Het artikel ‘Utrecht krijgt daklozenopvang voor LHBT’ers: ‘Ik ben zó blij dat er nu een veilige plek is voor deze groep’, van RTV Utrecht |
|
Kelly Regterschot (VVD), Zohair El Yassini (VVD) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Utrecht krijgt daklozenopvang voor LHBT’ers: «Ik ben zó blij dat er nu een veilige plek is voor deze groep»?1
Ja.
Hoe kijkt u aan tegen het initiatief van Stichting De Tussenvoorziening om tot een eigen LHBTIQ-huis voor deze doelgroep te komen?
Het initiatief sluit aan bij de aanbeveling uit het onderzoek naar dak- en thuisloze jongeren in Nederland2 om veilige kleinschalige (crisis)opvang plekken te bieden waarin «LHBTI-jongeren» zich veilig en welkom voelen en het verbinden van een passend individueel begeleidingstraject aan deze plekken. Ik volg dit initiatief met belangstelling om kennis erover te delen en samen te werken aan het doorontwikkelen van in de praktijk werkende aanpakken. Dit kan leiden tot verbetering van de ondersteuning en opvang voor LHBTIQ+-jongeren.
Welke inspanningen heeft u gepleegd om het plan van aanpak voor LHBTI-jongeren in samenwerking met gemeenten op te zetten, zoals verzocht in de motie El Yassini/Regterschot?2 Welke concrete actiepunten zijn daar uit voort gekomen?
Door VWS en OCW zijn in afstemming met gemeenten, aanbieders en betrokken partijen voor de ondersteuning van LHBTIQ+-jongeren de volgende acties ingezet waarmee we beter in de behoeften van deze jongeren kunnen voorzien:4
Om dak- en thuisloosheid de komende jaren fors terug te dringen heeft het kabinet voor de jaren 2020 en 2021 een financiële impuls beschikbaar gesteld van 200 miljoen euro. Het bieden van perspectief en een zo zelfstandig mogelijk passende woonplek met maatwerk-begeleiding aan (dreigend) dak- en thuisloze mensen staat hierin centraal. LHBTIQ+-jongeren hebben behoefte aan meer privacy en veiligheid in de opvang. Dit is mogelijk door in de opvang gebruik te maken van een- en tweepersoonskamers. Een van de onderdelen in de aanpak Een (t)huis, een toekomst, is vernieuwing in de opvang. De vernieuwing in de opvang richt zich op verbetering van de kwaliteit van opvang en hulpverlening en het afbouwen van traditionele opvanglocaties, en het ombouwen naar moderne opvanglocaties met een- en tweepersoonskamers (met sterke voorkeur voor eenpersoonskamers).
Qpido heeft de training «LHBTIQ+ sensitief en inclusief werken voor jeugdhulpprofessionals» ontwikkeld voor medewerkers in de jeugdzorg, jeugdpsychiatrie, jeugdbescherming, jeugdreclassering en pleegzorg.
Er is een richtlijn «Seksuele Ontwikkeling» opgesteld voor professionals in het bredere jeugdveld, die verplicht is voor SKJ-geregistreerde jeugdprofessionals. Deze richtlijn bevat ook werkkaarten voor professionals om het thema seksuele ontwikkeling bespreekbaar te maken met jongeren en hun ouders.
De Alliantie Gezondheidszorg op Maat ontwikkelt samen met OCW online materiaal voor professionals die met jeugdigen werken (onderwijs, zorg en welzijn).
Daarnaast werkt Movisie in afstemming met maatschappelijke opvang organisaties aan het verder ontwikkelen en stimuleren van LHBTIQ+ sensitieve begeleiding in de opvang en vindbaarheid van LHBTIQ+-sensitieve ondersteuning. Hiertoe worden trainingen en factsheets voor professionals ontwikkeld.
Waarom heeft u gekozen voor een plan waarbij alleen acties worden ondernomen die zich richten op begeleiding? Bent u het eens dat huisvesting ook onderdeel moet zijn van het plan? Hoe heeft u ervoor gezorgd dat dakloze LHBTI-jongeren niet in de kou hebben gestaan deze winter?
Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven, zijn de acties niet alleen gericht op begeleiding. Naast het ontwikkelen en stimuleren van LHBTIQ+ sensitieve begeleiding in de opvang wordt vanuit de aanpak Een (t)huis, een toekomst gewerkt aan vernieuwing van de opvang door te investeren in de kwaliteit en kleinschaligheid van de opvang, namelijk opvang bestaande uit een- of tweepersoonskamers. Deze vernieuwing in de opvang sluit aan bij de behoefte van onder meer LHBTIQ+-jongeren aan meer privacy en veiligheid in de opvang. Om gemeenten hierin te ondersteunen, is een projectgroep Vernieuwen Opvang opgericht, bestaande uit leden van Valente, VNG, Aedes, Stichting Werkplaats COMO, het Jongerenpanel en VWS. Deze projectgroep richt zich tot eind 2021 op het verspreiden van goede voorbeelden over de ombouw van bestaande opvanglocaties, het inrichten van opvang in huizen en kwalitatief goede begeleiding in de maatschappelijke opvang. Het doel is om gemeenten, opvanginstellingen, cliëntorganisaties, woningbouwcorporaties en andere betrokken maatschappelijke organisaties praktische handvatten te bieden voor het verbeteren van de kleinschaligheid en kwaliteit van de maatschappelijke opvang.
Zoals gezegd heeft het kabinet voor de jaren 2020 en 2021 een financiële impuls beschikbaar gesteld van 200 miljoen euro om dak- en thuisloosheid de komende jaren fors terug te dringen. Het bieden van perspectief en een zo zelfstandig mogelijk passende woonplek met maatwerk-begeleiding aan (dreigend) dak- en thuisloze mensen staat hierin centraal. De gezamenlijke ambitie is om eind 2021 10.000 extra tijdelijke of permanente woonplekken te realiseren met de benodigde (ambulante) begeleiding voor (dreigend) dak- en thuisloze mensen.
In het kader van de corona-maatregelen heeft het Ministerie van VWS in overleg met o.a. het RIVM, Valente, de VNG en Stichting Werkplaats COMO een richtlijn5 gepubliceerd voor gemeenten over de opvang van dak- en thuisloze mensen. In het geval van een landelijke lockdown stellen gemeenten de nachtopvang open voor alle dak- en thuisloze mensen, ook de mensen die daar normaal geen recht op hebben. Gemeenten hebben zodoende veel meer mensen opgevangen deze winter. Ik heb geen signalen ontvangen dat er gemeenten waren die dakloze LHBTIQ+-jongeren deze winter niet hebben toegelaten tot de opvang. Om volgens de corona richtlijnen opvang te bieden werden in de meeste gevallen 1- of 2 persoonskamers aangeboden in de opvang. Deze vorm van kleinschalige opvang sluit aan bij de behoefte van onder meer LHBTIQ+-jongeren aan meer privacy en veiligheid in de opvang.
Wat is er door u, sinds de aangenomen motie El Yassini/Regterschot, ondernomen om te voorkomen dat zelfredzame personen oneigenlijk gebruik maken van voorzieningen voor maatschappelijke opvang?
De afgelopen maanden hebben gemeenten in het kader van de lockdown dak- en thuisloze mensen ruimhartiger opgevangen. De toelatingseisen die normaal gesproken worden gehanteerd door gemeenten, zoals de controle op zelfredzaamheid, zijn daardoor het grootste deel van de winter niet toegepast door de meeste gemeenten. Uw Kamer wordt telkens geïnformeerd over aanpassingen in de richtlijn die hiervoor is opgesteld via de Covid-19 stand van zakenbrief.
Op het moment dat de lockdown niet van kracht is, is het aan gemeenten om bij de toegang tot de opvang te toetsen aan de reguliere toelatingseisen, waaronder het zelfredzaamheidscriterium.
Voor een specifieke groep zelfredzame mensen die een beroep doen op de opvang – zelfredzame remigranten gezinnen met minderjarige kinderen die dakloos zijn – heb ik in het najaar van 2020 in gezamenlijk opdrachtgeverschap met de VNG en BZK, onderzoek laten doen naar oplossingsrichtingen voor de opvang en huisvesting van deze groep. Dit rapport geeft onder andere een indicatie van het aantal zelfredzame remigranten gezinnen met een huisvestingsvraag, dat daarbij een beroep op ondersteuning van gemeenten heeft gedaan. Het is onduidelijk in hoeverre zij daadwerkelijk gebruik hebben gemaakt van de maatschappelijke opvang. Met gemeenten en BZK heb ik overeenstemming over een oplossing voor deze groep, die nu verder wordt uitgewerkt.
Hoe wordt concreet extra aandacht besteedt aan de dubbel kwetsbare LHBTI-jongeren in de aanpak Een (t)huis, een toekomst?
Zie het antwoord op vraag 3 en vraag 4.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de juiste informatie bij dakloze LHBTI’ers terechtkomt, aangezien in het artikel van RTV Utrecht wordt vermeld dat uit veiligheidsoverwegingen de precieze locatie van het opvanghuis niet bekendgemaakt wordt?
Dat de locatie van het opvanghuis niet bekend gemaakt wordt, wil niet zeggen dat het aanbod als zodanig niet bekend wordt gemaakt.
Door de samenwerking met LHBTIQ+-belangenorganisaties, Movisie, gemeente Utrecht en partnerinstellingen zijn relevante «ingangen» op de hoogte. Daarnaast wordt informatie gedeeld in stedelijk werkgroepverband. Aan de grote interesse merkt de Tussenvoorziening in Utrecht dat het aanbod een groot bereik heeft.
Welke veiligheidsoverwegingen zijn er om de locatie geheim te houden? Van welke dreiging is sprake? Wat gaat u nog meer doen om de veiligheid van LHBTI’ers te waarborgen?
In Utrecht zijn er in het verleden situaties van geweld tegenover LHBTIQ+»ers geweest. Dit en vormen van ongewenste aandacht wil de Tussenvoorziening voorkomen. De cliënten zullen behoefte hebben aan rust, een veilige plek om zich terug te kunnen trekken. Een anoniem adres in een reguliere woonomgeving past hier goed bij.
Welke stappen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat deze pilot ook uitgedraaid wordt in andere steden?
Ik vind het van belang om pilots te volgen, kennis te delen en samen te werken aan het door ontwikkelen van in de praktijk werkende aanpakken. Het benutten van de ervaringen van Stichting De Tussenvoorziening is meegenomen in de opdracht die ik aan Movisie heb gegeven om tools aan te bieden voor professionals en vrijwilligers in de maatschappelijke opvang en crisisopvang, waardoor zij LHBTIQ+- vriendelijk kunnen werken. Met als doel om uiteindelijk te komen tot verbetering van de ondersteuning en opvang voor LHBTI-jongeren.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) om een plan op te stellen om zo veel mogelijk veilige opvanglocaties te regelen voor dakloze LHBTI’ers? Zijn er al gesprekken gaande over het uitrollen van de pilot? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Ik heb contact met de VNG over verschillende maatregelen die nodig zijn om dak- en thuisloze LHBTIQ+-jongeren goed te helpen. We volgen de pilot en ik zal met de VNG de resultaten bespreken.
Wanneer wordt meer informatie verwacht over deze pilot en het uitrollen daarvan in ander steden?
In augustus evalueert de Tussenvoorziening de eerste plaatsingen en stelt indien nodig de aanpak bij. In de zomer van 2022 besluit de Tussenvoorziening of het initiatief in deze vorm en omvang doorgaat. De vraag of deze vorm in de behoefte voorziet is hierbij uiteraard leidend.
Vindt u ook dat het een prioriteit moet zijn om een veilige opvang te bieden aan dakloze LHBTI-jongeren, zodat iedereen in Nederland zichzelf kan zijn?
Ja. In het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren (2019–2021) werk ik met de betrokken departementen, gemeenten en andere organisaties aan een fundamentele afname van het aantal dak- en thuisloze jongeren en streven we naar een continu verbeterende uitvoeringspraktijk. Voor iedere jongere werken we aan geschikte huisvesting, een behoorlijke levensstandaard, toegang tot zorg en volwaardige participatie, zeker ook specifiek voor LHBTIQ+-jongeren.
Werkzaamheden onder Europese aanbestedingsregels bij Schiphol |
|
Steven van Weyenberg (D66) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het dat de beveiliging op Schiphol voor ten minste vier jaar wordt aanbesteed en er per december 2020 van aanbieder is gewisseld?1
Schiphol heeft aangegeven dat er tot december 2020 4 beveiligingsbedrijven werkzaam op Schiphol waren: G4S, CTSN,I-SEC, Securitas en SDBV. Vanaf december zijn er 5 beveiligingsbedrijven werkzaam op Schiphol: G4S, Securitas, Trigion, I-sec en CTSN. De minimale duur van deze contracten is 4 jaar.
Klopt het dat de werkzaamheden bij Schiphol op het gebied van beveiliging sterk zijn teruggelopen door de coronacrisis?
Schiphol geeft aan dat alle beveiligingswerkzaamheden gerelateerd aan passagiers sterk zijn teruggelopen.
Wanneer hebben de partijen zich in moeten schrijven voor deze aanbesteding en hoeveel tijd hebben zij om voldoende mensen te werven als de aanbesteding wordt gegund?
Schiphol geeft aan dat de inschrijving op 6-6-2019 opende en de gunning vond plaats op 9-11-2019. Na de gunning werd via het mechanisme van minicompetities het beveiligingswerk verdeeld over de partijen. Het streven was om deze verdeling in juni 2020 af te ronden. Door de sterk afgenomen vraag van de aan passagiers gerelateerde beveiligingswerkzaamheden is deze verdeling uitgesteld en in september 2020 afgerond. Indien noodzakelijk hadden partijen 2,5 maand de tijd om te werven. In september 2020 was het aantal beveiligingsmedewerkers in dienst van de zittende partijen op het niveau van voor de COVID-19 pandemie. Grootschalige werving was daardoor niet aan de orde.
Klopt het dat het risico voor de teruglopende vraag naar beveiligingsdiensten nu volledig wordt neergelegd bij deze beveiligingsbedrijven?
Schiphol geeft aan dat dit voor het grootste gedeelte het geval is. Daarnaast geeft Schiphol aan dat beveiligingsbedrijven voor een gedeelte worden gecompenseerd voor de teruggelopen vraag. De verschillen tussen de bedrijven, betreffende de teruglopende vraag zijn erg groot. Bedrijven werkzaam bij doorlaatposten of surveillance hebben niet te maken gekregen met teruglopende vraag. Bedrijven werkzaam bij passagierscontrole zijn echter wel geraakt door de teruglopende vraag.
Vindt u de teruglopende vraag horen bij regulier bedrijfsrisico als de aanbesteding van deze diensten al voor de start van de coronacrisis rond was?
Schiphol geeft aan dat de partijen tijdens de verdeling van de werkzaamheden in de zomer van 2020 de gelegenheid hebben gehad zich terug te trekken. Dit was zoals eerder beschreven de voornaamste reden om de verdeling uit te stellen tot september 2020. Tijdens de periode van uitstel tot september 2020 konden de partijen de (nieuwe) bedrijfsrisico’s inschatten. Geen van de partijen heeft uiteindelijk besloten om zich terug te trekken.
Klopt het dat deze beveiligingsbedrijven dan geen gebruik kunnen maken van de Tijdelijke noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) voor hun personeel, omdat er geen goede vergelijking te maken is met het voorgaande jaar?
Bedrijven kunnen aanspraak maken op de NOW-regeling als ze aan de voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden zijn onder andere dat er een omzetverlies is van ten minste 20% ten opzichte van de referentiemaand, geldend voor de tranche NOW die wordt aangevraagd. Daarnaast heeft de NOW als doel om werkgelegenheid te behouden. Om dat te bereiken is er in de NOW-1 en -2 een korting op de subsidie als er bedrijfseconomisch ontslag wordt aangevraagd. Het uitgangspunt is uiteraard dat zo veel mogelijk bedrijven, zo veel mogelijk werknemers in dienst houden. Binnen de NOW-3 is er iets meer ruimte voor werkgevers om hun bedrijfsvoering aan te passen aan de nieuwe werkelijkheid. Als een bedrijf niet aan deze voorwaarden voldoet, kan zij geen aanspraak maken op NOW-subsidie.
Zou Schiphol voor het minder gebruikmaken van de beveiligingsdiensten wel van de NOW gebruik kunnen maken?
Nee, Schiphol heeft de beveiligingsmedewerkers niet op de loonlijst staan. De NOW is een subsidie op de loonsom. Werkgevers kunnen loonsomsubsidie aanvragen voor alle werknemers die op de loonlijst staan en voor wie ze sociale premies betalen. Hieronder vallen werknemers met een vast contract en werknemers met een flexibel contract, zoals een oproep- of nul-urencontract. Voor werknemers die niet op de loonlijst staan, zoals uitzendkrachten, kan geen tegemoetkoming aangevraagd worden. De werkgever die hen in dienst heeft, kan uiteraard wel voor deze werknemers NOW subsidie aanvragen.
Zou het mogelijk zijn om bedrijven met zulke grote nieuwe aanbestedingen aan te merken als «startend» en zo wel in aanmerking te laten komen voor de NOW?
Startende ondernemers kunnen aanspraak maken op de NOW, mits zij voor 1 maart 2020 minstens een maand omzet hebben gedraaid. Voor bedrijven die zijn gestart na 1 januari 2019 geldt een andere meetperiode voor omzetberekening dan bedrijven die heel 2019 al bestonden. De voorwaarden voor deze startende bedrijven staan verder gespecificeerd in de regeling. Voor bedrijven die voor 1 januari 2019 zijn begonnen gelden de algemene voorwaarden zoals die in de regeling staan beschreven.
Ondernemingen die een andere onderneming hebben overgenomen kunnen gebruik maken van dezelfde afwijking van de standaardregel voor omzetbepaling van startende ondernemingen als de overname is geweest voor 2 februari 2020. Net als voor startende ondernemingen geldt dat de overname minimaal een kalendermaand voor 29 februari 2020 ligt; er moet immers een relevante referentiemaand overblijven.
Vormt het niet (gedeeltelijk) doorbetalen van de beveiliging niet een risico op termijn voor Schiphol, aangezien de tekorten in de beveiliging groot zijn?2
Schiphol geeft aan dat de beveiliging voldoende is gewaarborgd. Indien de bedrijven bij toenemende passagiersaantallen niet evenredig kunnen meegroeien zou dit logistieke problemen kunnen geven. Schiphol werkt nauw samen met beveiligingsbedrijven en luchtvaartmaatschappijen om dit risico te minimaliseren.
Deelt u de mening dat Schiphol hier verantwoordelijkheid zou moeten nemen, zeker gezien het feit dat het een staatsdeelneming betreft?
Schiphol besteedt de werkzaamheden aan via de Europese aanbestedingsregels en neemt daarmee de verantwoordelijkheid voor het juist aanbesteden van de beveiligingswerkzaamheden op Schiphol zoals van een staatsdeelneming mag worden verwacht. Zoals in voorgaande antwoorden is aangegeven, heeft Schiphol eveneens ruimte gegeven aan bedrijven om zich terug te trekken en om zich aan te passen aan de veranderende capaciteitsvraag. Daarnaast werkt Schiphol nauw samen met de beveiligingsbedrijven en luchtvaartmaatschappijen om eventuele risico’s van een gebrek aan capaciteit van beveiliging te minimaliseren.
Het bericht dat studenten in Nederland China vrezen. |
|
Martijn van Helvert (CDA), Harry van der Molen (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Studenten in Nederland vrezen China: Sommigen durven hun mond niet open te doen»1 en «Zorgen om banden RUG en China: hoogleraar mag imago China niet beschadigen»?2
Ja.
Herinnert u zich uw uitspraak dat de academische vrijheid in Nederland nooit ter discussie mag staan? Herinnert u zich de schriftelijke vragen van 17 april 2019 in hoeverre het aanstellen van een hoogleraar bij de RUG met Confucius-middelen diens onafhankelijkheid aantast, waarop u op 11 juni 2019 aangaf dat er geen reden tot zorg was?3
Ja.
Bent u bekend met de passage in het contract tussen een Groningse hoogleraar en het Confuciusinstituut waarin het de Groningse hoogleraar wordt verboden het imago van China zware schade toebrengen? Zo ja, wat vindt u hiervan? Wat vindt u van de mening van het universiteitsbestuur in Groningen dat de overeenkomst «de academische vrijheid niet onder druk zet»?
Over de constructie rond de leerstoel heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd, o.a. in antwoord op vragen van de leden Rog en Van der Molen van 4 februari 2019.
De in de vraag genoemde bepaling is te vinden in de -door NOS openbaar gemaakte- overeenkomst tussen de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en Confucius Institute Headquarters (Hanban) over het instellen van een leerstoel Chinese Taal en Cultuur bij de Faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteit Groningen (bepaling 2.4, p. 3). Deze overeenkomst bevat enkele ontbindende bepalingen, waaronder de bepaling met betrekking tot ernstige schendingen van Chinese wet- en regelgeving en het ernstig schaden van het imago van China. Als zo’n situatie zich voordoet, behoudt Hanban zich het recht voor de overeenkomst te beëindigen. Dat houdt in dat Hanban niet langer meebetaalt aan de leerstoel. Het laat de arbeidsovereenkomst tussen de Rijksuniversiteit Groningen en de hoogleraar in kwestie onverlet.
