Het bericht 'EU erkent: wel degelijk Nederlandse productie AstraZeneca-vaccin' |
|
Maarten Hijink (SP), Henk van Gerven (SP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «EU erkent: wel degelijk Nederlandse productie AstraZeneca-vaccin»?1
Het kabinet zet sinds april vorig jaar alles op alles om waar mogelijk een impuls te geven aan het ontwikkelen van vaccins en ook het versnellen of vergroten van de productie. De Nederlandse aankoopstrategie is in algemene zin gericht geweest op overeenkomsten met de producenten die vervolgens zelf afspraken met partijen in de productieketen maken. Dit was het uitgangspunt van de Inclusieve Vaccin Alliantie met Duitsland, Frankrijk, Italië en Nederland, alsook in de opvolgende samenwerking met de Europese Commissie via het Joint Negotiation Team. Op 13 juni jl. zijn er door de vier landen afspraken over 400 miljoen dosis van het Oxford-vaccin gemaakt via de overeenkomst met AstraZeneca, die later is overgenomen door de Europese Commissie.
AstraZeneca maakt gebruikt van zogenaamde CMO’s (Contract Manufacturing Organizations) die hen bijstaan in het productieproces. De Halix-productie locatie in Leiden maakt onderdeel van de algemene productieketen van AstraZeneca, net als andere CMO’s. Voor de EU zijn enkele productiefaciliteiten aangewezen. Dit is op zich een gebruikelijke manier van werken in de farmaceutische industrie.
Hoeveel vaccins kan het Leidse bedrijf Halix produceren?
Ik heb begrepen dat Halix rond de 5 miljoen doses per maand kan produceren.
Welke afspraken zijn in het contract met AstraZeneca gemaakt over de Nederlandse productie?
Er zijn geen specifieke afspraken gemaakt met AstraZeneca over de Nederlandse productie. De afspraken met AstraZeneca gelden op het niveau van de Europese Commissie en het is in eerste instantie aan AstraZeneca om hun CMO’s (contract manufacturing organisations) te kiezen. Er zijn wel afspraken gemaakt dat de productie van vaccins grotendeels binnen de Europese Unie dient te gebeuren.
Zijn er namens Nederland onderhandelingen geweest over de productie van AstraZeneca-vaccins door het Leidse bedrijf Halix? Zo ja, kunt u een tijdlijn sturen van de gesprekken die hebben plaatsgevonden?
Nee. Zoals ook in antwoord 3 aangegeven, AstraZeneca contracteert zelf zijn onderaannemers. Ook in het geval van vaccinproductie.
Is overwogen om met een investering de Nederlandse productie op te schalen? Zo ja, waarom is dit niet gebeurd? Kunt u een tijdlijn sturen van de besluitvorming hierover?
Als aangegeven zet het kabinet sinds april vorig jaar alles op alles om waar mogelijk een impuls te geven aan het ontwikkelen van vaccins en ook het versnellen of vergroten van de productie. Deze «Impuls vaccinontwikkeling» heeft geleid tot de gekozen strategie om eerst met de, in antwoord 1 genoemde, Inclusieve Vaccin Alliantie en vervolgens ook in samenwerking met de Europese Commissie contracten te sluiten met farmaceuten die een vaccin in ontwikkeling hebben en goede kansen maakten om tot een geregistreerd product te komen.
Bij het sluiten van contracten met farmaceuten werd de nadruk gelegd op het creëren van een zo breed mogelijk portofolio van vaccins, zodat Nederland samen met de andere Europese landen snel beschikking zou hebben over verschillende soorten vaccins. Het vroegtijdig stimuleren van productiecapaciteit was daar onderdeel van, zij het met een focus op Europees verband.
Hoeveel vaccins heeft Halix tot nu toe geproduceerd en waar zijn deze vaccins naartoe gegaan?
Veelal is voor de productie van vaccins een wereldwijd productienetwerk noodzakelijk, waarbij er diverse goederenstromen zijn tussen landen en continenten. Halix is niet het enige productiebedrijf dat door AstraZeneca gecontracteerd is om in dit productienetwerk deel te nemen. Halix is een van de producenten van het werkzame bestanddeel van het AstraZeneca vaccin.
Recentelijk is de nieuwe regulering ingegaan dat landen exportvergunningen moeten afgeven voor de export van vaccins. De specifieke gegevens met betrekking tot de exportvergunningen zijn bedrijfsvertrouwelijk en kunnen om die reden niet worden gedeeld. De Commissie heeft aangekondigd geaggregeerde informatie over toegekende en afgewezen vergunningaanvragen te publiceren, daarbij rekening houdend met de vertrouwelijkheid van de overgelegde data.
Sinds wanneer bent u op de hoogte van het feit dat het contract van het Verenigd Koninkrijk met AstraZeneca al sinds 26 november 2020 openbaar is en dat dit contract niet wezenlijk verschilt van dat van de Europese lidstaten met AstraZeneca en eveneens van een inspanningsverplichting spreekt?2
Daar heb ik in december 2020 kennis van genomen.
Hoe rijmt dit met de uitspraken van de CEO van AstraZeneca, de heer Soriot, dat de voorrang van het Verenigd Koninkrijk gerechtvaardigd zou zijn omdat de contracten zouden verschillen?
Wij hebben geen volledige inzage in het contract van AstraZeneca met de UK en kunnen dan hier dan ook geen uitspraak over doen.
Via het contract dat de EU met AstraZeneca heeft, vinden er wel leveringen aan EU en vanuit de EU aan Nederland plaats. Van deze planning wordt uw Kamer met regelmaat op de hoogte gehouden.
Hoe rijmt dit met de uitspraken van deze AstraZeneca-CEO dat de voorrang van het Verenigd Koninkrijk gerechtvaardigd zou zijn omdat het Verenigd Koninkrijk eerder een contract zou hebben afgesloten dan de Europese Commissie, terwijl nu blijkt dat de Europese Commissie een dag eerder het contract afsloot?
Zie antwoord vraag 8.
Wat vindt u ervan dat uw Britse evenknie eerder deze maand suggereerde dat de Britten als eerste aan bod dienden te komen?
Ieder land dat een Advance Purchase Agreement (APA) sluit met een aanbieder zal uitdragen dat de producent afspraken na dient te komen. Ook in het VK zijn de leveringen van AZ vertraagd. Ik plaats de roep om snelle leveringen in het VK in die context.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden voor het plenaire debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus van 24 februari 2021?
Het nieuws dat Duitse haantjes niet meer in de hakselaar hoeven |
|
Frank Futselaar (SP) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Duitse haantjes hoeven niet meer in de hakselaar»?1
Ja.
Kunt u de Kamer informeren over de voortgang van de afspraken die u met de pluimveesector heeft gemaakt in het kader van de Uitvoeringsagenda Pluimveesector over het vinden van alternatieven voor het doden van hanenkuikens?2
Medio februari heeft mijn ministerie een gesprek gevoerd met de sector over de stand van zaken op dit onderwerp. De Nederlandse pluimveesector heeft zich in de Uitvoeringsagenda Pluimveesector immers gecommitteerd om toe te werken naar maatschappelijk geaccepteerde oplossingen voor het doden van eendagshaantjes. De sector ziet daarbij twee mogelijkheden. Geslachtsbepaling in het ei en het afmesten van haantjes. De geslachtsbepaling in het ei vindt op relatief kleine schaal plaats. Op jaarbasis worden de bij de geslachtsbepaling in het ei gebruikte technieken op zo’n 7 miljoen eieren toegepast. De technieken laten kinderziektes zien en er is tijd en geld nodig om de capaciteit van deze technieken op te schalen. Er bestond onduidelijkheid over de benutting van de uitgeselecteerde eieren. Inmiddels worden deze gebruikt in petfood.
Het afmesten van haantjes wordt door de sector gezien als tussenoplossing. In 2020 zijn 5 tot 7 miljoen haantjes afgemest. De sector heeft de voorzichtige verwachting uitgesproken dit jaar een verdubbeling van het aantal afgemeste haantjes te zien.
Voor beide opties blijft het van belang dat er voldoende afzetmarkt bestaat. Mijn ministerie zal de ontwikkelingen in Duitsland en Frankrijk blijven volgen en in gesprek blijven met de sector over de ontwikkelingen op het gebied van afzet en technieken.
Bent u met de supermarktketens in gesprek om te onderzoeken in hoeverre er voldoende afzetmarkt bestaat voor pluimveeproducten waarbij geen kuikens vroegtijdig gedood behoeven te worden?
De sector als marktpartij is in gesprek met de retail.
Welke maatschappelijk geaccepteerde oplossingen ziet u momenteel als het meest perspectiefrijke alternatief voor het doden van hanenkuikens en welke technische mogelijkheden horen daarbij?
Uit recent gesprek met de pluimveesector lijken het afmesten van haantjes en de geslachtsbepaling in het ei de meest perspectiefrijke alternatieven te zijn. Ook in Duitsland zijn dit de routes die verder worden uitgewerkt. Er zijn meerdere technische mogelijkheden voor de geslachtbepaling in het ei.
Zijn er volgens u nog belemmeringen die het invoeren of verplicht stellen van deze alternatieven voor doding van kuikens verhinderen en zo ja, welke zijn dit?
Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord op vraag 2. De belemmeringen betreffen zowel de afzet als de nog beperkte capaciteit van de technieken voor geslachtsbepaling in het ei.
Bent u nog steeds van mening dat er onvoldoende commercieel toepasbare oplossingen voor handen zijn om over te gaan tot een verbod op het doden van eendagskuikens?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 2 en 5.
Het bericht dat ondernemers een fors deel van de NOW-steun plus een ‘boete’ moeten terugbetalen. |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat ondernemers een fors deel van de NOW-tegemoetkoming plus een «boete» moeten terugbetalen?1
Ja.
Hoe kan het dat ondernemers bij het terugbetalen van teveel ontvangen NOW-steun een extra bedrag moeten betalen?
Het is onjuist dat ondernemers een sanctie moeten betalen als de loonsom is gedaald door een reden die buiten hun invloedssfeer ligt of als de omzet hoger blijkt te zijn dan vooraf ingeschat. Wel is het in de NOW 1 zo dat als werkgevers mensen ontslaan op bedrijfseconomische gronden, de subsidie voor die werknemers met 150% wordt gekort. Van die situatie is in het betreffende artikel in de Stentor echter geen sprake. In het artikel wordt ten onrechte gesteld dat bij een daling van de loonsom vanwege andere redenen dan bedrijfseconomisch ontslag er een extra bedrag zou moeten worden terugbetaald.
Klopt het dat het daardoor kan voorkomen dat ondernemers, bij de definitieve vaststelling van bijvoorbeeld de Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW-1), meer NOW-steun moeten terugbetalen dan zij ontvingen vanuit de NOW-1 regeling?
Nee. Ook op het moment dat werkgevers mensen hebben ontslagen op bedrijfseconomische gronden, kan het nooit zo zijn dat werkgevers meer moeten terugbetalen dan ze hebben ontvangen.
Kunt u inzicht verschaffen in de mate waarin ondernemers bovenop de reguliere terugbetaling een extra bedrag («boete») moeten betalen?
De doelstelling van de NOW is het behoud van zoveel mogelijk werkgelegenheid. De subsidievoorwaarden zijn met dat doel in het achterhoofd gesteld. Als werknemers worden ontslagen of als hun contracten niet worden verlengd, dan daalt de loonsom van de werkgever. Daarom is in de NOW-regeling bepaald dat indien de loonsom daalt dit gevolgen heeft voor de hoogte van de subsidie.
Hiervoor is gekozen vanuit de gedachte dat de werkgever met bijvoorbeeld 50% omzetverlies voor 50% zelf de loonkosten kan betalen en voor de overige 50% subsidie nodig heeft. In normale tijden zou een werkgever bij een sterk verminderde omzet personeel laten gaan om de loonkosten in lijn te brengen met de omzet. In de bijzondere situatie van de coronacrisis wil het kabinet de werkgelegenheid echter zo veel mogelijk behouden. Daarom wordt over het deel van de loonkosten dat niet meer met de omzet kan worden betaald met de NOW 1 een aanzienlijk deel, te weten 90%, vergoed.
Een voorbeeld, waarin de loonkosten van de werkgever aanzienlijk dalen2: een werkgever heeft 5 werknemers in januari 2020. De loonsom in januari is voor iedere werknemer 2.000 euro per maand. De totale maandelijkse loonsom is dus 10.000 euro. Op 15 februari 2020 gaat er een werknemer met pensioen en eind februari loopt een tijdelijk contract af dat niet wordt verlengd. Vanaf 1 maart 2020 is de maandelijkse loonsom dus 40% kleiner en bedraagt 6.000 euro. De werkgever heeft NOW 1 aangevraagd voor de periode maart, april en mei 2020. Hij verwacht 50% omzetverlies.
De berekening van de subsidie is als volgt:
De werkgever ontvangt daarvan een voorschot van 80%. Dat is 13.500 * 0.8 = 10.800 euro
De daadwerkelijke loonsom van de werkgever was in de subsidiemaanden lager. Die is in de maanden maart, april en mei 6000*3 = 18.000 euro geweest. Aangezien de werkgever nog de helft van zijn oorspronkelijke omzet heeft, gaat de regeling er vanuit dat de werkgever 30.000*0,5 = 15.000 euro van de loonsom zelf kan financieren. Met de oorspronkelijke omzet kon immers 30.000 euro aan loonkosten worden gefinancierd.
Bij de vaststelling van de subsidie vindt correctie plaats voor de gedaalde loonsom. De nieuwe loonsom wordt van de oude loonsom afgetrokken en vermenigvuldigd met het subsidiepercentage van 90%. Dat is immers het percentage dat is toegepast over het deel van de loonsom waarvoor de omzet was weggevallen.
Het definitieve subsidiebedrag is 13.500–10.800 euro = 2.700 euro. Van de werkgever mag verwacht worden dat hij 15.000 euro (de helft van zijn loonsom van 30.000 euro) zelf kan financieren uit de omzet en van de resterende 3.000 euro wordt dus 2.700 euro (= 90%) gesubsidieerd.
De werkgever heeft een voorschot ontvangen van 10.800 euro, en definitieve subsidie bedraagt 2.700 euro. Dat betekent dat hij 10.800 – 2.700 = 8.100 euro moet terugbetalen.
Klopt het dat dit vooral bij klein(re) ondernemers voorkomt, omdat bij deze groep ondernemers de loonsom in de maanden maart, april en mei 2020 door kleine wijzigingen in het personeelsbestand en de loonstructuur al snel afwijkt van de loonsom van januari 2020?
Veranderingen in de loonsom kunnen voorkomen bij alle werkgevers, groot en klein. Wel is het zo dat indien een werkgever een beperkt aantal werknemers heeft, het vertrek of ontslag van één werknemer een relatief groot effect heeft op de loonsom. Die daalt dan procentueel hard. Overigens is er dan ook sprake van een grote relatieve daling van de salariskosten.
Bent u bekend met het feit dat de loonsom voor veel ondernemers in januari vaak hoger is dan in andere maanden, bijvoorbeeld door overwerk in december of door andere extra uitkeringen?
Ja.
Wat vindt u er van dat ondernemers door deze hogere loonsom in januari, waar ondernemers niet voor konden corrigeren bij de aanvraag van de NOW, gestraft worden met een extra terugbetaling, terwijl zij daar zelf geen invloed op hadden?
De NOW is een eenvoudige en generieke regeling die in recordtempo ontzettend veel werkgevers van steun heeft voorzien en nog steeds voorziet. Daarmee blijft de werkgelegenheid zo veel mogelijk op peil. De maand januari, waarop de verstrekte voorschotten zijn gebaseerd, kan bijvoorbeeld een maand zijn met een relatief hoge loonsom ten opzichte van de rest van het jaar door incidenteel uitgekeerde beloningen. In die gevallen loopt de werkgever een groter risico op vermindering van de subsidie ten opzichte van de berekening in de voorschotfase. Dat komt omdat de loonsom in de periode maart, april en mei logischerwijs lager ligt. De aanname van de NOW-regeling dat met de omzet de loonkosten kunnen worden voldaan is in dat geval niet passend, want de loonkosten lagen eenmalig hoger. Vanwege het generieke karakter van de regeling is het helaas niet mogelijk om voor deze gevallen maatwerk te leveren: het is namelijk niet mogelijk om dergelijke incidentele betalingen uit de loonsom te filteren. Voor de uitbetaling van de 13e maand en vakantiegeld is filtering wel mogelijk aangezien deze door de werkgever apart in de loonaangifte worden verantwoord. UWV corrigeert hier dus standaard voor. Een andere keus dan de maand januari was bij de totstandkoming ook geen optie. Voor een goede weergave van de loonsom was een recente maand in de polisadministratie gewenst. De maand februari was echter nog niet definitief in de loonaangifte, terwijl de maand december ook veel eenmalige uitbetalingen kent.
Ik kan mij goed voorstellen dat waar de systematiek onvoldoende passend is, werkgevers dit als onrechtvaardig ervaren. Indien een werkgever van mening is in principe recht te hebben op de NOW-subsidie kan bezwaar worden aangetekend. In dat geval kan nader worden bekeken of binnen de beperkte uitvoeringsmogelijkheden van NOW-regeling en de bedoeling van de regeling maatwerk geleverd kan worden.
Hoe beoordeelt u het feit dat de terugvordering plus de «boete» grote gevolgen heeft voor (kleine) ondernemers, waardoor hun financiële positie nog verder verslechterd?
Er is geen sprake van een boete. Ik begrijp goed dat het terugbetalen van een deel van het voorschot ondernemers in deze tijd rauw op het dak kan vallen. Daarom hanteert UWV op mijn verzoek ruime terugbetalingstermijnen. In de beschikking die de werkgever over de definitieve subsidie ontvangt wordt de werkgever gewezen op de ruimte terugbetalingstermijnen. De werkgever kan telefonisch contact opnemen met UWV om een meerjarige betalingsregeling af te spreken. Daarnaast heb ik in mijn brief van 22 februari 2021 de Tweede Kamer3 gemeld dat het loket voor het indienen van vaststellingsverzoeken voor de NOW 1 langer open blijft (tot en met 31 oktober). Werkgevers die nog geen vaststellingsaanvraag hebben gedaan kunnen deze ruimte ook benutten om later de definitieve vaststelling aan te vragen, waardoor de eventuele terugbetaling uiteraard ook later aanvangt.
Deelt u de mening dat dit probleem niet weggewuifd kan worden door te wijzen op de grofmazigheid van de regeling, de mogelijkheden van ruimere terugbetaaltermijnen of de mogelijkheid van de gang naar de rechter?
Zoals gezegd is er geen sprake van een extra bedrag dat werkgevers moeten betalen als de loonsom is gedaald.
Bent u daarom bereid een oplossing te bieden aan deze groep, bijvoorbeeld door maatwerk toe te passen? Zo nee, waarom niet?
Nee, zoals gezegd is er geen sprake van terugbetaling van een extra bedrag. Maatwerk toepassen om overuren of bonussen die betaald zijn in januari uit de loonsom te filteren is helaas niet mogelijk. Dan zou UWV ruim 140.000 aanvragen handmatig moeten beoordelen. Daarmee zou de uitvoering van de NOW vastlopen en dat betekent dat werkgevers ook geen voorschot meer kunnen ontvangen voor de resterende tranches van de NOW 3.
Bent u bereid om de terugvordering bij de definitieve vaststelling van de NOW-steun tijdelijk stop te zetten (voor de groep ondernemers met een extra bedrag aan terugvordering), totdat er een passende oplossing voor dit probleem is gevonden?
Nee. Er zijn veel ondernemers die behoefte hebben aan duidelijkheid en graag hun vaststelling ontvangen, zeker wanneer zij nog een nabetaling van UWV verwachten. Door de verlengde openstelling van het loket tot en met 31 oktober 2021 is het voor werkgevers mogelijk om later een vaststellingsaanvraag in te dienen. Daarnaast hanteert UWV ruime terugbetalingstermijnen om werkgevers in staat te stellen omzet te genereren waarmee de teveel verstrekte subsidie kan worden terugbetaald.
Het bericht 'Stop met zonneparken en leg zonnepanelen op daken' |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Bas van 't Wout (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Stop met zonneparken en leg zonnepanelen op daken»?1
Ja.
Klopt het dat er in afgelopen en komende jaren 28 vierkante kilometer aan zonneparken wordt aangelegd?
Ik heb geen inzicht in de exacte hectares aan zonnevelden die zijn voorzien. Omdat zonnepanelen steeds efficiënter worden, zal er de komende jaren steeds minder ruimte nodig zijn om dezelfde hoeveelheid energie op te wekken. Bij de inrichting van een zonneveld wordt echter steeds vaker gekozen om ruimte te laten voor natuur of agrarisch gebruik, waarmee de totale oppervlakte van het zonnepark juist weer groter wordt. Ik heb wel zicht op wat er in de SDE is beschikt maar nog niet gerealiseerd. Op 1 januari 2021 was dit 3.576 MW aan zon-PV in veldopstellingen, aangevuld met 7.217 MW aan zon-PV in dakopstellingen.
Klopt het dat er op slechts tien procent van de bedrijfsdaken in Nederland zonnepanelen liggen?
Begin 2021 was ca. 12% van de bedrijfsdaken met een oppervlakte van 1.000 m2 of meer voorzien van zonnepanelen2. De zon-op-dakprojecten die al wel een SDE-beschikking hebben, maar nog niet zijn gerealiseerd, zitten nog niet in dit cijfer. Het beeld is dat na de voorjaarsronde in 2020 voor ca. 28% van de bedrijfsdaken een SDE-beschikking was. De aanvragen in de najaarsronde van 2020 worden op dit moment nog beoordeeld. Met ingang van de najaarsronde 2020 geldt de SDE++, waarin systemen met eigen verbruik – zoals zon op dak – eerder in aanmerking komen voor subsidie dan systemen zonder eigen gebruik, zoals zon op veld. Hiermee is de verwachting dat het relatieve aandeel zon op dak in de SDE nog verder zal stijgen.
