Problemen in het gehandicaptenvervoer |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de Stichting Vast is Beter?1
Ja. Ik heb bovendien naar aanleiding van uw vragen contact gehad met betreffende stichting.
Bent u zich ervan bewust dat veel gehandicapte reizigers momenteel geweigerd worden als gevolg van de strengere regelgeving in het gehandicaptenvervoer en op die wijze dus geïsoleerd raken van de maatschappij? Zo ja, deelt u de mening dat iedereen recht heeft op vervoer en dat dit probleem derhalve subiet aangepakt dient te worden?
Het uitgangspunt is dat mensen met een handicap veilig vervoerd moeten kunnen worden. Het is mij duidelijk geworden dat voornamelijk rolstoelinzittenden die niet rechtop in hun rolstoel kunnen zitten, soms door vervoerders (waaronder Valys) voor vervoer worden geweigerd. De reden hiervan is dat bij het gebruik van standaard veiligheidsgordels in rolstoeltaxi’s door rolstoelinzittenden met een afwijkende zithouding kan leiden tot gevaarlijke situaties. De betreffende vervoerders kunnen geen concessies doen aan de verkeersveiligheid, waardoor zij geen andere uitweg zien dan weigeren van vervoer.
Ik ben het met u eens dat zoveel mogelijk getracht moet worden te voorkomen dat gehandicapten maatschappelijk geïsoleerd raken. Ik ben daarom bereid om te laten nagaan of het mogelijk is om met een geringe aanpassing van de bestaande regels eventuele problemen rond de zit-lighouding op te lossen.
Bent u bekend met het feit dat er uniforme eisen zijn gesteld met betrekking tot gehandicaptenvervoer in de Regeling Voertuigen 2009, maar dat er geen uniforme eisen zijn gesteld aan de rolstoelen? Zo ja, bent u bereid om alsnog standaardeisen op te stellen voor rolstoelen, zodat het technisch mogelijk is om ieder type rolstoel te vervoeren en kunt u aangeven per wanneer wij dit kunnen verwachten?
De regeling rond het gehandicaptenvervoer is opgezet vanuit de verkeersveiligheid. Daarom moeten voertuigen waarmee rolstoelen worden vervoerd beschikken over deugdelijke vastzetsystemen en is niet geregeld dat elke rolstoel waarmee een gehandicapte zich in het verkeer wil begeven voorzien moet zijn van bevestigingspunten. Ik heb wel na laten gaan wat de kosten zijn van een eventuele verplichting voor het aanbrengen van vastzetpunten op rolstoelen en een vrije gordelloop. Die bedragen circa € 1 miljoen en komen ten laste van de AWBZ, particulieren en de verstrekkende gemeentes. Gelet op de terughoudendheid inzake nieuwe regelgeving en de kosten, zie ik geen aanleiding om over te gaan tot een verplichting. Wel is dit onder de aandacht gebracht van de VNG, terwijl mij bekend is dat op vrijwillige basis ook al aanpassingen aan rolstoelen worden aangebracht.
Deelt u de mening dat standaardgordels alleen geschikt zijn voor passagiers in een rechtop zithouding en dat passagiers met een afwijkende houding vrijgesteld zouden moeten worden van deze verplichting, zodat vervoerders gebruik kunnen maken van een aangepaste gordel? Zo ja, bent u bereid om dit in de Regeling Voertuigen, Artikel 59, lid 9 aan te passen?
Zie mijn antwoord op vraag 2
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat veel vervoerders, waaronder Valys, passagiers met een scootmobiel weigeren om per lift in te stappen omdat dit tot ongelukken zou leiden? Zo ja, welke actie gaat u ondernemen om de situatie waarbij ouderen nu maar zelf via het trappetje in het busje moeten klauteren te voorkomen, zodat het voor ouderen geen vrijwel onmogelijke opgave wordt om vervoerd te worden?
Verkeersveiligheid bepaalt de grens van wat vervoerders mogen doen. Hieraan kunnen geen concessies worden gedaan. Er gelden veiligheidsregels met betrekking tot het vervoer van rolstoelen en er bestaan minimale goedkeuringseisen voor liftinstallaties die gebaseerd zijn op het dragen van rolstoelpassagiers. Scootmobielen zijn zwaarder en hebben een ander zwaartepunt dan rolstoelen. De huidige voertuigen in het contractvervoer zijn er niet altijd op ingericht om deze in te laden terwijl de passagier op de scootmobiel blijft zitten. Analoog aan de specifieke regelgeving voor rolstoelen dient ook de veiligheid van passagiers op scootmobielen bij taxivervoer vooropgesteld te worden. De verantwoordelijkheid voor handhaving van dit uitgangspunt berust bij de vervoerder. Dit betekent dat, afhankelijk van het ingezette vervoermiddel en per individuele situatie moet worden beoordeeld, op welke wijze het vervoer veilig kan plaatsvinden.
Gelet op de kosten acht ik het niet opportuun hiervoor maatregelen te nemen.
Uiteraard is het van belang dat de vervoerder met betrokkene zo goed mogelijk omgaat met deze situatie, bijvoorbeeld door adequate assistentie te verlenen bij het betreden en het verlaten van het voertuig.
Bent u bereid om de door de Stichting Vast is Beter in ontwikkeling zijnde extra beugel voor scootmobiels over te nemen en verplicht te stellen voor alle gehandicapte vervoerders, zodat iedere gehandicapte weer vervoerd kan worden?
Uit mijn overleg met de Stichting Vast=Beter is gebleken dat zij geen extra beugel voor scootmobielen in ontwikkeling heeft. Wel ontwikkelen zij een riem voor achterop de voertuiglift, die moet verhinderen dat rolstoelen daarvan afvallen.
Kunt u de beantwoording van deze vragen uiterlijk één week voor het algemeen overleg Doelgroepenvervoer van 28 april 2011 doen toekomen aan de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Nee, maar wel zo mogelijk voor het algemene overleg van 28 april 2011.
Het bericht dat het conceptwetsvoorstel Rijkswet Personenverkeer voorlopig van de baan is |
|
André Bosman (VVD), Cora van Nieuwenhuizen (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Terugsturen Antilliaanse raddraaiers van de baan»1 en het bericht «Personenverkeer is een scheldwoord»?2
Ja.
Klopt het dat u heeft toegezegd niet verder te gaan met het conceptwetsvoorstel Rijkswet personenverkeer van het vorige kabinet en met Antilliaanse politici opnieuw wil gaan onderhandelen over een nieuwe concept? Zo ja, kunt u aangeven waarom u van mening bent dat het conceptwetsvoorstel Rijkswet personenverkeer in zijn geheel moet worden teruggetrokken en opnieuw zal moeten worden onderhandeld?
In april jongstleden hebben de minister van Binnenlandse Zaken en ik met de regeringen en met een aantal fracties van de Staten van de landen Curaçao, Sint Maarten en Aruba gesproken over de toekomstvisie op het Koninkrijk en een toekomstige regeling van het personenverkeer. In deze overleggen heb ik aangegeven dat, vanwege de nieuwe regeringen en nieuwe verhoudingen in deze landen en ook in Nederland, ik een andere aanpak voorsta, die inhoudt dat ik in nauwe afstemming met de landen een regeling van het personenverkeer wil opstellen. Het voorstel van het vorige kabinet past niet in deze aanpak, omdat het al een geheel uitgewerkte notitie is.
Bent u ervan op de hoogte dat de regering van Curaçao heeft aangegeven weinig te voelen voor een Rijkswet personenverkeer? Kunt u voorts aangeven hoe het zit met het draagvlak voor een dergelijke wet op de andere koninkrijksdelen?
Ik ben mij ervan bewust dat, gelet op het verleden, een regeling van het personenverkeer een gevoelig onderwerp is in het land Curaçao. Dit is ook duidelijk door hen aangegeven tijdens de besprekingen van begin april. Ook in de andere landen van het Koninkrijk ligt het onderwerp gevoelig, maar alle landen hebben aangegeven dat zij openstaan voor discussie en dat zij vanwege de door mij gekozen aanpak bereid zijn om de mogelijkheden voor een regeling van het personenverkeer nader te bezien.
Hoe denkt u het draagvlak voor een dergelijke wet op de verschillende koninkrijksdelen te kunnen vergroten?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het helemaal opnieuw starten van onderhandelingen om te komen tot een Rijkswet personenverkeer met de mogelijkheid om wederzijdse eisen te stellen aan de toelating, terugkeer en het verblijf, zal leiden tot uitstel en dat dit niet mag leiden tot afstel?
Nee, deze mening deel ik niet. Recentelijk heb ik een uitnodiging ontvangen van de Minister van Justitie van het land Sint Maarten om het vraagstuk van het vreemdelingenbeleid en het personenverkeer binnen het Koninkrijk met de andere verantwoordelijke ministers van de landen, te weten de ministers van Justitie van Curaçao en Aruba en de minister van Vreemdelingenzaken van Aruba, eind juni verder te bespreken.
Bent u bereid te garanderen dat het vereiste van «wederkerigheid» ten aanzien van de over en weer te stellen eisen, ook in het nieuwe voorstel voldoende tot zijn recht zal komen? Het kan toch niet zo zijn dat Nederland soepeler is dan de eilanden als het gaat om de toelating? Zo nee, waarom niet?
Mijn inzet is om samen met de andere landen een regeling van het personenverkeer te formuleren, die tegemoet komt aan de belangen en behoeften van alle landen en waarin de thema’s grensoverschrijdend verkeer, economische en sociale ontwikkeling en openbare orde en veiligheid worden uitgewerkt. De kaders voor deze thema’s zullen over en weer moeten gelden.
Kunt u aangeven op welke termijn u met een nieuw voorstel voor een Rijkswet personenverkeer zal komen?
