Het terugsturen van Birmese vluchtelingen door Thailand |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Thailand stuurt vluchtelingen Myanmar terug»?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat er na de uitslag van de verkiezingen, die volkomen vervalst blijkt te zijn, gewapende conflicten zijn uitgebroken in het Thais-Birmese grensgebied?
Ik ben op de hoogte van het feit dat op twee plaatsen langs de Birmees-Thaise grens recent gevechten zijn uitgebroken tussen gewapende groepen van de Karen etnische minderheid en het Birmese leger. Dat dit een vluchtelingenstroom op gang heeft gebracht vind ik zorgelijk.
Bent u van mening dat Thailand zijn verplichtingen aangaande het Verdrag van Geneve verzaakt door Birmese vluchtelingen terug te sturen?
Thailand is geen partij bij het Verdrag van Genève.
Bent u bereid er bij de Thaise autoriteiten op aan te dringen om onmiddellijk te stoppen met het uitzetten van vluchtelingen en ervoor zorg te dragen dat vluchtelingen humaan worden behandeld?
Van vluchtelingenorganisatie UNHCR, maar ook van IOM, ECHO en NGO’s ter plekke is vernomen dat geen sprake is van gedwongen uitzetting. De vluchtelingen keren op vrijwillige basis terug. Thailand verleent volgens genoemde informatiebronnen adequate humanitaire hulp aan de vluchtelingen die in Thailand blijven. UNHCR coördineert op verzoek van de Thaise autoriteiten de humanitaire hulpverlening. Ik zal humanitaire hulpverlening door Thailand aan de Birmese vluchtelingen nauwlettend blijven volgen.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Gezien de noodzaak informatie in te winnen bij de Nederlandse ambassade in Bangkok en het tijdsverschil met Thailand, was het niet mogelijk de vragen per ommegaande te beantwoorden.
De ontstane onduidelijkheid over het afronden op hele belminuten door telecomaanbieders |
|
Bruno Braakhuis (GL) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Kassa waar Eurocommissaris Kroes aangaf dat het afronden op hele belminuten volgens Europese regelgeving niet is toegestaan?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de EU-regels alleen gaan over bellen naar het buitenland (roaming) en dus niet over nationaal belverkeer inclusief het afronden op belminuten?
Ja. De betreffende EU-regels (de roamingverordening) waaraan mevrouw Kroes refereerde hebben betrekking op bellen en gebeld worden en sms- en datagebruik in het buitenland (binnen de EU), het zogenaamde roaming. Bellen vanuit Nederland naar het buitenland en bellen binnen Nederland vallen niet onder deze regels.
Overigens houdt de roamingverordening geen verbod in van het afrekenen per minuut voor gesprekken in het buitenland. De roamingverordening schrijft voor dat telefonieaanbieders hun klanten in elk geval ook de mogelijkheid moeten bieden om in het buitenland te betalen per seconde (na de eerste halve minuut) met een vastgelegd tariefmaximum (het zogenaamde Eurotarief). Het staat aanbieders vrij hun klanten naast het Eurotarief een ander aanbod te doen voor bellen in het buitenland.
Is het waar dat de afzonderlijke lidstaten zelf verantwoordelijk zijn voor regelgeving met betrekking tot het afronden op belminuten?
Ja. Het Europees regelgevend kader voor de elektronische communicatie kent geen voorschriften over de afrekenmethode voor mobiele telefonie. Na onderzoek is mij gebleken dat het regelgevend kader ruimte laat aan de lidstaten om op basis van consumentenbescherming voorschriften op te leggen met betrekking tot de afrekenmethode die telefonieaanbieders hanteren, mits deze voorschriften proportioneel zijn.
Vindt u het wenselijk dat het afronden bij grensoverschrijdende telefoongesprekken niet is toegestaan en bij binnenlandse gesprekken wel?
Zoals ik bij het antwoord op vraag 2 heb aangegeven is er geen Europees verbod op het afrekenen per minuut voor gesprekken in het buitenland.
Hoe hebben België en Duitsland dit geregeld? Is het afronden op belminuten daar toegestaan?
In België en Duitsland bestaat, net als in Nederland, geen verbod op het afrekenen per minuut.
Is het in Nederland toegestaan dat telecomaanbieders gesprekskosten afronden op hele belminuten? Zo ja, wilt u dit zo houden?
Het uitgangspunt van de Nederlandse telecomwetgeving is dat de markten voor vaste en mobiele telefonie vrije markten zijn waarin aanbod, prijs en voorwaarden in concurrentie tot stand komen. Vanuit dat beginsel is het aan telecomaanbieders om te bepalen welk aanbod ze in de markt zetten en hoe ze dat opbouwen. De concurrerende markt, zoals de telecommarkt is, leidt in dat geval tot een aanbod waarvan verwacht mag worden dat dit aansluit bij de wensen van consumenten.
Het voorgaande neemt niet weg dat ik de recente toename van het aantal abonnementen waarbij per minuut wordt afgerekend niet toejuich. Consumenten die het betreft zijn duurder uit en het kan zijn dat zij moeilijker controle kunnen houden over de belkosten, omdat het lastiger wordt bij te houden hoeveel belminuten in rekening gebracht worden (de teller van de telefoon rondt gesprekken bijvoorbeeld niet af op hele minuten). Ook zijn de telefonieaanbieders niet altijd even transparant geweest over de omzetting.
Het is belangrijk dat consumenten kunnen kiezen voor afrekenen per seconde. En het is belangrijk dat bedrijven transparant zijn over afrekenmethode en dat ze zich houden aan de mededingingsregels.
Vanuit mijn ministerie zijn gesprekken gevoerd met KPN en Vodafone over deze kwestie. Beide aanbieders hebben toegezegd ervoor te zorgen dat consumenten meer keuze krijgen om per seconde af te rekenen. Bovendien hebben ze aangegeven transparanter te zijn over de gebruikte afrekenmethode, zodat de consument bewuster kan kiezen.
Ik wil de markt de kans geven deze punten te verbeteren. Ik wil dat de gedane toezeggingen begin 2011 ingevuld zijn.
Heeft de Nederlandse consument volgens u op het moment de vrijheid om te kiezen voor een abonnement waarbij er per seconde betaald wordt?
Ja, de consument heeft keuze, maar die is met de recente acties van KPN en Vodafone wel beperkt.
Mobiele telefonie wordt in Nederland aangeboden door drie aanbieders met een eigen netwerk (KPN, Vodafone en T-Mobile) en vele tientallen aanbieders die mobiele telefonie aanbieden via het netwerk van één van de drie netwerkoperators. Van de drie partijen met een eigen netwerk heeft T-Mobile nog verschillende abonnementen waarbij per seconde afgerekend wordt. KPN (dat nog één abonnementsvorm over heeft waarbij afgerekend wordt per seconde) en Vodafone hebben toegezegd weer een aantal abonnementen in de markt te zetten waarbij per seconde wordt afgerekend. Ook een aantal aanbieders zonder eigen netwerk bieden de mogelijkheid om af te rekenen per seconde. Daarnaast is het zo dat bij prepaidaansluitingen bijna altijd per seconde wordt afgerekend.
Vindt u dat de Nederlandse telecommarkt op dit punt goed functioneert, in de zin dat consumenten goed abonnementen kunnen vergelijken en vervolgens kunnen overstappen?
Mijn voorganger heeft een aantal maatregelen genomen om de informatievoorziening van telefonieaanbieders aan consumenten te verbeteren. Hierdoor worden aanbieders van vaste en mobiele telefonie onder andere verplicht om consumenten via hun website actief te informeren over basale tariefinformatie, waaronder de afrekenmethode, voordat de consument een bestelling kan plaatsen. Dit helpt consumenten om een bewuste keuze te maken.
Deze nieuwe verplichtingen zijn per 1 oktober ingegaan. OPTA ziet toe op de naleving van deze verplichting en kan indien nodig handhavend optreden.
Bij tussentijdse wijziging van de voorwaarden, zoals in dit geval bijvoorbeeld een omzetting van betaling per seconde naar per minuut, moeten consumenten door hun aanbieder geïnformeerd worden. Daarop hebben zij het recht hun abonnement op te zeggen waarna zij kunnen overstappen.
KPN en Vodafone hebben in gesprekken met mijn ministerie toegezegd extra aandacht te besteden aan transparante informatievoorziening over de afrekenmethode.
Wat gaat u doen om er voor te zorgen dat de consument optimaal geïnformeerd wordt?
Zie antwoord vraag 8.
Aanhoudende storingen op regionale spoorlijnen |
|
Ineke van Gent (GL) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Treinverkeer Heerlen–Maastricht nog steeds plat»1 en het bericht op NOS-Teletekst2 over een nieuwe sein- en overwegstoring?
Ja.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat het vervoer 6 dagen achtereen ernstig ontregeld wordt door een storing?
Uiteraard vind ik langdurige storingen op spoortrajecten onwenselijk. Via concessies sturen het Rijk en de decentrale overheden op maximale prestaties van ProRail en de vervoerders.
Het treinvervoer tussen Heerlen en Maastricht valt onder de vervoerconcessie van de provincie Limburg aan het vervoerbedrijf Veolia. Het beheer van het betreffende spoortraject valt onder de beheerconcessie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu aan ProRail. Beide concessies bevatten prestatie-indicatoren met betrekking tot de kwaliteit van het geleverde vervoer, de beschikbaarheid van de infrastructuur en storingen.
De provincie Limburg heeft mij laten weten het ongewenst te vinden dat de infrastructuur zes dagen achtereen niet beschikbaar was. Veolia heeft op 13 november 2010 de treindienst hervat, meteen nadat de Inspectie Verkeer en Waterstaat daarvoor toestemming had gegeven. Tot dat moment heeft Veolia vervangend busvervoer geregeld. De provincie Limburg ziet erop toe of de inzet van dit vervangend busvervoer goed is verlopen. Veolia, de provincie Limburg en ProRail voeren momenteel een evaluatie uit naar de gang van zaken rondom de storingen.
In het beheerplan 2010 van ProRail zijn prestatie-indicatoren voor «beschikbaarheid infrastructuur» en «storingstijd» opgenomen, waarvoor de grenswaarden op respectievelijk 99,53%3 en 0,21%4 zijn vastgesteld. Deze grenswaarden hebben betrekking op de gehele landelijke hoofdspoorweginfrastructuur. Er is dus geen sprake van specifieke afspraken per spoortraject. Over de gerealiseerde beschikbaarheid en storingstijd rapporteert ProRail elk kwartaal aan mij. Op basis van de kwartaalrapportage over het vierde kwartaal van 2010 zal ik beoordelen of ProRail de overeengekomen jaarprestaties heeft gerealiseerd.
Heeft u ProRail hierop inmiddels aangesproken? Welke maatregelen kunt u nemen richting ProRail vanwege deze slechte prestatie?
Ja, ik heb ProRail hierop inmiddels aangesproken.
In het antwoord op vraag 2 heb ik aangegeven op welke wijze ik de prestaties van ProRail ten aanzien van beschikbaarheid en storingstijd beoordeel. Indien mocht blijken dat ProRail niet voldoet aan de voor 2010 gestelde grenswaarden ten aanzien van de prestatie-indicatoren beschikbaarheid en storingstijd dan kan ik overgaan tot handhaving op basis van het beschikbare instrumentarium in de beheerconcessie.
Herinnert u zich de herhaalde Kamervragen over de aanhoudende infrastructuurproblemen in de Achterhoek? Welke maatregelen neemt ProRail om te voorkomen dat in Limburg een soortgelijke situatie ontstaat?