Hoe ziet u deze ontwikkelingen in het licht van de motie van het lid Dik-Faber c.s.over de zonneladder (kamerstuk 32 813, nr. 204), die stelt dat er bij de inpassing van zonne-energie, gebruik moet worden gemaakt van een nationaal afwegingskader, zodat primair onbenutte daken en terreinen worden benut en landbouw en natuur zoveel mogelijk worden ontzien? Deelt u de conclusie dat er op dit moment dus niet gehandeld wordt naar deze zonneladder?
Op dit moment geldt dat het overgrote deel van de in de SDE ondersteunde projecten zon-op-dakprojecten betreft. De verwachting is dat de zonneladder tot een nog betere benutting van de daken leidt. Met ingang van de najaarsronde 2020 is het subsidiebeleid hier ook op aangepast (zie ook het antwoord op vraag3. De zonneladder is tegelijkertijd relatief nieuw. Parken die al staan of nu worden opgeleverd, waren al in ontwikkeling voordat de zonneladder werd opgenomen in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Conform de NOVI dient deze voorkeursvolgorde door provincies en gemeenten te worden gebruikt om af te wegen waar zon-PV het beste kan worden ingepast. Dit proces vindt nu plaats bij het opstellen van de Regionale Energiestrategieën (RES).
Het beeld uit de concept-RES is dat er op dit moment grotendeels wel wordt gehandeld naar de zonneladder. De RES zet namelijk stevig in op zon-PV op daken, langs infrastructuur en op onbenutte restgronden. Wanneer in de RES’en (landbouw)gronden als zoekgebied worden aangewezen, gaat het om zonneparken tot 10 hectare.
Deelt u de mening van de vragensteller dat het, met de schaarse ruimte die Nederland kent, van het grootste belang is dat er zuinig wordt omgegaan met ons landschap en onze landbouwgrond? Deelt u de mening dat het derhalve heel logisch is om eerst daken te gebruiken voor zonnepanelen en pas in laatste instantie weilanden en groen gebied?
Ik deel dat er zuinig omgegaan moet worden met ons landschap en onze landbouwgrond, met de nuancering dat de zonneladder wel een volgordelijkheid in de afweging inhoudt, maar niet in de uitvoering. Het gaat erom dat men in de afweging eerst serieus kijkt naar de mogelijkheden van daken, daarna naar restgronden/multifunctionele terreinen en daarna naar weilanden en groen gebied. Uit die afweging kan echter blijken dat er niet voldoende daken geschikt zijn voor het realiseren van de lokale of regionale klimaatambities, waardoor men kan concluderen dat het ook nodig is om gronden in te zetten, eventueel ook weilanden en groen gebied. De zonneladder sluit locaties daarom niet op voorhand uit, maar geeft een helder afwegingskader waarmee regionaal eerst andere mogelijkheden worden onderzocht, voordat wordt gekeken naar landbouw- of natuurgronden.
Bent u bereid om het advies van Rijksadviseur Veldhuis op te volgen en bij het vormgeven van de energietransitie eerst vol in te zetten op zonnepanelen op daken?
Ik ben het eens met de Rijksadviseur dat het wenselijk is om stevig in te zetten op zon op dak en dat doe ik ook. Aanvullend zet ik ook in op het benutten van de ruimte langs infrastructuur, bijvoorbeeld met het programma Opwek Energie op Rijksgronden (Kamerstuk 32 813, nr. 630). Echter, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5, kan het in een gebied – na een zorgvuldige afweging – blijken dat zon-PV ook op andere gronden nodig is om de gestelde klimaatdoelen te halen. Dit blijft primair een regionale afweging in de RES’en. De SDE sluit hierop aan. Daarom ben ik niet voornemens om, zoals de Rijksadviseur aanbeveelt, het subsidiebeleid te wijzigen.
Ik vind het wel van belang dat we goed in de gaten houden hoe de zonneladder in de praktijk wordt toegepast. Net als voor de concept-RES zal het PBL daarom een analyse maken van de RES 1.0 en zal uw Kamer eind dit jaar worden geïnformeerd over hoe de gehanteerde regionale invulling van de zonneladder zich verhoudt tot de voorkeursvolgorde zoals vastgelegd in de NOVI.
Deelt u de opvatting dat de huidige SDE+-toekenningsvoorwaarden de verkeerde economische prikkel geven, door het zetten van zonneparken op weilanden economisch aantrekkelijker te maken dan het investeren in zon op dak?
Nee, ik deel deze opvatting niet. Zoals eerder aangegeven (Kamerstuk 31 239, nr. 312), geldt in de SDE++ dat de relatieve rangschikking van systemen met eigen verbruik is verbeterd ten opzichte van systemen zonder eigen verbruik. Dak-gebonden systemen komen daardoor eerder voor subsidie in aanmerking dan grondgebonden systemen. Met het huidige beleid zijn zonneparken op weilanden dus niet economisch aantrekkelijker dan zon-op-dak.
Welke actie gaat u ondernemen om deze verkeerde prikkel weg te nemen en het plaatsen van zonnepanelen aantrekkelijker te maken voor investeerders en energiecooperaties?
Naast de verbeterde rangschikking in de SDE++ wordt zon op dak op diverse manieren gestimuleerd. Zo dient nieuwbouw per 1 januari 2021 te voldoen aan de eisen voor bijna energie-neutrale gebouwen (BENG). Hieronder valt een minimaal aandeel hernieuwbare energie. Om richting energieneutraliteit te komen, zal in de praktijk vaak zon op dak worden toegepast voor het benodigde aandeel hernieuwbare energie.
Voor nieuwe gebouwen die buiten de BENG vallen, zoals industriegebouwen, en voor bestaande gebouwen zonder zon-PV heeft de Minister van BZK een wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl – opvolger van het Bouwbesluit 2012 onder de Omgevingswet) in consultatie gebracht. Hiermee krijgen gemeenten de bevoegdheid om maatwerk toe te passen, waarmee kan worden bepaald dat een dak duurzaam moet worden gebruikt voor de opwek van hernieuwbare energie (met zon-PV) of klimaatadaptatie (bijvoorbeeld een groen dak). De gemeente kan hierbij gebiedsgericht differentiëren. De reden om hier voor lokaal maatwerk te kiezen en niet voor een generieke eis, is om deze keuze samen te laten gaan met lokale wensen en regionaal ruimtelijk beleid. Dit voorstel zal later dit voorjaar worden voorgehangen bij uw Kamer.
Met de BENG-eisen voor nieuwbouw en de voorgenomen wijziging in het Bbl wordt naar verwachting het grootste deel van het nieuw te bouwen dakoppervlak in Nederland voorzien van zon-PV voor in ieder geval het eigen verbruik en is de constructie dus per definitie hiervoor geschikt.
De Minister van BZK en ik zijn voorts voornemens om – voor de zomer – samen met de sector in beeld te brengen of het huidige wettelijk kader, met bovengenoemde wijziging van het Bbl, voldoende prikkels bevat voor volledige benutting van nieuwe en bestaande daken, dus verder dan de eigen energiebehoefte van het onderliggende gebouw, en in hoeverre hier nog aanvullende kansen liggen (bijvoorbeeld ook voor energiecoöperaties). Hierbij zal ook worden gekeken naar andere wettelijke kaders, zoals regelgeving in het energiedomein.
Bent u bereid het bouwbesluit aan te passen zodat alle nieuwe bedrijfsgebouwen en maatschappelijk vastgoed een dakconstructie hebben die geschikt is voor een groen dak en/of zonnepanelen?
Zie antwoord vraag 8.
Hebben gemeenten volgens u voldoende ruimtelijke instrumenten in handen om te regelen dat zonnepanelen vooral op daken worden gelegd en pas in laatste instantie op weilanden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Decentrale overheden staan zelf aan de lat voor hun Omgevingsvisies, waarin – in samenhang met de RES – kan worden opgenomen waar de opwek van hernieuwbare energie voorzien wordt. Daarvoor geldt de NOVI – en dus de zonneladder – in principe als kader. Soms worden aanvullende keuzes gemaakt, waarbij enkele provincies bijvoorbeeld zon op landbouwgrond (tijdelijk) uitsluiten. Ik ben van mening dat dit het resultaat kan zijn van een regionale afweging en die respecteer ik, mits de afgesproken klimaatdoelen worden gerealiseerd. De onder vraag 8/9 genoemde wijzigingen van het Bbl betreft een bevoegdheid waarmee gemeenten met maatwerk verplichtingen kunnen stellen aan daken. In de praktijk kan hierbij bijvoorbeeld gedacht worden aan een «dakenplan» in de RES, waarbij de RES-partners gezamenlijk uitzoeken voor welke daken dit proportioneel zou zijn en hier vervolgens over in gesprek gaan om het plan te realiseren.
De Puppy Express |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de website «Puppy-Express.nl», waarbij consumenten een (ras)puppy kunnen laten thuisbezorgen?1
Ja. De «Puppy-Express.nl» is een campagne geweest van House of Animals om aandacht te vragen voor verkoopmethoden waarbij de hond gezien wordt als een levend product en om kopers te wijzen op de risico’s voor het dier.
Vindt u het wenselijk dat het wettelijk mogelijk is om gezelschapsdieren, zonder dat koper de verkoper en het gezelschapsdier in levenden lijve heeft gezien, aan te schaffen?
De mogelijkheid van het kopen van een hond zonder de verkoper en het gezelschapsdier in levenden lijve te hebben gezien, hoeft als zodanig niet problematisch te zijn. Ook wanneer de koper de verkoper en de hond niet heeft gezien, kan de hond onder de juiste omstandigheden zijn gehouden en kan de hond fysiek en mentaal gezond zijn. Daartegenover staat dat als de koper de verkoper en de hond wel heeft gezien, het nog steeds zo kan zijn dat de hond niet onder de juiste omstandigheden wordt gehouden en de hond fysiek en mentaal juist niet gezond is. In beide gevallen kunnen de dieren door slechte huisvesting en verzorging ziek zijn en door onjuiste socialisatie de rest van hun leven last hebben van mentale problemen zoals angsten of agressiviteit.
Het is daarom in alle gevallen van belang dat mensen zich goed oriënteren alvorens ze een hond aanschaffen. Er is voldoende informatie te vinden over waar op gelet moet worden bij de aanschaf van een hond. Deze informatie is te vinden op onder andere de websites van de Dierenbescherming, het Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren (LICG) en de Hondenbescherming.
Bent u het ermee eens dat een hond een levend wezen is met een intrinsieke waarde, en niet een soort pizza die je aan huis bestelt als je een keer trek hebt en vindt u dat de verkoopmethode van «Puppy-Express.nl» recht doet aan de intrinsieke waarde van het dier?
Ik beschouw een hond, net als alle andere dieren, als een levend wezen met een intrinsieke waarde. In artikel 1.3, eerste lid, van de Wet dieren is de erkenning van de intrinsieke waarde van dieren vastgelegd.
Het houden van een hond brengt verplichtingen met zich mee, waardoor de aankoop van een hond door potentiële kopers zorgvuldig overwogen moet worden. Elke verkoopmethode waarbij geen rekening wordt gehouden met deze intrinsieke waarde en met de fysieke en mentale gezondheid van het dier, keur ik af.
Ziet u risico's voor het welzijn van de dieren bij deze verkoopmethode? Zo ja, welke?
Aan het houden en aanbieden van honden zonder rekening te houden met de intrinsieke waarde van de dieren kleven risico’s op het ontstaan van ernstige fysieke en mentale gezondheidsproblemen voor het dier op zowel de korte maar ook zeker op de lange termijn. De dieren kunnen allerlei ziektes met zich mee dragen. Daarnaast kunnen de dieren door onjuiste socialisatie de rest van hun leven last hebben van mentale problemen zoals angsten of agressiviteit.
Bent u het ermee eens dat een van de risico’s van deze verkoopmethode het vaststellen van de leeftijd van de koper is, die minimaal zestien jaar oud moet zijn? Zo ja, hoe kunnen deze risico’s worden gemitigeerd?
Nee, aan deze verkoopmethode kleven niet meer risico’s met betrekking tot het vaststellen van de leeftijd van de koper dan bij andere verkoopmethoden. De verkopende partij zal ook bij een andere verkoopmethode zich te allen tijde moeten vergewissen dat de koper ouder is dan 16 jaar. Het risico van deze verkoopmethode is daarbij niet zozeer gelegen in het niet kunnen vaststellen van de leeftijd van de koper, maar in het risico op aantasting van de fysieke en mentale gezondheid van de hond doordat de houder niet geschikt is om de hond te houden.
Op welke manier vinden controles plaats bij deze verkoopmethode op het voldoende regelen van de informatievoorziening over de gezondheidsstatus en verzorging van het dier?
Ook bij dit soort verkoopmethoden zal de toezichthouder tijdens inspecties nagaan of de verkoper voldoet aan de geldende wet- en regelgeving zoals het Besluit houders van dieren. Daaronder valt dus ook dat de verkoper moet kunnen aantonen aan de inspecteur dat alle relevante informatie verstrekt wordt met betrekking tot de gezondheidsstatus en verzorging van het gezelschapsdier.
Op welke manier vinden controles plaats bij deze verkoopmethode op het in orde zijn van de herkomst en huisvesting van de verkochte dieren?
Ook bij dit soort verkoopmethoden zal de toezichthouder tijdens inspecties, veelal naar aanleiding van meldingen, nagaan of de verkoper voldoet aan de geldende wet- en regelgeving zoals het Besluit houders van dieren. Hier vallen ook inspecties onder van de locatie waar de dieren gehouden worden. Tijdens deze controles wordt ook gekeken naar de herkomst (door middel van controles in de databanken van Traces (het Europese handelscontrole en expertsysteem) en het identificatie en registratiesysteem van honden) en naar de huisvesting van de dieren.
Zijn deze controles voor deze specifieke website reeds uitgevoerd? Zo nee, waarom niet?
Er zijn 40 meldingen binnengekomen over de website «Puppy-Express.nl».
Lopende de beoordeling van de meldingen en onderzoek naar de website bleek dat dit een campagne was van House of Animals gericht op bewustwording van potentiële kopers. Er zijn geen dieren daadwerkelijk verhandeld.
Klopt het dat bij «Puppy-Express.nl» de informatie over het bedrijf, zoals de contactgegevens (naam, adres en telefoonnummer), het KvK- en btw-nummer, informatie over de bestelling, de betaling, de verzending, het retourneren en de garantie niet voldoende weergegeven zijn voordat overgegaan wordt tot het sluiten van de koop?
Ja, dat klopt.
Is hierover door controlerende instanties reeds een waarschuwing uitgegeven? Zo nee, waarom niet?
Nee, omdat lopende de beoordeling bleek dat de website een onderdeel van een campagne was. Er zijn geen dieren daadwerkelijk verhandeld
Kent u meerdere voorbeelden van websites zoals «Puppy-Express.nl»? Zo ja, hoeveel van dit soort websites staan er in Nederland geregistreerd of zijn actief en hoeveel van deze bedrijven zijn gestart sinds de start van de coronacrisis?
Nee, er zijn geen andere bezorgwebsites bekend zoals de Puppy-Express.nl. Er zijn wel handelaren bekend die vanwege de coronacrisis via hun website, of websites als Marktplaats, puppy’s aanbieden die vervolgens aan huis kunnen worden bezorgd.
Deelt u de zorg dat er sinds de start van de coronacrisis een ongekend hoge vraag naar huisdieren is en dat een deel daarvan mogelijk impulsaankopen betreft, waardoor er straks meer dieren in het asiel belanden? Zo ja, hebt u stappen ondernomen of bent u bereid stappen te ondernemen om bij te dragen aan de bewustwording dat een huisdier een intrinsieke waarde heeft en niet zomaar gekocht of teruggebracht kan worden?
Ik deel de zorg dat een aantal kopers een hond heeft aangeschaft uit een impuls zonder zich daarbij zich te realiseren dat de aanschaf van een hond ook een grote verantwoordelijkheid met zich meebrengt. Goede zorg voor huisdieren is belangrijk voor de intrinsieke waarde van het dier.
De NVWA is op verschillende platformen actief om de bewustwording rondom het aanschaffen van een hond te vergroten. Via de NVWA-website, social media (Twitter, LinkedIn, Facebook en Instagram), en via medewerking aan een reportage door NOSstories, is de NVWA actief in berichtgeving over de aanschaf van een hond en waarop gelet dient te worden. Ook op de website van de Dierenbescherming, het LICG en de Hondenbescherming is de nodige informatie te vinden.
Ik ben ook aan het onderzoeken of en hoe een verplichte bedenktijd voor de aanschaf van huisdieren bij kan dragen aan het terugdringen van het aantal impulsaankopen van dieren, mede ter uitvoering van uw motie (Kamerstuk 28 286, nr. 1009). Als dit is afgerond, wordt uw Kamer hierover bericht
Klopt het dat sinds de uitbraak van de coronacrisis een grote toename zichtbaar is van de illegale puppyhandel, waardoor veel ongezonde dieren worden verhandeld en klopt het dat een groot aantal van deze aankopen via Marktplaats geschiedt? Indien dit klopt, heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) de inspanningen op Marktplaats uitgebreid? Zo nee, waarom niet en worden er andere stappen gezet om deze zorgelijke trend aan te pakken?2
In het jaar 2020 is een groter aantal importen geregistreerd in de centrale database van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) dan de voorgaande jaren. In de jaren 2017, 2018 en 2019 is er een continue stijging te zien, toen zijn er respectievelijk 28.554, 30.279 en 31.022 honden geïmporteerd, terwijl dit in 2020 ongeveer 39.393 honden betrof. De RVO database betreft een dynamisch register.
Internettoezicht op handel van honden en katten op Marktplaats is gestart in 2020. In navolging van mijn toezegging tijdens het AO van 29 september 2020 kan ik u informeren dat de NVWA met Marktplaats afspraken heeft gemaakt. Marktplaats wijst kopers er actief op waarop ze moeten letten bij de aanschaf van een hond. Daarnaast informeert Marktplaats ook verkopers op de geldende verplichtingen tijdens het plaatsen van een advertentie. Op deze wijze wordt er vooral preventief opgetreden.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het gebruik van bouwpuin vervuild met plastic voor wandelpaden |
|
Frank Wassenberg (PvdD), Eva van Esch (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Staatsbosbeheer stort met plastic vervuild bouwpuin in natuurgebieden»?1
Ja.
Hoeveel ton recyclingsgranulaat wordt er jaarlijks in Nederlandse natuur- of bospaden verwerkt en hoeveel ton plastic, ijzerdraad, rubber, gips of andere vormen van verontreiniging bevat dit?
Op landelijk niveau bestaat hierin geen inzicht. Op het toepassen van recyclinggranulaat als bouwstof rust geen meldingsplicht.
Kunt u garanderen dat er geen schadelijke stoffen, zoals asbest of lood, in het bouwmateriaal (recyclingsgranulaat) zitten?
Een producent dient middels een NL-SBS certificaat aan te tonen dat wordt voldaan aan de gestelde milieueisen uit de Bodemregelgeving. Hier zijn ook normen voor asbest en lood opgenomen. De wijze van systeemtoezicht is beschreven in de inleiding.
Kunt u bevestigen dat het storten (in de natuur) van vermalen bouwafval met daarin plastic en andere soorten verontreiniging geen onderdeel is van de circulaire economie?
In een circulaire economie willen we materialen zo lang mogelijk in de materiaalkringloop houden. Daar is het beleid ook op gericht. Kunststof materialen worden zo hoogwaardig mogelijk hergebruikt. De verontreinigingen met plastic in recyclinggranulaat is inherent aanwezig in het bouw- en sloopafval. Denk bijvoorbeeld aan ingefreesde leidingen. Dit is niet vooraf te scheiden en hoogwaardig te verwerken. Verwerkende bedrijven maken deze stroom na vermalen zo schoon mogelijk, zodat het recyclinggranulaat aan de gestelde normen voldoet. Recyclinggranulaat omvat 30% van de totale jaarlijkse Nederlandse afvalstroom en kent meerdere toepassingsgebieden waarbij het granulaat vaak is afgedekt, in- of opgesloten. De belangrijkste toepassing is funderingsmateriaal onder wegen waarmee primaire grondstoffen worden uitgespaard. Ik wil daarbij wel kijken of ik voor recyclinggranulaat de verontreinigingen met plastic beter kan reguleren. Hier kom ik eind van het jaar op terug.
Wat is de stand van zaken en de mogelijke uitkomst van het onderzoek naar microplastics in de natuur en bosgebieden?
Er is mij geen onderzoek bekend naar microplastics in natuur- en bosgebieden. Wel laat ik het RIVM onderzoek doen naar microplastics in de bodem. De bevindingen van dit onderzoek verwacht ik in het eerste kwartaal van 2022.
Deelt u de mening dat elke vorm van plasticvervuiling in de natuur voorkomen moet worden?
Ja, waar mogelijk moet plasticvervuiling zoveel mogelijk voorkomen worden.
Daar zet het kabinet vol op in, bijvoorbeeld door het verbod op gratis plastic tasjes, de implementatie van de Single Use Plastics richtlijn en het invoeren van statiegeld op kleine flesjes en blikjes.
Onderschrijft u dat het maken van strengere afspraken met aannemers, zoals Staatsbosbeheer voorstelt, niet de gewenste route is, omdat vervuilende stoffen dan nog steeds in ons leefmilieu komen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om het gebruik van recyclingsgranulaat met vervuilende stoffen voor paden in natuurgebieden en open landschappen te verbieden?2
Voor recyclinggranulaat ga ik onderzoeken of ik de verontreinigingen met plastic beter kan reguleren. Omdat hier enige tijd overheen zal gaan en er nu juist door Staatsbosbeheer initiatieven worden ontplooid om met andere partijen in de keten in gesprek te gaan om de haalbaarheid van alternatieven voor menggranulaat te onderzoeken, wil ik dat initiatief ondersteunen en bezien of we met deze partijen tot afspraken kunnen komen.