Mijn streven is om de Tweede Kamer eind van het jaar te informeren over de hoofdlijnen van een regeling.
De arrestatie en verdwijning van de Chinese kunstenaar Ai Weiwei |
|
Alexander Pechtold (D66) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht «Chinese kunstenaar Ai Weiwei opgepakt op vliegveld, regering nerveus»?1
Ik heb met bezorgdheid kennisgenomen van de aanhouding van Ai Weiwei. Ik hoop op meer openheid van de Chinese autoriteiten over deze en andere zaken. De heer Ai Weiwei en andere activisten hebben hoe dan ook recht op een eerlijk proces.
Klopt het dat er sinds de arrestatie niets meer van Weiwei vernomen is? Zo ja, bent u bereid het Nederlandse ongenoegen kenbaar te maken aan de Chinese ambassadeur?
Ai Weiwei is geruime tijd incommunicado gehouden, maar onlangs heeft zijn vrouw heeft de gelegenheid gehad kort met hem te spreken. Hij is inmiddels in staat van beschuldiging gesteld.
De Hoge Vertegenwoordiger van de EU, Lady Catherine Ashton, heeft op 12 april jl., mede op aandringen van Nederland, in een verklaring met klem gevraagd om opheldering over het lot van de vele mensen die recent zijn vastgezet, waaronder Ai Weiwei. Ze eiste ook behandeling van deze personen volgens de normen van internationaal recht en de rechtsstaat. Tijdens de bilaterale buitenlands-politieke consultaties die van 18 tot 20 april jl. in Peking plaatsvonden heeft Nederland zorg over het lot van Ai Weiwei overgebracht aan de Chinese autoriteiten.
Bent u bereid, totdat duidelijk is dat Weiwei een eerlijk proces krijgt, in de contacten met China – ook in EU verband – constant het grote belang van burgerlijke en politieke rechten in het algemeen te benadrukken, en de casussen van Weiwei en tientallen andere opgepakte schrijvers, advocaten en burgerrechtenactivisten in het bijzonder aan de orde te stellen? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat de arrestatie onderdeel uitmaakt van een verhevigde campagne van de Chinese regering om bekende dissidenten te intimideren? Zo ja, welke instructies heeft de Nederlandse vertegenwoordiging in Peking ontvangen om hiermee om te gaan?
De autoriteiten in China hebben vanaf november de bewegingsvrijheid van een aantal mensenrechtenverdedigers beperkt en tevens een aantal mensenrechtenverdedigers aangehouden. Volgens mensenrechtenorganisaties zijn inmiddels meer dan 100 personen aangehouden of voor verhoor tijdelijk vastgezet. Het is te vroeg om te beoordelen of dit een structurele verslechtering van de mensenrechtensituatie inhoudt, dan wel een tijdelijke, die samenhangt met actuele gebeurtenissen. De ambassade volgt de mensenrechtensituatie op de voet en zal daarover regelmatig verslag uitbrengen aan het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Op welke wijze ondersteunt de Nederlandse ambassade in Peking concreet de verbetering van de mensenrechten? Op welke wijze werkt de Nederlandse ambassade met mensenrechtenorganisaties in China samen?
De Nederlandse ambassade te Peking blijft zich zowel in EU-verband als ook bilateraal inspannen een bijdrage te leveren aan verbetering van de mensenrechtensituatie in China. Daarbij wordt aandacht geschonken aan de onderwerpen vrijheid van meningsuiting en persvrijheid. Zo maakt de ambassade regelmatig bijeenkomsten van de Foreign Correspondents Club China (FCCC) mogelijk, die tot nog toe meestal zonder problemen hebben kunnen plaatsvinden. Tijdens de Expo 2010 in Shanghai ontplooide Nederland culturele activiteiten in het tijdelijke Dutch Cultural Centre. Daar is ruimte geboden aan kritische Chinese kunstenaars, waaronder Ai Weiwei bij de openingstentoonstelling. De ambassade onderhoudt verder contacten met een groot aantal mensenrechtenverdedigers (waaronder journalisten, bloggers en kunstenaars) en andere relevante personen. De ambassade werkt daarbij nauw samen met andere EU-lidstaten en andere gelijkgezinde landen. Verder financiert Nederland in China een programma ter versterking van de rechtsstaat, werkt daarbij samen met diverse Nederlandse en Chinese organisaties, en een programma voor het behoud van de Tibetaanse cultuur. Jaarlijks is voor deze programma’s samen ruim € 1,5 miljoen beschikbaar.
Hoe vergroot Nederland de mediadiversiteit en internetvrijheid in China – waar Weiwei een groot pleitbezorger van was – om ruimte te geven aan mensenrechtenverdedigers om op te komen voor de vrijheden van zichzelf en anderen?
Nederland besteedt veel aandacht aan de vrijheid van meningsuiting, het belang van mediadiversiteit en internetvrijheid in China, en stelt deze onderwerpen regelmatig aan de orde in de contacten met de Chinese autoriteiten. Nederland werkt in China samen met zowel traditionele als nieuwe media, bijvoorbeeld door het organiseren van journalistenreizen met als doel de diversiteit in berichtgeving aan te moedigen. Ook de hiervoor genoemde bijeenkomsten van de FCCC passen in dat kader.
De aandacht van Nederland voor de vrijheid van meningsuiting en internetvrijheid in China vormen deel van de bredere agenda van de regering op dit thema, dat als prioriteit is opgenomen in de recent aan uw Kamer gestuurde mensenrechtennotitie «Verantwoordelijk voor Vrijheid».
Bent u van mening dat Nederland als gastheer van vier internationale gerechtshoven en als enige land in de wereld dat het bevorderen van de internationale rechtsorde in zijn Grondwet heeft staan, een extra verantwoordelijkheid draagt om het belang van mensenrechten overal in de wereld onder de aandacht te brengen? Zo ja, hoe krijgt die opstelling in dit specifieke geval vorm? Zo neen, waarom niet?
De actualisering van het mensenrechtenbeleid, die ik uw Kamer heb aangeboden, geeft vorm aan de verantwoordelijkheid die Nederland heeft ten aanzien van de wereldwijde bevordering van de mensenrechten. Om effectief te handelen moet Nederland selectief zijn en samenwerken met partners, zowel in bilateraal als in multilateraal verband. De wijze waarop deze opstelling in dit specifieke geval vorm krijgt is aangegeven in het antwoord op vragen 2 en 3.
De nationale koppen op Natura 2000 |
|
Helma Lodders (VVD), Elbert Dijkgraaf (SGP) |
|
|
|
|
Kunt u de Kamer informeren over de uitkomsten van uw gesprek met de heer Gerrits over het rapport «Natura 2000 – Europese verplichtingen en Nederlandse koppen» van IQuatro?
Ten behoeve van de u toegezegde evaluatie worden met verschillende maatschappelijke organisaties en overheidspartijen gesprekken gevoerd. Ook met de heer Gerrits heeft een gesprek plaatsgevonden. De heer Gerrits heeft zijn rapport nader toegelicht. Een aantal van de door IQuatro geagendeerde onderwerpen zijn ook voorgelegd aan de Europese Commissie. De uitkomsten hiervan zullen worden meegenomen in de evaluatie. In de evaluatie zal worden aangegeven welke nationale koppen zijn geïdentificeerd bij de implementatie van Natura 2000. Op hoofdlijnen zal in de evaluatie aandacht worden besteed aan thema’s uit het IQuatro-rapport.
Kunt u in de reeds toegezegde brief over de nationale koppen op Natura 2000 (te ontvangen in mei 2011) ook uitgebreid inhoudelijk ingaan op het rapport van IQuatro? Kunt u daarbij ook aandacht besteden aan de verschillende voorbeelden uit het rapport van onrechtmatigheden?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat in het rapport wordt geconcludeerd dat op een totaal van 1192 doelstellingen voor habitattypen en habitat van soorten er 340 kunnen worden geschrapt omdat de betreffende habitattypen en soorten als «aanwezig, maar verwaarloosbaar» zijn aangemeld, dan wel niet zijn aangemeld en derhalve buiten het kader van de richtlijnverplichtingen als nationale koppen zijn toegevoegd? Kunt u aan de hand van de tabellen in het rapport per gebied aangeven waar inderdaad sprake is van een nationale kop en waar niet en in het laatste geval, waarom niet?
Zoals ik in mijn brief aan de Kamer d.d. 23 februari 2011 (Kamerstuk 32 670, nr. 1) heb aangegeven, ben ik aan het analyseren of de Nederlandse aanpak nationale koppen bevat. Daarbij wordt ook bovengenoemd rapport betrokken.
Waarom is de Leenherenpolder (in agrarisch gebruik; geen bestaande natuur) opgenomen in het concept-aanwijzingsbesluit voor Natura 2000-gebied Haringvliet? Wat is de ecologische onderbouwing/noodzaak voor deze keuze? Hoe verhoudt deze keuze zich tot de Vogel- en Habitatrichtlijn die gericht is op de bescherming van bestaande natuur?
De Leenheerenpolder is in mei 2003 bij de Europese Commissie aangemeld als onderdeel van het Habitatrichtlijngebied Haringvliet, en is daarmee ook in het ontwerp-aanwijzingsbesluit opgenomen. De Leenherenpolder is in het ontwerp-aanwijzingsbesluit opgenomen omdat het gebied een belangrijke bijdrage kan leveren aan de Natura 2000-doelen. Ik heb de provincie gevraagd om te komen tot een voorstel voor de herijking van de EHS, ook voor de Deltagebieden. Daarbij heb ik aangeven dat de Natura 2000-doelen prioritair zijn. Het voorstel van de provincies wacht ik af en zal mede bepalend zijn voor de uiteindelijke begrenzing van het Natura 2000-gebied Haringvliet.