Ja, ik neem aan dat u met name doelt op de beantwoording van vragen van de leden Ormel en Eski over veelvuldige treinstoringen op de lijn Winterswijk-Arnhem5.
ProRail heeft mij geïnformeerd dat zij op het spoortraject Heerlen-Maastricht een verzwaard onderhoudsregime hanteert en de volgende maatregelen heeft genomen ter verbetering van de beschikbaarheid:
Deelt u de mening dat dit soort storingen te wijten is aan de verouderde beveiligingsysteem en dat dit mede wordt veroorzaakt doordat het Mistral-project keer op keer uitgesteld wordt?
Neen, die mening deel ik niet. De storingen die hier aan de orde waren werden niet veroorzaakt door veroudering van de beveiligingssystemen, maar door gladheids- en detectieproblemen als gevolg van een vettige substantie door platgereden bladeren. Ook is er geen relatie met het Mistral-project. In het kader van het Mistral-project worden in de periode tot 2018 de beveiligingsinstallaties op 23 spoortrajecten vervangen. Het spoortraject Heerlen-Maastricht maakt geen onderdeel daarvan uit.
Kunt u per lijn voor zowel het hoofdrailnet als het gedecentraliseerde spoor een overzicht verschaffen van het aantal sein-, wissel- en overwegstoringen in de eerste drie kwartalen van 2010?
Bij de beantwoording van vragen van uw Kamer inzake de begroting Verkeer en Waterstaat Hoofdstuk XII 20117 heb ik in antwoord op de vragen 155 en 156 aangegeven op welke wijze ik met ProRail prestatie-afspraken maak over onder andere de prestatie-indicator «storingstijd». Ik hanteer daarbij geen specifieke afspraken met betrekking tot sein-, wissel- en overwegstoringen.
Op het hierbijgevoegde kaartje is per spoorlijn, zowel op het hoofdrailnet als op de gedecentraliseerde lijnen, aangegeven wat de storingstijden in 2010 tot en met het derde kwartaal waren.8 Deze specifieke storingstijden per spoorlijn leiden tot een storingstijd van 0,13% voor de gehele landelijke hoofdspoorweginfrastructuur. Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven is de grenswaarde voor 2010 vastgesteld op 0,21%.
Hoe oud is de relaisbeveiliging en bekabeling op het Nederlandse spoorwegnet in het algemeen en op de decentraliseerde lijnen in het bijzonder? Is dit vanuit het oogpunt van bedrijfszekerheid wel een verantwoorde leeftijd?
Het Nederlandse spoorwegnet bevat relais-beveiligingsinstallaties en bekabelingen van verschillende leeftijden. De oudste dateren uit 1953, de jongste uit 2010. Ten behoeve van de bedrijfszekerheid worden deze periodiek gekeurd en, indien nodig, op onderdelen of integraal vervangen. Hierdoor wordt een verantwoorde bedrijfszekerheid gewaarborgd. Er is daarbij geen sprake van een andere aanpak van de gedecentraliseerde lijnen dan bij het hoofdrailnet van NS.
Herkent u het beeld dat de problemen bij decentrale lijnen groter lijken zijn dan op het hoofdspoor?
Neen.
Alleen op de lijn Winterswijk-Arnhemwaren de storingsproblemen inderdaad groter dan gemiddeld. In het antwoord op vraag 4 heb ik verwezen naar de brief aan uw Kamer over dat specifieke spoortraject en over de verbetermaatregelen die daar genomen zijn.
Omdat, in tegenstelling tot het hoofdrailnet, een aanzienlijk aantal decentrale lijnen enkelsporig is, kunnen storingen in de infrastructuur daar eerder leiden tot de noodzaak om het treinverkeer stil te leggen. Er is dan immers geen mogelijkheid meer om gebruik te maken van het andere, naastgelegen spoor.
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is van het project Mistral? Is het waar dat het project opnieuw uitgesteld is, zo ja, waarom? Kunt u garanderen dat veiligheid en beschikbaarheid op peil blijven?
In 2009 heeft ProRail in het kader van het project Mistral de aanbesteding van elektronische beveiligingssystemen voor de eerste drie spoortrajecten opgestart. In januari 2010 heeft mijn ambtsvoorganger in het kader van de subsidiebeschikking 2010 aan ProRail gevraagd daarbij de kosten en baten van dergelijke elektronische beveiligingssystemen te vergelijken met die van beveiligingssystemen op basis van conventionele technologie. Mede op basis daarvan heeft ProRail in juni 2010 besloten deze aanbestedingsprocedure stop te zetten. In september 2010 heeft ProRail mij geïnformeerd dat zij mij voor het eind van 2010 zal informeren over de vervolg-aanpak van Mistral. ProRail verwacht hiervoor in 2011 nieuwe contracten af te sluiten. Dit verandert niets aan de planning om, zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven, in de periode tot 2018 de beveiligingsinstallaties op 23 spoortrajecten te vervangen.
Zoals in het antwoord op vraag 7 aangegeven blijven de veiligheid en beschikbaarheid op peil door periodieke controles. Ook zonder integrale vervanging, zoals bijvoorbeeld in het kader van Mistral, worden onderdelen van de beveiligingsinstallaties vervangen als dat nodig is.
De aanhoudende aanslagen op christenen in Irak |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Frankrijk haalt gewonde christenen uit Irak»?1
Ja.
Heeft u daarnaast kennisgenomen van het bericht «Weer christenen gedood in Irak»2 over het feit dat afgelopen zondag twee christenen zijn doodgeschoten? Heeft u voorts kennis genomen van het bericht «Nieuwe aanslagen op christenen Irak»3, waarbij er tenminste vier mensen zijn overleden na gerichte aanslagen op christenen?
Ja.
Bent u bereid om in samenspraak met uw Franse en Irakese collega’s een gedeelte van deze onschuldige slachtoffers tijdelijk op te vangen, zodat zij adequate medische hulp kunnen ontvangen?
Een dergelijk verzoek zou betekenen dat moet worden afgeweken van het reguliere Nederlandse toelatingsbeleid. Het kabinet ziet in dit geval onvoldoende aanleiding om tot deze afwijking over te gaan. Dit betekent niet dat binnen het Nederlandse migratiebeleid in algemene zin geen oog is voor de situatie in Irak. Naast een zorgvuldig toelatingsbeleid waarbij de individuele beschermingsbehoefte wordt bekeken tegen de achtergrond van de situatie in het land van herkomst, wordt ook met het hervestigingsbeleid, in samenspraak met de UNHCR, bijgedragen aan de vermindering van de internationale vluchtelingenproblematiek. Binnen dit hervestigingsbeleid wordt in het kader van het quotum van 500 vreemdelingen per jaar ook aandacht besteed aan Irakese vluchtelingen.
Bent u tevens bereid na deze reeks van aanslagen te erkennen dat op dit moment christenen een specifiek doelwit vormen van aanslagen en geweld in Irak? Zo ja, bent u vervolgens bereid zich pro-actief in te zetten voor de bescherming en de opvang van de christelijke minderheid in Irak? Zo ja, hoe gaat u hier gevolg aan geven? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse regering maakt zich zorgen over de aanslagen en het geweld in Irak, waarvan op dit moment ook groepen christenen slachtoffer zijn. De waarborging van de veiligheid en mensenrechten van minderheden is echter primair een zaak voor de Iraakse autoriteiten. Het is daarom van groot belang dat de zojuist gevormde regering de orde en veiligheid in de Iraakse samenleving herstelt en tevens de kwestie van de etnisch diverse betwiste gebieden, die rijk zijn aan natuurlijke hulpbronnen, afhandelt. Nineveh is een van deze gebieden.
Nederland en de Europese Unie vragen regelmatig aandacht voor de mensenrechtensituatie bij zowel de Iraakse regering als bij de Koerdische regionale regering. Dat betreft de mensenrechtensituatie in het algemeen, maar juist ook de noodzaak om kwetsbare groepen als etnische en religieuze minderheden maximaal mogelijke bescherming te bieden.
Dit beleid zal in de toekomst onverminderd worden voortgezet.
Bent u bereid, samen met de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken te bezien of de vele christenen die inmiddels gevlucht zijn naar de Nineveh-vlakte ondersteuning van Nederland en de Europese Unie zouden kunnen krijgen, zodat zij zo snel mogelijk in hun eigen onderhoud kunnen voorzien? Bent u tevens bereid om er bij de Irakese regering op aan te dringen in ieder geval de Nineveh-vlakte beter te beschermen?
Nederland heeft in 2010 reeds EUR 2,3 miljoen bijgedragen aan het lenigen van humanitaire noden van Iraakse vluchtelingen en aan interne ontheemden in Irak, waaronder ook etnische en religieuze minderheden. Deze bijdrage is gegeven in reactie op het door de Verenigde Naties gecoördineerde humanitaire hulpverzoek en betreft onder andere het verstrekken van voedselhulp, watervoorziening en non-food items in het Noorden van Irak, inclusief de Nineveh-vlakte. Ook de Europese Unie heeft bijgedragen aan het humanitaire hulpverzoek van de Verenigde Naties. De waarborging van de veiligheid en mensenrechten van minderheden is een zaak van de Iraakse regering. Nu de nieuwe Iraakse regering wordt gevormd is het van groot belang dat deze regering de veiligheid in de Iraakse samenleving herstelt.
Bent u bereid, gezien de urgentie van vraag 4, deze vragen uiterlijk op 12 november 2010 te beantwoorden?
Dit is helaas niet mogelijk gebleken.
Uitlatingen van de Palestijnse leider Abbas over het verbreken van afspraken |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Palestinian leader: we are free to break agreements»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Mahmoud Abbas heeft verklaard dat het de Palestijnen vrij staat om te allen tijde afspraken met Israël te verbreken?
President Abbas heeft in een toespraak in Abu Dhabi gezegd dat de Palestijnen zich ontslagen zullen voelen van hun verplichtingen, wanneer Israël de zijne niet naleeft. Hij heeft niet verduidelijkt welke afspraken hij specifiek op het oog had.
Was dit een algemene verklaring van Abbas of sprak hij over bepaalde afspraken met Israël? In het laatste geval: welke (soort) afspraken?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u deze verklaring van Abbas?
Nederland is van mening dat partijen zich moeten onthouden van handelingen en uitspraken die het vredesproces negatief beïnvloeden. De regering roept partijen op tot het nemen van vertrouwenwekkende maatregelen.
Bent u op de hoogte van het feit dat door of onder verantwoordelijkheid van de Palestijnse autoriteit in de Arabische taal zeer regelmatig uitlatingen worden gedaan die totaal afwijken van uitlatingen van of onder verantwoordelijkheid van die autoriteit in westerse talen2? In het bijzonder dat uit de uitlatingen in het Arabisch blijkt dat de Palestijnen het bestaansrecht van Israël ontkennen en het zogenoemde vredesproces uitsluitend gebruiken om de positie van Israël verder te ondergraven?
De Palestijnse Autoriteit (PA) is gebonden aan de verplichtingen die zij is aangegaan. Een van die verplichtingen onder de Routekaart is dat de PA zich moet onthouden van haatzaaien en ophitsen. De kwalificatie «taqqiya» lijkt op president Abbas niet van toepassing.
Deelt u de mening dat de Palestijnse autoriteit regelmatig met gespleten tong spreekt en zich daarmee schuldig maakt aan het door de islam gelegitimeerde bedrog jegens niet-moslims (taqqiya)?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat deze notoire onbetrouwbaarheid ervoor pleit om de Nederlandse steun aan de Palestijnse autoriteit onmiddellijk te eindigen?
