginsel plaatst boven de concrete toetsingskaders. Het beschermingsniveau dat de rijksregelgeving onder de Omgevingswet biedt, is gelijkwaardig aan het beschermingsniveau van de huidige regelgeving.3 De normering is voor een aanzienlijk deel beleidsneutraal overgenomen uit de huidige wetgeving.4 Dit geldt bijvoorbeeld voor de beoordelingsregels voor omgevingsvergunningen, die dwingend voorschrijven welke belangen mogen worden meegewogen bij het beoordelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning. In de beoordelingsregel voor een Natura 2000-activiteit staat bijvoorbeeld dat de omgevingsvergunning alleen mag worden verleend als uit een passende beoordeling zekerheid is verkregen dat het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Op onderwerpen als luchtkwaliteit, natuur, biodiversiteit en waterkwaliteit is er bovendien geen ruimte voor versoepeling omdat Nederland op die terreinen gebonden is aan Europees recht, zoals de richtlijn luchtkwaliteit, de richtlijn industriële emissies, de habitatrichtlijn, de vogelrichtlijn en de kaderrichtlijn water. Deze richtlijnen zijn met de integratie van de huidige wetgeving in de Omgevingswet ook geïmplementeerd.
Kunt u aangeven op welke wijze in de Omgevingswet de integrale afweging van belangen geborgd wordt en hoe wordt voorkomen dat waarden als gezondheid, biodiversiteit en lucht- of waterkwaliteit worden uitgeruild tegen economische of andere belangen?
De Omgevingswet bevordert de samenhang in het beleid door niet langer verschillende visiedocumenten voor ruimtelijke ordening, natuur, water, milieu en verkeer en vervoer te verlangen van bestuursorganen, maar één geïntegreerde omgevingsvisie. Dat helpt om te komen tot een integrale afweging. Bij afwegingen over concrete activiteiten en projecten is de integrale belangenafweging verder geborgd door te bepalen dat bestuursorganen hun taken en bevoegdheden uitoefenen met het oog op de doelen van de wet. Een brede afweging over het toestaan van activiteiten in de fysieke leefomgeving vindt bijvoorbeeld plaats door de gemeenteraad bij het vaststellen van het omgevingsplan. Dit instrument heeft als reikwijdte de gehele fysieke leefomgeving, waardoor de gemeenteraad een samenhangende afweging kan maken over alle belangen die in de fysieke leefomgeving spelen. Die afweging is echter begrensd door rijksregels. Daardoor kan bij een belangenafweging niet voorbijgegaan worden aan de belangen die de vraagsteller noemt (zie hierover ook de antwoorden op de vragen 3, 9 en 10). Voor biodiversiteit, luchtkwaliteit en waterkwaliteit kent het stelsel van de Omgevingswet harde, aan het Europees recht ontleende, normering. Ook voor andere factoren die de gezondheid en het milieu beïnvloeden, zoals geluid en trillingen, zijn in het Besluit kwaliteit leefomgeving normen op rijksniveau gesteld. Binnen de grenzen van die normering maakt een bestuursorgaan een belangenafweging over het toestaan van activiteiten in de fysieke leefomgeving.
Aangezien uw eigen Nationale Omgevingsvisie (NOVI) als het Nieuw-Zeelandse evaluatierapport meer rijksregie bepleiten, kunt u aangeven hoe wordt voorkomen dat door de invoering van de Omgevingswet gemeenten en provincies een te ruime interpretatie geven aan hun planologische bevoegdheid?
De Omgevingswet bevat de instrumenten voor overheden om regie te nemen op de inrichting van de fysieke leefomgeving. Het is aan het bestuur om daar in concrete gevallen vorm aan te geven. Welke overheid de regie heeft en hoe die overheid de instrumenten gebruikt, kan verschillen per opgave en tijdsperiode. Met de NOVI neemt het Rijk nu regie op de inrichting van de leefomgeving. Dat gebeurt met een toekomstperspectief op de leefomgeving, door afwegingsprincipes, nationale belangen en prioriteiten te benoemen, door voorkeursvolgordes aan te geven en door aan te geven welke keuzes het Rijk maakt. En door in de samenwerkingsafspraken met provincies, gemeenten en waterschappen de ambities, opgaven, nationale belangen, afwegingsprincipes en voorkeursvolgordes van de NOVI te delen.
Waar nodig geeft het Rijk ook wettelijke kaders aan voor het gebruik van bevoegdheden door decentrale overheden. Bijvoorbeeld via instructieregels voor het vaststellen van het omgevingsplan voor de bescherming van werelderfgoed en de ladder van duurzame verstedelijking. Of door het stellen van wettelijke normen bijvoorbeeld voor geluid, waterkwaliteit, externe veiligheid bodemkwaliteit en luchtkwaliteit. Ook kan dat door een instructiebesluit te nemen voor een concreet gebied, bijvoorbeeld een beschermd stadsgezicht. Binnen de wettelijke kaders hebben decentrale overheden afwegingsruimte om – daar waar een lokale verantwoordelijkheid ligt – de instrumenten van de Omgevingswet te gebruiken om de leefomgeving in te richten. Op deze wijze geeft het Rijk nu met de NOVI en de instrumenten van de Omgevingswet richting, maar doen we ook recht aan de verschillen tussen gebieden en lokale keuzes.
Kunt u aangeven hoe het preventief en repressief overheidstoezicht op ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Omgevingswet, en op welk moment de rijksoverheid, in voorkomende gevallen, de regie naar zich toe trekt?
Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven, neemt het Rijk met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) nu regie op de inrichting van Nederland. Regie betekent het geven van richting op grote opgaven en het regisseren van een goed samenspel. Dit samenspel organiseren we met samenwerkingsafspraken en door gebiedsgericht als één overheid te werken. Door opgaven en aanpak van de verschillende overheden in de regio met Omgevingsagenda’s, NOVI-gebieden en verstedelijkingsstrategieën bij elkaar te brengen creëren we samenhang. Mochten nationale belangen toch in het geding komen en wederzijdse afspraken niet nagekomen worden, dan kan het Rijk via de Omgevingswet juridische instrumenten gebruiken om de regie verder kracht bij te zetten
Deelt u de zorgen als het gaat om het overlaten van complexe zaken als milieurecht aan gemeenten? Kunt u aangeven op welke wijze gemeenten hierbij worden ondersteund en hoe het toezicht hierop is geregeld?
Ik deel de geschetste zorgen niet. Net als onder het huidige recht blijft het Rijk onder de Omgevingswet milieuregels stellen voor bedrijven vanwege de bescherming van het milieu. Dat gebeurt in het Besluit activiteiten leefomgeving. Daarbij blijft ook onder de Omgevingswet de uitvoering van de vergunningverlening en het toezicht op de naleving van deze milieuregels – en de bijhorende handhavingstaken – verplicht belegd bij de omgevingsdiensten als onderdeel van het basistakenpakket. In de meeste gevallen is en blijft de gemeente het bevoegd gezag. Het interbestuurlijke toezicht op de uitvoering van deze VTH-milieutaken waarvoor de gemeente bevoegd gezag is, blijft belegd bij de provincie. Voor de meest risicovolle bedrijven (zoals chemische industrie of bedrijven met opslag van veel gevaarlijke stoffen) is het bevoegd gezag de provincie. De uitvoering van deze complexe VTH-taken vraagt om specifieke kennis en kunde, waarvoor zes Brzo-omgevingsdiensten zijn aangewezen. Daarmee blijft de kwaliteit van de uitvoering van deze VTH-taken voor milieu ook onder de Omgevingswet gewaarborgd. Ook op het onderdeel natuur behouden provincies en het Rijk overigens hun bestaande verantwoordelijkheid voor de juiste uitvoering van de regelgeving en toepassing van de toetsingskaders voor vergunningverlening.
Om de bevoegde gezagen te ondersteunen bij de invoering van de Omgevingswet is een uitgebreid ondersteuningsaanbod beschikbaar vanuit het interbestuurlijke programma »Aan de slag». Veel informatie is online te vinden via www.aandeslagmetdeomgevingswet.nl. Milieuregels en VTH-taken komen daarbij ruim aan bod, bijvoorbeeld in het aanbod van webcolleges. Om verder de kennis over milieu in de Omgevingswet bij de omgevingsdiensten te vergroten organiseert de ODNL Academie samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het programma Aan de slag met de Omgevingswet een train de trainer-project.
Is, gezien de toenemende behoefte aan meer rijksregie, herinvoering van het instrument van de Planologische Kernbeslissing (PKB) en de goedkeuring van gemeentelijke bestemmings- en omgevingsplannen niet weer geboden? Kunt u dit toelichten?
Om de rijksregie te versterken is het niet nodig om oude instrumenten die de vraagsteller noemt nieuw leven in te blazen. Met de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is in 2008 immers een nieuw effectief stelsel geïntroduceerd voor de verticale doorwerking van het ruimtelijke beleid van het Rijk, en ook de provincies. Daarbij is een helder onderscheid gemaakt tussen de structuurvisie als beleidsinstrument en het juridische instrumentarium voor de bindende doorwerking van het beleid van Rijk en provincies. Zowel door het stellen van instructieregels (bij amvb of provinciale verordening) als door het geven van (proactieve) aanwijzingen, kunnen het Rijk en de provincies directe invloed uitoefenen op de inhoud van bestemmingsplannen. Daarnaast is er het controle-instrument van de reactieve aanwijzing, waarmee de inwerkingtreding van ruimtelijke besluiten zoals bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen kan worden voorkomen. Dit basisinstrumentarium van instructieregels en instructiebesluiten komt in de kern ongewijzigd terug in de Omgevingswet. Ook het controle-instrument van de reactieve interventie komt voor provincies terug. Daarnaast kunnen de generieke interbestuurlijke toezichtsinstrumenten schorsing en vernietiging en indeplaatsstelling worden toegepast. Zowel het Rijk als de provincies beschikken hiermee over een uitgebreid instrumentarium dat kan worden ingezet om regie te nemen op de inrichting van de fysieke leefomgeving.
Kunt u aangeven op welke wijze in de Omgevingswet juridisch bindend wordt geborgd dat gebiedsontwikkelingen ook duurzaam zijn? En als dit niet rechtens geborgd is, waarom niet?
Duurzame ontwikkeling heeft in de Omgevingswet – anders dan in de huidige Nederlandse wetgeving – een expliciete plaats in de regelgeving. In de Omgevingswet is bepaald dat bestuursorganen hun taken en bevoegdheden uitoefenen met het oog op de doelen van de wet, waar duurzame ontwikkeling een centraal onderdeel van vormt (artikel 2.1, eerste lid, in samenhang met artikel 1.3). In de wet is de definitie van duurzame ontwikkeling van de Commissie-Brundtland overgenomen: «ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden voor toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen». Duurzame ontwikkeling vormt daardoor steeds onderdeel van de belangenafweging die een bestuursorgaan moet maken. Daarbinnen kan de afweging soms meer uitgaan naar maatschappelijke behoeften – bijvoorbeeld nieuwe woningen – en soms meer uitgaan naar de omgevingskwaliteit – bijvoorbeeld behoud van open ruimte.
Verder merk ik op dat duurzaamheid een breed begrip is, zoals ook uit de in de wet opgenomen definitie blijkt. In een concreet project kan bijvoorbeeld de nadruk liggen op natuurinclusief bouwen, op energieneutraliteit of op klimaatadaptie. De Omgevingswet bevat de instrumenten en biedt de ruimte aan het bevoegde gezag om af te wegen op welke manier duurzaamheid wordt meegenomen bij het toestaan van activiteiten.
Kunt u bevestigen dat in de Omgevingswet volksgezondheid, duurzaamheid, landschap en milieu als doorslaggevende belangen worden getoetst bij gebiedsontwikkelingen? Zo nee, waarom niet?
Anders dan onder de huidige Wet ruimtelijke ordening zijn genoemde belangen expliciet verankerd in de wet. Daarmee vormen ze een expliciet onderdeel van de belangenafweging die het bevoegd gezag maakt bij een besluit over een gebiedsontwikkeling, zoals het wijzigen van een omgevingsplan of een projectbesluit. Gezondheid is naar aanleiding van het aangenomen amendement-Smaling c.s.5 expliciet genoemd in artikel 2.1, vierde lid, van de wet. Dit artikel vereist dat bij gebiedsontwikkelingen rekening moet worden gehouden met de gezondheid. Duurzaamheid is zoals beschreven in het antwoord op vraag 9 expliciet genoemd in artikel 1.3 van de wet. Het landschap en de verschillende milieuaspecten zijn in artikel 1.2 van de wet benoemd.
Het is niet op voorhand te zeggen welke belangen zwaarder wegen. Naast de genoemde belangen weegt het bevoegd gezag immers ook andere belangen, zoals voldoende woongelegenheid. Ook kunnen de genoemde aspecten onderling een afweging vergen, bijvoorbeeld tussen het plaatsen van windturbines met het oog op duurzaamheid en het behoud van landschappelijke waarden. Binnen de grenzen die het Rijk en provincie daaraan stellen maakt het bevoegd gezag een afweging of een gebiedsontwikkeling evenwichtig is.
Wilt u de vragen één voor één beantwoorden?
Zoals gevraagd zijn de vragen afzonderlijk beantwoord.
Het bericht dat het reisadvies naar Curaçao naar oranje is bijgesteld |
|
Jan Paternotte (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Klopt het dat het reisadvies voor Curaçao sinds 8 december 2020 is aangepast naar oranje?
Ja, dat klopt. Aanvullend is op 16 december jl. een wereldwijd oranje reisadvies van kracht geworden, mede gezien de lockdown in Nederland. Sinds 8 januari jl. is Curaçao vanwege een daling in het aantal besmettingen in het land geen hoogrisicogebied meer. Dit betekent dat men bij terugkeer niet in thuisquarantaine hoeft te gaan en ook de verplichting tot het tonen van een negatieve PCR test bij reizen vanuit Curaçao vervalt. De sinds 23 januari verplichte sneltest is ook niet vereist voor reizigers uit Curaçao. Het wereldwijde oranje reisadvies blijft echter gelden, ook voor Curaçao.
Kunt u toelichten waarom ervoor gekozen is om het reisadvies nu pas te wijzigen, terwijl ruim drie weken geleden al een recordaantal besmettingen werd geconstateerd op Curaçao?
Het aantal besmettingen op Curaçao is in de weken voor het aangepaste reisadvies toegenomen, maar het risico op besmetting was op Curaçao altijd lager dan in Nederland. Daarnaast is gekeken naar onder meer de druk op de zorg(capaciteit), welke in orde was. Op 16 november hebben de autoriteiten op Curaçao extra maatregelen ingevoerd om het oplopende aantal besmettingen tegen te gaan. Net als in Nederland hadden deze maatregelen tijd nodig om effect te hebben. De opvolging van de maatregelen bleek onvoldoende, waardoor het aantal besmettingen bleef stijgen en de autoriteiten op 1 december opnieuw besloten tot het aanscherpen van de maatregelen. Omdat de stijgende trend bleef doorzetten en het risico op besmetting hoger werd dan in Nederland, is besloten het reisadvies voor Curaçao per 8 december bij te stellen naar oranje.
Heeft u er zicht op hoeveel Nederlanders sinds de persconferentie van 4 november jl., toen door premier Rutte werd aangegeven dat alleen binnen het Koninkrijk der Nederlanden geen negatief reisadvies geldt, een reis naar Curaçao hebben geboekt voor de periode tussen 4 november 2020 en half januari 2021?
Tussen 4 november 2020 en 15 januari 2021 zijn 27.060 personen vanaf Schiphol naar Curaçao gereisd en 25.644 personen vanuit Curaçao naar Schiphol. Het is hierbij van belang te vermelden dat hierbij ook sprake kan zijn van een driehoeks-vlucht, waarbij een deel van de passagiers bijvoorbeeld niet op Curaçao, maar pas op Sint Maarten is uitgestapt. Bovengenoemde cijfers zijn daarom niet volledig en geven tevens geen inzage in het aantal boekingen of de nationaliteit van reizigers.
Wat is uw advies aan Nederlanders die tijdens of rond de kerstvakantie een reis naar Curaçao hebben geboekt?
In navolging van het oranje reisadvies geldt nog immer een dringend advies om alleen strikt noodzakelijke reizen naar Curaçao te maken. Zoals Minister-President Rutte tijdens de persconferenties van 14 december en daaropvolgend heeft verkondigd geldt tevens het dringende advies: niet naar het buitenland te reizen en alleen een reis te boeken wanneer dit strikt noodzakelijk is. Voor reizen binnen en buiten Nederland geldt: beperk het aantal reisbewegingen en contactmomenten met andere mensen.
Bent u voornemens om aanvullende communicatiemiddelen in te zetten om duidelijk te maken hoe het actuele reisadvies geldt? Zo ja, op welke wijze? Bent u ook bereid dit te benoemen bij een aankomende persconferentie? Bijvoorbeeld door dit te benoemen?
Actuele reisadviezen zijn terug te vinden op de website van Buitenlandse Zaken en in de Wijs op Reis App. In het Corona-debat van 15 december jl. heeft Minister-President Rutte aangekondigd dat per 16 december jl. alle landen een oranje reisadvies ontvangen, inclusief de Caribische delen van het Koninkrijk.
Klopt het dat op dit moment, voorafgaand aan het afreizen naar Curaçao, de reiziger binnen 72 uur voor vertrek negatief moet zijn getest op het coronavirus en bewijs hiervan dient te overleggen alvorens te kunnen boarden?
Ja, dat klopt. De autoriteiten van Curaçao vragen alle inkomende reizigers om een negatieve PCR-testuitslag van ten hoogste 72 uur oud te tonen bij inreizen.
Bent u het ermee eens dat gezien het hoge aantal besmettingen op Curaçao, het wenselijk zou zijn om reizigers die terugkomen uit Curaçao ook om een negatief testresultaat te vragen alvorens zij Nederland binnen reizen? Zo nee, waarom niet?
Op het moment dat een land wordt aangemerkt als hoogrisico wordt een negatieve PCR-testuitslag alsook een negatieve sneltestuitslag verplicht gesteld om naar Nederland te kunnen reizen. De PCR-testverplichting heeft ook voor Curaçao gegolden. Sinds 8 januari jl. wordt Curaçao niet meer beschouwd als hoogrisicogebieden daarom is het vanaf die datum niet meer verplicht negatievef testresultaten te kunnen tonen voor vertrek naar Nederland
Kunt u aangeven wat de status van uitvoering is van de motie Van Weyenberg/Veldman die vraagt het overleggen van een negatieve coronatest voorwaardelijk te maken aan het binnenreizen van Nederland vanuit een land waar een negatief reisadvies voor geldt?1 Wanneer kan de verplichting om een negatief testresultaat te laten zien bij het binnen reizen van Nederland verwacht worden?
Vanaf 29 december jl. is het tonen van een negatieve PCR-testuitslag voorafgaand aan de reis verplicht voor vliegpassagiers uit alle gebieden waar een hoog COVID-risico geldt. Ook heeft het kabinet de verplichting om te beschikken over een negatieve testuitslag van een sneltest (maximaal 4 uur voor vertrek) ingevoerd. Deze is ingegaan op 23 jl. voor reizigers per vliegtuig en schip. Dit geldt ook voor Nederlanders die uit deze gebieden naar Nederland (terug)reizen.