In algemene zin is het zo dat het aan de instellingen is om overeenkomsten met derde partijen, binnenlands en buitenlands, te sluiten. Dat valt binnen hun wettelijk verankerde institutionele autonomie. Daarbij dienen zij academische grondbeginselen, zoals de eveneens wettelijk verankerde academische vrijheid, goed te borgen.
Een bepaling zoals de hier genoemde, zou indirect kunnen leiden tot een (gevoelde/ervaren) druk bij de betrokkenen om geen dingen te doen die de cofinanciering in gevaar kunnen brengen en kan daarmee resulteren in vormen van (zelf)censuur. Dat is onwenselijk. De RUG geeft desgevraagd aan dat de overeenkomst met Hanban over de leerstoel in 2016 in werking is getreden voor een periode van 5 jaar en dat dit jaar dus moet worden besloten over de verlenging ervan. Bij het gesprek dat mijn ministerie met de RUG voerde, liet de RUG weten de overeenkomst met Hanban met betrekking tot de leerstoel niet te willen verlengen. Daarmee zal die overeenkomst nog dit jaar komen te vervallen.
Hoe verhoudt het contractueel verbieden van een hoogleraar om het imago van China te beschadigen zich ten opzichte van de gedragscode wetenschappelijke integriteit? Welke consequenties zijn er verbonden aan het schenden van de gedragscode wetenschappelijk integriteit door een Nederlandse onderwijsinstelling?
Zoals gezegd, gaat het om een ontbindende bepaling in de overeenkomst tussen de RUG en Hanban over het instellen van een leerstoel. Deze overeenkomst staat los van het arbeidscontract dat de Rijksuniversiteit Groningen heeft met de hoogleraar die deze leerstoel vervult.
De Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit beschrijft onder meer de zorgplichten van de instellingen. Zo dient de instelling te zorgen voor een werkomgeving waarbinnen goede onderzoekspraktijken worden bevorderd en gewaarborgd. Ook is het aan de instelling om ervoor te zorgen dat onderzoekers kunnen werken in een veilige, inclusieve en open omgeving. In het gesprek dat mijn ministerie met de RUG heeft gevoerd, is daar aandacht voor gevraagd.
Onafhankelijkheid is een belangrijk principe uit de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit. Dit principe houdt in dat een onderzoeker zich niet laat leiden door buiten-wetenschappelijke overwegingen, zoals overwegingen van politieke aard. Onafhankelijkheid is in elk geval vereist bij de opzet en uitvoering van en rapportage over het onderzoek; bij de keuze van het onderzoeksobject en van de onderzoeksvraag is onafhankelijkheid niet altijd nodig. Een instellingsbestuur zal bij een vermoeden van niet-naleving van deze normen voor goede onderzoekspraktijken de mogelijke schending moeten onderzoeken. Bij schending zal het instellingsbestuur moeten bezien of het mogelijk en wenselijk is een sanctie op te leggen.
De gedragscode is van en voor de kennissector en deze is als zodanig niet juridisch bindend. Wel is het een ijkpunt binnen de sector voor wat wel en niet geoorloofd is.
Hoe is het ondanks meerdere waarschuwingen vanuit de veiligheidsdiensten, onderzoeksinstituten zoals Clingendael, en de Tweede Kamer over de gevaren van het Confuciusinstituut nu toch mogelijk dat veel studenten en medewerkers van de RUG zich geïntimideerd voelen door China en zij niet meer openlijk hun mening over China durven te geven?
Uit de berichtgeving maak ik op dat er door studenten van de RUG een petitie is opgesteld die ervoor pleit de samenwerking met het Confucius Instituut te beëindigen. Daarnaast wordt er in de berichtgeving gewezen op een breder probleem dat (Chinese) studenten en onderzoekers in Nederland zich soms belemmerd voelen zich uit te spreken over bepaalde onderwerpen, uit angst voor repercussies voor hun carrière en/of veiligheid na terugkomst in China.
In algemene zin wordt in het recent door AIVD, MIVD en NCTV uitgebrachte Dreigingsbeeld Statelijke Actoren ook benoemd dat wetenschap en kennisinstellingen worden beschouwd als doelwit van statelijke actoren o.a. ter beïnvloeding van meningen en publicaties.
In de Kamerbrieven over kennisveiligheid en over de samenwerking met China4 heb ik beschreven welke stappen het kabinet wil zetten om ervoor te zorgen dat de universiteit een veilige omgeving is en blijft. In de uitvoering van die maatregelen neem ik bovengenoemde signalen mee, evenals in het gesprek dat mijn ministerie met de RUG heeft gevoerd.
Deelt u de mening dat uit de berichtgeving blijkt dat de academische vrijheid bij het Confuciusinstituut Groningen zwaar is aantast en dat dit ontoelaatbaar is? Kunt u in uw antwoord het KNAW-rapport betrekken waarin de betekenis en grenzen van academische vrijheid zijn uitgewerkt?4
Voor de RUG geldt dat zij als instelling de academische vrijheid dient te borgen, zoals bepaald in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Daaronder vallen ook afspraken die in de randvoorwaardelijke sfeer liggen, maar kunnen leiden tot zelfcensuur. Wanneer een hoogleraar aan de RUG beïnvloed zou worden door welk gremium dan ook en daardoor bijvoorbeeld niet in staat zou zijn om vrij onderwijs te geven aan de RUG, dan is de RUG de aan te spreken partij («normadressaat») en niet het Confucius Instituut.
Wanneer wel of niet de academische vrijheid is geschonden, is niet altijd even duidelijk. Dit blijkt ook uit het KNAW-rapport, waarin de KNAW een voorzet heeft gegeven voor verdere verkenningen en discussie. Het rapport geeft als voorbeeld van verder te onderzoeken casuïstiek, wetenschappelijke samenwerking met onvrije landen.
Ik acht het daarom prematuur om direct een oordeel te vellen over of er wel of niet sprake is van «zware aantasting van de academische vrijheid». Ik ben met de RUG in gesprek over de relatie met het Confucius Instituut Groningen.
Vindt u dat de RUG maatregelen moeten nemen? Zo ja, welke maatregelen?
De RUG dient, net als de andere instellingen voor hoger onderwijs die vallen onder de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), de academische vrijheid in acht te nemen. Het is aan de instellingen om dit te garanderen. Ik ben met de RUG in gesprek om te kijken of, en zo ja welke, maatregelen nodig zijn.
Bent u bereid om naar aanleiding van de verontrustende berichtgeving de Inspectie van het Onderwijs, vanwege hun taak om de naleving van de wet te controleren, opdracht te geven om te onderzoeken in hoeverre bij de RUG en het Confuciusinstituut Groningen artikel 1.6, «Aan de instellingen voor hoger onderwijs wordt de academische vrijheid in acht genomen», wordt nageleefd? Bent u bereid om in dit onderzoek ook het Confuciusinstituut Maastricht mee te nemen?
De Inspectie van het Onderwijs kan zelf op basis van signalen, waaronder berichten in de media, besluiten een onderzoek in te stellen. De inspectie heeft mij geïnformeerd dat zij naar aanleiding van dit signaal reeds contact heeft opgenomen met de RUG.
Welke andere maatregelen bent u van plan te nemen om de academische vrijheid en de vrijheid van meningsuiting bij het Confuciusinstituut Groningen te herstellen? Bent u deze keer wel bereid de Rijksuniversiteit Groningen op te roepen het samenwerkingsverband met het Confuciusinstituut te verbreken?
Zie het antwoord op vraag 7.
Het Instituut Clingendael beveelt in het onderzoek naar China’s invloed op onderwijs in Nederland op basis van hun bevindingen aan de transparantie van de Confucius Instituten te bevorderen en eventueel los te koppelen van Nederlandse kennisinstellingen. Zoals aangekondigd in mijn Chinabrief6 ben ik met de betreffende kennisinstellingen aan het bekijken op welke manier vervolg kan worden gegeven aan deze aanbevelingen.
Herinnert u zich de aanbeveling van de RVO met betrekking tot de tien risicovolle Memoranda of Understanding (MoU’s) van Nederlandse universiteiten met Chinese partijen?5 Deelt u de mening dat deze 10 risicovolle MoU’s spoedig bekeken en beoordeelt moeten worden? Hoe staat het met de oprichting van de onafhankelijke adviescommissie die Nederlandse samenwerkingen met buitenlandse kennisinstellingeninhoudelijk moet gaan toetsen op de mate van risico en het toetsingskader dat hier aan ten grondslag ligt? Hoe ver reikt de invloed van deze onafhankelijke adviescommissie en wat gebeurt er als een kennisinstelling een advies om een MoU te ontbinden naast zich neer legt?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief over samenwerking met China8, wordt er gewerkt aan een landenneutraal toetsingskader om ongewenste kennis- en technologieoverdracht tegen te gaan. Het kabinet gaat op de risicovakgebieden bezien welke elementen van samenwerkingsovereenkomsten met buitenlandse partners een risico vormen.
Ik heb tevens toegezegd de RVO-aanbeveling om een onafhankelijke adviescommissie een rol te laten spelen, mee te zullen nemen bij de uitwerking van het toetsingskader. Daarbij heb ik ook aangegeven dat ik alle Nederlandse kennisinstellingen vraag om bestaande samenwerkingsovereenkomsten tegen het licht te houden en te onderzoeken of de fundamentele waarden hierin voldoende geborgd zijn.
Zoals toegezegd in de Kamerbrief kennisveiligheid wordt uw Kamer eind dit jaar opnieuw geïnformeerd over de voortgang bij de uitwerking van de verschillende maatregelen.
Bent u bekend met en in het bezit van de lijst van verboden onderwerpen die de Chinese regering heeft opgesteld voor Chinese academici in het buitenland en gecontracteerde partners? Wat vindt u van deze lijst en kunt u deze lijst, indien in uw bezit, zo spoedig mogelijk delen met de Kamer?
Nee, daar ben ik niet mee bekend. In algemene zin kan ik zeggen dat het niet strookt met de opvatting van het kabinet over academische vrijheid om als de overheid te treden in de onderwerpskeuze van onderzoekers en studenten.
Bent u bereid om naar aanleiding van de berichtgeving en het recente rapport van de veiligheidsdiensten over grootschalige Chinese spionage op Nederlandse onderwijsinstellingen een onderzoek in te stellen naar «the Association of Chinese Students and Scholars in the Netherlands» om in kaart te brengen welke rol deze organisatie speelt bij het verklikken van studenten en bij de Chinese economische spionageactiviteiten op Nederlandse kennisinstellingen?6 7
U verwijst naar het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren dat recent door AIVD, MIVD en NCTV is uitgebracht. Op pagina 24 van het rapport wordt het volgende benoemd: «[Kennisinstellingen] vormen niet alleen doelwit van spionageactiviteiten, maar ook van legale (academische) samenwerkingsverbanden die in uiterste gevallen kunnen leiden tot ongewenste kennisoverdracht. Legale samenwerking kan in uiterste gevallen leiden tot ongewenste overdracht van kennis en technologie en tot ongewenste afhankelijkheden. Het kan ook een opstap betekenen naar illegale praktijken binnen de vitale infrastructuur of andere belangen die raken aan de nationale veiligheid.»
De Chinese Students and Scholars Association (CSSA) is een wereldwijd netwerk van Chinese studentenverenigingen. De Nederlandse tak, de ACSSNL, heeft 16 afdelingen. Instituut Clingendael heeft bij het onderzoek naar Chinese invloed op onderwijs in Nederland ook de rol van de ACSSNL onderzocht. De onderzoekers vonden geen aanwijzingen dat ACSSSNL actief initiatieven neemt tot politieke beïnvloeding.
Ik wil er daarbij op wijzen dat de vrijheid van vereniging in Nederland een grondwettelijk recht is (artikel 8 Grondwet). Daarbij dient de Nederlandse wet- en regelgeving uiteraard te worden gerespecteerd. Ik zie op dit moment geen aanleiding om specifiek onderzoek te doen naar overtreding van Nederlandse wet- en regelging door de ACSSNL.
Wilt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden, graag binnen de reguliere termijn?
De vragen zijn afzonderlijk beantwoord, vanwege afstemming heeft de beantwoording iets langer geduurd.
Het bericht 'EU erkent: wel degelijk Nederlandse productie AstraZeneca-vaccin' |
|
Henk van Gerven (SP), Maarten Hijink (SP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «EU erkent: wel degelijk Nederlandse productie AstraZeneca-vaccin»?1
Het kabinet zet sinds april vorig jaar alles op alles om waar mogelijk een impuls te geven aan het ontwikkelen van vaccins en ook het versnellen of vergroten van de productie. De Nederlandse aankoopstrategie is in algemene zin gericht geweest op overeenkomsten met de producenten die vervolgens zelf afspraken met partijen in de productieketen maken. Dit was het uitgangspunt van de Inclusieve Vaccin Alliantie met Duitsland, Frankrijk, Italië en Nederland, alsook in de opvolgende samenwerking met de Europese Commissie via het Joint Negotiation Team. Op 13 juni jl. zijn er door de vier landen afspraken over 400 miljoen dosis van het Oxford-vaccin gemaakt via de overeenkomst met AstraZeneca, die later is overgenomen door de Europese Commissie.
AstraZeneca maakt gebruikt van zogenaamde CMO’s (Contract Manufacturing Organizations) die hen bijstaan in het productieproces. De Halix-productie locatie in Leiden maakt onderdeel van de algemene productieketen van AstraZeneca, net als andere CMO’s. Voor de EU zijn enkele productiefaciliteiten aangewezen. Dit is op zich een gebruikelijke manier van werken in de farmaceutische industrie.
Hoeveel vaccins kan het Leidse bedrijf Halix produceren?
Ik heb begrepen dat Halix rond de 5 miljoen doses per maand kan produceren.
Welke afspraken zijn in het contract met AstraZeneca gemaakt over de Nederlandse productie?
Er zijn geen specifieke afspraken gemaakt met AstraZeneca over de Nederlandse productie. De afspraken met AstraZeneca gelden op het niveau van de Europese Commissie en het is in eerste instantie aan AstraZeneca om hun CMO’s (contract manufacturing organisations) te kiezen. Er zijn wel afspraken gemaakt dat de productie van vaccins grotendeels binnen de Europese Unie dient te gebeuren.
Zijn er namens Nederland onderhandelingen geweest over de productie van AstraZeneca-vaccins door het Leidse bedrijf Halix? Zo ja, kunt u een tijdlijn sturen van de gesprekken die hebben plaatsgevonden?
Nee. Zoals ook in antwoord 3 aangegeven, AstraZeneca contracteert zelf zijn onderaannemers. Ook in het geval van vaccinproductie.
Is overwogen om met een investering de Nederlandse productie op te schalen? Zo ja, waarom is dit niet gebeurd? Kunt u een tijdlijn sturen van de besluitvorming hierover?
Als aangegeven zet het kabinet sinds april vorig jaar alles op alles om waar mogelijk een impuls te geven aan het ontwikkelen van vaccins en ook het versnellen of vergroten van de productie. Deze «Impuls vaccinontwikkeling» heeft geleid tot de gekozen strategie om eerst met de, in antwoord 1 genoemde, Inclusieve Vaccin Alliantie en vervolgens ook in samenwerking met de Europese Commissie contracten te sluiten met farmaceuten die een vaccin in ontwikkeling hebben en goede kansen maakten om tot een geregistreerd product te komen.
Bij het sluiten van contracten met farmaceuten werd de nadruk gelegd op het creëren van een zo breed mogelijk portofolio van vaccins, zodat Nederland samen met de andere Europese landen snel beschikking zou hebben over verschillende soorten vaccins. Het vroegtijdig stimuleren van productiecapaciteit was daar onderdeel van, zij het met een focus op Europees verband.
Hoeveel vaccins heeft Halix tot nu toe geproduceerd en waar zijn deze vaccins naartoe gegaan?
Veelal is voor de productie van vaccins een wereldwijd productienetwerk noodzakelijk, waarbij er diverse goederenstromen zijn tussen landen en continenten. Halix is niet het enige productiebedrijf dat door AstraZeneca gecontracteerd is om in dit productienetwerk deel te nemen. Halix is een van de producenten van het werkzame bestanddeel van het AstraZeneca vaccin.
Recentelijk is de nieuwe regulering ingegaan dat landen exportvergunningen moeten afgeven voor de export van vaccins. De specifieke gegevens met betrekking tot de exportvergunningen zijn bedrijfsvertrouwelijk en kunnen om die reden niet worden gedeeld. De Commissie heeft aangekondigd geaggregeerde informatie over toegekende en afgewezen vergunningaanvragen te publiceren, daarbij rekening houdend met de vertrouwelijkheid van de overgelegde data.
Sinds wanneer bent u op de hoogte van het feit dat het contract van het Verenigd Koninkrijk met AstraZeneca al sinds 26 november 2020 openbaar is en dat dit contract niet wezenlijk verschilt van dat van de Europese lidstaten met AstraZeneca en eveneens van een inspanningsverplichting spreekt?2
Daar heb ik in december 2020 kennis van genomen.
Hoe rijmt dit met de uitspraken van de CEO van AstraZeneca, de heer Soriot, dat de voorrang van het Verenigd Koninkrijk gerechtvaardigd zou zijn omdat de contracten zouden verschillen?
Wij hebben geen volledige inzage in het contract van AstraZeneca met de UK en kunnen dan hier dan ook geen uitspraak over doen.
Via het contract dat de EU met AstraZeneca heeft, vinden er wel leveringen aan EU en vanuit de EU aan Nederland plaats. Van deze planning wordt uw Kamer met regelmaat op de hoogte gehouden.
Hoe rijmt dit met de uitspraken van deze AstraZeneca-CEO dat de voorrang van het Verenigd Koninkrijk gerechtvaardigd zou zijn omdat het Verenigd Koninkrijk eerder een contract zou hebben afgesloten dan de Europese Commissie, terwijl nu blijkt dat de Europese Commissie een dag eerder het contract afsloot?
Zie antwoord vraag 8.
Wat vindt u ervan dat uw Britse evenknie eerder deze maand suggereerde dat de Britten als eerste aan bod dienden te komen?
Ieder land dat een Advance Purchase Agreement (APA) sluit met een aanbieder zal uitdragen dat de producent afspraken na dient te komen. Ook in het VK zijn de leveringen van AZ vertraagd. Ik plaats de roep om snelle leveringen in het VK in die context.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden voor het plenaire debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus van 24 februari 2021?
De achterstanden bij het CBR voor rijexamens |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Achterstand CBR naar 600.000 examens: «Desnoods na twee keer zakken langer wachten op herexamen»?1
Ja.
Kunt u aangeven welke onconventionele maatregelen het CBR desnoods wil nemen om de enorme achterstand van 600.000 rijexamens te lijf te gaan?
Zoals ik in voornoemde Kamerbrief heb laten weten, waren alle reserveringsmaatregelen van het CBR voorafgaande aan de lockdowns al geruime tijd binnen de KPI. Door de twee lockdowns zijn de reserveringstermijnen opgelopen. Het CBR heeft een Taskforce Examenafname ingesteld. Deze Taskforce bekijkt alle mogelijke maatregelen om de ontstane reserveringstermijnen na de lockdown weer binnen de KPI te brengen.
In de brief van 16 februari 2021 is aangegeven dat het ministerie uiteraard meedenkt met het CBR over dit plan. Tevens heb ik hierin geschreven dat, zodra er een plan gereed is, de Kamer hierover wordt geïnformeerd. Aangezien dit plan er nog niet is, kan op de mogelijke maatregelen nog niet worden ingegaan. Het CBR heeft inmiddels wel besloten om de praktijkexamens voor het rijbewijs A en AM weer op te starten. Vanaf 22 februari kan men dus het praktijkexamen afleggen voor deze typen rijbewijs. Daarnaast is inmiddels ook duidelijk geworden dat per 3 maart kan worden gestart met de overige praktijkexamens.
Kunt u aangeven wat de directeur van het CBR bedoelt met «dreigt vaak zakkende kandidaten met een sanctie»?
Het CBR heeft aangegeven zowel te zoeken naar manieren om meer examens af te nemen als naar manieren om de instroom te beperken. Welke mogelijke maatregelen dit moeten bewerkstelligen, is nu nog niet bekend. Het CBR inventariseert de verschillende opties en voert ook de dialoog hierover met de branche en met jongeren. De oproep van de directeur van het CBR is om goed voorbereid naar het examen te komen. Minder herexamens betekent dat meer capaciteit beschikbaar is voor het afnemen van examens. Daar is iedereen bij gebaat, zowel rijscholen, de kandidaten als het CBR.
Bent u het eens met de stelling dat mensen die door de lockdown geen rijles hebben kunnen volgen en nu opeens op mogen voor hun examen, misschien zelf het idee hebben dat ze er nu niet klaar voor zijn?
Ja, dat ziet het CBR ook. Rijscholen kunnen daarom kosteloos examens annuleren of schuiven met gereserveerde examens die gepland staan vlak na de herstart. Het is uiteindelijk aan kandidaat en rijinstructeur om te beoordelen of iemand klaar is voor het examen.
Bent u het eens met de stelling dat het hooghouden van het slagingspercentage ervoor zorgt dat er minder examens hoeven worden afgenomen en er dus ook een kleinere wachtrij komt? Bent u het ermee eens dat het goed kunnen plannen van het rij-examen daarbij helpt?
Ja. Daarom kijkt het CBR ook nadrukkelijk naar maatregelen die dit kunnen bevorderen en voert zij hierover de dialoog met de branche.
Bent u bereid de regels voor ruilen en wijzigen aan te passen op zo’n manier dat rijscholen zo veel mogelijk de kandidaat op kunnen laten gaan voor het rij-examen als deze er klaar voor is?