Neen, ik zie geen reden om de Nederlandse steun aan de PA op te schorten.
Beveiliging opslag ID-gegevens |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Software zum neuen E-Ausweis gehackt»?1
Ja.
Kunt u garanderen dat het Nederlandse systeem van opslag ID-gegevens goed beveiligd is?
Onduidelijk is op welk «Nederlands systeem» en op welke databases de vragen betrekking hebben.
Zijn de huidige lokale databases ook bestand tegen hackers? Zo ja, hoe zijn deze dan beschermd? Zo nee, welke maatregelen bent u voornemens te nemen om de bescherming van persoonsgegevens te waarborgen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u garanderen dat de biometrische persoonsgegevens in de toekomstige centrale database goed beschermd zijn?
De vragen hebben betrekking op een centrale reisdocumentenadministratie (database) die er nog niet is en waarover nog definitief besloten moet worden. Zoals geantwoord op vragen van het TK-lid Heijnen (TK 2010–2011, nr. 456) en tijdens de behandeling van de begroting van Binnenlandse Zaken, zal ik mij de komende maanden op dit dossier oriënteren om tot een oordeel te kunnen komen over de wijze waarop de centrale reisdocumentenadministratie vorm zou kunnen krijgen. In de tussentijd worden er geen onomkeerbare stappen gezet richting de vorming van deze administratie.
Is de toekomstige centrale database ook bestand tegen bijvoorbeeld hackers? Zo ja, hoe is deze centrale database dan beschermd? Zo nee, welke maatregelen bent u voornemens te nemen om de bescherming van persoonsgegevens te kunnen garanderen?
Zie antwoord vraag 4.
Positie van starters op de woningmarkt |
|
Cynthia Ortega-Martijn (CU) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «starters op de woningmarkt krijgen het moeilijker»?1
Ja.
Klopt het bericht dat starters met een gezamenlijk inkomen van ongeveer 40 000 euro, twintig procent minder kunnen lenen voor een hypotheek? Zo ja, kunt u deze daling nader motiveren?
Ja, de daling van de leencapaciteit wordt verklaard door de verhoging van de pensioenpremies en van de inkomensafhankelijke premie voor de zorgverzekering. Hiernaast is de algemene heffingskorting verlaagd en vallen de hogere inkomens eerder in de hoogste belastingschijf. Tevens speelt de wijziging in de berekening van de energiekosten voor 2011 een (beperkte) rol in de koopkrachtdaling. De NHG-tabel werkt voor tweeverdieners zo, dat het financieringslastpercentage moet worden gebruikt dat hoort bij het hoogste inkomen. Bij tweeverdieners met elk een bruto jaarinkomen van 20 000 euro daalt de leencapaciteit met 35 394 euro (van 184 419 euro naar 149 025 euro = 19%).
Hoe past deze maatregel bij een beleid dat koopwoningen ook voor de lagere- en middeninkomens bereikbaar moeten zijn en waarvoor de afgelopen jaren de nationale hypotheekgarantie is verhoogd?
Het beleid dat koopwoningen voor de lagere- en middeninkomens bereikbaar moeten zijn, is onveranderd. De kostengrens van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) is verhoogd om de effecten van de kredietcrisis tegen te gaan. De verhoging is bedoeld om het vertrouwen op de woningmarkt (zowel bij consument als kredietverstrekker) te vergroten en hierdoor een positief effect te hebben op de doorstroming waardoor er meer woningen voor starters beschikbaar komen.
Dit alles staat los van het feit dat bij het afsluiten van een hypotheek er sprake dient te zijn van een verantwoorde financieringslast waarbij noch de consument noch het WEW (de uitvoeringsorganisatie van de NHG) een onverantwoord risico lopen. Of de toegang tot de koopwoningmarkt in de komende jaren ook voor de lagere en middeninkomens bereikbaar is hangt niet alleen af van de aangepaste NHG-normen, maar ook van andere ontwikkelingen op de woningmarkt zoals de prijsontwikkeling in de koopsector, de ambitie van corporaties om huurwoningen te verkopen en de ontwikkeling van de rente. Zo bieden de recente prijsdalingen in de koopsector meer mogelijkheden voor lagere inkomensgroepen en met name starters om een woning te kopen.
Wanneer komt het kabinet met een integrale visie over de woningmarkt met in het bijzonder aandacht voor de beschikbaarheid en financierbaarheid van woningen voor de lagere- en middeninkomens?
Het kabinet zal, mede naar aanleiding van de motie van senator R. de Boer (CU) die in de Eerste Kamer op 16 november 2010 is aangenomen en naar aanleiding van het overleg in de Tweede Kamer bij de behandeling van de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor de zomer van 2011 komen met een integrale visie op de woningmarkt.
Deelt u de mening dat sociale huurwoningen voor mensen met een inkomen boven de 33 000 euro op grond van het besluit in het kader van het EU-dossier staatssteun nauwelijks meer bereikbaar zijn en koopwoningen veelal te duur zijn, ook met hypotheekgarantie? Bent u van mening dat mensen met een inkomen tussen de 33 000 en 40 000 euro hierdoor tussen wal en schip vallen? Zo ja, welke maatregel gaat u op korte termijn nemen?
Ik deel deze mening niet. Voor huishoudens met een inkomen tot € 43 000 die niet verhuizen is de betaalbaarheid gewaarborgd met een inflatievolgend huurbeleid. Voor verhuizers met een huishoudinkomen boven € 33 000 zijn er verschillende doorstroommogelijkheden: de ruimte van 10% bij nieuwe toewijzingen in de sociale sector en het woningaanbod in de geliberaliseerde huursector (van corporaties en commerciële verhuurders) en de koopsector. Overigens is de minister voor WWI in zijn brief van 31 augustus jl. (TK 29 453, nr. 167) ook uitgebreid ingegaan op de positie van huishoudens met een inkomen boven € 33 000.
Voor wat betreft de sociale huursector heb ik tevens in het debat over staatssteun aan woningcorporaties van 28 oktober jl. (TK 29 453, nr. 174) in reactie op de motie van Bochove toegezegd na te gaan of er omstandigheden zijn die om een specifieke regionale invulling van het EC besluit vragen. Ik heb Aedes, vereniging van woningcorporaties, ook verzocht ter zake een voorstel te doen. Daarbij zal ik in de woningmarktvisie aandacht besteden aan de huisvestingssituatie van middeninkomensgroepen. Deze visie zal ik in 2011 de Kamer doen toekomen.
Bent u bereid om het geleidelijk afschaffen van de overdrachtsbelasting voor starters op de woningmarkt om te overwegen, zodat deze groep toegang krijgt tot een zelfstandige woning?
In het belang van de woningmarkt kiest dit kabinet ervoor de huidige fiscale behandeling van de eigen woning, waartoe ook de overdrachtsbelasting behoort, intact te laten. Dit standpunt is door de staatssecretaris van Financiën tijdens het Wetgevingsoverleg Belastingplan 2011 van 8 november 2010 verwoord. Voorts zal een dergelijke maatregel hoge uitvoeringslasten met zich meebrengen. In de praktijk is het moeilijk te controleren of iemand een starter is. Tot slot zijn de kosten van een dergelijke maatregel van € 600 miljoen structureel per jaar. Daarvoor is geen dekking.
Welke maatregelen gaat u nemen om de banken te bewegen hun hypotheekrentetarieven meer in lijn te brengen met de vigerende tarieven van leningen tussen banken?
Hiervoor verwijs ik naar de antwoorden van de minister van Financiën in zijn brief over «dure hypotheken» van 16 november jl. (TK 2010–2011, AH 515) op vergelijkbare vragen van de leden Blanksma-Van den Heuvel (CDA, 2010Z11510), Weekers (VVD, 2010Z11541), Sap (GroenLinks, 2010Z11583) en Plasterk (PvdA, 2010Z12811).
De aanpak van huiselijk geweld |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het tv-programma Editie.nl waarin aandacht werd besteed aan de campagne van Postbus 51 «my secretscosmetics» tegen huiselijk geweld?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze campagne, waarbij eerst wordt uitgelegd welke cosmetische producten te koop zijn om blauwe plekken, kapotte lippen en bloedrestjes als gevolg van huiselijk geweld weg te werken en waarbij aan het eind slechts kort het nummer van het steunpunt huiselijk geweld wordt getoond, zijn doel, namelijk het tegengaan van huiselijk geweld, voorbij schiet? Zo ja, op welke termijn gaat u deze campagne stoppen? Zo nee, wordt het steunpunt door deze campagne aantoonbaar vaker gebeld en hoe vaak?
Nee. De campagne tegen huiselijk geweld bestaat uit verschillende onderdelen: 1) tv- en radio-spots, 2) de website «My secrets cosmetics», 3) banners op veelbezochte publiekssites en 4) de website www.shginfo.nl. De onderdelen 1 tot en met 3 waren tijdelijk en zijn inmiddels gestopt.
Het landelijke nummer van de SHG’s is in de maand na de start van de campagne op 16 oktober jongstleden 2645 keer gebeld. Dit zijn ongeveer 1000 extra telefonische contacten bovenop het gemiddelde van circa 1600 in de voorgaande maanden.
Deelt u de mening dat met deze campagne ook kan worden bereikt dat slachtoffers van huiselijk geweld leren hoe zij op een makkelijke manier blauwe plekken kunnen maskeren? Zo ja, wat draagt dat bij aan het voorkomen van huiselijk geweld? Zo nee, waarom niet?
Nee. «My secrets cosmetics» is een onorthodoxe manier om mensen te confronteren met hun eigen gedrag. Bezoekers worden even op het verkeerde been gezet, maar snel is duidelijk dat het maskeren van blauwe plekken geen oplossing is voor huiselijk geweld. Bij iedere doorklik op een te bestellen pseudo-artikel verschijnt steeds onmiddellijk de campagneboodschap: «Nu is het genoeg – er is een betere oplossing tegen huiselijk geweld, namelijk hulp zoeken», incl. telefoonnummer en website.
«My secrets cosmetics» is confronterend, maar slaat wel aan bij de beoogde doelgroep. Uit reacties van bezoekers van de site en van een slachtoffergroep blijkt dat de boodschap achter de site goed wordt begrepen en gewaardeerd.
Klopt het dat uit de evaluatie van de eerdere publiekscampagne huiselijk geweld 2009 blijkt dat slechts 8% van de doelgroep na de campagne bekend is met het telefoonnummer dat slachtoffers kunnen bellen voor hulp? Zo ja, wat hebt u met deze conclusie gedaan? Zo nee, wat was het resultaat van de campagne dan wel?
Ja. Uit de tussenmetingsresultaten van de huidige campagne 2010 blijkt dat de bekendheid met het telefoonnummer op een veel hoger niveau ligt. Van het algemeen publiek is 24% bekend met het telefoonnummer om huiselijk geweld te melden, onder de doelgroep «betrokkenen» is dit 36%.
Wat hebben de publiekscampagnes tegen huiselijk geweld tot nu toe gekost? Wat heeft de specifieke campagne «My secrets Cosmetics» gekost en welke advies- en reclamebureaus zijn hierbij betrokken?
2007 € 1 256 000
2008 € 914 900
2009 € 788 000
2010 € 505 000
Van deze bedragen zijn de produktiekosten (o.a. website, tv- en radiospots, print, banners, toolkit t.b.v. SHG’s), de mediakosten (postbus 51 radio en tv en online), de onderhoudskosten (voor website en het online forum en het telefoonnummer) en de personele kosten voor campagneontwikkeling en -begeleiding betaald.