Klopt het dat op dit moment voor vluchten van KLM en Delta Airlines tussen Atlanta en Amsterdam een pilot is opgezet waar (snel)testen zijn ingezet om het reizen tussen de twee steden weer veilig mogelijk te maken? Kunt u aangeven waarom is gekozen voor deze bestemming?2
Dat klopt. De Minister van I&W heeft op 4 december jl. uw Kamer over dit initiatief geïnformeerd. Reizigers worden voor vertrek getest met een PCR-test, op de luchthaven met een antigeentest en na aankomst opnieuw met een PCR-test. De proef is met medewerking van de ministeries van VWS en I&W opgezet door de luchtvaartmaatschappijen. De luchtvaartmaatschappijen hebben dit traject voorgesteld vanwege het belang van Atlanta voor verbindingen in de Verenigde Staten. Binnenkort zal de Minister van VWS uw Kamer informeren over de resultaten van de evaluatie van de pilot en zijn reactie daarop.
Deelt u de mening van de vragenstellers dat het vooraf en bij terugkomst testen van reizigers uit Curaçao op dit moment net zo belangrijk is als het testen van reizigers uit Atlanta? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is voorstander van het bevorderen van veilig reizen door middel van testen. Daarom is per 29 december jl. een negatieve-PCR testuitslag verplicht voor alle reizigers uit hoogrisicogebieden. Het kabinet heeft op basis van het 96e OMT advies3 besloten om per 23 januari jl. voor reizigers uit alle hoogrisicogebieden aanvullend op de 72 uur oude PCR-testuitslag ook een negatieve sneltestuitslag te verplichten van ten hoogste 4 uur voor vertrek. Omdat Curaçao op dit moment niet wordt beschouwd als hoogrisicogebied is zowel de PCR-test als antigeentest niet vereist om naar Nederland te kunnen reizen.
Zo ja, bent u in afwachting van een algehele verplichting om een negatief testresultaat bij het binnen reizen van Nederland te overleggen, bereid om met de luchtvaartmaatschappijen die op Curaçao vliegen afspraken te maken over het testen van reizigers die terugkomen uit Curaçao? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zijn hiervoor ook sneltesten in te zetten?
Tussen 29 december en 8 januari was een negatieve PCR-testuitslag verplicht voor alle reizigers uit Curaçao. Sinds 8 januari jl. wordt Curaçao niet langer beschouwd als hoogrisicogebied vanwege de sterk gedaalde besmettingsgraad. De negatieve PCR- en sneltestuitslag is daarom niet langer nodig.
Bent u bereid in aanloop naar een negatieve testverplichting ervoor te zorgen dat reizigers vanaf Curaçao op Schiphol bij aankomst getest kunnen worden in een (snel)teststraat? Zo nee, waarom niet?
Nee.
Kunt u, vanwege de start van de kerstvakantie volgende week, deze vragen binnen een week beantwoorden?
Het bericht 'We gaan niet de hele dag meekijken' |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «We gaan niet de hele dag meekijken»?1
Ja.
Kunt u – op hoofdlijnen – aangeven op welke wijze politiemedewerkers met toegang tot de politiesystemen gecontroleerd gaan worden om te zien of ze geen vreemd zoekgedrag vertonen? Kunt u daarbij duiden op welke wijze opvolging wordt gegeven aan afwijkende signalen en op welke wijze «het gesprek met de medewerker» ingebed is in de vervolgaanpak?
Burgers mogen ervan uitgaan dat informatie die bij de politie bekend is uiterst zorgvuldig wordt behandeld en beschermd. Het lekken van informatie brengt naast de inbreuk op de privacy van de betrokkene mogelijk ook de veiligheid van operaties en mensen in gevaar. De politie gaat daarom oneigenlijk gebruik van de politiesystemen sneller detecteren met de bedoeling deze eerder te stoppen. Recente corruptiezaken onderstrepen het belang van verscherpte aandacht voor de aanpak van het lekken van informatie.
Daartoe is een systeem en werkwijze in ontwikkeling met als doel om in een vroegtijdig stadium mogelijk misbruik door gericht binnendringen van de politiesystemen (hacken) en lekken van informatie van binnenuit te detecteren en voorkomen. Het systeem geeft een indicatie of mogelijk sprake is van afwijkend zoekgedrag op basis van een groot aantal indicatoren, waaronder het historische patroon van bevraging en een vergelijking met het gemiddelde bevragingspatroon van collega’s. Deze indicatoren zijn gebaseerd op input en ervaringen van experts binnen de politieorganisatie plus de analyse van casuïstiek. Een voorbeeld van een indicator is het doen van bevragingen met betrekking tot een onderzoek waar de betreffende functionaris geen rol in heeft. Het is belangrijk om op te merken dat «afwijkend zoekgedrag» niet perse «fout gedrag» hoeft te betekenen.
Om te zorgen dat er geen sprake is van automatische besluitvorming en er altijd een mens meekijkt en beslist, wordt een indicatie door specialisten geanalyseerd en gewogen. Als er vervolgens aanleiding is tot verdere actie wordt de indicatie besproken met de leidinggevende die een nadere afweging maakt voor het vervolg. In de gevallen dat sprake is van een harde verdenking van bijvoorbeeld corruptie in relatie tot georganiseerde criminaliteit wordt uiteraard een passende aanpak gekozen.
De gehele aanpak is op dit moment nog in ontwikkeling en het perspectief van medewerkers speelt daarbij een belangrijke rol. De medezeggenschap is akkoord gegaan met de ontwikkelingsfase, neemt vanaf de start deel aan de begeleidingsgroep en stuurgroep en zal bij de landelijke inrichting en uitrol om instemming worden gevraagd. Het ondersteunen van alle integere politiemedewerkers en het belang van hun vertrouwen wordt nadrukkelijk onderkend.
Wat zijn atypische signalen waarop vreemd zoekgedrag geconstateerd gaat worden precies? Kunt u dit nader duiden?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u uitleggen hoe het juridisch raamwerk van dit systeem precies in elkaar zit? Is het een werkgever toegestaan om het zoekgedrag van medewerkers op deze manier te monitoren?
De verwerking van informatie door de politie wordt uitgevoerd binnen de wettelijke kaders van de Wet politiegegevens (WPG). Artikel 3 WPG vereist dat politiegegevens slechts worden verwerkt voor zover dit behoorlijk en rechtmatig is. Door middel van het actief loggen van de verwerking van politiegegevens kan de rechtmatigheid van de verwerking worden gecontroleerd. Het bijhouden en beoordelen daarvan volgt daarnaast uit artikel 4a WPG. Daarin is geregeld dat de politie passende technische en organisatorische maatregelen moet treffen om een passend beveiligingsniveau te waarborgen. Deze zogenaamde verplichting tot informatiebeveiliging vereist dat «logbestanden van gebeurtenissen die gebruikersactiviteiten, uitzonderingen en informatiebeveiligingsgebeurtenissen registreren, behoren te worden gemaakt, bewaard en regelmatig worden beoordeeld». De Autoriteit Persoonsgegevens heeft daarbij duidelijk aangegeven, dat deze (impliciete) monitoringsverplichting niet alleen achteraf geldt. Ook moeten de logbestanden proactief gecontroleerd worden op indicaties van onrechtmatige toegang of onregelmatig gebruik van politiegegevens. Om logbestanden te kunnen monitoren of beoordelen is het nodig om vooraf indicaties vast te stellen waarop deze beoordeling kan plaatsvinden.
In de WPG is tevens een expliciete verplichting voor de politie opgenomen om langs elektronische weg een aantal verwerkingen van politiegegevens in geautomatiseerde systemen vast te leggen (artikel 32a WPG). Deze verplichting tot logging vloeit voort uit EU richtlijn 2016/680 betreffende de gegevensbescherming inzake opsporing en vervolging. De logbestanden mogen uitsluitend worden gebruikt om te controleren of de gegevensverwerking rechtmatig is, om interne controle uit te oefenen, om de integriteit en de beveiliging van de gegevens te garanderen en om strafrechtelijke procedures te waarborgen. Hierbij omvat interne controle mede het voeren van interne tuchtprocedures.
Op basis van het gegevensbeschermingsrecht is het dus toegestaan, en zelfs verplicht dat dergelijke handelingen van politiemedewerkers worden gelogd en gemonitord.
De verplichting tot logging van artikel 32a WPG is nog niet in werking getreden. De EU richtlijn biedt de mogelijkheid tot uitstel van inwerkingtreding tot 2023. Dit geeft de politie ruimte en tijd om de ICT-systemen geleidelijk aan te passen.
Klopt het dat de MEOS-applicatie (Mobiel Effectier Op Straat) voor iedere operationele politieman beschikbaar is, inclusief aspiranten van politie vanaf hun eerste werkdag? Klopt het dat MEOS voor iedere individuele politieman 24 uur per dag beschikbaar is, 365 dagen per jaar? Klopt het dat MEOS door iedere politieman overal ter wereld (waar een internetaansluiting is) te raadplegen is?
De MEOS-applicatie is voor operationele doeleinden altijd en overal beschikbaar voor alle medewerkers in de operatie; hieronder vallen ook aspiranten die immers als onderdeel van hun opleiding ook ingezet worden op straat en daartoe worden toegerust met onder andere de MEOS-applicatie en zo de noodzakelijke ervaring hiermee opdoen. In het nieuwe politieonderwijs (PO 21) zijn aspiranten in het eerste jaar meer op school en zullen zij door middel van een speciale oefenomgeving -die op dit moment ontwikkeld wordt- zich bekwamen in het gebruik van het MEOS-systeem. Technisch bestaat de mogelijkheid MEOS te raadplegen in het buitenland, maar dit is uiteraard alleen geoorloofd als het om het operationeel belang gaat. Het is niet toegestaan politie informatie voor andere doeleinden dan de operationele taak te gebruiken.
Op welke wijze kan een politieman die zich oprecht zorgen maakt over een omstandigheid op de grens van werk en privé op een fatsoenlijke en rechtmatige wijze gebruik maken van informatie uit politiesystemen? Kunt u de beantwoording van deze casus toespitsen op 2 specifieke situaties: (1) er komen nieuwe buren waarbij de betrokken politieambtenaar in ernstige mate twijfelt of het aangaan van een normale burenrelatie zich verhoudt tot een integere beroepsuitoefening en (2) een familielid van de politieambtenaar gaat een relatie aan met een persoon die in zijn gedrag tekenen van een actieve criminele loopbaan laat zien?
Zoals ik hiervoor al heb aangegeven is het niet toegestaan politie informatie voor andere doeleinden dan de operationele taak te gebruiken. Als een politiefunctionaris in persoon, via een familielid of een andere nauwe relatie betrokken is bij een bepaalde situatie die op zichzelf aanleiding geeft tot het raadplegen van politiesystemen, dan moet deze functionaris die situatie bespreken met zijn leidinggevende. In veel van dergelijke situaties bestaat overigens per definitie de noodzaak om het eventuele veiligheidsrisico te melden bij de leidinggevende.
Het bericht ‘5 things to know about Post-Brexit aviation’ |
|
Jan Paternotte (D66), Achraf Bouali (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «5 things to know about Post-Brexit aviation»?1
Ja.
Kunt u nauwkeurig toelichten wat er verandert voor passagiersvluchten vanaf 1 januari a.s. in het geval van een no-dealbrexit?
Bij een no-deal Brexit maakt het VK per 1 januari 2021 geen deel meer uit de van de interne markt voor de luchtvaart van de EU. Deze interne markt biedt luchtvaartmaatschappijen uit de lidstaten de vrijheid intra-Europese luchtvervoersdiensten te leveren op basis van gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtvervoerdiensten. Als er niets zou gebeuren zou bij een no-deal per 1 januari 2021 de wettelijke basis ontbreken voor het leveren van luchtvervoerdiensten tussen het VK en de EU-lidstaten. Daarmee zouden de luchtvervoersverbindingen tussen het VK en de EU-lidstaten stil kunnen vallen.
Heeft u reeds afspraken gemaakt over terugvalopties om het vliegverkeer te kunnen continueren in geval van een no-dealbrexit?
De Europese Commissie heeft op 10 december jl. een noodmaatregel gepresenteerd die de basisconnectiviteit in het luchtvervoer tussen het VK en de EU-lidstaten moet waarborgen in het geval van een no-deal Brexit. Als deze gemeenschappelijke noodmaatregel wordt vastgesteld is deze maatregel de terugvaloptie.
Herkent u het beeld dat het Verenigd Koninkrijk in de woorden van transportminister Shapps zich het recht voorbehoudt op sensible additional flexibilities ten aanzien van de contingency measures ten aanzien van het vliegverkeer? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Het is niet precies duidelijk wat Minister Shapps met zijn opmerking over «sensible additional flexibilities» bedoelt en ik wil daar in dit stadium ook niet op vooruitlopen.
Klopt het dat, in het geval van een no-dealbrexit, Britse maatschappijen op de domeinen vracht, charter en zakenvluchten (general aviation) voor elke vliegbeweging een vergunning aangevraagd moeten hebben?
Met betrekking tot routevergunningen geldt dat voor alle commerciële geregelde en ongeregelde vluchten altijd een vergunning moet worden aangevraagd. Deze verplichting geldt niet voor private en zakenvluchten, tenzij het vliegtuig zwaarder is dan 45 ton of meer dan 19 passagiers kan vervoeren. Voor de luchtvaartveiligheid geldt dat bij een no-deal alle VK-maatschappijen die naar Nederland willen vliegen een EASA Third Country Operator (TCO) autorisatie dienen te hebben.
Zijn er afspraken gemaakt over terugvalopties voor de continuering van vrachtverkeer, chartervluchten en general aviation?
Voor vrachtverkeer, charters en general aviation geldt hetzelfde als voor geregeld passagiersvervoer, zie antwoord 3.
Kunnen in het geval van een no-dealbrexit Britse reizigers op Schiphol op 1 januari a.s. gebruik maken van de automatische paspoortcontrole (eGates)? Kunt u dit toelichten?
VK burgers van 16 jaar en ouder kunnen na 1 januari a.s. bij vertrek vanaf Schiphol als third country national (TCN) van automatische grenspassage gebruik maken ongeacht de uitkomst van de Brexit onderhandelingen. Deze optie wordt nu ook al geboden aan geselecteerde derde landen en het VK wordt aan deze doelgroep toegevoegd. Bij aankomst is het gebruik van de geautomatiseerde grenspassage voor VK burgers na 1 januari a.s. echter niet meer mogelijk, hiervoor moet eerst het RTP-NL Programma (Registered Traveller Programme) worden ingericht wat naar verwachting medio 2021 zal worden geïmplementeerd op alle aankomst grensfilters.
Heeft u bezwaar tegen het herintreden van het Verenigd Koninkrijk in de European Common Aviation Area (ECAA)? Zo ja, welke?
Het is op dit moment te vroeg om over herintreding van het VK in de European Common Aviation Area (ECAA) te speculeren.
Kunt u aangeven waar de bezwaren van Spanje ten aanzien van het vliegveld van Gibraltar uit bestaan en hoe u deze beoordeelt?
De discussie rond de territoriale status van het vliegveld van Gibraltar is lange tijd een punt geweest dat o.a. het afsluiten van brede EU-luchtvaartverdragen heeft tegengehouden. Een spoedige oplossing van de kwestie zou ik verwelkomen.
Heeft u nog de beschikking over het meest recente bilaterale luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk uit 1946, en bent u voorbereid op het weer in werking treden ervan?
Ja. Zie antwoord 3, de gemeenschappelijke noodmaatregel is de terugvaloptie en maakt dat het terugvallen op een bilateraal luchtvaartakkoord op dit moment niet aan de orde is.
Bovendien, het oude verdrag uit 1946 voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd en zou, wanneer de noodmaatregel niet van kracht wordt, vervangen moeten worden door een nieuw verdrag waarin alle eisen die gesteld worden op grond van EU wet- en regelgeving opgenomen zullen moeten zijn. Indien nodig zouden, voorafgaand aan het sluiten van een nieuw bilateraal verdrag, op korte termijn ad-hoc afspraken gemaakt kunnen worden op bilaterale basis waarin de continuïteit van het luchtvervoer tussen beide landen gegarandeerd wordt. Nu naar verwachting kan worden teruggevallen op de noodmaatregel is een bilateraal luchtvaartakkoord op dit moment niet aan de orde.
Kunt u in verband met de snel naderende brexitdeadline deze vragen beantwoorden voor het AO Luchtvaart van 16 december a.s.?
Ja, het AO vindt nu plaats op 4 februari a.s.
Gebruik van remdesivir bij de behandeling van patiënten besmet met het covid-19 virus. |
|
Henk van Gerven |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat vindt u ervan dat het advies over het gebruik van remdesivir in Nederland niet is aangepast nu de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gebruik afraadt?1
Op basis van de laatste wetenschappelijke inzichten stelt de Stichting Werkgroep Antibioticabeleid (SWAB) behandeladviezen op, die de leidraad vormen voor medisch specialisten bij het behandelen van coronapatiënten. Ik heb kennisgenomen van het standpunt van de SWAB en de Federatie Medisch Specialisten dat zij in het advies van de WHO geen reden zien om hun behandeladvies voor remdesivir bij te stellen, maar nog steeds aanleiding zien om remdesivir aan te merken als een behandeloptie bij covid-19 patiënten op de verpleegafdeling. Men is niet tegen het gebruik van remdesivir bij patiënten die op de verpleegafdeling liggen en ademhalingsproblemen hebben zolang nog onzeker is of de opnameduur wel of niet verkort kan worden. De SWAB blijft het gebruik van remdesivir vooralsnog beschouwen als een optie in deze patiëntengroep. (link: https://swab.nl/nl/covid-19#to_8).
Ik heb geen oordeel over dit standpunt omdat het een medisch-inhoudelijke kwestie betreft die wat mij betreft goed op zijn plaats is bij de professionals.
Hoeveel patiënten krijgen op dit moment nog remdesivir? Wat is de omzet van remdesivir in Nederland?
Sinds medio juni 2020 hebben inmiddels tussen de 4,5 en 5 duizend patiënten in Nederland een kuur remdesivir voorgeschreven gekregen. Deze kuren zijn door het RIVM uitgeleverd aan de ziekenhuizen. Sinds de WHO in november haar standpunt heeft uitgebracht, is de vraag naar remdesivir vanuit de ziekenhuizen sterk afgenomen. In december werden wekelijks gemiddeld circa 85 kuren remdesivir door ziekenhuizen afgenomen van het RIVM.
Hoeveel publiek geld heeft Nederland bijgedragen aan de inkoop van remdesivir?
In eerste instantie heeft Nederland een hoeveelheid remdesivir gedoneerd gekregen van de fabrikant. Daarna verliep de toebedeling van remdesivir vanuit de Europese Commissie (EC) via het zgn. Emergency Support Instrument (ESI-programma) van de EU. Vervolgens heeft de EC via een zogenaamde Joint Procurement procedure een overeenkomst gesloten met de fabrikant Gilead. Nederland heeft in het kader van die procedure een landspecifiek contract met de fabrikant afgesloten. In verband met een geheimhoudingsverplichting binnen deze overeenkomst kan ik geen financiële mededelingen doen.