Dat is precies de wijze waarop het CBR omgaat met de examens die gepland staan vlak na de herstart. Rijscholen krijgen maximale flexibiliteit om examens te annuleren, te verplaatsen of te ruilen met andere kandidaten waarvoor zij een examen hebben gereserveerd. Op deze manier wordt erop gestuurd dat er alleen kandidaten naar het examen komen die er ook daadwerkelijk klaar voor zijn.
Hoe kijkt u ertegenaan om de eerste drie weken na de lockdown de examens een uitgestelde status te geven om zo te voorkomen dat kandidaten die niet op niveau zijn examen komen doen?
Alleen de examens die geen doorgang hebben kunnen vinden tijdens de lockdown krijgen de status uitgesteld. Voor de examens die gepland staan na de herstart geldt dat rijscholen tot en met 2 april maximale flexibiliteit hebben om examens te annuleren, te verplaatsen of te ruilen met andere kandidaten waarvoor zij een examen hebben gereserveerd. Het CBR stimuleert kandidaten en rijscholen om alleen een examen af te nemen als de kandidaat daar ook echt klaar voor is.
Bent u het ermee eens dat het raadzaam is naast extra examinatoren ook extra medewerkers in te zetten om rijscholen te woord te staan en planners en ICT-capaciteit in te zetten, zodat de planning geoptimaliseerd kan worden?
Ik heb het CBR eerder al gevraagd hier oog voor te hebben bij het uitwerken van het plan van aanpak.
Bent u bereid om naar de Kamer een planning te sturen van de maatregelen die genomen zijn en worden genomen om deze planning zo goed mogelijk te laten verlopen? Kunt u daarin aangeven welke uitdagingen met het reserveringssysteem worden verwacht en wat de oplossingen hiervoor zijn?
Het CBR heeft met de lessen van de vorige lockdown dit keer een andere strategie gehanteerd voor het herplannen van examens. Tijdens de eerste lockdown werden alle gereserveerde examens geannuleerd en kreeg iedereen direct na de herstart de mogelijkheid een nieuw examen te reserveren. Dit keer krijgt de kandidaat de dag nadat hij of zij examen zou doen de mogelijkheid een uitgesteld examen te reserveren in de periode tot 1 juni (afhankelijk van de datum van de volledige beëindiging lockdown). Deze periode is volledig gereserveerd voor uitstelexamens. Voor nieuwe kandidaten staat het reserveringssysteem gewoon open voor de periode na 1 juni.
Kunt u aangeven hoeveel extra mensen nodig zijn op het gebied van planning, ICT en examinatoren?
Het CBR verwacht vooral extra capaciteit nodig te hebben aan examinatoren. De werving voor 100 extra examinatoren is inmiddels opgestart. Verder zal voor de gehele set aan maatregelen bezien worden wat nodig is aan extra capaciteit.
Kunt u het aantal uitgestelde rij-examens alsmede de wachttijd voor het aanvragen van een examen opnemen in de maandelijkse CBR-rapportage?
Ik heb het CBR gevraagd om mij periodiek te informeren over de reserveringstermijnen van de examens. Ik zal dit ook delen met de Kamer.
Kunt u deze vragen binnen één week beantwoorden?
Ik heb getracht zo spoedig mogelijk de antwoorden met u te delen.
De verlenging van de jachtakte |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat de afdelingen Korpscheftaken van de politie onlangs brieven hebben gestuurd aan jachtaktehouders over de verlening van de jachtakte?
Ja.
Klopt het dat in deze brieven staat dat, bij het ophalen van de nieuwe jachtakte, óók de leges voor het jaar 2020/2021 moeten worden voldaan? Is het niet zo dat afgelopen jaar alle aktes, verloven en erkenningen ambtshalve (standaard) met een jaar verlengd zijn? Waar dienen de leges voor als de politie feitelijk geen werkzaamheden heeft hoeven te verrichten om de verleningen te realiseren?
Ja, ik ben hiermee bekend. Hierbij moet gezegd worden dat de in die brief voorgestane werkwijze is gewijzigd. In eerste instantie had mijn departement de korpschef toegestaan zijn werkproces anders in te richten (van twee contactmomenten zowel bij het indienen van document als bij het ophalen van de akte, naar een contactmoment) gezien de contactbeperkende maatregelen vanwege het coronavirus. In de tussentijd is mijn inzicht hieromtrent veranderd en heb ik de korpschef toegestaan de aktes automatisch te verlengen tot 1 juli 2021. Dit is ook gecorrespondeerd met de KNJV. Voor 1 juli 2021 moet de korpschef het gehele proces hebben doorlopen zodat op uiterlijk 1 juli sprake is van een verlenging. Ik vind het van belang met uw Kamer te delen dat de publiekscontacten bij de teams korpscheftaken zijn opgestart vanaf het moment dat publiekscontact op afspraak weer mogelijk is (3 maart 2021). De korpschef heeft er vertrouwen in dat hij voor 1 juli 2021 vrijwel voor de gehele populatie het proces doorlopen heeft.
Feitelijk zijn de jagers gevraagd de jachtakten in te sturen zodat die administratief voorbereid konden worden en werkt de korpschef deze vóór 1 april zoveel mogelijk af binnen de mogelijkheden van bezetting en aanbod en met in achtneming van het contact met de aanvragers. De aanvragen die uit de termijn dreigen te lopen worden voorzien van een tijdelijk verlengingsbesluit wat maximaal geldig is tot 1 juli. Deze aanvragen worden dan alsnog inhoudelijk afgehandeld conform afspraak en de ontstane achterstand wordt ingelopen voor 1 juli. Dit verschilt van de werkwijze van vorig jaar, toen ik de korpschef heb toegestaan tot nader orde alle verloven en aktes te verlengen. De politie heeft dit jaar de jagers verzocht om – vanwege het administratief verwerken en voorbereiden van de verlengingen – de jachtaktes toe te sturen. Hiermee kon de politie zaken gereed maken zodat bij afschaling van de lockdown zo snel als mogelijk tot uitreiking overgegaan kan worden.
Overigens is het niet zo dat de politie feitelijk geen werkzaamheden meer verricht om de verlengingen te realiseren. Zij bekijken alsnog het WM-32 formulier, doen antecedentenonderzoek en screenen de aanvrager zoals zij gewoonlijk ook doen. Daarnaast wordt de administratie bijgewerkt en de registratie van de verlengde aktes verwerkt in het geautomatiseerde systeem. Voor de goede orde merk ik hierbij op dat de legeskosten die de politie ontvangt ook zien op de dekking van de structurele kosten die de politie maakt.
Waarom is een jaar gewacht met het innen van de leges voor het jaar 2020/2021?
Met de instructie van de Minister is vanwege het belang om het wapenbezit legaal te houden gewerkt aan een standaard besluit wat aan alle belanghebbenden is toegestuurd.
De politie is daarna aan de slag gegaan met de inrichting van het proces voor wanneer de balies weer open mochten. Vanwege de onduidelijkheid over wanneer dit weer mogelijk zou zijn is ervoor gekozen om te wachten met het innen van de leges. De politie heeft intern de mogelijkheid onderzocht om door middel van facturatie de leges te laten betalen, maar vanwege uitvoeringsproblemen is hiervan afgezien. Aanpassen van de financiële processen en werkwijzen zou extra tijd gaan kosten. Uiteindelijk is ervoor gekozen om de leges in één keer te innen om zo de inningskosten zo laag mogelijk te houden. Belanghebbende zijn hierover in het toegestuurde verlengingsbesluit geïnformeerd. Zoals al in het antwoord bij vraag 2 vermeld heeft de politie intern wel de werkzaamheden verricht die van haar verwacht worden.
Kunt u uitleggen waarom jagers de thans geldende jachtakte, inclusief de te overleggen bescheiden, moeten sturen aan de politie, zoals dat in de brief beschreven staat? Wat is de reden hiervoor? Deelt u de opvatting dat het per post versturen van dergelijke waardevolle bescheiden risico’s met zich meebrengt? Moeten jagers in de tussentijd zonder geldige akte het veld in om te jagen? Of wordt het hun algeheel verboden om te jagen? Is dat wenselijk?
Zoals ik bij het antwoord op vraag 2 heb aangegeven heeft de politie dit jaar voor deze werkwijze gekozen om zaken te kunnen voorbereiden. Het opsturen van bescheiden was ingesteld om het aantal contactmomenten te beperken, wat conform de Rijksbrede maatregelen is om het coronavirus zoveel mogelijk te beperken. Jagers konden er ook voor kiezen om de bescheiden in een enveloppe bij het bureau in een brievenbus te doen. Ik deel uw opvatting dat het opsturen risico’s met zich mee kon brengen, maar hierbij is de afweging gemaakt tussen het risico van opsturen of in de brievenbus deponeren ten opzichte van het risico van het contactmoment. Om begrijpelijke redenen heeft de veiligheid van de aanvrager geprevaleerd. Met de brancheorganisaties is afgestemd over het feit dat jagers – voor zover dat past binnen de coronamaatregelen – gewoon kunnen voldoen aan de verplichtingen zoals schadebestrijding en dat zij een kopie van de bestaande akte in het veld bij zich kunnen hebben. Ook heeft de politie met de landelijke organisatie van de Regionale Uitvoerings Diensten(RUD’s) afspraken gemaakt om tijdelijk een overgelegde kopie te accepteren bij eventuele controles. Dit zodat de er zo min mogelijk beperkingen waren voor de jagers. Er is dus geenszins sprake van een verbod voor jagers om te jagen. Aanvragers die niet voor 1 april afgehandeld kunnen worden, ontvangen een tijdelijk verlengingsbesluit dat geldig is tot maximaal 1 juli.
Kunt u zich voorstellen dat onder jagers het opsturen van aktes in combinatie met het alsnog moeten betalen van leges ervaren wordt als een vorm van «harde incasso»? Kunt u zich voorstellen dat met name de volgende zin uit de brief zeer onvriendelijk overkomt: «Als u de leges voor het jaar 2020/2021 nog niet heeft voldaan, moet u deze alsnog voldoen bij het ophalen van uw jachtakte, dus dan betaalt u twee maal de leges«?
Zoals ik heb aangegeven bij het antwoord op vraag 2 hoeven de jagers hun bescheiden niet meer op te sturen. Los daarvan is het zo dat voor een akte leges gelden. Dat deze betaald moeten worden kan mijns inziens niet als een verrassing komen.
Krijgen de jagers hun jachtakte ook geretourneerd als zij niet de leges over het jaar 2020/2021 wensen te betalen?
Het betalen van leges is een wettelijk vereiste voor de afgifte van de jachtakte. Indien jagers de leges niet wensen te betalen dan zal de akte niet geretourneerd worden. Zoals aangegeven, heeft de politie bepaalde uitvoeringshandelingen wel verricht en zijn de leges bovendien ook ter dekking van de structurele kosten die de politie maakt.
Is het zo dat deze brieven over de verlenging van de akte uitsluitend aan jachtaktehouders verspreid zijn? Is het de verwachting dat óók sportschutters, verzamelaars en erkenninghouders nog met de leges voor het jaar 2020/2021 worden geconfronteerd? Zo ja, op welke termijn?
De brieven zijn aan alle jagers, sportschutters en erkenninghouders gestuurd omdat voor al deze vergunninghouders de vergelijkbare wettelijke voorwaarden gelden waaronder het indienen van aanvragen in persoon etc. Ook zij zijn daarbij geïnformeerd dat nader bericht zou volgen over de afhandeling waarover ik bij het antwoord op vraag 2 en 3 uitvoerig toelichting heb gegeven.
Bent u bereid de leges voor het jaar 2020/2021 niet te incasseren aangezien reeds ambtshalve besloten is alle aktes en erkenningen met een jaar te verlengen en bovendien de meeste verenigingen het grootste gedeelte van het jaar dicht bleven? Zo nee, waarom niet?
Ambtshalve verlengen betekent niet dat de veiligheidswaarborgen niet worden uitgevoerd. Zoals uitgelegd bij het antwoord op vraag 2 en 3 zijn intern de werkzaamheden wel uitgevoerd en zijn de leges ook bedoeld voor de dekking van de structurele kosten. De afgifte van de jachtakte is voorwaardelijk aan de betaling van de leges hiervoor. De jagers hebben daarbij de dienst genoten en konden beschikken over hun bevoegdheid om te jagen. Dit wijkt niet af van de normale gang van zaken.
Hoe is op dit moment de dienstverlening van de afdelingen Korpscheftaken ingericht? Klopt het dat nieuwe wapens nog steeds niet worden bijgeschreven? Bent u zich bewust van het feit dat dit tot aanzienlijke financiële problemen bij de wapenhandel (de erkenningshouders) leidt omdat wapens niet afgeleverd kunnen worden en dus ook niet betaald worden? Welke mogelijkheden ziet u om hier op korte termijn verandering in te brengen?
Tijdens het afgelopen jaar is ook gekeken naar de mogelijkheden om in de belangen van de wapenhandel te voorzien. Met inachtneming van de RIVM-voorschriften is daar waar mogelijk gewerkt aan het kunnen bijschrijven van wapens. De dienstverlening is weer opgepakt waarbij gewerkt wordt met in achtneming van de coronamaatregelen. Nieuwe wapens kunnen worden bijgeschreven. Het kan echter voor komen dat er kleine verschillen zijn van dienstverlening per team. Dit heeft te maken met het werkaanbod en de beschikbare capaciteit en mogelijkheden per team. De brancheorganisaties zijn hierover geïnformeerd.
Op 18 mei 2020 zijn de brancheorganisaties geïnformeerd dat vanaf 25 mei zou worden gestart met de hervatting van de publiekscontacten binnen de mogelijkheden die er zijn.
Op 19 mei 2020 heb ik de brancheorganisatie van de wapenhandel een brief gestuurd waarin ik aan heb gegeven dat de politie een herstart heeft gemaakt met publiekscontacten en waarin ik heb aangegeven dat de ondernemers via de site van de rijksoverheid een verzoek zouden kunnen indienen voor een tegemoetkoming zoals deze voor zovelen ondernemers ter beschikking was gesteld.
Kunt u deze vragen apart van elkaar beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Zorg om banden RUG en China: hoogleraar mag imago China niet beschadigen’ |
|
Dennis Wiersma (VVD) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Zorgen om banden RUG en China: hoogleraar mag imago China niet beschadigen»?1
Ja
Klopt het dat een hoogleraar «Chinese taal en Cultuur» aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) contractueel verboden wordt om het «imago van China te beschadigen»? Zo ja, wat houdt dat precies in?
Nee, dat klopt niet helemaal. De bepaling is te vinden in de -door NOS openbaar gemaakte- overeenkomst tussen de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en Confucius Institute Headquarters (Hanban) over het instellen van een leerstoel Chinese Taal en Cultuur bij de Faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteit Groningen. Deze overeenkomst bevat enkele ontbindende bepalingen, waaronder de bepaling met betrekking tot ernstige schendingen van Chinese wet- en regelgeving en het ernstig schaden van het imago van China. Als zo’n situatie zich voordoet, behoudt Hanban zich het recht voor de overeenkomst te beëindigen. Dat houdt in dat Hanban niet langer meebetaalt aan de leerstoel. Het laat de arbeidsovereenkomst tussen de Rijksuniversiteit Groningen en de hoogleraar in kwestie onverlet.
Klopt het eveneens dat de hoogleraar in dienst is bij de RUG, maar dat zijn salaris voor de helft betaald wordt door het Groningen Confucius Instituut?
Ja, het klopt dat de hoogleraar in dienst is bij de RUG. Zijn salaris wordt anders dan de vraag suggereert volledig door de RUG betaald. De RUG ontving, op grond van de hiervoor genoemde overeenkomst met de Hanban, gedurende vijf jaar een bijdrage van de Hanban voor de kosten samenhangend met de leerstoel Chinese Taal en Cultuur bij de Letterenfaculteit. De RUG geeft desgevraagd aan dat de overeenkomst met Hanban over de leerstoel in 2016 in werking is getreden voor een periode van 5 jaar en dat dit jaar dus moet worden besloten over de verlenging ervan. Bij het gesprek dat mijn ministerie met de RUG voerde, liet de RUG weten de overeenkomst met Hanban niet te willen verlengen. Daarmee zal de overeenkomst met betrekking tot de leerstoel nog dit jaar komen te vervallen.
Klopt het dat al sinds 2014 deze voorwaarden in het contract golden? Sinds wanneer was u hiervan op de hoogte? Wat heeft u gedaan toen u hiervan op de hoogte werd gesteld?
Blijkens de door NOS openbaar gemaakte overeenkomst tussen de RUG en Hanban gelden de voorwaarden al sinds 2014. Over de constructie rond deze leerstoel heb ik uw Kamer geïnformeerd, o.a. in antwoord op vragen van de leden Rog en Van der Molen van 4 februari 2019.
Het onderzoek van Clingendael, resulterend in het rapport «China’s invloed op onderwijs in Nederland», was voor mij aanleiding om, in lijn met de aanbevelingen uit dat rapport, het gesprek aan te gaan met de betrokken instellingen in Groningen en Maastricht. Dat heb ik uw Kamer gemeld in de Kamerbrief over de samenwerking met China.2
Bent u van mening dat de academische vrijheid door dit soort overeenkomsten onder druk komt te staan? Zo ja, wat gaat u hier actief tegen doen? Zo nee, waarom niet?
In algemene zin is het zo dat het aan de instellingen is om overeenkomsten met derde partijen, binnenlands en buitenlands, te sluiten. Dat valt binnen hun wettelijk verankerde autonomie. Daarbij dienen zij academische grondbeginselen, zoals de eveneens wettelijk verankerde academische vrijheid, goed te borgen.
Laat ik vooropstellen dat met academische vrijheid nooit gemarchandeerd mag worden. Instellingen hebben de wettelijke taak om de academische vrijheid van onderzoekers, docenten en studenten te borgen. Dat omvat alle aspecten van het onderwijs en onderzoek en vraagt dus ook de nodige zorgvuldigheid bij het aangaan van contracten.
Het onderwerp heeft mijn volle aandacht. Onlangs is de ronde gesprekken met de universiteiten afgerond over het belang van kennisveiligheid en het tegengaan van ongewenste kennisoverdracht en ongewenste beïnvloeding. Deze gesprekken hadden mede tot doel het bewustzijn bij instellingen te verhogen en te spreken over mogelijke handelingsperspectieven.
Het vergroten van het bewustzijn is een van de maatregelen die het kabinet neemt om de kennisveiligheid verder te vergroten, zoals ik in mijn Kamerbrief over kennisveiligheid3 heb aangegeven. Het maken van bestuurlijke afspraken met de instellingen om kennisveiligheid te borgen is ook een van de aangekondigde maatregelen. Het beschermen van academische vrijheid en het tegengaan van ongewenste beïnvloeding zijn daar een onderdeel van.
In de tussentijd blijf ik met instellingen in gesprek, zo ook met de RUG. Een bepaling zoals de in het betreffende contract genoemde, zou indirect kunnen leiden tot een (gevoelde/ervaren) druk bij de betrokkenen om geen dingen te doen die de cofinanciering in gevaar kunnen brengen en kan daarmee resulteren in vormen van (zelf)censuur. Dat is onwenselijk. Deze boodschap is overgebracht bij het gesprek dat mijn ministerie met de RUG heeft gevoerd. Zoals hierboven aangegeven, zal de RUG afzien van verlenging van de overeenkomst met betrekking tot de leerstoel.
In hoeverre komt uw wens, uit uw Kamerbrief over samenwerking met China op het gebied van onderwijs en wetenschap, dat «de vrijheid van meningsuiting een fundamenteel onderdeel van de Nederlandse samenleving en daarmee ook van het Nederlandse onderwijs- en onderzoekssysteem»2, overeen met de constatering dat een hoogleraar in dienst bij een Nederlandse universiteit het contractueel verboden wordt om «het imago van China» te beschadigen?
Zie het antwoord op vraag 5.
Waarom bent u pas bereid om in gesprek te gaan met de Rijksuniversiteit Groningen nadat deze overeenkomst in het nieuws is gebracht door NOS, aangezien de RUG heeft verklaard dat u allang op de hoogte was van deze casus?3
Het gesprek met de RUG over het Confucius Instituut stond al gepland voordat de NOS de genoemde overeenkomst in het nieuws bracht, conform de toezegging uit de Kamerbrief over de samenwerking met China.6
Klopt de constatering van Rob de Wijk, hoogleraar internationale relaties en veiligheid aan de Universiteit Leiden, dat dit soort overeenkomsten niet sporen met academische vrijheid? En dat wat het Confucius Instituut doet is onder het mom van taal en cultuuronderwijs de officiële visie van de Chinese Communistische partij uitdragen? Zo ja, op welke manier gaat u dit op korte termijn beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Zie ook het antwoord op vraag 5. In het Clingendaelrapport geven de onderzoekers aan dat er «geen aanwijzingen zijn dat er politieke beïnvloeding plaatsvindt via de Confucius Instituten tijdens lessen in het hoger onderwijs in Nederland of via de door het Confucius Instituut Groningen gesponsorde Leerstoel aan de RUG.»7 Het Clingendaelrapport geeft wel aan dat «niettemin een voortdurende alertheid op en actieve preventie van politieke beïnvloeding door Confucius Instituten wenselijk is.» De onderzoekers bevelen op basis van hun bevindingen aan de transparantie van de Confucius Instituten te bevorderen en eventueel los te koppelen van de Nederlandse kennisinstellingen. Zoals aangekondigd in mijn Chinabrief, bekijk ik met de betreffende kennisinstellingen op welke manier vervolg kan worden gegeven aan deze aanbevelingen, waarbij ik de optie van het loskoppelen nadrukkelijk zal meenemen.
