De massale ontduiking van de CAO in de taxibranche |
|
Paulus Jansen (SP), Paul Ulenbelt (SP) |
|
Camiel Eurlings (minister verkeer en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat ruim zestig procent van de Nederlandse taxi-ondernemers zich niet aan de cao houdt en één op de vijf ondernemers zelfs fraude pleegt om sociale lasten en premies te ontduiken1 en kloppen de vermelde feiten?
Ja, ik ken het bedoelde bericht. Het Sociaal Fonds Taxi (SFT) is verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens, zoals die ook in het jaarverslag 2009 van het SFT zijn opgenomen.
Heeft u, rechtstreeks dan wel via de Inspectie Verkeer en Waterstaat of de Arbeidsinspectie eerder signalen ontvangen over deze misstanden? Zo ja, wanneer en via wie? Welke actie heeft u daarop ondernomen? Zo nee, hoe is dat mogelijk als er sprake is van dusdanig massale overtreding?
De Inspectie Verkeer en Waterstaat noch de Arbeidsinspectie hebben signalen ontvangen over niet-naleving van de cao taxivervoer. De problematiek is eerder aan de orde geweest tijdens het FNV-symposium over marktwerking op 3 juni 2010. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in zijn toespraak tijdens het symposium gewezen op het belang van de handhaving van de cao door cao-partijen zelf, in het geval de cao niet wordt nageleefd. Zie voorts het antwoord op vraag 2 van het lid De Mos.
Onderschrijft u het standpunt van KNV Taxi dat gemeenten en zorgverzekeraars mede schuldig zijn aan de situatie?
Zie het antwoord op vraag 3 van het lid De Mos (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 3178).
Klopt het dat met name grote taxibedrijven zich schuldig maken aan het ontduiken van de cao en het plegen van fraude? Kunt u een overzicht geven van de juridische constructies waar gebruik van wordt gemaakt, alsmede van uw (voorgenomen) aanpak om genoemde constructies aan te pakken (voorgenomen acties, door wie, tijdplanning)?
Uit navraag bij het SFT blijkt dat in het algemeen de grotere taxibedrijven zich iets beter aan de cao houden dan kleinere bedrijven. In de praktijk blijken bedrijven soms personeel in te zetten via uitzendbureaus, die ook onderdeel van de bedrijfsholding kunnen zijn. Het SFT geeft aan dat deze «constructie» op zichzelf legaal en niet frauduleus is, maar wel oneigenlijk wordt gevonden. Daarom hebben sociale partners in de nieuwe cao Taxivervoer afgesproken dat werkgevers maximaal 15% van de bruto loonsom aan uitzendkrachten mogen besteden. Zie voorts het antwoord op vraag 2 van het lid De Mos.
Hoe vaak kwam ontduiking van de cao en fraude met sociale premies voor in de periode voor de liberalisering van de taxibranche? Indien dit veel minder vaak was dan nu, bent u bereid om onderzoek te laten uitvoeren naar de relatie tussen de liberalisering van de taxisector, de aanbestedingen van het groepsvervoer en genoemde misstanden?
Een onderzoek zoals bedoeld acht ik niet mogelijk en ook niet nodig. Over de periode voor de liberalisering is geen informatie bij het SFT bekend. Een onderzoek is daarom niet goed uitvoerbaar. Kijkend naar de toekomst is van belang dat sociale partners en het SFT zelf actief de naleving van de cao Taxivervoer verbeteren. Daarnaast loopt de «kwaliteitsimpuls contractvervoer» die moet leiden tot beter aanbesteden en monitoren van contracten. Een onderzoek is dan ook niet nodig. Zie ook de antwoorden op de vragen 2 en 3 van het lid De Mos.
Wat gaat u ondernemen om werknemers die salaris, pensioenopbouw of andere vergoedingen zijn misgelopen, te helpen zodat ze alsnog hun verdiende beloningen krijgen?
Het SFT legt bedrijven bij niet-naleving van de cao naheffingen op. Dit betreft de achterstallige bedragen (bijvoorbeeld van pensioenafdrachten) en een boete van 10% daarover. Deze nabetalingen komen ten goede van de betrokken werknemers.
Gaat u de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD), de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) of eventueel andere instellingen wijzen op deze kwestie, helemaal wanneer er verdenking zou kunnen zijn van fraude of het onterecht inhouden van sociale premies? Kunt u uw antwoord duidelijk toelichten?
De SIOD en FIOD hebben geen betrokkenheid bij toezicht op de naleving van cao’s. De instanties die belast zijn met opsporing en handhaving van wet- en regelgeving nemen alle signalen over (eventuele) misstanden mee in hun risico-analyses van bedrijfstakken en bedrijven. Op basis van die analyses worden jaarlijks de prioriteiten bepaald.
Is de minister van SZW inmiddels overtuigd van de noodzaak voor een landelijke toezichthouder op de naleving van cao’s? Kan hij zijn antwoord motiveren?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 5 van het lid Dijksma (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 3179) en naar de brief van de Minister en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 december 2009 over de handhaving van cao’s (Kamerstukken II, 2009/10, 29 544, nr. 219).
Het rapport 'Beleidsgericht onderzoeksprogramma fijn stof' |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Tineke Huizinga (minister volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer) (CU) |
|
![]() |
Kent u het rapport «Beleidsgericht onderzoeksprogramma fijn stof» van het Planbureau voor de Leefomgeving, het Energieonderzoek Centrum Nederland, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu en TNO?1
Ja. Het Beleidsgericht onderzoeksprogramma fijn stof (BOP) is in mijn opdracht uitgevoerd.
Welke consequenties voor uw beleid inzake het verbeteren van de luchtkwaliteit zou de conclusie kunnen hebben, dat 70 tot 80 procent van het fijn stof (PM10) afkomstig is uit door menselijk handelen gevormde bestanddelen, 25 procent meer dan tot dusverre werd aangenomen?
De totale concentratie van fijn stof is niet veranderd, maar in de opbouw van deze concentratie is de verhouding gewijzigd tussen het aandeel van antropogene oorsprong en het aandeel dat een natuurlijke of onbekende oorsprong heeft. Met name het antropogene aandeel dat in de lucht ontstaat uit zwaveldioxide, stikstofoxiden en ammoniak blijkt groter dan eerder verondersteld.
Mogelijk zal daardoor het reeds bestaande beleid gericht op emissiereductie van deze componenten in de komende jaren een grotere daling van de fijn stofconcentraties veroorzaken dan tot nu toe op basis van modelberekeningen wordt aangenomen. Dit zal in dat geval waarschijnlijk een gunstig effect hebben op het tijdig voldoen aan de grenswaarden voor zowel PM10 als PM2,5.
Bent u bereid vervolgonderzoek te laten doen naar het gegeven dat de trends in de concentraties verontreiniging in steden niet zo eenduidig zijn? Zo nee, waarom niet?
In het BOP-rapport wordt geconstateerd dat de zwarte rooktrends in steden niet zo eenduidig zijn. De kennis over de bijdrage van verschillende bronnen aan de zwarte rookconcentratie in de stad is nog erg onzeker. De koolstofhoudende fractie in fijn stof, waar zwarte rook een indicator voor is, wordt beschouwd als een fractie die voor de gezondheid bijzonder relevant is. Goed begrip van de bijdrage van stedelijke bronnen aan fijn stof voor wat betreft deeltjesgrootte en samenstelling krijgt prioriteit in het geplande vervolg op het BOP-onderzoeksprogramma, BOP II. Daarnaast heeft recentelijk een aanpassing in het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit plaats gevonden voor wat betreft de locaties in Nederland waar structureel zwarte rook wordt gemeten. Daardoor kan op meer stedelijke locaties dan voorheen de trend in de zwarte rookconcentraties structureel worden gevolgd.
Welke consequenties voor uw beleid rond het verbeteren van de luchtkwaliteit trekt u uit de conclusie dat de Nederlandse bijdrage aan fijn stofconcentraties hoger is dan eerder verondersteld en er dus minder uit het buitenland komt «aanwaaien»?
Uit het BOP-onderzoek is gebleken dat het antropogene aandeel in fijn stof groter is dan eerder verondersteld. Het gaat daarbij niet om een specifieke Nederlandse bijdrage. Het betreft het zogenaamde secundaire aerosol dat gevormd wordt uit de gassen zwaveldioxide, stikstofoxiden en ammoniak afkomstig uit zowel binnen- als buitenland. Bij de huidige inzichten komt het grootste deel (ongeveer drie kwart) van de jaargemiddelde concentratiebijdrage van dit secundaire aerosol uit bronnen in het buitenland. Daarom is het van belang om voortgaande internationale afspraken te maken over emissieplafonds voor deze luchtverontreinigende stoffen, zoals momenteel ook in voorbereiding is in het kader van het Gotenborg-protocol.Om het effect van deze afspraken op de concentraties in NL beter in beeld te krijgen wordt in het vervolg onderzoek expliciet gekeken naar de herkomst van het fijn stof, vooral op dagen waarop de fijn stofconcentraties hoog zijn.
Wat is uw reactie op de uitgesproken verwachting dat er zowel extra nationaal als Europees beleid nodig is als de Europese doelstelling voor PM2,5 die in 2012 bekend wordt gemaakt op basis van gegevens uit voorgaande jaren aan de hoge kant uitvalt?
Het blijkt uit de analyses dat, mocht de hoge doelstelling voor de nationale streefwaarde inzake vermindering van de blootstelling aan PM2,5 aan de orde zijn, ook bij uitvoering van alle in Nederland technisch mogelijke maatregelen deze doelstelling niet haalbaar is. Het bereiken van die doelstelling zal afhankelijk zijn van aanvullend EU-beleid. De onzekerheden in deze analyses zijn echter nog groot. De conclusie in het BOP-rapport dat maatregelen mogelijk meer effect hebben dan tot nu toe verondersteld, kan hierin een gunstige rol spelen. Dit aspect zal in het vervolgonderzoek nader worden onderzocht.
Ziet u in deze waarschuwing aanleiding om de lucht in zeer vervuilde binnensteden schoner te maken door (versnelde) invoering van milieuzones voor bestelwagens, het afschaffen van het belastingvoordeel op rode diesel of het uitbreiden van 80-kilometerzones? Zo nee, waarom niet?
De PM2,5 taakstelling waaraan gerefereerd wordt in vraag 5 is gericht op een algemene verbetering in de gemiddelde Nederlandse blootstelling in stedelijke gebieden en niet zozeer op de oplossing van lokale knelpunten. Toepassing van milieuzones en 80-kilometerzones kunnen met name bij de oplossing van lokale knelpunten een belangrijke rol vervullen.
Verhogen van de belasting op rode diesel zal geen gunstig effect op de lucht-kwaliteit hebben, omdat rode diesel met het huidige hoge zwavelgehalte na 1 januari 2011 niet meer in de handel mag worden gebracht. Ter implementatie van de nieuwe Brandstofkwaliteitrichtlijn zal op die datum het zwavelgehalte van rode diesel worden teruggebracht tot het niveau van in het wegverkeer gebruikte diesel.
Wat is uw reactie op de conclusie dat de afname van de concentratie fijn stof in de periode tussen 1990 en 2000 sneller ging dan nu, dus dat maatregelen die als «laaghangend fruit» zijn te beoordelen al genomen zijn?
Deze constatering betekent dat in de huidige situatie voor een relatief zeer bescheiden verbetering in de luchtkwaliteit maatregelen moeten worden genomen die in vergelijking met de situatie vóór 2000 maatschappelijk meer ingrijpend zijn en aanzienlijk meer kosten en inspanning met zich mee brengen.
Was u bekend met het feit dat houtkachels en open haarden op winterdagen lokaal verantwoordelijk zijn voor 30 tot 40 procent van de fijn stofconcentraties en ziet u in deze conclusie aanleiding beleid te ontwikkelen om deze piekconcentraties door kachels terug te brengen? Zo ja, ziet u bijvoorbeeld mogelijkheden voor het stellen van normen aan kachels of haarden via de EU of in het bouwbesluit? Zo nee, waarom niet?
De bevindingen in het BOP-onderzoek over de concentratiebijdragen van houtstook aan fijn stof zijn voor mij nieuw. Zoals tot nu toe reeds het geval was, blijft het evenwel moeilijk de gezondheidskundige implicaties vast te stellen van de vaak zeer lokale en tijdelijke toename door houtstook in de luchtverontreiniging. Een belangrijk instrument om de uitstoot van houtkachels te beperken is het stellen van typekeuringseisen. De thans geldende Europese normering wordt momenteel geëvalueerd in het kader van de Ecodesign richtlijn in de EU. De ook internationaal levende behoefte (bijvoorbeeld in landen als Duitsland, Oostenrijk en de Scandinavische landen) om de bestaande eisen aan te scherpen, zal ik graag ondersteunen. Naar verwachting zal in 2011/2012 besluitvorming plaats vinden over nieuwe normering.
Bent u bereid de zeezoutaftrekregeling te herzien, zoals geadviseerd wordt, omdat er naar nu blijkt veel minder zeezout in de lucht zit dan werd verondersteld op het moment van de totstandkoming van die aftrekregeling? Zo nee, waarom niet?