De kosten voor het leveren van remdesivir aan ziekenhuizen via het RIVM worden doorberekend aan de afnemende ziekenhuizen. Het Ministerie van VWS heeft hiervoor voorfinanciering beschikbaar gesteld aan het RIVM, die is gedekt in de 4e Incidentele Suppletoire begroting.
Wat vindt u ervan dat remdesivir niet tot lagere sterfcijfers leidt, geen opname op de IC voorkomt en dat sneller herstel evenmin is waargenomen? Wanneer zijn de resultaten slecht genoeg om gebruik af te raden?
Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 1.
Wat is thans het oordeel van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG), respectievelijk het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) over de werkzaamheid en het nut van remdesivir bij de behandeling van coronapatiënten?
De Europese Commissie (EC) heeft eind december een wijziging gemaakt ten aanzien van de patiëntengroep die voor remdesivir in aanmerking komt. Met deze wijziging stelt de EC dat remdesivir is geïndiceerd voor de behandeling van covid-19 bij volwassenen en jongeren (vanaf 12 jaar die minstens 40 kg wegen) met pneumonie die aanvullende zuurstof nodig hebben.
Met deze wijziging is het gebruik van remdesivir bij covid-19 patiënten die bij aanvang van de behandeling invasieve beademing krijgen niet langer aangewezen.
Het advies van de EMA komt overeen met het behandeladvies van de SWAB in Nederland.
Onderschrijft u de conclusies van Hill et al dat de kostprijs voor een behandeling met remdesivir 0,93 dollar per dag bedraagt?2
Ik voel me niet oordeelkundig of geroepen om de bevindingen van Hill et al te toetsen en kan de conclusies derhalve noch onderschrijven noch in twijfel trekken.
Wat zou, hiervan uitgaande, een eerlijke prijs zijn, zijnde de kostprijs en een redelijke winstmarge?
Er is in Nederland geen systeem van winstregulering m.b.t. de prijsstelling van geneesmiddelen. Prijsstellingen zijn m.i. overigens niet per se alleen een functie van kostprijzen en een redelijke winstmarge, maar dienen ook beoordeeld te worden in het licht van gezondheid economische waarde van het middel en inspanningen en risico’s die de fabrikant op zich heeft genomen. Dit alles neemt niet weg dat we als samenleving mogen verwachten dat de industrie geen buitensporige prijzen vraagt.
Is het juist dat de kosten voor behandeling in Nederland circa 2.000 euro bedragen?
Ja, dit komt grofweg overeen met de lijstprijs van de fabrikant in Nederland.
Hoe verhoudt deze prijs zich tot een eerlijke prijs?
Zie mijn antwoorden op vragen 6 en 7.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat een behandeling met remdesivir 2.000 euro kost terwijl het minder dan tien euro kost om het te produceren?
Ik deel met u de mening dat de prijsststelling, in elk geval achteraf, vraagtekens oproept, indien wordt aangenomen dat de publicaties over de vermeende kostprijs correct zijn. Tegelijk is het zo dat Gilead destijds de prijs klaarblijkelijk heeft gemotiveerd op gezondheids-economische gronden in de zin dat op dat moment de verwachting was dat er ligdagen in het ziekenhuis zouden worden voorkomen. Eerder hebben Amerikaanse economen becijferd dat de prijs in dat opzicht niet onredelijk zou zijn. Het hanteren van gezondheids-economische argumenten voor de onderbouwing van een prijsstelling door fabrikanten is gebruikelijk bij de introductie van nieuwe geneesmiddelen.
Wegen de kosten (behandeling van 2.000 euro) volgens u op tegen de baten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Dat is nog niet vast te stellen omdat het nog onvoldoende inzichtelijk is of en in hoeverre er in de praktijk sprake is van een vermindering van het aantal ligdagen op de verpleegafdeling dan wel de intensive care.
Welke informatie heeft u die erop lijkt te wijzen dat farmaceut Gilead Sciences, Inc. enorme winsten boekt dankzij remdesivir?
Ik heb dezelfde openbare informatie als u en zie dat Gilead in het derde kwartaal van 2020 900 mln. USD zou hebben omgezet. Ik heb geen inzicht in de winstmarge die daarmee gemoeid is. Die gerealiseerde omzet is echter zeker aanzienlijk te noemen en vind een kritische opstelling daarover begrijpelijk, zeker als er inderdaad sprake is van een relatief lage kostprijs.
Tegelijk moet ook gezegd worden dat op het moment dat remdesivir beschikbaar kwam en de prijstelling werd bepaald het bedrijf ook geen zekerheid had in welke hoeveelheden het middel verkocht zou worden en hoe lang er vraag naar het middel zou blijven. De markt voor covid-behandelingen is immers met grote dynamiek omgeven waarin behandelingen in korte tijd obsoleet kunnen raken door een afnemende vraag, nieuwe wetenschappelijke inzichten of de komst van andere middelen. Dergelijke risico’s zijn ook een realiteit waar bedrijven mee te maken hebben bij een marktintroductie en die van invloed kunnen zijn op de (initiële) prijsstelling.
Heeft u deze signalen doorgegeven aan de Europese Commissie en zo ja, wat was de reactie?
De inkoop van remdesivir verloopt via de Joint Procurement procedure van de Europese Commissie. Er is op deze wijze een inkoopovereenkomst afgesloten voor de duur van zes maanden die telkens zes maanden kan worden verlengd. Nederland heeft bij de Joint Procurement Steering Committee erop aangedrongen om bij een eventuele verlenging een prijsverlaging te bedingen en zal dat verzoek indien nodig herhalen. Die prijsverlaging is m.i. gerechtvaardigd in het licht dat het bedrijf inmiddels aanzienlijke inkomsten heeft gerealiseerd voor het middel, de effecten van het middel onzeker zijn en het middel in meerdere opzichten de baten heeft gehad van een voorspoedige markttoelating en markttoegang.
Op welke wijze is uw mening gewijzigd sinds de beantwoording van Kamervragen over de goedkeuring van remdesivir?3
Zie de antwoorden op de eerdere vragen.
Wilt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja
Het bericht 'Meerdere OMT-leden bedreigd en thuis opgezocht' |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennis genomen van bovengenoemd bericht?1
Ja.
Klopt het dat meerdere leden van het OMT zijn bedreigd? Kunt u aangeven of hiertegen (al) is opgetreden?
De politie heeft mij laten weten op de hoogte te zijn van de bedreigingen en daar waar mogelijk nader onderzoek naar te doen. Zoals uw Kamer weet kan ik over lopende zaken niet verder in detail treden.
Deelt u de mening dat de bedreigingen volstrekt onacceptabel zijn?
Die mening deel ik. Bedreiging of het anderszins overtreden van de wet is in z’n algemeenheid niet toelaatbaar, en is zeker jegens personen met een publieke taak of personen die vanuit hun expertise mij of het kabinet adviseren volstrekt onacceptabel. Kamerleden, leden van het OMT, wetenschappers en ambtenaren moeten zich te allen tijde vrij en veilig kunnen voelen, zowel in hun beroepsuitoefening als privé. Voor Kamerleden en OMT-leden brengt dat ook met zich mee dat zij zich vrij moeten voelen hun standpunten in het openbaar toe te lichten. Voor OMT-leden is dat ook een onderdeel van hun adviserende taak.
Leden van het OMT kunnen bij de politie aangifte doen van bedreiging. In het geval van meldingen of aangiften van bedreiging door Kamerleden is het Team Bedreigde Politici van de politie-eenheid Den Haag en het Openbaar Ministerie aangewezen om dit op te pakken. Het Openbaar Ministerie zal in dit soort zaken gevolg geven aan iedere opsporingsindicatie. Per zaak wordt heel nauwkeurig gekeken wat kan en moet gebeuren om verdachten op te sporen. Daarbij worden alle mogelijkheden benut.
OMT-leden, politici en ambtenaren hebben allen een publieke taak. Indien er sprake is van een strafbare gedraging tegen iemand met een publieke taak dan zullen politie en het Openbaar Ministerie daar streng en snel tegen optreden, conform de opsporings- en vervolgingsafspraken zoals omschreven in de Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA).2
Deelt u de mening dat het thuis opzoeken van wetenschappers, maar ook van politici, ambtenaren en anderen die zich voor de publieke zaak inzetten, niet aanvaardbaar is vanwege de intimiderende werking die hiervan uitgaat? Zo ja, wat kunt u doen om dit verschijnsel tegen te gaan? Zo niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u, vanzelfsprekend zonder in details te treden, garanderen dat leden van het OMT adequaat worden beveiligd, indien daar noodzaak toe is? Welke knelpunten ziet u bij het beveiligen van de OMT-leden?
Indien dreiging en risico daartoe aanleiding geven worden door de overheid passende beveiligingsmaatregelen genomen. Deze zijn aanvullend op de maatregelen die personen of hun werkgever zelf kunnen treffen om weerstand te bieden tegen de dreiging. De verantwoordelijkheid voor het treffen van deze aanvullende maatregelen is belegd bij de lokale hoofdofficier van justitie.
In algemene zin kan ik aangeven, zoals ik uw Kamer heb laten weten in mijn brief over het brede offensief tegen georganiseerde criminaliteit3, dat de vraag naar beveiligingsmaatregelen is toegenomen. Daarom heb ik structurele middelen beschikbaar gesteld ter versterking van het stelsel bewaken en beveiligen over de gehele linie. Beveiligingsmaatregelen kunnen hierdoor tijdig, effectief en adequaat ingezet worden wanneer er sprake is van dreiging, risico of de mogelijkheid van geweld.
Is het nog steeds de bedoeling dat het gewijzigde Handelsregisterbesluit per 1 januari 2021 inwerking treedt, zodat de woonadressen van alle natuurlijke personen dan worden afgeschermd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zijn daarmee dit soort praktijken dan opgelost? Welke gaten blijven er in het systeem, waardoor kwaadwillenden gemakkelijk informatie kunnen opvragen over woonadressen? Hoe kunnen natuurlijke personen in de tussentijd regelen dat hun woonadressen worden afgeschermd?
De Staatsecretaris van EZK heeft u in het schriftelijk overleg over Ondernemen en Bedrijfsfinanciering geïnformeerd dat de Kamer van Koophandel op korte termijn kan overgaan tot het afschermen van woonadresgegevens.4 In het handelsregister zijn woonadressen dan nog altijd wel opgenomen, maar ze zijn niet meer openbaar. Er geldt een uitzondering voor autoriteiten die een gerechtvaardigde grond hebben om ze te raadplegen (bijvoorbeeld deurwaarders). Indien het woonadres van de ondernemer gelijk is aan het vestigingsadres van de onderneming, dan blijft het adres echter zichtbaar in het handelsregister als vestigingsadres. Dit is de strekking van de aanpassing van het Handelsregisterbesluit 2008 die in voorbereiding is. Deze moet nog worden voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens en de Raad van State. Inwerkingtreding van de afscherming van woonadressen wordt voorzien uiterlijk per 1 juli 2021.
Verder wordt door middel van nieuwe gebruiksvoorwaarden voor handelsregisterinformatie ook het gebruik van adresgegevens door derden strikter gereguleerd om de privacy van geregistreerde personen beter te beschermen.
Daarnaast wil ik benadrukken dat als een ondernemer zijn privésfeer sterk wil afschermen hij hier bij de keuze van een vestigingsadres rekening mee kan houden. Veel ondernemers zijn niet afhankelijk van een fysieke of vaste werkplek en werken vanuit huis of op locaties van klanten. Ook als dit het geval is kan de ondernemer de keuze maken voor een ander vestigingsadres dan zijn woonadres. De praktijk biedt hiervoor verschillende oplossingen, zoals een vestiging bij een domicilieverlener. Zo biedt de Nederlandse Vereniging voor Journalisten (NVJ) leden die online of fysiek bedreigd worden de mogelijkheid gebruik te maken van het vestigingsadres van de NVJ. Ik heb uw Kamer bij brief van 17 december jl. over bovenstaande tevens nader geïnformeerd naar aanleiding van de motie van het lid Yesilgöz-Zegerius c.s.5
Bent u bereid uw antwoorden2 op vragen van het lid Groothuizen (D66) over het afschermen van de gegevens van advocaten in het kadaster te herzien en daarbij ook te kijken naar wetenschappers, politici en bestuurders? Zo niet, waarom niet?
Op schriftelijke vragen van het lid Groothuizen (D66) over het afschermen van de gegevens van advocaten in het kadaster heeft de Minister voor Rechtsbescherming bij brief d.d. 20 april 20207 aangegeven dat afscherming van persoonsgegevens in het Kadaster mogelijk is. In artikel 37a van het Kadasterbesluit, dat op 1 juli 2019 in werking is getreden, is geregeld dat persoonsgegevens bij het Kadaster vanwege veiligheidsoverwegingen afgeschermd kunnen worden. Voorwaarde is dat personen zijn opgenomen in het stelsel bewaken en beveiligen. Dit kan gelden voor personen in het zogenoemde rijksdomein die vanwege het nationale belang van het ambt op de limitatieve lijst van het stelsel bewaken en beveiligen staan. Voor personen die vallen binnen het decentrale gedeelte van het stelsel bewaken en beveiligen geldt dat Politie en OM beoordelen of de dreiging aanleiding geeft om een persoon op te nemen in het stelsel bewaken en beveiligen. Deze regeling is niet beperkt tot alleen advocaten, maar kan ook gelden voor andere beroepsgroepen, waaronder OMT-leden.
Hoe staat het met uw onderzoek naar het verschijnsel «doxing» en de manier waarop hiertegen op basis van de Algemene verordening gegevensbescherming kan worden opgetreden, zoals u heeft toegezegd op 24 november jl?
Het verschijnsel «doxing» is het vergaren en eventueel publiceren van (persoonlijke) gegevens van een individu, vaak met de bedoeling om het «slachtoffer» voor schut te zetten. Daarnaast kan het gaan om intimidatie, chantage en te kijk zetten, maar tevens om activisme waarbij misstanden aan de kaak worden gesteld.
Het (her)publiceren van iemands persoonsgegevens is een verwerking van persoonsgegevens, waarop de AVG van toepassing is. Zoals bij elke verwerking van persoonsgegevens, moet degene die die persoonsgegevens (her)publiceert, zich kunnen beroepen op een van de zes grondslagen van de AVG. Dat is bij doxing vaak niet mogelijk, waarmee grofweg gesteld kan worden dat doxing niet is toegestaan volgens de AVG. Dit nog daargelaten dat wanneer bijzondere persoonsgegevens in het spel zijn, de verwerking daarvan verboden is op grond van de AVG, tenzij aan een van de voorwaarden uit artikel 9 AVG wordt voldaan. Ook daar zal bij doxing geen sprake van zijn.
Het heeft de voorkeur van het kabinet om niet op elk fenomeen op internet een separaat beleidskader te ontwikkelen, maar om deze fenomenen steeds te categoriseren en van daaruit een handelingskader aan slachtoffers en aan handhavers te bieden. Ik heb er daarom voor gekozen geen separaat onderzoek te starten naar het fenomeen doxing; het beleidskader rond de aanpak van verschillende vormen van internetpesten, dat op korte termijn aan uw Kamer zal worden aangeboden, zal ook van toepassing zijn op privacyschendingen in de vorm van doxing.
De AP is bekend met «doxing». De AP is als toezichthouder bevoegd om tegen dergelijke inbreuken op de AVG op te treden.
Opnieuw containers in de Waddenzee |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Containers slaan 100 mijl boven Schiermonnikoog van boord in Duits deel Waddenzee»?1
Ja, dat bericht is mij bekend.
Klopt het dat er mogelijk 200 containers, ditmaal van het megacontainerschip Munch Maersk, in de Waddenzee zijn beland?
Nederlandse vissersschepen hebben op 8 december melding gemaakt bij de Nederlandse Kustwacht en via twitter, dat zij containers hebben waargenomen op de zeebodem in Duitse wateren. De vissers wijzen naar containerschip Munich Maersk als vermoedelijke oorsprong van het containerverlies. De Munich Maersk was op weg van Bremerhaven naar Göteborg. De Duitse Kustwacht heeft na onderzoek geen containers of drijvende lading aangetroffen. De reder van de Munich Maersk heeft aangegeven geen containers te zijn verloren.
Wat was de route van dit schip? Wat is de inhoud van de containers die overboord zijn geslagen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de Munich Maersk een recordaantal containers en gewicht op het schip heeft geladen?2
Aangezien het schip niet in Nederlandse wateren heeft gevaren, heb ik geen informatie over de belading van het schip.
Welk risico bestaat er dat de inhoud van de containers opnieuw op de stranden van de Waddeneilanden belanden?
Er was geen reden voor het informeren van de Kustwacht en er was geen risico voor de Waddeneilanden. Zie ook het antwoord op vraag 2 en 3.
Is de Kustwacht door de rederij geïnformeerd over het verlies van containers?
Zie antwoord vraag 5.
Is er al contact geweest met de Duitse autoriteiten, vanwege het feit dat naar alle waarschijnlijkheid het overgrote deel van de containers in het Duitse deel van de Waddenzee ligt?
Na melding door Nederlandse vissersschepen bij de Nederlandse Kustwacht, heeft laatstgenoemde direct contact opgenomen met de Duitse Kustwacht.
Heeft u bovendien contact gezocht met de burgemeesters van de Waddeneilanden, en dan specifiek Schiermonnikoog, om klaar te staan indien er spullen van de containers op de stranden aanspoelen?
De Kustwacht heeft via de veiligheidsregio de bestuurders geïnformeerd over de melding van de vissers. Daarnaast heeft Rijkswaterstaat rechtstreeks contact opgenomen met de bestuurders.
Is er tevens al een waarschuwing aan de vissers, die in deze omgeving vissen, uitgestuurd, vanwege het gevaar dat zij tegen een container opvaren of een container opvissen?
Ja, de Duitse Kustwacht heeft op 8 december een Bericht aan Zeevarenden uitgedaan om de scheepvaart en visserij voor gevaar te waarschuwen.
Bent u bereid deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden, zodat Waddenbewoners niet in onzekerheid hoeven te zitten wat hen te wachten staat en dat zij bovendien voorbereidingen kunnen treffen indien er opnieuw spullen op de stranden aanspoelen?
Met deze beantwoording heb ik aan uw verzoek voldaan.
Bezuinigingen op kinderen in armoede |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Bas van 't Wout (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Bezuinig niet op kinderen in armoede»?1
Ja.
Deelt u de mening dat ieder kind volwaardig moet kunnen meedoen, waaronder sporten bij een sportclub, of het volgen van muziekles, en dat financiële problemen van ouders nooit een belemmering mogen zijn?
Ja. Het kabinet onderschrijft het belang van de aanpak van kinderarmoede. In de Kamerbrief over de ambities kinderarmoede van 1 april 20192 heeft mijn voorganger uw Kamer geïnformeerd over de vier ambities kinderarmoede die invulling geven aan de reductiedoelstelling. Deze ambities zijn kwantitatief en kwalitatief van aard en richten zich op het gemeentelijke armoedebeleid en het rijksbeleid.