In algemene zin wordt in het recent door AIVD, MIVD en NCTV uitgebrachte Dreigingsbeeld Statelijke Actoren ook benoemd dat wetenschap en kennisinstellingen worden beschouwd als doelwit van statelijke actoren ter beïnvloeding van meningen en publicaties.
Deelt u de mening dat buitenlandse beïnvloeding binnen onze hoger onderwijsinstellingen te allen tijden moet worden tegengegaan? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om dat in deze casus zo snel als mogelijk een halt toe te roepen?
Ja, ik deel de mening dat ongewenste beïnvloeding zoals ik die beschreven heb in mijn Kamerbrief over kennisveiligheid, moet worden tegengegaan. De stappen die ik daartoe ga zetten heb ik in de Kamerbrief toegelicht. Daarnaast ben ik met de RUG in gesprek over de relatie met het Confucius Instituut Groningen, zoals ik dat heb aangekondigd in de Kamerbrief over samenwerking met China.8
Het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren benoemt overigens dat er ook legitieme beïnvloedingsactiviteiten bestaan, zoals public affairs activiteiten van buitenlandse ambassades in Nederland. Vaak is er echter sprake van een grijs gebied waarin landen meer doen dan het aantrekken of overhalen van partners. Alleen de beïnvloeding die onwenselijk en/of illegaal is moet in die zin worden tegengegaan.9
De zorgen bij Wajongers |
|
Wim-Jan Renkema (GL) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Zorgen bij Wajongers: ondanks belofte er toch op achteruit»?1
Ja.
Hoeveel mensen gaan er ook met het garantiebedrag op achteruit? Hoeveel gevallen hiervan zijn er nu bij u bekend?
We hebben de regels voor de Wajong veranderd om de Wajong te vereenvoudigen en ervoor te zorgen dat Wajongers beter mee kunnen doen in de maatschappij. Om ervoor te zorgen dat Wajongers er niet op achteruitgaan ten opzichte van hun situatie voor het ingaan van de wet is het garantiebedrag ingesteld. Ik kan me voorstellen dat het frustrerend is als je er dan toch op achteruitgaat door wat voor reden dan ook.
De signalen van achteruitgang zijn bij ons bekend. Mogelijk is een deel te verklaren omdat de uitkering van januari 2021 met december 2020 vergeleken wordt. Samen met de Kamer en belangenvertegenwoordigers is gekozen om voor de berekening van het garantiebedrag uit te gaan van het gemiddelde inkomen over een representatieve periode in het voorafgaande jaar. Hiervoor is uiteindelijk de periode december 2019 tot en met november 2020 gekozen. Er zullen in een representatieve periode altijd momenten zijn waarop de uitkering van een Wajonger tijdelijk hoger of lager is door een wisselend inkomen. Door een gemiddeld inkomen toe te passen, benader je de gemiddelde uitkering over deze periode. Het kan voorkomen dat de uitkering in december 2020 hoger is dan de berekening van het garantiebedrag terwijl het garantiebedrag wel goed de gemiddelde uitkering in het voorafgaande jaar representeert. Daarnaast kunnen er verschillende andere redenen zijn waarom iemand een lagere uitkering krijgt in januari en dit heeft niet altijd te maken met het ingaan van de nieuwe wet.
Een mogelijke oorzaak van achteruitgang blijft ook dat het garantiebedrag niet werkt zoals het bedoeld is. Ik neem de signalen die we ontvangen over achteruitgang serieus. Daarom voer ik nu met UWV met urgentie een analyse uit naar de redenen waarom Wajongers er op achteruitgaan. Als blijkt dat Wajongers er door de nieuwe wet op achteruitgaan en het garantiebedrag dit niet verhelpt waar het dit wel had moeten doen, ga ik op zoek naar een oplossing. Ik informeer u over de uitkomsten zodra deze analyse is afgerond.
Waarom is niet eerder onderzocht hoe het garantiebedrag zou uitpakken? Wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat het idee van het garantiebedrag was dat Wajongers er niet op achteruit zouden gaan door de wetswijziging?
Zie antwoord vraag 2.
Is het mogelijk om in te bouwen dat Wajongers zelf een referentieperiode kunnen kiezen of dat zij bijvoorbeeld uit twee mogelijke periodes kunnen kiezen? Zijn er andere mogelijkheden om meer maatwerk te kunnen bieden, zodat Wajongers er niet op achteruit gaan?
Bij wisselende inkomsten is het niet mogelijk om de Wajonger zelf een referentieperiode te laten kiezen. Een zelf gekozen referentieperiode representeert niet goed de uitkering waar iemand voorafgaand aan het ingaan van de wet recht op heeft. Daarnaast is het technisch niet uitvoerbaar. Het garantiebedrag werkt voor het overgrote deel van de Wajongers zoals het bedoeld is. Voor de Wajongers waar het garantiebedrag niet werkt zoals het bedoeld is, ga ik op zoek naar een passende oplossing.
Wanneer weten alle Wajongers wat hun garantiebedrag wordt? Kunt u garanderen dat dit op korte termijn is?
Voor ZZP’ers en Wajongers die nog besluiten over te stappen naar de Wajong2010 kan UWV het garantiebedrag niet op korte termijn vaststellen. Andere Wajongers krijgen op korte termijn bericht.
Er is voor gekozen om het garantiebedrag van ZZP’ers te baseren op het inkomen in 2021, en niet 2020 zoals bij de andere Wajongers.2 Het gevolg hiervan is dat het garantiebedrag voor ZZP’ers pas op zijn vroegst in 2022 vastgesteld kan worden.
Bij het verlengen van de aanvraagtermijn voor een overstap heeft UWV, in overleg met SZW, aangegeven dat zij nieuwe aanvragen in de tweede helft van 2021 oppakt. In de periode daarvoor gebruikt UWV uitvoeringscapaciteit voor de implementatie van de Vereenvoudiging Wajong en de berekening van het garantiebedrag voor een specifieke groep waar de Eerste Kamer aandacht voor heeft gevraagd.3
Het gebruik van bouwpuin vervuild met plastic voor wandelpaden |
|
Frank Wassenberg (PvdD), Eva van Esch (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Staatsbosbeheer stort met plastic vervuild bouwpuin in natuurgebieden»?1
Ja.
Hoeveel ton recyclingsgranulaat wordt er jaarlijks in Nederlandse natuur- of bospaden verwerkt en hoeveel ton plastic, ijzerdraad, rubber, gips of andere vormen van verontreiniging bevat dit?
Op landelijk niveau bestaat hierin geen inzicht. Op het toepassen van recyclinggranulaat als bouwstof rust geen meldingsplicht.
Kunt u garanderen dat er geen schadelijke stoffen, zoals asbest of lood, in het bouwmateriaal (recyclingsgranulaat) zitten?
Een producent dient middels een NL-SBS certificaat aan te tonen dat wordt voldaan aan de gestelde milieueisen uit de Bodemregelgeving. Hier zijn ook normen voor asbest en lood opgenomen. De wijze van systeemtoezicht is beschreven in de inleiding.
Kunt u bevestigen dat het storten (in de natuur) van vermalen bouwafval met daarin plastic en andere soorten verontreiniging geen onderdeel is van de circulaire economie?
In een circulaire economie willen we materialen zo lang mogelijk in de materiaalkringloop houden. Daar is het beleid ook op gericht. Kunststof materialen worden zo hoogwaardig mogelijk hergebruikt. De verontreinigingen met plastic in recyclinggranulaat is inherent aanwezig in het bouw- en sloopafval. Denk bijvoorbeeld aan ingefreesde leidingen. Dit is niet vooraf te scheiden en hoogwaardig te verwerken. Verwerkende bedrijven maken deze stroom na vermalen zo schoon mogelijk, zodat het recyclinggranulaat aan de gestelde normen voldoet. Recyclinggranulaat omvat 30% van de totale jaarlijkse Nederlandse afvalstroom en kent meerdere toepassingsgebieden waarbij het granulaat vaak is afgedekt, in- of opgesloten. De belangrijkste toepassing is funderingsmateriaal onder wegen waarmee primaire grondstoffen worden uitgespaard. Ik wil daarbij wel kijken of ik voor recyclinggranulaat de verontreinigingen met plastic beter kan reguleren. Hier kom ik eind van het jaar op terug.
Wat is de stand van zaken en de mogelijke uitkomst van het onderzoek naar microplastics in de natuur en bosgebieden?
Er is mij geen onderzoek bekend naar microplastics in natuur- en bosgebieden. Wel laat ik het RIVM onderzoek doen naar microplastics in de bodem. De bevindingen van dit onderzoek verwacht ik in het eerste kwartaal van 2022.
Deelt u de mening dat elke vorm van plasticvervuiling in de natuur voorkomen moet worden?
Ja, waar mogelijk moet plasticvervuiling zoveel mogelijk voorkomen worden.
Daar zet het kabinet vol op in, bijvoorbeeld door het verbod op gratis plastic tasjes, de implementatie van de Single Use Plastics richtlijn en het invoeren van statiegeld op kleine flesjes en blikjes.
Onderschrijft u dat het maken van strengere afspraken met aannemers, zoals Staatsbosbeheer voorstelt, niet de gewenste route is, omdat vervuilende stoffen dan nog steeds in ons leefmilieu komen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om het gebruik van recyclingsgranulaat met vervuilende stoffen voor paden in natuurgebieden en open landschappen te verbieden?2
Voor recyclinggranulaat ga ik onderzoeken of ik de verontreinigingen met plastic beter kan reguleren. Omdat hier enige tijd overheen zal gaan en er nu juist door Staatsbosbeheer initiatieven worden ontplooid om met andere partijen in de keten in gesprek te gaan om de haalbaarheid van alternatieven voor menggranulaat te onderzoeken, wil ik dat initiatief ondersteunen en bezien of we met deze partijen tot afspraken kunnen komen.
Beaamt u dat de overheid en andere terreinbeheerders, zoals waterschappen, gemeentes, provincies en natuurbeschermingsorganisaties een voorbeeldfunctie hebben om (zwerf)afval en de verspreiding van microplastics te voorkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om te onderzoeken welke lokale en natuurvriendelijke materialen ingezet kunnen worden voor natuurpaden?
Zie antwoord vraag 7.
Het naleven van de Europese privacyregels van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) bij (uitvoerings)instanties |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het het bericht «440.000 euro boete voor OLVG vanwege onvoldoende beveiliging medische dossiers»?1
Ja.
Bent u bekend met de nog niet beantwoorde schriftelijke vragen van het lid Verhoeven over het niet naleven van de wet en het grootschalig onrechtmatig verzamelen van persoonsgegevens door overheidsinstanties zoals de Belastingdienst, het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), de politie, Defensie, de Inlichtingendiensten en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)?2
Deze vragen zijn bij brief van 9 april 2021, met kenmerk 2021Z00730, beantwoord.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) voert diverse wettelijke taken uit. Voor de uitvoering van deze taken is het noodzakelijk om persoonsgegevens van met name onderwijsdeelnemers, inburgeraars en burgers met een uitstaande studielening te verwerken. De bescherming van die persoonsgegevens staat voor DUO buiten kijf. Met de opdrachtgevende beleidsdepartementen werkt DUO voortdurend samen om te zorgen dat de uitvoering van privacywet- en regelgeving wordt nageleefd. Eind 2016 is DUO gestart met een project om de organisatie per 25 mei 2018 in control te laten zijn ten aanzien van de AVG. Het project is eind 2018 afgerond en de resultaten zijn geïmplementeerd in de dagelijkse uitvoering. DUO is ten aanzien van de privacywetgeving in control op basis van een risicogerichte aanpak en weet wat er gebeuren moet om aan de regels te voldoen. Naleving van de AVG vraagt voortdurend aandacht en inspanning van zowel de eigen organisatie als de opdrachtgevende departementen. Een voorbeeld hiervan is de aanpassing van de wetgeving omtrent het register onderwijsdeelnemers.3
DUO verricht deze inspanning ook door de processen in de uitvoering regelmatig te herijken op basis van interne en externe signalen. DUO werkt daarbij constructief samen met externe toezichthouders zoals de Autoriteit Persoonsgegevens, de Algemene Rekenkamer en de Audit Dienst Rijk. Daarnaast heeft DUO de afgelopen jaren geïnvesteerd in mensen en middelen om de continue aandacht voor en de ontwikkeling van compliancy aan wet- en regelgeving te borgen. DUO heeft daartoe een privacyorganisatie ingericht en heeft invulling gegeven aan vereisten van de AVG zoals het in dienst hebben van een functionaris gegevensbescherming als interne toezichthouder, het bijhouden van een verwerkingsregister, het melden van datalekken, een Data Protection Impact Assessmentproces en het waarborgen van de rechten van betrokkenen.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) handelt overeenkomstig de beginselen van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn formeel vastgelegd in het privacybeleid en in privacyprocessen. Het CBR heeft een functionaris gegevensbescherming die adviseert over en toezicht houdt op de toepassing en naleving van de AVG. Deze functionaris rapporteert rechtstreeks aan de directie. Daarnaast wordt de organisatie ondersteund door een privacyofficer en vijf informatiemanagers die adviseren over en uitvoering geven aan de processen rondom privacy.
In het privacystatement informeert het CBR de betrokkene over de gegevensverwerking. Een betrokkene kan een beroep doen op het recht van inzage, vernietiging en rectificatie. Verzoeken worden centraal afgehandeld en de betrokkene ontvangt een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit. De verwerkingen zijn opgenomen in een register van verwerking. Om de compleetheid en actualiteit van het register te borgen zijn de benodigde processen ingericht. Het CBR heeft op alle verwerkingen die mogelijk een hoog privacyrisico opleveren voor de betrokkene een Data Protection Impact Assessment (DPIA) uitgevoerd. Om te borgen dat voor nieuwe verwerkingen die mogelijk een hoog privacyrisico opleveren een DPIA wordt uitgevoerd, zijn processen ingericht. Ook als de verwerking minder risicovol is, wordt deze getoetst aan de beginselen uit de AVG.
De privacyrisico’s worden opgenomen in een risicoregister en over de opvolging van maatregelen wordt periodiek aan de directie gerapporteerd. Ook bewustwording onder medewerkers heeft de continue aandacht. Door middel van e-learning, training en gerichte bewustwordingscampagnes wordt de aandacht voor de privacybescherming van klanten onder medewerkers levend gehouden.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie de Sociale Verzekeringsbank (SVB) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Sociale Verzekeringsbank (SVB) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De SVB heeft binnen haar organisatie een privacystelsel met privacyofficers, een functionaris gegevensbescherming (FG) en privacybeleid ingesteld. Twee processen zijn nog in ontwikkeling en dit is aan uw Kamer gemeld in de stand van de uitvoering van juli 2018. Het betreft: 1) het «pseudonimiseren van testdata» en 2) «het bewaren en vernietigen van persoonsgegevens in data van applicaties en in ongestructureerde data». Het voorgaande heeft onder meer te maken met de implementatie van een nieuw Document Management Systeem en met de overgang van testfase naar het in productie nemen van vernietigingsfunctionaliteiten in de systemen van de primaire processen van de SVB.
De SVB voert op verzoek van het Ministerie van SZW enkele verwerkingen in het kader van dienstverlening uit op basis van de verwerkingsgrondslag toestemming. De SVB waarborgt in deze gevallen dat de toestemming kan worden beschouwd als een vrije, specifieke, geïnformeerde en ondubbelzinnige wilsuiting. Daar waar twijfel kan ontstaan of de grondslag toestemming voldoende is, zal voor de SVB een wettelijke grondslag gecreëerd worden.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Stichting Inlichtingenbureau persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Het Inlichtingenbureau verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Translink persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Translink verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De reiziger wordt via het privacystatement geïnformeerd over welke gegevens worden opgeslagen en kunnen worden gedeeld met andere partijen. Conform de eisen van de AVG heeft Translink het privacystatement gepubliceerd op zijn website.
Translink heeft privacyfunctionarissen aangesteld die toezicht houden op de naleving van de AVG in de organisatie. Er is een verwerkingsregister opgesteld met daarin benoemd de verwerking van gegevens waar Translink verantwoordelijk voor is. Tevens is een protocol voor het melden van datalekken. Nieuwe ontwikkelingen waarbij persoonsgegevens worden verwerkt, worden onderworpen aan een Data Protection Impact Assessment. Het privacybeleid wordt daarnaast jaarlijks besproken met de directie.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Rijksdienst Wegverkeer (RDW) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Dienst Wegverkeer (RDW) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Er is binnen de RDW een goed functionerende privacyorganisatie ingericht, bestaande uit een team van privacyprofessionals, waaronder een functionaris gegevensbescherming. Samen dragen zij er zorg voor dat zorgvuldig wordt omgegaan met persoonsgegevens. Vast element in de werkwijze van de RDW is het periodiek onderwerpen van verwerkingen aan privacyquickscans en Data Protection Impact Assessments om ervoor te zorgen dat de AVG wordt nageleefd. Er is in de organisatie structureel aandacht voor privacy en transparantie. De rechten van burgers op inzage van eigen gegevens wordt gewaarborgd en gefaciliteerd door bijvoorbeeld het vergemakkelijken van het inzagerecht middels een burgerportaal.
De RDW laat jaarlijks een onderzoek uitvoeren door een onafhankelijke externe organisatie om vast te stellen of de RDW (nog steeds) voldoet aan de wettelijke privacyregelgeving. Deze externe organisatie heeft recent voor het Basiskentekenregister (BKR), het Centrale Rijbewijzen en Bromfietscertificatenregister (CRB) en het Nationaal Parkeer Register (NPR) geoordeeld dat de RDW opnieuw het keurmerk «Privacy-audit-proof» zal worden verstrekt.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Hiertoe heeft de IND de normen uit de AVG geïmplementeerd met een Privacy Compliance Programma (PCP). Resultaat van dit PCP is een ingericht Privacy Compliance Raamwerk om de normen uit de AVG structureel en in overeenstemming met de governance in de bedrijfsvoering van de IND te borgen. Daarbij is het voldoen aan de AVG, net zoals het voldoen aan veel andere verordeningen en wetten, een doorlopend proces waar de IND iedere dag mee bezig is. De IND is zich ervan bewust dat door de combinatie van reikwijdte van dit proces en menselijk handelen zich continu risico’s kunnen voordoen. De IND stelt echter alles in het werk om de risico’s daarop te beheersen, onder meer door daar via het Raamwerk zicht op te houden en adequate maatregelen te nemen.
Om ook binnen het primaire processysteem van de IND, INDiGO, te voldoen aan de eisen gesteld door de AVG, is een programma Toegang gestart. Dit programma is eind 2021 afgerond, waarna ook alle technische maatregelen zijn afgerond.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Voor de uitvoering van onze wettelijke taken en overeengekomen doelen verzamelt de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) persoonsgegevens van in- en externe medewerkers, justitiabelen, bezoekers en personen die bijvoorbeeld incidentele werkzaamheden verrichten in de gebouwen van de DJI. De persoonsgegevens, behoudens die van justitiabelen, worden verzameld en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Persoonsgegevens van justitiabelen worden verwerkt conform de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
Het borgen van privacy in een organisatie is een continu, cyclisch proces van signaleren, acteren en evalueren. Een organisatie is in control als deze wijze van privacyborging structureel is ingebed in een organisatie. Dat is ook wat de AVG van organisaties vraagt. Bij DJI is dat het geval. DJI is in control ten aanzien van de AVG en de andere vigerende privacywetten, omdat DJI risico's en tekortkomingen monitort en opneemt in een zogenaamde privacyroadmap. Met deze roadmap worden de relevante acties ten aanzien van privacy geprioriteerd en krijgen ze de juiste opvolging in de organisatie. In dat verband zijn bij DJI in de afgelopen jaren zo’n 670 Data Protection Impact Assessments verricht op bestaande en op nieuwe verwerkingen, waarbij vervolgens wordt bezien of en welke beheersmaatregelen getroffen moeten worden. Door middel van het ingerichte privacymanagementsysteem borgt DJI de continuïteit van het in control zijn. Privacyrisico's en -bedreigingen zullen er altijd zijn en in die zin is DJI nooit «klaar» met de AVG of andere privacywetgeving, maar de risico's en de bedreigingen worden door de gehanteerde werkwijze op structurele wijze beheerst en passend gemitigeerd. Op die wijze wordt voldaan aan de vigerende privacywetgeving.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De RvIG verzamelt en verwerkt persoonsgegevens voor verschillende doeleinden waarvoor de juridische grondslag is verankerd in de Wet basisregistratie personen, de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, de Paspoortwet, de Wet basisadministratie persoonsgegevens BES en de AVG zelf.
Privacy is binnen de RvIG structureel geborgd middels een continue proces van implementatie, monitoring, evaluatie en bijsturing, Voor alle processen en/of systemen en applicaties zijn Data Protection Impact Assessments uitgevoerd als onderdeel van het risicomanagementproces. Dit proces is eveneens cyclisch ingericht.
Het incident dat aanleiding vormt voor de vraag gaat over informatiebeveiligingsbeleid. De RvIG volgt de verplichtingen die daarover vanuit de Baseline Informatiebeveiliging Overheid en de AVG worden gesteld.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Raad voor de Kinderbescherming persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) heeft wettelijke taken en doelen en daartoe worden persoonsgegevens verwerkt. Het betreft persoonsgegevens van cliënten, informanten en medewerkers. De RvdK verzamelt en verwerkt deze gegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening privacygegevens (AVG).