De resultaten uit het onderzoek over de concentratiebijdragen van zeezout aan de fijn stofconcentraties geven aanleiding om de bestaande aftrekregeling te herzien. Ik heb het RIVM gevraagd om na te gaan (a) hoe op basis van de nieuwe inzichten de methodiek om de hoogte van de zeezoutaftrek vast te stellen, zou kunnen worden aangepast, en (b) of de thans beschikbare meetgegevens reeds voldoende zijn om die nieuwe methodiek toe te passen. Zodra gebruik van de nieuwe methodiek op verantwoorde wijze mogelijk is, zal ik de regelgeving op dit punt aanpassen.
Acht u het waarschijnlijk dat de EU de regels voor de zeezoutaftrek gaat herzien, nu blijkt dat de aannames daaromtrent niet correct blijken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u daarop anticiperen?
De EU heeft geen specifieke methoden voorgeschreven hoe bij toetsing van concentraties aan de grenswaarden bepaalde natuurlijke bijdragen zoals zeezout buiten beschouwing kunnen worden gelaten. Lidstaten mogen zelf bepalen hoe op een voldoende onderbouwde manier invulling wordt gegeven aan aftrek van natuurlijke bronbijdragen. De Europese Commissie heeft de toepassing van de huidige Nederlandse aftrekregeling voor zeezout geaccepteerd. Als voor Nederland op basis van de nieuwe inzichten een nieuwe en verbeterde methodiek gaat worden toegepast, zal dit worden gemeld aan de Europese Commissie.
Kleine zorginstellingen voor vertandelijk gehandicapten en psychiatrische patiënten die failliet dreigen te gaan door subsidiestop op persoonsgebonden budget |
|
Henk van Gerven (SP), Renske Leijten (SP) |
|
Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel «Wij gaan failliet», waarin zorgboerderij «In ’t zadel» de noodklok luidt vanwege de subsidiestop op persoongsgebonden budgetten (pgb)?1
Het artikel meldt dat zorgboerderij In ’t Zadel op korte termijn failliet dreigt te gaan door de abrupte landelijke subsidiestop op het pgb. De landelijke subsidiestop op het pgb is tijdelijk vanaf 1 juli tot het eind van dit jaar en alleen voor cliënten die voor het eerst een pgb aanvragen. Zorgboerderij In »t Zadel stond al vóór de afkondiging van de tijdelijke subsidiestop in de rode cijfers. Aangezien de subsidiestop op het pgb niet geldt voor pgb-houders, die al bij zorgboerderij In ’t Zadel in zorg zijn, zijn deze problemen niet ontstaan door de tijdelijke pgb-stop.
Hoeveel zorgboerderijen zijn er die vooral werken met verstandelijk gehandicapten en psychiatrische patiënten?
Uit onderzoek blijkt dat het aantal zorgboerderijen in de loop der jaren aanzienlijk is gestegen. Voor 2010 zijn er 762 zorgboerderijen bekend (bron: www.zorgboeren.nl). Van de in totaal 762 zorgboerderijen in Nederland werken 561 zorgboerderijen vooral met verstandelijk gehandicapten en 431 zorgboerderijen met cliënten met een psychische hulpvraag.
Hoeveel zorgboerderijen zijn door de pgb-perikelen in de problemen gekomen?
Bij mijn weten is er nog geen zorgboerderij door de pgb-perikelen in de problemen gekomen. Zie ook mijn antwoord op vraag 1, waarbij ik aangeef dat de problemen bij zorgboerderij In ’t Zadel niet zijn ontstaan door de tijdelijke pgb-stop.
Zijn het vooral deze zorgboerderijen die te lijden hebben van de pgb-problemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u ondernemen om te voorkomen dat deze waardevolle vorm van zorg verdwijnt?
Het zijn vooral potentiële budgethouders die niet tot een van de uitzonderingsgroepen behoren die de gevolgen ondervinden van de pgb-subsidiestop.
Bij zorgboerderijen is het van belang onderscheid te maken tussen zorgboerderijen die dagbesteding leveren en zorgboerderijen waar ook gewoond wordt. Woonzorgboerderijen zijn wooninitiatieven die onder de uitzonderingsgroep van de stop op de pgb-toekenningen kunnen vallen. De zorgboerderijen die dagbesteding leveren, kunnen met de toekenningenstop te maken krijgen voor hun cliënten die voor het eerst een pgb aanvragen. Voor bestaande pgb-houders die zij in zorg hebben, verandert er niets. Zij behouden hun pgb.
Zorgboerderij In ’t Zadel is een zorgboerderij die dagbesteding levert en ook verblijf biedt.
Verder verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 5.
Wat is het alternatief voor deze vorm van zorg als zorgboerderijen het afvalputje vormen van de geestelijke gezondheidszorg (GGZ), omdat deze zorgboerderijen «mensen opvangen die nergens anders kunnen aarden of niet passen in het concept van een instelling»?2
Het rapport Marktperspectief zorgboerderijen in Nederland van Stichting Green Valley (september 2008) geeft aan dat «de financieringsvormen van verleende zorg op zorgboerderijen verschillend zijn en onder te verdelen zijn in de navolgende categorieën:
Uit de analyse van beschikbare gegevens blijkt duidelijk dat de grotere bedrijven veelal onderdeel zijn van een zorginstelling en/of over een eigen AWBZ-erkenning beschikken. De hoofdmoot van cliënten bij de kleinere bedrijven beschikt over een pgb. Het beschikbare cijfermateriaal is evenwel niet voldoende gespecificeerd om meer nauwkeurige uitspraken te doen over de verdeling van de omzet over deze categorieën.».
Voor nieuwe pgb-aanvragers is het alternatief de zorg in natura te ontvangen. Zij kunnen geplaatst worden in een zorgboerderij die onder de categorieën 2., 3. en 4. vallen.
Het rapport Marktperspectief zorgboerderijen in Nederland geeft tevens aan dat «uit een casestudy bij een beperkt aantal zorgboerderijen bleek dat de bezettingsgraad slechts 47% was. Enerzijds is dat toe te schrijven aan cliënten die niet op komen dagen, of met verlof of ziek zijn; aan de andere kant is er kennelijk nog ruimte om meer cliënten te ontvangen.».
Hieruit concludeer ik dat de zorgboerderijen geen wachtlijsten kennen en deze waardevolle vorm van zorg niet verdwijnt. Door mix aan financiering zal als gevolg van de subsidiestop op het pgb het merendeel van de zorgboerderijen niet verdwijnen.
Hoeveel zorgboerderijen zijn het afgelopen jaar failliet gegaan door de bezuinigingen in de AWBZ en/of pgb-perikelen? Hoe is de situatie nu in vergelijking tot uw antwoorden op eerdere vragen toen uw voorganger stelde dat faillissementen van zorgboerderijen geen trend waren?3
Voor wat betreft uw eerste vraag verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 3.
In reactie op uw tweede vraag geef ik u aan dat van een trend nog steeds geen sprake is. Cliënten met een pgb die al in zorg zijn bij een zorgboerderij, behouden hun pgb. Zorgboerderijen kunnen tot eind van dit jaar alleen geen nieuwe cliënten met een pgb aantrekken. Voor woonzorgboerderijen geldt dat in het geval een van de cliënten door omstandigheden niet meer aan het initiatief kan deelnemen (bijvoorbeeld als gevolg van verhuizing of overlijden), de overige individuele cliënten aan het zorgkantoor dienen aan te geven dat de continuïteit van de zorgverlening in gevaar komt als aan de aspirant bewoner geen pgb wordt toegekend. In dit licht is de uitzondering ook alleen van toepassing op cliënten met gebundelde pgb-subsidies die geen deel uitmaken van de reguliere exploitatie van (een keten van) zorg in natura aanbieders.
Het bericht van een groepsverkrachting door bewoners van een instelling voor licht vertandelijk gehandicapten |
|
Willie Dille (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Bewoners instelling verkrachten meisje»?1
Ja.
Ik realiseer mij dat het incident reeds meer dan een jaar geleden heeft plaatsgevonden. De reden dat ik nu pas inhoudelijk reageer is dat er zowel een onderzoek door het OM als door de Inspectie voor de Gezondheidszorg aan de orde was. De inspectie heeft gewacht met het afronden van haar onderzoek tot het politieonderzoek was beëindigd. Dit om te voorkómen met haar vragen het onderzoek van het OM in de wielen te rijden. De inspectie heeft mij onlangs over de uitkomsten van haar onderzoek geïnformeerd.
Deelt u de mening dat zoiets nooit mag plaatsvinden binnen een zorginstelling?
Seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt in onze samenleving – en dus ook binnen zorginstellingen – niet geaccepteerd. Helaas komen dergelijke incidenten toch voor in onze maatschappij, ook binnen zorginstellingen. Van zorgaanbieders worden extra inspanningen verwacht om veilige woon- en leefomstandigheden te bieden, onder andere door uitvoering van beleid dat gericht is op het voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Deelt u voorts de mening dat het toezicht binnen en op deze zorginstelling dus duidelijk tekort schiet?
Nee. Ik licht dit toe.
Het interne toezicht wordt primair uitgeoefend door de Raad van Toezicht van Cordaan. Hierover wordt in het jaardocument 2009 verantwoording afgelegd. De Raad van Toezicht heeft een Auditcommissies Zorg en een Auditcommissie Financiën. In 2009 is een evaluatie uitgevoerd en is de werkwijze verder geprofessionaliseerd. De positie van de Auditcommissie Zorg is inhoudelijk versterkt. Er is in het bijzonder aandacht besteed aan de ontwikkelingen in de zorg voor verstandelijk gehandicapten. Bovendien is een kwaliteitsraad met externe deskundigen ingesteld.
Daarnaast heeft Cordaan een intern systeem van visitatie. Het visitatieteam heeft in 2009 vijf locaties voor mensen met een verstandelijke beperking bezocht. De teamleden hebben 44 cliënten, begeleiders en verwanten op de domeinen van kwaliteit van bestaan bevraagd, zij proeven de sfeer en eten mee. In het verslag van het bezoek worden verbeterpunten vastgelegd. In het kwaliteitsjaarverslag 2009 legt Cordaan verantwoording af van de verbeterpunten en resultaten op de 8 onderdelen van het Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg.
In 2009 en in de eerste helft van 2010 heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg op twee manieren toezicht gehouden op de sector Verstandelijk Gehandicaptenzorg van Cordaan. In de eerste plaats is er in het kader van thematisch toezicht tweemaal een aangekondigd bezoek gebracht. Daarnaast heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg in het kader van incidententoezicht een onaangekondigd bezoek aan de instelling afgelegd.
Op grond van deze informatie ben ik niet van mening dat het toezicht binnen en op deze zorginstelling tekort schiet.
Op wat voor wijze gaat u de betrokkenen benaderen en wat zijn de gevolgen?
Cordaan heeft dit incident zelf gemeld bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Gelet op de complexiteit van het incident en de mogelijke strafrechtelijke implicaties voor de verdachten, waaronder twee cliënten van Cordaan, is voorrang gegeven aan een ongehinderde uitvoering van het politie-onderzoek.
Conform de Leidraad Meldingen heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg aan Cordaan gevraagd een onderzoek naar dit incident te doen. Dit onderzoek zal geruime tijd in beslag nemen. Ondertussen zal Cordaan de inspectie periodiek een voortgangsrapportage doen toekomen. De inspectie heeft vastgesteld dat Cordaan zich in de eerste voortgangsrapportage in voldoende mate heeft verantwoord over de geleverde zorg en begeleiding aan de direct en indirect betrokken cliënten, cliëntvertegenwoordigers en medewerkers. Bovendien heeft Cordaan inzicht gegeven in de maatregelen die tot nu toe zijn genomen. In de rapportage zijn de resultaten nog niet zichtbaar gemaakt, dat zal wel in de volgende voortgangsrapportage gebeuren.
Kunt u garanderen dat zoiets nooit meer gaat plaatsvinden in de toekomst? Zo nee waarom niet?
Nee, het is niet mogelijk om 100% veiligheid te garanderen. Zie ook antwoord vraag 2.
Hoe verklaart u dat een meisje kan weglopen uit een gesloten instelling?
Jongeren verblijven in een gesloten jeugdinstelling op basis van een machtiging van de kinderrechter. De instellingen voor gesloten jeugdzorg stellen binnen zes weken na binnenkomst een behandelplan op. Het doel van de behandeling is terugkeer naar de samenleving. Verlof maakt onderdeel uit van de behandeling. Gesloten jeugdzorg betekent dus niet dat jongeren permanent opgesloten zitten.
Het behandelplan bevat ook afspraken over het verlof van de jongere. De instellingen voor gesloten jeugdzorg maken voorafgaand aan verlof een risicotaxatie en verloven worden geëvalueerd.
Het bericht "Uitkeringsfraude Deventer" |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht «Uitkeringsfraude Deventer» naar aanleiding van een vonnis van de politierechter te Zutphen?1
Ja. Overigens betreft het een vonnis van de politierechter te Zwolle en niet te Zutphen.