Gemeenten krijgen vanaf 2017 structureel € 85 miljoen extra per jaar om alle kinderen kansrijk te laten opgroeien. Het kabinet stelt daarnaast sinds 2017 jaarlijks € 10 miljoen beschikbaar aan het samenwerkingsverband Sam&, bestaande uit Nationaal Fonds Kinderhulp, Jeugdfonds Sport & Cultuur, Stichting Leergeld en Stichting Jarige Job. De vier stichtingen zetten zich lokaal en landelijk in voor kinderen die onder de armoedegrens leven. Ook heeft dit kabinet incidenteel € 80 miljoen beschikbaar gesteld voor het voorkomen van schulden en de bestrijding van armoede – in het bijzonder onder kinderen.3 Zo zorgen het kabinet, de gemeenten en maatschappelijke organisaties er gezamenlijk voor dat nog meer kinderen kunnen sporten, muziek maken en hun verjaardag vieren.
Klopt het dat het CPB verwacht dat het aantal mensen in armoede de komende jaren met 25% zal toenemen, 250.000 mensen, waaronder 60.000 kinderen, een voetbalstadion vol?
Armoede onder kinderen is extra schrijnend omdat kinderen geen invloed kunnen hebben op hun gezinssituatie, de oorzaken en oplossingen van armoede. Het kabinet heeft de bestrijding van kinderarmoede hoog op de agenda staan en voert hier actief beleid op. In de bijlage van de Kamerbrief Intensivering armoede- en schuldenaanpak van 28 september 20204 ga ik in op het basispad uit het rapport «Kansrijk Armoedebeleid» van het SCP en het CPB5 waar deze cijfers vandaan komen. In dit basispad -waarin de aanname is dat staand beleid wordt gecontinueerd – neemt de armoede de komende jaren met ruim een kwart toe. Een maatregel die veel invloed heeft op het basispad is de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon. De tweejaarlijkse verhoging van de bijstandsnormen (door de koppeling met het wettelijk minimumloon) wordt door de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting getemperd. Omdat dit reeds ingezet beleid betreft, veronderstellen het CPB en SCP in het basispad dat de dubbele algemene heffingskorting volledig is afgebouwd in 2021. Dit resulteert in een stijging van de armoedecijfers. In werkelijkheid zal dit effect over een langere periode (tot en met 2035) worden gespreid en beziet het kabinet jaarlijks in augustus of het beleid leidt tot een evenwichtige inkomensverdeling. De afgelopen jaren zijn de negatieve gevolgen van het afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting tegengegaan met verhogingen van de algemene heffingskorting (voor iedereen). Voor een uitgebreide reactie op deze cijfers verwijs ik u graag naar bovengenoemde Kamerbrief.
Waarom voert u geen beleid om deze onaanvaardbare toename van het aantal mensen in armoede te keren?
Het kabinet voert actief beleid om armoede en schulden te voorkomen. De verwachting is dat armoede- en schuldenproblematiek zullen toenemen als gevolg van de huidige coronacrisis, want deze crisis raakt iedereen in Nederland. In het derde steun- en herstelpakket heeft het kabinet daarom extra middelen met een totaalbedrag van € 146 miljoen vrijgemaakt voor het tegengaan van armoede en problematische schulden, zoals uitgelegd in de Kamerbrief van 28 september 20206, naast de € 80 miljoen die het kabinet al voor armoede en schulden had vrijgemaakt. Tevens dragen de regelingen TOZO, NOW en TONK bij aan het voorkomen van armoede en schulden. Ook wordt het kindgebonden budget vanaf 2021 met € 150 miljoen geïntensiveerd, door middel van verhoging van het kindbedrag vanaf het derde kind. Die maatregel wordt in «Kansrijk Armoedebeleid» benoemd als een effectieve manier om het risico op armoede onder kinderen te reduceren
Klopt het dat de gemeente Súdwest-Fryslân 100.000 euro wil bezuinigen op het budget voor de bestrijding van armoede onder kinderen? Wat vindt u ervan dat de gemeente het budget hiervoor met een kwart verlaagt, terwijl een grote toename van het aantal mensen en kinderen in armoede wordt verwacht?
Ik heb signalen ontvangen van de lokale afdeling van de PvdA uit de gemeente Súdwest-Fryslân over deze bezuiniging. Het past het kabinet niet om verantwoording te vragen van individuele gemeenten over de besteding van de middelen. Gemeenten rapporteren aan de gemeenteraad over de inzet van middelen, instrumenten en behaalde resultaten. Ik zal, conform de bestuurlijke afspraken die gemaakt zijn met de VNG, de signalen van deze gemeente aan de VNG doorgeven in het kader van voortgang en evaluatie.
Klopt het dat het Rijk in de vorige kabinetsperiode in totaal 400.000 euro extra ter beschikking heeft gesteld aan deze gemeente om armoede onder kinderen te bestrijden? Kunt u ingaan op de precieze inhoud van de bestuurlijke afspraken die het Rijk heeft gemaakt met gemeenten over de besteding van de in toaal 100 miljoen euro voor kinderen in armoede?
In de meicirculaire van het Gemeentefonds van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties staat jaarlijks uitgebreid toegelicht per gemeente welke bedragen in het Gemeentefonds ter beschikking zijn gesteld voor de armoedebestrijding onder kinderen. Het bedrag dat hierboven is genoemd komt inderdaad neer op de extra middelen die de gemeente Súdwest-Fryslân krijgt. Uw Kamer is op 5 november 2016 geïnformeerd over de inhoud van de bestuurlijke afspraken met de VNG.7 In deze afspraken staat vermeld dat het Rijk en de gemeenten vinden dat het van groot belang is dat alle kinderen kansrijk kunnen opgroeien. Centraal staat dat gemeenten de regie hebben. Zij rapporteren aan de gemeenteraad over de inzet van middelen, instrumenten en behaalde resultaten. Voor verdere details over de bestuurlijke afspraken verwijs ik u graag naar dit document.
Bent u het met de mening eens dat geld dat bedoeld is voor kinderen in armoede, ook aan hen moet worden besteed? Zo ja, hoe verklaart u dat de gemeente Súdwest-Fryslân bezuinigt op dit budget?
Het heeft mijn voorkeur dat geld dat bedoeld is voor kinderen in armoede, ook naar deze doelgroep gaat, maar gemeenten hebben de regie in het armoede- en schuldenbeleid en daarin beleids- en bestedingsvrijheid. Uit de extra tussentijdse evaluatie naar aanleiding van de motie Bruins c.s.8 bleek dat bijna negen op de tien gemeenten de extra middelen in 2019 (in ieder geval deels) heeft ingezet voor kinderarmoedebeleid. De gemeenten die de extra middelen hebben ingezet voor kinderarmoedebeleid, hebben vrijwel alle ingezet op voortzetting of intensivering van bestaande kindvoorzieningen in natura.9 Het is, in lijn met de decentralisaties in het sociaal domein, aan de gemeenteraad om te oordelen over de inzet van de beschikbare middelen, maar ook over de resultaten die daarmee gehaald worden. Ik wil benadrukken dat het kabinet bij de inzet van de middelen kinderarmoede hecht aan een zorgvuldige evaluatie (in nauwe samenwerking met de VNG) om daarmee de doeltreffende inzet van de middelen te beoordelen. Dit past bij de stelselverantwoordelijkheid die ik draag en rijksbrede afspraken over evaluatie van beleid. Momenteel wordt gewerkt aan evaluerend onderzoek naar de ondersteuning die gemeenten en fondsen bieden aan kinderen in armoede. Over de uitkomsten van dit onderzoek informeer ik uw Kamer in het eerste kwartaal van 2021.
Kunt u bevestigen dat de gemeente Súdwest-Fryslân tegelijkertijd plannen presenteert om het aantal ambtenaren in de gemeente uit te breiden? Wat vindt u ervan dat geld dat bedoeld is voor kinderen in armoede wordt besteed aan uitbreiding van het gemeente-apparaat?
Voor het antwoord op deze vraag, verwijs ik graag naar het antwoord op vraag 5.
Hoe geeft u uitvoering aan de aangenomen motie van de leden Van Dijk en Bruins, waarin van gemeenten verlangd wordt dat zij verantwoorden hoe de besteding van de extra middelen daadwerkelijk bijdraagt aan het bestrijden van armoede?2
Over de invulling van de motie van de leden van Dijk en Bruins is uw Kamer door mijn voorganger geïnformeerd op 6 april 202011. In deze brief stond vermeld dat het niet past als het kabinet in het licht van bovenstaande motie verantwoording zou vragen van individuele gemeenten over de besteding van de middelen. Daarnaast verwijs ik u naar het antwoord op vraag 7, waar het evaluerend onderzoek wordt genoemd.
Bent u bereid extra middelen vrij te maken om armoede onder kinderen te bestrijden, zodat elk kind volwaardig kan meedoen?
Het kabinet heeft, zoals vermeld onder vraag 4, extra middelen vrijgemaakt die tevens ten goede komen aan het bestrijden van kinderarmoede. Daarnaast heeft uw Kamer het amendement Renkema aanvaard over extra middelen (2 miljoen in 2021) voor armoedepartijen verenigd onder SAM& om nog meer kinderen, ook onder nieuwe doelgroepen, te bereiken en ondersteunen. Over de uitvoering van dit amendement ga ik met SAM& in gesprek.
Wat zegt u tegen kinderen die zich buitengesloten voelen op school, niet kunnen sporten bij een sportclub, niet mee kunnen op schoolreisje? Welk perspectief biedt u deze kinderen en hun ouders?
Ik vind het heel belangrijk dat ieder kind kan meedoen. We moeten voorkomen dat kinderen zich buitengesloten voelen doordat ouders sport of de schoolreis niet kunnen betalen. Hiervoor stelt het kabinet jaarlijks € 10 miljoen beschikbaar aan de landelijke armoedepartijen verenigd onder Sam&, die zich hier voor inzetten. In 2021 wordt er extra € 2 miljoen beschikbaar gemaakt voor Sam& om meer kinderen te bereiken en te kunnen ondersteunen. Tevens is er in het derde steun- en herstelpakket extra € 146 miljoen uitgetrokken om armoede en schuldenproblematiek tegen te gaan. Een deel van deze middelen wordt besteed aan het versterken van de signaalfunctie van scholen op armoede onder kinderen.
Nog lang niet alle ouders maken gebruik van de mogelijkheden die er zijn. Tegen hen wil ik zeggen dat zij een kijkje kunnen nemen op Samenvoorallekinderen.nl en kunnen informeren bij hun gemeente op welke voorzieningen zij recht hebben.
De uitzending van Kassa over fysiotherapie 'Duurdere aanvullende verzekering voor minder behandelingen' |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het televisieprogramma Kassa van 5 december jongstleden?1
Ja.
Wat vindt u van de conclusie dat voor mensen met een smalle beurs en een chronische aandoening die niet op de zogenaamde «Chronische lijst Borst» voorkomen, de kosten voor fysiotherapie zeer hoog op kunnen lopen omdat in aanvullende verzekeringen het pakket van fysiotherapie verkleind is?
Recent onderzoek2 van Zorgweb en Vektis naar de aanvullende verzekering toont aan dat het aantal polissen met de meest uitgebreide tot onbeperkte vergoeding voor fysiotherapie, tandheelkunde en orthodontie de afgelopen elf jaren is afgenomen. Maar er is nog steeds sprake van een ruim aanbod van polissen met uitgebreide dekking voor fysiotherapie. Bovendien is de toegankelijkheid van de aanvullende verzekering niet in het geding. Navraag bij Zorgweb leert dat in 2021 in slechts 2,4% van de aanvullende verzekeringen een acceptatieplicht geldt.3 Ook is er voor fysiotherapie nooit sprake van een verplichte «wachttijd».
Daarnaast bieden gemeenten meerkostenregelingen en/of bijzondere bijstand aan mensen met hoge zorgkosten aan en/of hebben zij gemeentepolissen. Verzekerden kunnen bij de gemeentepolis kiezen voor een aanvullende verzekering, die vaak dekking biedt voor fysiotherapie. Omdat de gemeentepolis niet altijd de beste oplossing is voor mensen met een laag inkomen, zijn er ook gemeenten die keuzehulpen aanbieden. Een voorbeeld hiervan is de VoorzieningenWijzer. Dit initiatief helpt verzekerden bij het vinden van de juiste polis en bij het benutten van voorzieningen, zoals de zorgtoeslag en de bijstand. Een dergelijke keuzehulp kan bijvoorbeeld verzekerden die fysiotherapie nodig hebben, helpen bij het bepalen welke (aanvullende) polis het meest geschikt is.
Wat vindt u van de zogenaamde Lijst Borst uit 2021? Bent u van mening dat die lijst nog adequaat is?
De huidige lijst van chronische aandoeningen is historisch zo gegroeid. Ten opzichte van de oorspronkelijke lijst zijn in de loop van de tijd een aantal aandoeningen verwijderd omdat de effectiviteit van fysio- en oefentherapie voor die aandoeningen niet kon worden aangetoond. Anderzijds kan ook uit nieuw onderzoek blijken dat fysio- en oefentherapie effectief is bij bepaalde aandoeningen. Dat leidt ertoe dat vergoeding van fysio- en oefentherapie wordt toegevoegd aan het basispakket. Zorginstituut Nederland werkt in opdracht van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aan een traject – het overgangstraject systeemadvies fysio- en oefentherapie – waarin wordt gezocht naar een nieuwe balans tussen goede en effectieve zorg, de toegankelijkheid van die zorg en de betaalbaarheid ervan. Het Zorginstituut adviseert de Minister van VWS hierover. Dit heeft er al toe geleid dat fysiotherapie bij COPD, etalagebenen en artrose aan heup en knie vanaf de eerste behandeling wordt vergoed uit de basisverzekering. Een van de wettelijke voorwaarden om zorg toe te voegen aan het basispakket is dat deze bewezen effectief is. Dit blijkt op basis van het nu beschikbare wetenschappelijk onderzoek niet voor alle vormen van fysiotherapie voldoende aantoonbaar te zijn.
Deelt u de mening van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNFG) dat fysiotherapie ervoor kan zorgen dat mensen geen gebruik hoeven te maken van duurdere (bijvoorbeeld ziekenhuis-)zorg?
Ja, bij verschillende indicaties is aangetoond dat fysiotherapie kosteneffectief is en kan leiden tot besparingen in de tweedelijnszorg. Kosteneffectiviteit is een van de pakketcriteria op basis waarvan het Zorginstituut beoordeelt of zorg kan worden toegelaten tot het basispakket (naast medische noodzaak, effectiviteit, en uitvoerbaarheid). In de praktijk blijkt het echter niet eenvoudig om de (kosten)effectiviteit van fysiotherapie wetenschappelijk goed te onderbouwen.
Is het u bekend dat mensen vanwege hun smalle beurs en de oplopende kosten fysiotherapie mijden en noodgedwongen moeten uitwijken naar veel duurdere zorg in het ziekenhuis die wel vanuit de basisverzekering wordt vergoed? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Uiteraard vind ik dit onwenselijk als dit gebeurt. Allereerst voor de patiënt, want die had een minder invasieve behandeling kunnen krijgen, maar ook voor de maatschappij, als de kosten van ziekenhuiszorg duurder zijn dan de kosten van fysiotherapie. Of en hoe vaak dit gebeurt, is mij niet bekend. Gegeven het feit dat veel Nederlanders (83,2% in 2020) een aanvullende verzekering hebben met dekking voor onder andere fysiotherapie, is de inschatting dat dit beperkt is. Ik merk verder graag op dat mensen die geen aanvullende verzekering hebben afgesloten, maar in verband met hun ziekte wel fysiotherapie nodig hebben, deze kosten onder bepaalde voorwaarden kunnen aftrekken van hun belastingen. Dit heet de specifieke zorgkosten. Voor mensen met een smalle beurs bieden gemeenten meerkostenregelingen en/of bijzondere bijstand aan en/of hebben zij gemeentepolissen (zie het antwoord op vraag 2).
Kunt u in overleg gaan met zorgverzekeraars om meer inzicht te krijgen in wat de gevolgen zijn van het mijden van fysiotherapie waardoor mensen uitwijken naar duurdere zorg?
Ik ben in overleg met partijen om meer inzicht te krijgen in de (kosten)effectiviteit van fysio- en oefentherapie, niet alleen met zorgverzekeraars, maar ook met het Zorginstituut, zorgaanbieders, beroepsgroepen en patiëntvertegenwoordigers. Zorginstituut Nederland werkt in opdracht van VWS aan een traject – het overgangstraject systeemadvies fysio- en oefentherapie – waarin wordt gezocht naar een nieuwe balans tussen goede en effectieve zorg, de toegankelijkheid van die zorg en de betaalbaarheid ervan. De doelen en aanpak van dit overgangstraject liggen in de lijn van de gewijzigde motie van het lid Van den Berg c.s. (Kamerstukken 2018/19, 29 689, nr. 1015). Immers, een van de criteria die het Zorginstituut meeweegt in haar pakketadviezen is kosteneffectiviteit van zorg. Het overgangstraject heeft er al toe geleid dat fysio- en oefentherapie bij COPD, etalagebenen en artrose aan heup en knie vanaf de eerste behandeling wordt vergoed uit de basisverzekering. Het Zorginstituut zal over het overgangstraject rapporteren in de volgende voortgangsbrief, die ik in het eerste kwartaal 2021 verwacht.
Een van de wettelijke voorwaarden om zorg toe te voegen aan het basispakket is dat deze bewezen effectief is. Dit blijkt op basis van het beschikbare wetenschappelijk onderzoek niet voor alle vormen van fysio- en oefentherapie voldoende aantoonbaar te zijn. Om onderzoek naar de effectiviteit van fysio- en oefentherapie te stimuleren en de uitvoering van het overgangstraject te versnellen, is in de Bestuurlijke Afspraken Paramedische Zorg 2019–2022 geld beschikbaar gesteld (€ 10 mln.) via ZonMW voor onderzoek, richtijnontwikkeling en verbetering van kwaliteit van zorg.
Bent bereid daarin de aangenomen motie mee te nemen, die vraagt te onderzoeken wat de voor- en nadelen, kosten en opbrengsten zijn om fysiotherapie voor chronisch zieken in het basispakket op te nemen?2Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Als u in overleg gaat, kunt u de Kamer hierover vervolgens informeren?
Vanzelfsprekend informeer ik de Tweede Kamer over de voortgang van het overgangstraject systeemadvies. De eerstvolgende voortgangrapportage verwacht ik in het eerste kwartaal 2021.
Klopt het dat de onderzoeken waarnaar door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verwezen wordt, zoals het onderzoek of fysiotherapie uiteindelijk op een andere – simpelere – manier opgenomen kan worden in het basispakket, lopende onderzoeken zijn?
De chronische aandoeningen waarbij fysio- en oefentherapie in het basispakket is opgenomen zijn specifiek omschreven. In het eerdergenoemde overgangstraject systeemadvies onderzoekt het Zorginstituut of fysio- en oefentherapie uiteindelijk op een andere – simpelere – manier opgenomen kan worden in het basispakket. Samen met betrokken partijen is reeds gekeken op welke manieren het overgangstraject kan worden versneld. Hiervoor zijn onder andere middelen vrijgemaakt in het kader van de bestuurlijke afspraken paramedische zorg 2019–2022. In het eerste kwartaal 2021 zal ik de voortgangsrapportage van het Zorginstituut over het systeemadvies naar de Tweede Kamer sturen. Daarin zal meer bekend worden over de planning.
Klopt het dat deze onderzoeken pas in het jaar 2023 uitsluitsel bieden?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid om te kijken of te overleggen of deze onderzoeken naar voren kunnen worden gehaald?
Zie antwoord vraag 9.