Beaamt u dat de overheid en andere terreinbeheerders, zoals waterschappen, gemeentes, provincies en natuurbeschermingsorganisaties een voorbeeldfunctie hebben om (zwerf)afval en de verspreiding van microplastics te voorkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om te onderzoeken welke lokale en natuurvriendelijke materialen ingezet kunnen worden voor natuurpaden?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht ‘Zorg om banden RUG en China: hoogleraar mag imago China niet beschadigen’ |
|
Dennis Wiersma (VVD) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Zorgen om banden RUG en China: hoogleraar mag imago China niet beschadigen»?1
Ja
Klopt het dat een hoogleraar «Chinese taal en Cultuur» aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) contractueel verboden wordt om het «imago van China te beschadigen»? Zo ja, wat houdt dat precies in?
Nee, dat klopt niet helemaal. De bepaling is te vinden in de -door NOS openbaar gemaakte- overeenkomst tussen de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en Confucius Institute Headquarters (Hanban) over het instellen van een leerstoel Chinese Taal en Cultuur bij de Faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteit Groningen. Deze overeenkomst bevat enkele ontbindende bepalingen, waaronder de bepaling met betrekking tot ernstige schendingen van Chinese wet- en regelgeving en het ernstig schaden van het imago van China. Als zo’n situatie zich voordoet, behoudt Hanban zich het recht voor de overeenkomst te beëindigen. Dat houdt in dat Hanban niet langer meebetaalt aan de leerstoel. Het laat de arbeidsovereenkomst tussen de Rijksuniversiteit Groningen en de hoogleraar in kwestie onverlet.
Klopt het eveneens dat de hoogleraar in dienst is bij de RUG, maar dat zijn salaris voor de helft betaald wordt door het Groningen Confucius Instituut?
Ja, het klopt dat de hoogleraar in dienst is bij de RUG. Zijn salaris wordt anders dan de vraag suggereert volledig door de RUG betaald. De RUG ontving, op grond van de hiervoor genoemde overeenkomst met de Hanban, gedurende vijf jaar een bijdrage van de Hanban voor de kosten samenhangend met de leerstoel Chinese Taal en Cultuur bij de Letterenfaculteit. De RUG geeft desgevraagd aan dat de overeenkomst met Hanban over de leerstoel in 2016 in werking is getreden voor een periode van 5 jaar en dat dit jaar dus moet worden besloten over de verlenging ervan. Bij het gesprek dat mijn ministerie met de RUG voerde, liet de RUG weten de overeenkomst met Hanban niet te willen verlengen. Daarmee zal de overeenkomst met betrekking tot de leerstoel nog dit jaar komen te vervallen.
Klopt het dat al sinds 2014 deze voorwaarden in het contract golden? Sinds wanneer was u hiervan op de hoogte? Wat heeft u gedaan toen u hiervan op de hoogte werd gesteld?
Blijkens de door NOS openbaar gemaakte overeenkomst tussen de RUG en Hanban gelden de voorwaarden al sinds 2014. Over de constructie rond deze leerstoel heb ik uw Kamer geïnformeerd, o.a. in antwoord op vragen van de leden Rog en Van der Molen van 4 februari 2019.
Het onderzoek van Clingendael, resulterend in het rapport «China’s invloed op onderwijs in Nederland», was voor mij aanleiding om, in lijn met de aanbevelingen uit dat rapport, het gesprek aan te gaan met de betrokken instellingen in Groningen en Maastricht. Dat heb ik uw Kamer gemeld in de Kamerbrief over de samenwerking met China.2
Bent u van mening dat de academische vrijheid door dit soort overeenkomsten onder druk komt te staan? Zo ja, wat gaat u hier actief tegen doen? Zo nee, waarom niet?
In algemene zin is het zo dat het aan de instellingen is om overeenkomsten met derde partijen, binnenlands en buitenlands, te sluiten. Dat valt binnen hun wettelijk verankerde autonomie. Daarbij dienen zij academische grondbeginselen, zoals de eveneens wettelijk verankerde academische vrijheid, goed te borgen.
Laat ik vooropstellen dat met academische vrijheid nooit gemarchandeerd mag worden. Instellingen hebben de wettelijke taak om de academische vrijheid van onderzoekers, docenten en studenten te borgen. Dat omvat alle aspecten van het onderwijs en onderzoek en vraagt dus ook de nodige zorgvuldigheid bij het aangaan van contracten.
Het onderwerp heeft mijn volle aandacht. Onlangs is de ronde gesprekken met de universiteiten afgerond over het belang van kennisveiligheid en het tegengaan van ongewenste kennisoverdracht en ongewenste beïnvloeding. Deze gesprekken hadden mede tot doel het bewustzijn bij instellingen te verhogen en te spreken over mogelijke handelingsperspectieven.
Het vergroten van het bewustzijn is een van de maatregelen die het kabinet neemt om de kennisveiligheid verder te vergroten, zoals ik in mijn Kamerbrief over kennisveiligheid3 heb aangegeven. Het maken van bestuurlijke afspraken met de instellingen om kennisveiligheid te borgen is ook een van de aangekondigde maatregelen. Het beschermen van academische vrijheid en het tegengaan van ongewenste beïnvloeding zijn daar een onderdeel van.
In de tussentijd blijf ik met instellingen in gesprek, zo ook met de RUG. Een bepaling zoals de in het betreffende contract genoemde, zou indirect kunnen leiden tot een (gevoelde/ervaren) druk bij de betrokkenen om geen dingen te doen die de cofinanciering in gevaar kunnen brengen en kan daarmee resulteren in vormen van (zelf)censuur. Dat is onwenselijk. Deze boodschap is overgebracht bij het gesprek dat mijn ministerie met de RUG heeft gevoerd. Zoals hierboven aangegeven, zal de RUG afzien van verlenging van de overeenkomst met betrekking tot de leerstoel.
In hoeverre komt uw wens, uit uw Kamerbrief over samenwerking met China op het gebied van onderwijs en wetenschap, dat «de vrijheid van meningsuiting een fundamenteel onderdeel van de Nederlandse samenleving en daarmee ook van het Nederlandse onderwijs- en onderzoekssysteem»2, overeen met de constatering dat een hoogleraar in dienst bij een Nederlandse universiteit het contractueel verboden wordt om «het imago van China» te beschadigen?
Zie het antwoord op vraag 5.
Waarom bent u pas bereid om in gesprek te gaan met de Rijksuniversiteit Groningen nadat deze overeenkomst in het nieuws is gebracht door NOS, aangezien de RUG heeft verklaard dat u allang op de hoogte was van deze casus?3
Het gesprek met de RUG over het Confucius Instituut stond al gepland voordat de NOS de genoemde overeenkomst in het nieuws bracht, conform de toezegging uit de Kamerbrief over de samenwerking met China.6
Klopt de constatering van Rob de Wijk, hoogleraar internationale relaties en veiligheid aan de Universiteit Leiden, dat dit soort overeenkomsten niet sporen met academische vrijheid? En dat wat het Confucius Instituut doet is onder het mom van taal en cultuuronderwijs de officiële visie van de Chinese Communistische partij uitdragen? Zo ja, op welke manier gaat u dit op korte termijn beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Zie ook het antwoord op vraag 5. In het Clingendaelrapport geven de onderzoekers aan dat er «geen aanwijzingen zijn dat er politieke beïnvloeding plaatsvindt via de Confucius Instituten tijdens lessen in het hoger onderwijs in Nederland of via de door het Confucius Instituut Groningen gesponsorde Leerstoel aan de RUG.»7 Het Clingendaelrapport geeft wel aan dat «niettemin een voortdurende alertheid op en actieve preventie van politieke beïnvloeding door Confucius Instituten wenselijk is.» De onderzoekers bevelen op basis van hun bevindingen aan de transparantie van de Confucius Instituten te bevorderen en eventueel los te koppelen van de Nederlandse kennisinstellingen. Zoals aangekondigd in mijn Chinabrief, bekijk ik met de betreffende kennisinstellingen op welke manier vervolg kan worden gegeven aan deze aanbevelingen, waarbij ik de optie van het loskoppelen nadrukkelijk zal meenemen.
In algemene zin wordt in het recent door AIVD, MIVD en NCTV uitgebrachte Dreigingsbeeld Statelijke Actoren ook benoemd dat wetenschap en kennisinstellingen worden beschouwd als doelwit van statelijke actoren ter beïnvloeding van meningen en publicaties.
Deelt u de mening dat buitenlandse beïnvloeding binnen onze hoger onderwijsinstellingen te allen tijden moet worden tegengegaan? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om dat in deze casus zo snel als mogelijk een halt toe te roepen?
Ja, ik deel de mening dat ongewenste beïnvloeding zoals ik die beschreven heb in mijn Kamerbrief over kennisveiligheid, moet worden tegengegaan. De stappen die ik daartoe ga zetten heb ik in de Kamerbrief toegelicht. Daarnaast ben ik met de RUG in gesprek over de relatie met het Confucius Instituut Groningen, zoals ik dat heb aangekondigd in de Kamerbrief over samenwerking met China.8
Het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren benoemt overigens dat er ook legitieme beïnvloedingsactiviteiten bestaan, zoals public affairs activiteiten van buitenlandse ambassades in Nederland. Vaak is er echter sprake van een grijs gebied waarin landen meer doen dan het aantrekken of overhalen van partners. Alleen de beïnvloeding die onwenselijk en/of illegaal is moet in die zin worden tegengegaan.9
Het naleven van de Europese privacyregels van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) bij (uitvoerings)instanties |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het het bericht «440.000 euro boete voor OLVG vanwege onvoldoende beveiliging medische dossiers»?1
Ja.
Bent u bekend met de nog niet beantwoorde schriftelijke vragen van het lid Verhoeven over het niet naleven van de wet en het grootschalig onrechtmatig verzamelen van persoonsgegevens door overheidsinstanties zoals de Belastingdienst, het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), de politie, Defensie, de Inlichtingendiensten en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)?2
Deze vragen zijn bij brief van 9 april 2021, met kenmerk 2021Z00730, beantwoord.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) voert diverse wettelijke taken uit. Voor de uitvoering van deze taken is het noodzakelijk om persoonsgegevens van met name onderwijsdeelnemers, inburgeraars en burgers met een uitstaande studielening te verwerken. De bescherming van die persoonsgegevens staat voor DUO buiten kijf. Met de opdrachtgevende beleidsdepartementen werkt DUO voortdurend samen om te zorgen dat de uitvoering van privacywet- en regelgeving wordt nageleefd. Eind 2016 is DUO gestart met een project om de organisatie per 25 mei 2018 in control te laten zijn ten aanzien van de AVG. Het project is eind 2018 afgerond en de resultaten zijn geïmplementeerd in de dagelijkse uitvoering. DUO is ten aanzien van de privacywetgeving in control op basis van een risicogerichte aanpak en weet wat er gebeuren moet om aan de regels te voldoen. Naleving van de AVG vraagt voortdurend aandacht en inspanning van zowel de eigen organisatie als de opdrachtgevende departementen. Een voorbeeld hiervan is de aanpassing van de wetgeving omtrent het register onderwijsdeelnemers.3
DUO verricht deze inspanning ook door de processen in de uitvoering regelmatig te herijken op basis van interne en externe signalen. DUO werkt daarbij constructief samen met externe toezichthouders zoals de Autoriteit Persoonsgegevens, de Algemene Rekenkamer en de Audit Dienst Rijk. Daarnaast heeft DUO de afgelopen jaren geïnvesteerd in mensen en middelen om de continue aandacht voor en de ontwikkeling van compliancy aan wet- en regelgeving te borgen. DUO heeft daartoe een privacyorganisatie ingericht en heeft invulling gegeven aan vereisten van de AVG zoals het in dienst hebben van een functionaris gegevensbescherming als interne toezichthouder, het bijhouden van een verwerkingsregister, het melden van datalekken, een Data Protection Impact Assessmentproces en het waarborgen van de rechten van betrokkenen.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) handelt overeenkomstig de beginselen van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn formeel vastgelegd in het privacybeleid en in privacyprocessen. Het CBR heeft een functionaris gegevensbescherming die adviseert over en toezicht houdt op de toepassing en naleving van de AVG. Deze functionaris rapporteert rechtstreeks aan de directie. Daarnaast wordt de organisatie ondersteund door een privacyofficer en vijf informatiemanagers die adviseren over en uitvoering geven aan de processen rondom privacy.
In het privacystatement informeert het CBR de betrokkene over de gegevensverwerking. Een betrokkene kan een beroep doen op het recht van inzage, vernietiging en rectificatie. Verzoeken worden centraal afgehandeld en de betrokkene ontvangt een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit. De verwerkingen zijn opgenomen in een register van verwerking. Om de compleetheid en actualiteit van het register te borgen zijn de benodigde processen ingericht. Het CBR heeft op alle verwerkingen die mogelijk een hoog privacyrisico opleveren voor de betrokkene een Data Protection Impact Assessment (DPIA) uitgevoerd. Om te borgen dat voor nieuwe verwerkingen die mogelijk een hoog privacyrisico opleveren een DPIA wordt uitgevoerd, zijn processen ingericht. Ook als de verwerking minder risicovol is, wordt deze getoetst aan de beginselen uit de AVG.
De privacyrisico’s worden opgenomen in een risicoregister en over de opvolging van maatregelen wordt periodiek aan de directie gerapporteerd. Ook bewustwording onder medewerkers heeft de continue aandacht. Door middel van e-learning, training en gerichte bewustwordingscampagnes wordt de aandacht voor de privacybescherming van klanten onder medewerkers levend gehouden.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie de Sociale Verzekeringsbank (SVB) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Sociale Verzekeringsbank (SVB) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De SVB heeft binnen haar organisatie een privacystelsel met privacyofficers, een functionaris gegevensbescherming (FG) en privacybeleid ingesteld. Twee processen zijn nog in ontwikkeling en dit is aan uw Kamer gemeld in de stand van de uitvoering van juli 2018. Het betreft: 1) het «pseudonimiseren van testdata» en 2) «het bewaren en vernietigen van persoonsgegevens in data van applicaties en in ongestructureerde data». Het voorgaande heeft onder meer te maken met de implementatie van een nieuw Document Management Systeem en met de overgang van testfase naar het in productie nemen van vernietigingsfunctionaliteiten in de systemen van de primaire processen van de SVB.
De SVB voert op verzoek van het Ministerie van SZW enkele verwerkingen in het kader van dienstverlening uit op basis van de verwerkingsgrondslag toestemming. De SVB waarborgt in deze gevallen dat de toestemming kan worden beschouwd als een vrije, specifieke, geïnformeerde en ondubbelzinnige wilsuiting. Daar waar twijfel kan ontstaan of de grondslag toestemming voldoende is, zal voor de SVB een wettelijke grondslag gecreëerd worden.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Stichting Inlichtingenbureau persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Het Inlichtingenbureau verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Translink persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Translink verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De reiziger wordt via het privacystatement geïnformeerd over welke gegevens worden opgeslagen en kunnen worden gedeeld met andere partijen. Conform de eisen van de AVG heeft Translink het privacystatement gepubliceerd op zijn website.
Translink heeft privacyfunctionarissen aangesteld die toezicht houden op de naleving van de AVG in de organisatie. Er is een verwerkingsregister opgesteld met daarin benoemd de verwerking van gegevens waar Translink verantwoordelijk voor is. Tevens is een protocol voor het melden van datalekken. Nieuwe ontwikkelingen waarbij persoonsgegevens worden verwerkt, worden onderworpen aan een Data Protection Impact Assessment. Het privacybeleid wordt daarnaast jaarlijks besproken met de directie.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Rijksdienst Wegverkeer (RDW) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Dienst Wegverkeer (RDW) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Er is binnen de RDW een goed functionerende privacyorganisatie ingericht, bestaande uit een team van privacyprofessionals, waaronder een functionaris gegevensbescherming. Samen dragen zij er zorg voor dat zorgvuldig wordt omgegaan met persoonsgegevens. Vast element in de werkwijze van de RDW is het periodiek onderwerpen van verwerkingen aan privacyquickscans en Data Protection Impact Assessments om ervoor te zorgen dat de AVG wordt nageleefd. Er is in de organisatie structureel aandacht voor privacy en transparantie. De rechten van burgers op inzage van eigen gegevens wordt gewaarborgd en gefaciliteerd door bijvoorbeeld het vergemakkelijken van het inzagerecht middels een burgerportaal.
De RDW laat jaarlijks een onderzoek uitvoeren door een onafhankelijke externe organisatie om vast te stellen of de RDW (nog steeds) voldoet aan de wettelijke privacyregelgeving. Deze externe organisatie heeft recent voor het Basiskentekenregister (BKR), het Centrale Rijbewijzen en Bromfietscertificatenregister (CRB) en het Nationaal Parkeer Register (NPR) geoordeeld dat de RDW opnieuw het keurmerk «Privacy-audit-proof» zal worden verstrekt.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Hiertoe heeft de IND de normen uit de AVG geïmplementeerd met een Privacy Compliance Programma (PCP). Resultaat van dit PCP is een ingericht Privacy Compliance Raamwerk om de normen uit de AVG structureel en in overeenstemming met de governance in de bedrijfsvoering van de IND te borgen. Daarbij is het voldoen aan de AVG, net zoals het voldoen aan veel andere verordeningen en wetten, een doorlopend proces waar de IND iedere dag mee bezig is. De IND is zich ervan bewust dat door de combinatie van reikwijdte van dit proces en menselijk handelen zich continu risico’s kunnen voordoen. De IND stelt echter alles in het werk om de risico’s daarop te beheersen, onder meer door daar via het Raamwerk zicht op te houden en adequate maatregelen te nemen.
Om ook binnen het primaire processysteem van de IND, INDiGO, te voldoen aan de eisen gesteld door de AVG, is een programma Toegang gestart. Dit programma is eind 2021 afgerond, waarna ook alle technische maatregelen zijn afgerond.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Voor de uitvoering van onze wettelijke taken en overeengekomen doelen verzamelt de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) persoonsgegevens van in- en externe medewerkers, justitiabelen, bezoekers en personen die bijvoorbeeld incidentele werkzaamheden verrichten in de gebouwen van de DJI. De persoonsgegevens, behoudens die van justitiabelen, worden verzameld en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Persoonsgegevens van justitiabelen worden verwerkt conform de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
Het borgen van privacy in een organisatie is een continu, cyclisch proces van signaleren, acteren en evalueren. Een organisatie is in control als deze wijze van privacyborging structureel is ingebed in een organisatie. Dat is ook wat de AVG van organisaties vraagt. Bij DJI is dat het geval. DJI is in control ten aanzien van de AVG en de andere vigerende privacywetten, omdat DJI risico's en tekortkomingen monitort en opneemt in een zogenaamde privacyroadmap. Met deze roadmap worden de relevante acties ten aanzien van privacy geprioriteerd en krijgen ze de juiste opvolging in de organisatie. In dat verband zijn bij DJI in de afgelopen jaren zo’n 670 Data Protection Impact Assessments verricht op bestaande en op nieuwe verwerkingen, waarbij vervolgens wordt bezien of en welke beheersmaatregelen getroffen moeten worden. Door middel van het ingerichte privacymanagementsysteem borgt DJI de continuïteit van het in control zijn. Privacyrisico's en -bedreigingen zullen er altijd zijn en in die zin is DJI nooit «klaar» met de AVG of andere privacywetgeving, maar de risico's en de bedreigingen worden door de gehanteerde werkwijze op structurele wijze beheerst en passend gemitigeerd. Op die wijze wordt voldaan aan de vigerende privacywetgeving.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De RvIG verzamelt en verwerkt persoonsgegevens voor verschillende doeleinden waarvoor de juridische grondslag is verankerd in de Wet basisregistratie personen, de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, de Paspoortwet, de Wet basisadministratie persoonsgegevens BES en de AVG zelf.
Privacy is binnen de RvIG structureel geborgd middels een continue proces van implementatie, monitoring, evaluatie en bijsturing, Voor alle processen en/of systemen en applicaties zijn Data Protection Impact Assessments uitgevoerd als onderdeel van het risicomanagementproces. Dit proces is eveneens cyclisch ingericht.
Het incident dat aanleiding vormt voor de vraag gaat over informatiebeveiligingsbeleid. De RvIG volgt de verplichtingen die daarover vanuit de Baseline Informatiebeveiliging Overheid en de AVG worden gesteld.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Raad voor de Kinderbescherming persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) heeft wettelijke taken en doelen en daartoe worden persoonsgegevens verwerkt. Het betreft persoonsgegevens van cliënten, informanten en medewerkers. De RvdK verzamelt en verwerkt deze gegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening privacygegevens (AVG).
De AVG vraagt om structurele borging van privacy in de organisatie. Dat is een continu proces van implementeren, monitoren, evalueren en bijsturen om compliant te zijn. In april 2021 is het beveiligd e-mailen (via Zivver) geïntroduceerd. Door de RvdK wordt een Data Protection Impact Assessments gedaan bij veranderingen in een werkproces, samenwerkingsverband of verandering van ICT-systeem waarbij persoonsgegevens verwerkt worden. Hiermee heeft de RvdK inzicht in de stand van zaken en de te nemen beheersmaatregelen en sluit hij waar nodig nieuwe verwerkingsovereenkomsten af.