Kunt u aangeven hoe het mogelijk is dat een echtpaar ten onrechte een bedrag van maar liefst € 99.000 aan bijstandsuitkering heeft kunnen ontvangen, voordat het uiteindelijk door middel van een anonieme tip tegen de lamp is gelopen?
Ik ben van mening dat het verzwijgen van bezit om een uitkering te kunnen ontvangen verwerpelijk is.
Fraude vormt daarnaast een risico voor het draagvlak voor het stelsel van sociale zekerheid («goeden lijden onder de kwaden»). Het uitgangspunt is dat fraude niet mag lonen.
Sinds de invoering van de WWB in 2004 ligt de bevoegdheid om invulling te geven aan het gemeentelijke handhavingsbeleid volledig bij de gemeenten. De keuze om in individuele gevallen al dan niet nader onderzoek te doen is dan ook aan de gemeente. Op grond van de WWB mag ik niet in deze besluitvorming treden.
Verder verwijs ik kortheidshalve naar de brief aan de Tweede Kamer van 4 december 2009, kenmerk 17 050, nr. 394 over de aanpak van fraude met WWB-uitkeringen en het terugvorderingsbeleid van de gemeenten.
In dit concrete geval is de zaak onderzocht naar aanleiding van een anonieme tip. Uit het feit dat deze zaak lange tijd buiten beeld heeft kunnen blijven, kan worden afgeleid dat het betrokken echtpaar het bezit van onroerend goed buiten Nederland niet heeft gemeld en dit kennelijk jaren achtereen stil heeft weten te houden.
Verder gaat de gemeente Deventer de ten onterechte verstrekte uitkering, vermeerderd met wettelijke rente over de hoogte van het bedrag van de uitkering, geheel terugvorderen. Om deze reden heeft de gemeente inmiddels beslag laten leggen op bezittingen van het echtpaar.
Deelt u de mening dat de hardwerkende belastingbetalende burger nooit de dupe mag zijn van uitkeringsfraude en dat dus het gehele bedrag ad € 99.000 en de bijkomende kosten, vermeerderd met de wettelijke rente over € 99.000 moet worden teruggevorderd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de aan de frauderende man opgelegde werkstraf ter hoogte van 180 uur volstrekt belachelijk is gezien de aard en de omvang van de gepleegde strafbare feiten? Zo nee, waarom niet?
Ik treed niet in het oordeel van een onafhankelijke rechter.
Welke maatregelen gaat u nemen om er voor te zorgen dat een dergelijke straf, die niet eens als straf beschouwd mag worden, niet meer wordt opgelegd, maar dat de straf in verhouding staat tot het strafbare feit waarvoor men veroordeeld is?
Zie antwoord vraag 4.
Islamisering van het Haagse amateurvoetbal |
|
Joram van Klaveren (PVV), Sietse Fritsma (PVV), James Sharpe (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Marokkaanse leden plegen coup bij Haagse voetbalclub»?1
Ja.
Ontvangt voetbalclub GSC Esdo op enige wijze subsidie? Zo ja, hoeveel en met welk doeleinde?
Op dit moment is volgens de gemeente Den Haag geen sprake van een subsidierelatie tussen de gemeente Den Haag en de voetbalclub GSC ESDO. In het verleden heeft GSC ESDO wel een financiële bijdrage ontvangen, omdat zij bijdroeg aan het in dienst nemen van langdurig werklozen. Ook maakt deze voetbalclub geen deel uit van het programma Meedoen Alle Jeugd door Sport waarin negen sportbonden, waaronder de KNVB, ruim 500 sportverenigingen en elf gemeenten participeren om de sportdeelname onder de jeugd te verhogen.
Deelt u de opvatting dat er sprake is van islamisering van het Haagse amateurvoetbal nu blijkt dat er geen karbonaadjes meer kunnen worden besteld, etiketten van sterke drank en biertap worden afgeplakt en zelfs vrouwelijke vrijwilligers niet uitgenodigd worden voor het feest ter afsluiting van het voetbalseizoen bij deze Haagse voetbalclub? Zo nee, waarom niet?
De gemeente Den Haag heeft het bestuur van de vereniging om een reactie op de verhalen gevraagd. Het bestuur van GSC ESDO weerspreekt de bewering dat «er geen karbonaadjes meer kunnen worden besteld, etiketten van sterke drank en biertap worden afgeplakt en zelfs vrouwelijke vrijwilligers niet uitgenodigd worden voor het feest ter afsluiting van het voetbalseizoen bij deze Haagse voetbalclub». Tevens geeft het bestuur van GSC ESDO aan dat zij via haar website alle vrijwilligers en leden heeft uitgenodigd voor het feest.
Op basis van de verkregen informatie stel ik vast dat hier geen sprake is van een coup dan wel een integratieprobleem. Voorts houdt de vereniging zich volgens de gemeente aan de lokale wet- en regelgeving en gedraagt zij zich als een goed huurder. Overigens wil ik er nog op wijzen dat de geschetste problematiek een lokale verantwoordelijkheid betreft.
In hoeverre bent u van mening dat er met deze coup sprake is van een positieve ontwikkeling voor wat betreft de integratie van Marokkanen in de Nederlandse samenleving?
Zie antwoord vraag 3.
Het vertrek van MSD |
|
Bruno Braakhuis (GL) |
|
Maria van der Hoeven (minister economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het vertrek van een groot deel van het farmaciebedrijf MSD-Oss?
Ik betreur de aangekondigde inkrimping ten zeerste, met name voor het betrokken personeel en hun gezinnen. Ook voor de kennispositie op het gebied van geneesmiddelenonderzoek en -ontwikkeling betekent het vertrek van de R&D-activiteiten een fors verlies voor Nederland.
Het is van groot belang om nu actief te werken aan behoud van deze kennis, en te bezien hoe met het personeel actief werkgelegenheid in de regio kan worden behouden. Hiertoe zijn al werkgroepen gestart, zoals in de brief van 15 juli jl., die ik, mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, aan uw Kamer heb gestuurd, is verwoord.
Was u op de hoogte van de plannen van MSD om een groot deel van haar activiteiten uit Nederland terug te trekken? Zo ja, hoe lang al en welke pogingen heeft u eventueel ondernemen om dit bedrijf voor Nederland te behouden?
Tussen de farmaceutische industrie en de overheid vinden al veel langer regelmatige contacten plaats. Bedrijfsleven en overheid hebben hierbij een eigen verantwoordelijkheid, maar hebben wel regelmatig afstemming, ook bijvoorbeeld over internationale ontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de bedrijven.
Direct na de aankondiging van de overname van Schering Plough door Merck in 2009 zijn vanuit de overheid de contacten met beide hoofdvestigingen van MSD in Nederland geïntensiveerd. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en ik hebben daartoe o.a. gesproken met de heer Hassan, voormalig CEO van Schering Plough. Ook zijn er contacten gelegd op CEO-niveau bij Merck, zowel schriftelijk als telefonisch. Vanuit Merck werd in die tijd aangegeven dat men nog druk bezig was na te denken over een nieuwe strategie en dat men medio 2010 met nadere informatie zou komen.
De gesprekken met MSD waren er op gericht dat de Nederlandse onderdelen van MSD zich zo goed mogelijk zouden presenteren in de geplande wereldwijde herstructurering en het aanpakken van eventuele knelpunten. Deze contacten concentreerden zich met name op het in kaart brengen van de sterke en zwakke punten van Nederland en hoe de vestigingen in Nederland het beste in konden spelen op de samenvoeging van activiteiten van Schering Plough en MSD. Dat deze contacten gewaardeerd werden, bleek wel uit het feit dat de minister van VWS en ik betrokken waren bij de opening van nieuwe activiteiten in Haarlem en in Oss.
Deze intensieve contacten worden ook nu voortgezet. Zo heb ik telefonisch contact met de CEO van Merck in de VS. Daarnaast zijn werkgroepen ingesteld, gericht op het behoud van werkgelegenheid en kennis, zoals in mijn antwoord op vraag 1 sub 2010Z10485 uiteengezet heb (zie ook de brief aan uw Kamer van 15 juli jl).
Bent u bereid te analyseren welke factoren ten grondslag liggen aan het vertrek van dit zeer kennisintensieve bedrijf uit Nederland, zodat er lering uitgetrokken kan worden?
Vanuit het Ministerie van EZ is constant aandacht voor het versterken van het vestigingsklimaat. Goed inzicht in de relatieve positie is daarbij van groot belang. Daarbij wordt gebruik gemaakt van internationale vergelijkingen, maar ook van bilaterale contacten met bedrijven.
Bekend is dat Nederland in internationaal perspectief goed scoort op het terrein van logistiek/geografische ligging, fiscaal klimaat, omgevingsfactoren en ondernemingsklimaat.
Dit beeld wordt ook bevestigd in de contacten met MSD. Daarnaast was men voor haar type activiteiten met name positief over de goed gedocumenteerde patiëntengroepen, de vaardige medische onderzoekers en de hoogwaardige onderzoekinfrastructuur. Natuurlijk zag MSD ook verbeterpunten. Zo wenste men hogere en meer structurele financiering van R&D-activiteiten. MSD noemde daarnaast als belemmeringen de kleine thuismarkt en de regelgeving. Bij de regelgeving gaat het met name om de medisch/ethische toetsing van klinisch onderzoek en de opname van nieuwe medicijnen in het vergoedingensysteem. Inmiddels is op het gebied van regelgeving actie ondernoemen door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Het huidige besluit van Merck is vooral ingegeven door bredere strategische belangen op concernniveau, gezien het feit dat ook de R&D-activiteiten in andere Europese landen worden stopgezet en verplaatst naar de VS. Dit neemt niet weg dat het kabinet sterk zal blijven inzetten op een sterk vestigingsklimaat met specifieke aandacht voor de farmaceutische industrie.
Welke actie gaat u ondernemen om te voorkomen dat meer kennisintensieve bedrijven zich uit Nederland terugtrekken?
Nederland blijft een aantrekkelijke vestigingsplaats voor R&D-activiteiten. Uiteraard heeft het vestigingsklimaat de continue aandacht van het kabinet, zowel om R&D in Nederland te behouden als om deze aan te trekken vanuit het buitenland. Dat dit effect heeft, blijkt wel uit de vestiging van het hoofdkantoor van Danone in Nederland en de keuze van Wärtsilä bij een grootscheepse reorganisatie om juist wel de R&D-activiteiten in Nederland te behouden. Ook de overname van Océ door Canon getuigt van vertrouwen in het Nederlandse R&D-klimaat.
Wat gaat u doen om de innovatiekoplopersbelofte hard te maken en dus juist een aantrekkelijk vestigingsklimaat in Nederland voor innovatie en Research & Development te creëren?
Zie antwoord vraag 4.
Wat gaat u doen om het verlies aan kennisintensieve banen te compenseren?
Het kabinet beseft dat de plannen voor de getroffen medewerkers hard aankomen. Voor hen breekt nu een onduidelijke tijd aan. Zoals in de brief aan uw Kamer van 15 juli jl. is aangegeven, vindt tussen veel partijen overleg plaats om de werkgelegenheid en kennis zoveel mogelijk te behouden. Hiertoe zijn twee werkgroepen ingesteld, zoals eerder aangegeven in mijn antwoord op vraag 1 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009-2010, nr. 2929). De rol van de overheid ligt primair bij het ondersteunen van dit proces. Daarnaast zal de overheid haar instrumentarium actief inzetten om met ontslag bedreigde werknemers naar werk te begeleiden. Hierbij zal ook nauw samengewerkt worden met MSD.
Wat gaat u doen om de getroffen mensen en gezinnen te helpen?
Zie antwoord vraag 6.
De toename van het aantal gevallen van diefstal met geweld met meer dan een kwart |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Cijfers criminaliteit blijven gelijk»?1
Ja.
Klopt het dat er sprake is van een forse toename van diefstal met geweld, namelijk 26% ten opzichte van 2008, en dat er ten opzichte van 2008 vorig jaar 18 procent meer gewapende overvallen waren? Zo nee, wat zijn de correcte cijfers?
Uit recente cijfers van het CBS blijkt dat het aantal geregistreerde misdrijven in Nederland in 2009 ongeveer op hetzelfde niveau lag als in 2008. Er is daarbij wel sprake van verschillen tussen de categorieën misdrijven. Zo daalde bijvoorbeeld het aantal vernielingen met bijna 10 procent, maar nam het aantal diefstallen met geweld met 26% procent toe. Uit cijfers van de landelijk overvalcoördinator blijkt, dat het aantal overvallen in 2009 met 21% is gestegen ten opzichte van 2008 (van 2 395 naar 2898). In de eerste zes maanden van 2010 is aantal overvallen met 6% gedaald ten opzichte van dezelfde periode in 2008.
Deelt u de mening dat het gelijk blijven van het aantal geregistreerde misdrijven onacceptabel is, zeker wanneer blijkt dat het aantal ernstige misdrijven, als bijvoorbeeld gewapende overvallen, stijgt? Zo nee, waarom niet?
Ik zet mij in om het aantal misdrijven terug te dringen. Om de stijgende lijn in het aantal overvallen te keren, is in 2009 de Taskforce Overvallen ingesteld. In deze Taskforce werken overheid en bedrijfsleven samen om het aantal overvallen te verminderen. Dit heeft ertoe geleid dat het aantal geregistreerde overvallen in de eerste zes maanden van 2010 met 6% is gedaald.