De Vogel- en Habitatrichtlijn hebben primair tot doel de teruggang van de biodiversiteit een halt toe te roepen. Dit kan deels door bestaande natuur te beschermen. Niet in alle gevallen is het beschermen van bestaande natuur echter voldoende om de habitats, soorten en vogels te beschermen.
Kunt u voor het Natura 2000-gebied Stelkampsveld aangeven waarom in het ontwerpbesluit het habitattype «zwakgebufferde vennen» is opgenomen met als doel uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit, terwijl het habitattype in het betreffende gebied bij de Europese Commissie is aangemeld als «aanwezig, maar verwaarloosbaar»? Wat is de ecologische onderbouwing van deze keuze?
Het habitattype zwakgebufferde vennen (H3130) is in mei 2003 aangemeld bij de Europese Commissie voor het Stelkampsveld als aanwezig maar verwaarloosbaar. Op basis van recentere gegevens is gebleken dat het habitattype zwakgebufferde vennen bij aanmelding in meer dan verwaarloosbare mate (qua oppervlakte en kwaliteit) aanwezig is. De Habitatrichtlijn verplicht alle in 2004 in het gebied (meer dan verwaarloosbaar) aanwezige habitattypen en soorten aan te wijzen en te beschermen. In het ontwerpbesluit van Stelkampsveld (2009) is derhalve een instandhoudingsdoelstelling opgenomen voor zwak gebufferde vennen.
De matig ongunstige landelijke staat van instandhouding van het habitattype zwakgebufferde vennen noopt tot het nemen van uitbreidings- en verbeterdoelstellingen voor dit habitattype in een aantal gebieden. De goede potenties voor uitbreiding van het oppervlak en voor verbetering van de kwaliteit in het Stelkampsveld hebben geleid tot een uitbreiding- en verbeterdoel voor het gebied.
Welke wijzigingen van de standaardgegevensformulieren zijn er per Natura 2000 gebied sinds 2004 aan de Europese Commissie doorgegeven? In hoeverre zijn deze wijzigingen daadwerkelijk doorgevoerd?
Na 2004 zijn vier mariene gebieden aangemeld en is het Habitatrichtlijngebied Eems-Dollard afgescheiden van de Waddenzee. In vier gebieden zijn in totaal vijf verschillende habitattypen en twee soorten toegevoegd en van twee gebieden zijn de begrenzingen aangepast. Al deze wijzigingen zijn geaccepteerd door de Europese Commissie en zijn doorgevoerd in de respectievelijke ontwerp- en definitieve aanwijzingsbesluiten van de betreffende gebieden. Verder zijn de vogelgegevens in de Vogelrichtlijngebieden geactualiseerd op basis van de de ontwerp-aanwijzingsbesluiten.
Recent zijn ook het afvoeren van het habitattype blauwgrasland (H6410) in de Groote Wielen en het afvoeren van twee Habitatrichtlijngebieden (Groot Zandbrink en Polder Stein) ingediend. Deze wijzigingen zijn door de Europese Commissie nog in behandeling.
Is per Natura 2000 gebied de toenmalige ecologische onderbouwing van gemaakte keuzes ten aanzien van de selectie van Natura 2000 gebieden en van de in en voor 2004 bij de Europese Commissie aangemelde gegevens beschikbaar en openbaar? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de ecologische onderbouwing van de Natura 2000 gebieden Westerschelde & Saeftinghe, Wierdense Veld, Stelkamspveld en Groote Peel naar de Kamer te sturen?
De onderbouwing van de gemaakte keuzes ten aanzien van de selectie van de Habitatrichtlijn gebieden zijn vastgelegd in het Verantwoordingsdocument (2003), het Lijstdocument (2004) en het Gebiedendocument (2004). Tenslotte zijn in februari van 2003 alle betrokkenen bij de totstandkoming van het Europees ecologisch netwerk Natura 2000, gevraagd om te reageren op een ontwerplijst met Habitatrichtlijngebieden, zodat een evenwichtige en zorgvuldig voorbereide lijst kon worden aangeboden aan de Europese Commissie. Deze reacties zijn opgenomen in het zogenoemde Reactiedocument «Aanmelding habitatrichtlijngebieden» (2004). In dit document zijn de reacties weergegeven en is aangegeven hoe daar bij de besluitvorming mee is omgegaan. Deze uitgebreide documenten zijn openbaar en te vinden op de internetsite van EL&I: http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000.
De gegevens van de gebieden, gemeld aan de Europese Commissie, zijn openbaar en te vinden op http://www.eea.europa.eu/data-and-maps/data/natura-2000/
Aanval op kamp Ashraf in Irak |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
|
|
|
Is het waar dat vanaf donderdagavond 7 april een aanval door het Irakese leger een aanval is uitgevoerd op Kamp Ashraf, waarbij gebruik is gemaakt van landmachteenheden en speciale eenheden van de politie met honden? Is duidelijk wat het doel van de aanval is?
Het Iraakse leger is in de nacht van donderdag 7 op vrijdag 8 april jl. het kamp binnengevallen. De Iraakse autoriteiten hebben aangegeven dat de actie bedoeld was om de illegale uitbreiding van het kamp terug te dringen. Ook heeft de Iraakse overheid aangegeven de Mujahedin-e-Khalq Organisatie, waarvan de kampbewoners aanhangers zijn, te beschouwen als terroristische organisatie. De autoriteiten zijn overgegaan tot deze actie aangezien artikel 7 van de Iraakse grondwet aanwezigheid van terroristische organisaties op Iraaks grondgebied niet toestaat.
De Iraakse autoriteiten en de leiding van Kamp Ashraf spreken elkaar tegen over de precieze gebeurtenissen. Er zijn geen onafhankelijke bronnen waaruit kan worden afgeleid wat zich heeft afgespeeld. De VN in Irak, die het kamp heeft kunnen bezoeken, heeft bevestigd dat er 34 doden zijn gevallen, waaronder 6 vrouwen. De VN heeft foto’s getoond van de lichamen van de slachtoffers, waarop te zien was dat de meerderheid van hen schotwonden in borstkas en buik had, en een aantal personen is overreden. Er zijn ook gewonden gevallen bij de actie, maar het aantal is onbekend.
Is het waar dat zeker 200 mensen zijn verwond en minstens 23 mensen (17 mannen en 6 vrouwen) zijn gedood?1 Indien nee, hoe zijn dan de feiten?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat generaal Ali Gheidan, commandant van de Irakese infanterie, opdracht heeft gegeven om met scherp te schieten? Is het tevens waar dat met militaire voertuigen op mensen is ingereden? Indien neen, hoe zijn dan de feiten?2
Zie antwoord vraag 1.
Wat bent u voornemens te doen jegens de regering van Irak in het licht van uw opvatting dat «de bewoners van Kamp Ashraf recht hebben op een humanitaire behandeling en op waarborging van hun mensenrechten»? Deelt u de opvatting dat deze aanval een flagrante schending is van een humanitaire behandeling? Indien nee, waarom niet?3
De inval en het gebruikte geweld zijn in strijd met de humanitaire behandeling die de Iraakse autoriteiten de bewoners van Kamp Ashraf moeten garanderen. Tegelijkertijd hebben de kampbewoners zich niet aan het Iraakse recht gehouden. Het zich toe-eigenen van omliggend land en de bemoeienis van de MKO met de Iraakse politiek zijn illegaal volgens de Iraakse grondwet. De bewoners van het kamp hebben overigens nog steeds toegang tot basisvoorzieningen inclusief medische zorg.
EU-Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton heeft op 9 april een verklaring uitgebracht waarin ze haar afschuw uitspreekt over het gebruikte geweld en de Iraakse autoriteiten oproept de mensenrechten van de bewoners van Kamp Ashraf te waarborgen. De ambassadeurs van de in Irak vertegenwoordigde EU-landen, die de situatie in Kamp Ashraf regelmatig bespreken met de Iraakse autoriteiten, hebben op 11 april jongstleden in gesprek met president Talabani en minister van Buitenlandse Zaken Zebari de Iraakse autoriteiten opgeroepen zeer terughoudend te zijn met geweld. Ook de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties, Pillay, heeft aangegeven dat het door de Iraakse autoriteiten gebruikte geweld onacceptabel is.
Wilt er bij de Irakese autoriteiten op aandringen de arrestanten vrij te laten en hoe dan ook niet uit te leveren aan Iran? Indien nee, waarom niet? Bent u bereid hierop de Nederlandse ambassade te laten toezien? Indien nee, waarom niet?
Uit contacten met het Rode Kruis is vernomen dat de arrestanten inmiddels zijn vrijgelaten.
Bij de overdracht van de verantwoordelijkheid voor Kamp Ashraf door de Amerikanen aan de Iraakse autoriteiten is afgesproken dat geen van de kampbewoners naar Iran zal worden teruggestuurd. President Talabani en minister van Buitenlandse Zaken Zebari hebben tijdens het gesprek met de EU-ambassadeurs op 11 april laten weten dat ze zich aan deze afspraak zullen houden. Nederland en de EU blijven, in overleg met de Iraakse autoriteiten, de nadruk leggen op dit punt.
Deelt u de mening dat het noodzakelijk is een internationaal onafhankelijk onderzoek te laten doen? Deelt u de opvatting dat de verantwoordelijken voor dit bloedbad gerechtelijk moeten worden vervolgd? Zo ja, door wie? Indien nee, waarom niet?
Ik steun de oproep van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties Pillay tot een internationaal onafhankelijk onderzoek. Degenen die verantwoordelijk blijken te zijn voor het toegebrachte geweld dienen gerechtelijk te worden vervolgd door de Iraakse autoriteiten.