Beheersmaatregelen zijn in een risicomatrix opgenomen en de opvolging daarvan wordt gemonitord in een interne stuurgroep Beveiliging, Integriteit en Privacy. Deze werkwijze zorgt ervoor dat privacyrisico’s in beeld zijn, en de juiste maatregelen getroffen en opgevolgd worden om aan de AVG te blijven voldoen.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Reclassering Nederland persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Reclassering Nederland verzamelt en verwerkt voor de uitvoering van haar taken persoonsgegevens van haar cliënten, medewerkers en van de personen met wie zij samenwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening privacyregels (AVG). Dit doet zij onder meer door het opstellen van Data Protection Impact Assessments (DPIA’s). Daar waar verbeteringen nodig blijken, worden deze opgepakt, zoals een herziening van het gegevensbeschermingsbeleid. Reclassering Nederland heeft hierbij te maken met een complexe uitvoeringspraktijk.
Reclassering Nederland vindt gegevensbescherming van haar cliënten van uitermate groot belang. In de uitvoering van haar taken voor een veiliger Nederland binnen de strafrechtketen wordt in toenemende mate een beroep op de reclassering gedaan om persoonsgegevens van haar cliënten met andere instanties te delen, al dan niet in samenwerkingsverbanden zoals in de Zorg- en Veiligheidshuizen. Er is wetgeving in voorbereiding die recht doet aan de bijzondere rol van Reclassering Nederland in de strafrechtketen en waardoor persoonsgegevens van cliënten niet meer onder werkingssfeer van de AVG zullen vallen, maar onder de werkingssfeer van de Europese Richtlijn gegevensbescherming politie en justitie.
Een belangrijke factor in de gegevensbescherming is het menselijk handelen. Reclassering Nederland heeft de afgelopen jaren daarom naast het treffen van technische en organisatorische maatregelen, onder meer geïnvesteerd in bewustwording en training van haar medewerkers.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Centraal Administratie Kantoor (CAK) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens grotendeels conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening privacyregels (AVG). De juiste toepassing van de AVG is ingebed in de bedrijfsvoering. Het CAK beschikt over een actueel register van verwerkingen, een PIA-register, een werkende datalekprocedure en verwerkingsovereenkomsten met leveranciers. Het CAK heeft verder organisatorische maatregelen getroffen, zoals de aanstelling van een (onafhankelijke) functionaris gegevensbescherming als interne toezichthouder, de aanstelling van een coördinerend Privacy Officer en de inrichting van een privacygilde. Op het gebied van accesmanagement (toegang tot data) voldoet het CAK nog niet volledig aan de AVG en kunnen verbeteringen worden doorgevoerd. Logging en monitoring zijn momenteel nog niet ingericht. De invulling van genoemde onderwerpen staat voor 2021 geagendeerd.
Kunt u toelichten of het openbaar ministerie (OM) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Het openbaar ministerie (OM) verwerkt voor de uitvoering van zijn wettelijke taken een grote hoeveelheid gegevens. Het OM heeft daarbij naast de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) te maken met de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Binnen het OM zijn verscheidene processen en procedures ingericht waarmee uitvoering wordt gegeven aan de vereisten van deze privacywetgeving en om hierin inzicht te verkrijgen en behouden. Zo worden door het OM Data Privacy Impact Assessments (DPIA’s) uitgevoerd, waarmee vooraf risico’s van een gegevensverwerking in kaart zijn gebracht om risico’s in de systemen te mitigeren, en zijn organisatorische en technische vereisten opgesteld ten behoeve van de gegevensbescherming. Hier is bij het ontwerp uitgegaan van privacy by design en default, en deze uitgangspunten zijn vervolgens geïmplementeerd in de onderliggende ICT-systemen. Hoewel reeds een groot aantal veranderingen in werking is gesteld en er nieuwe processen en handvatten zijn ontwikkeld, is het een omvangrijke opgave om volledig inzicht te verkrijgen en te behouden. Het OM zet zich ervoor in dat daar continue aandacht voor blijft bestaan. Met name de grote hoeveelheid (gevoelige) gegevens die verwerkt wordt binnen het OM en die inherent is aan het primaire proces van de strafrechtspleging (en de andere toebedeelde wettelijke taken), maakt dat dit een voortdurend proces is.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) is bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) van toepassing op een klein deel van de verwerkingen, waarvoor het CJIB ook niet altijd zelf verwerkingsverantwoordelijk is. Alleen voor de bedrijfsvoeringsprocessen en de verwerkingen in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften is het CJIB zelf verantwoordelijk. Voor de overige verwerkingen treedt het CJIB slechts op als verwerker.
De verzameling en verwerking waarvoor het CJIB zelf verwerkingsverantwoordelijk is, geschiedt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG. De grootste uitdaging op het gebied van privacy is het in kaart brengen en houden van de risico’s die verwerkingen met zich meebrengen. Op dit onderwerp is het CJIB in control doordat er doorlopend Data Privacy Impact Assessments (DPIA’s) worden uitgevoerd, zowel op nieuwe verwerkingen als op reeds bestaande verwerkingen. In het kader van nieuwe verwerkingen kent het CJIB een Privacy by Design proces. Dit is een bestaand proces dat ook onderhavig is aan doorontwikkeling op basis van geleerde lessen. De DPIA’s op bestaande verwerkingen zijn uitgevoerd en worden periodiek herijkt om de actuele risico’s in kaart te houden.
Voor de verwerkingen waarvoor het CJIB als verwerker is aan te merken, heeft het CJIB te voldoen aan de eisen die de verwerkingsverantwoordelijke stelt. Het CJIB voldoet aan de opdrachten die door de verwerkingsverantwoordelijke worden gegeven. Deze opdrachten moeten conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG worden gegeven.
Kunt u toelichten of de (uitvoerings)instantie Fiscale Opsporingsdienst (FIOD) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De werkzaamheden van de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) als bijzondere opsporingsdienst vallen in beginsel onder de werking van de Wet politiegegevens. Slechts enkele werkzaamheden vallen onder de werking van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
De FIOD verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG. Afgezien van verwerking vanwege een gerechtvaardigd belang (bijvoorbeeld in het kader van de bedrijfsvoering of in hoedanigheid als werkgever) gebeurt dat ter ondersteuning van de wettelijke taken van de Belastingdienst zoals het registreren van aanmeldingen van strafrechtelijke signalen, het verwerken van signalen van grensoverschrijdende btw-fraude, het verwerken van gegevens omtrent mogelijke integriteitsschendingen en de informatievoorziening ten behoeve van toezicht en opsporing.
De verwerkingen die binnen samenwerkingsverbanden worden uitgevoerd en die onder gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid plaatsvinden staan (nog) niet opgenomen in het AVG-register van de FIOD. Dit wordt op korte termijn aangepast.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Waternet persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens door Waternet en het toezien of deze organisatie voldoet aan de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) behoort niet tot de systeemverantwoordelijkheid of ministeriële verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat in het kader van de Wet beveiliging netwerk en informatiesystemen (Wbni), de Drinkwaterwet of de Waterwet.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie het Kadaster persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Het Kadaster verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Het is een onderwerp dat continu de aandacht van het Kadaster heeft. De privacyorganisatie binnen het Kadaster bestaat naast de functionaris gegevensbescherming en privacyofficers ook uit AVG-ambassadeurs. Door de toenemende mate van het kennis- en bewustzijnsniveau onder de medewerkers van het Kadaster worden datalekken snel herkend en gemeld. Verzoeken van betrokkenen met betrekking tot hun rechten op grond van de AVG worden door de juridische afdeling behandeld.
De Data Protection Impact Assessments (DPIA’s), die in 2018 en 2019 op grond van artikel 35 AVG verplicht zijn opgesteld, zijn in 2020 en 2021 opnieuw uitgevoerd voor het Kadaster. Daarnaast worden alle nieuwe en huidige diensten/processen en systemen met persoonsgegevens verwerkingen binnen het Kadaster, standaard voorzien van een Quick scan DPIA en indien nodig een uitgebreide DPIA. Hierdoor kan tijdig Privacy by Design en Default worden toegepast en worden de persoonsgegevensverwerkingen beoordeeld op het in lijn zijn met de beginselen van de AVG.
De gegevens van de Quick scan DPIA en uitgebreide DPIA worden automatisch overgenomen in het Register van Verwerkingen zodat bij wijzigingen het Register wordt geactualiseerd. Alle risico’s die in de DPIA’s zijn geconstateerd worden opgenomen in het risicomanagementproces en zijn onderdeel van de rapportage- en monitoringcyclus.
Bij het verstrekken van persoonsgegevens aan derden wordt naast de relevante wetgeving, het verstrekkingsbeleid van het Kadaster gevolgd. Per aanvraag wordt getoetst of voldaan wordt aan de beginselen van de AVG, zoals grondslag, doelbinding en dataminimalisatie.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Raad voor Rechtsbijstand persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Raad voor Rechtsbijstand (RvR) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Zo verwerkt en verzamelt de RvR persoonsgegevens in het kader van de wettelijke taken die de RvR opgedragen heeft gekregen. De RvR houdt zich ook aan alle overige relevante wet- en regelgeving op het gebied van gegevensbescherming. De RvR werkt vanuit de visie «hart voor de burger», hetgeen naadloos aansluit bij de doelstelling van de AVG waarin de bescherming van de rechten van betrokkenen centraal staat.
In 2019 is bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid gemeld dat de RvR het AVG-implementatietraject heeft afgerond en compliant is aan de AVG. Via de reguliere P&C-cyclus rapporteert de RvR het ministerie onder meer over de stand van zaken met betrekking tot de AVG. Meerdere onafhankelijke oordelen (extern door accountancy audit en intern door het jaarverslag van de functionaris gegevensbescherming) ondersteunen het beeld van het compliant zijn.
Omdat er continu ontwikkelingen zijn die privacyaspecten hebben, zijn er altijd verbeter- en ontwikkelmogelijkheden. Bij de RvR zijn de belangrijkste ontwikkelingen in het kader van de AVG met name gelegen op het gebied van gegevensuitwisselingen en het actueel houden van afspraken met ketenpartners, de ontwikkelingen met betrekking tot het snel veranderende digitale landschap en de beoogde veranderingen in het rechtsbijstandsstelsel.
Kunt u toelichten of De Nederlandsche Bank (DNB) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Nederlandse Bank (DNB) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De verwerking van persoonsgegevens door DNB geschiedt dan ook met grote zorgvuldigheid. Dat betekent onder meer dat DNB niet meer persoonsgegevens verwerkt dan nodig voor het gestelde doel. Ook beveiligt DNB persoonsgegevens goed. Daartoe treft DNB fysieke maatregelen (bijvoorbeeld door documenten op te slaan in afgesloten kasten), logische maatregelen (bijvoorbeeld door de toegang tot persoonsgegevens te beperken), technische maatregelen (bijvoorbeeld versleuteling) en procedurele maatregelen (bijvoorbeeld door bewustwordingsprogramma’s voor medewerkers over zorgvuldige omgang met informatie).
DNB heeft daarnaast een functionaris gegevensbescherming aangesteld van wie de verantwoordelijkheden en bevoegdheden als onafhankelijke interne privacytoezichthouder in een statuut zijn vastgelegd en die eenmaal per kwartaal verslag uitbrengt aan de directie. Ook heeft DNB een privacybeleid gedocumenteerde processen voor het behandelen van datalekken en beantwoorden van onder andere inzageverzoeken. Tevens wordt er een register bijgehouden van de verwerkingsactiviteiten die onder de verantwoordelijkheid van DNB plaatsvinden.
Kunt u toelichten of de (uitvoerings)instantie Kamer van Koophandel (KvK) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Kamer van Koophandel (KVK) beheert het handelsregister en is ten aanzien van de verwerkingen van persoonsgegevens ten behoeve van dit register verwerkingsverantwoordelijke.
De registratie, openbaarheid en verstrekking van gegevens zijn primair geregeld in de Handelsregisterwet en het Handelsregisterbesluit. Het beleid ten aanzien van registratie, openbaarheid en verstrekking van gegevens is om te beginnen een kwestie voor de nationale wetgever, maar wordt daarnaast sterk beïnvloed door Europese regelgeving zoals de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) maar ook door de Digitaliseringsrichtlijn, de Witwasrichtlijn en de Richtlijn inzake hergebruik van overheidsinformatie. De Europese regelgeving bevat steeds meer verplichtingen omtrent openbaarheid en ontsluiting van gegevens. De KVK wordt zodoende als uitvoeringsorganisatie geraakt door een veelheid aan regelgeving gerelateerd aan de diverse doelen die worden gediend met de in het Handelsregister geregistreerde gegevens en de verschillende belangen die worden gediend met beschikbaarheid of juist afscherming daarvan.
Voor de naleving van de wettelijke regels voor bescherming van persoonsgegevens valt de KVK onder het toezicht van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). KVK behandelt de persoonsgegevens die zij verwerkt met grote zorgvuldigheid en neemt daarbij de beginselen van de AVG in acht. Eind 2019 heeft de AP aangegeven een positieve indruk te hebben van het door KVK ingezette proces om de privacy van ingeschrevenen van het Handelsregister te waarborgen. Uw Kamer is destijds geïnformeerd over de uitkomsten van dit traject4 dat heeft geleid tot de sindsdien gevolgde bestendige werkwijze.
Kunt u toelichten of de Koninklijke Marechaussee persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Koninklijke Marechaussee verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) of de Wet Politiegegevens (Wpg). Welk wettelijk kader gevolgd dient te worden, is afhankelijk van de uit te voeren taak. Wanneer bij gegevensverwerkingen mogelijk sprake is van een hoog privacyrisico voor betrokkenen, voert de Koninklijke Marechaussee daarop Data Protection Impact Assessments (DPIA’s) uit. Dat laatste blijft een doorlopend proces.
Kunt u toelichten of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
In de uitvoeringstoets Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van 15 september 2017 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) aangegeven nog niet direct en volledig te kunnen voldoen aan de AVG bij invoering op 25 mei 2018. Dit is aan uw Kamer gemeld in de stand van de uitvoering van juli 2018. Vorig jaar is aan uw Kamer gemeld dat het systeem SONAR niet aan de AVG voldoet en vervangen moet worden. Het UWV werkt hard om aan de AVG te voldoen. De aanpassing en vervanging van systemen die niet privacy by design en privacy by default zijn, vergt echter de nodige tijd. Inzet op aanpassing van ICT-systemen volgens AVG-richtlijnen zal daarbij in samenhang moeten worden gezien met het implementeren van andere noodzakelijke maatregelen gericht op stabiliteit, continuïteit, vernieuwing en de implementatie van nieuwe of veranderde wet- en regelgeving.
Het UWV voert op verzoek van het Ministerie van SZW enkele verstrekkingen in het kader van dienstverlening uit op basis van de verwerkingsgrondslag toestemming. Deze toestemming moet volledig vrijelijk gegeven kunnen worden. Door de (gepercipieerde) machtsverhouding tussen overheid en burger is het gebruik van toestemming twijfelachtig en soms zelfs ontoereikend. Uw Kamer is hierover geïnformeerd via de Stand van de Uitvoering van juni 2020. Zodoende zal voor deze gevallen een wettelijke grondslag gecreëerd worden. In het belang van de continuïteit van de dienstverlening aan cliënten van het UWV zal het UWV de verstrekkingen op grond van toestemming blijven uitvoeren totdat een wettelijke grondslag gecreëerd is.
Kunt u toelichten of woningcorporaties persoonsgegevens verzamelen en verwerken conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoen deze organisaties nog niet?
Woningcorporaties zijn zelfstandige, private organisaties die in het kader van hun wettelijke taken op grond van de Woningwet en ter uitvoering van huurovereenkomsten persoonsgegevens verwerken. Indien woningcorporaties persoonsgegevens verwerken of doen verwerken zijn zij als zelfstandige organisatie verwerkingsverantwoordelijke op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), zodat zij zelf moeten voldoen aan de normen die volgen uit de AVG en de UAVG. De Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties houdt daarop geen toezicht, omdat het gaat om private organisaties. Dit toezicht is belegd bij de Autoriteit Persoonsgegevens.
Kunt u toelichten of zorginstellingen persoonsgegevens verzamelen en verwerken conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoen deze organisaties nog niet?
Zorginstellingen zijn zelfstandig verwerkingsverantwoordelijk in de zin van de Algemene wet gegevensbescherming (AVG). Dit betekent dat het de verantwoordelijkheid van de zorginstelling is om ervoor te zorgen dat de verwerking van persoonsgegevens voldoet aan de AVG. De Autoriteit Persoonsgegevens is belast met het toezicht op de naleving van de privacywetgeving door de zorginstellingen.
Kunt u toelichten of zorgverzekeraars persoonsgegevens verzamelen en verwerken conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoen deze organisaties nog niet?
Zorgverzekeraars zijn zelfstandig verwerkingsverantwoordelijk in de zin van de Algemene wet persoonsgegevens (AVG). Dit betekent dat het de verantwoordelijkheid van de zorgverzekeraar is om ervoor te zorgen dat de verwerking van persoonsgegevens voldoet aan de privacywetgeving. De Autoriteit persoonsgegevens is belast met het toezicht op de naleving van de privacywetgeving door zorgverzekeraars.
Bent u het ermee eens dat de «Wet Gegevensverwerking Samenwerkingsverbanden» (WGS) tot doel heeft dat in de toekomst grote hoeveelheden persoonsgegevens worden verzameld en gedeeld tussen en met een groot aantal instanties in een viertal samenwerkingsverbanden (het Financieel Expertise Centrum (FEC), infobox voor Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (iCOV), de Regionaal Informatie en Expertise Centra (RIEC’s) en de ZVH’s), en dat dus alle betrokken organisaties vóór een eventuele inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (WGS) eerst moeten voldoen aan de privacyregels van de AVG omdat één zwakke schakel de hele keten in gevaar brengt? Zo nee, waarom niet?
Elke gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden onder de WGS moet voldoen aan de AVG. De waarborgen van de AVG, zoals rechtmatigheid, behoorlijkheid, transparantie, doelbinding, minimale gegevensverwerking, juistheid, opslagbeperking, integriteit en vertrouwelijkheid, zijn onverkort van toepassing. In aanvulling daarop bevat de WGS specifieke bepalingen (met name 1.8 e.v.) over waarborgen. Op grond hiervan kunnen bij AMvB nadere voorwaarden en beperkingen worden gesteld aan verwerkingen van gegevens. Bij die AMvB zullen aspecten als kwaliteit en betrouwbaarheid van de gegevens een plek krijgen. Overigens zijn onder het wetsvoorstel de deelnemers aan een samenwerkingsverband gezamenlijk verwerkingsverantwoordelijk, zodat elke deelnemer op grond van artikel 82 AVG aansprakelijkheid draagt wanneer een verwerking inbreuk zou maken op de AVG.
De achterstanden bij het CBR voor rijexamens |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Achterstand CBR naar 600.000 examens: «Desnoods na twee keer zakken langer wachten op herexamen»?1
Ja.
Kunt u aangeven welke onconventionele maatregelen het CBR desnoods wil nemen om de enorme achterstand van 600.000 rijexamens te lijf te gaan?
Zoals ik in voornoemde Kamerbrief heb laten weten, waren alle reserveringsmaatregelen van het CBR voorafgaande aan de lockdowns al geruime tijd binnen de KPI. Door de twee lockdowns zijn de reserveringstermijnen opgelopen. Het CBR heeft een Taskforce Examenafname ingesteld. Deze Taskforce bekijkt alle mogelijke maatregelen om de ontstane reserveringstermijnen na de lockdown weer binnen de KPI te brengen.
In de brief van 16 februari 2021 is aangegeven dat het ministerie uiteraard meedenkt met het CBR over dit plan. Tevens heb ik hierin geschreven dat, zodra er een plan gereed is, de Kamer hierover wordt geïnformeerd. Aangezien dit plan er nog niet is, kan op de mogelijke maatregelen nog niet worden ingegaan. Het CBR heeft inmiddels wel besloten om de praktijkexamens voor het rijbewijs A en AM weer op te starten. Vanaf 22 februari kan men dus het praktijkexamen afleggen voor deze typen rijbewijs. Daarnaast is inmiddels ook duidelijk geworden dat per 3 maart kan worden gestart met de overige praktijkexamens.
Kunt u aangeven wat de directeur van het CBR bedoelt met «dreigt vaak zakkende kandidaten met een sanctie»?
Het CBR heeft aangegeven zowel te zoeken naar manieren om meer examens af te nemen als naar manieren om de instroom te beperken. Welke mogelijke maatregelen dit moeten bewerkstelligen, is nu nog niet bekend. Het CBR inventariseert de verschillende opties en voert ook de dialoog hierover met de branche en met jongeren. De oproep van de directeur van het CBR is om goed voorbereid naar het examen te komen. Minder herexamens betekent dat meer capaciteit beschikbaar is voor het afnemen van examens. Daar is iedereen bij gebaat, zowel rijscholen, de kandidaten als het CBR.
Bent u het eens met de stelling dat mensen die door de lockdown geen rijles hebben kunnen volgen en nu opeens op mogen voor hun examen, misschien zelf het idee hebben dat ze er nu niet klaar voor zijn?
Ja, dat ziet het CBR ook. Rijscholen kunnen daarom kosteloos examens annuleren of schuiven met gereserveerde examens die gepland staan vlak na de herstart. Het is uiteindelijk aan kandidaat en rijinstructeur om te beoordelen of iemand klaar is voor het examen.
Bent u het eens met de stelling dat het hooghouden van het slagingspercentage ervoor zorgt dat er minder examens hoeven worden afgenomen en er dus ook een kleinere wachtrij komt? Bent u het ermee eens dat het goed kunnen plannen van het rij-examen daarbij helpt?
Ja. Daarom kijkt het CBR ook nadrukkelijk naar maatregelen die dit kunnen bevorderen en voert zij hierover de dialoog met de branche.
Bent u bereid de regels voor ruilen en wijzigen aan te passen op zo’n manier dat rijscholen zo veel mogelijk de kandidaat op kunnen laten gaan voor het rij-examen als deze er klaar voor is?