De kosten voor conceptontwikkeling en productie (film, fotografie, banners, website) waren € 52 000. De kosten voor media-inkoop waren € 50 000.
Wat vindt u ervan dat het bellen met het nummer 0 900 126 266 – het steunpunt huiselijk geweld – 5 cent per minuut kost en dat dit nummer alleen overdag bereikbaar is? Deelt u de mening dat de kosten en de beperkte bereikbaarheid van dit nummer een obstakel zijn voor slachtoffers van huiselijk geweld? Zo ja, bent u bereid dit nummer gratis en 24 uur per dag open te stellen? Klopt het dat dit ook voor het meldpunt Kindermishandeling geldt?
Als het landelijk nummer van de SHG’s gebeld wordt, worden bellers doorgeschakeld naar een SHG in de regio. Buiten kantooruren komt het voor dat bellers worden doorgeschakeld naar een ander nummer, bijvoorbeeld een crisisdienst, een SHG in een nabij gelegen grote stad of naar Stichting Korrelatie. De staatssecretaris van VWS zal samen met de branches van de SHG’s onderzoeken op welke wijze een 24-uursbereikbaarheid in Nederland voor de SHG’s het beste kan worden ingericht. Daarbij zal zij tevens de mogelijkheden onderzoeken om van het landelijk nummer een gratis nummer te maken. Indertijd is gekozen voor een niet-gratis nummer om misbruik te voorkomen.
De Advies- en Meldpunten Kindermishandeling maken onderdeel uit van de bureaus jeugdzorg. De bureaus jeugdzorg zijn 24 uur per dag 7 dagen in de week beschikbaar voor crisissituaties. Bellen met het AMK kost overigens eveneens 5 cent per minuut.
Is het waar dat de Verenigde Naties (VN) Nederland heeft berispt om het hulpnummer vanwege de kosten en de beperkte bereikbaarheid? Zo ja, op welke wijze is dit door de VN aan Nederland kenbaar gemaakt? Wilt u deze informatie naar de Kamer zenden?
Een dergelijke berisping is mij niet bekend.
Herinnert u zich de motie-Arib over het registreren van het aantal dodelijke slachtoffers als gevolg van huiselijk geweld en eergerelateerd geweld?2 Zo ja, wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van deze motie?
Ja. De politiekorpsen inventariseren momenteel, op verzoek van de Raad van Korpschefs, de gegevens over het aantal dodelijke slachtoffers van huiselijk geweld over de periode 1 januari 2009 tot 1 oktober 2010. De resultaten van deze inventarisatie worden voor het eind van het jaar naar de Kamer gezonden.
Daarnaast worden de politiesystemen aangepast, zodat de gegevens over het aantal dodelijke slachtoffers van huiselijk geweld beschikbaar komen via een geautomatiseerd registratiesysteem.
Wanneer zult u het wetsvoorstel over verplicht meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling bij de Kamer indienen?
De staatssecretaris van VWS zal uw Kamer begin 2011 een brief sturen over de meldcode en meldplicht. In deze brief zal ook de planning met betrekking tot het wetsvoorstel aan bod komen.
Ontwikkelingshulp van de Europese Unie (EU) aan de schurkenstaten Zimbabwe, Somalië, Libië, Syrië, Iran en Myanmar |
|
Louis Bontes |
|
Bent u bekend met tabel 6.10 «Country Breakdown of EU Development Aid» in het jaarverslag van de Europese Commissie over het externe EU-beleid?1
Ja.
Bent ook u geschokt over het feit dat de EU ontwikkelingshulp geeft aan Zimbabwe, Somalië, Libië, Syrië, Iran en Myanmar, stuk voor stuk schurkenstaten die in nog geen honderd duizend jaar in aanmerking zouden komen voor bilaterale Nederlandse ontwikkelingshulp? Zo nee, waarom niet?
Nee. Uw aanname dat de EU met deze hulp foute regeringen steunt is niet juist. Het EU-beleid in deze landen is toegesneden op specifieke mogelijkheden om daar meer stabiliteit, vrijheid, democratie en een beter bestaan voor de burgers dichterbij te brengen. In bepaalde gevallen wordt ook illegale migratie tegengegaan en vaak gaat het om noodhulp. Nederland steunt het EU-beleid terzake, dat een welkome aanvulling vormt op het Nederlandse bilaterale beleid.
Zo heeft de EU in 2002 besloten om de hulp aan Zimbabwe (totaal EUR 57 miljoen in 2009) te beperken tot projecten die, buiten de regering om, rechtstreeks ten goede komen aan de sterk verarmde bevolking; het gaat onder meer om voedselhulp, gezondheidszorg en onderwijs. Sinds de toetreding van oppositieleider Tsvangirai tot de regering in 2008, is de EU ook in beperkte mate betrokken bij hervormingen binnen de overheid zelf, met als doel om de overgang naar een democratisch gekozen regering voor te bereiden. Overigens zijn de EU-sancties tegen president Mugabe en zijn naaste bondgenoten onverminderd van kracht.
Ongeveer tweederde deel van de EU-hulp aan Somalië (EUR 73 miljoen in 2009) bestaat uit directe noodhulp voor de miljoenen ontheemden in dit door burgeroorlog en banditisme verscheurde land. Om te helpen voorkomen dat de uiterst zwakke Somalische staat weer verder in elkaar zakt – waardoor een nog grotere vrijhaven voor piraterij en mogelijk terroristische groeperingen zou ontstaan – verleent de EU ook beperkte steun aan bepaalde delen van het overheidsapparaat in Mogadishu (bv training van politie en justitie via UNDP). Ook is de EU onder meer actief op het gebied van onderwijs via NGOs. Verder wordt vanuit het EOF (Europees Ontwikkelingsfonds) bijgedragen aan de VN-vredesmissie AMISOM.
In het geval van Libië (EUR 7 miljoen in 2009) gaat het om EU-activiteiten op het gebied van de bestrijding van illegale migratie (verbeterde grenscontrole, terugkeer van in Libië gestrande illegale migranten) en om steun aan kleine NGO-projecten tegen HIV/AIDS.
In Syrië (EUR 43 miljoen in 2009) geeft de EU in het kader van het nabuurschapsbeleid gericht steun aan hervormingen op het gebied van handelsliberalisatie, ondernemersklimaat, gezondheidszorg en onderwijs. Daarnaast worden daar EU-middelen ingezet ter bestrijding van mensenhandel en illegale immigratie.
De EU-hulp in Iran (EUR 1,4 miljoen in 2009) wordt alleen via NGOs of via VN-organisaties besteed en betreft voornamelijk hulp aan vluchtelingen.
Ook de EU-hulp in Birma wordt buiten het militaire regime om gegeven via NGOs, VN-organisaties of lokale civiele besturen. Het grootste deel van de EUR 55 miljoen in 2009 betrof noodhulp na de orkaan Nargis die in 2008 vele miljoenen mensen trof.
Hoeveel Nederlands belastinggeld is er de afgelopen jaren in de vorm van Europese ontwikkelingshulp naar deze landen gevloeid?
De uitgaven van de EU in deze zes landen beliepen in 2008 een bedrag van EUR 222 miljoen en EUR 238 miljoen in 2009. Het Nederlandse aandeel in de EU-begroting en in het EOF (Europees Ontwikkelingsfonds) is ongeveer 5 procent. Derhalve zou een bedrag van EUR 11 miljoen (2008) respectievelijk 12 miljoen (2009) als de Nederlandse bijdrage kunnen worden aangemerkt. Hierbij moet wel worden aangetekend dat uitgaven uit de EU-begroting niet één-op-één kunnen worden toegerekend aan lidstaten.
Deelt u de mening dat de Europese Unie zich niet met ontwikkelingshulp moet bezighouden? Zo nee, deelt u dan in elk geval de mening dat de lijst van landen waaraan de Europese Unie ontwikkelingshulp geeft op de schop moet en fors moet worden beperkt? Zo nee, waarom niet?
Nee. De EU heeft krachtens meerdere verdragen en in aanvulling op het beleid van de lidstaten een duidelijke rol te vervullen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Ik verwijs graag naar mijn uitgebreide antwoorden naar aanleiding van eerdere vragen van de leden van de PVV-fractie hierover in het schriftelijk overleg over de Informele OS-Raad van 21–22 oktober jongstleden (uw kamerstuk 21 501-04 nr.117) en naar aanleiding van EU-hulp aan Egypte (uw kamerstuk 20102011–313).
Met het oog op de voorbereiding van de nieuwe Financiële Perspectieven 2014–2020 ben ik overigens wel van plan om de lijst van landen waaraan de EU ontwikkelingshulp verleent samen met de Commissie en andere Europese partners tegen het licht te houden. Met name de huidige EU-hulpbestedingen in middeninkomenslanden zouden heroverwogen kunnen worden. Ik zal de Kamer hierover te zijner tijd informeren.
Nederland ziet al enkele jaren scherp toe op goede besteding van de hulpgelden die de Europese Commissie beheert. Mede dankzij de kritische Nederlandse inzet heeft de Commissie dit najaar een Groenboek over begrotingssteun gepubliceerd (de kabinetreactie daarover ging uw Kamer op 19 november toe). Ook op overige onderdelen van het EU-ontwikkelingsbeleid (bv sector- en landenkeuze) behoort Nederland tot de meer kritische lidstaten.
Bent u bereid bij het eerstvolgende overleg met uw Europese ontwikkelingshulpcollega’s te pleiten voor het stoppen van alle Europese ontwikkelingshulp aan in elk geval Zimbabwe, Somalië, Libië, Syrië, Iran en Myanmar? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u graag naar het antwoord op vraag 2.
Opleidingseisen voor gastouders |
|
Karin Straus (VVD) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Gastouder te slim»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het niet zo kan zijn dat iemand met een diploma HBO kinderverzorging niet erkend wordt als gastouder, terwijl iemand met dezelfde opleiding op MBO-niveau wel erkend wordt?
Ik doe geen uitspraken over individuele diploma’s. Daarvoor is een inhoudelijke beoordeling nodig van het diploma en die maak ik niet zelf (zie het antwoord op vraag 3 tot en met 5).
Bent u bereid om de betreffende opleiding alsnog toe te voegen aan de officiële diplomalijst? Zo nee, waarom niet?
Uw Kamer heeft in de motie van het lid Dezentjé Hamming-Bluemink (Kamerstuk 31 874 nr. 73) gevraagd de diplomalijst voor gastouders te herzien. Omdat de diplomalijst op advies van de branche kinderopvang tot stand is gekomen en gebaseerd is op de diplomalijst in de CAO Kinderopvang voor pedagogisch medewerker, heeft mijn voorganger de branchepartijen gevraagd een voorstel te doen voor aanpassing van de lijst. Branchepartijen hebben onlangs voorgesteld om een gelijkstellingscommissie in te stellen. Bij deze commissie kan een verzoek worden ingediend om een diploma dat niet op de lijst staat, gelijk te stellen aan de diploma’s die geldig zijn om gastouderopvang te mogen verzorgen. De gelijkstellingscommissie kan het diploma vervolgens inhoudelijk beoordelen en een uitspraak doen. Ik wil positief reageren op het voorstel van de branche. Momenteel wordt gezamenlijk onderzocht hoe deze voorziening het beste geïmplementeerd en juridisch verankerd kan worden. Ik wil dit zorgvuldig doen, alvorens diploma’s kunnen worden toegevoegd aan de lijst.