Erfpachttarieven |
|
Ronald Plasterk (PvdA), Jacques Monasch (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «Banken verstrekken geen hypotheken bij erfpacht» en «Banken willen snelle oplossing particuliere erfpacht»?1
Ja.
Is het waar dat de Nederlandse Vereniging van Banken met alle betrokken partijen, zoals de overheden, toezichthouders en erfverpachters, om de tafel gaat om een oplossing te vinden voor de problemen die veel huiseigenaren ondervinden bij de financiering van particuliere erfpacht?
Ja.
Wat vindt u van de mogelijke oplossingen waar de Nederlandse Vereniging van Banken aan denkt, te weten standaardisering van erfpachtcontracten, keurmerk erfverpachters en het instellen van een marktmeester?
Donderdag 28 april 2011 heeft op initiatief van de Nederlandse Vereniging van Banken een rondetafelgesprek plaatsgevonden met verschillende betrokken partijen op het terrein van particuliere erfpacht (banken, pachters, verpachters, Vereniging Eigen Huis, gemeente Amsterdam, makelaars en vertegenwoordigers van de ministeries van Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties).
De banken hebben voorafgaand aan de bijeenkomst criteria opgesteld waaraan erfpachtovereenkomsten zouden moeten voldoen ten behoeve van hypothecaire financiering. Deze werden op de bijeenkomst gepresenteerd. Afgesproken is dat de criteria de komende vier maanden door partijen gezamenlijk verder uitgewerkt worden. Tevens zullen partijen de mogelijkheden voor modelcontracten, modelvoorwaarden en een keurmerk voor erfpachtovereenkomsten uitwerken.
Is het waar dat banken nu ook geen hypotheek meer verstrekken voor woningen die op erfpachtgrond van de gemeente staan?
De banken hebben in het rondetafelgesprek over particuliere erfpacht aangegeven, dat zij op dit moment geen problemen zien met hypotheekverstrekking voor woningen die op erfpachtgrond van een gemeente staan.
Moderne erfpachtcontracten met gemeenten worden periodiek herzien. Ik kan geen uitspraak doen over de validiteit van voorgestelde stijgingen van erfpachttarieven. Hiervoor verwijs ik u naar mijn brief over erfpacht van 23 mei 2011 (TK 27 924, nr. 52). Daarnaast verwijs ik u naar de antwoorden van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op de vragen van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over erfpacht van 22 maart 2011 (TK 27 924, nr. 50). De Nederlandsche Bank speelt hierin geen specifieke rol.
Wat vindt u van de afwijzing van banken voor het verstrekken van een hypotheek op erfpachtgrond van de gemeente omdat in de koopovereenkomst staat aangegeven dat de erfpacht in 2023 zal worden herzien en dat naast aanpassing van de canon ook de voorwaarden aangepast kunnen worden?
Zie antwoord vraag 4.
Kent u de signalen uit Amsterdam, Utrecht en andere steden, maar ook uit kleine gemeenten, dat de erfpachttarieven enorm stijgen?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u van een stijging van 1800%, zoals de gemeente Bernheze voorstelt aan haar bewoners?
Zie antwoord vraag 4.
Is er in vergelijking met tien jaar geleden in de erfpacht veel veranderd waardoor banken nu geen hypotheken meer willen verstrekken bij erfpacht, terwijl dit tien jaar geleden geen enkel probleem was? Wat is de rol van De Nederlandsche Bank hier in?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om op korte termijn met de Nederlandse Vereniging van Banken en de VNG in overleg te treden om deze problematiek op te lossen en hierover de Kamer te informeren? Zo ja, op welke termijn kan de Kamer hierover een brief van u verwachten? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord onder vraag 3 en de, door u reeds ontvangen, brief van mij over erfpacht.
Het door Italië verlenen van visa aan Tunesiërs |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
|
|
|
Is het waar dat Italië aan tienduizenden Noord Afrikanen, die recentelijk naar Italië zijn gekomen, een «humanitair visum» zal verstrekken?1 Zo ja, bent u bereid om Italië te kennen te geven niet akkoord te gaan met geldigheid voor Nederland van dergelijke visa? Zo neen, waarom niet?
Italië verstrekt aan vreemdelingen uit Noord-Afrika die tussen 1 januari 2011 en 5 april 2011 Italië zijn binnengekomen een tijdelijke verblijfsvergunning met een geldigheidsduur van zes maanden.
Ik betreur de unilaterale beslissing van Italië om verblijfsvergunningen te verschaffen aan illegale Tunesische immigranten, met name omdat het de geleverde en nog te leveren Europese inspanningen in dezen doorkruist. Een overzicht hiervan treft u onder meer in de brief van Commissaris Malmström van 5 april 2011 die tijdens het Algemeen Overleg van 26 april 2011 met uw Kamer is besproken, en in de Mededeling van de Europese Commissie inzake Migratie van 4 mei 2011.
Tijdens de JBZ-Raad van 11 en 12 april jl. heb ik mijn ongenoegen overdeze maatregelen van Italië reeds kenbaar gemaakt.Zoals ik u heb gemeld,2 heb ik in een brief, die mede is ondertekend door de verantwoordelijke bewindspersonen van België, Luxemburg en Duitsland, mijn zorgen geuit bij de Europese Commissie en heb ik onder meer om opheldering gevraagd over de plannen van Italië op het moment dat de geldigheidsduur van de afgegeven verblijfsvergunningen is verstreken. Deze brief is op 4 mei jl. overhandigd aan de Commissie en diezelfde dag in Rome overhandigd aan de Italiaanse autoriteiten.
Daarnaast heb ik tijdens de JBZ-Raad van 12 mei jl. mijn Europese collega’s opgeroepen geen verdere unilaterale beslissingen te nemen die ook gevolgen kunnen hebben voor andere lidstaten maar eerst overleg te plegen in EU-verband.
De vernielde dassenburchten en vergiftigde wilde dieren in Drenthe |
|
Lutz Jacobi (PvdA), Agnes Wolbert (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van de vernielingen aan dassenburchten in Drenthe door motorcrossers en prikkeldraad?1
Ja.
Welke maatregelen acht u noodzakelijk tegen deze bedreigingen van onze inheemse wilde dieren zoals dassen?
Verstoring of vernieling van woonplaatsen van inheemse wilde dieren is verboden op grond van artikel 11 van de Flora- en faunawet. Overtreding van dit verbod is strafbaar gesteld als economisch delict (art. 1a Wet op de economische delicten). Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 6.
Is het u bekend dat het afgelopen jaar zoogdieren en roofvogels slachtoffer zijn geworden van vergiftigd lokaas waarbij in verreweg de meeste vergiftigingsgevallen bestrijdingsmiddelen zijn gebruikt die in ons land wettelijk niet meer zijn toegelaten?2
Ja.
Welke beleid staat het kabinet voor bij het in bezit hebben of gebruiken van bestrijdingsmiddelen die verboden zijn?
Gewasbeschermingsmiddelen en biociden mag men slechts voorhanden hebben of gebruiken indien het bezit en het gebruik daarvan is toegestaan op grond van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Het constateren van het voorhanden hebben of gebruiken van een niet volgens de wet toegelaten middel leidt in beginsel tot een bestuurlijke boete van € 2000,-.
Wat is uw standpunt over de strafmaat voor gebruik van verboden bestrijdingsmiddelen en het vergiftigen van wilde dieren?
Overtreding van het verbod op het bezit en gebruik van gewasbeschermingsmiddelen of biociden zonder toelating is een overtreding van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, die vatbaar is voor een bestuurlijke boete. Ik acht de bij vraag 4 genoemde boete voldoende afschrikkend voor de meeste gevallen. In voorkomend geval kan een boete worden opgelegd tot € 45 000,- voor natuurlijke personen en € 450 000,- voor rechtspersonen.
Daarnaast is het een economisch delict, evenals overtreding van het verbod op het doden van beschermde dieren. Voor dergelijke overtredingen kan op grond van de Wet op economische delicten een straf worden geëist van maximaal zes maanden tot twee jaar gevangenisstraf of een geldboete van de vierde categorie, een en ander afhankelijk van de vraag of de overtreding met opzet is begaan. Dat vind ik voldoende.
Bent u bereid om meer te investeren in de opsporing en berechting van mishandeling van in het wild levende dieren?
In de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie en mij aan de Tweede Kamer van 28 april 2011, TK 29 628, nr. 257, over de inzet van de dierenpolitie is aangegeven dat de dierenpolitie ingezet zal worden voor onder meer het opsporen van dierenmishandeling en stroperij. De afspraken uit die brief worden de komende maanden uitgewerkt in een convenant met alle handhavingpartners die zich met de bestrijding van dierenmishandeling en dierverwaarlozing bezig houden.
Kunnen de boswachters als buitengewoon opsporingsambtenaar (boa’s) beter worden opgeleid en getraind?
Voor de opleidingen en trainingen van buitengewone opsporingsambtenaren verwijs ik naar de Circulaire Buitengewoon Opsporingsambtenaar (Staatscourant nr. 5381 van 9 april 2010). Daarin wordt ook voorzien in een professionaliseringstraject voor boswachters. De circulaire bevat ook maatregelen om de samenwerking met de politie te verbeteren.
Ik acht de maatregelen, die in de circulaire genoemd worden, voldoende.
Bent u bereid een deel van de middelen voor de animal cops in te zetten voor het trainen van boswachters/boa’s en het verbeteren van de samenwerking met de politie?
Zie antwoord vraag 7.