Dat is precies de wijze waarop het CBR omgaat met de examens die gepland staan vlak na de herstart. Rijscholen krijgen maximale flexibiliteit om examens te annuleren, te verplaatsen of te ruilen met andere kandidaten waarvoor zij een examen hebben gereserveerd. Op deze manier wordt erop gestuurd dat er alleen kandidaten naar het examen komen die er ook daadwerkelijk klaar voor zijn.
Hoe kijkt u ertegenaan om de eerste drie weken na de lockdown de examens een uitgestelde status te geven om zo te voorkomen dat kandidaten die niet op niveau zijn examen komen doen?
Alleen de examens die geen doorgang hebben kunnen vinden tijdens de lockdown krijgen de status uitgesteld. Voor de examens die gepland staan na de herstart geldt dat rijscholen tot en met 2 april maximale flexibiliteit hebben om examens te annuleren, te verplaatsen of te ruilen met andere kandidaten waarvoor zij een examen hebben gereserveerd. Het CBR stimuleert kandidaten en rijscholen om alleen een examen af te nemen als de kandidaat daar ook echt klaar voor is.
Bent u het ermee eens dat het raadzaam is naast extra examinatoren ook extra medewerkers in te zetten om rijscholen te woord te staan en planners en ICT-capaciteit in te zetten, zodat de planning geoptimaliseerd kan worden?
Ik heb het CBR eerder al gevraagd hier oog voor te hebben bij het uitwerken van het plan van aanpak.
Bent u bereid om naar de Kamer een planning te sturen van de maatregelen die genomen zijn en worden genomen om deze planning zo goed mogelijk te laten verlopen? Kunt u daarin aangeven welke uitdagingen met het reserveringssysteem worden verwacht en wat de oplossingen hiervoor zijn?
Het CBR heeft met de lessen van de vorige lockdown dit keer een andere strategie gehanteerd voor het herplannen van examens. Tijdens de eerste lockdown werden alle gereserveerde examens geannuleerd en kreeg iedereen direct na de herstart de mogelijkheid een nieuw examen te reserveren. Dit keer krijgt de kandidaat de dag nadat hij of zij examen zou doen de mogelijkheid een uitgesteld examen te reserveren in de periode tot 1 juni (afhankelijk van de datum van de volledige beëindiging lockdown). Deze periode is volledig gereserveerd voor uitstelexamens. Voor nieuwe kandidaten staat het reserveringssysteem gewoon open voor de periode na 1 juni.
Kunt u aangeven hoeveel extra mensen nodig zijn op het gebied van planning, ICT en examinatoren?
Het CBR verwacht vooral extra capaciteit nodig te hebben aan examinatoren. De werving voor 100 extra examinatoren is inmiddels opgestart. Verder zal voor de gehele set aan maatregelen bezien worden wat nodig is aan extra capaciteit.
Kunt u het aantal uitgestelde rij-examens alsmede de wachttijd voor het aanvragen van een examen opnemen in de maandelijkse CBR-rapportage?
Ik heb het CBR gevraagd om mij periodiek te informeren over de reserveringstermijnen van de examens. Ik zal dit ook delen met de Kamer.
Kunt u deze vragen binnen één week beantwoorden?
Ik heb getracht zo spoedig mogelijk de antwoorden met u te delen.
De zorgen bij Wajongers |
|
Wim-Jan Renkema (GL) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Zorgen bij Wajongers: ondanks belofte er toch op achteruit»?1
Ja.
Hoeveel mensen gaan er ook met het garantiebedrag op achteruit? Hoeveel gevallen hiervan zijn er nu bij u bekend?
We hebben de regels voor de Wajong veranderd om de Wajong te vereenvoudigen en ervoor te zorgen dat Wajongers beter mee kunnen doen in de maatschappij. Om ervoor te zorgen dat Wajongers er niet op achteruitgaan ten opzichte van hun situatie voor het ingaan van de wet is het garantiebedrag ingesteld. Ik kan me voorstellen dat het frustrerend is als je er dan toch op achteruitgaat door wat voor reden dan ook.
De signalen van achteruitgang zijn bij ons bekend. Mogelijk is een deel te verklaren omdat de uitkering van januari 2021 met december 2020 vergeleken wordt. Samen met de Kamer en belangenvertegenwoordigers is gekozen om voor de berekening van het garantiebedrag uit te gaan van het gemiddelde inkomen over een representatieve periode in het voorafgaande jaar. Hiervoor is uiteindelijk de periode december 2019 tot en met november 2020 gekozen. Er zullen in een representatieve periode altijd momenten zijn waarop de uitkering van een Wajonger tijdelijk hoger of lager is door een wisselend inkomen. Door een gemiddeld inkomen toe te passen, benader je de gemiddelde uitkering over deze periode. Het kan voorkomen dat de uitkering in december 2020 hoger is dan de berekening van het garantiebedrag terwijl het garantiebedrag wel goed de gemiddelde uitkering in het voorafgaande jaar representeert. Daarnaast kunnen er verschillende andere redenen zijn waarom iemand een lagere uitkering krijgt in januari en dit heeft niet altijd te maken met het ingaan van de nieuwe wet.
Een mogelijke oorzaak van achteruitgang blijft ook dat het garantiebedrag niet werkt zoals het bedoeld is. Ik neem de signalen die we ontvangen over achteruitgang serieus. Daarom voer ik nu met UWV met urgentie een analyse uit naar de redenen waarom Wajongers er op achteruitgaan. Als blijkt dat Wajongers er door de nieuwe wet op achteruitgaan en het garantiebedrag dit niet verhelpt waar het dit wel had moeten doen, ga ik op zoek naar een oplossing. Ik informeer u over de uitkomsten zodra deze analyse is afgerond.
Waarom is niet eerder onderzocht hoe het garantiebedrag zou uitpakken? Wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat het idee van het garantiebedrag was dat Wajongers er niet op achteruit zouden gaan door de wetswijziging?
Zie antwoord vraag 2.
Is het mogelijk om in te bouwen dat Wajongers zelf een referentieperiode kunnen kiezen of dat zij bijvoorbeeld uit twee mogelijke periodes kunnen kiezen? Zijn er andere mogelijkheden om meer maatwerk te kunnen bieden, zodat Wajongers er niet op achteruit gaan?
Bij wisselende inkomsten is het niet mogelijk om de Wajonger zelf een referentieperiode te laten kiezen. Een zelf gekozen referentieperiode representeert niet goed de uitkering waar iemand voorafgaand aan het ingaan van de wet recht op heeft. Daarnaast is het technisch niet uitvoerbaar. Het garantiebedrag werkt voor het overgrote deel van de Wajongers zoals het bedoeld is. Voor de Wajongers waar het garantiebedrag niet werkt zoals het bedoeld is, ga ik op zoek naar een passende oplossing.
Wanneer weten alle Wajongers wat hun garantiebedrag wordt? Kunt u garanderen dat dit op korte termijn is?
Voor ZZP’ers en Wajongers die nog besluiten over te stappen naar de Wajong2010 kan UWV het garantiebedrag niet op korte termijn vaststellen. Andere Wajongers krijgen op korte termijn bericht.
Er is voor gekozen om het garantiebedrag van ZZP’ers te baseren op het inkomen in 2021, en niet 2020 zoals bij de andere Wajongers.2 Het gevolg hiervan is dat het garantiebedrag voor ZZP’ers pas op zijn vroegst in 2022 vastgesteld kan worden.
Bij het verlengen van de aanvraagtermijn voor een overstap heeft UWV, in overleg met SZW, aangegeven dat zij nieuwe aanvragen in de tweede helft van 2021 oppakt. In de periode daarvoor gebruikt UWV uitvoeringscapaciteit voor de implementatie van de Vereenvoudiging Wajong en de berekening van het garantiebedrag voor een specifieke groep waar de Eerste Kamer aandacht voor heeft gevraagd.3
De verlenging van de jachtakte |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat de afdelingen Korpscheftaken van de politie onlangs brieven hebben gestuurd aan jachtaktehouders over de verlening van de jachtakte?
Ja.
Klopt het dat in deze brieven staat dat, bij het ophalen van de nieuwe jachtakte, óók de leges voor het jaar 2020/2021 moeten worden voldaan? Is het niet zo dat afgelopen jaar alle aktes, verloven en erkenningen ambtshalve (standaard) met een jaar verlengd zijn? Waar dienen de leges voor als de politie feitelijk geen werkzaamheden heeft hoeven te verrichten om de verleningen te realiseren?
Ja, ik ben hiermee bekend. Hierbij moet gezegd worden dat de in die brief voorgestane werkwijze is gewijzigd. In eerste instantie had mijn departement de korpschef toegestaan zijn werkproces anders in te richten (van twee contactmomenten zowel bij het indienen van document als bij het ophalen van de akte, naar een contactmoment) gezien de contactbeperkende maatregelen vanwege het coronavirus. In de tussentijd is mijn inzicht hieromtrent veranderd en heb ik de korpschef toegestaan de aktes automatisch te verlengen tot 1 juli 2021. Dit is ook gecorrespondeerd met de KNJV. Voor 1 juli 2021 moet de korpschef het gehele proces hebben doorlopen zodat op uiterlijk 1 juli sprake is van een verlenging. Ik vind het van belang met uw Kamer te delen dat de publiekscontacten bij de teams korpscheftaken zijn opgestart vanaf het moment dat publiekscontact op afspraak weer mogelijk is (3 maart 2021). De korpschef heeft er vertrouwen in dat hij voor 1 juli 2021 vrijwel voor de gehele populatie het proces doorlopen heeft.
Feitelijk zijn de jagers gevraagd de jachtakten in te sturen zodat die administratief voorbereid konden worden en werkt de korpschef deze vóór 1 april zoveel mogelijk af binnen de mogelijkheden van bezetting en aanbod en met in achtneming van het contact met de aanvragers. De aanvragen die uit de termijn dreigen te lopen worden voorzien van een tijdelijk verlengingsbesluit wat maximaal geldig is tot 1 juli. Deze aanvragen worden dan alsnog inhoudelijk afgehandeld conform afspraak en de ontstane achterstand wordt ingelopen voor 1 juli. Dit verschilt van de werkwijze van vorig jaar, toen ik de korpschef heb toegestaan tot nader orde alle verloven en aktes te verlengen. De politie heeft dit jaar de jagers verzocht om – vanwege het administratief verwerken en voorbereiden van de verlengingen – de jachtaktes toe te sturen. Hiermee kon de politie zaken gereed maken zodat bij afschaling van de lockdown zo snel als mogelijk tot uitreiking overgegaan kan worden.
Overigens is het niet zo dat de politie feitelijk geen werkzaamheden meer verricht om de verlengingen te realiseren. Zij bekijken alsnog het WM-32 formulier, doen antecedentenonderzoek en screenen de aanvrager zoals zij gewoonlijk ook doen. Daarnaast wordt de administratie bijgewerkt en de registratie van de verlengde aktes verwerkt in het geautomatiseerde systeem. Voor de goede orde merk ik hierbij op dat de legeskosten die de politie ontvangt ook zien op de dekking van de structurele kosten die de politie maakt.
Waarom is een jaar gewacht met het innen van de leges voor het jaar 2020/2021?
Met de instructie van de Minister is vanwege het belang om het wapenbezit legaal te houden gewerkt aan een standaard besluit wat aan alle belanghebbenden is toegestuurd.
De politie is daarna aan de slag gegaan met de inrichting van het proces voor wanneer de balies weer open mochten. Vanwege de onduidelijkheid over wanneer dit weer mogelijk zou zijn is ervoor gekozen om te wachten met het innen van de leges. De politie heeft intern de mogelijkheid onderzocht om door middel van facturatie de leges te laten betalen, maar vanwege uitvoeringsproblemen is hiervan afgezien. Aanpassen van de financiële processen en werkwijzen zou extra tijd gaan kosten. Uiteindelijk is ervoor gekozen om de leges in één keer te innen om zo de inningskosten zo laag mogelijk te houden. Belanghebbende zijn hierover in het toegestuurde verlengingsbesluit geïnformeerd. Zoals al in het antwoord bij vraag 2 vermeld heeft de politie intern wel de werkzaamheden verricht die van haar verwacht worden.
Kunt u uitleggen waarom jagers de thans geldende jachtakte, inclusief de te overleggen bescheiden, moeten sturen aan de politie, zoals dat in de brief beschreven staat? Wat is de reden hiervoor? Deelt u de opvatting dat het per post versturen van dergelijke waardevolle bescheiden risico’s met zich meebrengt? Moeten jagers in de tussentijd zonder geldige akte het veld in om te jagen? Of wordt het hun algeheel verboden om te jagen? Is dat wenselijk?
Zoals ik bij het antwoord op vraag 2 heb aangegeven heeft de politie dit jaar voor deze werkwijze gekozen om zaken te kunnen voorbereiden. Het opsturen van bescheiden was ingesteld om het aantal contactmomenten te beperken, wat conform de Rijksbrede maatregelen is om het coronavirus zoveel mogelijk te beperken. Jagers konden er ook voor kiezen om de bescheiden in een enveloppe bij het bureau in een brievenbus te doen. Ik deel uw opvatting dat het opsturen risico’s met zich mee kon brengen, maar hierbij is de afweging gemaakt tussen het risico van opsturen of in de brievenbus deponeren ten opzichte van het risico van het contactmoment. Om begrijpelijke redenen heeft de veiligheid van de aanvrager geprevaleerd. Met de brancheorganisaties is afgestemd over het feit dat jagers – voor zover dat past binnen de coronamaatregelen – gewoon kunnen voldoen aan de verplichtingen zoals schadebestrijding en dat zij een kopie van de bestaande akte in het veld bij zich kunnen hebben. Ook heeft de politie met de landelijke organisatie van de Regionale Uitvoerings Diensten(RUD’s) afspraken gemaakt om tijdelijk een overgelegde kopie te accepteren bij eventuele controles. Dit zodat de er zo min mogelijk beperkingen waren voor de jagers. Er is dus geenszins sprake van een verbod voor jagers om te jagen. Aanvragers die niet voor 1 april afgehandeld kunnen worden, ontvangen een tijdelijk verlengingsbesluit dat geldig is tot maximaal 1 juli.
Kunt u zich voorstellen dat onder jagers het opsturen van aktes in combinatie met het alsnog moeten betalen van leges ervaren wordt als een vorm van «harde incasso»? Kunt u zich voorstellen dat met name de volgende zin uit de brief zeer onvriendelijk overkomt: «Als u de leges voor het jaar 2020/2021 nog niet heeft voldaan, moet u deze alsnog voldoen bij het ophalen van uw jachtakte, dus dan betaalt u twee maal de leges«?
Zoals ik heb aangegeven bij het antwoord op vraag 2 hoeven de jagers hun bescheiden niet meer op te sturen. Los daarvan is het zo dat voor een akte leges gelden. Dat deze betaald moeten worden kan mijns inziens niet als een verrassing komen.
Krijgen de jagers hun jachtakte ook geretourneerd als zij niet de leges over het jaar 2020/2021 wensen te betalen?
Het betalen van leges is een wettelijk vereiste voor de afgifte van de jachtakte. Indien jagers de leges niet wensen te betalen dan zal de akte niet geretourneerd worden. Zoals aangegeven, heeft de politie bepaalde uitvoeringshandelingen wel verricht en zijn de leges bovendien ook ter dekking van de structurele kosten die de politie maakt.
Is het zo dat deze brieven over de verlenging van de akte uitsluitend aan jachtaktehouders verspreid zijn? Is het de verwachting dat óók sportschutters, verzamelaars en erkenninghouders nog met de leges voor het jaar 2020/2021 worden geconfronteerd? Zo ja, op welke termijn?
De brieven zijn aan alle jagers, sportschutters en erkenninghouders gestuurd omdat voor al deze vergunninghouders de vergelijkbare wettelijke voorwaarden gelden waaronder het indienen van aanvragen in persoon etc. Ook zij zijn daarbij geïnformeerd dat nader bericht zou volgen over de afhandeling waarover ik bij het antwoord op vraag 2 en 3 uitvoerig toelichting heb gegeven.
Bent u bereid de leges voor het jaar 2020/2021 niet te incasseren aangezien reeds ambtshalve besloten is alle aktes en erkenningen met een jaar te verlengen en bovendien de meeste verenigingen het grootste gedeelte van het jaar dicht bleven? Zo nee, waarom niet?
Ambtshalve verlengen betekent niet dat de veiligheidswaarborgen niet worden uitgevoerd. Zoals uitgelegd bij het antwoord op vraag 2 en 3 zijn intern de werkzaamheden wel uitgevoerd en zijn de leges ook bedoeld voor de dekking van de structurele kosten. De afgifte van de jachtakte is voorwaardelijk aan de betaling van de leges hiervoor. De jagers hebben daarbij de dienst genoten en konden beschikken over hun bevoegdheid om te jagen. Dit wijkt niet af van de normale gang van zaken.
Hoe is op dit moment de dienstverlening van de afdelingen Korpscheftaken ingericht? Klopt het dat nieuwe wapens nog steeds niet worden bijgeschreven? Bent u zich bewust van het feit dat dit tot aanzienlijke financiële problemen bij de wapenhandel (de erkenningshouders) leidt omdat wapens niet afgeleverd kunnen worden en dus ook niet betaald worden? Welke mogelijkheden ziet u om hier op korte termijn verandering in te brengen?
Tijdens het afgelopen jaar is ook gekeken naar de mogelijkheden om in de belangen van de wapenhandel te voorzien. Met inachtneming van de RIVM-voorschriften is daar waar mogelijk gewerkt aan het kunnen bijschrijven van wapens. De dienstverlening is weer opgepakt waarbij gewerkt wordt met in achtneming van de coronamaatregelen. Nieuwe wapens kunnen worden bijgeschreven. Het kan echter voor komen dat er kleine verschillen zijn van dienstverlening per team. Dit heeft te maken met het werkaanbod en de beschikbare capaciteit en mogelijkheden per team. De brancheorganisaties zijn hierover geïnformeerd.
Op 18 mei 2020 zijn de brancheorganisaties geïnformeerd dat vanaf 25 mei zou worden gestart met de hervatting van de publiekscontacten binnen de mogelijkheden die er zijn.
Op 19 mei 2020 heb ik de brancheorganisatie van de wapenhandel een brief gestuurd waarin ik aan heb gegeven dat de politie een herstart heeft gemaakt met publiekscontacten en waarin ik heb aangegeven dat de ondernemers via de site van de rijksoverheid een verzoek zouden kunnen indienen voor een tegemoetkoming zoals deze voor zovelen ondernemers ter beschikking was gesteld.
Kunt u deze vragen apart van elkaar beantwoorden?
Ja.
Het feit dat duizenden chauffeurs op dit moment stranden bij de grenzen van Duitsland, Tsjechië en Oostenrijk. |
|
Cem Laçin (SP) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel waarin staat dat duizenden chauffeurs stranden bij de grens?1
Het kabinet is verrast door het besluit over de beperkingen aan de grenzen van Duitsland, Slowakije, Tsjechië en Oostenrijk en vindt de hinder die vrachtwagenchauffeurs daardoor ondervinden bijzonder vervelend. Het is en blijft het standpunt van het kabinet dat het van essentieel belang is dat het goederenvervoer onder de huidige maatregelen doorgang kan blijven vinden. Hierover is ook beleid gemaakt in Europees verband om zogenaamde green lanes voor vrachtvervoer in te richten bij grensovergangen. Zie daarover verder het antwoord bij vraag 2. Als goederen te laat of niet meer op hun plaats van bestemming aankomen kan dat grote gevolgen hebben voor de samenleving. De beperkingen aan de grenzen en de lange files die daardoor ontstaan raken bovendien het welzijn van onder meer Nederlandse chauffeurs, omdat zij vaak urenlang zonder uitzicht moeten wachten tot dat zij verder kunnen. Ik ben dan ook in contact met de sector om te bezien hoe het gaat met de Nederlandse chauffeurs in de eerder genoemde landen. Ook is er contact in Europees verband.
Hoe kan het dat er nu weer duizenden chauffeurs gestrand zijn bij landgrenzen binnen het Schengengebied, nadat vorig jaar is afgesproken dat dit niet meer zou gebeuren?
Op 12 februari jl. informeerde de Duitse Bondsregering de EU-lidstaten en de Europese lichamen zoals de Europese Commissie dat per 14 februari jl. Slowakije, Tsjechië en de deelstaat Tirol in Oostenrijk vanwege de epidemiologische situatie in die landen aangemerkt worden als virusvariantgebied. Dat betekent in de praktijk dat er een vervoersverbod geldt vanuit deze landen voor vervoer per vliegtuig, schip, trein en bus en dat vrijwel iedereen die uit deze gebieden Duitsland in reist zich moet registreren en een negatief testbewijs moet kunnen overleggen. In aanvulling hierop voerde Duitsland tijdelijk binnengrenscontroles in voor deze landen om hierop te kunnen handhaven.
De Europese Commissie heeft op 23 maart 2020 op verzoek van onder andere Nederland een mededeling gepubliceerd over de negatieve gevolgen van de grenssluitingen voor het transport van goederen. Hierin wordt opgeroepen om het vrachtverkeer zo veel mogelijk te ontzien door bij grensovergangen zogenaamde green lanes in te richten voor het vrachtverkeer. Controles mogen in principe daar niet langer dan 15 minuten duren. Zo moet de hinder voor het intracommunautaire vrachtverkeer zo beperkt mogelijk blijven.
De Commissie heeft naar aanleiding van de recente ontwikkelingen een brief gestuurd aan alle lidstaten met de dringende oproep om afspraken uit de Raadsaanbeveling van 1 februari 2021 zo volledig mogelijk op te volgen.2 De aanbeveling schrijft onder andere voor dat lidstaten – indien zich verstoringen van vervoer voordoen – systematische testvoorschriften moeten opheffen zodat de green lanes kunnen blijven functioneren.