Overigens is het voor ouders, gastouders en gastouderbureaus altijd duidelijk geweest dat een diploma letterlijk op de lijst moet staan. Het Implementatiebureau Kinderopvang heeft sinds eind 2009 alle betrokkenen uitgebreid geïnformeerd. Niet alleen over de exacte diplomalijst, maar ook over de wijze waarop een certificaat goed gastouderschap behaald kon worden. Deze certificering – gericht op het waarderen van bestaande kennis en vaardigheden – was speciaal ontwikkeld voor gastouders die reeds voor 1 januari 2010 kinderen opvingen, maar nog niet over het juiste diploma beschikten.
Kunt u toelichten hoe het mogelijk is dat de aanpassingen van de diplomalijst, waar de motie van het lid Dezentjé Hamming-Bluemink2 toe heeft opgeroepen, blijkbaar nog niet hebben plaatsgevonden?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om de diplomalijst nader te herzien om te voorkomen dat dit soort situaties in de toekomst weer optreedt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dit moet spoed doen omdat ouders, die gebruik maken van gastouders die niet voor 31 december 2010 zijn ingeschreven in het register, anders niet meer in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid de vragen te beantwoorden vóór het wetgevingsoverleg Kinderopvang van 22 november 2010?
Ja.
De uitspraken van de Eurocommissaris over het afronden van belminuten door telecomaanbieders |
|
Martijn van Dam (PvdA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitspraken van eurocommissaris Kroes over het naar boven afronden van af te rekenen belminuten door mobiele aanbieders?1
Ja.
Heeft eurocommissaris Kroes aan u bekend gemaakt welke Europese bepalingen zorgen dat de nationale regelgevende instantie (wetgever en/of toezichthouder) mag ingrijpen of, gelet op de woorden van eurocommissaris Kroes, zelfs moet ingrijpen? Zo nee, bent u bereid navraag bij haar te doen welke bepalingen de ruimte zouden bieden of zelfs zouden dwingen in te grijpen en kunt u op basis daarvan vertellen om welke bepalingen het gaat?
Naar aanleiding van de uitspraken van mevrouw Kroes in het programma Kassa is een misverstand ontstaan over de Europese regels ten aanzien van afrekenen per minuut. Mevrouw Kroes heeft dit misverstand een dag later uit de wereld geholpen. Zie ook het antwoord op vraag 2 van de leden Verhoeven, Schaart en Braakhuis. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 586)
Herinnert u zich uw eerdere argumentatie dat ingrijpen niet mogelijk was omdat de Europese regels dat niet zouden toestaan?2
Het is op basis van het Europese regelgevend kader voor de elektronische communicatie niet mogelijk om voor bellen binnen Nederland een tariefplafond in te stellen of andere tariefregulering toe te passen. Uit nader onderzoek van mijn departement en nader overleg met de Europese Commissie bleek echter onlangs dat de Europese telecomregels wel ruimte laten aan de lidstaten om op basis van consumentenbescherming voorschriften op te leggen met betrekking tot de afrekenmethode die telefonieaanbieders hanteren, mits deze voorschriften proportioneel zijn.
Bent u opgelucht dat Europese regels ingrijpen kennelijk toch niet in de weg staan en deelt u de mening dat die mogelijkheid moet worden aangegrepen om deze benadeling van consumenten tegen te gaan?
Zie het antwoord op vraag 6 van de leden Verhoeven, Schaart en Braakhuis.
Dient de wet te worden gewijzigd om in te kunnen grijpen of kan de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA), gelet op de uitspraken van eurocommissaris Kroes, op basis van de huidige wetgeving al maatregelen nemen? Indien wetswijziging nodig is, kan de Kamer die op korte termijn verwachten?
De Telecommunicatiewet legt geen verplichtingen op aan aanbieders van mobiele telefonie over de afrekenmethode en laat geen ruimte voor OPTA om zelfstandig te besluiten tot dergelijke verplichtingen. Wel ziet OPTA toe op onder andere de transparantieverplichtingen in de Telecommunicatiewet. OPTA kan handhavend optreden als aanbieders zich niet aan deze regels houden.
Het treffen van verdergaande maatregelen tegen het afrekenen per minuut zou aanpassing van de lagere wetgeving onder de Telecommunicatiewet vereisen.
Heeft u nog op een andere manier dan via het programma Kassa van de Europese Commissie begrepen dat de Nederlandse wetgeving of aanpak niet conform de Europese regels zou zijn en dat de Commissie kan overgaan tot «actie»?
De Nederlandse telecommunicatiewetgeving is niet strijdig met Europese regels. Mevrouw Kroes heeft het misverstand dat was ontstaan inmiddels verholpen.
Als mobiele aanbieders nu al in strijd met de regels handelen, horen zij dan de tariefmaatregel om belminuten naar boven af te ronden, met terugwerkende kracht ongedaan te maken?
Nederlandse aanbieders van mobiele telefonie die gesprekken binnen Nederland of naar het buitenland afrekenen op hele minuten handelen niet in strijd met de regels, mits zij hun klanten hierover bij aanschaf goed informeren en mits zij bij tussentijdse wijziging van de voorwaarden klanten hierover helder geïnformeerd hebben en de mogelijkheid geboden hebben om het abonnement op te zeggen.
Het afschotbeleid van wilde zwijnen |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «PVV en ministerie steggelen over wilde zwijnenbeleid»?1
Ja.
Is het waar dat het Productschap Vee en Vlees (PVV) minder wil afdragen aan het Diergezondheidsfonds? Zo ja, hoe beoordeelt u dit? Bent u van mening dat het productschap de vrijheid heeft zelf de hoogte van de afdracht te bepalen in casu?
In het convenant Diergezondheidsfonds (DGF) 2010–2014 is opgenomen dat de (toenmalige) minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zich maximaal zal inspannen om, voor zover dit binnen de invloedsfeer van het Rijk ligt, de bestaande belemmeringen met betrekking tot de handhaving van het nulstandbeleid voor wilde zwijnen weg te nemen.
Met het Productschap voor Vee en Vlees (PVV) is overeengekomen dat de maximale bijdrage van de sector aan crisisbestrijdingskosten voor de categorie varkens, met 7 miljoen euro zal worden verlaagd (in geval van een uitbraak) zolang de minister deze toezegging nog niet heeft waargemaakt.
Hebt u al een besluit genomen op het verzoek van het productschap? Zo ja, hoe luidt dit besluit? Zo nee, wanneer denkt u dit besluit te nemen en op welke gronden?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid het productschap erop te wijzen, aangezien het productschap besmettingsgevaar van dierziekten tussen wilde zwijnen en varkens in de veehouderij vreest, dat in de «ex ante evaluatie maatwerk beheer van wilde zwijnen»2 staat dat:
Het Productschap is op de hoogte van de inhoud van het voornoemde rapport.
Ziet u een relatie tussen de intensieve jacht op de Veluwe, het bijkomende vluchtgedrag3 en de aanwezigheid van de zwijnen in de nul optiegebieden? Zo ja, bent u bereid de jacht op zwijnen te verbieden ten einde ook een einde te maken aan het vluchtgedrag?
Voor inzicht in de gangbare opvattingen verwijs ik naar het Alterra-rapport «Factoren bij aanrijdingen met wilde hoefdieren op de Veluwe», die de Kamer op 4 juni 2010 heeft ontvangen (Kamerstuk 31 581, nr.14). Hieruit blijkt geen relatie tussen bewegingen van wilde zwijnen ten gevolge van het afschot en het aantal aanrijdingen in het gebied.
Hoe verklaart u de toegenomen4 meldingen van «overlast» terwijl het overgrote deel van de wilde zwijnenpopulatie afgeschoten is? Deelt u de mening dat het gegeven dat na jaarlijks afschot van de zwijnenpopulatie de gemelde overlast niet kleiner maar groter lijkt te worden, aangeeft dat een dergelijk rigoureus afschot kennelijk niet werkt? Zo nee, waarop baseert u uw conclusie? Zo ja, welke conclusies verbindt u hieraan ten aanzien van het jaarlijkse afschot van grote hoefdieren?
Het is aan het bevoegde gezag (in casu de provincie) om hier al dan niet conclusies aan te verbinden.
Deelt u de mening dat het jaarlijks afschieten van het overgrote deel van een populatie wettelijk beschermde hoefdieren, geen duurzame oplossing kan vormen voor gesignaleerde problemen met die dieren? Zo ja, bent u bereid een politieke en maatschappelijke discussie te entameren over dit thema? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben van mening dat afschot van wilde zwijnen een duurzaam instrument is om schade en overlast beheersbaar houden. Ik zie geen reden om hier een maatschappelijke dialoog over te beginnen, temeer omdat het een verantwoordelijkheid betreft van de provincie.
Tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) |
|
|
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Onrust over uitkering Wtcg geld» op de website van de CG-Raad?1
Ja, ik ben bekend met het artikel.
Kunt u aangeven hoe de afbakening van de doelgroep heeft plaatsgevonden? Op basis van welke beleidsuitgangspunten is dit gedaan?
Tijdens de totstandkoming van de wet eind 2008 is de afbakening voor de tegemoetkoming in overleg met de Kamer besproken. Om te bepalen wie voor een tegemoetkoming over 2009 in aanmerking komt is gekeken naar bepaalde vormen van zorggebruik en zorgindicaties vanuit de landelijke registraties van de Zvw, de AWBZ en de Wmo. Het uitgangspunt daarbij was dat de intensiteit van het zorggebruik iets zegt over de mate waarin mensen belemmeringen ondervinden en dat de mate van de belemmeringen een indicatie is voor de hoogte van de meerkosten die mensen hebben als gevolg van hun aandoening2.
Destijds was al duidelijk dat de afbakening voor de tegemoetkoming 2009 die eind dit jaar wordt uitgekeerd nog niet optimaal was. Om de afbakening te verbeteren, heeft het kabinet in 2009 de Taskforce Verbetering Afbakening Wtcg ingesteld. Deze Taskforce, die onder leiding stond van de heer Linschoten, heeft zich samen met medisch experts en andere betrokkenen gebogen over de mogelijke verbeteringen in de afbakeningscriteria van de Wtcg. In december 2009 heeft de Taskforce advies uitgebracht en dit advies is in december 2009 nagenoeg integraal overgenomen door het kabinet3. De regeling is door deze wijzigingen beter toegesneden op de doelgroep waarvoor deze is bedoeld. Dit zal bij de uitkering van de tegemoetkoming over 2010 – in het najaar van 2011 – merkbaar zijn.
Vindt u het een aanvaardbare situatie dat er geld terecht komt bij mensen die het niet nodig hebben, en dat er tegelijkertijd mensen zijn die het wel nodig hebben, terwijl zij geen tegemoetkoming ontvingen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zoals hiervoor aangegeven was bij de behandeling van de Wtcg bekend dat de afbakeningscriteria nog niet optimaal waren. Dit werd door een meerderheid van het toenmalige parlement aanvaardbaar geacht. Voor de uitkering over 2010 (aan het einde van 2011) zijn de criteria aangepast. Uiteraard is alles erop gericht om het geld daar terecht te laten komen waarvoor deze regeling is ingesteld.
Is de uitvoering in 2010 aanleiding om de afbakening te evalueren en eventueel te wijzigen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De komende tijd zal ik alle opties inventariseren. In februari 2011 zal ik – in de vierde Wtcg-voortgangsrapportage – de Kamer informeren over het verloop van de huidige uitkeringsronde en Wtcg-relevante beleidsontwikkelingen.