Het bericht 'Leger Ethiopië neemt hoofdstad van Tigray in' |
|
Salima Belhaj (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Leger Ethiopië neemt hoofdstad van Tigray in»?1
Ja.
Hoe duidt u de recente ontwikkelingen in Ethiopië, waar gewapende strijd is uitgebroken tussen het regeringsleger en het Tigray Volksbevrijdingsfront (TPLF) met als gevolg velen doden, gewonden en vluchtelingen?
De situatie en de gebeurtenissen in de regio Tigray zijn op dit moment nog steeds onduidelijk en onoverzichtelijk, als gevolg van het slechte verbindingen en het feit dat het gebied nog altijd slecht toegankelijk is voor humanitaire hulpverleners, journalisten en onafhankelijke waarnemers. Het gewapend conflict volgde op een periode van toenemende spanningen tussen het Tigray Volksbevrijdingsfront (TPLF) en de federale overheid. Het TPLF was tot 2018 oververtegenwoordigd in de politieke en militaire elite van Ethiopië, maar moest die centrale rol in de machtsstructuur prijsgeven na het aan de macht komen van de huidige premier Abiy. Deze machtswisseling volgde op massale protesten tegen het autoritaire bestuur onder leiding van de TPLF en vormde het startpunt van een ambitieuze hervormingsagenda.
Klopt het dat het conflict nu al aan honderden, mogelijk duizenden mensen het leven heeft gekost? Heeft u hier betrouwbare informatie over?
Vanwege het gebrek aan toegang voor humanitaire hulpverleners, media en waarnemers tot het gebied beschikt het kabinet niet over betrouwbare, onafhankelijke informatie over slachtoffers. De berichten in de media die onder andere zijn gebaseerd op getuigenissen van mensen die het gebied zijn ontvlucht geven aanleiding om uit te gaan van verontrustende aantallen slachtoffers.
Bent u bekend met de berichtgeving van Amnesty’s Crisis Evidence Lab dat er op 9 november 2020 mogelijk honderden burgers zijn afgeslacht in Tigray? Heeft u nadere informatie over de verantwoordelijken voor deze slachtpartij?
Ik ben bekend met die berichtgeving die zonder meer zorgelijk is. Ik beschik echter momenteel niet over nadere onafhankelijke informatie waaruit conclusies kunnen worden getrokken over de verantwoordelijken. Volgens de Ethiopische mensenrechtencommissie zijn de slachtoffers vooral Amhara, en de schuldigen aan de TPLF gelieerde strijders. Er zijn overigens ook mediaberichten die het tegenovergestelde beweren.
Hoeveel burgers in Tigray verkeren op dit moment in (voedsel)nood?
Voorafgaand aan het conflict waren reeds 850.000 inwoners en in het gebied aanwezige vluchtelingen afhankelijk van een vorm van humanitaire hulp. De VN schat dat als gevolg van het conflict dit aantal zal toenemen met 1,1 miljoen mensen (in Tigray en aangrenzende regio’s).
Klopt het dat er inmiddels meer dan 40.000 mensen gevlucht zijn naar Soedan?
Dat klopt. Volgens de huidige beschikbare gegevens zijn er tenminste 60.000 mensen gevlucht naar Soedan.
Klopt het dat meerdere internationale organisaties, waaronder de Verenigde Naties (VN) en de Afrikaanse Unie (AU), en ook de Europese Unie (EU) al hebben gepleit voor een staakt-het-vuren? Klopt het ook dat de premier van Ethiopië al deze oproepen af heeft geslagen?
De VN, AU en EU hebben inderdaad opgeroepen tot een staakt het vuren. Premier Abiy heeft zich op het standpunt gesteld dat het leger een binnenlandse militaire operatie heeft uitgevoerd om de rechtsorde in het land te herstellen. Na inname van de regionale hoofdstad Mekelle kondigde premier Abiy op 28 november een eind van de militaire operatie aan. Er is echter nog geen einde aan gevechten in de regio gekomen, en VN, AU en EU hebben de oproep om via dialoog tot een vreedzame uitweg uit het conflict te komen herhaald.
Bent u bereid zich bij deze oproepen aan te sluiten, en op te roepen tot een staakt-het-vuren in Ethiopië?
Zowel Minister Kaag als ikzelf hebben in bilaterale gesprekken de Ethiopische regering opgeroepen tot een staakt het vuren, het voorkomen van burgerslachtoffers, het naleven van mensenrechten en het verlenen van volledige en vrije toegang voor hulpverleners en journalisten. Zowel de Hoge Vertegenwoordiger van de EU als Minister Kaag en ikzelf hebben het aanbod van de Afrikaanse Unie om dialoog te faciliteren van harte ondersteund.
Welke humanitaire hulp is volgens uw informatie nodig in de grensregio met Soedan? Welke humanitaire hulpacties ondernemen de VN, AU en andere organisaties op dit moment? Op welke manier bent u van plan daar aan bij te dragen?
UNHCR en partnerorganisaties hebben in Soedan gewaarschuwd voor de dringende additionele behoefte aan extra vestigingsplaatsen voor vluchtelingen. Met tenminste 60.000? nieuwkomers die sinds 7 november asiel hebben aangevraagd, hebben de vluchtelingenkampen aan het grensgebied hun maximale capaciteit bereikt. Verder berichtte de VN dat er een tekort is aan water, voedsel, brandstof en medicijnen in Mekelle en andere delen van Tigray.
ICRC levert medische hulp waar toegang is; UNHCR coördineert de respons voor vluchtelingenopvang; OCHA coördineert de noodhulprespons van VN-organisaties en (I)NGO’s (o.a. water, sanitatie en noodopvang). Een Humanitarian Preparedness Planà USD 96.9 miljoen is gelanceerd door OCHA.
Via de ongeoormerkte bijdragen aan de Dutch Relief Alliance (DRA), het Rode Kruis en de VN draagt Nederland bij aan de humanitaire respons in Ethiopië en Soedan. Middels het Central Emergency Response Fund (CERF) – een groot VN multidonorfonds – is USD 35.6 miljoen vrijgemaakt in december 2020. Met een aandeel van 17,3% heeft Nederland ruim USD 6 miljoen bijgedragen aan humanitaire hulp in de regio. Naast de bijdrage uit het CERF, heeft de DRA USD 180.000 vrijgemaakt voor een noodhulprespons. Deze middelen worden aangewend voor de opvang van vluchtelingen in Soedan.
De jacht op wilde zwijnen zonder deugdelijke schietvaardigheidstoets |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Provincies openen jacht op wilde zwijnen»?1
Ja.
Klopt het dat de jacht op wilde zwijnen dit jaar sterk is toegenomen?
Nee, dit klopt niet. Onder andere als gevolg van de coronamaatregelen heeft in 2020 minder afschot van wilde zwijnen uit oogpunt van schadebestrijding en populatiebeheer plaatsgehad dan in voorgaande jaren. Jacht op wilde zwijnen is in ons land niet toegestaan.
Hoeveel wilde zwijnen zijn er dit jaar al geschoten?
Afschot van wilde zwijnen vindt plaatst in de provincies Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg. Van de in die provincies werkzame faunabeheereenheden zijn de volgende afschotcijfers over 2020 ontvangen:
Overijssel: 52 (peildatum 8 december)
Gelderland: 4200 (peildatum 8 december)
Noord-Brabant: 771 (peildatum 10 december)
Limburg: 892 (peildatum 20 november)
Klopt het dat het zwart wildbrevet (bewijs van schietvaardigheid) is afgeschaft na afschaffing van de drijfjacht op wilde zwijnen?
Ja.
Hoe is nu geborgd dat jagers bekwaam en effectief op bewegende en vluchtende dieren, zoals zwijnen, kunnen schieten zonder dat de dieren gewond weg kunnen vluchten na te zijn aangeschoten? Hoe is dit juridisch vastgelegd?
Op grond van artikel 3.24, eerste lid, van de Wet natuurbescherming moet eenieder die een in het wild levend dier doodt of vangt voorkomen dat het dier onnodig lijdt. Om deze reden wordt er niet op bewegende en vluchtende dieren wordt geschoten. Het overgrote deel van het afschot van wilde zwijnen vindt plaats vanaf de hoogzit op stilstaande dieren. Afschot vanaf de grond komt enkel voor bij de beperkte bewegingsjacht, ook wel drukjacht genoemd. Dit kan alleen indien de provincie een ontheffing hiervoor heeft afgegeven (zie artikel 3.33 eerste en tweede lid van de Wet natuurbescherming). Bij deze vorm van schadebestrijding, die overigens maar sporadisch plaats vindt, wordt niet op bewegende dieren geschoten.
Hoe vaak moeten jagers in het algemeen en jagers op grote hoefdieren in het bijzonder hun trefzekerheid aantonen of zich laten hertesten op hun trefzekerheid? Hoe is dit juridisch vastgelegd?
De wettelijke eisen voor de opleiding van de jager liggen vast in de Wet natuurbescherming, artikel 3.28, tweede lid, onderdeel a, en zijn verder ingevuld in het besluit Natuurbescherming Artikel 3.18 (e.v.).
Hertesten zijn niet juridisch voorgeschreven. Deze worden door de beheerders van de leefgebieden vaak wel verplicht opgelegd aan de bij hun in dienst zijnde medewerkers belast met afschot in kader van schadebestrijding en populatiebeheer.
Beaamt u dat vluchtende dieren die bejaagd worden niet zouden mogen lijden door de onkunde van een jager, zowel uit ethische overwegingen als op basis van artikel 3.24 lid 3 van de Wet natuurbescherming? Zo ja, hoe kunt u garanderen dat vluchtende en bewegende dieren niet lijden vanwege kennelijke onbekwaamheid van een jager bij gebreke van een deugdelijke schietvaardigheidstoets?2
Op bewegende en vluchtende dieren wordt niet geschoten, zie ook antwoord op vraag 5. Daarnaast werken de jagers met zogeheten weidelijkheidsregels. Daarin is vastgelegd dat een jager respectvol met dieren omgaat en onnodig lijden voorkomt, met de middelen die hem wettelijk ter beschikking staan.
Hoe beoordeelt u deze berichten, waarin naar voren komt dat Italië en Frankrijk hun schulden, gemaakt ten tijde van de coronacrisis, willen laten kwijtschelden door de Europese Centrale Bank (ECB)?1 2 3
Het kwijtschelden van schulden door de Europese Centrale bank zou een schending van artikel 123 het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) betekenen.
Wat vindt u van de ontwikkeling dat, in het licht van het «pandemienoodopkoopprogramma» van de ECB, sommige landen nóg meer verwachtingen van de ECB lijken te hebben en willen dat de schulden gemaakt vanwege de coronacrisis kwijtgescholden worden? Welke risico’s ziet u?
Ik ben niet op de hoogte van een verzoek van een lidstaat aan de ECB om schulden kwijt te schelden.
Deelt u de mening dat het kwijtschelden van schulden absoluut ondenkbaar is? Zo nee, waarom niet?
De ECB kan geen schulden kwijtschelden omdat dit een schending zou zijn van de EU-Verdragen, specifiek het «verbod op monetaire financiering» zoals opgenomen in artikel 123 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). De bestuursleden van de ECB, waaronder president Lagarde, hebben ook verkondigd dat dit een schending van het verdrag betekent en daarom niet mogelijk is.4
Wat zijn volgens u de grootste gevaren van monetaire financiering?4
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre is het kwijtschelden van schulden überhaupt mogelijk binnen het Verdrag? Hoe zou een proces verlopen wanneer een lidstaat de ECB verzoekt schulden kwijt te schelden? Door wie zou een dergelijk verzoek moeten worden goedgekeurd alvorens onverhoopt zou worden overgegaan tot schuldkwijtschelding door de ECB? Hebben nationale overheden een bevoegdheid in dit besluitvormingsproces? Zo ja, hoe ziet deze bevoegdheid eruit? En onder welke voorwaarden zou de ECB een dergelijk verzoek kunnen goedkeuren?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u een oordeel geven over het Europese handhavingsbeleid als het gaat om het aanpakken van de schuldenproblematiek van landen? Hoe kan deze effectiviteit volgens u vergroot worden?
De Europese begrotingsregels, zoals vastgelegd in het Stabiliteits- en Groeipact (SGP), zijn overeengekomen om houdbare overheidsfinanciën te realiseren, ten behoeve van het realiseren van duurzame economische groei en prijsstabiliteit. Het kabinet heeft zich in het verleden kritisch uitgelaten over de toepassing van het SGP en de noodzaak benadrukt van strikte handhaving.5 De Europese Commissie en de Raad van de Europese Unie zijn te weinig in staat gebleken om naleving van de regels te waarborgen en de regels consistent, transparant en voorspelbaar toe te passen. De handhaving, en daarmee de effectiviteit van het SGP, zou onder andere kunnen worden verbeterd door de regels minder complex te maken en minder ruimte te bieden voor de discretionaire bevoegdheid van de Europese Commissie en de Raad. Daarnaast zou de beoordeling van de naleving van de regels beter gescheiden kunnen worden van het nemen van eventuele vervolgstappen. Om prudent begrotingsbeleid te bewerkstelligen en schulden terug te brengen in Europa kan naast het versterken van het SGP worden nagedacht over het vergroten van de marktdiscipline.6 Uw Kamer zal voor het kerstreces nog een brede bespiegeling ten aanzien van het SGP ontvangen.
Bent u het eens met de passage «de coronaopkopen zijn flexibel ingericht, zodat landen in nood extra kunnen worden geholpen»? In hoeverre is het ECB-beleid daarvoor bedoeld? Welke voorwaarden en grenzen gelden er bij de ECB-mogelijkheden?5
Op 18 maart jl. heeft de ECB het Pandemic Emergency Purchase Programme (PEPP) ingesteld.7De ECB geeft aan dat PEPP is ingesteld als reactie op de uitzonderlijke en acute economische crisis die het doel van prijsstabiliteit en behoorlijke werking van transmissiemechanisme van het monetair beleid in gevaar zou kunnen brengen.8 De ECB heeft aangegeven dat de netto-aankopen onder het PEPP programma in beginsel worden verdeeld over de eurolanden aan de hand van de kapitaalsleutel van de ECB. Tegelijkertijd heeft de ECB aangeven dat aankopen ook onder het PEPP op flexibele wijze kunnen plaatsvinden. De ECB stelt in haar besluit over PEPP dat een flexibele implementatie nodig is om verstoringen in de risicovrije rentecurve te voorkomen en ervoor te zorgen dat het programma doorwerking heeft in alle jurisdicties van het eurogebied.9 De ECB beschikt over beleidsvrijheid om monetaire beleidsmaatregelen te implementeren om haar mandaat van prijsstabiliteit te bewerkstelligen. Het is niet aan mij om de individuele beleidsmaatregelen van de ECB te beoordelen.
Welke oplossing ziet u voor EU-lidstaten die kampen met hoge staatsschulden, zoals de staatsschuld van Italië die in 2021 volgens een recente raming van de Europese Commissie naar verwachting toeneemt naar krap 160% van het BBP?6 Deelt u de mening dat deze landen zelf verantwoordelijkheid hebben om de schulden terug te brengen, bijvoorbeeld door een gezond begrotingsbeleid, het doorvoeren van hervormingen en te zorgen voor economische groei? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke rol spelen de landenspecifieke aanbevelingen hierin?
De publieke schulden in Europa zijn sterk toegenomen door de coronacrisis. Het is van belang dat lidstaten op dit moment hun economieën voldoende ondersteunen om de gevolgen van de crisis te mitigeren en economische groei en werkgelegenheid te ondersteunen. Om schulden terug te brengen is begrotingsdiscipline na de crisis noodzakelijk. Daarnaast is het cruciaal dat lidstaten structurele hervormingen implementeren die bijdragen aan economische groei en de veerkracht van de economie. De landspecifieke aanbevelingen kunnen lidstaten helpen structurele uitdagingen te identificeren en deze op te volgen. Om deze reden is het dan ook van belang dat de herstelplannen van lidstaten in het kader van de Recovery and Resilience Facility (RRF) de landspecifieke aanbevelingen voldoende adresseren. Lidstaten dragen zelf de verantwoordelijkheid om bovenstaande stappen te nemen om de houdbaarheid van hun schulden te waarborgen.
Zijn er afspraken gemaakt over de situatie na juni 2021 met betrekking tot het stoppen van opkopen van staatsobligaties van de eurolanden? Zo ja, welke?
Het PEPP is een monetair beleidsinstrument waarover de bestuursraad van de ECB beslist. De ECB heeft na de bestuursraadsvergadering van 10 december jl. aangegeven dat de netto-aankopen onder het PEPP programma niet zullen stoppen voordat de bestuursraad van mening is dat de Covid-19 crisisfase voorbij is en in ieder geval niet zullen stoppen voor het einde van maart 2022.10
Bent u van plan zich bij de aankomende Ecofin en Eurogroep te verzetten tegen bovenstaande ontwikkelingen? Hoe bent u van plan deze ontwikkelingen goed in de gaten te houden en de Kamer hierover te informeren?
Zoals hierboven aangegeven is het kwijtschelden van schulden door de ECB niet mogelijk volgens de EU-verdragen. Een discussie hierover is zodoende ook niet aan de orde.
De gaswinning onder twee wijken in Spijkenisse. |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht over de politiek in Nissewaard die wil dat de gaswinning in Spijkenisse stopt?1 Wat is daarop uw reactie?
Ja ik ken de berichtgeving. NAM heeft naar aanleiding van die berichtgeving direct contact opgenomen met de gemeente en zowel mondelinge als schriftelijke uitleg gegeven over het monitoringsnetwerk.
Wanneer kwam de Mijnraad met het advies meetstations te plaatsen?
In de procedure van het besluit tot instemming met het winningsplan Spijkenisse-Intra heeft de Mijnraad geadviseerd op 30 juli 2018. In dat advies geeft de Mijnraad aan dat zij hebben vernomen dat het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) opdracht heeft gegeven aan het KNMI om het huidige seismisch netwerk uit te breiden. De Mijnraad heeft geadviseerd dat deze stations daadwerkelijk operationeel dienen te zijn bij aanvang van eventuele gasproductie. Dit is het geval; de door het KNMI geplaatste meetstations bij Vlaardingen, Delfgauw en Naaldwijk waren bij de start van de winning operationeel. Naast het meetnetwerk van het KNMI waar het advies van de Mijnraad op ziet, is er in het instemmingsbesluit een voorschrift opgenomen waardoor NAM aanvullend een meetstation met een versnellingsmeter heeft moeten plaatsen.
Hoe lang is de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) er nu gas aan het winnen? Hoeveel gas is er inmiddels gewonnen?
Onder gemeente Nissewaard wordt gas gewonnen sinds 2006. Winning vindt plaats uit de kleine gasvelden Spijkenisse-West, Spijkenisse-Oost, Hekelingen en sinds mei 2020 ook uit het gasveld Spijkenisse-Intra. De productievolumina per gasveld per maand zijn in het vernieuwde datacenter op NLOG.nl te vinden.
Sinds het aanboren van het gasveld Spijkenisse-Intra is er circa 21 miljoen Nm3 gas uit gewonnen.
Waarom werkt de seismometer, die er wel is, niet?