Welke gesprekken lopen er op dit moment en welke maatregelen komen er om ervoor te zorgen dat gestrande chauffeurs zo snel als mogelijk hun weg weer kunnen vervolgen, en om te voorkomen dat dit nog een keer gebeurt?
In week 7 en 8 van dit jaar zijn de ontwikkelingen aan de grenzen in relatie tot COVID-19 onderwerp van gesprek in verschillende EU-overleggen. Zo is het geagendeerd tijdens verschillende ambtelijke overleggen, zoals de IPCR (crisisrespons van de Raad) en de Taskforce Interne markt handhaving (SMET). De Commissie heeft daarnaast aangegeven ook op de Europese Raad van 25 en 26 februari a.s. aandacht te vragen voor de green lanes. Het kabinet is van mening dat een goede balans moet worden gevonden tussen reisrestricties om de verspreiding van COVID-19 tegen te gaan enerzijds en het belang van de interne markt en de continuering van het goederentransport anderzijds. Zo moet in het te maken beleid gewaarborgd worden dat het vervoer van goederen zo ongehinderd mogelijk doorgang kan blijven vinden. Op die manier probeert het kabinet in Europees verband ervoor te zorgen dat het goederenvervoer niet of niet te veel negatief geraakt wordt. Verder moeten de green lanes bij de grenzen er ook voor zorgen dat gestrande chauffeurs zo snel als mogelijk hun weg weer kunnen vervolgen. Verder onderhoudt het kabinet goede contacten met de sector om adequaat te kunnen reageren op signalen uit de praktijk.
Heeft u contact met uw collega’s in Duitsland, Tsjechië en Oostenrijk over de ontstane situatie? Zo ja, wat is de inhoud van dit contact? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft contact met Duitsland, Tsjechië en Oostenrijk in verschillende EU-overleggen. Verder is er voortdurend bilateraal overleg met onze buurlanden. De situatie aan de grenzen is daarin een vast agendapunt. Daarnaast hebben onze ambassades en consulaten goed contact met de autoriteiten van deze landen om de situatie ter plaatse te monitoren. Verder houdt Nederland op alle mogelijke niveaus vinger aan de pols wat betreft eventuele maatregelen richting Nederland en zal ik – indien de situatie daarom vraagt – contact opnemen met mijn Duitse collega, zoals ik in eerdere situaties ook heb gedaan.
Heeft u zicht op hoeveel Nederlanders er onder de gestrande chauffeurs zijn? Zo nee, hoe gaat u dit inzicht krijgen om zo gestrande Nederlanders bij te staan?
Na navraag bij de sector is het moeilijk een inschatting te geven hoeveel Nederlandse chauffeurs zijn gestrand. Hoofdzakelijk heeft dit te maken met het feit dat de meeste chauffeurs na een grote vertraging vaak alsnog kunnen doorrijden naar Nederland of de plaats van bestemming. Daarnaast kan een bedrijf ook besluiten zijn chauffeurs niet meer naar Slowakije, Tsjechië, Oostenrijk of andere landen te laten rijden vanwege de maatregelen in Duitsland. Cijfers of aantallen vertellen daarom niet het volledige verhaal. Ten slotte hebben Nederlandse transportbedrijven niet alleen maar Nederlandse chauffeurs in dienst. Zij hebben chauffeurs in dienst met nationaliteiten van verschillende EU-lidstaten.
Welke mogelijkheden biedt u op dit moment aan gestrande Nederlanders?
Nederlanders die gestrand zijn in het buitenland kunnen zich 24 uur per dag, 7 dagen per week wenden tot het Contact Center van het Ministerie van Buitenlandse Zaken of bij de Nederlandse ambassade in het land waar iemand zich op dat moment bevindt. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken bekijkt vervolgens per geval wat voor consulaire hulp mogelijk is.
Kunt u, met het oog op het verkiezingsreces en de ernst en het acute karakter van deze situatie, deze vragen per ommegaande beantwoorden?
Ja, de antwoorden zijn zo spoedig als mogelijk aan uw Kamer gestuurd.
Mondzorg in het basispakket |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Geef ook minder rijken de kans op een goed gebit»?1
Ja
Hoe evalueert u de conclusie van Dokters van de wereld, die stellen dat de totale kosten van gebrekkige mondzorg hoger liggen dan de besparingen?
Ik beschik over onvoldoende informatie om de conclusie van Dokters van de Wereld, dat de totale kosten van gebrekkige mondzorg hoger liggen dan de besparingen, te onderschrijven. Het is bekend dat wanneer kleine gebitsproblemen niet worden opgelost, deze tot grotere gebitsproblemen kunnen leiden. Daarnaast komt de afgelopen jaren steeds meer onderzoek beschikbaar dat laat zien dat er relaties zijn tussen een ongezonde mond en andere gezondheidsproblemen. Dit betreft met name associaties tussen parodontitis enerzijds en diabetes en cardiovasculaire aandoeningen anderzijds.2 In dit verband heeft ook een onderzoek op basis van Nederlandse zorgverzekeringsdata laten zien dat er een significant effect is van parodontale behandeling op diabeteskosten.3
De meerderheid van de onderzochte studies deed daarbij geen uitspraak over causaliteit. Dit betekent overigens niet noodzakelijk dat er geen causale verbanden zijn tussen mondziekten en chronische ziekten – «absence of evidence is not evidence of absence«. Op dit moment is echter geen uitspraak te doen over welke ziektes en aandoeningen hun oorsprong kunnen hebben in een slecht verzorgde mond en dat een deel daarvan kan worden voorkomen door betere toegang tot mondzorg. Het is daarmee ook niet mogelijk om aan te geven of andere medische kosten worden bespaard door mondzorg in het pakket op te nemen. Ook voor het Zorginstituut is er op dit moment onvoldoende basis om tandheelkundige (curatieve) behandelingen te beschouwen als preventie voor medische aandoeningen.
Als mondzorg in het basispakket opgenomen zou worden, hoeveel euro extra per maand zou de premiebetaler dan kwijt zijn? Hoe groot is het verschil tussen algemene premieverhoging voor mondzorg en de gemiddelde kosten voor mondzorg in de aanvullende verzekering? Als de gemiddelde kosten voor de premiebetaler in het basispakket lager zijn dan via de aanvullende verzekering, deelt u dan de mening dat mondzorg daarmee veel toegankelijker wordt voor mensen met een laag inkomen?
In «Zorgkeuzes in Kaart» is berekend dat het uitbreiden van het basispakket met tandheelkundige zorg, een netto effect op de collectieve zorguitgaven heeft van 1,45 miljard euro per jaar. De premiebetaler zal per jaar € 15 euro extra betalen.4 Daar moeten eventuele kosten voor eigen risico bij worden opgeteld. Deze variëren per persoon, afhankelijk van of iemand het eigen risico sowieso al vol maakt. In het slechtste geval waarbij iemand veel tandheelkundige kosten maakt (> € 385) en het eigen risico volledig wordt aangesproken, betaalt diegene dat jaar € 400 voor mondzorg via het basispakket.
De premie voor het verzekeren van mondzorg in de aanvullende verzekering (AV) varieert per gekozen pakket: van losse tandmodules à € 100,– per jaar tot uitgebreide AV’s met allerlei soorten dekkingen van boven de € 500,– per jaar. Welke zorgkosten tot welk maximumbedrag (en soms ook maximumpercentage) vergoed worden, verschilt daarbij per pakket. Het is daarom niet mogelijk om iets te zeggen over de gemiddelde premiekosten van mondzorg in de AV. Op basis van declaratiedata van Vektis over 2018 kan de gemiddeld vergoede kosten voor tandheelkunde vanuit de AV worden vastgesteld op € 126 per jaar (incl. orthodontie).5 In dit bedrag zijn eventuele bijbetalingen en mondzorg die niet uit de AV werd vergoed niet meegenomen. Een andere benadering is op basis van de totale omzet van eerstelijns mondzorg: dan zou je uitkomen op gemiddelde tandheelkundige kosten van € 167 per volwassene per jaar.6
Niet iedereen heeft een AV voor mondzorg. Opname in het basispakket betekent dus vooral een kostenverschuivingvan het private naar het publieke domein. Gegeven het eigen risico, wordt mondzorg niet vanzelf toegankelijker voor alle mensen met een laag inkomen.
Welke andere manieren zijn er om de kosten van mondzorg in het basispakket op te nemen? Kunnen deze kosten eventueel ook via belastingen worden opgehaald, waardoor het opnemen van mondzorg in het basispakket niet automatisch tot een premieverhoging leidt? Zo nee, waarom niet?
Vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw) is de behoefte aan geneeskundige zorg verzekerd (art 10). Deze wordt op basis van zorginhoudelijke criteria beantwoord (art 14). Een sociale indicatie als toegang tot bepaalde zorg is gegeven de beginselen van de Zvw dus niet mogelijk. De genoemde suggestie om kosten via belastingen op te halen en aan zorgverzekeraars uit te keren zodat deze kosten niet tot een premieverhoging leiden, is ook niet mogelijk. In de Zvw is vastgelegd dat ter dekking van de Zvw-kosten evenveel inkomsten worden gegenereerd via de inkomensafhankelijke bijdrage, de nominale premie, de eigen betalingen en de rijksbijdrage kinderen samen (de zogenaamde 50/50-verdeling). Een stijging van de Zvw-kosten, als gevolg van een uitbreiding van het pakket, uit zich dus automatisch in een hogere nominale premie.
Hoeveel bespaart volgens u de opname van mondzorg in het basispakket, gegeven het feit dat problemen aan het gebit minder vaak leiden tot andere medische problematiek?
Zie antwoord vraag 2.
Welke invloed kan een slecht gebit hebben op de algehele gezondheid van een verzekerde? Welke ziektes en aandoeningen kunnen hun oorsprong hebben in een slecht verzorgde mond en hoeveel kan daarvan worden voorkomen als iedereen in Nederland goede toegang heeft tot mondzorg?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met het feit dat mensen zonder tandartsverklaring in verreweg de meeste gevallen niet in aanmerking komen voor een aanvullende verzekering en dat dit dus voor mensen met mondzorgproblemen van enige omvang geen toegankelijke oplossing is? Welke oplossingen heeft u voor dit probleem?
Uit cijfers van Zorgweb blijkt, dat er in 2021 91 losse tandmodules werden aangeboden. In 14 van die gevallen (15%), met de meest uitgebreide dekkingen, golden acceptatiecriteria. Van de 170 gecombineerde aanvullende polissen (met daarin vaak ook mondzorg opgenomen) waren slechts 4 met acceptatiecriteria (2,4%). Daarnaast bieden gemeentepolissen ook vaak dekking voor tandheelkundige zorg; voor deze polissen geldt sowieso geen medische selectie. Daarnaast gold voor 10% van de losse tandmodules en 11% van de gecombineerde aanvullende polissen een wachttijd van een jaar voor specifiek orthodontie, kronen/bruggen/implantaten of gedeeltelijke prothesen. Ik deel daarom niet de analyse dat er in die zin sprake is van een toegankelijkheidsprobleem.
Klopt de inschatting van Dokters van de wereld dat ongeveer anderhalf miljoen mensen in Nederland geen toegang hebben tot mondzorg in Nederland?2 Zo nee, hoeveel mensen in Nederland hebben naar schatting volgens u geen toegang tot mondzorg en bij hoeveel mensen leidt dit tot andere medische problemen? Kunt u uw antwoord onderbouwen?
Vanwege de beperkte beschikbaarheid van betrouwbare data is het moeilijk om een precieze uitspraak te doen over de hoeveelheid mensen in Nederland dat puur vanwege financiën mondzorg mijdt: de verschillende bronnen geven geen eenduidig beeld. Daarnaast is op dit moment überhaupt weinig structurele informatie beschikbaar omtrent de mondgezondheid van Nederlanders. Het laatste «Signalement Mondzorg», dat werd opgesteld in opdracht van het Zorginstituut, dateert uit 2013 voor volwassenen en 2018 voor de jeugd. Ik vind het van belang dat er structurele informatie beschikbaar komt over de mondgezondheid van mensen in Nederland. Ik zet daarom een langdurige monitor op om de mondgezondheid in Nederland te meten. In afstemming met het veld zal hiertoe een set indicatoren worden opgesteld, waarna de informatie driejaarlijks zal worden uitgevraagd. Het eerste meetmoment start in 2022. Met het verkrijgen van meer informatie over de staat van de mondgezondheid in Nederland, wordt ook de mondgezondheid onder specifieke groepen beter inzichtelijk. Op basis daarvan kan zo nodig aanvullend beleid worden gemaakt.
Bent u bekend met het onderzoek van Stefan Listl, waaruit blijkt dat productiviteitsverlies door gebrekkige mondzorg 3 miljard euro bedraagt in Nederland?3
Ja. In het artikel wordt geschat dat mondgezondheidsproblemen in Nederland samenhangen met een gemiddeld verlies van productiviteit van $ 209 dollar per persoon. Ook wordt beschreven dat er kanttekeningen te plaatsen zijn bij de gebruikte methodiek en schatting.
Deelt u de mening dat mondzorg in het basispakket voor een groot deel het productiviteitsverlies tegen kan gaan? Zo nee, waarom niet?
Mondziekten hebben een invloed op zowel individuen als de maatschappij. Pijn, schaamte, verminderde kwaliteit van leven en verminderde arbeidsproductiviteit kunnen zich daarbij voordoen.9 Mondgezondheid is ook zeer relevant voor integratie in de samenleving, denk aan kansen op de arbeidsmarkt. Slechte mondgezondheid kan de problematiek van mensen met sociale problemen en kwetsbare doelgroepen dus verergeren. Het onderzoek stelt echter niet dat met het toevoegen van mondzorg aan het basispakket het totaal aan productiviteitsverlies kan worden voorkomen. Ook voor zorgmijding is de vraag of hiermee het probleem wordt opgelost. Uit CBS-cijfers blijkt dat in 2018 80,3% van de Nederlanders minimaal 1 keer naar de tandarts is gegaan.
In de jaren dat de mondzorg voor verzekerden van 18 jaar of ouder nog in het ziekenfondspakket was opgenomen, was het percentage Nederlanders dat minimaal 1 keer per jaar naar de tandarts ging aanzienlijk lager. Dit percentage was in 1990 71,3% en in 1995 74,6%. De data van het CBS geven overigens geen uitsluitsel om welke redenen mensen afzien van tandartsbezoek. Uit het TNO-onderzoek «Gebit Fit» uit 2014 kwam naar voren dat individuen die niet jaarlijks naar de tandarts of mondhygiënist gaan, daar diverse redenen voor hebben. Die redenen lopen uiteen van «niet nodig om jaarlijks te gaan vanwege een goed gebit» tot «niet jaarlijks gaan vanwege financiële consequenties» of «niet gaan vanwege verstrekkende angst voor tandheelkundige behandelingen» en allerlei redenen daar tussen in.
Ik vind het daarom passender om in te zetten op lokaal (financieel) maatwerk. In dat verband heb ik u recent geïnformeerd10 over onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut naar de maatregelen die gemeenten en zorgverzekeraars kunnen nemen om ongewenste zorgmijding vanwege financiële redenen tegen te gaan. Momenteel werk ik een motie11 uit waarbij wordt verkend of na de afschaffing van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatie eigen risico (Cer) de gewenste omslag is gemaakt naar maatwerk toegesneden op de persoonlijke situatie van de burger. Ik verwacht uw Kamer hier vóór het zomerreces over te informeren.
Ook neemt VWS, gezien de sterke samenhang tussen schuldenproblematiek en gezondheid, actief deel aan de versnelling van maatregelen uit de brede schuldenaanpak die wordt gecoördineerd door de Staatssecretaris van SZW. Zoals beschreven in mijn brief van 12 februari jongstleden12, wil ik samen met betrokken gemeenten en zorgverzekeraars verkennen op welke wijze het onderwerp «ongewenste zorgmijding» betrokken kan worden bij vroegsignalering van schulden. In het contact met mensen met beginnende betalingsachterstand kan actief worden gevraagd naar, en actiegenomen op, de situatie van ongewenste zorgmijding.
Deelt u de mening dat maatschappelijke baten, zoals verbeterde economische productiviteit en fysieke en mentale gezondheidswinst deel moeten zijn van de overweging om behandelingen al dan niet in het basispakket op te nemen? Zo nee, waarom niet?
Keuzes over de inhoud en omvang van het basispakket worden genomen aan de hand van pakketcriteria.13 De pakketcriteria zijn effectiviteit, kosteneffectiviteit noodzakelijkheid en uitvoerbaarheid. Bij de bepaling van effectiviteit wordt ook gekeken naar de gezondheidswinst die de behandeling oplevert voor de patiënt. Dit kan fysiek én mentaal zijn. Wanneer de kosteneffectiviteit van de behandeling wordt beschouwd, komen ook maatschappelijke kosten en baten, zoals verbeterde economische productiviteit, aan bod. Maatschappelijk baten zijn daarmee onderdeel van de overweging om behandelingen op te nemen in het basispakket.14
Verharding Bospaden |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Bospaden worden verhard met plastic bouwafval»?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat voor de aanleg van wandelpaden in de natuur afval uit de bouw wordt gebruik met plastic erin?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de paden voor maximaal een procent uit vervuilde stromen als plastic, metaal of rubber mogen bestaan?
De systeemcontrole is beschreven in de inleiding. Een toepasser is daardoor in staat zelf beoordelen of het product aan de wettelijke normen voldoet door te controleren of er een CE-keur is afgegeven, een KOMO-certificaat beschikbaar is of een conformiteitsverklaring op grond van de Regeling vaststelling van de status einde-afval recyclinggranulaat en of er een NL-BSB certificaat dat aantoont dat wordt voldaan aan de eisen uit het Besluit bodemkwaliteit.
Wordt bij de aanleg van de paden toegezien op dit maximale percentage vervuilde stromen?
Ik deel met u de zorgen over de milieurisico’s van plastics in het milieu. Daarom ga ik onderzoeken hoe ik het gebruik van recyclinggranulaat beter kan reguleren. Hier kom ik eind van het jaar op terug. Ondertussen heeft Staatsbosbeheer het voornemen om met andere terreinbeheerders en andere partijen in de keten in gesprek te gaan om de haalbaarheid van alternatieven voor menggranulaat te onderzoeken. Dit initiatief vind ik lovenswaardig en ik zal Staatsbosbeheer hierbij ondersteunen met expertise.
Bent u het eens dat de in het artikel genoemde «grove stukjes kunststof» niet in natuurgebieden thuis horen?
Bij de keuze van een verhardingslaag door Staatsbosbeheer worden meerdere criteria gehanteerd, waaronder ook de kosten. Zie ook het antwoord op vraag 7.
Klopt het dat de keuze van Staatsbosbeheer voor recyclinggranulaat uit kostenoverwegingen is gemaakt?
Ja.
Zijn er andere natuurorganisaties of beheerders van gebieden die recyclinggranulaat toepassen voor het aanleggen of onderhouden van paden?
Elk type verharding heeft een milieu-impact, zo ook schelpen of split. Staatsbosbeheer heeft aangegeven met andere natuurbeheerders en de branche het gesprek te willen aangaan over de wenselijkheid van de toepassing van recyclinggranulaat op wandelpaden en de mogelijkheid van alternatieven. In dit traject kan een bredere analyse plaatsvinden op de milieu-impact van verschillende verhardingsmaterialen en de kosten daarvan.
Wat is er volgens u nodig aan financiële middelen om bij aanleg en herstel van wandelpaden het recyclinggranulaat te vervangen voor een duurzaam alternatief als schelpen, of split?
Voor recyclinggranulaat ga ik onderzoeken of ik de verontreinigingen met plastic beter kan reguleren. Dat wil ik zorgvuldig onderzoeken. Recyclinggranulaat omvat 30% van de totale jaarlijkse Nederlandse afvalstroom en kent meerdere toepassingsgebieden waarbij het granulaat vaak is afgedekt, in- of opgesloten. De belangrijkste toepassing is funderingsmateriaal onder wegen waarmee primaire grondstoffen worden uitgespaard. Ik wil de gevolgen voor de verschillende toepassingsgebieden goed in kaart brengen.
Naast het onderzoeken van de mogelijkheid om het gebruik van recyclinggranulaat beter te reguleren wil ik echter ook op korte termijn met de gebruikers en producenten in gesprek gaan om, speciaal voor wandelpaden in natuurgebieden, afspraken te maken. Staatsbosbeheer wil initiatief nemen om met andere terreinbeheerders en andere partijen in de keten in gesprek te gaan om de haalbaarheid van alternatieven voor menggranulaat te onderzoeken. Dit initiatief vind ik lovenswaardig en ik zal Staatsbosbeheer hierbij ondersteunen met expertise. Daarnaast ga ik met de producenten in overleg of het percentage vervuilingen in ieder geval voor deze specifieke toepassing nog verder terug te brengen is.
Bent u bereid zich in te zetten om de in het artikel genoemde vorm van vervuiling tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid de daad bij het woord te voegen en de eisen aan wandelpaden bij te stellen, zodat het gebruik van (vervuilende vormen van) recyclinggranulaat helemaal niet meer plaatsvindt?
Het bericht dat de rechtbank opnieuw bevestigt dat Deliveroo-bezorgers gewoon werknemers zijn |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Hof: Deliveroo-koeriers hebben recht op arbeidscontract»?1
Ik ben bekend met het artikel.
Gaat u nu eindelijk, aangezien de rechter opnieuw heeft aangegeven dat Deliveroo-bezorgers gewoon werknemers zijn, ervoor zorgen dat maaltijdbezorgers zeker kunnen zijn van een fatsoenlijk loon, bescherming bij ziekte en doorbetaling bij het wachten bij een restaurant?
Rechterlijke uitspraken zijn uiteraard van belang voor zowel de uitleg van bestaande regelgeving als het toezicht op de naleving van wetgeving door publieke toezichthouders. Hierop wordt bij de beantwoording van vraag 3 en 4 ingegaan.