De vestiging van een Al Qaeda emiraat in Yemen |
|
Hero Brinkman (PVV) |
|
|
|
|
Klopt het dat Al Qaeda een fundamentalistisch emiraat heeft uitgeroepen in de provincie Abyan van Yemen?1
Op 28 maart berichtten lokale media dat via radio Abyan in Ja’ar werd aangekondigd dat Al Qaeda op het Arabisch Schiereiland (AQAS) een islamitisch emiraat zou hebben uitgeroepen in de provincie Abyan in Jemen. Dit bericht is daarna echter niet bevestigd, ook niet door AQAS zelf.
Heeft Al Qaeda daadwerkelijk controle over die provincie? Zo ja, deelt u dan de mening dat het islamitisch terrorisme hiermee een belangrijke slag heeft geslagen? Deelt u de mening dat de internationale gemeenschap zich moet beraden over de manier waarop dit ongedaan kan worden gemaakt? Zo neen, waarom niet?
Al geruime tijd is bekend dat zich elementen van Al Qaeda op het Arabisch Schiereiland in de provincie Abyan ophouden. Van effectieve controle over de provincie in territoriale zin was geen sprake. Het eventueel uitroepen van het emiraat zou daar in praktische zin weinig aan veranderen. Wel leven er bij de internationale gemeenschap zorgen over de gevolgen van de instabiliteit van Jemen voor de strijd tegen het terrorisme in dat land. Ik acht het daarom van groot belang dat er snel een politieke oplossing komt en steun dan ook de bemiddelingspogingen van de Gulf Cooperation Council (GCC).
Vormt dit op korte of langere termijn een bedreiging voor de piraterijbestrijding in de Golf van Aden, aangezien de provincie Abyan immers aan de Golf ligt?
Er is op dit moment geen indicatie dat er een bedreiging is voor de piraterijbestrijding in de Golf van Aden.
Zo ja, op welke wijze kan die bedreiging worden afgewend?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn er aanwijzingen dat piraten vanuit die provincie opereren of er hun toevlucht zoeken? Zo niet, wilt u de Kamer onverwijld op de hoogte stellen wanneer dit wel het geval is?
Er zijn geen aanwijzingen dat piraten vanuit Abyan opereren of er hun toevlucht zoeken. Vanuit de deelname van Nederland aan piraterijbestrijding wordt de oorsprong van piraterij nauwlettend gevolgd. De Kamer wordt hierover bij rapportages over deze missies geïinformeerd.
Het bericht dat het ziekenhuis Bernhoven in Oss de afdeling klinische verloskunde gaat sluiten |
|
Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het voornemen van het ziekenhuis Bernhoven om vanaf 1 mei 2011 de afdeling klinische verloskunde in Oss te sluiten en te concentreren in de locatie Veghel?
Ik ben geen voorstander van concentratie om de concentratie. Zorg moet in beginsel zo dicht mogelijk bij de mensen aangeboden worden. Maar dit moet wel kunnen. Het ziekenhuis Bernhoven heeft aangegeven dat er op dit moment niet genoeg O&G verpleegkundigen zijn en ook niet op korte termijn kunnen worden opgeleid om op twee locaties kwalitatief goede zorg aan te bieden. Het ziekenhuis heeft aangegeven noodzakelijkerwijs over te moeten gaan tot concentratie van de verloskundige zorg op één locatie. Aangezien de norm aanrijtijden van de ambulance in deze regio hierdoor niet in gevaar komen, komt de bereikbaarheid van de acute verloskundige zorg niet in het geding. De polikliniek in Oss blijft wel overdag open voor controles van de zwangeren. Zij zullen echter naar Veghel moeten om te bevallen.
Bent u op de hoogte van het feit dat het ziekenhuis Bernhoven te Oss zich genoodzaakt ziet om de afdeling klinische verloskunde in Oss te sluiten omdat er te weinig gespecialiseerde verpleegkundigen zijn om op beide locaties voldoende kwaliteit te kunnen bieden?
Ja. Zie mijn antwoord op vraag 1.
Wat gaat u doen om het tekort aan gespecialiseerde verpleegkundigen in het ziekenhuis Bernhoven te Oss op te lossen zodat zij de afdeling klinische verloskunde open kunnen houden?
Voor mij is het belangrijkste dat kwalitatief verantwoorde zorg wordt geboden en dat de bereikbaarheid van acute verloskunde niet in het geding komt. Aangezien het ziekenhuis aan beide zaken tegemoet gekomen is zie ik geen reden om in te grijpen.
Hoeveel andere ziekenhuizen hebben moeite hun afdeling verloskunde open te houden omdat zij een tekort hebben aan gespecialiseerde verpleegkundigen? Indien u dit niet bekend is bent u bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Inventarisaties van de NVZ «Acute Verloskunde: praktijkonderzoek naar de gevolgen van «Een goed begin»» door Plexus en van de NVOG «Van wens naar realisatie» door Logex van eind 2010 hebben aangegeven dat op korte termijn de bewaking- en begeleidingsnormen van de Stuurgroep zwangerschap en geboorte niet haalbaar zijn aangezien er op korte termijn niet genoeg personeel beschikbaar is om aan deze normen te voldoen. Ik verwacht dan ook uiterlijk januari 2012 een gezamenlijk implementatieplan van de NVZ en NVOG waarin zij aangeven wat de tussenstappen en het tijdspad zijn om tot uitvoering van deze normen te komen. Ik verwacht wel van de ziekenhuizen dat zij in afwachting van dit implementatieplan aan de slag gaan met tussenstappen zoals het inzetten van parallelle acties in het ziekenhuis bij levensbedreigende situaties in de thuissituatie1 en het borgen van het niet alleen laten van de zwangere vrouw tijdens de bevalling.
Het ziekenhuis Bernhoven heeft aangegeven –los van deze nieuwe normen- met een zeer acuut probleem te zitten, waardoor de concentratie stap op korte termijn moet plaats vinden. Er zijn geen signalen dat er op dit moment meer ziekenhuizen met een dergelijk acuut probleem kampen.
In hoeverre komt de bereikbaarheid van de zorg in gevaar als de afdeling klinische verloskunde in Oss wordt gesloten? Hoeveel inwoners in de omgeving van Oss zullen bij het sluiten van de afdeling verloskunde van het ziekenhuis Bernhoven niet meer binnen de bereikbaarheidsnorm van 45 minuten vallen?
De bereikbaarheidsnorm van 45 minuten komt niet in gevaar in deze regio bij sluiting van de afdeling in Oss.
Klopt het dat kraamverzorgenden uit Oss en omliggende dorpen eerder dan gebruikelijk en in een eerder stadium van de bevalling naar het ziekenhuis worden verwezen? Klopt het dat daarbij de ambulance in een eerder stadium van de bevalling moet worden ingezet? Bent u het met de SP eens dat dit een verhoging van de zorgkosten inhoudt, naast een verslechtering van de bereikbaarheid? Zo nee, waarom niet?
Ik neem aan dat u bevallende vrouwen bedoelt. Ik begrijp dat verloskundigen adviseren om tijdig naar het ziekenhuis te gaan in geval van een acute situatie thuis. Dit lijkt mij te allen tijde verstandig. Zoals ik al eerder in brieven heb aangegeven moet de risicoselectie door de verloskundige in de thuissituatie verbeteren.
Hoe verhoudt deze maatregel zich tot het rapport van de stuurgroep «Zwangerschap en geboorte» waarin wordt gepleit voor het zo snel mogelijk starten van een noodzakelijke behandeling?1
In principe kan ook in deze situatie, zowel thuis door de verloskundige als in het ziekenhuis door de gynaecoloog en zijn of haar team, de behandeling zo snel mogelijk gestart worden. Ik wil er bij het ziekenhuis Bernhoven wel op aan dringen dat het inzetten van parallelle acties in het ziekenhuis bij levensbedreigende situaties in de thuissituatie van groot belang is. De reistijd is in het advies van de Stuurgroep niet meegenomen. Hiervoor gelden de normen van de aanrijtijden van de ambulance, zoals gezegd, die in deze situatie niet in het geding zijn.
Hoe verhoudt deze concentratie zich tot uw antwoorden op eerdere vragen, waarbij u aangaf «de 15 minutennorm van cruciaal belang voor het verbeteren van de kwaliteit van de verloskundige zorg» te vinden? Wat is er in dit specifieke geval gebeurd met uw toezegging «Ik zal er bij de ziekenhuizen op aandringen dat zij in hun plan van aanpak afspraken maken over de beschikbaarheid van relevante professionals en hun onderlinge samenwerking om deze 15 minutennorm te halen»?2
Zie mijn antwoorden op vragen 4 en 7.
Wat gaat u ondernemen om de klinische verloskunde in Oss, een stad met meer dan 84 000 inwoners, te behouden?
De bereikbaarheidsnorm van 45 minuten zal in deze regio niet in het gedrang komen als de afdeling verloskunde in Oss sluit. Kwaliteit van zorg is in dat geval dus doorslaggevend.
De 'opbrengst'van een bursalenstelsel |
|
Tanja Jadnanansing (PvdA) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
|
|
|
Klopt de weergave van uw opmerkingen in het wetgevingsoverleg van 21 maart jl.1 en daaropvolgende berichtgeving dat u van mening bent dat een bursalenstelsel geld bespaart, wat vervolgens ook weer aan universitair onderzoek uitgegeven zal worden?
Ja
Waarop baseert u de aanname dat het mogelijk maken van een beurzenstelsel voor promovendi per saldo financieel voordelig zal uitpakken? Beschikt u over informatie die inzicht geeft in deze bewering? Zo ja, wilt u deze onderbouwing ter beschikking stellen aan de Kamer?