In het instemmingsbesluit voor het winningsplan Spijkenisse-Intra is een voorschrift opgenomen waarin NAM is verzocht aanvullend een meetstation met een versnellingsmeter te plaatsen. Nadat een seismometer is geplaatst dient deze eerst aangesloten te worden op het elektriciteitsnetwerk en vervolgens kan het meetstation aan het KNMI worden aangeboden. Het meetstation Spijkenisse (code ZH04) was reeds eerder geplaatst. De energieleverancier had echter aangegeven bij het KNMI dat zij kampten met verminderde capaciteit in verband met corona, waardoor er vertraging bij de aansluiting was opgetreden. De aansluiting op het elektriciteitsnet is inmiddels gebeurd en het meetstation dat NAM heeft geplaatst is begin januari 2021 aangesloten op het meetnetwerk van het KNMI. De seismometer werkt en is via de website van het KNMI te bezien.
Wat is de noodmeter, die er wel is, voor een meter? Wat kan die registreren? Heeft die in afgelopen periode al iets geregistreerd? Kunt u uw antwoord toelichten?
De noodmeter was een geofoon met datalogger die aan het oppervlak is geplaatst. Een dergelijke sensor meet de snelheid van de bodembeweging aan het oppervlak, Hieruit kan de maximale snelheid bepaald worden (Peak Ground Velocity, PGV), wat een indicator is voor de mogelijke schade. De data werd lokaal opgeslagen door NAM. Indien trillingen gevoeld worden, kan NAM de data uitlezen en aan het KNMI leveren voor analyse. Er zijn tot op heden geen aardbevingen geregistreerd.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de meetstations zo snel mogelijk geplaatst worden? Bent u bereid de NAM opdracht te geven de gaswinning te stoppen totdat de meetstations geplaatst zijn, zoals lokale oppositiepartijen wensen?
Ik heb reeds in het instemmingsbesluit vastgelegd dat het meetstation voor 13 januari 2021 geplaatst en aangesloten dient te zijn op het KNMI-netwerk. Om het gas te mogen blijven winnen, moet voldaan zijn aan het voorschrift. Het meetstations is geplaatst en recent ook aangesloten. NAM voldoet daarmee aan het voorschrift en mag ook na 13 januari 2021 gas blijven winnen uit het gasveld Spijkenisse-Intra.
Op welke wijze heeft de coronacrisis ertoe bijgedragen dat de meetstations niet geplaatst zijn?
Zie het antwoord op vraag 4.
Hoeveel meldingen van trillingen zijn er geweest? Zijn er schademeldingen gedaan? Zo ja, hoeveel en op welke plekken?
Er zijn drie ingevulde enquêteformulieren «aardbevingen in Nederland» binnengekomen bij het KNMI op 16 november 2020 waarin trillingen werden gemeld. Analyse van de data uit de meetstations van het KNMI heeft aangetoond dat deze trillingen niet uit de ondergrond kwamen en geen aardbevingen waren. De oorzaak van de gevoelde trilling moet gezocht worden nabij het oppervlakte. Tevens is er één melding uit de omgeving van Pernis van schade gedaan bij de commissie Mijnbouwschade is. De commissie heeft deze melding in behandeling.
Is er een fonds waar eventueel schade uit betaald kan worden?
In het Burgerlijk Wetboek is geregeld dat mijnbouwbedrijven of hun rechtsopvolgers aansprakelijk zijn voor mijnbouwschade als gevolg van gaswinning. Mocht er geen exploitant of rechtsopvolger meer zijn, dan kan er bij mijnbouwschade een beroep worden gedaan op het Waarborgfonds Mijnbouwschade. Om de drempel voor een schademelding en het aantonen dat schade een gevolg is van gaswinning bij burgers en kleine bedrijven weg te nemen is de onafhankelijke Commissie Mijnbouwschade opgericht. Burgers en kleine bedrijven kunnen sinds 1 juli 2020 met schademeldingen bij deze commissie terecht. De Commissie Mijnbouwschade kijkt naar de oorzaak en omvang van de schade en geeft daar een advies over. Dit advies is bindend voor gaswinningsbedrijven.
Zijn er trillingen rondom Pernis geregistreerd of gevoeld? Kunt u uw antwoord toelichten?
Tot op heden zijn er geen aardbevingen gemeten door het seismisch meetnetwerk van het KNMI. Het seismisch meetnetwerk in de omgeving van Spijkenisse en Pernis kon voorheen aardbevingen vanaf een kracht van 2 op de schaal van Richter detecteren en sinds de uitbreiding ervan is kan het aardbevingen detecteren vanaf 1 op de schaal van Richter. Een dergelijk lichte trilling wordt door mensen aan het aardoppervlak niet gevoeld. Zie tevens het antwoord op vraag 8.
Is er een advies van de Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) omtrent het gebied Pernis, gezien de risico’s in het industriële gebied? Zo ja, hoe luidt dat? Zo nee, gaat dat nog komen?
Conform de juridische procedure heb ik bij de procedure tot instemming met het winningsplan Pernis advies gevraagd aan SodM. SodM beaamt dat het Pernis-West gasveld in seismisch risicocategorie 2 valt met een geringe kans op beven. In het instemmingsbesluit ben ik ingegaan op het advies van SodM en heb ik NAM opgedragen om een seismisch risicobeheersplan te maken. Zoals ook aangegeven in de antwoorden op vragen van de CDA-fractie in het schriftelijk overleg (Kamerstuk 33 529, nr. 744) geldt dat NAM in het risicobeheersplan beschrijft welke maatregelen zij nemen als zich een beving voordoet. Het risicobeheersplan is in overleg met SodM opgesteld en met de veiligheidsregio besproken. In het risicobeheersplan is aangegeven dat het onwaarschijnlijk is dat een geïnduceerde beving een dusdanige schade kunnen veroorzaken aan industrie, speciale gebouwen, infrastructuur en dijken dat een gevolgrisico zou kunnen ontstaan. De haven en de installaties voldoen aan de veiligheidsstandaarden voor dergelijke gebieden en installaties. De installaties zijn zodanig ontworpen om in geval van een calamiteit, onafhankelijk van de aard van de calamiteit, de installatie te kunnen uitschakelen en consequenties te voorkomen.
Hoe gaat u de omwonenden informeren over de gang van zaken?
In 2019 is de procedure tot verlenging van de winningsperiode uit gasveld Pernis doorlopen. Deze procedure is eind 2019 afgerond. Uw vragen over de informatievoorziening tijdens deze procedure zijn reeds eerder beantwoord in de verslagen van de schriftelijke overleggen van 1 mei 2020 en 19 mei 2020 (Kamerstuk 33 529, nrs. 744 en nr. 745) en in de beantwoording van vragen van 18 augustus 2020 (Aanhangsel Handelingen II, 2019–2020, nr. 3800).
Los van de te volgen vergunningprocedures en het informeren van de omgeving hierover, heb ik de opdracht gegeven om informatie beschikbaar te stellen op de inmiddels gebouwde website www.mijnbouwvergunningen.nl. Op deze website is onder meer informatie te vinden over verschillende gaswinningen zoals bij Pernis-West, het winningsplan en het instemmingsbesluit te vinden. Tevens is er algemene informatie opgenomen over bodemdaling en mogelijke aardbevingen die antwoord geeft op de meest gestelde vragen. Als laatste kan ik aangeven dat op de website ook de contact mogelijkheden zijn opgenomen voor het stellen van vragen of het verkrijgen van nadere informatie.
Het bericht dat Oeganda 21 miljoen misloopt door Nederland |
|
Mahir Alkaya (SP), Renske Leijten |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
|
|
|
Wat is uw mening over het bericht dat Oeganda 21 miljoen misloopt door Nederland?1
In het artikel van de Volkskrant worden specifieke belastingplichtigen genoemd en wordt het bedrag aan belastingontwijking van € 21 miljoen gekoppeld aan een specifiek bedrijf.2 Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan ik niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige.
Daarnaast gaat het artikel van de Volkskrant in meer algemene zin in op de rol van het belastingverdrag tussen Nederland en Oeganda bij belastingontwijking. Het huidige belastingverdrag tussen Nederland en Oeganda bevat geen antimisbruikmaatregelen waardoor het onbedoeld kan leiden tot belastingontwijking. Nederland zet zich in om het belastingverdrag (op onder meer dit punt) snel aan te passen. In de beantwoording bij vraag 5, 6 en 8 ga ik verder in op de actie(s) die het kabinet ten aanzien van het belastingverdrag met Oeganda onderneemt.
Verder staat in het artikel van de Volkskrant vermeld dat Nederlandse bedrijven in Oeganda geen winstbelasting zouden hoeven te betalen op grond van het belastingverdrag. Dat is onjuist. Het belastingverdrag met Nederland verhindert Oeganda niet om winstbelasting te heffen over de winsten die bedrijven in Oeganda maken. Oeganda loopt daarom geen winstbelasting mis vanwege het belastingverdrag met Nederland. In de tweede plaats vermeldt het artikel dat Oeganda vanwege het verdrag geen belasting heft op dividenden die vennootschappen in Oeganda uitkeren aan vennootschappen in Nederland. Onder bepaalde voorwaarden blijft onder het belastingverdrag Nederland – Oeganda bronbelasting op dividenden achterwege. Dit betekent echter niet dat dan automatisch sprake is van belastingontwijking en daarmee van «misgelopen belastingopbrengsten» voor Oeganda. De achtergrond van de bepaling in het belastingverdrag ligt besloten in de deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting om (economisch) dubbele belasting op concernniveau te voorkomen. Omdat uit het buitenland ontvangen deelnemingsdividenden door toepassing van de deelnemingsvrijstelling in Nederland geheel buiten de heffing blijven, kan de ingehouden buitenlandse belasting op dividenden uit Oeganda in Nederland niet worden verrekend. Deze additionele buitenlandse belasting heeft tot gevolg dat het verwerven of opzetten van buitenlandse deelnemingen minder aantrekkelijk wordt. Het is echter onwenselijk dat belastingplichtigen die zelf niet gerechtigd zijn tot (vergelijkbare) verdragsvoordelen in relatie tot Oeganda, zich de toegang tot het belastingverdrag tussen Nederland en Oeganda verschaffen met als één van de hoofddoelen het verkrijgen van (gunstigere) verdragsvoordelen. Ik wil dit tegengaan door spoedig antimisbruikbepalingen in het verdrag op te nemen. Verder is Nederland conform de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2020 bereid een hogere bronbelasting op deelnemingsdividenden met Oeganda overeen te komen.
Klopt het dat het Indiase bedrijf Airtel door het belastingverdrag tussen Nederland en Oeganda via Nederland 25 miljoen dollar aan belasting in Oeganda kon ontwijken?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat het Chinese staatsoliebedrijf CNOOC ook via dit belastingverdrag Oegandese belasting ontwijkt? Hoeveel inkomsten loopt de Oegandese staat daardoor mis?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel bedrijven maken gebruik van de belastingvoordelen die voortkomen uit het belastingverdrag tussen Nederland en Oeganda? Hoeveel belastinggeld loopt Oeganda hierdoor mis?
De mate waarin belastingplichtigen gebruikmaken van Nederlandse belastingverdragen, en de daarin toegekende verdragsvoordelen, wordt niet geregistreerd. Dergelijke gegevens zijn daarom niet beschikbaar.
Het kabinet heeft in de monitoringsbrief van 29 mei 2020 aangegeven dat het schatten van de omvang van belastingontwijking erg lastig is. In de eerste plaats ontbreekt een eenduidige definitie van belastingontwijking. Daarnaast ontbreekt het aan betrouwbare gegevens. Desalniettemin vindt het kabinet het van belang om zo goed mogelijk in beeld te brengen of de maatregelen tegen belastingontwijking effectief zijn. Het kabinet heeft daarom in de monitoringsbrief beschreven op welke manier het de effecten van de maatregelen tegen belastingontwijking zal monitoren en hoe het uw Kamer daarover zal informeren. Daarbij zullen in het bijzonder ook de inkomensstromen van en naar ontwikkelingslanden worden gemonitord.
Onderzoek naar de omvang van belastingontwijking staat overigens niet stil. In OESO-werkgroepverband wordt verder gewerkt aan verschillende indicatoren van belastingontwijking, onder meer door de geanonimiseerde gegevens uit landenrapporten in het kader van Country-by-Country Reporting te verzamelen en te analyseren.3Hoewel die gegevens nog belangrijke beperkingen kennen, werken we zo toe naar meer transparantie van multinationals en een waardevolle databron om activiteiten van multinationals en belastingontwijking wereldwijd te analyseren.
Sinds wanneer is de regering op de hoogte van de grootschalige belastingontwijking via Nederland, die mogelijk wordt gemaakt door dit verdrag? Hoeveel verdient Nederland via onder andere de vennootschaps- en dividendbelasting aan deze belastingontwijking?
Het kabinet maakt zelf geen schattingen van misgelopen belastinginkomsten in andere landen, waaronder Oeganda. Zoals aangegeven in de beantwoording bij vraag 4, is het ingewikkeld om een betrouwbare maatstaf voor de omvang van belastingontwijking vast te stellen. De vennootschaps- en dividendbelastingopbrengsten voor Nederland over financiële stromen vanuit Oeganda via bijzondere financiële instellingen in Nederland zijn naar de aard van deze structuren naar verwachting verwaarloosbaar.
Daarnaast merk ik op dat uit een onderzoek van het IBFD uit 2013, is gebleken dat de belastingverdragen die Nederland heeft gesloten met ontwikkelingslanden weinig antimisbruikbepalingen bevatten (net als andere verdragen van deze ontwikkelingslanden).4 Vanaf het najaar van 2013 is daarom aan 23 ontwikkelingslanden, waaronder Oeganda, voorgesteld om antimisbruikbepalingen op te nemen in de desbetreffende belastingverdragen.5 Het huidige belastingverdrag tussen Nederland en Oeganda bevat geen antimisbruikmaatregelen. Hierdoor kan het verdrag onbedoeld leiden tot belastingontwijking. Tijdens de onderhandelingen over het nieuwe belastingverdrag is dan ook mijn inzet om mogelijkheden voor belastingontwijking weg te nemen door de opname van antimisbruikbepalingen. Nederlandse belastingverdragen dienen te voldoen aan de minimumstandaard tegen verdragsmisbruik. Daarbij zet Nederland primair in op een zogenoemde Principal Purposes Test (PPT) omdat een PPT het meest aangewezen middel is om verschillende vormen van verdragsmisbruik nu en in de toekomst op een effectieve wijze te bestrijden. Daarbovenop is de inzet om waar nodig aanvullende antimisbruikmaatregelen overeen te komen. Ook in relatie tot Oeganda geldt deze Nederlandse verdragsinzet uiteraard ten volle. Hiervoor wordt ook verwezen naar het antwoord op de vragen 6 en 8.
Waarom heeft Nederland het sinds 2004 bestaande belastingverdrag met Oeganda niet gewijzigd of opgezegd, toen duidelijk werd dat deze grootschalige belastingontwijking faciliteerde? Deelt u de mening dat de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid aangevuld dient te worden met voorwaarden om te heronderhandelen indien Nederland het laagbelastende land blijkt te zijn?
Mede naar aanleiding van het voornoemde onderzoek van het IBFD, heeft Nederland Oeganda al in 2013 in het kader van het 23-ontwikkelingslandenproject aangeboden om het belastingverdrag aan te passen. Het doel was (en is nog steeds) om het huidige belastingverdrag met Oeganda te voorzien van antimisbruikbepalingen zodat belastingontwijking zoveel mogelijk wordt tegengegaan. Nederland heeft meermaals contact opgenomen met Oeganda, maar een reactie bleef lange tijd uit.
In 2019 is voor de eerste keer met Oeganda gesproken over een aanpassing van het huidige belastingverdrag. Daarbij is de Nederlandse inzet erop gericht om het belastingverdrag snel aan te passen. De onderhandelingen konden echter nog niet worden afgerond en daarom heeft Nederland Oeganda in het afgelopen jaar (wederom) verschillende keren aangeboden om de onderhandelingen voort te zetten. De Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2020 (NFV 2020) geeft het kader van die onderhandelingen. Dat betekent dat naast de wens antimisbruikbepalingen in het belastingverdrag op te nemen jegens Oeganda ook de bereidheid bestaat meer heffingsrechten voor het bronland overeen te komen.
Overigens heeft Nederland het belastingverdrag met Oeganda aangemeld voor het Multilateraal Instrument (MLI). Het is via die route mogelijk om antimisbruikmaatregelen van toepassing te laten worden zonder dat bilaterale onderhandelingen noodzakelijk zijn. Oeganda doet helaas (vooralsnog) niet mee met het MLI.
Voorts deel ik niet de mening dat Nederland een laagbelastend land zou zijn.
Hoe verhoudt de facilitering van belastingontwijking vanuit Oeganda zich tot de circa 98 miljoen euro die in 2021 vanuit de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan de ontwikkeling van Oeganda wordt uitgegeven?2 Wat is de toegevoegde waarde van deze uitgaven, als het Nederlandse belastingbeleid ervoor zorgt dat Oeganda miljoenen euro’s aan inkomsten mist?
Het kabinet ziet geen verband tussen ongewenst gebruik van het bilaterale belastingverdrag met Oeganda en de toegevoegde waarde van de Nederlandse uitgaven aan ontwikkelingssamenwerking met Oeganda. De aanpak van belastingontwijking is een speerpunt van dit kabinet. Het kabinet heeft daarom al vele maatregelen genomen en nieuwe maatregelen aangekondigd tegen belastingontwijking. Het kabinet zet zich in om belastingontwijking tegen te gaan, zowel in nationaal als in internationaal verband, en heeft daarbij aandacht voor de bijzondere positie van ontwikkelingslanden.
Wat is de Nederlandse inzet bij de besprekingen over een nieuw verdrag met Oeganda? Is het doel hierbij om belastingontwijking vanuit Oeganda via Nederland volledig uit te sluiten? Zo ja, kunt u toelichten hoe u dit wilt bereiken?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat het Nederlandse netwerk van fiscale verdragen enkel en alleen tot grootschalige ontwijking kan leiden en dat Nederland hiermee de grootste spil in een netwerk van semicriminele bedrijfsactiviteiten is die de armste landen berooft van de vruchten van hun arbeid en grondstoffen? Zo nee, hoe duidt u de conclusies van het Centraal Planbureau uit hun netwerkanalyse over het Nederlandse verdragsnetwerk dan?3
Het Centraal Planbureau (CPB) heeft door middel van een simulatiemodel onderzocht welke belastingbesparende «routes» mogelijk zijn als belastingplichtigen onbelemmerd gebruik zouden kunnen maken van belastingverdragen. Het CPB concludeert op grond daarvan dat een aantal ontwikkelingslanden potentieel belastinginkomsten misloopt door het belastingverdrag dat deze landen met Nederland hebben gesloten. Het is van belang om op te merken dat het CPB geen onderzoek heeft gedaan naar feitelijke geldstromen en het onderzoek daarom geen inzichten geeft in daadwerkelijk misbruik van de desbetreffende Nederlandse belastingverdragen. Daarnaast concludeert het CPB dat Nederland niet zou worden gebruikt in belastingontwijkende constructies, indien de antimisbruikbepalingen in de Nederlandse belastingverdragen volkomen effectief zouden zijn. Het CPB gaat niet in op de effectiviteit van de antimisbruikbepalingen die momenteel zijn opgenomen in de Nederlandse belastingverdragen.