Bezorgers die onder deze rechterlijke uitspraak vallen kunnen een arbeidsovereenkomst opeisen, waarmee (onder meer) uren inclusief wachttijden bij restaurants worden betaald en bescherming bij ziekte wordt geboden volgens de cao voor beroepsgoederenvervoer. Omdat de arbeidsovereenkomst civiel recht is, is het aan werkenden, evt. ondersteund door een vakbond, deze rechten op te eisen. Al geldt daarbij dat er ook van overheidswege toezicht is op de naleving van fiscale, socialezekerheids- en arbeidswetgeving (zie vraag 4). Overigens staat tegen de bewuste rechterlijke uitspraak nog wel de mogelijkheid van cassatie open.
In aanvulling op het bovenstaande geldt dat, vanwege specifieke kwetsbaarheden van platformwerkers, het kabinet is gestart met de uitwerking van een rechtsvermoeden van het bestaan een arbeidsovereenkomst voor platformwerkers ten behoeve van een komend kabinet. Hierbij staat de vraag centraal of en hoe een dergelijk rechtsvermoeden geoperationaliseerd kan worden, zodat het in de praktijk ondersteuning biedt aan platformwerkers.2
Hoeveel signalen heeft u en de Belastingdienst nodig om in te zien dat platformbedrijven in de maaltijdbezorging, zoals Deliveroo en Uber Eats, kwaadwillende werkgevers zijn en misbruik maken van hun werknemers door hen als schijnzelfstandigen aan de slag te laten gaan?
Een beoordeling van de vraag of sprake is van kwaadwillendheid vergt een individuele toetsing door de Belastingdienst van alle feiten en omstandigheden van het geval in onderlinge samenhang bezien. Gelet op de interpretatieverschillen in beoordeling die op grond van de huidige wet- en regelgeving mogelijk zijn, kan een opdrachtgever in een geschil met de inspecteur een pleitbaar standpunt hebben dat geen sprake is van een dienstbetrekking. In dat geval kan geen sprake zijn van kwaadwillendheid zoals eerder aan Uw Kamer bericht.3 De rechter heeft voor dit specifieke geval in een civiele rechtszaak in hoger beroep wel vastgesteld dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, maar geen uitspraak gedaan over de kwaadwillendheid van de opdrachtgever/werkgever in de zin van de handhaving door de Belastingdienst.
Overigens doet de Belastingdienst over individuele belastingplichtigen geen uitspraak op grond van zijn geheimhoudingsplicht (artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen).
Gaat u daarom nu wel per direct handhavend optreden tegen platformbedrijven in de maaltijdbezorging?
In het geval van rechterlijke uitspraken gaan aan handhaving verschillende stappen vooraf die er in algemene zin als volgt uitzien:
De Belastingdienst voert allereerst een individuele toetsing van alle feiten en omstandigheden van het geval uit om een eigen standpunt in te kunnen nemen en te onderbouwen door middel van een onderzoek. De Belastingdienst kan niet automatisch afgaan op een gerechtelijke uitspraak waarbij de Staat der Nederlanden geen procespartij is.
Het onderzoek mondt uit in vaststelling van feiten en omstandigheden en een conclusie met betrekking tot de kwalificatie van de arbeidsrelatie. Die wordt voor reactie aan de betreffende opdrachtgever voorgelegd.
Wanneer de Belastingdienst tot het standpunt komt dat sprake is van een dienstbetrekking en ten onrechte buiten dienstbetrekking wordt gewerkt, wordt een aanwijzing gegeven. Bij de aanwijzing wordt een redelijke termijn gegeven waarbinnen deze moet zijn opgevolgd.
Wanneer de aanwijzing niet of niet in voldoende mate is opgevolgd binnen de gegeven redelijke termijn zal worden gehandhaafd. Dit kan door middel van correctieverplichtingen, naheffingen en boetes, terugwerkend tot het moment dat de aanwijzing is aangegeven.
De markt van de platformbedrijven in de maaltijdbezorging bestaat hoofdzakelijk uit enkele grote spelers waarop de Belastingdienst (individueel) toezicht houdt. In antwoord op de toezegging die is gedaan in het AO Arbeidsmarktbeleid van 7 december jl. naar aanleiding van het verzoek van het lid Palland (CDA) geven wij aan dat bij de platformbedrijven in de maaltijdbezorging geen extra toezicht nodig is, omdat de Belastingdienst al toezicht uitoefent bij deze bedrijven. Omdat de markt van de platformbedrijven in de maaltijdbezorging hoofdzakelijk enkele grote spelers betreft mag de Belastingdienst op grond van zijn geheimhoudingsplicht (artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen) geen verdere uitspraken over de uitvoering van dat toezicht bij deze bedrijven doen.
Naast bovenstaande geldt dat de Inspectie SZW risicogericht toezicht houdt op de naleving van de arbeidswetgeving zoals de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), de Arbeidstijdenwet (Atw) en de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). Het themaprogramma schijnconstructies, cao-naleving en fraude is onder meer gericht op mogelijke misstanden in de platformeconomie en schijnzelfstandigheid. Daar waar de arbeidswetgeving mogelijk niet wordt nageleefd, bijvoorbeeld bij te laag loon of te lange arbeidstijden, wordt nader onderzoek gedaan naar de feiten en omstandigheden waaronder gewerkt wordt. Het programma horeca en detailhandel zet in op verbetering van de naleving van de Arbeidstijdenwet bij met name jeugdige maaltijdbezorgers. Als geconstateerd wordt dat de arbeidswetgeving is overtreden wordt gehandhaafd en kan bijvoorbeeld een bestuurlijke boete worden opgelegd.
Deelt u de mening dat het feit dat deze praktijken van schijnzelfstandigheid bij platformbedrijven Deliveroo en Uber Eats al jaren kan voortduren, betekent dat deze bedrijven nog nooit als kwaadwillende bedrijven door de Belastingdienst zijn aangemerkt en dus ook nog nooit een boete hebben gekregen?
Het antwoord op de vraag of een opdrachtgever kwaadwillend is, vergt een individuele toetsing van alle feiten en omstandigheden van het geval in onderlinge samenhang bezien (zie ook het antwoord op vraag 3). De Belastingdienst doet over individuele belastingplichtigen geen uitspraak op grond van zijn geheimhoudingsplicht (artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen).
Gaat u tevens aan de slag om er voor te zorgen dat Deliveroo de misgelopen sociale premies en belastinginkomsten, a 32 miljoen euro per jaar, gaat afdragen?
Ik verwijs ook naar de antwoorden op de vragen 3 en 4. De Belastingdienst doet over individuele belastingplichtigen geen uitspraak op grond van zijn geheimhoudingsplicht (artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen).
Kunt u zich verder ook vinden in het oordeel van de rechter dat het voor zelfstandigen die een inkomen tussen de € 11,00 en € 13,00 per uur hebben het niet goed mogelijk is adequate voorzieningen te treffen in het geval van arbeidsongeschiktheid en werkloosheid?
Ik kan mij vinden in het oordeel van de rechter. Met een dergelijk inkomen lijkt het lastig voorstelbaar dat adequate voorzieningen kunnen worden getroffen en zelfstandigen zich kunnen verzekeren of reserveringen kunnen maken voor risico’s op inkomensverlies (ziekte en arbeidsongeschiktheid, werkloosheid/leegloop).
Hoe beoordeelt u verder de harde woorden vanuit de FNV dat «daadkracht ontbreekt bij de politiek» en dat vanwege het gebrek aan daadkracht van dit kabinet de misstanden bij Deliveroo konden voortduren en dat dit «feitelijk de bijl aan de wortel van de rechtsstaat zet»?2
Met de voortgangsbrieven zelfstandigen5 heeft het kabinet meermaals de afwegingen en complexiteit rondom de afbakening van zelfstandigen besproken en daarin is ook uitgebreid gewisseld en toegelicht welke knelpunten in de weg stonden aan het realiseren van maatregelen zoals een minimumtarief. Gelet op de – breed gesignaleerde – bezwaren die kleven aan een dergelijk tarief, is deze maatregel ingetrokken ondanks de grote inzet die is gepleegd om tot een werkbare minimumtarief-maatregel te komen.
Bij de reactie op het rapport van de Commissie Regulering van werk heeft het kabinet wel aangekondigd specifiek voor platformwerkers te starten met de uitwerking van een rechtsvermoeden rondom platformwerk ten behoeve van een komend kabinet6 (zie ook vraag 2).
Heeft deze rechterlijke uitspraak ook gevolgen voor andere platformbedrijven, zoals Temper, Helpling en Uber?
Deze uitspraak gaat specifiek over de situatie van Deliveroo bezorgers. Het vaststellen of een arbeidsrelatie kwalificeert als een dienstbetrekking vergt altijd een individuele toetsing van alle feiten en omstandigheden van het geval in onderlinge samenhang bezien. Rechterlijke uitspraken zijn uiteraard van belang voor het ontwikkelen van beleid, de uitleg van bestaande regelgeving en het toezicht op de naleving van wetgeving door publieke toezichthouders.
Het afzeggen van NVWA-controles door code rood |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het besluit van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) om vanwege code rood controles bij slachterijen af te zeggen?1 2
Ja.
Was u op hoogte gesteld van het voornemen van de NVWA om dit besluit te nemen?
Op zondag 14 februari 2021 om 17:30 uur heeft het KNMI code rood afgegeven voor maandag 15 februari. Mijn ministerie is op zondagavond 14 februari en ook de dagen erna door de NVWA geïnformeerd over het besluit.
Is de veronderstelling juist dat in aanloop naar dit besluit geen overleg is gevoerd met de sector? Zo ja, hoe waardeert u dit?
De ingangsmomenten van code rood voor de verschillende provincies vielen grotendeels samen met het moment waarop NVWA-medewerkers op weg zouden zijn naar hun werkzaamheden in onder meer slachthuizen. De aankondiging van deze code rood is voor de NVWA aanleiding geweest om zich te beraden op de gevolgen hiervan ten aanzien van de inzetbaarheid van haar personeel. De NVWA heeft op zondagavond 14 februari rond 22.00 uur het besluit genomen om in verband met de veiligheid van haar medewerkers de dienstverlening voor de slachthuizen op maandagochtend niet op te starten totdat code rood van het KNMI zou zijn opgeheven. De desbetreffende slachthuizen en branchevertegenwoordigers (Nepluvi en COV) zijn hierover geïnformeerd. Voorafgaand aan dit besluit was ook reeds contact gezocht met verschillende bedrijven en vertegenwoordigers van de sector. Inmiddels heeft de NVWA ook met sectorpartijen een overleg gehad naar aanleiding van de besluiten rond code rood om na te gaan of en, zo ja, welke afspraken met het bedrijfsleven nodig zijn over het handelen in extreme (weers)situaties en de onderlinge communicatie daarover.
Over extreme weersomstandigheden wordt ook in het kader van het Nationaal plan diertransporten bij extreme temperaturen twee keer per jaar met relevante sectoren gesproken. Dit plan is tot stand gekomen in 2016 in overleg met de betrokken sectoren en wordt elk jaar met de sectoren geëvalueerd. Dit jaar zal de winterse code rood van februari jl. uiteraard meegenomen worden in de evaluatie. Overigens kent dat Nationaal plan ten aanzien van exportcertificering van levende dieren de bepaling dat deze niet wordt uitgevoerd bij code rood.
Klopt het dat een audit bij een vleesverwerkend bedrijf in het gebied waarvoor code rood gold wel is doorgegaan? Zo ja, hoe is dat te rijmen met het besluit om de controles bij slachterijen af te zeggen?
Het besluit om met code rood niet de weg op te gaan was van kracht voor de medewerkers van de NVWA die plaats- en tijdgebonden werkzaamheden verrichten. Bij andere werkzaamheden, zoals het verrichten van een audit, hebben medewerkers de ruimte om het tijdstip daarvan afhankelijk van de (weers)omstandigheden zelf te bepalen en ook aan te passen.
Waarom zijn controles afgezegd in gebieden waar aan het begin van de morgen nog geen sprake was van ijzel?
Op zondag 14 februari 2021 om 17:30 uur heeft het KNMI code rood afgegeven voor maandag 15 februari. Code rood is afgegeven in drie fases voor de onderscheiden delen van Nederland: vanaf 3.00 uur voor de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland; vanaf 5.00 uur voor de provincies Flevoland, Utrecht, Gelderland, Brabant, Friesland en de Wadden en vanaf 7.00 uur voor de overige provincies. Deze tijden komen overeen met het moment waarop NVWA-medewerkers in verband met hun inzet op bijvoorbeeld slachthuizen onderweg zijn. De aankondiging van deze code rood is voor de NVWA aanleiding geweest om zich te beraden op de gevolgen hiervan ten aanzien van de inzetbaarheid van haar personeel.
De NVWA heeft op zondagavond 14 februari rond 22.00 uur het besluit genomen om in verband met de veiligheid van haar medewerkers de dienstverlening voor de slachthuizen op maandagochtend niet op te starten totdat code rood van het KNMI zou zijn opgeheven. De desbetreffende slachthuizen en branchevertegenwoordigers (Nepluvi en COV) zijn hierover geïnformeerd. Voorafgaand aan dit besluit was ook reeds contact gezocht met verschillende bedrijven en vertegenwoordigers van de sector.
Het is de primaire verantwoordelijkheid van de leiding van de NVWA om zoveel als mogelijk te voorkomen dat medewerkers in hun werkomgeving worden blootgesteld aan onveilige situaties en om bekende risico’s te beheersen. Het genomen besluit in het kader van de afgekondigde code rood vind ik een begrijpelijke vertaling van deze verantwoordelijkheid.
Nadat het KNMI de code rood voor een provincie heeft opgeheven, heeft de NVWA haar medewerkers in die gebieden naar het werk laten gaan.
Hoe waardeert u de berichten dat het besluit van de NVWA betekende dat diertransporten rechtsomkeert moesten maken en dat hierdoor het dierenwelzijn is geschaad?
Ik reken het tot de verantwoordelijkheid van de bedrijven en brancheverenigingen zelf om zich rekenschap te geven van de kwetsbaarheid van dieren in de weersomstandigheden zoals die zich voordeden gedurende de tijd dat code rood van kracht was. Dat extra transportbewegingen bijkomende stress veroorzaken bij de dieren is aannemelijk. Voor de slachterijen geldt dat zij moeten beschikken over de nodige bufferruimte om dieren op te vangen bij onvoorziene omstandigheden.
Zijn in afgelopen jaren bij code rood alle NVWA-controles afgezegd?
Sinds 2010 waarschuwt het KNMI per provincie en in drie kleurcodes. De laatste keer code rood voor heel het land was één week eerder, op zondag 7 februari 2021, en daarvoor op 13 februari 2012 voor gladheid door ijzel of ijsregen in het hele land. De laatste keer code rood op provincieniveau was op 31 december 2019, voor Friesland, Groningen en Drenthe, vanwege dichte mist. De voorgaande afgegeven code rood waren op een zodanig tijdstip en/of omstandigheden dat de NVWA het overgrote deel van de werkzaamheden door heeft kunnen laten gaan.
Wat is de consistente beleidslijn ten aanzien van de inzet van overheidsdiensten en controles bij code rood, in het algemeen en bij de NVWA in het bijzonder?
Goed werkgeverschap vraagt om oog te hebben voor de veiligheid van de medewerkers. Het beleid van de NVWA is dat bij code rood de medewerkers niet op pad gaan. Voor slachterijen en overige inspectie werkzaamheden betekent dit dat de werkzaamheden worden opgeschort bij code rood, omdat het uitgangspunt de veiligheid van de NVWA-medewerkers is. Ook zijn er bij dierentransporten onder dergelijke extreme weersomstandigheden mogelijke ernstige gevolgen voor het dierenwelzijn.
Het is aan de desbetreffende onderdelen van de rijksdienst zelf om in het kader van zorgvuldig werkgeverschap te besluiten over de inzet van medewerkers in dergelijke situaties. Er is geen rijksbreed kader is voor de inzet van overheidsdiensten tijdens code rood van het KNMI.
Hoe waardeert u de besluitvorming en het besluit van de NVWA in het licht van voorgaande?
Het is de primaire verantwoordelijkheid van de leiding van de NVWA om zoveel als mogelijk te voorkomen dat medewerkers in hun werkomgeving worden blootgesteld aan onveilige situaties en om bekende risico’s te beheersen. Het genomen besluit in het kader van de afgekondigde code rood vind ik een begrijpelijke vertaling van deze verantwoordelijkheid.
Bent u voornemens ervoor te zorgen dat eerst overleg met relevante sectororganisaties wordt gevoerd alvorens ingrijpende besluiten te nemen?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 3.
Het bericht dat president Erdogan een grote rol speelt in opkomst salafisme in Nederland |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Geheime «Turkije analyse» NCTV lekt uit: grote rol Erdogan bij opkomst salafisme in Nederland»?1
Ja.
Wat vindt u van de analyse van de Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid (NCTV) dat de Turkse president Erdogan een bewuste islamiseringsstrategie in Nederland uitvoert en ruimte geeft aan salafistische soms jihadistische organisaties? Hoe beoordeelt u de gevolgen hiervan, zoals de nota die beschrijft, onder meer dat «antiwesterse religieuze boodschappen en activiteiten, die president Erdogan regelmatig ventileert» kunnen leiden tot «haat zaaien onder bepaalde groepen Turkse Nederlanders» en «ervoor zorgen dat zij zich van de Nederlandse maatschappij en het democratische systeem afkeren»?
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
Hoe beoordeelt u de analyse van de NCTV dat de Turkse gemeenschap in Nederland «kwetsbaar» is voor «beïnvloeding vanuit Turkije»?
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
Hoe beoordeelt u het dat verschillende factoren in Europa, onder andere in Nederland, «geleidelijk een gewijzigd islamitisch landschap hebben gecreëerd binnen de Turkse gemeenschappen»?
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
Deelt u de mening dat dit onwenselijk en volstrekt ontoelaatbaar is in een land als Nederland? Kunt u hierbij ook specifiek ingaan op de implicaties van deze vorm van Turkse beïnvloeding voor de nationale veiligheid van ons land, gezien het feit dat de NCTV een mogelijk verband ziet tussen de «antiwesterse retoriek» van Erdogan en de terroristische aanslag van Gökmen T. op een tram in Utrecht in 2019, waarbij vier doden en zes gewonden vielen?
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
Vindt u dat deze verontrustende constateringen moeten leiden tot een veel stevigere aanpak van deze ongewenste beïnvloeding, bijvoorbeeld door de buitenlandse financiering van moskeeën vanuit onvrije landen te verbieden en de mogelijkheden en bevoegdheden om salafistische organisaties aan te pakken, te vergroten?
Ik verwijs uw Kamer graag naar de zorgen en standpunten van het kabinet ten aanzien van mogelijke buitenlandse beïnvloeding die zijn vermeld in Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 49, 52 en 533, alsmede in de «Kamerbrief aanpak ongewenste vormen inmenging Turkije» d.d. 10 juni 20204 en de Kabinetsreactie op het POCOB-eindverslag5).
Het streven is om een nieuwe analyse nog voor de zomer 2021 af te ronden en uw Kamer daarover te zijner tijd te informeren. Het kabinet zal daarna bezien of het wel of niet noodzakelijk is om additionele maatregelen te treffen.
Welke maatregelen neemt u om deze vorm van ongewenste beïnvloeding tegen te gaan, en de kwalijke invloed van de Turkse president op Turkse Nederlanders terug te dringen?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u aangeven hoe u daarbij ook de inhoud van de aangenomen motie-Bisschop2 over het uitbreiden van de bevoegdheden van de Taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering gaat betrekken?
De motie-Bisschop7 wordt momenteel bestudeerd om te bepalen of de Taskforce behoefte heeft aan meer bevoegdheden en zo ja, welke dat zouden moeten zijn. Daarbij worden alle vormen van gedrag betrokken die op termijn potentieel ondermijnend zijn voor de democratische rechtsorde, conform de definitie van problematisch gedrag die in de POCOB-beleidsreactie is verwoord. Het gaat daarbij dus niet uitsluitend om problematisch gedrag dat door bepaalde leden van organisaties van salafistische signatuur wordt vertoond, of om buitenlandse financiering uit uitsluitend bepaalde landen. Zoals de regering ook in het debat over de POCOB heeft aangegeven, focust de Taskforce op gedragingen van personen of groepen die voornamelijk binnen de grenzen van de wet vallen, maar tot aantasting en ondermijning van de democratische rechtsorde kunnen leiden.
Wat vindt u van het feit dat de zogeheten Kaplan-groep inmiddels opnieuw online-activiteiten in ons land ontplooit, waarbij het onder meer gaat om een persoon die in verband wordt gebracht met de man «die op 18 maart 2019 een aanslag pleegde in een tram in Utrecht»?
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
In algemene zin kan ik aangeven dat op landelijke niveau de overheid zich inzet, samen met het bedrijfsleven, om terroristische en extremistische uitingen, zowel online als offline, geen vat te laten krijgen op de samenleving. De Internet Referral Unit (IRU) bij de politie ondersteunt deze aanpak door het signaleren en het verzoeken tot verwijderen van terroristische content.
Ook kan het Openbaar Ministerie – al dan niet na een aangifte of melding – een onderzoek starten en zo nodig tot vervolging over gaan indien er strafbare feiten zijn gepleegd op het internet.
Verder worden doorlopend gesprekken gevoerd met internetbedrijven om de samenwerking in de aanpak van terrorisme en andere illegale uitingen op het internet verder te versterken. Nederland is bijvoorbeeld actief in het EU Internetforum. Hierbij werken EU-lidstaten, de Europese Commissie en het bedrijfsleven op vrijwillige basis samen om het aanbod van terroristische content op het internet te beperken.