Hoe staat het met de werkgroep, die u van plan was in te stellen, om te onderzoeken hoe de overvallers gestopt kunnen worden? Deelt u de mening dat het nu te laat is voor onderzoek en dat er direct actie dient te worden ondernomen? Zo nee, waarom niet?2
Ter aanvulling op de kennis die over overvallen in de regio’s bestaat, heeft de Taskforce Overvallen aan professor Fijnaut van de Universiteit van Tilburg gevraagd onderzoek te doen naar de effectiviteit van maatregelen gericht tegen de overvalcriminaliteit. Daarbij wordt ook onderzocht welke maatregelen in de aanpak van overvallen wellicht aanvullend moeten worden ontwikkeld. De Taskforce verwacht in september 2010 de uitkomsten van dit onderzoek beschikbaar te hebben.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat de volgende cijfers die Nederland onder ogen krijgt een daling van de criminaliteit laten zien?
Met het project Veiligheid begint bij Voorkomen is een stevige impuls gegeven aan het terugdringen van de criminaliteit in Nederland. In de afgelopen drie jaar zijn goede resultaten geboekt. De criminaliteit is afgenomen, in de recidive onder ex-gedetineerden en jeugdige daders is een kentering ten goede gekomen en het aantal zeer actieve volwassen veelplegers is afgenomen. De resultaten van het beleid bevestigen dat dit de goede weg is. Om de criminaliteit verder terug te dringen lopen op dit moment een aantal proeftuinen winkelcriminaliteit, onder andere gericht tegen mobiele bendes en maakt de Taskforce Overvallen werk van de aanpak van de overvalcriminaliteit.
Deelt u de mening dat het invoeren van minimumstraffen en hogere gevangenisstraffen de enige juiste oplossing is, aangezien daar een afschrikkende werking van uitgaat en (potentiële) daders dan wel twee keer nadenken voordat zij overgaan tot het plegen van dergelijke strafbare feiten?
Ik heb geen aanwijzingen dat de door het Openbaar Ministerie geëiste straffen niet in overeenstemming zijn met de ernst van het gepleegde delict. Ik zie dan ook geen aanleiding om er bij het Openbaar Ministerie op aan te dringen om hogere straffen te eisen. De hoogte van de straf wordt door de rechter bepaald.
Overigens concludeert prof.mr. P.J.P. Tak in zijn onlangs verschenen onderzoek «De minimumstraf opnieuw bezien. Een geactualiseerde beknopte rechtsvergelijking», dat er over de effecten van minimumstraffen op de ontwikkeling van criminaliteit en op de beleving van het veiligheidsgevoel bij burgers zo goed als niets bekend is en dat geen onderzoek bekend is dat aantoont dat de invoering van minimumstraffen tot minder criminaliteit of recidive leidt.
De grootschalige ontslagen bij MSD/Organon te Oss |
|
Hans Spekman (PvdA), Mariëtte Hamer (PvdA) |
|
Maria van der Hoeven (minister economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Massaontslag bij MSD in Oss»?1
Ja.
Deelt u de mening dat zo’n grootschalig verlies van werkgelegenheid in deze regio bijzonder zorgwekkend is en dat snel handelen noodzakelijk is om de schade te beperken? Zo nee, waarom niet?
Ja. Daarom is het ook goed dat, zoals in de brief van 15 juli jl., die ik, mede namens de minister van SZW, aan uw Kamer heb gestuurd, is aangegeven, overleg plaatsvindt tussen veel partijen – inclusief de overheid – om de werkgelegenheid en kennis zoveel mogelijk te behouden.
Wat gaat er op korte termijn gebeuren om ervoor te zorgen dat de mensen die vandaag hun baan verliezen, zo snel mogelijk weer aan de slag kunnen?
Op dit moment is nog niet duidelijk voor welke medewerkers boventalligheid ontstaat. Zoals in de brief aan uw Kamer van 15 juli jl. in nader detail is aangegeven, vindt tussen veel partijen overleg plaats om de werkgelegenheid en kennis zoveel mogelijk te behouden. Hiertoe zijn twee werkgroepen in het leven geroepen, zoals weergegeven in mijn antwoord op vraag 1 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 2929). Actieve inzet van het instrumentarium zal het kabinet daarbij nadrukkelijk meenemen.
Wordt door het UWV2 geanticipeerd op een grote toename van (hoogopgeleide) werkzoekenden in de betreffende regio?
Het UWV is reeds nauw betrokken, via de vestiging in Oss en het mobiliteitscentrum in Den Bosch, bij voorbereidende gesprekken. Inzicht in over welke medewerkers het gaat is noodzakelijk om acties richting arbeidsmarkt te ontwikkelen. MSD heeft aangegeven dat de benodigde informatie over de werknemers zal worden opgesteld ten behoeve van dienstverlening door UWV en overige (private) partijen. MSD zoekt de samenwerking met private en publieke partijen. Het UWV zoekt daarbij pro-actief de samenwerking op met gemeenten en andere partijen en denkt mee over mogelijke alternatieven.
Is het kabinet bereid om spoedig in contact te treden met de gemeente Oss om te kijken wat samen gedaan kan worden om deze klap op te vangen?
Zie mijn antwoord op vraag 1, (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 2929), aangaande de instelling van twee werkgroepen.
Het gebruik van rapedrug |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat in het uitgaansleven de «rapedrug» GHB weer opleeft?1
Ja.
Kloppen de feiten in dit bericht? Hoe staat u hier tegenover?
De feiten uit het bericht zijn correct, uit recente cijfers blijkt inderdaad dat het gebruik van GHB is toegenomen. Volgens de experts is de toename te verklaren uit het feit dat het middel populair is onder veel verschillende groepen.
De gesignaleerde toename van het gebruik van GHB baren mij zorgen gezien de risico’s die hiermee samenhangen.
Is er, gelet op de uitkomst van het onderzoek van het Trimbos instituut, waarnaar in het onderhavige bericht wordt verwezen, een verband met een mogelijk toegenomen hoeveelheid aangiftes op het gebied van aanranding en/of verkrachting?
Mij zijn geen gegevens bekend waaruit een toename van dergelijke aangiftes blijkt. Uit onderzoek uitgevoerd in opdracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport2 blijkt dat seksueel misbruik onder invloed van GHB niet vaak voorkomt.
Bent u van mening dat het huidige drugs(voorlichtings)beleid volstaat of dat dit moet worden aangepast naar aanleiding van de in het onderhavige bericht gepubliceerde uitkomsten van het onderzoekt?
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 11 september 2009 een hoofdlijnenbrief drugsbeleid aan uw Kamer heeft gestuurd. In maart 2010 is deze controversieel verklaard. Derhalve acht ik het niet opportuun om thans een voorschot te nemen op de discussie over het drugsbeleid naar aanleiding van de hoofdlijnenbrief.
Het mogelijk verdwijnen van banen bij het farmaceutisch bedrijf MSD in Oss |
|
Ad Koppejan (CDA) |
|
Maria van der Hoeven (minister economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de voorgenomen reorganisatie bij het farmaceutisch bedrijf MSD in Oss, waarbij meer dan de helft van de 4500 banen dreigt te verdwijnen?1
Ja.
Is het bericht waar dat MSD zowel de productie van vrijwel alle medicijnen als de onderzoeksafdeling verplaatst naar het buitenland? Kunt u aangeven welke directe en indirecte gevolgen dit heeft voor de werkgelegenheid in Noord-Brabant?
MSD heeft aangekondigd alleen de R&D-activiteiten in Oss te verplaatsen naar de VS, maar de productie in Oss te behouden. Dit treft overigens niet alleen Nederland. We hebben hier te maken met een consolidatieproces van wereldwijde omvang. R&D-werkzaamheden zullen in de komende twee jaar op 8 locaties wereldwijd worden beëindigd. Verschillende sites in de VS zelf worden geraakt. Buiten de VS heeft dit consolidatieproces van R&D-activiteiten gevolgen voor Canada, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Duitsland.
De productie blijft in Oss; wel zal een efficiencyslag plaatsvinden. Als gevolg van deze maatregelen gaan naar verwachting in Oss 2175 van de 4500 banen verloren, waarvan 1000 banen in R&D.
MSD heeft toegezegd om mee te zoeken naar het uitplaatsen van bestaande activiteiten. Op dit moment is nog niet duidelijk voor welke medewerkers boventalligheid ontstaat en welke via natuurlijk verloop het bedrijf voor die tijd zullen verlaten.
Bent u bereid om in contact te treden met MSD om te vernemen welke motieven ten grondslag liggen aan de verplaatsing van activiteiten uit Nederland en de Kamer hierover op korte termijn te informeren? Kunt u daarbij aangeven in hoeverre er sprake is van een «level playing field» met de landen waarnaar activiteiten worden verplaatst?
Bekend is dat Nederland in internationaal perspectief goed scoort op het terrein van logistiek/geografische ligging, fiscaal klimaat, omgevingsfactoren en ondernemingsklimaat. MSD heeft dit ook altijd bevestigd. Daarnaast was men voor haar type activiteiten met name positief over de goed gedocumenteerde patiëntengroepen, de vaardige medische onderzoekers en de hoogwaardige onderzoekinfrastructuur. Natuurlijk zag MSD ook verbeterpunten. Zo wenste men hogere en meer structurele financiering van R&D-activiteiten. MSD noemde daarnaast als belemmeringen de kleine thuismarkt en de regelgeving. Bij de regelgeving gaat het met name om de medisch/ethische toetsing van klinisch onderzoek en de opname van nieuwe medicijnen in het vergoedingensysteem. Inmiddels is op het gebied van regelgeving actie ondernoemen door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Zoals ik ook heb aangegeven in de brief van 15 juli jl. (kamerstuk 29 544, nr. 255), die ik, mede namens de minister van SZW, aan uw Kamer heb gestuurd, zijn er al langer contacten met MSD over de mogelijke gevolgen van de overname.
Het huidige besluit van Merck is vooral ingegeven door bredere strategische belangen op concernniveau, gezien het feit dat ook de R&D-activiteiten in andere Europese landen en in Canada worden stopgezet en verplaatst naar de VS. Ook worden R&D-sites in de VS zelf beëindigd. Dit neemt niet weg dat het kabinet sterk zal blijven inzetten op een sterk vestigingsklimaat met specifieke aandacht voor de farmaceutische industrie.
Welke mogelijkheden ziet u om door middel van verbetering van het vestigingsklimaat banen voor de regio te behouden of alternatieve werkgelegenheid te creëren?
Er vindt tussen veel partijen, zowel het rijk, de provincie en gemeente Oss, als vanuit MSD en andere partijen, overleg plaats om werkgelegenheid en kennis te behouden.
De rol van de overheid ligt primair bij het ondersteunen van dit proces. Daarnaast zal de overheid haar instrumentarium binnen de geldende Europese regels actief inzetten om met ontslag bedreigde werknemers naar werk te begeleiden. Hierbij zal ook nauw samengewerkt worden met MSD. Onder leiding van de gedeputeerde economie van de provincie Noord-Brabant is hiertoe een werkgroep ingesteld, zoals reeds aangegeven is het antwoord op vraag 1 (Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 2929).
Welke mogelijkheden biedt het Europees Globaliseringfonds om de werknemers van MSD via omscholing nieuw perspectief te bieden? Bent u bereid om een aanvraag voor financiële steun uit het Globaliseringsfonds actief te ondersteunen?
Het Europees Globaliseringsfonds kan actieve arbeidsmarktmaatregelen financieren, die speciaal bedoeld zijn om ontslagen werknemers weer aan het werk te helpen. Het Ministerie van SZW kan een aanvraag indienen bij de Europese Commissie als aan de criteria van de verordening kan worden voldaan. De mogelijkheid om een aanvraag in te dienen wordt de komende periode uitgewerkt in samenwerking met MSD.
Bent u bereid om zich (mede) in te zetten om de kennis en het vakmanschap van werknemers die met ontslag worden bedreigd voor het bedrijf en/of de regio te behouden en te voorkomen dat werknemers massaal in de WW belanden? Welke maatregelen gaat u hiertoe samen met de werkgever treffen?
Werknemers die hun baan verliezen, zullen worden geholpen bij het zoeken naar een andere baan. Zoals ook al in mijn brief, mede namens de minister van SZW, d.d. 15 juli jl. is aangegeven, is het UWV via de vestiging in Oss en het mobiliteitscentrum in Den Bosch reeds enkele weken betrokken bij voorbereidende gesprekken. De komende periode zal duidelijk worden wat het mobiliteitscentrum (netwerk van UWV met gemeenten en private partijen als uitzendbureaus) concreet kan betekenen bij het begeleiden van dit proces.
Zoals eerder aangegeven zijn er inmiddels ook twee werkgroepen ingesteld, mede gericht op het behoud van werkgelegenheid (zie het antwoord op vraag 1, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 2929).