Uit het CPB-onderzoek komt wel naar voren dat belastingverdragen onbedoeld kunnen leiden tot belastingontwijking, ook in ontwikkelingslanden. Dit vindt het kabinet ongewenst en Nederland neemt daarom diverse maatregelen om oneigenlijk gebruik van belastingverdragen tegen te gaan. In beginsel zet Nederland in op het opnemen van antimisbruikbepalingen in belastingverdragen, juist ook wanneer het gaat om belastingverdragen met ontwikkelingslanden. Bovendien zal oneigenlijk gebruik van belastingverdragen zich met name voordoen indien de financiële stromen vanuit (ontwikkelings)landen uiteindelijk terechtkomen in laagbelastende jurisdicties. Om stromen naar laagbelastende jurisdicties tegen te gaan, voert Nederland met ingang van 1 januari 2021 een conditionele bronbelasting in op renten en royalty’s naar laagbelastende jurisdicties en heeft het kabinet een conditionele bronbelasting op dividenden aangekondigd naar laagbelastende jurisdicties vanaf 1 januari 2024. Het kabinet verwacht dat de maatregelen tot gevolg hebben dat Nederland onaantrekkelijk wordt voor bepaalde structuren waarmee belasting wordt ontweken. In dit kader vindt het kabinet het belangrijk om zo goed mogelijk te monitoren of de maatregelen tegen belastingontwijking effectief zijn.8
Het vrijkomen van kankerverwekkend chroom-6 bij werkzaamheden aan de Onyx-kolencentrale. |
|
Bart van Kent (SP), Sandra Beckerman (SP), Cem Laçin |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Bas van 't Wout (minister economische zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht dat de kankerverwekkende stof chroom-6 is vrijgekomen bij onderhoud aan de Onyx-centrale op de Maasvlakte?1
Ja.
Hoeveel medewerkers van de centrale zijn blootgesteld aan deze kankerverwekkende stof?
Dat is mij niet bekend. Conform de arbeidsomstandighedenwetgeving is de werkgever verantwoordelijk voor het uitvoeren van blootstellingsbeoordelingen en het treffen van adequate beheersmaatregelen. In juli 2020 heeft Inspectie SZW een onaangekondigde controle gedaan bij het bedrijf. Daarbij is geconstateerd dat bij onderhoudswerkzaamheden in en aan de ketel chroom-6 vrijkwam. Tijdens de inspectie in juli 2020 is geconstateerd dat de medewerkers die deze werkzaamheden verrichtten adequate persoonlijke beschermingsmiddelen droegen. Inspectie SZW heeft niet geconstateerd dat er medewerkers zijn blootgesteld aan chroom-6, tegelijkertijd kan niet worden uitgesloten dat op enig moment medewerkers zijn blootgesteld.
De Inspectie constateerde eveneens dat medewerkers die buiten de ketel in het ketelhuis werkzaam waren, maar geen werkzaamheden aan chroom-6-houdende onderdelen uitvoerden, niet allemaal ademhalingsbescherming droegen. Dit was wel voorgeschreven door het bedrijf. Daarop heeft de Inspectie van het bedrijf geëist om te zorgen voor (nadere) instructie van het personeel en dat het bedrijf toezicht houdt opdat de door het bedrijf verplicht gestelde ademhalingsbescherming ook daadwerkelijk gedragen wordt.
De Inspectie trof in het ketelhuis buiten de ketel op diverse plaatsen (neergeslagen) stof aan dat afkomstig was van de ketel. Het bedrijf is door Inspectie SZW aangesproken om dit stof dagelijks op te ruimen, waarmee deze blootstellingsbron is weggenomen. Door het wegnemen van de bron in combinatie met het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen (en het toezicht daarop) zijn de werknemers voldoende beschermd tegen chroom-6.
Is bij eerdere inspecties chroom-6 aangetroffen? Zo ja, welke stappen zijn gezet om medewerkers te beschermen?
Vóór de hiervoor genoemde inspectie in juli 2020 is door de Inspectie SZW bij de Onyxkolencentrale geen chroom-6 aangetroffen. Naar aanleiding van de inspectie in juli 2020 heeft Inspectie SZW van het bedrijf geëist om binnen een dag het in het ketelhuis aangetroffen stof dat van de ketel afkomstig was, op te ruimen. Met deze maatregel werd een mogelijke bron voor blootstelling aan chroom-6 weggenomen. Vervolgens heeft Inspectie SZW geëist om beheersmaatregelen te nemen volgens de arbeidshygiënische strategie en tegelijkertijd is het bedrijf aangeschreven om de blootstelling aan chroom-6 nader te beoordelen. De Inspectie volgt de uitvoering hiervan op de voet.
Is er onafhankelijk onderzoek uitgevoerd naar de blootstelling aan chroom-6? Zo nee, gaat dat nog gebeuren? Is vastgesteld wie is blootgesteld aan chroom-6 en hoe lang? Zo nee, gaat dat nog onderzocht worden? Zijn ook andere giftige stoffen aangetroffen? Zo nee, wordt dat nog onderzocht?
Als onderdeel van de wettelijke verplichtingen moet de werkgever blootstellingsbeoordelingen uitvoeren ten aanzien van gevaarlijke stoffen (niet alleen chroom-6). Bedrijven laten zich daarbij vaak ondersteunen door gespecialiseerde adviesbureaus.
Het onaangekondigde inspectiebezoek door Inspectie SZW was specifiek gericht op blootstelling aan chroom-6. Er zijn geen constateringen gedaan ten aanzien van eventuele andere giftige stoffen.
Inspectie SZW heeft niet vastgesteld dat medewerkers zijn blootgesteld aan chroom-6, tegelijk kan niet worden uitgesloten dat dit op enig moment is gebeurd. De werkgever is verplicht een registratie bij te houden van werknemers die zijn blootgesteld aan stoffen zoals chroom-6.
Naar aanleiding van de inspectie is de Inspectie SZW van oordeel dat het bedrijf de blootstelling aan chroom-6 nader moet beoordelen en structureel meer zou kunnen en moeten doen. Dit moet binnen de arbeidshygiënische strategie ten aanzien van het voorkomen van blootstelling aan chroom-6 binnen het bedrijf. De Inspectie heeft het bedrijf daarop ook aangeschreven en volgt de uitvoering op de voet.
Bent u nog steeds voornemens om te zorgen dat de Onyx-centrale op 1 januari 2021 haar deuren sluit?
Naar aanleiding van de call for proposals heeft Onyx/Riverstone een aanvraag ingediend bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat om tegen een subsidie vrijwillig het gebruik van kolen te beëindigen. Momenteel wordt beoordeeld of het ingediende voorstel voldoet aan de gestelde eisen, waaronder adequate voorzieningen voor de werknemers en dat er geen sprake is van overcompensatie.
Zodra blijkt dat de aanvraag voldoet aan de eisen die daaraan in de call for proposals zijn gesteld, kan een subsidiebeschikking worden opgelegd onder een aantal voorwaarden, waaronder verenigbaarheid van de maatregel in het kader van de staatssteuntoets door de Europese Commissie.
Eerder werd gericht op een sluiting per 1 januari 2021. Omdat nog niet aan alle voorwaarden is voldaan, zal de sluiting noodzakelijkerwijze later plaatsvinden. Of de sluiting definitief doorgaat, is pas duidelijk als alle voorwaarden voor de subsidie zijn vervuld. In dat geval zal de definitieve sluiting naar verwachting nog begin 2021 kunnen worden gerealiseerd.
Klopt het dat de eigenaar van de Onyx-kolencentrale (Riverstone) circa 240 miljoen euro van de rijksoverheid kan krijgen voor de sluiting van deze centrale?2 Welk deel van dit bedrag is gereserveerd voor de medewerkers in de centrale en de keten die hun baan verliezen?
Onyx/Riverstone heeft een aanvraag bij EZK gedaan voor subsidie in het kader van de call for proposals die is opengesteld voor de vrijwillige sluiting van één centrale. Het bedrag per megawatt dat de centrale heeft geboden ligt onder het daaraan gestelde maximum in de call for proposals.
Bij de aanvraag voor subsidie is een concept sociaal plan ingediend. Momenteel wordt onder andere beoordeeld of dit plan adequate ondersteuning biedt aan de werknemers van de centrale die mogelijk hun baan verliezen. De in de call for proposals gestelde minimumeisen zien erop dat de werkgever zelf voorziet in een tegemoetkoming in het eventuele inkomstenverlies dat werknemers zouden kunnen ondervinden na beëindiging van hun dienstverband en over een voorziening voor begeleiding en ondersteuning van de werknemers van werk naar werk die ten minste dienen te voldoen aan de uitgangspunten van het Westhavenarrangement. Direct werkgelegenheidsverlies als gevolg van de mogelijke sluiting van de centrale bij partijen in de keten wordt in kaart gebracht. Ook voor deze werknemers zal, vanuit de overheid, een voorziening worden getroffen. Mogelijk kan hiervoor de Voorziening werkgelegenheidseffecten energietransitie aangesproken worden.
Voor medewerkers die in Tilburg zijn blootgesteld aan chroom-6 is er inmiddels een compensatieregeling, voor Defensiepersoneel komt er na lange strijd een (verbeterde) regeling, hoe zal voor medewerkers van de Onyx-centrale geregeld worden dat ook zij aanspraak kunnen maken op compensatie wanneer ze ziek worden?
In het Burgerlijk Wetboek (artikel 7:658, lid 2) is geregeld dat de werkgever een zorgplicht heeft voor zijn werknemers. Indien een werknemer schade heeft geleden door het werk, is de werkgever verplicht tot het vergoeden van deze schade. De compensatieregelingen van de gemeente Tilburg en het Ministerie van Defensie zijn door beiden vanuit deze verplichting in hun rol als werkgever ingesteld. Voor de werknemers van de Onyx-centrale is schade nog niet vastgesteld.
Als het bedrijf is opgehouden te bestaan, kan eventuele werkgerelateerde gezondheidsschade in beginsel niet meer worden verhaald op de werkgever. Dat kan niet worden voorkomen, tenzij een specifieke regeling voor die situatie wordt gemaakt. SZW zal de werkgever, naar aanleiding van de ongerustheid onder de werknemers over mogelijke chroom-6 blootstelling en eventuele gevolgen voor hun gezondheid in de toekomst, wijzen op zijn verantwoordelijkheid als werkgever in deze.
Omdat het schadeverhaal bij beroepsziekten via het aansprakelijkheidsrecht voor werkenden vaak een moeizaam traject is zeker wanneer er geen werkgever meer is waarop schade verhaald kan worden, heeft het Ministerie van SZW de commissie Heerts gevraagd met voorstellen hiervoor te komen. Naar aanleiding daarvan werkt het Ministerie van SZW aan een tegemoetkomingsregeling voor slachtoffers van ernstige beroepsziekten, veroorzaakt door blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Het streven is er opgericht dat de regeling op 1 juli 2022 in werking treedt. De regeling voorziet in erkenning en tegemoetkoming voor (ex)werknemers die een ernstige beroepsziekte hebben opgelopen als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke stoffen zoals chroom-6.
Hoe wordt voorkomen dat, wanneer de eigenaar van de centrale vertrokken is, er geen compensatie meer komt voor zieke medewerkers?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat hier nu geld voor gereserveerd dient te worden? Welke stappen gaat u hiervoor zetten? Is het mogelijk Riverstone een fonds te laten vullen (bijvoorbeeld ter grote van 20 miljoen euro) voor eventuele chroom-6 slachtoffers? Mocht dit fonds (deels) ongebruikt blijven zou Riverstone dit geld dan na (bijvoorbeeld 20 jaar) weer terug kunnen krijgen?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u deze vragen nog voor de sluiting van de Onyx-kolencentrale beantwoorden?
Hiermee voldoe ik aan het verzoek.
Het groeiende aanbod van verhuurhypotheken |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Concurrentie neemt snel toe op bloeiende markt voor verhuurhypotheken»?1
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel aanbieders er zijn van zogenaamde verhuurhypotheken en hoe vaak deze verstrekt worden?
Allereerst benadruk ik graag dat er niet één soort verhuurhypotheek2 is op de Nederlandse markt. Afhankelijk van de aard van de belegger komt deze in aanmerking voor ofwel een verhuurhypotheek voor consumenten ofwel een zakelijke verhuurhypotheek. Op hypotheken voor consumenten is de Wet op het financieel toezicht van toepassing en op zakelijke kredieten niet.
Een verhuurhypotheek voor consumenten wordt aangeboden aan kleinere beleggers. Het gaat dan vaak om beleggers die één of enkele woningen aankopen of in hun bezit hebben voor de verhuur. Dit kunnen bijvoorbeeld beleggers zijn die een woning kopen voor hun studerende kind of beleggers die één of enkele woningen bezitten als oude dag voorziening. Een zakelijke verhuurhypotheek wordt aangeboden aan grotere (professionelere) beleggers. Vaak gaat het dan om beleggers met vijf panden of meer. De Autoriteit Financiële Markten heeft een aantal indicatoren opgesteld om kredietverstrekkers te helpen bij de afweging of een financieringsaanvraag voor een beleggingspand wordt gedaan in de hoedanigheid van een consument3.
De eerste aanbieder van verhuurhypotheken is in 2015 toegetreden tot de Nederlandse markt. Inmiddels zijn er circa 15 aanbieders actief. Een deel van deze aanbieders richt zich enkel op de kleine belegger (verhuurhypotheek voor consumenten), een ander deel juist enkel op de grotere beleggers (zakelijke verhuurhypotheek). Ook zijn er aanbieders die hypotheken aanbieden aan zowel kleine als grote beleggers. Ik heb geen inzicht in hoe vaak verhuurhypotheken verstrekt worden. Wel is er dus een stijging te zien in het aantal aanbieders van verhuurhypotheken.
Wat vindt u van het feit dat er steeds meer mogelijkheden komen voor particuliere verhuurders om via dergelijke leningen woningen op te kopen en vervolgens te verhuren?
Nederland kent een markt waarin aanbieders vrij zijn om te bepalen welke producten ze aanbieden, zolang ze zich aan de daarvoor geldende regels houden. De toename van het aantal aanbieders vind ik daarom niet problematisch. Wel is het belangrijk dat aanbieders van verhuurhypotheken verantwoorde leningen verstrekken. In de praktijk hanteren geldverstrekkers voor beide typen verhuurhypotheken een lagere maximale loan-to-value bij afsluiting dan voor reguliere consumentenhypotheken. Bij het overgrote deel van de aanbieders kun je maximaal 80% van de waarde in verhuurde staat lenen. Bij een enkele aanbieder mag je maximaal 90% van de waarde in verhuurde staat lenen. Iemand die een woning wil kopen met een verhuurhypotheek moet daarom altijd eigen geld inbrengen. Hierdoor lopen verhuurders minder risico bij een eventuele waardedaling of terugval in inkomsten waardoor er minder kans is dat zij daardoor niet meer aan hun betalingsverplichting kunnen voldoen.
Deelt u de mening dat het aanbieden van verhuurderhypotheken kan leiden tot nog meer moeilijkheden voor starters om een woning te kunnen kopen? Zo nee, waarom niet?
Door de krapte op de woningmarkt is het voor groepen als starters lastig om een geschikte woning te vinden. Tijdens hun zoektocht ondervinden starters vaak concurrentie van andere woningzoekenden, waaronder beleggers. Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 2 is het aantal aanbieders van verhuurhypotheken wel vergroot. Wanneer dit leidt tot meer beleggers zou dit kunnen betekenen dat onder anderen starters meer concurrentie ervaren bij het kopen van een woning.
Daarom wil ik de positie van de starter verbeteren ten opzichte van beleggers in het algemeen. Het kabinet heeft daarom per 1 januari 2021 de overdrachtsbelasting gedifferentieerd Met deze differentiatie worden starters4 eenmalig vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Voor beleggers wordt de overdrachtsbelasting verhoogd naar 8%.
In hoeverre kunt u aangeven of buy-to-let hypotheken leiden tot een verdere stijging van de huizenprijzen? Vindt u dit wenselijk?
Wanneer de vraag naar een product toeneemt resulteert dit bij een gelijkblijvend aanbod doorgaans in een hogere prijs. Wanneer er meer mensen besluiten om met een verhuurhypotheek een woning te gaan kopen, heeft dit, ceteris paribus, effect op de prijs. Dit geldt uiteraard niet alleen voor verhuurders met een verhuurhypotheek. Ook wanneer de vraag bij andere groepen woningzoekenden groeit heeft dit effect op de prijs. In brede zin is de afgelopen jaren de vraag naar woningen sterk toegenomen en kunnen huishoudens door de lagere rente meer lenen waardoor zij ook meer kunnen betalen voor een woning. Het aanbod aan woningen is op dit moment echter ontoereikend om aan deze vraag te kunnen voldoen. Hierdoor hebben woningzoekenden meer moeite om een geschikte en betaalbare woning te vinden. Om de betaalbaarheid en beschikbaarheid van wonen te verbeteren zet ik in op het versnellen van de woningbouw en het vergroten van het aanbod aan betaalbare woningen. Dit doe ik onder meer met de reeds gesloten woondeals, de woningbouwimpuls en de korting op de verhuurderheffing voor woningcorporaties.
Vindt u het ook een onwenselijke situatie dat woningen steeds vaker als beleggingsobject worden gebruikt? Zo nee, waarom niet?
We hebben beleggers nodig voor een stabiele woningmarkt. Dankzij het kapitaal en initiatief van beleggers kunnen we woningen toevoegen aan de woningvoorraad door woningen te bouwen of bestaande bouw te transformeren voor bewoning. Dit leidt tot meer woningen in onder andere het middenhuursegment. Tegelijkertijd ontstaan er door de huidige krapte excessen op de woningmarkt, waardoor het voor diverse groepen, zoals starters en mensen met een middeninkomen, steeds lastiger wordt om een passende woning te vinden. Ik richt mij op het aanpakken van deze excessen en het verbeteren van de positie van starters en mensen met een middeninkomen. Bij vraag 8 ga ik in op de maatregelen die ik hiervoor neem.
Steunt u het voorstel om personen in het bezit van meer dan vijf woningen aan te merken als ondernemer en belasting te laten betalen? Bent u bereid om zo de wildgroei aan het opkopen van woningen tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
In de huidige systematiek worden personen die in het bezit zijn van een vastgoedportefeuille met meer dan vijf woningen niet automatisch aangemerkt als ondernemer voor de inkomstenbelasting. De omvang van een vastgoedportefeuille is niet doorslaggevend voor de vraag of sprake is van een onderneming. Het introduceren van een numerieke grens gaat in tegen de huidige systematiek en de bestendige jurisprudentie dat pas sprake is van een onderneming indien de bezitting is gericht op het verkrijgen van een hogere waardestijging en rendement daarvan, dan bij normaal vermogensbeheer kan worden verwacht. Indien een vastgoedportefeuille niet aan de hiervoor genoemde voorwaarden voldoet, behoren de bezittingen – afgezien van een situatie van terbeschikkingstelling aan de eigen vennootschap of aan de onderneming van de fiscale partner- tot de rendementsgrondslag van box 3 en worden deze bezittingen belast tegen een forfaitair rendement. Een numerieke grens is bovendien arbitrair.