Tevens wordt, op basis van de EU Verordening aanpak terroristische content online (TCO), een autoriteit ingericht die toezicht houdt op de maatregelen uit deze verordening die gericht zijn op het zoveel mogelijk te schonen van het internet van terroristische content. Extremistische en/of, antidemocratische uitingen online die zodanig ernstig van aard zijn en daarmee onder de definitie vallen van terroristische content, zoals bedoeld in de TCO-verordening, vallen binnen de reikwijdte van deze verordening. De daarin opgenomen definitie van online terroristisch materiaal sluit nauw aan bij de bestaande definities van terroristische misdrijven in richtlijn 2017/541/EU, zoals geïmplementeerd in ons eigen strafrecht. Deze definitie is leidend als beoordelingscriterium voor het inzetten van de bevoegdheden, zoals de mogelijkheid om internetbedrijven te verplichten aangetroffen content binnen een uur te verwijderen.
Welke stappen onderneemt u tegen de (online) activiteiten van deze groep?
Zie antwoord vraag 9.
Marktkooplieden in de non-food sector, die nog steeds niet open mogen |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Bas van 't Wout (minister economische zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over marktkooplieden in de non-food sector, die nog steeds niet open mogen?1
Ja.
Kunt u aangeven wat de reden hiervoor is, zeker nu alle winkels meer ruimte hebben gekregen middels het click & collect systeem?
Bij bestellen en afhalen gelden, net als het winkelen op afspraak, strenge voorwaarden die zijn toegespitst op winkels. De ambulante handel valt hier niet onder. Zoals aangegeven in de brief van de Minister van VWS dd. 23 maart 2021 laat het epidemiologisch beeld het momenteel niet toe om versoepelingen door te voeren. Het beleid blijft er op gericht om het aantal reisbewegingen en contactmomenten zoveel mogelijk te beperken. Daarom blijft het sluiten van warenmarkten, met uitzondering van warenmarkten voor levensmiddelen, noodzakelijk. Het kabinet volgt nadrukkelijk hoe het coronavirus zich verder ontwikkelt, om te bezien of er meer ruimte komt voor het verantwoord versoepelen van maatregelen.
Geldt het click & collect systeem ook voor de ambulante handel? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom mogen de markten niet open gaan, er is immers sprake van optimale ventilatie en de kans op besmetting buiten is toch zeer gering?
De huidige openstelling van markten is beperkt tot warenmarkten in de levensmiddelenbranche. Hier is op het moment dat de volledige lockdown werd ingevoerd voor gekozen om het aantal reisbewegingen en contacten te beperken.
Waarom is er een kunstmatige scheiding aangebracht tussen de food- en de non-food ondernemers?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat marktkooplieden, die geen loonkosten en vaste lasten hebben, niet in aanmerking komen voor de NOW- en TVL-regeling?
De tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid heeft als doel banen te beschermen door (een deel van) de loonkosten te vergoeden. Met de tegemoetkoming NOW kunnen werkgevers hun werknemers met een vast en met een flexibel contract doorbetalen en in dienst houden. Indien NOW aangevraagd wordt zonder dat er sprake is van een loonsom, wordt deze aanvraag afgewezen.
Marktkooplieden komen in principe in aanmerking voor de TVL. Het kan zijn dat marktkooplieden de minimaal vereiste omvang vaste lasten niet halen. Deze is echter door het kabinet met ingang van de TVL Q1 verlaagd van 3.000 naar 1.500 euro om ook kleinere ondernemers toegang tot de TVL te geven.
Betekent dit dat er voor hun slechts de TOZO resteert van 1.500 euro, terwijl zij vaak aan vaste lasten al meer dan 3.000 euro hebben? Klopt het dat als deze marktkooplieden een verdienende partner hebben, zij helemaal niets krijgen?
Vanuit de Tozo kan het huishoudinkomen van zelfstandig ondernemers worden aangevuld tot het sociaal minimum. Het sociaal minimum bedraagt € 1.050 per maand voor een alleenstaande en € 1.500 per maand voor gehuwden en samenwonenden. Indien het gezamenlijke inkomen van de zelfstandige en zijn of haar partner meer bedraagt dan € 1.500 per maand, bestaat er geen recht op Tozo.
Via de gemeenten kan aan huishoudens middels de Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK) hulp worden geboden bij het betalen van onvermijdelijke en noodzakelijke kosten wanneer zij deze door een onvoorzienbare en onvermijdelijke terugval in hun inkomen in verband met de coronamaatregelen niet langer kunnen dragen. Deze regeling is ook bedoeld voor zelfstandigen die vanwege de partnerinkomenstoets geen recht hebben op Tozo.
Overigens sluiten het gebruik van de Tozo en het gebruik van de TVL elkaar niet uit.
Kunt u de partnertoets in de TOZO zo spoedig mogelijk afschaffen, dan wel de markten weer openstellen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is niet voornemens de partnerinkomenstoets in de Tozo af te schaffen. Het schrappen van de partnerinkomenstoets zet de gemeentelijke uitvoeringscapaciteit onder zware druk. Deze capaciteit is hard nodig om de TONK uit te voeren en ondernemers te ondersteunen bij heroriëntatie. Bovendien acht het kabinet dit beleidsmatig ongewenst, onder andere omdat dit de ongelijkheid tussen Tozo-gerechtigden en andere bijstandsgerechtigden zou vergroten.
Ten aanzien van de mogelijke versoepeling van maatregelen eind maart verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2 en 3.
Bent u bereid om de noodkreet van 10 februari 2021 van de Centrale Vereniging voor Ambulante Handel met een positieve grondhouding te bezien? Wanneer bent u in staat om hun brief te beantwoorden? Kunt u een afschrift van uw reactie toevoegen aan de beantwoording van deze vragen?
Ik heb de brief per heden beantwoord. Een afschrift van mijn reactie treft u bijgaand aan.
Bent u bereid in overleg te gaan met gemeenten, teneinde de mogelijkheden te bezien om, voor de marktkooplieden die nu wel op de markt mogen staan, markt- en daggeld te reduceren, dan wel kwijt te schelden? Bent u bereid gemeenten hiervoor te compenseren? Zo nee, waarom niet?
Het steunpakket van het kabinet ademt mee met de omstandigheden en het omzetverlies van de ondernemers. De TVL is bedoeld om ondernemers in hun kosten tegemoet te komen. In geval van omzetverlies kunnen ook marktkooplieden daar gebruik van maken. Het is aan gemeenten of zij mogelijkheden zien om markt- en daggeld te reduceren of kwijt te schelden. Het kabinet is niet voornemens een aparte compensatieregeling (voor gemeenten) te treffen voor markt- en daggelden.
Plannen voor legalisering door provincies van twee illegale megastallen van varkensindustrieel Straathof |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() |
Is het u bekend dat op dit moment twee provincies, te weten Noord-Brabant en Flevoland, twee illegaal in bedrijf zijnde megastallen met in totaal circa 35.000 varkens van de beruchte varkensindustrieel Straathof (Sebava B.V.) aan het legaliseren zijn, door de ontbrekende vergunningen op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) alsnog te verlenen?1 2 3 4
Ik weet dat er bij de provincie Noord-Brabant van deze ondernemer een aanvraag in behandeling is voor een vergunning op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb). Er is op 5 januari jl. een bewilligend ontwerpbesluit door het bevoegd gezag gepubliceerd. Het bedrijf in Flevoland heeft een melding gedaan onder de werking van het PAS. Op legalisering van deze situatie is uitzicht in het kader van de vergunningverlening aan de zogenoemde PAS-melders, waar provincies en Rijk samen aan werken (Kamerstuk 35 334, nr. 25).
Hoe beoordeelt u deze legalisering van de varkenshouderijen in de gemeenten Someren (Noord-Brabant) en Noordoostpolder (Flevoland), in het licht van de regelingen die door u zijn opgetuigd om (varkens)bedrijven juist op te kopen om de stikstofcrisis, maar ook stank van varkenshouderijen aan te pakken?5 6
Een veehouder die door wil gaan en die niet deelneemt aan een regeling voor de beëindiging of opkoop van veehouderij, en zijn bedrijf aan wil passen of uitbreiden, kan dat binnen de geldende juridische kaders doen. Ten aanzien van PAS-melders hebben Rijk en bevoegd gezagen geoordeeld dat ze een verantwoordelijkheid hebben om in een Wnb-vergunning te voorzien.
De regelingen voor de beëindiging of opkoop van veehouderijen werken op basis van vrijwilligheid, de keuze om hieraan deel te nemen is aan de betrokken veehouder. Als een veehouder deelneemt aan een dergelijke regeling dan is hij of zij gebonden aan de subsidievoorwaarden van de betreffende regeling. De subsidieregeling sanering varkenshouderijen, die gericht is op het terugdringen van geurhinder, is inmiddels gesloten voor deelname.
Is het juridisch mogelijk dat varkenshouder Straathof zich -na mogelijke legalisering- voor deze twee locaties inschrijft voor een beëindigingsregeling?
Voorzien is in een Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) die openstaat voor subsidieaanvragen door melkvee-, pluimvee- en varkenshouders in heel Nederland. Iedere aanvraag zal daarbij getoetst worden op de subsidievoorwaarden.
Kunt u uiteenzetten waar de provincies de benodigde stikstofruimte vandaan gaan halen voor deze twee legaliseringen, van respectievelijk circa 15.000 varkens in Flevoland en 20.000 in Noord-Brabant?
Als er bij een aanvraag voor een Wnb-vergunning mitigerende maatregelen genomen moeten worden om negatieve effecten op Natura 2000-gebieden te voorkomen moet de aanvrager deze in principe zelf verzorgen. Ten aanzien van PAS-melders hebben Rijk en bevoegde gezagen geoordeeld dat zij een verantwoordelijkheid hebben om de betrokken activiteiten te vergunnen. Voor zover er mitigerende maatregelen nodig zijn om PAS-melders een vergunning te kunnen verstrekken komt de ruimte daarvoor uit bronmaatregelen die door het Rijk uitgevoerd of bekostigd worden.
Erkent u dat het legaliseren van deze twee megastallen met ruimte voor in totaal 35.000 varkens betekent dat op andere plekken flinke extra maatregelen moeten worden genomen om stikstofuitstoot te reduceren?
Allereerst moet bepaald worden of er mitigerende maatregelen nodig zijn om een vergunning te verstrekken. De nog te mitigeren stikstofdepositie van een activiteit op stikstofgevoelige habitat in een Natura 2000-gebied hangt af van een groot aantal factoren, zoals onder andere het aantal dieren, het gebruikte staltype en de afstand tot het Natura 2000-gebied.
Er zijn hier emissiebeperkende stalsystemen gebruikt en er is afstand tot het meest nabije Natura 2000-gebied. Voor zover ik nu kan overzien is hier geen sprake van piekbelasters.
Deelt u, in het licht van de stikstofcrisis, de mening dat het, naast het uitkopen van veehouderijen, (kosten)efficiënter is om illegale veehouderijen als overheid niet te legaliseren? Zo ja, bent u bereid het beleid hierop aan te passen? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Door de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 viel de juridische basis weg onder het doen van meldingen op basis van het PAS. Daardoor ontbreekt het de melders sinds die tijd aan de toestemming voor hun activiteit, voor zover het gaat om de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Omdat deze ondernemers binnen de bestaande juridische kaders hebben gehandeld, is al snel na de uitspraak besloten dat de overheid als verantwoordelijke voor het PAS zou zorgen voor een nieuwe juridische toestemming voor de betrokken activiteiten. Hier werken mijn ministerie en de provincies momenteel aan. Verder kan een ondernemer natuurlijk zelf een vergunning aanvragen, op basis van de bestaande juridische kaders.
Kunt u zich voorstellen dat mensen het onverteerbaar vinden dat de industriële varkenshouder Straathof, die in Duitsland een beroepsverbod opgelegd heeft gekregen vanwege ernstige dierenmishandeling en die ook in Nederland herhaaldelijk ernstige dierenwelzijnsovertredingen heeft begaan, milieuvergunningen heeft overtreden en significant meer dieren heeft gehouden dan volgens vergunningen was toegestaan, van de Nederlandse centrale en decentrale overheden alle medewerking lijkt te krijgen om zijn imperium in Nederland verder uit te breiden? Zo ja, hoe legt u dit uit? . Hoe vaak heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bedrijven van de omstreden varkenshouder Straathof gecontroleerd in de afgelopen vijf jaar, waren deze controles onaangekondigd en wat waren hierbij de bevindingen en welke maatregelen zijn hierbij opgelegd?
Een beroepsverbod dat een ondernemer in een ander land is opgelegd, kan op zichzelf geen grond zijn voor het weigeren van een Wnb-vergunning die door deze ondernemer is aangevraagd of voor het behandelen van een PAS-melding. Evenmin kan het gestelde onbehoorlijke gedrag van de ondernemer jegens dieren in de beoordeling van de aanvraag van een Wnb-vergunning worden betrokken, aangezien dit aspect niet valt binnen het toetsingskader voor de beoordeling van deze aanvragen.
Het is aan het bevoegd gezag om, binnen de kaders van het toepasselijke recht, de Wnb-vergunning al dan niet af te geven. De procedure van aanvraag en afgifte van een Wnb-vergunning is omkleed met de waarborgen die de Algemene wet bestuursrecht biedt, onder meer wat betreft de bekendmaking van het besluit en de mogelijkheid van bezwaar en beroep. Een houder heeft de verantwoordelijkheid om goed voor het welzijn en de gezondheid van zijn dieren te zorgen. Indien er sprake is van overtredingen zal de overheid optreden door middel van bestuursrechtelijke handhaving, gericht op herstel, of strafrechtelijke handhaving.
Zijn de naar schatting 400.000 biggen per jaar die worden gefokt en geboren bij de verschillende bedrijven van Straathof in Nederland bestemd voor de export of voor de Nederlandse markt?
In eerder beantwoorde vragen van uw Kamer over deze varkenshouder (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2490) is inzicht gegeven in het aantal NVWA-inspecties van Nederlandse vestigingen van deze houder, en de opgelegde sancties naar aanleiding van deze inspecties. In deze antwoorden is aangegeven dat de NVWA in de periode 2007–2018 de Nederlandse vestigingen van deze eigenaar 22 keer heeft gecontroleerd. In enkele gevallen was sprake van ernstige overtredingen, soms met ernstig verminderd dierenwelzijn tot gevolg. Tegen de geconstateerde overtredingen is bestuursrechtelijk en strafrechtelijk opgetreden. Bij her-controles bleken de geconstateerde tekortkomingen te zijn hersteld en was er geen sprake meer van overtredingen.
De laatste keer dat de NVWA een inspectie op het onderwerp dierenwelzijn bij een bedrijf van deze varkenshouder heeft uitgevoerd was in 2020. Hierbij is één overtreding geconstateerd. Daarvoor is een rapport van bevinding opgemaakt. Op basis van een rapport van bevinding kan de NVWA een bestuurlijke boete opleggen.
Is het mogelijk dat deze biggen worden «afgemest» bij varkenshouderijen van Straathof in Hongarije?
Iedere varkenshouder heeft een vrije keuze over de manier waarop deze zijn varkens afzet. Daarbij heeft deze ook de mogelijkheid om de dieren naar het buitenland te transporteren. Een houder hoeft niet van te voren te bepalen of dieren in Nederland blijven of in een ander land. Het staat de varkenshouder vrij om hier per geval zijn eigen keuzes in te maken.
Het vervoer van varkens naar andere lidstaten moet voldoen aan de Europese regels voor diergezondheid en dierenwelzijn. Veehouders geven in het kader van die regels informatie over de transportbewegingen van hun dieren door aan de NVWA en RVO.nl. Gegevens over de bestemming van varkens van specifieke varkenshouderijen zijn bedrijfsgegevens waarover ik geen mededeling kan doen aan uw Kamer.
Bent u bereid om te onderzoeken op welke wijze u het legaliseren van de twee illegale varkensbedrijven van Straathof (Sebava) door de provincies Noord-Brabant en Flevoland tegen kunt houden? Zo nee, waarom niet?
Ja, dat zijn ondernemerskeuzes en iedere varkenshouderij heeft de mogelijkheid om dieren naar andere landen te transporteren. Deze ondernemer heeft dus ook de mogelijkheid om zijn biggen naar andere locaties in het buitenland te vervoeren, zolang wordt voldaan aan de regels uit de Europese transportverordening. Voor lange transporten gelden in de transportverordening aanvullende regels. Een export wordt alleen door de NVWA gecertificeerd indien aan alle voorwaarden (relevante handels-, diergezondheids- en dierenwelzijnsvoorwaarden) wordt voldaan.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de gebruikelijke termijn beantwoorden?
Ik ben van mening dat vergunningaanvragen en de behandeling van PAS-melder binnen de geldende juridische kaders en bestuurlijke afspraken behandeld moeten worden. Bij de behandeling van PAS-meldingen maakt onder andere een verificatie van de gedane melding deel uit van de procedure. Ik heb geen aanwijzingen dat dit in deze gevallen niet gebeurt.
Permanente bewoning op vakantieparken. |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Wonen op een vakantiepark? Meeste Veluwse gemeenten willen daar niets van weten»?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat gemeenten met veel vakantieparken sterke bezwaren hebben tegen permanente bewoning op deze parken?
Het is mij bekend dat gemeenten verschillende afwegingen maken aangaande het al dan niet toestaan van permanente bewoning op vakantieparken.
Hebben gemeenten de mogelijkheid vakantieparken om te vormen tot woonwijken?
Gemeenten hebben de mogelijkheid om de bestemming van een vakantiepark te veranderen in de bestemming «Wonen». Zodoende wordt een vakantiepark omgevormd tot woonwijk.
Deelt u de mening dat een afweging hierin het beste gemaakt kan worden op decentraal niveau, tussen gemeenten en samen met de provincie?
Deze afweging hoort inderdaad thuis op decentraal niveau, waar het beste zicht bestaat op de mogelijke toekomstperspectieven van vakantieparken en de belangen die spelen.
Kunt u uitleggen waarom gemeenten maar beperkt gebruik maken van de mogelijkheid vakantieparken om te vormen tot woonwijken?
Er zijn verschillende bezwaren die gemeenten aanvoeren tegen transformatie van een park. Er kan bijvoorbeeld vanuit een economisch perspectief ingezet worden op behoud van een toeristisch-recreatieve bestemming, of de locatie in het buitengebied en/of in de nabijheid van een natuurgebied leent zich niet voor permanente bewoning.
Bent u ervan op de hoogte dat ondermijning en criminaliteit veel genoemde problemen zijn omtrent permanente bewoning op vakantieparken? Heeft u een plan van aanpak om deze problematiek tegen te gaan? Zo nee, bent u bereid dat op te stellen?
De aanpak van criminaliteit en ondermijning op vakantieparken heeft mijn aandacht. In de Actie-agenda Vakantieparken 2021–20222, die ik recent heb ondertekend, is een aantal acties opgenomen met betrekking tot het tegengaan van ondermijning.
Wat betekent de legalisering van permanente bewoning van recreatiewoningen voor de woningvoorraad?
Bij het legaliseren van permanente bewoning, bijvoorbeeld door transformatie van een park, worden er woningen aan de woningvoorraad toegevoegd. Tegelijkertijd worden, bij legalisering van bestaande permanente bewoning, deze woningen al bewoond. Hoeveel extra woonruimte daarmee vrijkomt, valt niet te zeggen.
Hoeveel bewoners laten een (gezins-)woning elders achter die op de markt komt via permanente bewoning van vakantiewoningen?
Dit is onbekend.
Kunt u aangeven in hoeverre een wet gericht op permanente bewoning een vraag naar woningen in de betreffende omgeving oplost?
In hoeverre het toestaan van permanente bewoning aan de vraag naar woningen in een gebied tegemoetkomt, is afhankelijk van de bewoning van de recreatiewoningen. Wanneer de recreatiewoningen al permanent bewoond worden, zal er de facto geen extra woningaanbod ontstaan. Daar waar een park wordt getransformeerd naar de bestemming »Wonen» en de betreffende recreatiewoningen nog niet permanent worden bewoond, zal er wel sprake zijn van het vrijkomen van extra woningaanbod.
Kunt u uiteenzetten hoeveel mensen, soms in een kwetsbare positie, worden gedwongen om een recreatiewoning te verlaten als gevolg van handhaving door gemeenten?
Ik heb gemeenten opgeroepen om, wanneer zij handhaven, de menselijke maat te betrachten. Daarmee bedoel ik dat bij handhaving op permanente bewoning van recreatiewoningen oog dient te zijn voor de perspectieven op vervolghuisvesting van kwetsbare mensen.
Welke stappen worden gezet door gemeenten, woningcorporaties en zorginstellingen voor mensen zonder woonruimte of met sociale problemen die uit een recreatiewoning moeten vertrekken?
Dit verschilt per gemeente. In veel gevallen worden kwetsbare bewoners door een sociaal wijkteam ondersteund. Het sociaal team kan op verschillende leefgebieden ondersteuning bieden, waaronder in de zoektocht naar vervolghuisvesting. Ook maken gemeenten het in gevallen mogelijk om via een urgentieverklaring in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning.
Kan de bestemmingswinst die ontstaat door wonen op vakantieparken te legaliseren nu op een maatschappelijk verantwoorde manier worden afgeroomd zodat niet een individu daarvan profijt heeft maar de samenleving?
Het is in principe niet mogelijk om bestemmingswinsten af te romen. Gemeenten mogen geen belasting heffen naar winst, vermogen of inkomen. Wel kunnen gemeenten waar mogelijk de kosten verhalen die zij moet maken om vakantieparken geschikt te maken voor permanente bewoning. Dat kan op basis van de regeling voor het verhalen van kosten van de Wet Ruimtelijke Ordening en de regeling voor de baatbelasting.
In het kader van de regiodeal Veluwe wordt onderzocht of deze regelingen een afdoende oplossing bieden voor de financiële problemen die gemeenten ondervinden bij het transformeren van vakantieparken.