De AVG vraagt om structurele borging van privacy in de organisatie. Dat is een continu proces van implementeren, monitoren, evalueren en bijsturen om compliant te zijn. In april 2021 is het beveiligd e-mailen (via Zivver) geïntroduceerd. Door de RvdK wordt een Data Protection Impact Assessments gedaan bij veranderingen in een werkproces, samenwerkingsverband of verandering van ICT-systeem waarbij persoonsgegevens verwerkt worden. Hiermee heeft de RvdK inzicht in de stand van zaken en de te nemen beheersmaatregelen en sluit hij waar nodig nieuwe verwerkingsovereenkomsten af.
Beheersmaatregelen zijn in een risicomatrix opgenomen en de opvolging daarvan wordt gemonitord in een interne stuurgroep Beveiliging, Integriteit en Privacy. Deze werkwijze zorgt ervoor dat privacyrisico’s in beeld zijn, en de juiste maatregelen getroffen en opgevolgd worden om aan de AVG te blijven voldoen.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Reclassering Nederland persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Reclassering Nederland verzamelt en verwerkt voor de uitvoering van haar taken persoonsgegevens van haar cliënten, medewerkers en van de personen met wie zij samenwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening privacyregels (AVG). Dit doet zij onder meer door het opstellen van Data Protection Impact Assessments (DPIA’s). Daar waar verbeteringen nodig blijken, worden deze opgepakt, zoals een herziening van het gegevensbeschermingsbeleid. Reclassering Nederland heeft hierbij te maken met een complexe uitvoeringspraktijk.
Reclassering Nederland vindt gegevensbescherming van haar cliënten van uitermate groot belang. In de uitvoering van haar taken voor een veiliger Nederland binnen de strafrechtketen wordt in toenemende mate een beroep op de reclassering gedaan om persoonsgegevens van haar cliënten met andere instanties te delen, al dan niet in samenwerkingsverbanden zoals in de Zorg- en Veiligheidshuizen. Er is wetgeving in voorbereiding die recht doet aan de bijzondere rol van Reclassering Nederland in de strafrechtketen en waardoor persoonsgegevens van cliënten niet meer onder werkingssfeer van de AVG zullen vallen, maar onder de werkingssfeer van de Europese Richtlijn gegevensbescherming politie en justitie.
Een belangrijke factor in de gegevensbescherming is het menselijk handelen. Reclassering Nederland heeft de afgelopen jaren daarom naast het treffen van technische en organisatorische maatregelen, onder meer geïnvesteerd in bewustwording en training van haar medewerkers.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Centraal Administratie Kantoor (CAK) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens grotendeels conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening privacyregels (AVG). De juiste toepassing van de AVG is ingebed in de bedrijfsvoering. Het CAK beschikt over een actueel register van verwerkingen, een PIA-register, een werkende datalekprocedure en verwerkingsovereenkomsten met leveranciers. Het CAK heeft verder organisatorische maatregelen getroffen, zoals de aanstelling van een (onafhankelijke) functionaris gegevensbescherming als interne toezichthouder, de aanstelling van een coördinerend Privacy Officer en de inrichting van een privacygilde. Op het gebied van accesmanagement (toegang tot data) voldoet het CAK nog niet volledig aan de AVG en kunnen verbeteringen worden doorgevoerd. Logging en monitoring zijn momenteel nog niet ingericht. De invulling van genoemde onderwerpen staat voor 2021 geagendeerd.
Kunt u toelichten of het openbaar ministerie (OM) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Het openbaar ministerie (OM) verwerkt voor de uitvoering van zijn wettelijke taken een grote hoeveelheid gegevens. Het OM heeft daarbij naast de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) te maken met de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Binnen het OM zijn verscheidene processen en procedures ingericht waarmee uitvoering wordt gegeven aan de vereisten van deze privacywetgeving en om hierin inzicht te verkrijgen en behouden. Zo worden door het OM Data Privacy Impact Assessments (DPIA’s) uitgevoerd, waarmee vooraf risico’s van een gegevensverwerking in kaart zijn gebracht om risico’s in de systemen te mitigeren, en zijn organisatorische en technische vereisten opgesteld ten behoeve van de gegevensbescherming. Hier is bij het ontwerp uitgegaan van privacy by design en default, en deze uitgangspunten zijn vervolgens geïmplementeerd in de onderliggende ICT-systemen. Hoewel reeds een groot aantal veranderingen in werking is gesteld en er nieuwe processen en handvatten zijn ontwikkeld, is het een omvangrijke opgave om volledig inzicht te verkrijgen en te behouden. Het OM zet zich ervoor in dat daar continue aandacht voor blijft bestaan. Met name de grote hoeveelheid (gevoelige) gegevens die verwerkt wordt binnen het OM en die inherent is aan het primaire proces van de strafrechtspleging (en de andere toebedeelde wettelijke taken), maakt dat dit een voortdurend proces is.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) is bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) van toepassing op een klein deel van de verwerkingen, waarvoor het CJIB ook niet altijd zelf verwerkingsverantwoordelijk is. Alleen voor de bedrijfsvoeringsprocessen en de verwerkingen in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften is het CJIB zelf verantwoordelijk. Voor de overige verwerkingen treedt het CJIB slechts op als verwerker.
De verzameling en verwerking waarvoor het CJIB zelf verwerkingsverantwoordelijk is, geschiedt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG. De grootste uitdaging op het gebied van privacy is het in kaart brengen en houden van de risico’s die verwerkingen met zich meebrengen. Op dit onderwerp is het CJIB in control doordat er doorlopend Data Privacy Impact Assessments (DPIA’s) worden uitgevoerd, zowel op nieuwe verwerkingen als op reeds bestaande verwerkingen. In het kader van nieuwe verwerkingen kent het CJIB een Privacy by Design proces. Dit is een bestaand proces dat ook onderhavig is aan doorontwikkeling op basis van geleerde lessen. De DPIA’s op bestaande verwerkingen zijn uitgevoerd en worden periodiek herijkt om de actuele risico’s in kaart te houden.
Voor de verwerkingen waarvoor het CJIB als verwerker is aan te merken, heeft het CJIB te voldoen aan de eisen die de verwerkingsverantwoordelijke stelt. Het CJIB voldoet aan de opdrachten die door de verwerkingsverantwoordelijke worden gegeven. Deze opdrachten moeten conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG worden gegeven.
Kunt u toelichten of de (uitvoerings)instantie Fiscale Opsporingsdienst (FIOD) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De werkzaamheden van de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) als bijzondere opsporingsdienst vallen in beginsel onder de werking van de Wet politiegegevens. Slechts enkele werkzaamheden vallen onder de werking van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
De FIOD verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG. Afgezien van verwerking vanwege een gerechtvaardigd belang (bijvoorbeeld in het kader van de bedrijfsvoering of in hoedanigheid als werkgever) gebeurt dat ter ondersteuning van de wettelijke taken van de Belastingdienst zoals het registreren van aanmeldingen van strafrechtelijke signalen, het verwerken van signalen van grensoverschrijdende btw-fraude, het verwerken van gegevens omtrent mogelijke integriteitsschendingen en de informatievoorziening ten behoeve van toezicht en opsporing.
De verwerkingen die binnen samenwerkingsverbanden worden uitgevoerd en die onder gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid plaatsvinden staan (nog) niet opgenomen in het AVG-register van de FIOD. Dit wordt op korte termijn aangepast.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Waternet persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens door Waternet en het toezien of deze organisatie voldoet aan de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) behoort niet tot de systeemverantwoordelijkheid of ministeriële verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat in het kader van de Wet beveiliging netwerk en informatiesystemen (Wbni), de Drinkwaterwet of de Waterwet.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie het Kadaster persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Het Kadaster verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Het is een onderwerp dat continu de aandacht van het Kadaster heeft. De privacyorganisatie binnen het Kadaster bestaat naast de functionaris gegevensbescherming en privacyofficers ook uit AVG-ambassadeurs. Door de toenemende mate van het kennis- en bewustzijnsniveau onder de medewerkers van het Kadaster worden datalekken snel herkend en gemeld. Verzoeken van betrokkenen met betrekking tot hun rechten op grond van de AVG worden door de juridische afdeling behandeld.
De Data Protection Impact Assessments (DPIA’s), die in 2018 en 2019 op grond van artikel 35 AVG verplicht zijn opgesteld, zijn in 2020 en 2021 opnieuw uitgevoerd voor het Kadaster. Daarnaast worden alle nieuwe en huidige diensten/processen en systemen met persoonsgegevens verwerkingen binnen het Kadaster, standaard voorzien van een Quick scan DPIA en indien nodig een uitgebreide DPIA. Hierdoor kan tijdig Privacy by Design en Default worden toegepast en worden de persoonsgegevensverwerkingen beoordeeld op het in lijn zijn met de beginselen van de AVG.
De gegevens van de Quick scan DPIA en uitgebreide DPIA worden automatisch overgenomen in het Register van Verwerkingen zodat bij wijzigingen het Register wordt geactualiseerd. Alle risico’s die in de DPIA’s zijn geconstateerd worden opgenomen in het risicomanagementproces en zijn onderdeel van de rapportage- en monitoringcyclus.
Bij het verstrekken van persoonsgegevens aan derden wordt naast de relevante wetgeving, het verstrekkingsbeleid van het Kadaster gevolgd. Per aanvraag wordt getoetst of voldaan wordt aan de beginselen van de AVG, zoals grondslag, doelbinding en dataminimalisatie.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Raad voor Rechtsbijstand persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Raad voor Rechtsbijstand (RvR) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Zo verwerkt en verzamelt de RvR persoonsgegevens in het kader van de wettelijke taken die de RvR opgedragen heeft gekregen. De RvR houdt zich ook aan alle overige relevante wet- en regelgeving op het gebied van gegevensbescherming. De RvR werkt vanuit de visie «hart voor de burger», hetgeen naadloos aansluit bij de doelstelling van de AVG waarin de bescherming van de rechten van betrokkenen centraal staat.
In 2019 is bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid gemeld dat de RvR het AVG-implementatietraject heeft afgerond en compliant is aan de AVG. Via de reguliere P&C-cyclus rapporteert de RvR het ministerie onder meer over de stand van zaken met betrekking tot de AVG. Meerdere onafhankelijke oordelen (extern door accountancy audit en intern door het jaarverslag van de functionaris gegevensbescherming) ondersteunen het beeld van het compliant zijn.
Omdat er continu ontwikkelingen zijn die privacyaspecten hebben, zijn er altijd verbeter- en ontwikkelmogelijkheden. Bij de RvR zijn de belangrijkste ontwikkelingen in het kader van de AVG met name gelegen op het gebied van gegevensuitwisselingen en het actueel houden van afspraken met ketenpartners, de ontwikkelingen met betrekking tot het snel veranderende digitale landschap en de beoogde veranderingen in het rechtsbijstandsstelsel.
Kunt u toelichten of De Nederlandsche Bank (DNB) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Nederlandse Bank (DNB) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De verwerking van persoonsgegevens door DNB geschiedt dan ook met grote zorgvuldigheid. Dat betekent onder meer dat DNB niet meer persoonsgegevens verwerkt dan nodig voor het gestelde doel. Ook beveiligt DNB persoonsgegevens goed. Daartoe treft DNB fysieke maatregelen (bijvoorbeeld door documenten op te slaan in afgesloten kasten), logische maatregelen (bijvoorbeeld door de toegang tot persoonsgegevens te beperken), technische maatregelen (bijvoorbeeld versleuteling) en procedurele maatregelen (bijvoorbeeld door bewustwordingsprogramma’s voor medewerkers over zorgvuldige omgang met informatie).
DNB heeft daarnaast een functionaris gegevensbescherming aangesteld van wie de verantwoordelijkheden en bevoegdheden als onafhankelijke interne privacytoezichthouder in een statuut zijn vastgelegd en die eenmaal per kwartaal verslag uitbrengt aan de directie. Ook heeft DNB een privacybeleid gedocumenteerde processen voor het behandelen van datalekken en beantwoorden van onder andere inzageverzoeken. Tevens wordt er een register bijgehouden van de verwerkingsactiviteiten die onder de verantwoordelijkheid van DNB plaatsvinden.
Kunt u toelichten of de (uitvoerings)instantie Kamer van Koophandel (KvK) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Kamer van Koophandel (KVK) beheert het handelsregister en is ten aanzien van de verwerkingen van persoonsgegevens ten behoeve van dit register verwerkingsverantwoordelijke.
De registratie, openbaarheid en verstrekking van gegevens zijn primair geregeld in de Handelsregisterwet en het Handelsregisterbesluit. Het beleid ten aanzien van registratie, openbaarheid en verstrekking van gegevens is om te beginnen een kwestie voor de nationale wetgever, maar wordt daarnaast sterk beïnvloed door Europese regelgeving zoals de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) maar ook door de Digitaliseringsrichtlijn, de Witwasrichtlijn en de Richtlijn inzake hergebruik van overheidsinformatie. De Europese regelgeving bevat steeds meer verplichtingen omtrent openbaarheid en ontsluiting van gegevens. De KVK wordt zodoende als uitvoeringsorganisatie geraakt door een veelheid aan regelgeving gerelateerd aan de diverse doelen die worden gediend met de in het Handelsregister geregistreerde gegevens en de verschillende belangen die worden gediend met beschikbaarheid of juist afscherming daarvan.
Voor de naleving van de wettelijke regels voor bescherming van persoonsgegevens valt de KVK onder het toezicht van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). KVK behandelt de persoonsgegevens die zij verwerkt met grote zorgvuldigheid en neemt daarbij de beginselen van de AVG in acht. Eind 2019 heeft de AP aangegeven een positieve indruk te hebben van het door KVK ingezette proces om de privacy van ingeschrevenen van het Handelsregister te waarborgen. Uw Kamer is destijds geïnformeerd over de uitkomsten van dit traject4 dat heeft geleid tot de sindsdien gevolgde bestendige werkwijze.
Kunt u toelichten of de Koninklijke Marechaussee persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Koninklijke Marechaussee verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) of de Wet Politiegegevens (Wpg). Welk wettelijk kader gevolgd dient te worden, is afhankelijk van de uit te voeren taak. Wanneer bij gegevensverwerkingen mogelijk sprake is van een hoog privacyrisico voor betrokkenen, voert de Koninklijke Marechaussee daarop Data Protection Impact Assessments (DPIA’s) uit. Dat laatste blijft een doorlopend proces.
Kunt u toelichten of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
In de uitvoeringstoets Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van 15 september 2017 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) aangegeven nog niet direct en volledig te kunnen voldoen aan de AVG bij invoering op 25 mei 2018. Dit is aan uw Kamer gemeld in de stand van de uitvoering van juli 2018. Vorig jaar is aan uw Kamer gemeld dat het systeem SONAR niet aan de AVG voldoet en vervangen moet worden. Het UWV werkt hard om aan de AVG te voldoen. De aanpassing en vervanging van systemen die niet privacy by design en privacy by default zijn, vergt echter de nodige tijd. Inzet op aanpassing van ICT-systemen volgens AVG-richtlijnen zal daarbij in samenhang moeten worden gezien met het implementeren van andere noodzakelijke maatregelen gericht op stabiliteit, continuïteit, vernieuwing en de implementatie van nieuwe of veranderde wet- en regelgeving.
Het UWV voert op verzoek van het Ministerie van SZW enkele verstrekkingen in het kader van dienstverlening uit op basis van de verwerkingsgrondslag toestemming. Deze toestemming moet volledig vrijelijk gegeven kunnen worden. Door de (gepercipieerde) machtsverhouding tussen overheid en burger is het gebruik van toestemming twijfelachtig en soms zelfs ontoereikend. Uw Kamer is hierover geïnformeerd via de Stand van de Uitvoering van juni 2020. Zodoende zal voor deze gevallen een wettelijke grondslag gecreëerd worden. In het belang van de continuïteit van de dienstverlening aan cliënten van het UWV zal het UWV de verstrekkingen op grond van toestemming blijven uitvoeren totdat een wettelijke grondslag gecreëerd is.
Kunt u toelichten of woningcorporaties persoonsgegevens verzamelen en verwerken conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoen deze organisaties nog niet?
Woningcorporaties zijn zelfstandige, private organisaties die in het kader van hun wettelijke taken op grond van de Woningwet en ter uitvoering van huurovereenkomsten persoonsgegevens verwerken. Indien woningcorporaties persoonsgegevens verwerken of doen verwerken zijn zij als zelfstandige organisatie verwerkingsverantwoordelijke op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), zodat zij zelf moeten voldoen aan de normen die volgen uit de AVG en de UAVG. De Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties houdt daarop geen toezicht, omdat het gaat om private organisaties. Dit toezicht is belegd bij de Autoriteit Persoonsgegevens.
Kunt u toelichten of zorginstellingen persoonsgegevens verzamelen en verwerken conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoen deze organisaties nog niet?
Zorginstellingen zijn zelfstandig verwerkingsverantwoordelijk in de zin van de Algemene wet gegevensbescherming (AVG). Dit betekent dat het de verantwoordelijkheid van de zorginstelling is om ervoor te zorgen dat de verwerking van persoonsgegevens voldoet aan de AVG. De Autoriteit Persoonsgegevens is belast met het toezicht op de naleving van de privacywetgeving door de zorginstellingen.
Kunt u toelichten of zorgverzekeraars persoonsgegevens verzamelen en verwerken conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoen deze organisaties nog niet?
Zorgverzekeraars zijn zelfstandig verwerkingsverantwoordelijk in de zin van de Algemene wet persoonsgegevens (AVG). Dit betekent dat het de verantwoordelijkheid van de zorgverzekeraar is om ervoor te zorgen dat de verwerking van persoonsgegevens voldoet aan de privacywetgeving. De Autoriteit persoonsgegevens is belast met het toezicht op de naleving van de privacywetgeving door zorgverzekeraars.
Bent u het ermee eens dat de «Wet Gegevensverwerking Samenwerkingsverbanden» (WGS) tot doel heeft dat in de toekomst grote hoeveelheden persoonsgegevens worden verzameld en gedeeld tussen en met een groot aantal instanties in een viertal samenwerkingsverbanden (het Financieel Expertise Centrum (FEC), infobox voor Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (iCOV), de Regionaal Informatie en Expertise Centra (RIEC’s) en de ZVH’s), en dat dus alle betrokken organisaties vóór een eventuele inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (WGS) eerst moeten voldoen aan de privacyregels van de AVG omdat één zwakke schakel de hele keten in gevaar brengt? Zo nee, waarom niet?
Elke gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden onder de WGS moet voldoen aan de AVG. De waarborgen van de AVG, zoals rechtmatigheid, behoorlijkheid, transparantie, doelbinding, minimale gegevensverwerking, juistheid, opslagbeperking, integriteit en vertrouwelijkheid, zijn onverkort van toepassing. In aanvulling daarop bevat de WGS specifieke bepalingen (met name 1.8 e.v.) over waarborgen. Op grond hiervan kunnen bij AMvB nadere voorwaarden en beperkingen worden gesteld aan verwerkingen van gegevens. Bij die AMvB zullen aspecten als kwaliteit en betrouwbaarheid van de gegevens een plek krijgen. Overigens zijn onder het wetsvoorstel de deelnemers aan een samenwerkingsverband gezamenlijk verwerkingsverantwoordelijk, zodat elke deelnemer op grond van artikel 82 AVG aansprakelijkheid draagt wanneer een verwerking inbreuk zou maken op de AVG.
De Puppy Express |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de website «Puppy-Express.nl», waarbij consumenten een (ras)puppy kunnen laten thuisbezorgen?1
Ja. De «Puppy-Express.nl» is een campagne geweest van House of Animals om aandacht te vragen voor verkoopmethoden waarbij de hond gezien wordt als een levend product en om kopers te wijzen op de risico’s voor het dier.
Vindt u het wenselijk dat het wettelijk mogelijk is om gezelschapsdieren, zonder dat koper de verkoper en het gezelschapsdier in levenden lijve heeft gezien, aan te schaffen?
De mogelijkheid van het kopen van een hond zonder de verkoper en het gezelschapsdier in levenden lijve te hebben gezien, hoeft als zodanig niet problematisch te zijn. Ook wanneer de koper de verkoper en de hond niet heeft gezien, kan de hond onder de juiste omstandigheden zijn gehouden en kan de hond fysiek en mentaal gezond zijn. Daartegenover staat dat als de koper de verkoper en de hond wel heeft gezien, het nog steeds zo kan zijn dat de hond niet onder de juiste omstandigheden wordt gehouden en de hond fysiek en mentaal juist niet gezond is. In beide gevallen kunnen de dieren door slechte huisvesting en verzorging ziek zijn en door onjuiste socialisatie de rest van hun leven last hebben van mentale problemen zoals angsten of agressiviteit.
Het is daarom in alle gevallen van belang dat mensen zich goed oriënteren alvorens ze een hond aanschaffen. Er is voldoende informatie te vinden over waar op gelet moet worden bij de aanschaf van een hond. Deze informatie is te vinden op onder andere de websites van de Dierenbescherming, het Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren (LICG) en de Hondenbescherming.
Bent u het ermee eens dat een hond een levend wezen is met een intrinsieke waarde, en niet een soort pizza die je aan huis bestelt als je een keer trek hebt en vindt u dat de verkoopmethode van «Puppy-Express.nl» recht doet aan de intrinsieke waarde van het dier?