Medische zorg aan asiekzoekers |
|
Khadija Arib (PvdA), Jeroen Dijsselbloem (PvdA), Hans Spekman (PvdA) |
|
Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht over het overlijden van een Somalische zwangere vrouw in het asielzoekerscentrum te Leersum?1en2
Ja.
Wat is uw mening over het bericht dat de huisarts deze zwangere vrouw, ondanks de pijn die zij had, anderhalf uur op het spreekuur heeft laten wachten?
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) stelt een onderzoek in naar het tragische incident. In afwachting van dit onderzoek doe ik geen uitspraken over de omstandigheden waaronder de vrouw is overleden.
Is het waar dat de huisarts een half uur per dag spreekuur houdt op het asielzoekerscentrum, en dat patiënten uren moeten wachten voordat zij aan de beurt zijn? Zo ja, hoe is de huisarts bereikbaar buiten het half uur dat hij spreekuur houdt? Is dit halfuurspreekuur in de regel voldoende voor de zorgvraag in het centrum? Kunnen patiënten dezelfde dag terecht bij de huisarts? Zo nee, hoe lang bedraagt de wachttijd?
Uitgangspunt van het zorgmodel voor asielzoekers is dat de zorg zoveel mogelijk aansluit bij de reguliere zorg voor ingezetenen van Nederland. Dat betekent dat een asielzoeker zelfstandig contact kan opnemen met de huisarts die de zorg aan het betreffende centrum levert. Indien een asielzoeker daartoe niet in staat is, dan heeft hij/zij de mogelijkheid het inloopspreekuur op lokatie te bezoeken. In het zorgmodel is tevens geborgd dat een asielzoeker 24 uur per dag en 7 dagen per week ook toegang heeft tot de zorg via de Praktijklijn van het Gezondheidscentrum asielzoekers (GCA).
Op azc Leersum zijn vier inloopspreekuren per week van 9.00 uur tot 9.30 uur. De inloopspreekuren worden gehouden door de Praktijkondersteuners asielzoekerszorg van de huisarts (POHA). In deze inloopspreekuren wordt door de POHA’s ingeschat of een vervolgafspraak nodig is. In dat geval wordt voor dezelfde dag nog een vervolgafspraak met de POHA’s gemaakt. Wanneer een huisartsenconsult nodig is, wordt in de locale huisartsenpraktijk van de gecontracteerde huisarts een afspraak gepland. Wanneer er sprake is van spoed, kunnen asielzoekers diezelfde dag bij de huisarts terecht, of bezoekt de huisarts het azc voor een spoedvisite.
Ontvangen huisartsen nog steeds een dubbel tarief voor medische zorg aan asielzoekers? Zo ja, waarom is de afspraak met de Kamer op 16 december 2008, namelijk dat zorgverzekeraar Menzis per 1 januari 2010 een overeenkomst zou sluiten met het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) over de medische zorg asielzoekers, niet gehaald en gebeurt dit pas in de zomer van 2010?
Huisartsen ontvangen een bedrag per ingeschreven asielzoeker. Dit is een door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZA) vastgesteld tarief dat hoger ligt dan het bedrag dat zij voor «reguliere» patiënten ontvangen. Bij brief van 18 juni 20103 heb ik uw Kamer meegedeeld dat in 2011 via het Huisartseninformatiesysteem precieze productiecijfers beschikbaar komen. Deze cijfers vormen input voor de gesprekken met NZA om eventueel de tarieven aan te passen.
Hoe is de medische zorg voor asielzoekers buiten kantooruren en in weekenden geregeld? Welke protocollen worden gevolgd ingeval er binnen de asielzoekerscentra een beroep wordt gedaan op huisartsen of andere vormen van medische zorg, met name in acute situaties?
De zorg buiten kantoortijden en in de weekenden is voor asielzoekers geregeld via de Praktijklijn GCA. De asielzoeker kan 7 dagen per week en 24 uur per dag zelfstandig of met behulp van een derde contact opnemen met deze Praktijklijn-GCA. De Praktijklijn-GCA is opgezet als een landelijk callcentrum voor asielzoekers. Alle medische zorgvragen worden door de Praktijklijn-GCA telefonisch voorgelegd aan de plaatselijke huisartsenpost. De door de huisartsenpost gegeven adviezen worden dan rechtstreeks aan de asielzoeker teruggekoppeld. Zo nodig wordt daarbij een tolk ingeschakeld. Afhankelijk van de ernst van de klacht kan de asielzoeker naar de huisartsenpost komen of kan de dienstdoende huisarts bij de asielzoeker langsgaan. De protocollen zoals gehanteerd in de reguliere zorg zijn ook van toepassing op asielzoekers. In acute situaties kan rechtstreeks met het alarmnummer 112 worden gebeld.
Is het waar dat in dit geval een ambulance is gebeld en dat het een uur duurde voordat de ambulance er was? Is het waar dat de ambulancezorgverleners tot de conclusie zijn gekomen dat het niet nodig was deze zwangere vrouw te helpen? Welke argumenten werden hiervoor gebruikt?
Ja, er is een ambulance gebeld. In afwachting van het onderzoek door de IGZ doe ik daarover geen nadere uitspraken.
Is het waar dat de taalbarrière als argument werd gebruikt om de zwangere vrouw niet te helpen? Deelt u de mening dat het voor de hand ligt dat asielzoekers in asielzoekerscentra de taal nog niet spreken, en dat dit een probleem is dat via tolken kan en moet worden opgelost, zoals ook in het verleden het geval was? Deelt u de mening dat taal, communicatie of culturele factoren nooit en te nimmer een argument kunnen zijn zorg te weigeren of minder zorg te leveren dan nodig of gangbaar is? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat een taalprobleem geen alibi is om zorg te weigeren of minder/andere zorg dan gebruikelijk te geven?
Ook hier geldt dat ik in afwachting van het onderzoek van de IGZ geen uitspraken doe over de omstandigheden waaronder de vrouw is overleden. Het is in de gezondheidszorg de verantwoordelijkheid van de zorgverlener er voor te zorgen dat bij problemen met taal en communicatie een tolk wordt ingeschakeld. Ik verwijs hier onder meer naar de in 2005 door verschillende zorgorganisaties vastgestelde veldnormen voor de inzet van tolken in de gezondheidszorg.
Vindt u het menswaardig dat een zieke zwangere vrouw de nacht moest doorbrengen op een matras op de gang, zonder dat een zorgverlener naar haar omkeek? Is dit gebruikelijk bij medische zorg aan asielzoekers? Zo nee, hoe verklaart u de hele gang van zaken rondom de dood van de zwangere vrouw?
Zie antwoord vraag 7.
Is het waar dat het Openbaar Ministerie een onderzoek instelt naar de dood van de zwangere vrouw? Zo ja, worden de bewoners die dit overlijden van dichtbij mee hebben gemaakt, gehoord? Deelt u de mening dat deze bewoners als getuigen dienen te worden gehoord? Wanneer wordt het onderzoek afgerond?
Het Openbaar Ministerie is een onderzoek gestart naar aanleiding van het overlijden van de vrouw. Over de inhoud en de duur van dit onderzoek kunnen geen mededelingen worden gedaan.
Is er melding gedaan van dit overlijden bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg? Bent u bereid de Inspectie een onderzoek hiernaar te laten doen en daarbij niet alleen de zorgverleners en de medewerkers van het COA te horen, maar ook de bewoners die van dit geheel getuige waren?
Het overlijden is gemeld bij de IGZ. De IGZ beschouwt dit overlijden als een calamiteit en zal de melding conform de Leidraad Meldingen onderzoeken. De IGZ heeft inmiddels aan alle relevante partijen gevraagd om de Inspectie te rapporteren over hun feitelijke bemoeienis in deze casus en over de resultaten van het onderzoek dat ze hebben uitgevoerd. Op basis van deze informatie en op basis van eventueel aanvullend eigen onderzoek waarbij ook getuigen kunnen worden gehoord, zal de Inspectie een rapport opstellen dat in het najaar zal verschijnen.
Welke afspraken zijn precies gemaakt in de overgangsfase van Medische Opvang Asielzoekers (MOA) naar Menzis over de bereikbaarheid van huisartsen en andere vormen van acute zorg buiten kantooruren?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar vraag 5. Daarnaast is in de overgangsfase naar het huidige zorgmodel een Taskforce – bestaande uit vertegenwoordigers van het COA, Menzis en GGD Nederland – actief geweest, die, indien nodig, voortvarend maatregelen kon treffen om het zorgmodel goed te implementeren.
Kan aangegeven worden hoe huisartsen en andere zorgverleners in Nederland staan ten opzichte van de zorg voor asielzoekers? Hoe is de bereidheid om deze zorg te verlenen, met name onder huisartsen? Denkt u dat er een knelpunt zou kunnen bestaan bij huisartsen ten aanzien van het beslag dat de zorg voor asielzoekers legt op de tijd en praktijk van een huisarts? Kan een overzicht gegeven worden van de asielzoekerscentra in Nederland, met daarbij aangegeven hoeveel huisartsen en andere zorgverleners geacht worden aan bewoners in deze centra zorg te verlenen? Kan daarbij aangegeven worden hoeveel tijd en zorg per huisarts er in de afgelopen jaren is besteed aan zorg voor bewoners van asielzoekerscentra en welk aantal minimaal verwachte uren zorg te leveren door de huisarts is afgesproken?
De afspraken over de huisartsenzorg voor asielzoekers sluiten zoveel mogelijk aan bij de reguliere gezondheidszorg in Nederland. Aan iedere COA-locatie is minimaal een huisarts verbonden voor de huisartsenzorg. Afhankelijk van het aantal asielzoekers per locatie wordt huisartsenzorg geleverd door een groep of samenwerkingsverband van huisartsen. Op de meeste COA-locaties worden laagdrempelige inloopspreekuren gehouden door de Praktijkondersteuner Huisartsen voor Asielzoekerszorg (POHA). Deze werkt onder de directe verantwoordelijkheid van de huisarts. Het uitgangspunt is dat huisartsen de asielzoekers zien in de eigen praktijk, tenzij dit vanuit zorgoogpunt onverantwoord is. In overleg tussen COA en GCA wordt dan besloten dat zorg op locatie kan worden geboden. De gecontracteerde huisartsen en hun praktijkondersteuners zijn zeer betrokken bij de specifieke patiëntenpopulatie en bieden kwalitatief verantwoorde huisartsenzorg conform hun beroepsnormen en -standaarden. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen reguliere patiënten en asielzoekers.
De precieze normering ten aanzien van te leveren zorg is in de contractuele relatie tussen het COA en Menzis vastgelegd. Mocht het onderzoek van de IGZ daartoe aanleiding geven, dan zal ik de contractuering van de zorg nader bezien.
Exclusief verstrekte uitzendrechten van de inhuldiging van het Nederlands elftal |
|
Anouchka van Miltenburg (VVD) |
|
André Rouvoet (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport, minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «rechten inhuldiging bij SBS»?1
Ja, de KNVB heeft via een persbericht op vrijdagochtend 9 juli bekendgemaakt dat SBS6 de huldiging van het Nederlands elftal in beeld brengt (www.knvb.nl). SBS6 zendt alle thuiswedstrijden uit van het Nederlands elftal en in het verlengde daarvan hebben partijen afspraken gemaakt over de huldiging. Onderdeel van de huldiging is een boottocht door de grachten. Op de spelersboot is plaats voor één cameraploeg. Vrijdagmiddag 9 juli hebben SBS, NOS en de KNVB met elkaar afgesproken dat SBS6 en NOS de huldiging gezamenlijk in beeld brengen. Dit is een afspraak met gesloten beurzen. Zowel op SBS6 als op Nederland 1 is een uitzending van de huldiging te zien. Het signaal wordt door de partijen om niet beschikbaar gesteld aan derden voor radio, tv en internet.
Voor de details van de afspraken verwijs ik naar het persbericht2. Hierin geven alle partijen aan blij te zijn met deze oplossing. Partijen hebben met deze afspraken hun verantwoordelijkheid genomen voor goede verslaggeving voor het brede publiek.
Is het waar dat de KNVB exclusieve rechten heeft verstrekt aan SBS om tijdens de festiviteiten rond de inhuldiging van het Nederlands elftal de spelers en de staf te interviewen en te filmen? Zo ja, welk bedrag heeft de KNVB voor deze rechten gevraagd?
Zie het antwoord op vraag 1. SBS6 heeft wel exclusief de gelegenheid één-op»-één interviews te houden op het podium en in de ontvangstruimte van de KNVB op het museumplein. Op de boot is een «neutrale verslaggever» die voor SBS6 en NOS interviews maakt met spelers en staf. SBS liet weten dat de afspraken over de verslaggeving van de huldiging tussen partijen met gesloten beurzen zijn gemaakt.
Heeft de KNVB de bevoegdheid om exclusieve rechten te verstrekken voor het filmen van deze nationale nieuwswaardige aangelegenheid en zo ja, waaraan ontleent de KNVB deze?