Bursalen zijn voor instellingen goedkoper dan promovendi (met werknemerstatus) omdat voor bursalen geen fiscale afdrachten betaald hoeven te worden. Universiteiten geven aan dat zij meer bursalen zullen gaan aanbieden wanneer de mogelijkheden daarvoor worden verruimd. De aanname is dat universiteiten daarmee per jaar circa € 10 miljoen minder kosten hebben en dit inzetten voor bursalen, waarmee circa 350–400 extra posities per jaar beschikbaar komen. Een betere onderbouwing dan dit is er op dit moment niet. Ik zal de ontwikkeling monitoren.
Kunt u aangeven op welke wijze universitaire onderwijstaken van promovendi zonder werknemersstatus hebben opgevangen zullen worden door universiteiten, zowel personeel als financieel?
Mijn inzet is erop gericht universiteiten de mogelijkheid te geven te kiezen tussen bursalen (studentstatus) en promovendi (werknemerstatus). Het is de verantwoordelijkheid van de (autonome) universiteiten om bursalen slechts daar in te zetten waar voldoende onderwijspersoneel beschikbaar is, of er anders voor te zorgen dat voldoende onderwijsgevend personeel is aangesteld.
Deelt u de mening dat promoveren en een universitaire loopbaan sterk in aantrekkingskracht afneemt wanneer promovendi nauwelijks nog in hun levensonderhoud kunnen voorzien vanuit een lagere promovendusbeurs?
Nee, instellingen hebben aangegeven dat het nettobedrag van een bursaal niet veel zal verschillen met dat van een promovendus.
Bestaat hier niet het risico dat een promovendus gedwongen wordt om andere betaalde werkzaamheden naast het wetenschappelijk onderzoek te gaan doen, wat vertraging in het promoveren met zich mee kan brengen? He verhoudt zich dit met de financiële voordelen die u beschreven heeft?
Nee, zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze draagt u er zorg voor dat mogelijke financiële besparingen van universiteiten door een bursalenstelsel niet gebruikt worden om andere tegenvallers binnen de begroting op te vangen, maar gebruikt worden voor wetenschappelijk onderzoek?
In de Strategische Agenda, die medio juni 2011 naar uw Kamer wordt gestuurd zal ik toelichten op welke wijze instellingen in staat worden gesteld om naast promovendiplaatsen (met aanstelling) ook bursale posities beschikbaar te stellen. Ik zie het als een verantwoordelijkheid van de instellingen om ervoor te zorgen dat de omvang van het aantal promovendi posities navenant toeneemt met extra promotieposities die een gevolg zijn van nieuw geïntroduceerde bursalen. Ik zal dat ook gaan volgen en wanneer deze ontwikkeling zich niet gaat voordoen, de instellingen hierop aanspreken en zonodig passende maatregelen treffen.
Op welke termijn mag de Kamer voorstellen en nadere informatie van uw kant verwachten rondom een bursalenstelsel voor universiteiten die hiervoor willen kiezen?
Zie mijn antwoord op vraag 6.
Het invoeren van de wietpas |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Herinnert u zich de vragen van het lid Bouwmeester en uw antwoorden hierop over de mogelijkheid van gemeenten om de wietpas te weigeren?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat onder andere de gemeenten Eindhoven, Tilburg, Breda, Maastricht, Venlo, Amsterdam, Rotterdam en Utrecht zich hebben uitgesproken tegen het invoeren van de wietpas?
Ja.
Bent u tevens bekend met de reden waarom onder andere de gemeenten Eindhoven, Tilburg, Breda, Maastricht en Venlo de wietpas niet willen invoeren, namelijk omdat zij bang zijn dat de overlast door illegale verkoop toeneemt en daar te weinig handhavers tegenover staan? Zo ja, bent u bereid deze gemeenten extra politiecapaciteit te geven om deze dreigende overlast in te tomen? Zo nee, waarom niet?
Binnenkort ontvangt de Kamer een brief van het kabinet over het drugsbeleid waarin de maatregelen uit het Regeerakkoord worden toegelicht. Ik zal daarbij ingaan op het door u genoemde onderwerp.
Bent u tevens bekend met de reden waarom onder andere de gemeenten Amsterdam, Rotterdam en Utrecht de wietpas niet willen invoeren, namelijk omdat het ingezetencriterium hen verplicht alleen te leveren aan ingezetenen van de stad en niet aan gebruikers van buiten de stad? Zo ja, deelt u de mening van de gemeenteraden dat niet-ingezetenen van deze steden die in hun eigen stad of gemeente geen wiet kunnen halen, naar alle waarschijnlijkheid hun wiet kopen bij illegale verkooppunten en dat de overlast daarmee toeneemt?
De invoering van ingezetenencriterium houdt in dat coffeeshops alleen toegankelijk worden voor ingezetenen van Nederland. Voor het toepassen hiervan is de uitkomst van de rechtszaak bij de Raad van State tussen de gemeente Maastricht en een coffeeshophouder van belang. De verwachting is dat de Raad van State uiterlijk begin juli 2011 uitspraak zal doen. Deze uitspraak zal worden afgewacht om er zeker van te zijn dat tot implementatie van deze maatregel kan worden overgegaan.
Ten aanzien van illegale verkooppunten noem ik dat deze conform de wettelijke mogelijkheden worden aangepakt door het lokale bestuur, het Openbaar Ministerie en de politie. Voor het overige verwijs naar de brief van het kabinet over het drugsbeleid die uw Kamer binnenkort zal ontvangen.
Bent u van mening dat het ongewenst is dat mensen alleen in hun eigen woonplaats naar de coffeeshop kunnen, omdat dit mensen in een woonplaats zonder coffeeshop uitsluit en naar de illegaliteit drijft?
De beslissing of coffeeshops in een gemeente worden toegelaten, en zo ja hoeveel, is voorbehouden aan de gemeenten zelf. Gemeenten hebben daarbij beleidsvrijheid. Potentiële kopers hebben geen recht op een coffeeshop in de eigen woonplaats.
Wat verstaat u onder regionaal coffeeshoptoerisme, zoals genoemd in antwoord op eerdere vragen over dit onderwerp?
Regionaal coffeeshoptoerisme kan ontstaan wanneer er tussen gemeenten grote verschillen zijn in het lokaal gevoerde coffeeshopbeleid. Het kan dan voor bezoekers van coffeeshops aantrekkelijk zijn om in andere gemeenten coffeeshops te bezoeken.
Hoe gaat u het overleg met de gemeenten, dat u heeft aangekondigd in het antwoord op eerdere vragen over dit onderwerp? Bent u bereid serieus naar hun wensen (extra politiecapaciteit) en bezwaren (angst voor extra overlast na invoering van de wietpas) te luisteren en hen concreet te helpen? Zo nee, waarom niet?
Er vindt overleg plaats met vertegenwoordigers van gemeenten. Ik ben altijd bereid naar wensen en bezwaren te luisteren en als het mogelijk is en past binnen het kabinetsbeleid concreet te helpen.
Erkent u dat, gezien uw antwoorden op eerdere vragen dat individuele bedrijven onmogelijk een vuist kunnen maken, zowel Nederlandse hazelnootverwerkende bedrijven als grote in Nederland actieve bedrijven lid zijn van de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) en daarom samen een vuist kunnen maken?1 Deelt u de mening dat deze bedrijven verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor het aanpakken van kinderarbeid en uitbuiting in hun productieketen? 1
In ons antwoord van 15 december 2010 is aangegeven dat bedrijven zonder meer dienen te doen wat redelijkerwijs van hen mag worden verwacht om kinderarbeid in hun keten te bestrijden. Gezien het aantal betrokken productketens, de complexiteit van de individuele ketens en de door zijn omvang beperkte invloed van de Nederlandse hazelnootverwerkende industrie, zijn er beperkingen ten aanzien van wat in redelijkheid van de leden van de brancheorganisatie FNLI kan worden verwacht op het vlak van de uitbanning van kinderarbeid, waarvan in Turkije seizoensmigratie één van de meest bepalende elementen is. Mede omdat bedrijven in een markteconomie in beginsel niet kunnen worden gedwongen tot samenwerking, zijn wij op grond van de onder 2 weergegeven activiteiten van mening dat de leden van de FNLI hiermee invulling geven aan hun ketenverantwoordelijkheid.
Heeft de in de antwoorden genoemde «follow-up» met brancheorganisaties inmiddels plaatsgevonden? Zo ja, wat is de uitkomst van de gesprekken? Zo nee, wanneer vindt dit plaats?
Er is regelmatig contact geweest met de brancheorganisatie FNLI. Naar aanleiding van de onderhavige kwestie heeft de FNLI het onderwerp kinderarbeid bij al haar leden urgent en actief onder de aandacht gebracht. Zij moedigt haar leden aan om in contracten met leveranciers een standaardclausule in te voegen die er zorg voor draagt dat hazelnoten die geleverd worden, zijn verkregen conform alle lokale en andere toepasbare wet- en regelgeving en in lijn met relevante internationale richtlijnen. De FNLI dringt er bij de leden op aan om de kwestie kinderarbeid grondig te onderzoeken en gepaste acties te ondernemen. Om dit te ondersteunen heeft de FNLI aan de leden de handleiding gestuurd «Van Werk naar School, Handleiding voor bedrijven om kinderarbeid te bestrijden» van de Campagne Stop Kinderarbeid.
Daarnaast heeft de FNLI deze kwestie geagendeerd binnen de Europese samenwerkingsverbanden van de levensmiddelenindustrie (CIAA), bij de Turkse zusterorganisatie van de FNLI en bij de Turkse overheid. Ook geeft FNLI namens de Nederlandse levensmiddelenindustrie actief input aan het bedrijvennetwerk kinderarbeid. De FNLI werkt momenteel aan een ketenanalyse op geaggregeerd brancheniveau om te analyseren welke focus en aanpak voor de bestrijding van kinderarbeid in de keten een effectieve vervolgstap zou zijn. Naar aanleiding van deze uitkomsten zal onder meer bekeken worden of aanvullende suggesties of adviezen aan de leden nodig zijn.