Ik beschouw een hond, net als alle andere dieren, als een levend wezen met een intrinsieke waarde. In artikel 1.3, eerste lid, van de Wet dieren is de erkenning van de intrinsieke waarde van dieren vastgelegd.
Het houden van een hond brengt verplichtingen met zich mee, waardoor de aankoop van een hond door potentiële kopers zorgvuldig overwogen moet worden. Elke verkoopmethode waarbij geen rekening wordt gehouden met deze intrinsieke waarde en met de fysieke en mentale gezondheid van het dier, keur ik af.
Ziet u risico's voor het welzijn van de dieren bij deze verkoopmethode? Zo ja, welke?
Aan het houden en aanbieden van honden zonder rekening te houden met de intrinsieke waarde van de dieren kleven risico’s op het ontstaan van ernstige fysieke en mentale gezondheidsproblemen voor het dier op zowel de korte maar ook zeker op de lange termijn. De dieren kunnen allerlei ziektes met zich mee dragen. Daarnaast kunnen de dieren door onjuiste socialisatie de rest van hun leven last hebben van mentale problemen zoals angsten of agressiviteit.
Bent u het ermee eens dat een van de risico’s van deze verkoopmethode het vaststellen van de leeftijd van de koper is, die minimaal zestien jaar oud moet zijn? Zo ja, hoe kunnen deze risico’s worden gemitigeerd?
Nee, aan deze verkoopmethode kleven niet meer risico’s met betrekking tot het vaststellen van de leeftijd van de koper dan bij andere verkoopmethoden. De verkopende partij zal ook bij een andere verkoopmethode zich te allen tijde moeten vergewissen dat de koper ouder is dan 16 jaar. Het risico van deze verkoopmethode is daarbij niet zozeer gelegen in het niet kunnen vaststellen van de leeftijd van de koper, maar in het risico op aantasting van de fysieke en mentale gezondheid van de hond doordat de houder niet geschikt is om de hond te houden.
Op welke manier vinden controles plaats bij deze verkoopmethode op het voldoende regelen van de informatievoorziening over de gezondheidsstatus en verzorging van het dier?
Ook bij dit soort verkoopmethoden zal de toezichthouder tijdens inspecties nagaan of de verkoper voldoet aan de geldende wet- en regelgeving zoals het Besluit houders van dieren. Daaronder valt dus ook dat de verkoper moet kunnen aantonen aan de inspecteur dat alle relevante informatie verstrekt wordt met betrekking tot de gezondheidsstatus en verzorging van het gezelschapsdier.
Op welke manier vinden controles plaats bij deze verkoopmethode op het in orde zijn van de herkomst en huisvesting van de verkochte dieren?
Ook bij dit soort verkoopmethoden zal de toezichthouder tijdens inspecties, veelal naar aanleiding van meldingen, nagaan of de verkoper voldoet aan de geldende wet- en regelgeving zoals het Besluit houders van dieren. Hier vallen ook inspecties onder van de locatie waar de dieren gehouden worden. Tijdens deze controles wordt ook gekeken naar de herkomst (door middel van controles in de databanken van Traces (het Europese handelscontrole en expertsysteem) en het identificatie en registratiesysteem van honden) en naar de huisvesting van de dieren.
Zijn deze controles voor deze specifieke website reeds uitgevoerd? Zo nee, waarom niet?
Er zijn 40 meldingen binnengekomen over de website «Puppy-Express.nl».
Lopende de beoordeling van de meldingen en onderzoek naar de website bleek dat dit een campagne was van House of Animals gericht op bewustwording van potentiële kopers. Er zijn geen dieren daadwerkelijk verhandeld.
Klopt het dat bij «Puppy-Express.nl» de informatie over het bedrijf, zoals de contactgegevens (naam, adres en telefoonnummer), het KvK- en btw-nummer, informatie over de bestelling, de betaling, de verzending, het retourneren en de garantie niet voldoende weergegeven zijn voordat overgegaan wordt tot het sluiten van de koop?
Ja, dat klopt.
Is hierover door controlerende instanties reeds een waarschuwing uitgegeven? Zo nee, waarom niet?
Nee, omdat lopende de beoordeling bleek dat de website een onderdeel van een campagne was. Er zijn geen dieren daadwerkelijk verhandeld
Kent u meerdere voorbeelden van websites zoals «Puppy-Express.nl»? Zo ja, hoeveel van dit soort websites staan er in Nederland geregistreerd of zijn actief en hoeveel van deze bedrijven zijn gestart sinds de start van de coronacrisis?
Nee, er zijn geen andere bezorgwebsites bekend zoals de Puppy-Express.nl. Er zijn wel handelaren bekend die vanwege de coronacrisis via hun website, of websites als Marktplaats, puppy’s aanbieden die vervolgens aan huis kunnen worden bezorgd.
Deelt u de zorg dat er sinds de start van de coronacrisis een ongekend hoge vraag naar huisdieren is en dat een deel daarvan mogelijk impulsaankopen betreft, waardoor er straks meer dieren in het asiel belanden? Zo ja, hebt u stappen ondernomen of bent u bereid stappen te ondernemen om bij te dragen aan de bewustwording dat een huisdier een intrinsieke waarde heeft en niet zomaar gekocht of teruggebracht kan worden?
Ik deel de zorg dat een aantal kopers een hond heeft aangeschaft uit een impuls zonder zich daarbij zich te realiseren dat de aanschaf van een hond ook een grote verantwoordelijkheid met zich meebrengt. Goede zorg voor huisdieren is belangrijk voor de intrinsieke waarde van het dier.
De NVWA is op verschillende platformen actief om de bewustwording rondom het aanschaffen van een hond te vergroten. Via de NVWA-website, social media (Twitter, LinkedIn, Facebook en Instagram), en via medewerking aan een reportage door NOSstories, is de NVWA actief in berichtgeving over de aanschaf van een hond en waarop gelet dient te worden. Ook op de website van de Dierenbescherming, het LICG en de Hondenbescherming is de nodige informatie te vinden.
Ik ben ook aan het onderzoeken of en hoe een verplichte bedenktijd voor de aanschaf van huisdieren bij kan dragen aan het terugdringen van het aantal impulsaankopen van dieren, mede ter uitvoering van uw motie (Kamerstuk 28 286, nr. 1009). Als dit is afgerond, wordt uw Kamer hierover bericht
Klopt het dat sinds de uitbraak van de coronacrisis een grote toename zichtbaar is van de illegale puppyhandel, waardoor veel ongezonde dieren worden verhandeld en klopt het dat een groot aantal van deze aankopen via Marktplaats geschiedt? Indien dit klopt, heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) de inspanningen op Marktplaats uitgebreid? Zo nee, waarom niet en worden er andere stappen gezet om deze zorgelijke trend aan te pakken?2
In het jaar 2020 is een groter aantal importen geregistreerd in de centrale database van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) dan de voorgaande jaren. In de jaren 2017, 2018 en 2019 is er een continue stijging te zien, toen zijn er respectievelijk 28.554, 30.279 en 31.022 honden geïmporteerd, terwijl dit in 2020 ongeveer 39.393 honden betrof. De RVO database betreft een dynamisch register.
Internettoezicht op handel van honden en katten op Marktplaats is gestart in 2020. In navolging van mijn toezegging tijdens het AO van 29 september 2020 kan ik u informeren dat de NVWA met Marktplaats afspraken heeft gemaakt. Marktplaats wijst kopers er actief op waarop ze moeten letten bij de aanschaf van een hond. Daarnaast informeert Marktplaats ook verkopers op de geldende verplichtingen tijdens het plaatsen van een advertentie. Op deze wijze wordt er vooral preventief opgetreden.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat de rechtbank opnieuw bevestigt dat Deliveroo-bezorgers gewoon werknemers zijn |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Hof: Deliveroo-koeriers hebben recht op arbeidscontract»?1
Ik ben bekend met het artikel.
Gaat u nu eindelijk, aangezien de rechter opnieuw heeft aangegeven dat Deliveroo-bezorgers gewoon werknemers zijn, ervoor zorgen dat maaltijdbezorgers zeker kunnen zijn van een fatsoenlijk loon, bescherming bij ziekte en doorbetaling bij het wachten bij een restaurant?
Rechterlijke uitspraken zijn uiteraard van belang voor zowel de uitleg van bestaande regelgeving als het toezicht op de naleving van wetgeving door publieke toezichthouders. Hierop wordt bij de beantwoording van vraag 3 en 4 ingegaan.
Bezorgers die onder deze rechterlijke uitspraak vallen kunnen een arbeidsovereenkomst opeisen, waarmee (onder meer) uren inclusief wachttijden bij restaurants worden betaald en bescherming bij ziekte wordt geboden volgens de cao voor beroepsgoederenvervoer. Omdat de arbeidsovereenkomst civiel recht is, is het aan werkenden, evt. ondersteund door een vakbond, deze rechten op te eisen. Al geldt daarbij dat er ook van overheidswege toezicht is op de naleving van fiscale, socialezekerheids- en arbeidswetgeving (zie vraag 4). Overigens staat tegen de bewuste rechterlijke uitspraak nog wel de mogelijkheid van cassatie open.
In aanvulling op het bovenstaande geldt dat, vanwege specifieke kwetsbaarheden van platformwerkers, het kabinet is gestart met de uitwerking van een rechtsvermoeden van het bestaan een arbeidsovereenkomst voor platformwerkers ten behoeve van een komend kabinet. Hierbij staat de vraag centraal of en hoe een dergelijk rechtsvermoeden geoperationaliseerd kan worden, zodat het in de praktijk ondersteuning biedt aan platformwerkers.2
Hoeveel signalen heeft u en de Belastingdienst nodig om in te zien dat platformbedrijven in de maaltijdbezorging, zoals Deliveroo en Uber Eats, kwaadwillende werkgevers zijn en misbruik maken van hun werknemers door hen als schijnzelfstandigen aan de slag te laten gaan?
Een beoordeling van de vraag of sprake is van kwaadwillendheid vergt een individuele toetsing door de Belastingdienst van alle feiten en omstandigheden van het geval in onderlinge samenhang bezien. Gelet op de interpretatieverschillen in beoordeling die op grond van de huidige wet- en regelgeving mogelijk zijn, kan een opdrachtgever in een geschil met de inspecteur een pleitbaar standpunt hebben dat geen sprake is van een dienstbetrekking. In dat geval kan geen sprake zijn van kwaadwillendheid zoals eerder aan Uw Kamer bericht.3 De rechter heeft voor dit specifieke geval in een civiele rechtszaak in hoger beroep wel vastgesteld dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, maar geen uitspraak gedaan over de kwaadwillendheid van de opdrachtgever/werkgever in de zin van de handhaving door de Belastingdienst.
Overigens doet de Belastingdienst over individuele belastingplichtigen geen uitspraak op grond van zijn geheimhoudingsplicht (artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen).
Gaat u daarom nu wel per direct handhavend optreden tegen platformbedrijven in de maaltijdbezorging?
In het geval van rechterlijke uitspraken gaan aan handhaving verschillende stappen vooraf die er in algemene zin als volgt uitzien:
De Belastingdienst voert allereerst een individuele toetsing van alle feiten en omstandigheden van het geval uit om een eigen standpunt in te kunnen nemen en te onderbouwen door middel van een onderzoek. De Belastingdienst kan niet automatisch afgaan op een gerechtelijke uitspraak waarbij de Staat der Nederlanden geen procespartij is.
Het onderzoek mondt uit in vaststelling van feiten en omstandigheden en een conclusie met betrekking tot de kwalificatie van de arbeidsrelatie. Die wordt voor reactie aan de betreffende opdrachtgever voorgelegd.
Wanneer de Belastingdienst tot het standpunt komt dat sprake is van een dienstbetrekking en ten onrechte buiten dienstbetrekking wordt gewerkt, wordt een aanwijzing gegeven. Bij de aanwijzing wordt een redelijke termijn gegeven waarbinnen deze moet zijn opgevolgd.
Wanneer de aanwijzing niet of niet in voldoende mate is opgevolgd binnen de gegeven redelijke termijn zal worden gehandhaafd. Dit kan door middel van correctieverplichtingen, naheffingen en boetes, terugwerkend tot het moment dat de aanwijzing is aangegeven.
De markt van de platformbedrijven in de maaltijdbezorging bestaat hoofdzakelijk uit enkele grote spelers waarop de Belastingdienst (individueel) toezicht houdt. In antwoord op de toezegging die is gedaan in het AO Arbeidsmarktbeleid van 7 december jl. naar aanleiding van het verzoek van het lid Palland (CDA) geven wij aan dat bij de platformbedrijven in de maaltijdbezorging geen extra toezicht nodig is, omdat de Belastingdienst al toezicht uitoefent bij deze bedrijven. Omdat de markt van de platformbedrijven in de maaltijdbezorging hoofdzakelijk enkele grote spelers betreft mag de Belastingdienst op grond van zijn geheimhoudingsplicht (artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen) geen verdere uitspraken over de uitvoering van dat toezicht bij deze bedrijven doen.
Naast bovenstaande geldt dat de Inspectie SZW risicogericht toezicht houdt op de naleving van de arbeidswetgeving zoals de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), de Arbeidstijdenwet (Atw) en de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). Het themaprogramma schijnconstructies, cao-naleving en fraude is onder meer gericht op mogelijke misstanden in de platformeconomie en schijnzelfstandigheid. Daar waar de arbeidswetgeving mogelijk niet wordt nageleefd, bijvoorbeeld bij te laag loon of te lange arbeidstijden, wordt nader onderzoek gedaan naar de feiten en omstandigheden waaronder gewerkt wordt. Het programma horeca en detailhandel zet in op verbetering van de naleving van de Arbeidstijdenwet bij met name jeugdige maaltijdbezorgers. Als geconstateerd wordt dat de arbeidswetgeving is overtreden wordt gehandhaafd en kan bijvoorbeeld een bestuurlijke boete worden opgelegd.
Deelt u de mening dat het feit dat deze praktijken van schijnzelfstandigheid bij platformbedrijven Deliveroo en Uber Eats al jaren kan voortduren, betekent dat deze bedrijven nog nooit als kwaadwillende bedrijven door de Belastingdienst zijn aangemerkt en dus ook nog nooit een boete hebben gekregen?
Het antwoord op de vraag of een opdrachtgever kwaadwillend is, vergt een individuele toetsing van alle feiten en omstandigheden van het geval in onderlinge samenhang bezien (zie ook het antwoord op vraag 3). De Belastingdienst doet over individuele belastingplichtigen geen uitspraak op grond van zijn geheimhoudingsplicht (artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen).
Gaat u tevens aan de slag om er voor te zorgen dat Deliveroo de misgelopen sociale premies en belastinginkomsten, a 32 miljoen euro per jaar, gaat afdragen?
Ik verwijs ook naar de antwoorden op de vragen 3 en 4. De Belastingdienst doet over individuele belastingplichtigen geen uitspraak op grond van zijn geheimhoudingsplicht (artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen).
Kunt u zich verder ook vinden in het oordeel van de rechter dat het voor zelfstandigen die een inkomen tussen de € 11,00 en € 13,00 per uur hebben het niet goed mogelijk is adequate voorzieningen te treffen in het geval van arbeidsongeschiktheid en werkloosheid?
Ik kan mij vinden in het oordeel van de rechter. Met een dergelijk inkomen lijkt het lastig voorstelbaar dat adequate voorzieningen kunnen worden getroffen en zelfstandigen zich kunnen verzekeren of reserveringen kunnen maken voor risico’s op inkomensverlies (ziekte en arbeidsongeschiktheid, werkloosheid/leegloop).
Hoe beoordeelt u verder de harde woorden vanuit de FNV dat «daadkracht ontbreekt bij de politiek» en dat vanwege het gebrek aan daadkracht van dit kabinet de misstanden bij Deliveroo konden voortduren en dat dit «feitelijk de bijl aan de wortel van de rechtsstaat zet»?2
Met de voortgangsbrieven zelfstandigen5 heeft het kabinet meermaals de afwegingen en complexiteit rondom de afbakening van zelfstandigen besproken en daarin is ook uitgebreid gewisseld en toegelicht welke knelpunten in de weg stonden aan het realiseren van maatregelen zoals een minimumtarief. Gelet op de – breed gesignaleerde – bezwaren die kleven aan een dergelijk tarief, is deze maatregel ingetrokken ondanks de grote inzet die is gepleegd om tot een werkbare minimumtarief-maatregel te komen.
Bij de reactie op het rapport van de Commissie Regulering van werk heeft het kabinet wel aangekondigd specifiek voor platformwerkers te starten met de uitwerking van een rechtsvermoeden rondom platformwerk ten behoeve van een komend kabinet6 (zie ook vraag 2).
Heeft deze rechterlijke uitspraak ook gevolgen voor andere platformbedrijven, zoals Temper, Helpling en Uber?
Deze uitspraak gaat specifiek over de situatie van Deliveroo bezorgers. Het vaststellen of een arbeidsrelatie kwalificeert als een dienstbetrekking vergt altijd een individuele toetsing van alle feiten en omstandigheden van het geval in onderlinge samenhang bezien. Rechterlijke uitspraken zijn uiteraard van belang voor het ontwikkelen van beleid, de uitleg van bestaande regelgeving en het toezicht op de naleving van wetgeving door publieke toezichthouders.
Het afzeggen van NVWA-controles door code rood |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het besluit van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) om vanwege code rood controles bij slachterijen af te zeggen?1 2
Ja.
Was u op hoogte gesteld van het voornemen van de NVWA om dit besluit te nemen?
Op zondag 14 februari 2021 om 17:30 uur heeft het KNMI code rood afgegeven voor maandag 15 februari. Mijn ministerie is op zondagavond 14 februari en ook de dagen erna door de NVWA geïnformeerd over het besluit.
Is de veronderstelling juist dat in aanloop naar dit besluit geen overleg is gevoerd met de sector? Zo ja, hoe waardeert u dit?
De ingangsmomenten van code rood voor de verschillende provincies vielen grotendeels samen met het moment waarop NVWA-medewerkers op weg zouden zijn naar hun werkzaamheden in onder meer slachthuizen. De aankondiging van deze code rood is voor de NVWA aanleiding geweest om zich te beraden op de gevolgen hiervan ten aanzien van de inzetbaarheid van haar personeel. De NVWA heeft op zondagavond 14 februari rond 22.00 uur het besluit genomen om in verband met de veiligheid van haar medewerkers de dienstverlening voor de slachthuizen op maandagochtend niet op te starten totdat code rood van het KNMI zou zijn opgeheven. De desbetreffende slachthuizen en branchevertegenwoordigers (Nepluvi en COV) zijn hierover geïnformeerd. Voorafgaand aan dit besluit was ook reeds contact gezocht met verschillende bedrijven en vertegenwoordigers van de sector. Inmiddels heeft de NVWA ook met sectorpartijen een overleg gehad naar aanleiding van de besluiten rond code rood om na te gaan of en, zo ja, welke afspraken met het bedrijfsleven nodig zijn over het handelen in extreme (weers)situaties en de onderlinge communicatie daarover.
Over extreme weersomstandigheden wordt ook in het kader van het Nationaal plan diertransporten bij extreme temperaturen twee keer per jaar met relevante sectoren gesproken. Dit plan is tot stand gekomen in 2016 in overleg met de betrokken sectoren en wordt elk jaar met de sectoren geëvalueerd. Dit jaar zal de winterse code rood van februari jl. uiteraard meegenomen worden in de evaluatie. Overigens kent dat Nationaal plan ten aanzien van exportcertificering van levende dieren de bepaling dat deze niet wordt uitgevoerd bij code rood.
Klopt het dat een audit bij een vleesverwerkend bedrijf in het gebied waarvoor code rood gold wel is doorgegaan? Zo ja, hoe is dat te rijmen met het besluit om de controles bij slachterijen af te zeggen?
Het besluit om met code rood niet de weg op te gaan was van kracht voor de medewerkers van de NVWA die plaats- en tijdgebonden werkzaamheden verrichten. Bij andere werkzaamheden, zoals het verrichten van een audit, hebben medewerkers de ruimte om het tijdstip daarvan afhankelijk van de (weers)omstandigheden zelf te bepalen en ook aan te passen.
Waarom zijn controles afgezegd in gebieden waar aan het begin van de morgen nog geen sprake was van ijzel?
Op zondag 14 februari 2021 om 17:30 uur heeft het KNMI code rood afgegeven voor maandag 15 februari. Code rood is afgegeven in drie fases voor de onderscheiden delen van Nederland: vanaf 3.00 uur voor de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland; vanaf 5.00 uur voor de provincies Flevoland, Utrecht, Gelderland, Brabant, Friesland en de Wadden en vanaf 7.00 uur voor de overige provincies. Deze tijden komen overeen met het moment waarop NVWA-medewerkers in verband met hun inzet op bijvoorbeeld slachthuizen onderweg zijn. De aankondiging van deze code rood is voor de NVWA aanleiding geweest om zich te beraden op de gevolgen hiervan ten aanzien van de inzetbaarheid van haar personeel.
De NVWA heeft op zondagavond 14 februari rond 22.00 uur het besluit genomen om in verband met de veiligheid van haar medewerkers de dienstverlening voor de slachthuizen op maandagochtend niet op te starten totdat code rood van het KNMI zou zijn opgeheven. De desbetreffende slachthuizen en branchevertegenwoordigers (Nepluvi en COV) zijn hierover geïnformeerd. Voorafgaand aan dit besluit was ook reeds contact gezocht met verschillende bedrijven en vertegenwoordigers van de sector.