Om reden van veiligheid aan boord heeft de KNVB – aanvankelijk met SBS – afgesproken dat er slechts plaats is voor één cameraploeg op de boot. De KNVB kan zelf afspraken maken over wie op de boot mag, inclusief welke vertegenwoordigers van de media. Dat is een afweging die de KNVB kan maken mede op basis van afspraken met de gemeente Amsterdam over het gebruik van de boot. Uit het gezamenlijk persbericht van KNVB, SBS6 en NOS van vrijdagmiddag 9 juli blijkt dat vervolgens goede afspraken zijn gemaakt over het gebruik van beelden en de uitzendingen van de huldiging door beide omroepen.
In welke mate financiert en organiseert de KNVB mede de inhuldigingsfestiviteiten? Deelt u de mening dat, aangezien zij dit niet zelfstandig doen, zij ook niet zelfstandig kunnen bepalen dat er (in exclusiviteit) uitzendrechten worden verstrekt?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat dit evenement alleen kan plaatsvinden omdat de overheid – de gemeente Amsterdam – dit evenement maximaal faciliteert en het daarom ongepast is dat de KNVB vrije nieuwsgaring tijdens dit evenement belemmert?
Zie het antwoord op vraag 1. Het is aan betrokken partijen om afspraken te maken over wie tot welke podia toegang heeft (de boot, het podium waarop de huldiging plaats vindt). Op alle overige plaatsen kan vrij gefilmd worden. Er is derhalve geen sprake van belemmering van vrije nieuwsgaring.
Deelt u de mening dat dat het onwenselijk is dat in feite een monopolie is verstrekt op het filmen en uitzenden van een belangrijke nationale nieuwswaardige aangelegenheid en dat alle journalisten en mediabedrijven gefaciliteerd zouden moeten worden om hier verslag van te doen? Zo ja, wat kunt/gaat u hier tegen doen?
Zie het antwoord op voorgaande vragen. Dit is een zaak van de betrokken partijen. Zoals is gebleken hebben partijen hier inmiddels goede afspraken over gemaakt.
Bent u bereid deze vragen uiterlijk zondag 11 juli 2010 te beantwoorden?
De antwoorden zijn zo spoedig mogelijk opgesteld en verzonden.
Het stopzetten van het persoongebonden budget (pgb) in kleine zorginstellingen |
|
|
|
Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel waarin het volgende wordt gesteld: «De subsidiestop op het PGB nekt kleine zorginstellingen»?1
Ja.
Herkent u het probleem dat de zorginstelling in het artikel schetst?
Nee. De landelijke subsidiestop op het pgb is tijdelijk vanaf 1 juli tot eind van dit jaar en alleen voor cliënten die voor het eerst een pgb ontvangen. De zorginstelling in het artikel stond al vóór de afkondiging van de tijdelijke subsidiestop in de rode cijfers. Aangezien de subsidiestop op het pgb niet geldt voor pgb-houders, die al bij de zorginstelling in zorg zijn, kan het probleem dat de zorginstelling in het artikel schetst niet het gevolg zijn van de tijdelijke pgb-stop.
Heeft u meer signalen ontvangen van kleine zorginstellingen die door de pgb-stop in de problemen komen? Zo nee, wilt u onderzoeken of de problemen zich beperken tot de in het artikel genoemde zorgboerderij? Zo ja, kunt u aangeven om hoeveel zorgboerderijen en instellingen het gaat? Kunt u aangeven, hoeveel cliënten hierbij betrokken zijn?
Ik heb van een aantal particuliere thuiszorginstellingen een brief ontvangen die door de tijdelijke subsidiestop op pgb’s tijdelijk geen nieuwe pgb-cliënten kunnen aantrekken. Hoeveel cliënten hierbij betrokken zijn, is niet aan te geven, omdat het om nieuwe pgb-cliënten gaat, die bovendien altijd recht op zorg in natura behouden.
Kunt u aangeven of het omzetten van de indicatie van zorg in natura naar het pgb aan een maximumtermijn is gebonden?
De indicatie voor zorg in natura en het pgb is identiek. Het gaat dus niet om het omzetten van de indicatie, maar het gaat in dit geval om het omzetten van zorg in natura naar een pgb.
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht moet een subsidieaanvraag binnen 8 weken zijn afgehandeld. De zorgkantoren streven naar een snellere afhandeling. Er is een prestatienorm geformuleerd die ervan uitgaat dat aanvragen gemiddeld binnen 6 weken worden afgehandeld. De NZa rapporteert jaarlijks over deze prestatienormen.
Bent u bereid een regeling te treffen om zorginstellingen te ontzien die zelf deze kosten moeten voorschieten omdat het zorgkantoor de indicatie niet tijdig omzet van zorg in natura naar een pgb?
Voor een zorgboerderij of zorginstelling levert een doorlooptijd van 6 weken voor het omzetten van zorg in natura naar een pgb geen financieel probleem op.
Immers, een zorgboerderij moet eerst een maand zorg leveren, alvorens een factuur naar de budgethouder verzonden kan worden. Vervolgens heeft de budgethouder een betaaltermijn van een paar weken.
De doorlooptijd voor het omzetten van zorg in natura naar een pgb staat daarmee vrijwel gelijk aan een doorlooptijd die een zorginstelling toch altijd al heeft tussen zorglevering en ontvangst van de betaling.
Een zorginstelling neemt zelf een risico als men vooruitlopend op het verkrijgen van de benodigde financiering al begint met het leveren van de zorg.
Kunt u garanderen dat vanaf 1 januari 2011 de problemen met het omzetten van de indicatie opgelost zijn, zodat het pgb een volwaardig alternatief blijft?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid de regeling voor de Thomashuizen uit te breiden naar instellingen zoals in het artikel genoemd?
De uitzondering die hier bedoeld wordt, geldt voor alle cliënten in ouder-/wooninitiatieven. Er is geen aparte regeling voor de Thomashuizen. Alle initiatieven waarvan de zorg voor de overige cliënten van het initiatief in gevaar komt als aan de aspirant bewoner geen pgb wordt toegekend vanwege de handhaving van het subsidieplafond per 1 juli 2010, komen voor de uitzondering in aanmerking.
Bent u bereid de zorgkantoren op te roepen extra maatregelen te treffen om te voorkomen dat er problemen ontstaan met wachtlijsten voor pgb-cliënten in kleine instellingen?
Ik zal laten monitoren welke cliënten door de pgb-wachtlijst in de problemen raken. Zorgkantoren en zorgaanbieders wil ik stimuleren een oplossing te vinden voor die mensen, waarvoor geen passende zorg in natura beschikbaar is.
Delen van de huldiging die exclusief zijn verkocht door de KNVB aan SBS |
|
Joop Atsma (CDA) |
|
André Rouvoet (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport, minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Is het u bekend dat op dinsdag 13 juli tijdens de huldiging van Oranje in Amsterdam delen van de huldiging exclusief zijn verkocht door de KNVB aan SBS?1
Ja, de KNVB heeft via een persbericht op vrijdagochtend 9 juli bekendgemaakt dat SBS6 de huldiging van het Nederlands elftal in beeld brengt (www.knvb.nl). SBS6 zendt alle thuiswedstrijden uit van het Nederlands elftal en in het verlengde daarvan hebben partijen afspraken gemaakt over de huldiging. Onderdeel van de huldiging is een boottocht door de grachten. Op de spelersboot is plaats voor één cameraploeg. Vrijdagmiddag 9 juli hebben SBS, NOS en de KNVB met elkaar afgesproken dat SBS6 en NOS de huldiging gezamenlijk in beeld brengen. Dit is een afspraak met gesloten beurzen. Zowel op SBS6 als op Nederland 1 is een uitzending van de huldiging te zien. Het signaal wordt door de partijen om niet beschikbaar gesteld aan derden voor radio, tv en internet.
Voor de details van de afspraken verwijs ik naar het persbericht2. Hierin geven alle partijen aan blij te zijn met deze oplossing. Partijen hebben met deze afspraken hun verantwoordelijkheid genomen voor goede verslaggeving voor het brede publiek.
Bent u met ons van mening dat een dergelijke huldiging door een breed publiek gevolgd moet kunnen worden en aan vertegenwoordigers van de media geen onnodige belemmeringen mogen worden opgelegd om hier verslag van te kunnen doen?
Het is van belang dat de huldiging door een breed publiek gevolgd kan worden en daarin is door partijen voorzien.
Kunt u ingaan op de details van de afspraken die door de KNVB en haar partners zijn gemaakt?
Zie het bijgaande persbericht van de KNVB, SBS6 en NOS van 9 juli 2010.
In hoeverre zijn overheden betrokken geweest bij deze beslissing?
De uiteindelijke afspraken over de televisie- en radio-uitzendingen zijn gemaakt door de KNVB, SBS6 en NOS. De Rijksoverheid heeft in dergelijke afspraken geen rol en is dan ook niet betrokken geweest. Er vaart een persboot mee en er is een perspodium op het Museumplein. Voor toegang hiertoe konden journalisten bij de gemeente Amsterdam een accreditatie aanvragen.
Kunt u aangeven hoe dit exclusieve recht zich verhoudt tot de mediawet?
De Mediawet gaat hier niet over. De Mediawet kent wel een evenementenlijst. Op deze lijst staan evenementen die – in het geval er sprake is van een uitzending- moeten worden uitgezonden op een open net zodat iedereen het kan zien. Het gaat om sportevenementen en culturele evenementen die van aanzienlijk belang zijn voor de samenleving. De uitzending ervan kan door een publieke en/of commerciële zender gebeuren. De huldiging staat niet op deze evenementenlijst. In dit geval zou dat geen verschil hebben gemaakt omdat de huldiging immers op open netten wordt uitgezonden. Verder is het zo dat de NOS op grond van de Mediawet een specifieke taak heeft om verslag te doen van nationale gebeurtenissen van bijzondere aard. Het kan zijn dat daarvoor uitzendrechten moeten worden verkregen. De taak houdt niet in dat de NOS die uitzendrechten automatisch heeft.
Is bekend of er met de KNVB afspraken zijn gemaakt over de verdeling van kosten, zoals reiniging, openbaar vervoer, overlast, politie en het afsluiten van wegen?
De gemeente Amsterdam geeft aan dat de KNVB een deel van de kosten draagt van de huldiging op het Museumplein.
De voortgang van de toewijzing van de 26e Nederlandse zetel in het Europees Parlement |
|
Louis Bontes (PVV) |
|
![]() |
Kunt u aangeven wanneer Nederland de uitnodiging voor de afvaardiging van een Nederlandse EP-waarnemer vanuit Brussel zal krijgen?
Het is nog niet bekend op welke termijn de uitnodiging voor de aanwijzing van de waarnemer tegemoet kan worden gezien. Uit het Reglement van het Europees Parlement volgt dat die uitnodiging kan worden gedaan na de ondertekening van de verdragswijziging die ertoe strekt het aantal parlementsleden van enkele lidstaten tot het einde van de huidige zittingsperiode van het Europees Parlement te verhogen. Aan deze voorwaarde is inmiddels voldaan; het Protocol tot wijziging van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie gehechte Protocol betreffende de overgangsbepalingen, is op 23 juni 2010 ondertekend.
In hoeverre hangt deze procedure samen met de wettelijke regelgeving omtrent de toewijzing van de extra EP-zetels in andere landen? Zou het bijvoorbeeld kunnen zijn dat Nederland nog enkele jaren moet wachten op de 26ste zetel als andere lidstaten hun procedures hiervoor nog niet adequaat geregeld hebben?
Het is op dit moment niet duidelijk of de uitnodiging voor de afvaardiging van de waarnemers pas wordt gedaan als in alle lidstaten die het aangaat, bekend is welke personen als lid van het Europees Parlement zullen worden afgevaardigd en de daarvoor eventueel benodigde wetgeving tot stand is gebracht.
De extra leden van het Europees Parlement kunnen pas na de inwerkingtreding van het hiervoor genoemde Protocol tot het Europees Parlement toetreden. De datum van inwerkingtreding van het Protocol hangt af van de snelheid waarmee het Protocol door de lidstaten van de Europese Unie wordt geratificeerd. Het Protocol treedt in werking op 1 december 2010 als alle lidstaten van de Europese Unie het Protocol voor die datum hebben geratificeerd. Als dit niet het geval is, treedt het Protocol in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het moment waarop de laatste lidstaat tot ratificatie overgaat.
Welke maatregelen overweegt u bij het uitblijven van de uitnodiging? Bent u bereid zich in Brussel (nogmaals) sterk te maken voor een snelle afhandeling van de toewijzing van de extra zetels in het Europees Parlement, zodat de waarnemers geen jaren hoeven te wachten op hun benoeming?
De mogelijkheid om de extra leden van het Europees Parlement vooruitlopend op de inwerkingtreding van het Protocol een waarnemersstatus te verlenen is door het Europees Parlement zelf gecreëerd. Ik ga er dan ook van uit dat de uitnodiging door het Europees Parlement zal worden gedaan.
Deelt u de mening dat het waarnemerschap zo snel mogelijk moet worden vervangen door een volledig lidmaatschap van het Europees Parlement met alle bijkomende rechten, zoals stemrecht en het verkiesbaar stellen voor functies in het Parlement? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het kabinet streeft naar een zo spoedig mogelijke ratificatie van het hiervoor genoemde Protocol.
Het overstappen van verzekeraar |
|
Ed Groot (PvdA) |
|
Maria van der Hoeven (minister economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Verzekeraars maken overstappen moeilijk»?1
Ja.