Een ter dood veroordeling in Pakistan |
|
Kees van der Staaij , Harry van Bommel , Joël Voordewind (CU), Raymond de Roon (PVV) |
|
![]() ![]() |
Wat is uw reactie op de ter dood veroordeling van mevrouw Asia Bibi door een Pakistaanse rechtbank?1
Nederland is tegen de doodstraf en betreurt de terdoodveroordeling van mevrouw Asia Bibi. Tegen het vonnis staat een beroepsmogelijkheid open.
Draagt deze ter dood veroordeling bij aan de toename van bedreigingen jegens christenen in Pakistan?
Helaas staat het geval van mevrouw Bibi niet op zichzelf. Eerder werden al diverse personen terdoodveroordeeld wegens blasfemie. De doodstraf wordt in Pakistan overigens sinds 2008 niet meer uitgevoerd. Het heeft er de schijn van dat de blasfemiewetgeving soms wordt misbruikt voor persoonlijk gewin of om persoonlijke vetes uit te vechten. Niet-moslims zijn in dit verband kwetsbaar, maar het valt niet te zeggen of met deze veroordeling bedreigingen jegens christenen in Pakistan toenemen. Uiteraard zal ik de ontwikkelingen nauw blijven volgen.
Zijn er nog anderen die vanwege deze zelfde beschuldigingen gevangen zitten in Pakistan?
Ja, er zijn meerdere zaken bekend van personen die worden beschuldigd van blasfemie. In 2009 registreerde de politie 41 klachten over blasfemie*. Verdachten worden veelal op basis van dun bewijs in voorlopige hechtenis gesteld in afwachting van een rechterlijk oordeel dat soms jaren op zich laat wachten, zo blijkt uit rapportages van mensenrechtenorganisaties. In het overgrote deel van de gevallen behoort de verdachte tot een religieuze minderheid.
Kunt u aangeven waar de Pakistaanse Blasfemiewet en de zogenaamde «Hudud»-wetten op gespannen voet staan met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens?
De vrijheid van meningsuiting is volgens de Pakistaanse grondwet onderworpen aan «redelijke wettelijke beperkingen in het belang van de glorie van de Islam». De blasfemiewetgeving geeft daar nadere uitvoering aan. Het Pakistaanse Wetboek van Strafrecht bevat onder meer bepalingen gericht op bescherming van religieuze overtuigingen zoals die in Pakistan beleden worden. Tezamen worden deze artikelen ook wel de blasfemiewetgeving genoemd. Hoewel alle Pakistanen, dus ook moslims, onderworpen zijn aan deze wetgeving, treffen blasfemiebeschuldigingen vooral de religieuze minderheden. Deze wetgeving staat op onderdelen op gespannen voet met de artikelen 7, 10 en 18 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
Wilt u bij de Pakistaanse autoriteiten krachtig protesteren tegen de ter dood veroordeling van mevrouw Asia Bibi en uw zorg uitspreken over Pakistaanse wetgeving die op gespannen voet staat met de internationale rechtsorde?
Nederland heeft in het afgelopen jaar herhaaldelijk zijn zorgen over de blasfemiewetgeving aan de Pakistaanse autoriteiten kenbaar gemaakt. Nog vorige week besprak de Nederlandse ambassadeur in Islamabad dit onderwerp met de minister voor Minderheden. De minister stelde de zorgen te delen en benadrukte dat de materie zijn volledige aandacht heeft. Ook de EU-vertegenwoordiging in Pakistan heeft eerder dit jaar aandacht gevraagd voor de blasfemiewetgeving en de doodstraf. Op Nederlands initiatief zal namens de EU missiehoofden en de ambassadeurs van Australië, Canada, Zwitserland en Noorwegen een brief over dit thema aan de Pakistaanse premier worden gezonden.
Het blenden van stookolie |
|
Liesbeth van Tongeren (GL), Paulus Jansen (SP) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending1 over het vermengen van stookolie met gevaarlijke stoffen en zijn de beschreven feiten juist? Worden nog steeds door schepen, die Nederlandse havens hebben aangedaan, schadelijke chemische reststoffen gemend met stookolie en op die manier in het milieu gebracht? Op welke schaal?
Ja, ik heb kennisgenomen van de uitzending van KRO Reporter van 6 november 2010 over het mogelijk vermengen van stookolie met gevaarlijke afvalstoffen.
Vermoed wordt dat er vermenging van stookolie met gevaarlijke afvalstoffen plaatsvindt. Op welke schaal vermenging plaatsvindt is op dit moment onbekend. Hiernaar zal in 2011 onderzoek worden gedaan.
Graag wil ik hier opmerken dat het incident met het schip «ADAFERA», die olie voor blenden naar Nederland vervoerde door de VROM- Inspectie intensief is opgepakt. De betrokken bedrijven hebben beroep ingesteld bij de Raad van State over de status van het afval. De Voorzitter van de Raad van State heeft op 3 november 2010 de uitspraak gedaan dat deze olie terecht is aangemerkt als afvalstof.
Wat is de relevante wetgeving met betrekking tot deze problematiek, zowel voor de ontdoeners van chemische reststoffen met verbrandingswaarde, verwerkers, tussenhandel/blenders als afnemers (rederijen)?
Ontdoeners van (gevaarlijke) afvalstoffen moeten zich houden aan de bij of krachtens de Wet milieubeheer gestelde regels. Zij dienen de afvalstoffen af te geven aan een bedrijf dat het vergund is deze afvalstoffen te mogen ontvangen.
Het ontvangende bedrijf moet hiervan een ontvangstmelding doen aan het Landelijke Meldpunt Afvalstoffen (verder te noemen: het LMA). Afvalstoffen moeten gerecycled worden, dan wel een andere nuttige toepassing krijgen, zoals verbranden met energieterugwinning. Als dit niet mogelijk is dan moet het afval definitief verwijderd worden, zoals verbranden zonder energieterugwinning of storten.
Het mengen van (gevaarlijke) afvalstoffen met stookolie ten behoeve van de (zee)scheepvaart is geen toegestane handeling.
Bedrijven die «slechte» oliesoorten blenden (opwerken) tot stookolie voor de scheepvaart hebben over het algemeen geen vergunning om afvalstoffen te mogen accepteren. Voor het overige verwijs ik u naar de antwoorden zoals mijn voorganger die heeft gegeven op eerdere vragen van het lid Poppe (brief van 26 november 2009 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 784).
Als het blendingsproces leidt tot een product dat wordt gebruikt als scheepsbrandstof, dan gelden hiervoor de brandstofkwaliteitseisen conform MARPOL Annex VI.
De internationale regelgeving Marpol Annex VI stelt dat brandstofolie voor zeeschepen geen toegevoegde stof of chemisch afval mag bevatten die de veiligheid van schepen in gevaar brengt, of nadelige gevolgen heeft voor de prestatie van de machines, of die schadelijk is voor het personeel, of in het algemeen bijdraagt aan extra luchtverontreiniging. Ook dient brandstofolie voor zeeschepen geen anorganische zuren te bevatten.
Hoe hoog is de maximale straf voor de relevante strafbare feiten? Zijn er in de huidige wetgeving voldoende aanknopingspunten om effectief te kunnen optreden tegen deze praktijken en is de strafmaat adequaat?
Overtredingen van de milieuwetgeving zijn economische delicten. Deze economische delicten zijn misdrijven, voor zover zij opzettelijk zijn begaan en voor zover deze economische delicten geen misdrijven zijn, zijn zij overtredingen.
De maximale straf voor deze economische delicten is een gevangenisstraf van zes jaar, een taakstraf of een geldboete van de vijfde categorie. De maximale geldboete kan worden verhoogd naar de zesde en hoogste categorie wanneer het feit door een rechtspersoon wordt begaan. Voor de vraag of er in de huidige wetgeving voldoende aanknopingspunten zijn om effectief te kunnen optreden tegen deze praktijken verwijs ik u naar de antwoorden zoals mijn voorganger die heeft gegeven op eerdere vragen van het lid Poppe (brief van 26 november 2009, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 784).
Hoe is de informatie-/registratieplicht bij ontdoeners, verwerkers, tussenhandel/blenders en afnemers op dit moment geregeld?
Ontdoeners van (gevaarlijke) afvalstoffen moeten een registratie bijhouden van de afvalstoffen die worden afgegeven aan een bedrijf die bevoegd is afvalstoffen te mogen accepteren. Het accepterende bedrijf moet op grond van het Besluit melden van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen van die ontvangst een melding doen bij het LMA. Bij het transport moet een begeleidingsbrief aanwezig zijn, waaruit blijkt waar het afval vandaan komt en waar het naar toe wordt vervoerd. Wanneer een bedrijf van een afvalstof een product maakt, moet het bedrijf daarvan een afgiftemelding doen bij het LMA. Overigens dienen voor afvalstoffen de vervoerders, inzamelaars, handelaars en bemiddelaars geregistreerd zijn.
Hoe is het toezicht op het illegale gebruik van schadelijke chemische reststoffen in zware stookolie voor de zeescheepvaart op dit moment geregeld?
Op grond van ondermeer de Kaderrichtlijn Afval, de EVOA en nationale regelgeving zoals de regeling Scheiden en Gescheiden Houden van Gevaarlijk afval is het verboden om gevaarlijke afvalstoffen te mengen met andere (gevaarlijk) afvalstoffen, noch met andere stoffen en materialen. Op de naleving van dit verbod bij bedrijven ziet het bevoegd gezag Wet milieubeheer (meestal de provincie) toe en de VROM-Inspectie voor zover het een EVOA-transport betreft.
De VROM-Inspectie voert controles uit in het kader van het Besluit Zwavelgehalte brandstoffen en de EG Verordening Overbrenging van Afvalstoffen (EVOA). EVOA-controles op olieachtige afvalstoffen vinden plaats, als de VROM-Inspectie signalen heeft dat een specifiek product een afvalstof zou bevatten of onder de afvalstoffenregelgeving zou vallen. Voor uitgebreidere informatie verwijs ik u naar eerdere brieven van 14 augustus 2009 (Kamerstuk 30 175, nr. 86 en van 26 november 2009 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 784)
Voor de acties van de VROM-Inspectie in 2011 verwijs ik u naar het antwoord op vraag 5.
Welke prioriteit heeft de controle en handhaving vanuit de Rijksoverheid op het inzamelen en verwerken van de restproducten van de petrochemische industrie, sinds het voorval in 2008 bij Norht Refinery? Hoeveel FTE waren er in 2009 mee gemoeid? Hoeveel controles vonden er in dat jaar plaats? Hoeveel sancties werden opgelegd?
De VROM-Inspectie bereidt momenteel met prioriteit een studie naar de product- en afvalketen van bunkerolie voor, die als basis moet gaan dienen voor gericht toezicht op de risicopunten in de keten van bunkerolie. Intussen zet de VROM-Inspectie circa 1 fte in voor toezicht op in- en uitvoer van oliestromen (EVOA) en circa 0,75 fte voor toezicht op scheepsafvalstoffen. Ook de KLPD, de Inspectie Verkeer en Waterstaat en Douane voeren controles (samen met de VROM-Inspectie) uit naar scheepsbrandstoffen.
De vergunning in het kader van de Wet milieubeheer bevat regels voor het accepteren en verwerken van (gevaarlijke) afvalstoffen bij afvalverwerkende inrichtingen zoals North Refinery. De Provincie is de bevoegde instantie voor het verlenen en handhaven van deze vergunning.