Het is de primaire verantwoordelijkheid van de leiding van de NVWA om zoveel als mogelijk te voorkomen dat medewerkers in hun werkomgeving worden blootgesteld aan onveilige situaties en om bekende risico’s te beheersen. Het genomen besluit in het kader van de afgekondigde code rood vind ik een begrijpelijke vertaling van deze verantwoordelijkheid.
Nadat het KNMI de code rood voor een provincie heeft opgeheven, heeft de NVWA haar medewerkers in die gebieden naar het werk laten gaan.
Hoe waardeert u de berichten dat het besluit van de NVWA betekende dat diertransporten rechtsomkeert moesten maken en dat hierdoor het dierenwelzijn is geschaad?
Ik reken het tot de verantwoordelijkheid van de bedrijven en brancheverenigingen zelf om zich rekenschap te geven van de kwetsbaarheid van dieren in de weersomstandigheden zoals die zich voordeden gedurende de tijd dat code rood van kracht was. Dat extra transportbewegingen bijkomende stress veroorzaken bij de dieren is aannemelijk. Voor de slachterijen geldt dat zij moeten beschikken over de nodige bufferruimte om dieren op te vangen bij onvoorziene omstandigheden.
Zijn in afgelopen jaren bij code rood alle NVWA-controles afgezegd?
Sinds 2010 waarschuwt het KNMI per provincie en in drie kleurcodes. De laatste keer code rood voor heel het land was één week eerder, op zondag 7 februari 2021, en daarvoor op 13 februari 2012 voor gladheid door ijzel of ijsregen in het hele land. De laatste keer code rood op provincieniveau was op 31 december 2019, voor Friesland, Groningen en Drenthe, vanwege dichte mist. De voorgaande afgegeven code rood waren op een zodanig tijdstip en/of omstandigheden dat de NVWA het overgrote deel van de werkzaamheden door heeft kunnen laten gaan.
Wat is de consistente beleidslijn ten aanzien van de inzet van overheidsdiensten en controles bij code rood, in het algemeen en bij de NVWA in het bijzonder?
Goed werkgeverschap vraagt om oog te hebben voor de veiligheid van de medewerkers. Het beleid van de NVWA is dat bij code rood de medewerkers niet op pad gaan. Voor slachterijen en overige inspectie werkzaamheden betekent dit dat de werkzaamheden worden opgeschort bij code rood, omdat het uitgangspunt de veiligheid van de NVWA-medewerkers is. Ook zijn er bij dierentransporten onder dergelijke extreme weersomstandigheden mogelijke ernstige gevolgen voor het dierenwelzijn.
Het is aan de desbetreffende onderdelen van de rijksdienst zelf om in het kader van zorgvuldig werkgeverschap te besluiten over de inzet van medewerkers in dergelijke situaties. Er is geen rijksbreed kader is voor de inzet van overheidsdiensten tijdens code rood van het KNMI.
Hoe waardeert u de besluitvorming en het besluit van de NVWA in het licht van voorgaande?
Het is de primaire verantwoordelijkheid van de leiding van de NVWA om zoveel als mogelijk te voorkomen dat medewerkers in hun werkomgeving worden blootgesteld aan onveilige situaties en om bekende risico’s te beheersen. Het genomen besluit in het kader van de afgekondigde code rood vind ik een begrijpelijke vertaling van deze verantwoordelijkheid.
Bent u voornemens ervoor te zorgen dat eerst overleg met relevante sectororganisaties wordt gevoerd alvorens ingrijpende besluiten te nemen?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 3.
Het bericht 'Domper voor winkeliers: PostNL verlaagt vergoedingen' |
|
Mustafa Amhaouch (CDA), Hilde Palland (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Domper voor winkeliers: PostNL verlaagt vergoedingen»?1
Ja.
Klopt het dat PostNL het aantal vergoede uren aan winkeliers met een pakketservicepunt terugbrengt van acht uur naar zes uur? Op welke grondslag kan PostNL dit doen?
In het kader van de coronamaatregelen is de detailhandel per 15 december 2020 tijdelijk gesloten. Daar zijn op dat moment enkele uitzonderingen op gemaakt. Zo kunnen winkeliers met een servicepunt voor post en pakketten open blijven voor die functie. Onder deze uitzondering vallen ook enkele (noodzakelijke) aanvullende diensten, zoals de verkoop van postzegels en ook het overschrijven van kentekens door particulieren2. De maatregel van het kabinet biedt winkeliers de ruimte om zelf te besluiten om open te blijven voor deze diensten, of om de gehele winkel (tijdelijk) te sluiten.
De twee grootste pakketvervoerders die in Nederland actief zijn (PostNL en DHL) hebben de winkeliers met een servicepunt voor post- en pakketten naar aanleiding van de maatregelen van het kabinet niet verplicht om open te blijven voor deze diensten. Beide pakketvervoerders hebben op het moment dat werd aangekondigd dat de detailhandel tijdelijk werd gesloten, vrijwillig besloten een additionele vergoeding te bieden voor het open houden van het servicepunt. Deze tijdelijke vergoeding kwam bovenop de reguliere vergoedingen die winkeliers van de pakketvervoerders ontvangen voor het beheren van de post- en pakketpunten.
Op dit moment hebben winkeliers op basis van click en collect en winkelen op afspraak weer iets meer mogelijkheden. PostNL heeft inmiddels besloten om de vergoedingsregeling te beëindigen, gelet op deze ruimere mogelijkheden voor winkeliers en de additionele kosten van deze regeling voor het bedrijf. In totaal heeft PostNL 20 miljoen euro uitgekeerd aan extra vergoedingen in de periode half december tot eind februari.
Voor de volledigheid kan ik uw Kamer melden dat DHL, de op een na grootste pakketvervoerder, half december het beleid heeft ingesteld om winkeliers met een DHL-servicepunt een tijdelijke extra vergoeding voor drie uur per dag te bieden. Ook heeft DHL aanpassingen doorgevoerd in de tijdelijke vergoedingsregeling door een extra vergoeding van 100% per pakket uit te keren. Zowel DHL als PostNL zijn zelfstandige bedrijven die binnen de geldende wet- en regelgeving hun eigen keuzes kunnen maken.
Kunt u nagaan hoeveel winkeliers/afhaalpunten dit betreft?
Servicepunten voor post- en pakketten kunnen gevestigd zijn in winkels die binnen de coronamaatregelen open konden blijven na 15 december 2020, bijvoorbeeld in de supermarkt. Daarnaast zijn er winkeliers die, tot 3 maart 2021, als gevolg van de coronamaatregelen alleen open konden blijven voor hun servicepunt voor post- en pakketten en enkele andere noodzakelijke diensten.
Ik heb van PostNL begrepen dat er ongeveer 2.000 winkeliers met een PostNL-punt gebruik hebben gemaakt van deze uitzondering en open zijn gebleven voor het beheer van een servicepunt voor post- en pakketten. Zij hebben in dat kader tijdelijk een additionele vergoeding ontvangen van PostNL. In totaal is ongeveer 90% van de servicepunten van PostNL open gebleven.
Is het juist dat PostNL het besluit om de vergoedingen te verlagen zonder overleg met de retailsector heeft genomen?
Het staat post- en pakketvervoerders, net als andere bedrijven, vrij om eigen beleid te voeren binnen de geldende wet- en regelgeving. PostNL heeft vrijwillig besloten een tijdelijke additionele vergoeding te bieden aan de PostNL-punten. Ik heb begrepen dat PostNL in contact staat met de winkeliers en winkelketens die als PostNL-punt actief zijn. Gedurende de huidige crisis is het extra van belang constructief met elkaar in gesprek te blijven.
Begrijpt u de verontwaardiging bij de betreffende ondernemers, die door de verplichte winkelsluiting het water aan de lippen staat, hun aantal vergoede uren zien afnemen, terwijl PostNL zelf de omzet en winst als gevolg van de toegenomen pakketbezorging flink ziet stijgen?
De economische en maatschappelijke gevolgen van het coronavirus zijn overal in Nederland voelbaar. Ik begrijp dat de huidige situatie ook frustrerend is voor deze groep ondernemers. Het kabinet wil werkenden en werkgevers helpen om door deze moeilijke tijd heen te komen. Daar waar ondernemers gedwongen worden om zich (tijdelijk) aan te passen aan de coronamaatregelen biedt het kabinet ondersteuning met de economische steun- en herstelpakketten.
Hoe weegt u het argument van PostNL dat de «rustige periode» op dit moment aanleiding is de vergoedingen aan winkeliers met een pakketservicepunt te verlagen?
De pakketvervoerders hebben, in reactie op de coronamaatregelen eigenstandig een additionele vergoeding geboden aan winkeliers met een servicepunt.
PostNL heeft mij laten weten dat het bedrijf bij de invulling van de vergoedingsregeling rekening heeft gehouden met de continuïteit van de dienstverlening, het ondersteunen van de winkeliers, een passende capaciteit voor de verwerking van post- en pakketten en de hiermee samenhangende additionele kosten. Op het moment dat de vergoedingsregeling werd ontworpen speelde mee dat PostNL zoveel mogelijk continuïteit wenste te bieden aan de winkeliers met een PostNL-punt ten tijde van de hoge piek in post- en pakketbezorging die het gevolg was van de feestdagen en de coronamaatregelen. Zoals blijkt uit het antwoord op vraag twee is PostNL inmiddels tot een andere afweging gekomen.
Deelt u de mening dat solidariteit van grote bedrijven met kleine bedrijven juist nu van belang is om met elkaar uit de coronacrisis te komen?
Het kabinet geeft vanaf het begin van de crisis aan dat solidariteit en het verdelen van pijn in de keten belangrijk is. Om dit te bevorderen heb ik regelmatig gesprekken gevoerd met ketenpartners. Het hoeft daarbij niet om een verdeling tussen grote en kleine bedrijven te gaan. In de praktijk liggen de verhoudingen vaak genuanceerder.
In het concrete geval van de post- en pakketbezorging is de continuïteit van het post- en pakkettennetwerk in algemene zin van belang voor (kleinere) ondernemers die dit netwerk gebruiken voor de verkoop van producten, bijvoorbeeld omdat zij via een pakketpunt hun producten aan klanten toezenden. Gezien de coronamaatregelen is het belang van dit netwerk verder toegenomen doordat ondernemers tijdelijk niet meer in hun fysieke winkel hun producten aan klanten konden verkopen. De inzet van de pakketvervoerders, waaronder PostNL, om de continuïteit van het pakkettennetwerk te borgen is derhalve van belang voor een grotere groep ondernemers.
Bent u bereid deze kwestie in uw contacten met PostNL aan de orde te stellen?
Het staat bedrijven vrij om, binnen de geldende wet- en regelgeving, hun eigen beleid in te richten of afspraken te maken met andere bedrijven. Ik acht het niet wenselijk om mij te mengen in de bedrijfsvoering van PostNL of in de civielrechtelijke relatie tussen de pakketvervoerder en de winkelier die een post- en pakketpunt beheert. Ik heb er vertrouwen in dat pakketvervoerders er voldoende belang bij hebben dat de continuïteit van de dienstverlening op het gebied van pakketvervoer geborgd blijft.
Het bericht ‘De quota worden duur betaald’ |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Tjeerd de Groot (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht «De quota worden duur betaald»?1
Ja.
Klopt het dat premier Rutte op 21 juni 2017 dreigde de vrijhandelsverdragen tussen de Europese Unie en de Faeröer eilanden te beïnvloeden als de nieuwe visserijwet werd ingevoerd?
Nee, de Minister-President heeft tijdens het gesprek met Minister-President Johannesen van de Faeröer eilanden aangegeven dat het wetsvoorstel, indien aangenomen, van negatieve invloed zou zijn op de Nederlandse economie en heeft daarom verzocht om het voorstel te herzien. MP heeft daarbij de optie genoemd dit op Europees niveau te bespreken.
Indien dit klopt, kunt u toelichten waarom ervoor is gekozen om de premier contact op te laten nemen met de regering van de Faeröer en niet de ministers van Visserij of Buitenlandse Zaken?
Zie antwoord onder vraag 2. De Minister-President heeft tijdens een gesprek met Eerste Kamerlid en adviseur uit de visserijsector, de heer Van Kesteren, toegezegd contact op te zullen nemen met zijn Faeröerse counterpart. Tijdens het gesprek met Minister-President Johannesen heeft hij aangegeven dat het wetsvoorstel, indien aangenomen, van negatieve invloed zou zijn op de Nederlandse economie. Er is vervolgens voor gekozen om de toenmalige Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Ploumen niet ook met haar counterpart te laten bellen omdat de Nederlandse zorgen rondom dit wetsvoorstel, na het telefoongesprek van de Minister-President, reeds bekend waren.
Kunt u de verslagen van het contact tussen de Nederlandse regering en de Faeröer over deze kwestie openbaar maken?
Niet van ieder gesprek met de autoriteiten van de Faeröer eilanden is een verslag opgemaakt. Daar waar wel een verslag is opgemaakt, wordt dit niet openbaar gemaakt vanwege de mogelijk nadelige gevolgen voor de bilaterale betrekkingen.
Kunt u toelichten waarom Nederland hier besloot om op eigen houtje contact op te nemen met de regering van de Faeröer en niet op Europees niveau, terwijl het om een Europees vrijhandelsverdrag gaat en ging?
Nederland heeft het Faeröer wetsvoorstel ook op Europees niveau opgebracht. De Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de Europese Unie en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat hebben daartoe contact gelegd met de Europese Commissie. De Europese Commissie is vervolgens autonoom in het al dan niet agenderen en de kwestie is niet geagendeerd voor de jaarlijkse onderhandelingen over de visserijquota of via het tweejaarlijks Joint Comittee waar het EU-Faeröer vrijhandelsakkoord wordt besproken.
Klopt het dat het hierbij in feite maar om de visserijbelangen van één bedrijf ging? Kunt u toelichten waarom deze belangen zo belangrijk waren dat er dit dreigement aan te pas moest komen?
Nee, meerdere Europese visserijondernemingen hebben belangen in de Faeröerse visserij. Voor Nederland had deze aanstaande wijziging in beleid inderdaad met name gevolgen voor een grote speler in de visserijsector. De Nederlandse reserveringen bij het wetsvoorstel, waarbij buitenlandse eigenaren verplicht werden om binnen vier jaar afstand te doen van hun aandelen in Faeröerse visserijbedrijven binnen, zijn in algemene zin bij de Faeröerse overheid opgebracht.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is voor Nederland om zich op een dergelijke wijze te mengen met de democratische processen in een derde land, enkel omdat dit ten goede komt van een enkel Nederlands bedrijf? Zo ja, kunt u toelichten waarom u er dan toch voor heeft gekozen om u op een dergelijke manier in de lokale democratie te mengen?
Zie antwoord onder vraag 6. Meerdere Europese visserijondernemingen hebben belangen in de Faeröerse visserij. De Nederlandse regering heeft onder andere als taak het opkomen voor Nederlandse (economische) belangen in het buitenland. Deze nieuw voorgestelde wetgeving zou mogelijk verregaande negatieve gevolgen hebben voor de Nederlandse visserijsector. De gedane interventies zijn vanuit dat perspectief ondernomen. Tijdens de bilaterale contacten is kenbaar gemaakt dat Nederland zich bewust is van de autonomie van Faeröer op dit gebied en deze respecteert.
Heeft de Nederlandse regering inzake deze kwestie contact gezocht met Denemarken, aangezien deze verantwoordelijkheid draagt voor buitenlandse aangelegenheden en voor de rechtsprekende macht op de eilanden?
Ja, er is ook contact gezocht met Denemarken over deze kwestie, o.a. via de Nederlandse ambassade in Kopenhagen.
Klopt het dat het Nederlandse quotumbezit in de Faeröer eilanden problemen oplevert voor lokale vissers? Kunt u reflecteren op de vraag of dat wenselijk is voor de lokale economie op deze eilanden? Kunt u bovendien reflecteren op de vraag wat dit doet met de banden tussen beide landen en het sentiment dat op de eilanden wordt gevoeld jegens Nederland? Is dit sentiment wenselijk volgens u?
Het is ingewikkeld voor mij om een oordeel te vellen over Nederlands quotumbezit in Faeröer. Ik begrijp dat deze kwestie gevoelig ligt, onder andere vanwege het feit dat de visserijsector op Faeröer een belangrijke sector is. Belangrijk is natuurlijk dat de autonomie van een land wordt gerespecteerd. Maar we moeten de rechten van belanghebbenden niet uit het oog verliezen. Vanwege de wederzijdse interdependentie van Nederland en Faeröer op het vlak van visserij zijn Nederland en Faeröer op elkaar aangewezen. Het is daarbij derhalve belangrijk dat de bilaterale relatie tussen beide landen goed blijft. Mocht visserij een wissel trekken op deze relatie dan is dat een punt van aandacht.
Acht u het wenselijk dat de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiger (bedrijfs)belangen heeft die aanleiding zijn tot directe interventies in het wetgevingsproces van het land waar hij wordt geacht Nederland te vertegenwoordigen?
U doelt hierbij naar ik aanneem op het ambt van Honorair Consul. Honoraire Consuls zijn onbezoldigde ambtenaren van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Zij vervullen hun ambt als nevenfunctie en dragen onder andere zorg voor de promotie van economische relaties. Door hun grondige kennis van de lokale omstandigheden en hun brede netwerken vormen zij een belangrijk onderdeel van het postennet. In Faeröer is de visserij de belangrijkste economische sector. Hier zijn ook economische belangen van Nederland mee gemoeid. Bij de aanstelling van de Honoraire Consul was bekend dat hij als zakenman in de visserijsector actief was. Er is toen de afweging gemaakt dat zijn positie en netwerk zeer relevant waren voor de behartiging van de economische belangen van Nederland in Faeröer. Het zijn uitsluitend die belangen, die aanleiding hebben gegeven voor het handelen van de Nederlandse regering in het onderhavige geval.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk en elk afzonderlijk beantwoorden?
Het bericht dat president Erdogan een grote rol speelt in opkomst salafisme in Nederland |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Geheime «Turkije analyse» NCTV lekt uit: grote rol Erdogan bij opkomst salafisme in Nederland»?1
Ja.
Wat vindt u van de analyse van de Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid (NCTV) dat de Turkse president Erdogan een bewuste islamiseringsstrategie in Nederland uitvoert en ruimte geeft aan salafistische soms jihadistische organisaties? Hoe beoordeelt u de gevolgen hiervan, zoals de nota die beschrijft, onder meer dat «antiwesterse religieuze boodschappen en activiteiten, die president Erdogan regelmatig ventileert» kunnen leiden tot «haat zaaien onder bepaalde groepen Turkse Nederlanders» en «ervoor zorgen dat zij zich van de Nederlandse maatschappij en het democratische systeem afkeren»?
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
Hoe beoordeelt u de analyse van de NCTV dat de Turkse gemeenschap in Nederland «kwetsbaar» is voor «beïnvloeding vanuit Turkije»?
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
Hoe beoordeelt u het dat verschillende factoren in Europa, onder andere in Nederland, «geleidelijk een gewijzigd islamitisch landschap hebben gecreëerd binnen de Turkse gemeenschappen»?
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
Deelt u de mening dat dit onwenselijk en volstrekt ontoelaatbaar is in een land als Nederland? Kunt u hierbij ook specifiek ingaan op de implicaties van deze vorm van Turkse beïnvloeding voor de nationale veiligheid van ons land, gezien het feit dat de NCTV een mogelijk verband ziet tussen de «antiwesterse retoriek» van Erdogan en de terroristische aanslag van Gökmen T. op een tram in Utrecht in 2019, waarbij vier doden en zes gewonden vielen?
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
Vindt u dat deze verontrustende constateringen moeten leiden tot een veel stevigere aanpak van deze ongewenste beïnvloeding, bijvoorbeeld door de buitenlandse financiering van moskeeën vanuit onvrije landen te verbieden en de mogelijkheden en bevoegdheden om salafistische organisaties aan te pakken, te vergroten?
Ik verwijs uw Kamer graag naar de zorgen en standpunten van het kabinet ten aanzien van mogelijke buitenlandse beïnvloeding die zijn vermeld in Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 49, 52 en 533, alsmede in de «Kamerbrief aanpak ongewenste vormen inmenging Turkije» d.d. 10 juni 20204 en de Kabinetsreactie op het POCOB-eindverslag5).
Het streven is om een nieuwe analyse nog voor de zomer 2021 af te ronden en uw Kamer daarover te zijner tijd te informeren. Het kabinet zal daarna bezien of het wel of niet noodzakelijk is om additionele maatregelen te treffen.
Welke maatregelen neemt u om deze vorm van ongewenste beïnvloeding tegen te gaan, en de kwalijke invloed van de Turkse president op Turkse Nederlanders terug te dringen?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u aangeven hoe u daarbij ook de inhoud van de aangenomen motie-Bisschop2 over het uitbreiden van de bevoegdheden van de Taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering gaat betrekken?
De motie-Bisschop7 wordt momenteel bestudeerd om te bepalen of de Taskforce behoefte heeft aan meer bevoegdheden en zo ja, welke dat zouden moeten zijn. Daarbij worden alle vormen van gedrag betrokken die op termijn potentieel ondermijnend zijn voor de democratische rechtsorde, conform de definitie van problematisch gedrag die in de POCOB-beleidsreactie is verwoord. Het gaat daarbij dus niet uitsluitend om problematisch gedrag dat door bepaalde leden van organisaties van salafistische signatuur wordt vertoond, of om buitenlandse financiering uit uitsluitend bepaalde landen. Zoals de regering ook in het debat over de POCOB heeft aangegeven, focust de Taskforce op gedragingen van personen of groepen die voornamelijk binnen de grenzen van de wet vallen, maar tot aantasting en ondermijning van de democratische rechtsorde kunnen leiden.