Is het waar dat consumenten onnodige moeilijkheden ondervinden wanneer ze over willen stappen van verzekeraar?
Mij zijn geen onderzoeken bekend waaruit blijkt dat consumenten over het algemeen onnodig veel moeilijkheden ondervinden bij het overstappen naar een andere verzekeraar. Om het overstappen goed te laten verlopen, heeft de verzekeringssector voor levensverzekeraars de zogenoemde Overeenkomst Stroomlijning Kapitaaloverdrachten opgesteld. Deze overeenkomst moet er voor zorgen dat de overdracht niet te lang duurt. Ook is beschreven hoe de overdrachtswaarde moet worden vastgesteld als er toch vertraging ontstaat in de uitkering. Levensverzekeraars kunnen individueel op de overeenkomst intekenen. Bijna alle levensverzekeraars doen eraan mee.
Daarnaast gelden op grond van een gedragscode van het Verbond van Verzekeraars, die bindend is voor alle leden, nieuwe regels voor het afsluiten, verlengen en opzeggen van particuliere schade- en inkomensverzekeringen. Verzekeringen die onder deze code vallen, worden voor een periode van maximaal een jaar aangegaan, tenzij de consument nadrukkelijk anders beslist. Voor eenjarige overeenkomsten geldt dat deze na verlenging voor de consument dagelijks opzegbaar zijn, met in achtneming van een maand opzegtermijn.
Op welke gronden kunnen verzekeraars hun klanten verbieden over te stappen naar de concurrent of hier hoge kosten voor in rekening te brengen?
Ik ben van mening dat het consumenten niet onmogelijk of onnodig moeilijk gemaakt mag worden om over te stappen naar een andere verzekeraar. Dat betekent dat verzekeraars het hun klanten niet mogen verbieden om over te stappen en dat zij ook geen onredelijk hoge kosten in rekening mogen brengen.
Ik constateer dat de verzekeringsmarkt de afgelopen jaren op dit punt een slag heeft gemaakt. Het verbieden om over te stappen komt volgens het Verbond van Verzekeraars niet meer voor in de markt. Tevens zijn verzekeraars verplicht om in de Financiële Bijsluiter aan de consument uit te leggen wat de gevolgen zijn van vroegtijdig beëindigen van de verzekeringsovereenkomst. Zij moeten zodoende voor het aangaan van een verzekeringsovereenkomst in hun voorwaarden voldoende duidelijk maken hoeveel kosten met het overstappen naar een andere verzekeraar zijn gemoeid en voor welke periode dit geldt. Consumenten zijn vrij te kiezen of zij hiermee instemmen.
Dat betekent overigens niet dat het zonder meer onredelijk zou zijn als verzekeraars voor voortijdig overstappen enige kosten bij de klant in rekening brengen. Als een verzekeringsovereenkomst door de klant met de intentie van een lange duur wordt aangegaan, zoals het geval is bij de zogenoemde levenproducten, is het belangrijk dat verzekeraars zich ervan kunnen vergewissen dat ze voldoende dekking hebben om in de aanspraken op lange termijn te kunnen voorzien. Daarnaast maken ze een inschatting van risico’s die met de verzekeringsactiviteiten gemoeid zijn, zoals bijvoorbeeld overlijdensrisico. Het voortijdig beëindigen van de verzekeringsovereenkomst heeft dus meer gevolgen dan alleen een administratieve handeling. De kosten moeten uiteraard wel in een redelijke verhouding staan tot deze gevolgen.
Deelt u de mening dat het bezwaarlijk is dat verzekeraars hun klanten bemoeilijken om over te stappen, omdat juist transparantie en concurrentie de markt beter laten werken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Ik deel de mening dat een markt in het algemeen beter functioneert indien consumenten gemakkelijk kunnen overstappen naar een andere aanbieder dan wanneer er sprake is van hoge overstapdrempels. In een markt met lagere overstapdrempels is de concurrentiedruk tussen aanbieders hoger, waardoor zij worden geprikkeld tot het verlagen van hun prijzen en het verbeteren van hun dienstverlening aan de consument.
Het is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van verzekeraars zelf om overstapdrempels te verlagen. Zij hebben er immers zelf ook veel belang bij dat consumenten gemakkelijk kunnen overstappen. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb uiteengezet, heeft de verzekeringssector met de Overeenkomst Stroomlijning Kapitaaloverdrachten en de gedragscode van het Verbond van Verzekeraars een stap gezet om de mogelijkheid tot overstappen te verbeteren.
Daarnaast houdt de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), vanuit haar verantwoordelijkheid voor de handhaving van het mededingingsbeleid, toezicht op de werking van de verzekeringsmarkt. Onderbouwde klachten of signalen dat de Mededingingswet wordt overtreden, kunnen bij haar worden ingediend. Indien de NMa een gegronde reden heeft om aan te nemen dat de Mededingingswet wordt overtreden, dan kan zij een onderzoek starten.
De samenwerking tussen de provincie Zuid-Holland en Sjanghai op het gebied van revalidatie- en gehandicaptenzorg |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de samenwerking tussen de provincie Zuid-Holland, de Amsterdamse Cordaan-academie en de Chinese stad Sjanghai op het gebied van revalidatie- en gehandicaptenzorg?1
Vele steden en provincies onderhouden nauwe banden met China. Hierdoor worden vele gezamenlijke culturele, maatschappelijke en economische samenwerkingsprojecten ontwikkeld. Vanuit economisch perspectief wordt deze samenwerking positief benaderd. Deze banden dragen in algemene zin bij tot groei van de Nederlandse handel met China en het aantrekken van Chinese investeringen in Nederland. Of provincies dit soort verbanden aangaan is aan henzelf. Dat is hun autonomie, zij leggen daarover verantwoording af aan provinciale staten.
Kunt u aangeven of de samenwerking aansluit bij de kerntaken van de provincie Zuid-Holland en op welke wettelijke taken van de provincie dit project van toepassing is?
In het bestuursakkoord rijk – provincies, dat afgesloten is in 2008, zijn rijk en provincies met elkaar overeengekomen dat provincies zich zullen concentreren op hun kerntaken. Taken in het ruimtelijk, economisch en cultureel domein zijn daarbij opgevat als kerntaken. De provincie Zuid-Holland geeft aan de samenwerking in Sjanghai te zijn aangegaan in het kader van regionale economische ontwikkeling. Dit soort samenwerking is geen wettelijke taak van de provincie en is een zaak van de provincie. De regering begrijpt dat de vraag aan de orde kan komen of het aangaan van dit soort samenwerkingsverbanden tot de kerntaken gerekend zou moeten worden. Verantwoording hierover vindt plaats in de Provinciale Staten.
Welke formele rol heeft de provincie Zuid-Holland in de gehandicaptenzorg in Nederland, en hoe verhoudt die rol zich tot deze samenwerking?
De provincies hebben geen wettelijke taken met betrekking tot de AWBZ gefinancierde gehandicaptenzorg. In het voornoemde bestuursakkoord is afgesproken dat provincies zich buiten hun kerntaken, als gebiedsregisseur beperken tot het aanbrengen van bovenlokale samenhang en het leggen van verbindingen met de fysieke structuur.
Kunt u aangeven wat de directe kosten zijn van dit project?
Uit contact met de provincie blijkt dat er vooralsnog geen budget gereserveerd is voor deze samenwerking. Er is slechts bevestigd dat de deelnemende partijen zullen nagaan op welke wijze ondersteuning kan worden geboden bij revalidatie en gehandicaptenzorg. Vooralsnog zal Zuid-Holland bezoeken van Chinese experts op het gebied van gehandicaptenzorg faciliteren. Het betreft dus voornamelijk kennisuitwisseling.
Kunt u inzichtelijk maken in welke mate andere provincies dergelijke projecten opzetten c.q. uitvoeren?
Zoals reeds werd aangegeven, hebben vele provincies/steden nauwe banden met Chinese counterparts. Het rijk heeft hier geen overzicht van.
Zijn er ambtelijke contacten geweest tussen de provincie Zuid-Holland en enig ministerie over deze activiteit?
Ja, met het ministerie van VWS.
Onderschrijft u de stelling dat dergelijke projecten in beginsel niet passen binnen de kerntaken van de provincie, en dat zij primair, zo niet volledig, de verantwoordelijkheid zijn van het Rijk? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2.
Het toepassen van vervangende hechtenis door het CJIB |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
![]() |
Kent u de casus van mevrouw L.?1 Hoe beoordeelt u het feit dat mevrouw L. niet door de strafrechter in detentie is gezet, vanwege de zorg voor haar 5-jarige zoontje onder de voorwaarden dat de schade aan de slachtoffers zou worden vergoed, maar dat nu toch detentie dreigt omdat de schadevergoeding niet binnen de termijn van 36 maanden kan worden terugbetaald?
De vervangende hechtenis die dreigt voor betrokkene is geen besluit van het CJIB maar vloeit rechtstreeks voor uit het arrest dat het Hof te Den Haag op 19 november 2009 heeft gewezen. Daarin is bepaald dat mevrouw geen detentie behoefde te ondergaan als zij haar schuld aan degenen die zij heeft gedupeerd (ongeveer 80 duizend euro) zou voldoen. Het Hof heeft, alle in deze zaak spelende belangen afwegende, bepaald dat indien zij deze schuld niet voldoet, zij gedurende 365 dagen in vervangende hechtenis zal worden genomen.
Deelt u de mening dat het in het belang van de slachtoffers is dat mevrouw L. zo spoedig mogelijk de gehele schadevergoeding betaalt die haar als maatregel is opgelegd door de strafrechter? Op welke wijze draagt vervangende hechtenis hier aan bij, nu met deze vervangende hechtenis slechts de executie van de schadevergoedingsmaatregel wordt gestaakt?
Ik deel vanzelfsprekend de mening dat de door de strafrechter opgelegde schadevergoeding moet worden voldaan. De dreiging van een voorlopige hechtenis is een uiterste middel om de veroordeelde tot betaling aan te zetten, en heeft daarnaast tot doel om door zijn afschrikwekkende werking betrokkene (en anderen) ervan te weerhouden zich schuldig te maken aan dit soort misdrijven. Ook als in dit geval de vervangende hechtenis niet zal leiden tot betaling van de openstaande schuld, dan nog is het om deze reden wenselijk dat het oordeel van de rechter wordt gevolgd en de hechtenis ten uitvoer wordt gelegd.
In wiens belang is de vervangende hechtenis uiteindelijk? Wanneer iemand niet beschikt over vermogen, zal vervangende hechtenis dan leiden tot betaling van de schadevergoeding? Met andere woorden, wordt er eigenlijk wel gekeken of er sprake is van betalingsonwil of betalingsonmacht?2
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u het feit dat het CJIB geen andere betalingsregeling aanbiedt dan een waarbij maandelijks bijna € 3000 moet worden betaald, terwijl de maandelijkse inkomsten van mevrouw L. een kwart hiervan bedragen? Waarom is een soepelere betalingsregeling met het CJIB in een dergelijk geval, waarbij overduidelijk sprake is van betalingsonmacht en niet van betalingsonwil, niet mogelijk?
De taak van het CJIB is om uitvoering te geven aan de uitspraak van de rechter. Daarbij kan het CJIB een betalingstermijn van 36 maanden voorstellen, en in schrijnende gevallen kan deze nog verder worden verlengd. Uitgangspunt hierbij is wel dat de openstaande schuld daadwerkelijk moet worden voldaan.
Als het CJIB zou instemmen met dermate lange betalingstermijnen dat betaling van de schuld onmogelijk of zeer onzeker wordt dan komt dit er in feite op neer dat het CJIB een deel van de schuld kwijtscheldt. Een dergelijke beslissing is niet aan het CJIB, maar aan de rechter.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere Kamervragen?2 Bent u nog steeds van mening dat er maatwerk moet worden geleverd door het CJIB bij de beoordeling van de vraag of iemand in aanmerking komt voor een betalingsregeling, vooral wanneer sprake is van betalingsonmacht?
Waar nodig moet er maatwerk worden geboden, maar een betalingsregeling moet wel passen binnen de uitspraak van de rechter en kan daarom niet zodanig soepel zijn dat er de facto van een gedeeltelijke kwijtschelding sprake is. Blijkens een arrest van het Hof Den Haag van 21 augustus 20094 kan in bepaalde gevallen het onvermogen van de veroordeelde om een op te leggen schadevergoedingsmaatregel te betalen, leiden tot een matiging van deze maatregel. Het CJIB kan het bedrag van de schadevergoeding niet matigen. Het nieuwe betalingsregelingenbeleid dat is opgenomen bij de Aanwijzing executie verruimt de mogelijkheden voor het CJIB om een passende betalingstermijn af te spreken. Afhankelijk van de draagkracht kan deze termijn tot 36 maanden worden verlengd, maar ook langer als dat in een schrijnend geval nodig is. In het geval van betrokkene bleek echter dat zelfs wanneer de volledige periode binnen de executieverjaringstermijn (die eindigt op 4 december 2025) zou worden benut, dit alsnog in een voor haar niet op te brengen maandbedrag zou resulteren. In dit geval zal daarom de door de rechter opgelegde vervangende hechtenis dienen te worden geëxecuteerd. Het CJIB is bereid om met betrokkene (en/of haar raadsman) in overleg te treden teneinde de uitvoering toe te lichten.