Hebben de bedrijven binnen het Initiatief Duurzame Handel (IDH)-bedrijvennetwerk kinderarbeid zich individueel uitgesproken dat zij zich actief inzetten voor bestrijding van kinderarbeid? Zo ja, werken deze bedrijven ook individueel aan verbeterprogramma’s rondom kinderarbeid en slavenarbeid en kunt u dit rapporteren aan de Kamer?
Bedrijven werken op twee manieren samen met IDH aan het bestrijden van kinderarbeid: via het Child Labour Platform, waar IDH een secretariële rol heeft, en via de IDH sectorale verbeterprogramma’s.
Het doel van het Child Labour Platform (CLP) is om bedrijven uit vijf verschillende risicosectoren ervaringen en kennis uit te laten wisselen ten aanzien van het bestrijden van kinderarbeid in hun productieketens om zo de bestrijding van kinderarbeid te verbeteren en te versnellen. Onervaren bedrijven kunnen leren van ervaren bedrijven. Met behulp van het UN Framework for Business and Human Rights van VN-Speciaal Vertegenwoordiger John Ruggie houdt het platform het beleid en de activiteiten van deelnemende bedrijven tegen het licht en trekt lessen uit de verschillen en overeenkomsten tussen beleid en activiteiten van de platformdeelnemers.
Binnen de sectorale verbeterprogramma’s in de sectoren cacao, thee, katoen, soja, natuursteen, kweekvis en toerisme is bestrijding van kinderarbeid een integraal onderdeel. Duurzame productie in de IDH-programma’s wordt in het algemeen bepaald en getoetst door «third party certification», waarbij producenten (en spelers verder in de handelsketen) worden gecertificeerd op basis van multistakeholder duurzaamheidstandaarden. Kinderarbeid is onderdeel van de standaarden (o.a. de UTZ- en Rainforest Alliance-standaarden in de cacao- en theeprogramma’s, de RTRS-standaard in het soja programma, de BCI-standaard in het katoenprogramma en de Aquaculture Dialogue Standards in het kweekvisprogramma).
De kennis van IDH over sectorale verbeterprogramma’s wordt benut in het CLP, alhoewel de bedrijven niet formeel hebben getekend voor de uitvoering van verbeterprogramma’s op het gebied van kinderarbeid. Het CLP is ook niet bedoeld om te controleren wat de individuele bedrijven uiteindelijk doen met de kennis, maar bedrijven die er voor kiezen te participeren in het CLP geven hiermee aan daadwerkelijk te willen bijdragen aan de bestrijding van kinderarbeid in hun keten. In 2012 zal IDH een eindrapportage opstellen over de resultaten die het CLP heeft opgeleverd. Hierover zal de Kamer worden geïnformeerd.
In 2012 zal het CLP bedrijvennetwerk worden gecontinueerd onder begeleiding van de UN Global Compact.
Bent u bereid de eis te stellen dat bedrijven ook individueel verbeterprogramma’s moeten voeren en deze eis te koppelen aan deelname aan het IDH? Bent u bereid ook de voortgang van deze programma’s te rapporteren aan de Kamer?
Het IDH faciliteert maatschappelijke organisaties en bedrijven die uit eigen beweging bereid zijn ook zelf te investeren in het verduurzamen van hun ketens in de vorm van publiek-private partnerschappen. Hiermee wordt een stimulerend effect beoogd, waarbij het stellen van eisen niet goed past. De samenwerking is weliswaar vrijwillig, maar niet vrijblijvend. De bedrijven dienen zich te committeren in de gezamenlijk vastgelegde duurzaamheiddoelstellingen van een sectorprogramma. Het doel van deze programma’s is te komen tot verbeteringen in de keten, dus ook het tegengaan van kinderarbeid.
Het IDH rapporteert jaarlijks over de voortgang van haar sectorale programma’s aan de hand van een uitgebreid monitoringprotocol. De Kamer zal worden geïnformeerd over de eindrapportage van het CLP, zoals opgemerkt onder vraag 3. In de eindrapportage zal zo mogelijk ook een beeld worden geschetst van de stand van zaken rond kinderarbeid in de sectorale programma’s van IDH. In 2012 vindt een externe evaluatie plaats van het IDH, waarover de Kamer tevens zal worden geïnformeerd.
Het CLP is gericht op het stimuleren en faciliteren van wederzijds leren en uitwisselen van ervaring en kennis, om daarmee de bedrijven te helpen hun strijd tegen kinderarbeid in hun productieketens te versnellen en te verbeteren. Ook aanbevelingen ten aanzien van de implementatie van maatregelen gericht op het voorkomen en het bestrijden van kinderarbeid zijn onderwerp van discussie, maar het CLP is niet opgericht om van de deelnemende bedrijven de implementatie van verbeterprogramma’s te eisen. Het CLP heeft geen controlerende, maar een stimulerende en faciliterende functie. Het invoeren van verbeterprogramma’s blijft de verantwoordelijkheid van de bedrijven zelf; immers, zulke programma’s vragen per type bedrijf en per sector om een specifiek passende aanpak.
De transitie naar duurzame productie en inkoop binnen de IDH-programma’s vindt plaats op basis van certificering aan de hand van duurzaamheidcriteria. Uitbanning van kinderarbeid volgens de definitie van kinderarbeid van de ILO (ILO's Minimum Age Convention No. 138 and Worst Forms of Child Labour Convention No. 182) is belangrijk onderdeel van deze duurzaamheidcriteria.
Wat vindt u van de uitspraak van de directeur van Nestlé dat kinderarbeid niet volledig uit te bannen is en dat kinderarbeid geen probleem is zolang de kinderen ook toegang tot school hebben? Zou u een dergelijk standpunt binnen het IDH toestaan?2
Zowel binnen het CLP als het IDH wordt kinderarbeid gedefinieerd op basis van de ILO-conventies 138 en 182. Werk dat door kinderen boven de 14 wordt uitgevoerd, beperkt blijft tot 12 uur per week, geen zwaar en gevaarlijk werk betreft en niet de schoolgang en ontwikkeling van het kind tegengaat, valt niet binnen de definitie van kinderarbeid op basis van deze conventies. De uitspraak van de directeur van Nestlé moet binnen het kader van deze definitie worden geplaatst, en is als zodanig niet strijdig met het standpunt over kinderarbeid binnen het IDH.
Deelt u de mening dat het bedrijvennetwerk kinderarbeid van het IDH geen «multistakeholder aanpak» is, omdat niet-gouvernementele organisaties geen deel uitmaken van dit netwerk? Bent u bereid dit te veranderen?
Er is bewust gekozen voor een bedrijvennetwerk, waarbij peer learning centraal staat. Er is daarbinnen wel voorzien in een structuur voor actieve inbreng van de expertise van NGO’s en andere stakeholders, zoals vakbonden. De FNV maakt deel uit van het bestuur van het bedrijvennetwerk. Een werkgroep van experts van NGO’s geeft input en kritische feedback op de activiteiten van het CLP. Zo zijn zij nauw betrokken bij de vragen rondom gezamenlijke normzetting, welke activiteiten kunnen worden aangeduid als good practices en andere vergelijkbare discussies. Op deze wijze wil het CLP een multistakeholder aanpak bevorderen.
Wanneer heeft de in de beantwoording op eerdere vragen genoemde jaarlijkse Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)-dialoog tussen Turkije en Nederland plaatsgevonden? Wat is de inzet van Nederland en wat waren de uitkomsten van dit overleg?
Dit overleg heeft nog niet plaats gevonden. SZW is voornemens dit zo mogelijk nog dit jaar aan de orde te stellen.
Zijn er al gevolgen te melden over de EU-Raadsconclusies over kinderarbeid? Wat is uw inzet op dit punt?
Zoals aangegeven in de geactualiseerde mensenrechtenstrategie «Verantwoordelijk voor vrijheid: mensenrechten in het buitenlands beleid», die de Kamer op 5 april jl. heeft ontvangen, blijft Nederland zich sterk maken voor universele ratificatie en wereldwijde implementatie van de vier fundamentele arbeidsnormen van de ILO, waaronder het verbod op kinderarbeid. Daarbij is aangegeven dat de regering haar inzet ook gestalte geeft via de EU omwille van de effectiviteit. De regering zal opvolging geven aan de EU-Raadsconclusies van juni 2010. Concreet betekent dit dat ter verdere stimulering van de EU-aanpak van kinderarbeid een expertbijeenkomst zal worden georganiseerd over de opvolging van de Raadsconclusies. De Raadsconclusies roepen de Europese Commissie onder meer op onderzoek te verrichten naar de ergste vormen van kinderarbeid in relatie tot handel en hierover voor eind 2011 te rapporteren. De uitkomsten van dit onderzoek kunnen tijdens de eerder genoemde expertbijeenkomst gepresenteerd en besproken worden.
Tijdens het European Multistakeholder Forum on Corporate Social Responsibility (CSR), dat de Europese Commissie in november 2010 organiseerde, is ook gesproken over hoe de Europese Commissie de lidstaten kan ondersteunen en hoe samengewerkt kan worden bij de bestrijding van kinderarbeid3. De Mededeling over MVO die de Europese Commissie dit najaar zal uitbrengen, omvat naar verwachting eveneens nadere duiding over de verantwoordelijkheid van Europese bedrijven ten aanzien van het respecteren van mensenrechten.
Is al meer te melden over het initiatief van de Turkse kinderbescherming samen met de Internationaal Labour Organisation (ILO) en de Turkse ministeries van Arbeid en van Onderwijs om er voor te zorgen dat kinderen van seizoenarbeiders in de toekomst naar school kunnen?