Het voorstel, om personen die in het bezit zijn van meer dan vijf woningen aan te merken als ondernemer, steunt het kabinet niet omdat het niet past in de huidige systematiek. Het huidige kabinet heeft daarentegen maatregelen genomen om de positie van starters op de woningmarkt ten opzichte van beleggers te verbeteren. Per 1 januari 2021 is de differentiatie van de overdrachtsbelasting in werking getreden. De differentiatie zorgt enerzijds voor een vrijstelling van de overdrachtsbelasting zodat starters minder lang hoeven te sparen voor hun kosten koper. Anderzijds zorgt een beperking van de reikwijdte van het verlaagde tarief van 2% voor de overdrachtsbelasting ervoor dat personen alleen nog in aanmerking komen voor dit verlaagde tarief, indien zij zelf in de woning gaan wonen. Andere kopers, zoals beleggers, betalen vanaf 1 januari 2021 het algemene tarief. Het algemene tarief is per 1 januari 2021 verhoogd van 6% naar 8%. De differentiatie moet de positie op de woningmarkt van starters en doorstromers verbeteren ten opzichte van beleggers.
Bent u bereid de groei aan buy-to-let te ontmoedigen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik bij het antwoord op vraag 6 heb benoemd, zet ik in op de aanpak van excessen en het verbeteren van de positie van starters en mensen met een middeninkomen. Met deze aanpak wordt de balans tussen beleggers en andere woningzoekenden verbeterd ten gunste van de woningzoekenden. Om de positie van starters te verbeteren ten opzichte van beleggers heeft het kabinet per 1 januari de overdrachtsbelasting gedifferentieerd. Ook zal ik een opkoopbescherming invoeren. Hiermee kunnen gemeenten in wijken waar dat echt nodig is ervoor zorgen dat betaalbare koopwoningen niet zomaar kunnen worden opgekocht voor de verhuur. Woningzoekenden, waaronder starters en mensen met een middeninkomen, krijgen hierdoor meer kans op een woning. Daarnaast zal ik de jaarlijkse huurprijsstijging in de vrije sector maximeren, waardoor ook de huurders in de vrije sector worden beschermd tegen onverwachte excessieve huurverhogingen.
Misstanden bij adoptie en verjaringsproblematiek |
|
Michiel van Nispen |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending van Zembla, Adoptiebedrog – deel 4?1
Eind 2018 kwam bij de behandeling van een Wob-verzoek (Wet openbaarheid van bestuur) informatie over een adoptiezaak uit Brazilië naar boven. Deze informatie wees op mogelijke misstanden bij de adoptie van baby’s uit Brazilië in de jaren zeventig en tachtig, waarbij Nederlandse overheidsfunctionarissen betrokken zouden zijn geweest. Dit was voor mij aanleiding om een onafhankelijke commissie in te stellen die onderzoek doet naar interlandelijke adopties die in het verleden hebben plaatsgevonden. Het eindrapport van deze Commissie Onderzoek Interlandelijke Adoptie in het verleden (COIA) verwacht ik begin februari 2021. Ik zal na ontvangst van het rapport een reactie aan u doen toekomen. Hierbij zal ik ook nader ingaan op de aangenomen motie-Van Nispen/Van der Staaij.
Bent u geschrokken van de onthullingen, vooruitlopend op het onderzoek van de commissie-Joustra, dat ministeries wisten van de misstanden bij interlandelijke adopties?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze gaat u uitvoering geven aan de aangenomen motie-Van Nispen/Van der Staaij, die de regering verzoekt met een voorstel te komen de verjaringstermijn in adoptiezaken af te schaffen of in ieder geval fors te verlengen?2 Wanneer kan de Kamer hier een uitgebreide reactie, inclusief juridische analyse, op verwachten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel zaken die betrekking hebben op misstanden bij adopties lopen er op dit moment tegen de Staat? Bent u bereid ervoor te zorgen, vooruitlopend op de definitieve uitvoering van de motie, dat de Staat zich vanaf nu niet meer actief gaat beroepen op het feit dat vorderingen verjaard zouden zijn, gelet op de maatschappelijke discussie, de rol en de verantwoordelijkheid van de overheid en het feit dat hier nog uitgebreid onderzoek naar wordt verricht? Zo nee, waarom niet?
Er zijn nu drie civiele procedures tegen de Staat aanhangig in verband met een vermeend onrechtmatige adoptie vanuit het buitenland. Op de vraag of de Staat zich niet meer actief gaat beroepen op verjaring, kom ik in mijn beleidsreactie op het rapport van Commissie Joustra terug.
Het bericht ‘Lachen om vuurwerkverbod: Wij knallen gewoon door’ |
|
Erik Ziengs (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met bovenstaand bericht?1
Ja.
Hoeveel vandalen die (illegaal) vuurwerk afsteken zijn tot nu toe aangehouden? Hoeveel van hen kunnen een straf verwachten? Aan welke straffen moeten we dan denken? Wordt bijvoorbeeld de schade ook verhaald op ouders als het om minderjarige vandalen gaat? Zo nee, waarom niet? Wordt (super)snelrecht ingezet om hen aan te pakken? Kunt u hier een toelichting op geven?
Vanaf 1 oktober tot medio december 2020 zijn in totaal zijn 172 zaken bij het Openbaar Ministerie ingeschreven ter zake van overtreding van het vuurwerkbesluit. Daarvan hebben 90 zaken betrekking op het afsteken van vuurwerk. Deze zaken zullen worden afgehandeld conform de Richtlijnen voor strafvordering vuurwerkdelicten2. De eisen beginnen bij een geldboete van 250 euro voor het afsteken van consumentenvuurwerk en lopen op tot een gevangenisstraf van 9 maanden voor het tot ontbranding brengen van geïmproviseerd vuurwerk. Uitgangspunt is dat bij de afdoening van deze zaken ook de eventuele schade wordt vergoed.
(Super)snelrecht wordt alleen toegepast in die zaken die zich daarvoor lenen. In vuurwerkzaken behoort dat vaak niet tot de mogelijkheden omdat het vuurwerk eerst dient te worden onderzocht. Dit onderzoek neemt enige tijd in beslag.
Daarnaast zijn in deze periode 292 jongeren doorverwezen naar Bureau Halt voor het afsteken van vuurwerk. In deze zaken vindt een gesprek plaats met een Halt-medewerker waarbij ook ouders aanwezig zijn. Eventuele schade dient door de jongere of zijn ouders te worden vergoed. De Halt-medewerker heeft ook een signalerende functie; mocht er sprake zijn van zorgen in de thuissituatie dan kan de meldcode gestart worden en of doorverwezen worden naar vrijwillige hulpverlening. Jongeren die naar Halt verwezen worden ontvangen binnen enkele weken de uitnodiging voor een startgesprek.
Hoeveel illegale vuurwerkhandelaren zijn tot nu toe aangehouden? Hoeveel vuurwerk is daarbij aangetroffen? Welke straf kunnen zij daarbij verwachten? Hoe staat het met de vernietiging van dit vuurwerk? Kunnen de kosten van de vernietiging reeds op de handelaar verhaald worden? Wordt (super)snelrecht ingezet om hen aan te pakken?
Vanaf 1 oktober tot medio december 2020 zijn 37 zaken voor handel in vuurwerk bij het OM ingestroomd. Zaken voor handel in vuurwerk zullen worden afgehandeld conform de Richtlijnen voor strafvordering vuurwerkdelicten. De eisen kunnen oplopen tot een gevangenisstraf van 9 maanden voor de handel in geïmproviseerd vuurwerk. Bij veroordeling voor handel in professioneel vuurwerk ten behoeve van de particuliere markt van vuurwerkbedrijven of personen zijn er mogelijkheden om bijkomende straffen op te leggen. Het gaat hierbij om onder meer het ontzeggen van het recht om gedurende een bepaald aantal jaren in vuurwerk te handelen, het intrekken van vergunningen, het verbod tot het uitoefenen van een bepaald beroep en het stilleggen van de onderneming.
Uit cijfers van het Openbaar Ministerie blijkt dat tot medio december meer dan 100.000 kg vuurwerk in beslag is genomen in het jaar 2020. Het inbeslaggenomen vuurwerk wordt afgevoerd naar een veilige opslag van de dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ) van het Ministerie van Financiën in Ulicoten. Het vuurwerk dient op deze veilige locatie onderzocht te worden door het Centraal Onderzoeksbureau Vuurwerk (COV) en neemt enige tijd in beslag. Zij stellen vast wat voor soort vuurwerk het betreft. Daarna wordt het vuurwerk vernietigd. (Super)snelrecht is in deze zaken daardoor niet altijd mogelijk.
Het is thans nog niet mogelijk om de kosten van de vernietiging te verhalen op de veroordeelde. Een wetsvoorstel is aanhangig bij uw Kamer waarmee een nieuwe maatregel wordt geïntroduceerd tot het opleggen van een verplichting tot het betalen van de kosten die ten laste van de staat komen in verband met de vernietiging van inbeslaggenomen voorwerpen die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid, zoals vuurwerk.3 Met deze maatregel wordt het mogelijk om een belangrijk deel van de kosten van vernietiging zoveel mogelijk voor rekening te laten komen van degenen die voor het plegen van een strafbaar feit worden veroordeeld.
In hoeverre heeft de politie zicht op de versleutelde berichtenservices zoals Telegram, waar de handel in (illegaal) vuurwerk zich tegenwoordig grotendeels afspeelt, net zoals bij drugshandel, waardoor (illegaal) en explosief vuurwerk ongezien de straten overgaat en in garages en kelders belandt? Welke maatregelen worden getroffen om deze online vuurwerkroutes te torpederen? Wordt er bijvoorbeeld gebruik gemaakt van digitale wijkagenten? Zo nee, waarom niet?
De politie zet dit jaar met het Openbaar Ministerie en andere betrokken partijen nog intensiever in op het thema vuurwerk. Bovendien wordt meer dan voorheen informatie gestuurd onderzoek gedaan. De politie gebruikt verschillende opsporingsmiddelen in de strijd tegen illegale vuurwerkhandelaren, ook op versleutelde berichtenservices zoals Telegram en (andere) sociale media. De politie doet geen uitspraken over de daarbij gebruikte werkwijzen. Als duidelijk is wie de dader is, treden politie en justitie op. Het daarbij aangetroffen vuurwerk wordt in beslag genomen. Dit heeft als effect dat dit jaar meer illegaal vuurwerk in beslag is genomen (zie antwoord op vraag4 dan in voorgaande jaren.
De digitale wijkagent is er voor de online basispolitiezorg. Dit betekent dat hij/zij weet wat er online speelt in de wijk, onderzoek doet naar gedigitaliseerde criminaliteit, collega’s waar nodig ondersteunt in het digitale vakmanschap, het digitale contact met burgers onderhoudt en in dat kader ook voorlichting geeft over bijvoorbeeld vormen van gedigitaliseerde criminaliteit. Digitale wijkagenten kunnen in het kader van hun werkzaamheden online informatie verzamelen waarmee een bijdrage geleverd wordt aan de opsporing van illegaal vuurwerk.
In hoeverre worden bij de handel van illegaal vuurwerk dezelfde routes gebruikt als bij de drugshandel? Welke routes zijn dit, wat zegt dit over de criminele netwerken en hoe wordt hierop gehandeld en geanticipeerd?
De politie ziet soms dat voor illegaal vuurwerk dezelfde logistiek wordt gebruikt als voor de handel in drugs. Er zijn parallellen zichtbaar tussen de drugs en de vuurwerkwereld in mensen, middelen en routes. Hierop wordt gehandeld. Over welke routes dit zijn kunnen geen uitspraken worden gedaan.
Deelt u de mening dat het zeer zorgelijk is dat berichten als «Wij knallen gewoon door» rondgaan in online chatgroepen en dat deze mensen aangepakt moeten worden? Ziet u de noodzaak om extra maatregelen te treffen tegen deze groep? Zo ja, welke extra maatregelen bent u bereid te treffen? Zo nee, waarom niet?
Het is inderdaad zorgelijk dat deze berichten rondgaan in chatgroepen. Tegen personen met vuurwerk wordt opgetreden. Met gemeenten en politie overleg ik regelmatig over de komende jaarwisseling en het gebruik van vuurwerk. Via de corona-campagne «Alleen Samen» wordt aandacht gevraagd voor het tijdelijk vuurwerkverbod. Naast boodschappen vanuit de regering zijn communicatiemiddelen ontwikkeld ter ondersteuning van lokale communicatie zoals middelen die bijvoorbeeld wijkagenten, gemeenten en jongerenwerkers kunnen gebruiken. De politie is voorbereid en zet dit jaar op diverse plaatsen fors meer agenten in. Ook gemeenten treffen voorbereidingen rekening houdend met het van kracht zijnde maatregelenpakket.
Welke maatregelen heeft u tot nu toe getroffen en bent u voornemens te treffen om te voorkomen dat vuurwerkfanaten uit met name grensregio's vuurwerk uit landen om ons heen halen die geen tijdelijk vuurwerkverbod hebben, zoals België en Duitsland? Bent u bijvoorbeeld van plan de komende maand grenscontroles te intensiveren? Zo nee, waarom niet? Heeft u uw Belgische en Duitse collega’s hierover gesproken en wat waren de uitkomsten van deze gesprekken? Zo nee, waarom niet?
Door de maatregelen als gevolg van de bestrijding van de Covid-19 pandemie geldt per 16 december een afsteek- en verkoopverbod van vuurwerk in Duitsland.
Het Overlegcomité in België heeft op 27 november besloten tot een verbod op het afsteken en verkopen van vuurwerk. Het afsteekverbod is vastgelegd in een ministerieel besluit gepubliceerd op 29 november in het Belgisch staatsblad.
De politie voert controles in de grensgebieden uit en anticipeert op de wijzigingen in de regelgeving van beide buurlanden. De politie zou – ook zonder tijdelijk vuurwerkverbod- de controles in de grensgebieden intensiveren.
Welke maatregelen kunt u nemen om omwonenden te wijzen op het risico van de opslag van illegaal vuurwerk? Welke signalen zijn daarbij relevant om melding te maken? Kunnen zij bij het vermoeden 112 bellen of is het 0900-8844 nummer van toepassing?
Op de website van de politie is voor inwoners meer informatie te vinden over omstandigheden die kunnen duiden op illegaal vuurwerk. Denk aan veel «verkeer» rondom opslagruimten en op de opdruk op dozen waaruit af te leiden is dat het om vuurwerk gaat. Daarnaast is het belangrijk om informatie over de betrokkenen te melden. De politie verwijst hiervoor onder andere naar Meld Misdaad Anoniem en naar het eigen nummer 0900–8844. Bij acuut (levens)gevaar dient 112 te worden gebeld.
Zijn onze agenten voldoende uitgerust tegen zwaar vuurwerk? Hebben zij voldoende beschermingsmiddelen? Hoe gaat het daarbij nu met het gebruik van C2000 zodat hulpverleners zich richting de jaarwisseling verzekerd weten van goede communicatiemiddelen?
Het afgelopen jaar is bij vrijwel alle politiemensen in de basispolitiezorg en de Mobiele Eenheid persoonsgebonden gehoorbescherming aangemeten en verstrekt. Gecombineerd met de specifieke spreek-/luisterset wordt gehoorbeschadiging voorkomen. Deze set maakt onderdeel uit van de C2000 communicatie. Indien de gehoorbescherming niet is aangemeten zijn generieke plastieken beschikbaar met dezelfde functionaliteit. Vuurwerkbrillen en de instructie hoe om te gaan met vuurwerkagressie maken tevens onderdeel uit van de voorbereiding en bescherming. De politie heeft kennis en voldoende beschermingsmiddelen om goed toegerust op te treden in situaties met zwaar vuurwerk. De afgelopen maanden is het aantal klachten over het C2000-netwerk afgenomen, dankzij de inspanningen van het programma Implementatie Vernieuwing C2000, de gebruikers en leveranciers.
De interferentie van de nieuwe 5G-frequentieband met de frequentieband voor altimeters in de burgerluchtvaart |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de brief die op 17 november jl. is gestuurd door een groot aantal luchtvaartorganisaties aan het Amerikaanse congres, waarin wordt gewaarschuwd voor interferentie van de nieuwe 5G-frequentieband met de frequentieband voor altimeters in de burgerluchtvaart?1
Ja.
Klopt het dat de 5G-frequentieband opereert net onder de 4 GHz, terwijl de radar-altimeters in de burgerluchtvaart wereldwijd net opereren boven de 4 GHz (4.2–4.4 Ghz)?
Het klopt dat de radio altimeter opereert in de frequentieband 4,2–4,4 GHz.
In Europa is de 3,5 GHz band (3,4–3,8 GHz) aangewezen als één van de drie pioneerbanden voor 5G. In Nederland zal het middelste deel hiervan (3,45–3,75 GHz) landelijk worden geveild en vanaf 1 september 2022 in gebruik worden genomen. In de Verenigde Staten zijn de 5G bandgrenzen anders, deze lopen van 3,1–3,55 GHz en van 3,7–3,98 GHz. Het onderzoek van de luchtvaartorganisaties is gericht op de frequentieband 3,7–3,98 GHz welke in de Verenigde Staten wordt toegepast. Deze frequentieband heeft minder afstand tot de toepassing van de frequentieband voor de radio altimeter.
Wat is er wetenschappelijk en technisch bekend over mogelijke interferentie tussen deze frequentiebanden en het mogelijke gevaar dat dit oplevert voor de veiligheid van de burgerluchtvaart?
De Europees geharmoniseerde 3,5 GHz band en de frequentieband die voor radio altimeter wordt gebruikt liggen verder uit elkaar dan in de Verenigde Staten. Hierdoor is er minder kans op interferentie van mobiele communicatie op radioaltimeters.
De 3,5 GHz-band wordt ook op dit moment in Nederland gebruikt voor lokale mobiele toepassingen. Het Agentschap Telecom constateert dat het huidige gebruik van deze band geen verstoringen levert voor de radio altimeter. Concluderend heb ik geen aanwijzingen dat er een potentieel gevaar is voor de vliegveiligheid.
Wel volg ik nauwgezet internationaal onderzoek dat hiervoor wordt verricht. Zo adviseert het Radio Technical Commission for Aeronautics om diepgaander onderzoek te doen naar de mogelijke verstoring door mobiele communicatie op de radio altimeter in de Verenigde Staten. Ik zal mij over de resultaten van dit onderzoek goed laten informeren.
Is meer onderzoek nodig? En bent u bereid daartoe in overleg te gaan en zonodig opdracht te geven?
Dit betreft een internationaal vraagstuk en onderzoek vindt daarom plaats in internationaal verband. Nederland is actief lid in de gremia waarin de resultaten van het onderzoek worden gedeeld. Ik wil deze Nederlandse bijdrage doorzetten om zo de stand van het onderzoek te kunnen volgen.
Heeft de introductie van 5G consequenties voor de veiligheid van vliegtuigbewegingen op of rondom Nederlandse luchthavens? Zijn er extra maatregelen nodig, al dan niet uit voorzorg?
Ik heb geen aanwijzingen dat de introductie van 5G in de 3,5 GHz-band in Nederland consequenties heeft voor de vliegveiligheid. Ik volg echter wel samen met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en Agentschap Telecom nauwlettend de ervaringen in andere Europese landen, zoals Duitsland en Frankrijk, waar inmiddels is gestart met de uitrol van 5G in de 3,5 GHz band.