Hoe wordt invulling gegeven aan het voorschrift dat maatwerk wordt toegepast in het individuele geval als er sprake is van schrijnende situatie en dat bij het vaststellen van de maandelijkse termijnbedragen rekening wordt gehouden met de draagkracht van de veroordeelde?3 Welke omstandigheden leiden ondermeer tot een «schrijnende situatie»?
Zie antwoord vraag 5.
Is de beoordelingsruimte die het CJIB heeft te beperkt of maakt het CJIB onvoldoende gebruik van de mogelijkheden die zij heeft? Zo nee, hoe kan het dan dat in dit geval een voorstel aan mevrouw L. wordt gedaan waarvan op voorhand duidelijk is dat dit niet leidt tot volledige betaling?
Zie antwoord vraag 5.
Wanneer de beoordelingsruimte van het CJIB te beperkt is, zou u het CJIB meer ruimte kunnen geven om af te wegen wat in individuele gevallen een redelijke betalingsregeling zou zijn die wel ten goede komt aan gedupeerden?
Ik ben niet van mening dat de beoordelingsruimte voor het CJIB te beperkt is. De rechter heeft, zoals blijkt uit het in mijn antwoord op vraag 5–7 aangehaalde arrest van het Hof Den Haag, ruimte om de opgelegde maatregel te matigen als deze onbetaalbaar is voor de veroordeelde.
Het is niet aan het CJIB om aan het oordeel van de rechter te tornen. De beoordelingsruimte van het CJIB ziet op de effectieve en niet onnodig ontwrichtende wijze van toepassing van dit instrumentarium. Ik zie in de casus van mevrouw geen reden om de beoordelingsruimte voor het CJIB aan te passen of om beleidsregels en wetgeving aan te passen.
Bent u bereid de wet en eventuele beleidsregels te wijzigen, zodat vervangende hechtenis niet langer als onontkoombaar wordt gezien, maar maatwerk beter mogelijk wordt en de veroordeelde uiteindelijk het gehele bedrag dat moet worden terugbetaald kan voldoen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe beoordeelt u het feit dat de dreigende hechtenis voor mevrouw L. de samenleving bijna 75.000 euro kost, terwijl het slachtoffer hier geen cent mee opschiet?
Het feit dat hechtenis voor de samenleving aanzienlijke kosten met zich mee brengt, kan geen doorslaggevende rol spelen in de afweging of een rechterlijk oordeel ten uitvoer moet worden gelegd.
Bent u bereid deze vragen binnen één week beantwoorden, in verband met de dreigende hechtenis?
Zoals vermeld in mijn antwoord op vraag 5–7 is het CJIB bereid om met betrokkenen te overleggen over de ten uitvoerlegging van de vervangende hechtenis.
Overlast van arbeidsmigranten op bungalowpark Patersven te Zundert |
|
Sadet Karabulut (SP), Attje Kuiken (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Bent u op de hoogte van de al jaren durende ernstige overlast, verloedering, geluidsoverlast, alcoholmisbruik en parkeeroverlast op bungalowpark Patersven te Zundert, veroorzaakt door het in grote getale huisvesten van arbeidsmigranten uit Polen, Roemenië en Bulgarije, met als gevolg dat veel woningen al jaren te koop staan en de zittende bewoners gebukt gaan onder de overlast en verloedering? Zo ja, bent u bereid in overleg te treden met gemeenten, werkgevers, arbeidsmigranten en bewoners van het bungalowpark om een einde te maken aan de verloedering en overlast zoals u heeft aangekondigd in uw brief?1 Zo nee, hoe vaak is bungalowpark Patersven door de Arbeidsinspectie, gemeente en andere handhavinginstanties al dan niet gezamenlijk gecontroleerd? Wat zijn de uitkomsten van deze controles?
Ja, daarvan ben ik op de hoogte. De woningen op het bungalowpark Patersven in Zundert zijn in bezit van individuele woningeigenaren die verenigd zijn in een Vereniging van Eigenaren (VVE). De VVE is verantwoordelijk voor het houden van algemeen toezicht betreffende het gebruik van de recreatiebungalows. Hiervoor is een beheerder aangesteld. Daarnaast is het primair de taak van de gemeente om bij overlast en verloedering handhavend op te treden. De Arbeidsinspectie heeft geen toezichthoudende taken als het gaat om huisvesting van arbeidsmigranten.
Voldoet de huisvesting van arbeidsmigranten op Patersven aan de normen die u recent bent overeengekomen met uitzendbureaus en werkgevers over huisvesting van tijdelijke arbeidsmigranten? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, bent u bereid in overleg te treden met deze partijen opdat heel snel wordt voldaan aan deze normen?1
Een aantal woningeigenaren op Patersven kiest ervoor om hun woning te verhuren aan derden ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten. Daarmee handelen zij in strijd met de statuten van de Vereniging van Eigenaren (VVE), waarvan alle woningeigenaren lid zijn. Van de woningen die aan derden worden verhuurd wordt geen registratie bijgehouden. Uit de gemeentelijke controleactie blijkt dat tot de huurders ook uitzendbureaus voor buitenlandse arbeidsmigranten behoren. Tenminste enkele van deze bureaus zijn bij één van de landelijke branchekoepels aangesloten. Het is aan de uitzendbranche zelf om zorg te dragen dat de individuele leden uitvoering geven aan de recent overeengekomen afspraken over de kwaliteit van de huisvesting.
Deelt u de mening dat overlast van arbeidsmigranten ook op vakantie- en bungalowparken niet kan worden getolereerd en net zoals in woonwijken streng moet worden aangepakt? Zo ja, hoe gaat u dat op bungalowpark Patersven bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Overlast in zowel woonwijken als op bungalowparken dient niet getolereerd te worden. Conform de statuten van de VVE op Patersven is het voortbrengen van onredelijke hinderveroorzakende muziek en geluiden niet toegestaan. De VVE is verantwoordelijk voor het houden van algemeen toezicht betreffende het gebruik van de recreatiebungalows. Hiervoor is een beheerder aangesteld. Verder is het, zoals ook aangegeven bij vraag 1, een taak van de gemeente om bij overlast handhavend op te treden.
Bent u bereid een onderzoek op dit park uit te laten voeren door de VROM-inspectie en de Kamer te informeren over de resultaten van dit onderzoek? Zo ja, wanneer kunnen wij de resultaten verwachten? Zo nee, waarom niet? Welke actie gaat u dan ondernemen om de gemeente, provincie, werkgevers en arbeidsmigranten ertoe te bewegen een einde te maken aan de ernstige overlast, verloedering en huisvestingsproblemen op bungalowpark Patersven te Zundert?
Een onderzoek door de VROM-Inspectie acht ik niet opportuun. De gemeente is in eerste instantie verantwoordelijk voor een dergelijk onderzoek. Ik ben zeker bereid om in gezamenlijkheid met betrokken partijen te bekijken of het door mij aangekondigde praktijkteam MOE-landers een rol kan spelen bij de problemen op Patersven. Daarbij zal ook bekeken moeten worden welke acties nodig zijn.
Bent u bereid het Praktijkteam overlast MOE-landen beschikbaar te stellen aan de gemeente Zundert om de problematiek op het bungalowpark Patersven op te lossen?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het zijn van een privéterrein geen reden mag en kan zijn om bewoners aan hun lot over te laten?2 Welke belemmeringen zijn er omdat het hier een privéterrein betreft en welke instrumenten, zoals onder andere verwoord in de «Handreiking Aanpak woonoverlast en verloedering» kan de gemeente Zundert wel inzetten om de overlast als gevolg van arbeidsmigratie uit MOE-landen aan te pakken?
Ja, die mening deel ik. De VVE is middels de beheerder verantwoordelijk voor het houden van algemeen toezicht op het park. Daarnaast is het de taak van de gemeente om bij overlast en verloedering op te treden, ook in het geval van een privéterrein. De handreiking «Aanpak woonoverlast en verloedering» dient als ondersteuning bij die taak en geeft gemeenten inzicht in de middelen die ter beschikking staan. Zo kan de gemeente op basis van onder andere het bestemmingsplan en de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) handhavend optreden. Verder kan het bestuur van de VVE de leden, die in strijd met de statuten van de VVE hun woning aan derden verhuren daarop aanspreken, eventueel via de burgerlijke rechter.
In hoeverre kan de beheerder van het vakantiepark verantwoordelijk worden gesteld voor de overlast op het vakantiepark? Welke bestuurlijke- en strafrechtelijke maatregelen zijn hiervoor beschikbaar?
Zie antwoord vraag 6.
Wanneer wordt het experiment ter legalisatie van Parc Patersven te Zundert, waarin rijk, provincie en gemeente samenwerken om het vakantiepark om te vormen tot een gewone woonwijk, afgerond? Kunt u dit tevens toelichten?
Op het park rust op dit moment een recreatieve bestemming. Sinds 2006 zijn er plannen tot legalisatie van het park, waardoor Patersven een gewone woonwijk wordt. Daartoe zijn (haalbaarheids)onderzoeken uitgevoerd. Volgens de statuten moet de VVE zorgen voor een goed beheer op het park. Eind 2009 heeft de Gemeenteraad ingestemd met een Plan van Aanpak Herstructurering Parc Patersven. Daarbij is overwogen dat, voordat eventuele legalisatie kan plaatsvinden, het beheer op het park in orde moet zijn. In alle contacten tussen gemeente (ambtelijk en bestuurlijk) en de VVE is volgens de gemeente aangegeven dat het beheer in orde moet zijn. In het voorjaar van 2010 is gebleken dat dit niet gebeurd is. De verantwoordelijk wethouder heeft recent aangegeven dat hij dit najaar duidelijkheid wil hebben over het beheer en dat hij nog dit jaar een besluit wil voorbereiden met betrekking tot handhaving of legalisatie van het park.
Zal het nieuwe Bouwwerkenbesluit als het gaat om gebouwen met logiesfuncties ook van toepassing worden op vakantie- en bungalowparken? Wanneer treedt dit besluit in werking?
Evenals het huidige Bouwbesluit 2003 heeft het nieuwe Bouwbesluit betrekking op alle gebouwen, waaronder dus ook gebouwen met een logiesfunctie. Of de voorschriften voor gebouwen met een logiesfunctie in een concreet geval van toepassing zijn, hangt af van de vraag of de gebruiksfunctie van het betreffende gebouw voldoet aan de omschrijving van het begrip «logiesfunctie» in het Bouwbesluit. Die omschrijving luidt: gebruiksfunctie voor het bieden van recreatief verblijf of tijdelijk onderdak aan personen. Daartoe behoren bijvoorbeeld hotels, motels, pensions en vakantiehuisjes. Afhankelijk van hun gebruik kunnen daartoe dus ook gebouwen op vakantie- en bungalowparken behoren. Het streven is om het nieuwe Bouwbesluit op 1 juli 2011 in werking te laten treden. Gelet op de nog te volgen procedurestappen met het ontwerpbesluit zal evenwel eerst eind dit jaar duidelijk zijn of die datum haalbaar is.
Hoeveel (arbeids)migranten uit welke landen staan ingeschreven bij de GBA te Zundert en hoeveel (arbeids)migranten verblijven in totaal in Zundert? Hoeveel mensen volgen een taal- en inburgeringscursus? Wat is het beleid van de gemeente Zundert en werkgevers inzake de integratie van arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa? Hoeveel werkvergunningen voor Roemenen en Bulgaren zijn door het UWV afgegeven in Zundert e.o.?
Volgens opgave van de gemeente hebben zich 1 128 migranten van diverse nationaliteiten ingeschreven in de GBA van de gemeente. Daarvan zijn 625 arbeidsmigrant, afkomstig uit Polen, Hongarije, Slovenië, Tsjechië, Slowakije, Estland, Letland, Litouwen, Roemenie en Bulgarije. De gemeente Zundert heeft geen zicht op het werkelijke aantal arbeidsmigranten in Zundert. Verder zijn in Zundert 80 personen bezig met een taal- en inburgeringscursus. De gemeente voert op dit moment alle wettelijke taken uit waartoe zij op grond van de Wet inburgering verplicht is. UWV WERKbedrijf heeft in 2010 in de gemeente Zundert in totaal 715 tewerkstellingsvergunningen verleend, waarvan 704 voor werknemers met de Roemeense nationaliteit en 11 voor werknemers met de Bulgaarse nationaliteit.
Zijn er andere gemeenten die wel succesvol beleid voeren met betrekking tot de huisvesting van MOE-landers op een vakantie- of bungalowpark? Zo ja, welke en waaruit bestond dat beleid?
In het kader van de totstandkoming van het Plan van Aanpak Huisvesting en integratie van MOE-landers is met diverse gemeenten gesproken. Uit die gesprekken is tot nu toe niet gebleken dat er zich grote (of structurele) problemen voordoen met betrekking tot huisvesting op recreatieparken daar waar dit aan de orde is.