De provincie Groningen heeft naar aanleiding van het onderstaande justitieel onderzoek een projectgroep geformeerd, waaraan alle betrokken handhavingspartners deelnemen. In de projectgroep worden diverse toezichtacties gecombineerd en aan elkaar gekoppeld. De toezichtacties zijn verdeeld in een ingangscontrole, een verwerkingscontrole en een uitvoercontrole. Bekeken wordt of het bedrijf normen en regels overtreedt. Het project is nog niet afgerond. De provincie is verantwoordelijk voor de eindrapportage.
Naar hetgeen in de uitzending over North Refinery wordt gesteld, vindt een justitieel onderzoek plaats. De politie en de Inlichtingen- en opsporingsdienst van mijn Ministerie voeren samen een strafrechtelijk onderzoek uit. Tot het moment dat het openbaar ministerie feiten in de openbaarheid brengt, kan ik u hierover niet berichten.
De opstartproblemen van het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen |
|
Sharon Gesthuizen (SP) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de kritiek van deskundigen op het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen?1
De in de uitzending van Nieuwsuur (9 november 2010) geuite kritiek dat de toelatingseisen voor gerechtelijke deskundigen tot het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) te laag zijn en daardoor het kaf niet van het koren wordt gescheiden, herken ik niet en acht ik prematuur.
Het College gerechtelijk deskundigen (het College) toetst deskundigen die zich willen laten registreren in het NRGD aan vastgestelde kwaliteitsnormen en herhaalt deze toetsing elke vier jaren aan de hand van de dan geldende normen. Het College beslist over toelating tot het register en heeft ook de bevoegdheid een registratie te schrappen als een deskundige niet meer voldoet aan de normen.
Het College maakt gebruik van onafhankelijke normstellingadviescommissies die adviseren over de normenkaders en toetsingwijzen. Uitgangspunt is dat deskundigen op forensisch vakinhoudelijk gebied dienen te voldoen aan kwaliteitseisen die in lijn zijn met de in het veld heersende normen. Bij het opstellen van normen is actieve participatie van en acceptatie door het veld dan ook van groot belang. De normstellingadviescommissies zijn om die reden breed samengesteld met onder meer ervaren, representatieve (binnen -en soms ook buitenlandse) vakdeskundigen en een jurist. Préadviezen worden ter openbare consultatie gepubliceerd op de website van het NRGD. De consultatiefase van bijvoorbeeld het préadvies voor Forensische Psychologie, Psychiatrie en Orthopedagogiek (FPPO) heeft ertoe geleid dat de toetsingswijze voor FPPO is uitgebreid met een mondelinge toets als na de schriftelijke beoordeling onduidelijkheid bestaat over de deskundigheid van de aanvrager.
Ik ben van mening dat de toelatingseisen op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat, nu het toetsen in volle gang is, nog niet gesteld kan worden dat het kaf niet van het koren wordt gescheiden. De normen op de gebieden waarvoor registratie heeft plaatsgevonden worden bovendien doorontwikkeld om stapsgewijs de kwaliteit van de deskundigeninbreng in de rechtspleging op een hoger peil te brengen.
Hoeveel deskundigen zijn sinds de start van het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen in het register opgenomen en in welke disciplines?
Ik verwijs naar het antwoord op de schriftelijke vraag nummer 98 die de Vaste Commissie voor Justitie stelde ten aanzien van de Justitiebegroting voor het jaar 2011 (TK, 2010–2011, 32 500 VI, nr. 11). Per 12 november 2010 hebben zich 4 handschriftdeskundigen aangemeld. Voor DNA-analyse en -interpretatie zijn 16 aanvragen ontvangen en voor FPPO 151 aanvragen. Het aantal deskundigen op het gebied van FPPO bedraagt ongeveer 650. Vanwege dit grote aantal is het land verdeeld in vier cohorten en is gestart met openstelling van het register voor het cohort Den Haag. In december 2010 worden de door het College toegelaten deskundigen gelijktijdig gepubliceerd.
Wat zijn de ervaringen met de aanstelling die nog steeds moet plaatsvinden via de rechter-commissaris en om hoeveel gevallen gaat het in 2010?
Gezien het antwoord op vraag 2 is de wijze van benoemen van deskundigen in de praktijk nog niet veranderd. De meeste benoemingen in 2010 hebben plaatsgevonden door tussenkomst van de rechter-commissaris. Dit is alleen niet vereist voor de gevallen waarin specifieke op de wet gebaseerde uitvoeringsregelingen (zoals DNA-onderzoek en alcoholonderzoek) moeten worden toegepast.
Het aantal deskundigenbenoemingen wordt niet centraal geregistreerd. Op basis van een grove inventarisatie bij de gerechten verwacht de Raad voor de Rechtspraak een aantal van 15 000 tot 20 000 benoemingen in 2010. Het aandeel DNA en FPPO-deskundigen is het grootst. Op het moment dat gerechtelijk deskundigen voor deze gebieden zijn geregistreerd, kan de officier van justitie benoemen. Tot die tijd zijn er werkafspraken gemaakt met het Nederlands Forensisch Instituut en het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, waardoor de voortgang zo min mogelijk belemmerd wordt. Verder zijn er aparte werkafspraken gemaakt voor spoedonderzoeken zoals gerechtelijke secties.
Bent u bereid op korte termijn de voortgang bij het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen te beoordelen en waar noodzakelijk met aanvullende maatregelen te komen? Zo nee, waarom? Zo ja, op welke termijn?
Aan het hoofd van het NRGD staat het College. De eigen verantwoordelijkheid van het College, dat onafhankelijk als zelfstandig bestuursorgaan functioneert, staat voorop. Het beheersen van het risico van een te beperkt aantal deskundigen en/of een te beperkte variëteit aan deskundigen is in beginsel een vast agendapunt voor het College. Het College monitort de voortgang in het registratieproces dan ook voortdurend.
Dit neemt niet weg dat ook ik eraan hecht dat het NRGD nu snel gevuld wordt. Ook vanuit mijn Ministerie wordt het registratieproces daarom al nauwlettend gevolgd en worden waar nodig impulsen gegeven om het verloop van dit proces te bevorderen.
Geheim overleg met Turkije |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Commission «discrete» on secret negotiations with Turkey» 1 over mogelijke geheime onderhandelingen van eurocommissaris Stefan Füle met Turkije, aangaande het openstellen van geblokkeerde hoofdstukken in de onderhandelingen over Turkse toetreding tot de Europese Unie (EU)?
Ja.
Bent u op de hoogte van het «geheime» overleg tussen de eurocommissaris en Turkije? Zo ja, waarom hebben deze onderhandelingen een geheim karakter gekregen? Zo nee, vindt u het wenselijk dat er op een dergelijk hoog niveau met Turkije wordt onderhandeld over het openstellen van onderhandelingshoofdstukken zonder lidstaten hierover in te lichten?
Turkije dient te voldoen aan zijn verplichting om het aanvullend protocol bij de associatieovereenkomst («Ankara-protocol») volledig en op niet-discriminerende wijze toe te passen. In december 2006 heeft de Raad de Commissie verzocht om nauwlettend op dit vraagstuk toe te zien en de Raad daarover te informeren. Dit verzoek heeft de Raad herhaald in zijn conclusies van 7 december 2009 (zie ook verslag van de Raad van 7 december 2009, uw kamerstuk 21 501-02, nr. 939).
De Raad heeft in 2006 acht belangrijke onderhandelingshoofdstukken2 bevroren omdat Turkije het Ankara-protocol niet implementeert. In de voortgangsrapportage EU-uitbreiding die de Commissie op 9 november 2010 heeft gepubliceerd (en waarover uw kamer op 26 november een kabinetsappreciatie zal toegaan) schrijft de Commissie dat het «urgent» is dat Turkije het Ankara-protocol implementeert. De Commissie beveelt aan dat de maatregelen die in 2006 zijn genomen gehandhaafd blijven zolang Turkije het Ankara-protocol niet implementeert. Nederland deelt deze aanbeveling.
Het ligt overigens volledig in de rede dat de Commissie, als hoedster van de verdragen (inclusief de associatieovereenkomst EU-Turkije) en handelend in de letter en de geest van de politieke opdracht van de Raad, ondersteunend is bij de VN-pogingen die worden ondernomen om een oplossing te vinden voor de kwestie Cyprus. Dat heeft Commissaris Füle op 9 november 2010 ook in het Europese Parlement verklaard. Hierbij horen gesprekken met alle betrokken partijen, waaronder Turkije.
Het kabinet heeft begrip voor het soms vertrouwelijke karakter waarbinnen de Europese Commissie in dit opzicht opereert.
Mocht de Commissie, op basis van positieve stappen van Turkse zijde, alsnog aanbevelen om een of meer van de bevroren onderhandelingshoofdstukken te deblokkeren, dan zal de Raad daarover hoe dan ook met unanimiteit moeten beslissen.
Weet u wat bedoeld wordt met «mutual concessions»? Zo nee, kunt u hierover uitleg vragen aan eurocommissaris Füle en hierover verslag uitbrengen aan de kamer?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de acht geblokkeerde onderhandelingshoofdstukken slechts kunnen worden opengesteld wanneer Turkije voldoet aan alle voorwaarden uit het Ankara-protocol, voor het verstrijken van de deadline en dat hierop geen enkele concessie mogelijk is?
Zie antwoord vraag 2.
Het bewaren van dossiers door Jeugdzorg over gezinnen waar geen kindermishandeling is geconstateerd |
|
Jeroen Dijsselbloem (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de tv-uitzending over het niet vernietigen van dossiers van gezinnen door Jeugdzorg, ondanks dat onderzoek uitwees dat er geen sprake is van kindermishandeling?1
Ja.
Is er sprake van landelijk beleid ten aanzien van het wel of niet bewaren van dossiers na onterechte beschuldiging van kindermishandeling? Zo ja, wat is de wettelijke basis van dit beleid? Hoe zijn hierin de rechten van ouders verankerd?
Het beleid ten aanzien van het bewaren van dossiers bij de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK) is opgenomen in het landelijk protocol van handelen AMK’s. Dit beleid is gebaseerd op artikel 55, tweede lid, van de Wet op de jeugdzorg dat stelt dat het AMK een dossier bewaart tot het jongste kind van het gezin waar het bureau jeugdzorg bemoeienis mee heeft gehad, meerderjarig is geworden met een minimale bewaartermijn van 15 jaar. Na het verstrijken van de bewaartermijn wordt het dossier vernietigd. Daarnaast kunnen ouders en/of het gemelde kind het AMK verzoeken het dossier te vernietigen. Het AMK voldoet bij een onterechte melding bijna altijd aan dit verzoek, tenzij aannemelijk kan worden gemaakt dat het bewaren een bijdrage kan leveren aan het beëindigen van een mogelijk toekomstige situatie van kindermishandeling, dan wel dat het een situatie betreft waarin een maatregel van jeugdbescherming overwogen dient te worden. Dit is bij wet geregeld. Het belang van het gemelde kind staat hierbij centraal.
Is het waar dat naast de categorieën «gegronde melding» en «ongegronde melding», Jeugdzorg een categorie «niet bevestigde melding» heeft, waarvan de dossiers altijd bewaard blijven ook al kan geen kindermishandeling worden aangetoond? Zo ja, wat betekent dit voor het recht van ouders die onterecht werden beschuldigd en willen dat het dossier wordt vernietigd?