Wat vindt u van het feit dat de zogeheten Kaplan-groep inmiddels opnieuw online-activiteiten in ons land ontplooit, waarbij het onder meer gaat om een persoon die in verband wordt gebracht met de man «die op 18 maart 2019 een aanslag pleegde in een tram in Utrecht»?
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
In algemene zin kan ik aangeven dat op landelijke niveau de overheid zich inzet, samen met het bedrijfsleven, om terroristische en extremistische uitingen, zowel online als offline, geen vat te laten krijgen op de samenleving. De Internet Referral Unit (IRU) bij de politie ondersteunt deze aanpak door het signaleren en het verzoeken tot verwijderen van terroristische content.
Ook kan het Openbaar Ministerie – al dan niet na een aangifte of melding – een onderzoek starten en zo nodig tot vervolging over gaan indien er strafbare feiten zijn gepleegd op het internet.
Verder worden doorlopend gesprekken gevoerd met internetbedrijven om de samenwerking in de aanpak van terrorisme en andere illegale uitingen op het internet verder te versterken. Nederland is bijvoorbeeld actief in het EU Internetforum. Hierbij werken EU-lidstaten, de Europese Commissie en het bedrijfsleven op vrijwillige basis samen om het aanbod van terroristische content op het internet te beperken.
Tevens wordt, op basis van de EU Verordening aanpak terroristische content online (TCO), een autoriteit ingericht die toezicht houdt op de maatregelen uit deze verordening die gericht zijn op het zoveel mogelijk te schonen van het internet van terroristische content. Extremistische en/of, antidemocratische uitingen online die zodanig ernstig van aard zijn en daarmee onder de definitie vallen van terroristische content, zoals bedoeld in de TCO-verordening, vallen binnen de reikwijdte van deze verordening. De daarin opgenomen definitie van online terroristisch materiaal sluit nauw aan bij de bestaande definities van terroristische misdrijven in richtlijn 2017/541/EU, zoals geïmplementeerd in ons eigen strafrecht. Deze definitie is leidend als beoordelingscriterium voor het inzetten van de bevoegdheden, zoals de mogelijkheid om internetbedrijven te verplichten aangetroffen content binnen een uur te verwijderen.
Welke stappen onderneemt u tegen de (online) activiteiten van deze groep?
Zie antwoord vraag 9.
Het wettelijk verbod op abortus in Polen |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ermee bekend dat activiste Marta Lempart, een van de organisatoren van de demonstraties tegen de strenge nieuwe abortuswet in Polen, is aangeklaagd en een celstraf van acht jaar riskeert?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze aanklacht strijdig is met het EVRM dan wel het BUPO? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke gevolgen zouden hieraan verbonden kunnen worden?
De Poolse abortusactiviste Marta Lempart wordt vervolgd voor het organiseren van publieke samenkomsten terwijl dat wegens de corona-pandemie verboden is, belediging en schending van de immuniteit van politiemensen, en het aansporen tot vandalisme. Het kabinet vindt de aanklachten zorgelijk. Het is echter niet aan het kabinet om te beoordelen of er in dit geval sprake is van een schending van bijvoorbeeld het recht op vrijheid van meningsuiting dan wel van het recht om te demonstreren onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) of het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR). Dit is aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens of het VN-Mensenrechtencomité dat klachten onder het EHRM en het IVBPR behandelt.
Deelt u onze mening dat elke vrouw ter wereld toegang moet hebben tot legale en veilige abortus? Zo ja, hoe vindt u het in dat licht dat abortus in Polen sinds 27 januari jl. bij wet is verboden en dit ook zwangerschapsafbrekingen bij ernstige foetale afwijkingen betreft? In hoeverre zijn de in Polen genomen maatregelen strijdig met Europese wet- en regelgeving? Welke EU-instrumenten zijn er om Polen op deze schendingen aan te spreken?
Het kabinet heeft met zorg kennis genomen van de uitspraak van het Poolse Constitutioneel Hof in oktober vorig jaar en van het inwerking treden vorige maand van de aangescherpte abortuswetgeving in Polen. In Europa en wereldwijd zet het kabinet zich actief in voor de bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, inclusief legale en veilige abortus, in lijn met internationale afspraken en Nederlandse wetgeving en beleid.
Vrouwenrechten en gendergelijkheid zijn Europese kernwaarden die tevens verankerd zijn in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, waaraan alle lidstaten zich derhalve hebben gecommitteerd. In de EU zet het kabinet zich dan ook in voor het beschermen en bevorderen van de genoemde kernwaarden. Tevens heeft de Europese Raad sinds 2015 in meerdere conclusies het belang van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten erkend. Binnen de EU is gezondheidszorg echter een competentie van de lidstaten. De stringente Poolse abortuswetgeving kan op zichzelf niet worden aangemerkt als in strijd met Europese wetgeving.
Hebt u hiertegen bezwaar gemaakt bij uw Poolse ambtsgenoot? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
In Europees en bilateraal verband vraagt Nederland met regelmaat aandacht voor Europese kernwaarden zoals vrouwenrechten en gendergelijkheid. Daarbij bepleit Nederland toegang tot veilige en legale abortus als onderdeel van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. In reguliere contacten met ambtgenoten bespreekt het kabinet waar nodig zorgen over vrouwenrechten en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, en dat zal het kabinet blijven doen. Ook beziet het kabinet de ontwikkelingen rondom de rechtsstaat met zorg. De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht staat in Polen onder druk. Het kabinet spant zich in Europees en bilateraal verband in voor bescherming van rechterlijke onafhankelijkheid en volgt ontwikkelingen daaromtrent, ook wat betreft individuele zaken, op de voet.
Bent u bereid om hierover met uw ambtsgenoten uit Polen in gesprek te gaan en aan te dringen op de vrijlating van activiste Marta Lempart?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om er ook bij uw Poolse ambtsgenoot op aan te dringen abortus niet langer strafbaar te stellen en voor elke vrouw toegankelijk te maken?
Zie antwoord vraag 4.
Vindt u ook dat toegang tot legale en veilige abortus een belangrijk recht is voor vrouwen? Zo ja, bent u het dan ook eens dat toegang tot legale en veilige abortus te belangrijk is om enkel aan lidstaten over te laten? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Gaat u er in EU-verband toe oproepen om overal binnen de Europese Unie abortus legaal en toegankelijk te maken? Kunt u uw antwoord toelichten? Deelt u onze mening dat Nederland als internationale voorvechter van seksuele en reproductieve rechten in ontwikkelingslanden hier een voortrekkersrol zou moeten spelen?
Vrouwenrechten en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten zijn belangrijke prioriteiten van het Nederlandse beleid. Het kabinet maakt zich zorgen over de toenemende regressieve druk op deze rechten, ook binnen de EU. Gezondheidszorg is een competentie van de lidstaten, maar binnen de EU kaders draagt Nederland het belang van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, inclusief veilige en legale abortus, actief uit. Nederland speelt hierin een voortrekkers rol en trekt daarbij nauw op met gelijkgezinde landen.
De EU, specifiek de Europese Commissie, zet zich in voor Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) conform internationale overeenkomsten zoals het Actieprogramma van de International Conference on Population and Development en de Beijing Verklaring en Actieplan2. Deze inzet is overeengekomen met EU-lidstaten en is vastgelegd in onder andere de Europese Consensus inzake Ontwikkeling (2017)3. Daarmee is de EU inzet op SRGR in lijn met de Nederlandse inzet op dit thema. Het is voor Nederland belangrijk dat keuzevrijheid en rechten centraal staan in SRGR-programma’s. Het EU-genderactieplan (GAP) III, opgesteld door de Europese Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO), gaat over EU-extern optreden op het gebied van gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen. Bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten vormt een van de belangrijke thematische actieterreinen van GAP III.
Verharding Bospaden |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Bospaden worden verhard met plastic bouwafval»?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat voor de aanleg van wandelpaden in de natuur afval uit de bouw wordt gebruik met plastic erin?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de paden voor maximaal een procent uit vervuilde stromen als plastic, metaal of rubber mogen bestaan?
De systeemcontrole is beschreven in de inleiding. Een toepasser is daardoor in staat zelf beoordelen of het product aan de wettelijke normen voldoet door te controleren of er een CE-keur is afgegeven, een KOMO-certificaat beschikbaar is of een conformiteitsverklaring op grond van de Regeling vaststelling van de status einde-afval recyclinggranulaat en of er een NL-BSB certificaat dat aantoont dat wordt voldaan aan de eisen uit het Besluit bodemkwaliteit.
Wordt bij de aanleg van de paden toegezien op dit maximale percentage vervuilde stromen?
Ik deel met u de zorgen over de milieurisico’s van plastics in het milieu. Daarom ga ik onderzoeken hoe ik het gebruik van recyclinggranulaat beter kan reguleren. Hier kom ik eind van het jaar op terug. Ondertussen heeft Staatsbosbeheer het voornemen om met andere terreinbeheerders en andere partijen in de keten in gesprek te gaan om de haalbaarheid van alternatieven voor menggranulaat te onderzoeken. Dit initiatief vind ik lovenswaardig en ik zal Staatsbosbeheer hierbij ondersteunen met expertise.
Bent u het eens dat de in het artikel genoemde «grove stukjes kunststof» niet in natuurgebieden thuis horen?
Bij de keuze van een verhardingslaag door Staatsbosbeheer worden meerdere criteria gehanteerd, waaronder ook de kosten. Zie ook het antwoord op vraag 7.
Klopt het dat de keuze van Staatsbosbeheer voor recyclinggranulaat uit kostenoverwegingen is gemaakt?
Ja.
Zijn er andere natuurorganisaties of beheerders van gebieden die recyclinggranulaat toepassen voor het aanleggen of onderhouden van paden?
Elk type verharding heeft een milieu-impact, zo ook schelpen of split. Staatsbosbeheer heeft aangegeven met andere natuurbeheerders en de branche het gesprek te willen aangaan over de wenselijkheid van de toepassing van recyclinggranulaat op wandelpaden en de mogelijkheid van alternatieven. In dit traject kan een bredere analyse plaatsvinden op de milieu-impact van verschillende verhardingsmaterialen en de kosten daarvan.
Wat is er volgens u nodig aan financiële middelen om bij aanleg en herstel van wandelpaden het recyclinggranulaat te vervangen voor een duurzaam alternatief als schelpen, of split?
Voor recyclinggranulaat ga ik onderzoeken of ik de verontreinigingen met plastic beter kan reguleren. Dat wil ik zorgvuldig onderzoeken. Recyclinggranulaat omvat 30% van de totale jaarlijkse Nederlandse afvalstroom en kent meerdere toepassingsgebieden waarbij het granulaat vaak is afgedekt, in- of opgesloten. De belangrijkste toepassing is funderingsmateriaal onder wegen waarmee primaire grondstoffen worden uitgespaard. Ik wil de gevolgen voor de verschillende toepassingsgebieden goed in kaart brengen.
Naast het onderzoeken van de mogelijkheid om het gebruik van recyclinggranulaat beter te reguleren wil ik echter ook op korte termijn met de gebruikers en producenten in gesprek gaan om, speciaal voor wandelpaden in natuurgebieden, afspraken te maken. Staatsbosbeheer wil initiatief nemen om met andere terreinbeheerders en andere partijen in de keten in gesprek te gaan om de haalbaarheid van alternatieven voor menggranulaat te onderzoeken. Dit initiatief vind ik lovenswaardig en ik zal Staatsbosbeheer hierbij ondersteunen met expertise. Daarnaast ga ik met de producenten in overleg of het percentage vervuilingen in ieder geval voor deze specifieke toepassing nog verder terug te brengen is.
Bent u bereid zich in te zetten om de in het artikel genoemde vorm van vervuiling tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid de daad bij het woord te voegen en de eisen aan wandelpaden bij te stellen, zodat het gebruik van (vervuilende vormen van) recyclinggranulaat helemaal niet meer plaatsvindt?
De telefonische bereikbaarheid in Overijssel. |
|
Hilde Palland (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat in heel Nederland, dus ook in de buitengebieden, de internetdekking en telefonische bereikbaarheid optimaal dienen te zijn?
Ja. In de Nota Mobiele Communicatie is dit ook benoemd, evenals de uitdagingen bij het realiseren van mobiele netwerkdekking.1
Herinnert u nog dat de leden van de CDA-fractie in het algemeen overleg Telecommunicatie (11 juni 2020), het verslag van het algemeen overleg Telecommunicatie (29 oktober 2020) en in schriftelijke Kamervragen (15 oktober 2020)1 aandacht hebben gevraagd voor de telefonische bereikbaarheid in Overijssel, in het bijzonder in en om de dorpen Vilsteren en Hoge Hexel?
Ja.
Wat is de stand van zaken omtrent de plaatsing van een opstelpunt met mast bij Hoge Hexel door KPN, waarvan u op vraag negen van voornoemde Kamervragen antwoordde dat hiervoor een vergunning is afgegeven en dat dit opstelpunt «naar verwachting ergens in de komende maanden zal worden geplaatst»?
Ik heb van KPN begrepen dat zij voornemens is om aan het einde van het tweede kwartaal van dit jaar het opstelpunt realiseren.
Wat is de stand van zaken omtrent de situatie en ontwikkelingen in Vilsteren, waarvan u in antwoord op vraag negen van voornoemde Kamervragen aangaf dat u nog in afwachting was van respons van de gemeente Ommen?
Ik heb over de situatie in Vilsteren contact gehad met zowel mobiele netwerkaanbieders als de gemeente Ommen. Er wordt (h)erkend dat de dekking in Vilsteren niet optimaal is. Mogelijke oorzaken hiervan zijn het licht glooiende terrein rond Vilsteren en de aanwezige bebossing. Ik heb in mijn contact met de gemeente Ommen gewezen op de handleiding van Agentschap Telecom.3 Die is onder meer bedoeld om gemeenten handvatten te geven bij het verbeteren van mobiele netwerkdekking. Ik heb begrepen dat de gemeente Ommen met mobiele netwerkaanbieders een plaatsingsplangesprek heeft gevoerd zoals ook wordt genoemd in voornoemde handleiding van Agentschap Telecom en het Antenneconvenant.4 Het verbeteren van de dekking heeft de aandacht van mobiele operators. De plannen zijn vooralsnog echter niet zo concreet als met betrekking tot Hoge Hexel.
Het feit dat duizenden chauffeurs op dit moment stranden bij de grenzen van Duitsland, Tsjechië en Oostenrijk. |
|
Cem Laçin |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel waarin staat dat duizenden chauffeurs stranden bij de grens?1
Het kabinet is verrast door het besluit over de beperkingen aan de grenzen van Duitsland, Slowakije, Tsjechië en Oostenrijk en vindt de hinder die vrachtwagenchauffeurs daardoor ondervinden bijzonder vervelend. Het is en blijft het standpunt van het kabinet dat het van essentieel belang is dat het goederenvervoer onder de huidige maatregelen doorgang kan blijven vinden. Hierover is ook beleid gemaakt in Europees verband om zogenaamde green lanes voor vrachtvervoer in te richten bij grensovergangen. Zie daarover verder het antwoord bij vraag 2. Als goederen te laat of niet meer op hun plaats van bestemming aankomen kan dat grote gevolgen hebben voor de samenleving. De beperkingen aan de grenzen en de lange files die daardoor ontstaan raken bovendien het welzijn van onder meer Nederlandse chauffeurs, omdat zij vaak urenlang zonder uitzicht moeten wachten tot dat zij verder kunnen. Ik ben dan ook in contact met de sector om te bezien hoe het gaat met de Nederlandse chauffeurs in de eerder genoemde landen. Ook is er contact in Europees verband.
Hoe kan het dat er nu weer duizenden chauffeurs gestrand zijn bij landgrenzen binnen het Schengengebied, nadat vorig jaar is afgesproken dat dit niet meer zou gebeuren?
Op 12 februari jl. informeerde de Duitse Bondsregering de EU-lidstaten en de Europese lichamen zoals de Europese Commissie dat per 14 februari jl. Slowakije, Tsjechië en de deelstaat Tirol in Oostenrijk vanwege de epidemiologische situatie in die landen aangemerkt worden als virusvariantgebied. Dat betekent in de praktijk dat er een vervoersverbod geldt vanuit deze landen voor vervoer per vliegtuig, schip, trein en bus en dat vrijwel iedereen die uit deze gebieden Duitsland in reist zich moet registreren en een negatief testbewijs moet kunnen overleggen. In aanvulling hierop voerde Duitsland tijdelijk binnengrenscontroles in voor deze landen om hierop te kunnen handhaven.
De Europese Commissie heeft op 23 maart 2020 op verzoek van onder andere Nederland een mededeling gepubliceerd over de negatieve gevolgen van de grenssluitingen voor het transport van goederen. Hierin wordt opgeroepen om het vrachtverkeer zo veel mogelijk te ontzien door bij grensovergangen zogenaamde green lanes in te richten voor het vrachtverkeer. Controles mogen in principe daar niet langer dan 15 minuten duren. Zo moet de hinder voor het intracommunautaire vrachtverkeer zo beperkt mogelijk blijven.
De Commissie heeft naar aanleiding van de recente ontwikkelingen een brief gestuurd aan alle lidstaten met de dringende oproep om afspraken uit de Raadsaanbeveling van 1 februari 2021 zo volledig mogelijk op te volgen.2 De aanbeveling schrijft onder andere voor dat lidstaten – indien zich verstoringen van vervoer voordoen – systematische testvoorschriften moeten opheffen zodat de green lanes kunnen blijven functioneren.
Welke gesprekken lopen er op dit moment en welke maatregelen komen er om ervoor te zorgen dat gestrande chauffeurs zo snel als mogelijk hun weg weer kunnen vervolgen, en om te voorkomen dat dit nog een keer gebeurt?
In week 7 en 8 van dit jaar zijn de ontwikkelingen aan de grenzen in relatie tot COVID-19 onderwerp van gesprek in verschillende EU-overleggen. Zo is het geagendeerd tijdens verschillende ambtelijke overleggen, zoals de IPCR (crisisrespons van de Raad) en de Taskforce Interne markt handhaving (SMET). De Commissie heeft daarnaast aangegeven ook op de Europese Raad van 25 en 26 februari a.s. aandacht te vragen voor de green lanes. Het kabinet is van mening dat een goede balans moet worden gevonden tussen reisrestricties om de verspreiding van COVID-19 tegen te gaan enerzijds en het belang van de interne markt en de continuering van het goederentransport anderzijds. Zo moet in het te maken beleid gewaarborgd worden dat het vervoer van goederen zo ongehinderd mogelijk doorgang kan blijven vinden. Op die manier probeert het kabinet in Europees verband ervoor te zorgen dat het goederenvervoer niet of niet te veel negatief geraakt wordt. Verder moeten de green lanes bij de grenzen er ook voor zorgen dat gestrande chauffeurs zo snel als mogelijk hun weg weer kunnen vervolgen. Verder onderhoudt het kabinet goede contacten met de sector om adequaat te kunnen reageren op signalen uit de praktijk.
Heeft u contact met uw collega’s in Duitsland, Tsjechië en Oostenrijk over de ontstane situatie? Zo ja, wat is de inhoud van dit contact? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft contact met Duitsland, Tsjechië en Oostenrijk in verschillende EU-overleggen. Verder is er voortdurend bilateraal overleg met onze buurlanden. De situatie aan de grenzen is daarin een vast agendapunt. Daarnaast hebben onze ambassades en consulaten goed contact met de autoriteiten van deze landen om de situatie ter plaatse te monitoren. Verder houdt Nederland op alle mogelijke niveaus vinger aan de pols wat betreft eventuele maatregelen richting Nederland en zal ik – indien de situatie daarom vraagt – contact opnemen met mijn Duitse collega, zoals ik in eerdere situaties ook heb gedaan.
Heeft u zicht op hoeveel Nederlanders er onder de gestrande chauffeurs zijn? Zo nee, hoe gaat u dit inzicht krijgen om zo gestrande Nederlanders bij te staan?
Na navraag bij de sector is het moeilijk een inschatting te geven hoeveel Nederlandse chauffeurs zijn gestrand. Hoofdzakelijk heeft dit te maken met het feit dat de meeste chauffeurs na een grote vertraging vaak alsnog kunnen doorrijden naar Nederland of de plaats van bestemming. Daarnaast kan een bedrijf ook besluiten zijn chauffeurs niet meer naar Slowakije, Tsjechië, Oostenrijk of andere landen te laten rijden vanwege de maatregelen in Duitsland. Cijfers of aantallen vertellen daarom niet het volledige verhaal. Ten slotte hebben Nederlandse transportbedrijven niet alleen maar Nederlandse chauffeurs in dienst. Zij hebben chauffeurs in dienst met nationaliteiten van verschillende EU-lidstaten.
Welke mogelijkheden biedt u op dit moment aan gestrande Nederlanders?
Nederlanders die gestrand zijn in het buitenland kunnen zich 24 uur per dag, 7 dagen per week wenden tot het Contact Center van het Ministerie van Buitenlandse Zaken of bij de Nederlandse ambassade in het land waar iemand zich op dat moment bevindt. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken bekijkt vervolgens per geval wat voor consulaire hulp mogelijk is.
Kunt u, met het oog op het verkiezingsreces en de ernst en het acute karakter van deze situatie, deze vragen per ommegaande beantwoorden?
Ja, de antwoorden zijn zo spoedig als mogelijk aan uw Kamer gestuurd.