Het belang van het bewaren van de gegevens voor het kind is voor het besluit van het AMK het leidende principe. Het AMK hanteert bij het beëindigen van een onderzoek drie categorieën: 1) de melding bleek ongegrond, dan kan worden overgegaan tot vernietiging van het dossier (behoudens het gestelde onder het antwoord op vraag twee); 2) de melding bleek gegrond, in dit geval wordt het dossier niet vernietigd en 3) de melding is niet bevestigd. In dat geval is kindermishandeling niet aangetoond, maar ook niet ontkracht. Vaak zijn er dan wel zorgen over de ontwikkeling van het kind. Er kan ook sprake zijn geweest van een bedreigende situatie die inmiddels is beëindigd maar die mogelijk wel schade heeft veroorzaakt. Hoe groot het risico op recidive is, valt niet altijd te voorspellen. In dat geval is het, met het oog op mogelijke toekomstige problemen, in het belang van het kind om de gegevens te bewaren volgens de bewaartermijnen zoals de wet deze noemt.
De privacy van ouders is gewaarborgd omdat het dossier alleen opnieuw kan worden geopend door een medewerker van het AMK naar aanleiding van een nieuwe melding.
Worden ouders voldoende geïnformeerd over hoe met dossiers na onterechte klachten wordt omgegaan, en wat hun rechten daarbij zijn? Zo nee, is Jeugdzorg bereid hierover betere informatie te verschaffen?
Jeugdzorg Nederland (voorheen de MOgroep Jeugdzorg) heeft mij gemeld dat in de praktijk een AMK medewerker aan ouders en/of jeugdigen waarover een onterechte melding is gedaan, veelal de vraag voorlegt of het dossier met de onterechte melding moet worden vernietigd. Om te zorgen dat deze pro-actieve werkwijze door alle AMK-medewerkers wordt toegepast, zal dit worden opgenomen in het protocol van Handelen van de AMK’s.
Overigens is het niet zo dat in alle gevallen van een onterechte melding ouders willen dat het dossier wordt vernietigd, bijvoorbeeld als er een kans bestaat dat opnieuw een onterechte melding wordt gedaan. Dit kan voorkomen bij meldingen van ex-partners. Als het oude dossier bewaard blijft, besluit het AMK op basis daarvan geen nieuw onderzoek te starten.
Het bericht 'Meer kids in alcoholcoma' |
|
Kees van der Staaij |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Meer kids in alcoholcoma»?1
Ja.
Wat is uw beleidsmatige reactie op de conclusie van het in het artikel genoemde onderzoek dat het aantal kinderen onder de zestien jaar dat met een alcoholvergiftiging op de spoedeisende hulp van een ziekenhuis terecht komt, blijft toenemen (2007: 297, 2009: 500, eerste helft 2010: nog verdere toename)? Op welke manier gaat u zich ervoor inzetten om deze zorgwekkende trend te breken?
Ik vind het zorgwekkend dat in de eerste helft van dit jaar 172 jongeren onder de 16 jaar en 184 jongeren tussen de 16 en 18 jaar met een alcoholintoxicatie in een algemeen ziekenhuis zijn opgenomen.
Ik ben voornemens uw Kamer op korte termijn te informeren over de voortgang van het wetsvoorstel tot wijziging van de Drank- en Horecawet, waarin diverse maatregelen staan om het alcoholmisbruik door kinderen en jongeren aan te pakken. De aanpak van deze problematiek zal ook aan de orde komen in de Landelijke nota gezondheidsbeleid, waarin ik mijn preventiebeleid uiteen zal zetten. Deze zal begin 2011 aan uw Kamer worden gestuurd.
Hoe reageert u op de constatering dat ongeveer een derde van die jongeren met een alcoholcoma de alcohol zelf kocht in de supermarkt of een horecagelegenheid, terwijl de verkoop van alcohol aan jongeren onder de 16 jaar wettelijk verboden is?
Het is helaas een bekend feit dat de naleving van de leeftijdsgrenzen van de Drank- en Horecawet voor verbetering vatbaar is. Hierin moet absoluut een slag gemaakt worden. Ik verwacht dit te bereiken met de overdracht van het toezicht naar gemeenten. Zie ook antwoord op vraag 4.
Wat is uw reactie op de conclusie van de onderzoeker dat het met het verbod op de alcoholverkoop aan jongeren tot 16 jaar – ondanks alle campagnes – heel «beroerd gesteld» is? Wat is bekend over de effectiviteit van de gevoerde campagnes? Welke maatregelen neemt u om ervoor te zorgen dat de leeftijdsgrenzen voor de verkoop van alcohol daar beter gehandhaafd worden, zodat het niet meer mogelijk is dat vier op de vijf vijftienjarigen probleemloos drank meekrijgt?
Wat betreft het eerste deel van uw vraag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 3.
De enige Postbus 51 campagne over alcohol die de afgelopen jaren is uitgezonden is de campagne «Voorkom alcoholschade bij uw opgroeiende kind». Het doel van deze campagne was om het alcoholgebruik onder jongeren in ieder geval tot hun 16de jaar uit te stellen en om ouders hierover afspraken te laten maken met hun kinderen. Uit onderzoek van de Rijksvoorlichtingsdienst weten we dat de campagne effect heeft gehad op kennis en houding van de ouders. Sinds 2008 is een stijgende trend zichtbaar in het aantal ouders dat het (absoluut) niet goed vindt dat een kind jonger dan 16 jaar af en toe alcohol proeft (van 58% naar 71%). Ook de gevolgen van alcoholgebruik door jonge kinderen zijn steeds vaker bekend bij de ouders. Het percentage ouders dat met hun kind een afspraak heeft gemaakt om tot een bepaalde leeftijd geen alcohol te drinken is sinds 2008 toegenomen (van 32% naar 51%). Er is dus nog een lange weg te gaan.
Om de naleving van de leeftijdsgrenzen voor de verkoop van alcohol te verbeteren is in het wijzigingsvoorstel Drank- en Horecawet (dat u op 18 juli 2009 is aangeboden) de overdracht van het toezicht naar de gemeenten voorzien. Het uitgangspunt hierachter is dat gemeenten het toezicht efficiënter in kunnen zetten en beter zicht hebben op de lokale problematiek. Zo weten zij beter dan een landelijke handhavingsdienst of de plaatselijke alcoholverstrekkers wel of niet de regels naleven.
Uw Kamer heeft het wetsvoorstel op 1 juli 2010 controversieel verklaard.
Zoals reeds in mijn antwoord op vraag 2 is aangegeven zal ik u binnenkort over de voortgang van dit wetsvoorstel informeren.
Misstanden op de paardenmarkt in Hedel |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de ernstige overtredingen die door de organisatie Eyes on Animals zijn geconstateerd op de paardenmarkt in Hedel, die plaatsvond op 8 november 2010?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het dat paarden geschopt en geslagen werden, mini-pony’s aan de staart werden voortgesleept en enkele dieren in slechte gezondheid verkeerden? Deelt u de mening dat dit vaker gebeurt op paardenmarkten? Zo nee, kunt u uiteenzetten hoe u daar zeker van kunt zijn?
Er geldt te allen tijde dat voldaan moet worden aan de Gezondheids – en welzijnswet voor dieren. Indien blijkt dat hier niet aan voldaan wordt, zal opgetreden worden.
De nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) gaat met de gemeente en de organisator bespreken op welke wijze de omstandigheden voor de dieren moeten worden verbeterd.
Een verbod op paardenmarkten ligt niet in de rede. Echter, de geconstateerde overtredingen nopen wel tot blijvende alertheid van de inspectiediensten. Er ligt ook een belangrijke verantwoordelijkheid voor de dierenhouders, transporteurs en organisatoren om op paardenmarkten met de dieren fatsoenlijk om te gaan. Voor het maatschappelijk draagvlak voor paardenmarkten is dat essentieel.
Wat is uw algemene indruk van de welzijnsomstandigheden op paardenmarkten, waar de dieren niet zelden langdurig kort staan aangebonden, op gladde ondergronden staan en, zoals in Hedel, voortdurend harde muziek wordt gedraaid? Deelt u de mening dat op dergelijke markten gemakkelijk stress en onrust ontstaat voor de dieren? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om paarden en pony’s tegen deze onnodige welzijnsaantasting te beschermen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat de Algemene Inspectiedienst (AID) aanvankelijk en in elk geval van zondagnacht tot maandagochtend, niet op de paardenmarkt aanwezig was om te controleren op het dierenwelzijn? Zo ja, waarom was de AID niet aanwezig? Kunt u toelichten in hoeverre capaciteit, dan wel risico-inschattingen, leidend waren bij de beslissing om niet te controleren bij de aanvoer van de dieren?
Het controleren van verzamelplaatsen in het algemeen, en van markten in het bijzonder vormen een onderdeel van het reguliere toezicht op de naleving van de transportverordening. In 2009 zijn controles uitgevoerd op de paardenmarkten in Lingen, Elst, Zuid-Laren en Hedel. De nVWA registreert echter niet per locatie de geconstateerde overtredingen en de hierop gebaseerde maatregelen. De nVWA heeft op maandagochtend op de Hedelse paardenmarkt gecontroleerd. Daarnaast is op de markt ook controle uitgevoerd door de Landelijke Inspectiedienst (LID). Er is een aantal overtredingen vastgesteld, zoals het niet inschakelen van een dierenarts bij koliek, geen of onvoldoende mogelijkheid voor de dieren om te kunnen drinken, het niet correct omgaan met de dieren en onvoldoende aanbindcapaciteit. Er is een aantal waarschuwingen gegeven en één proces-verbaal opgemaakt. Twee paarden zijn door een dierenarts geëuthanaseerd. Een aantal zaken is nog in onderzoek. Daarnaast zal de nVWA actie ondernemen richting de organisator en gemeente.
Het toezicht op de naleving van dierenwelzijnsregelgeving, waar de transportverordening onderdeel van uitmaakt, zal niet worden verminderd, maar juist geïntensiveerd. De afbakening met de dierenpolitie zal in nauw overleg met het ministerie van Veiligheid en Justitie worden vastgesteld
Kunt u toelichten wanneer de AID weleen controle heeft uitgevoerd op deze paardenmarkt? Welke overtredingen zijn door de AID geconstateerd en welke acties zijn vervolgens ondernomen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel controles op paardenmarkten hebben er in 2009 plaatsgevonden en hoeveel van die controles waren aangekondigd? Hoeveel boetes zijn er op basis van die controles uitgeschreven? Hoeveel paarden zijn er in beslag genomen? Welke andere straffen zijn er opgelegd?
Zie antwoord vraag 4.
Welke weerslag heeft de aangekondigde inkrimping van de AID op het controleren van dierenwelzijn ten aanzien van paarden? Zal bijvoorbeeld het aantal controles op paardenmarkten afnemen? Zo ja, hoe verhoudt dit zich met het voornemen van het instellen van een dierenpolitie?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verhoudt het aan- en afvoeren van verzwakte paarden en pony’s op een paardenmarkt zich tot het verbod op het vervoeren van wrak vee?
Het aan – en afvoeren van paarden op een markt moet voldoen aan alle voorwaarden uit de transportverordening. Op grond van bijlage I, hoofdstuk I, artikel 1 van de transportverordening zijn zwakke dieren niet transportwaardig en mogen dan ook niet vervoerd worden. Het aan- en afvoeren van deze dieren is dan ook verboden.
Deelt u de mening dat dorpsfeesten niet zouden moeten leiden tot de aantasting van het welzijn van dieren? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt dit zich in uw ogen tot de uitgangspunten van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren? Zo ja, bent u bereid voorbereidingen te treffen voor een verbod op paardenmarkten?
Zie antwoord vraag 2.