Ankara University rondt dit voorjaar een onderzoek af naar seizoensarbeid, waarbij ze tevens kijken naar de mogelijkheden voor kinderen om op afstand van hun woonplaats toch naar school te gaan. Verder is er binnen de Turkse overheid, onder leiding van het Ministerie van Arbeid, een interdepartementale werkgroep opgericht die zich buigt over deze materie. De Nederlandse ambassade in Ankara doet navraag bij de Turkse overheid over de voortgang en resultaten van dit initiatief.
Korhoenders |
|
Ger Koopmans (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht van het Nationaal Park (NP) De Hoge Veluwe «Eerste resultaten herintroductie Korhoenders positief?»1
Ja.
Klopt het dat Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten de afgelopen 30 jaar circa € 20 000,– per vogel besteedden om de korhoenders in Salland te behouden?
Nee, dat klopt niet.
Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten hebben de laatste jaren het heideareaal vergroot en verbeterd. Dit is ook een verplichting, die voortkomt uit de Natura 2000 opgave. Deze maatregelen zijn niet uitsluitend bedoeld voor het korhoen maar betreffen het verbeteren van het leefgebied voor meerdere soorten die van het heidehabitat afhankelijk zijn. De maatregelen hebben al wel geresulteerd in een toename van ondermeer het aantal roodborsttapuiten, nachtzwaluwen en andere heidesoorten.
Klopt het dat het resultaat uitblijft, aangezien de stand nog steeds verder terugloopt?
Voorlopig is op de Sallandse Heuvelrug geen sprake van herintroductie, maar van inspanningen om de daar van nature in het wild voorkomende populatie in stand te houden. Dat is een grote opgave. Immers, ondanks alle inspanningen verkeert de betreffende populatie niet in een gunstige staat van instandhouding. De populatie gaat nog steeds achteruit. Op grond van de Vogelrichtlijn is Nederland verplicht deze populatie in een gunstige staat van instandhouding te herstellen.
Worden de ervaringsdeskundigen uit de praktijk van NP De Hoge Veluwe betrokken door de onderzoekers, die lijken te volharden in hun theoretische waarheden met betrekking tot de herintroductie van de korhoenders?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre wordt het door NP De Hoge Veluwe zelfgefinancierde herintroductieprogramma voor korhoenders gekoppeld aan het herintroductieprogramma van Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten? In hoeverre frustreren deze elkaar?
Er is voorlopig geen koppeling tussen beide projecten, omdat het hier gaat om geografisch gescheiden populaties. Vogels van de ene populatie zijn onder de huidige omstandigheden niet in staat om het leefgebied van de andere populatie op eigen kracht te bereiken. Dat neemt niet weg dat tussen beide projecten opgedane ervaringen worden uitgewisseld. Beide projecten versterken elkaar.
Is het zo dat men nu de wilde korren en hun kuikens gaan vangen om ze te «zenderen», zodat de onderzoekers ze kunnen volgen?
Bent u bekend met het feit dat korhoenders stresskippen zijn en zij de vangst en het aanbrengen van een zender waarschijnlijk niet overleven? En dat als de korhoenders het zenderen overleven, zij dan een makkelijke prooi vormen voor vossen?
Acht u het zenderen van kuikens uit oogpunt van dierenwelzijn ongewenst?
Deelt u de mening dat er gestopt moet worden met deze waanzin van onderzoekers die alleen hun eigen belangen nastreven?
De rechtsbescherming van ambtenaren |
|
Pierre Heijnen (PvdA), Mariëtte Hamer (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Interim-ambtenaren protesteren tegen ontslag» gepubliceerd op de website inoverheid op 4 april 2011?
Ja.
Klopt het dat bij AgentschapNL medewerkers werken via een zogenaamd payrollbedrijf en dat deze de komende jaren zonder sociaal plan af zullen vloeien? Zo nee, wat klopt er niet aan deze berichtgeving?
Het klopt dat bij het AgentschapNL medewerkers werken via een payrollbedrijf.
Door de teruggang van het opdrachtenpakket van AgentschapNL en daarmee de hoeveelheid werk doet het zich voor dat AgentschapNL minder gebruik maakt van de via het payrollbedrijf ingezette medewerkers. Bij het payrollbedrijf wordt vervolgens bepaald of en zo ja onder welke voorwaarden de beëindiging van het arbeidscontract met het payrollbedrijf plaatsvindt. Hiervoor gelden de regels van de vigerende VPO CAO en uiteraard de relevante wettelijke voorschriften bij ontslag. Voor het payrollbedrijf geldt dat indien er sprake is van collectief ontslag, overleg over een sociaal plan aan de orde is tussen vakbonden en het payrollbedrijf.
Hoeveel mensen zijn bij de rijksoverheid in dienst door middel van een payrollbedrijf? Wat is de ontwikkeling hiervan over de afgelopen 10 jaar? Volgens welke cao worden deze medewerkers betaald?
Bij de rijksoverheid zijn geen mensen in dienst middels payrolling. De medewerkers zijn in dienst bij het payrollbedrijf en worden te werk gesteld bij een opdrachtgever. Voor zover uw vraag ziet op het aantal payrollwerknemers dat werkzaam is bij de rijksoverheid (de ministeries, uitvoeringsorganisaties en baten-lastendiensten): dat zijn momenteel circa 1 200 personen. Dit is het aantal dat werkzaam is bij de rijksoverheid en voor wie de VPO-CAO geldt.
Over de ontwikkeling van de afgelopen 10 jaar merk ik op, dat eerst vanaf 2010, na de totstandkoming van de interdepartementale raamoveeenkomst IFAR2010, goed vergelijkbare gegevens beschikbaar zijn gekomen voor de rijksdienst. De ontwikkeling van het aantal werkzame payrollers in de rijksdienst over een afgelopen periode van 10 jaar is dan ook niet te geven.
In de VPO-CAO staat dat voor de werknemer dezelfde beloning geldt als de rechtens geldende beloning van de werknemer werkzaam in een gelijke of gelijkwaardige functie in dienst van de opdrachtgever (artikel 8, tweede lid VPO-CAO).
De payrollmedewerker bij AgentschapNL wordt betaald volgens de regels die gelden voor rijksambtenaren, ook wel genoemd de cao voor de sector Rijk.
Wat zijn de juridische verschillen en overeenkomsten tussen payrollbedrijven en uitzendbedrijven? Hoe wordt door de rijksoverheid de afweging gemaakt welke vorm van werkgeverschap gebruikt wordt bij het aantrekken van arbeidskrachten? Hoe wordt de rechtszekerheid van medewerkers in deze afweging betrokken?
Payrollbedrijven en uitzendbureaus lijken op elkaar wat betreft het te werk stellen van werknemers bij derden. Net als bij uitzendbureaus is er ook bij payrollbedrijven sprake van een zogenoemde driehoeksrelatie: het payrollbedrijf, de werknemer waarmee het payrollbedrijf een arbeidsovereenkomst heeft en de opdrachtgever waar de werknemer werkzaam is. Het grote verschil tussen een medewerker werkzaam via een uitzendbureau en een medewerker werkzaam via een payrollorganisatie betreft de werving. Bij een uitzendovereenkomst via het uitzendbureau werft het uitzendbureau de medewerker voor het bedrijf dat inleent. In het geval van payrolling werft het inlenende bedrijf zelf. Een payrollwerknemer waarop de VPO-CAO van toepassing is, krijgt van aanvang af dezelfde beloning als die welke de opdrachtgever aan zijn eigen medewerkers biedt.
De keuze van welke vormen van arbeid gebruik zal worden gemaakt bij het verrichten van overheidswerkzaamheden ligt bij de desbetreffende overheidsorganisatie. Elementen als kosten, verloop van werkaanbod, continuïteit, binding aan de organisatie spelen hierbij een rol. Het is aan deze organisaties om te komen tot een samenstelling van het personeelsbestand dat het best past bij de uit te voeren werkzaamheden. Ook als het gaat om de verhouding flexibel en vast personeel en de aard van de arbeidsrelatie van het flexibel personeel. Het is vervolgens de keuze van de werknemer om op het voorliggende aanbod in te gaan.
Bij EL&I (AgentschapNL) is de keuze gemaakt voor de inzet van payrollmedewerkers om de fluctuaties in de verstrekking van werkopdrachten voor de organisatie soepel te kunnen opvangen.
Deelt u de mening dat de werkgeversconstructie met behulp van payrolling de rechten van de betrokken ambtenaren onevenredig aantast ten opzichte van collega’s die wel direct in dienst zijn van de overheid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wilt u deze aantasting van rechten wegnemen of verminderen?
Het betreft hier geen ambtenaren maar werknemers in dienst van een payrollbedrijf. Deze payrollmedewerkers hebben een arbeidsovereenkomst met de payrollonderneming. De juridische grondslag van hun arbeidsverhouding is van een andere aard dan die van de ambtenaar, dat maakt een vergelijking lastig.
Deze werknemers zijn een arbeidscontract aangegaan met het payrollbedrijf. Op de arbeidsverhouding is een cao van toepassing. Deze regels zullen uiteraard door de werkgever gerespecteerd moeten worden.
Voelt u verantwoordelijkheid voor de toekomst en de carrière van de medewerkers van AgentschapNL die als gevolg van de bezuinigingen moeten afvloeien? Zo ja, hoe wilt u deze verantwoordelijkheid omzetten in een fatsoenlijk sociaal plan en ondersteuning bij het vinden van ander werk?
Wij delen de zorg van alle medewerkers over de onzekere toekomst. De overheid is voorstander van een aanpak van werk naar werk voor alle medewerkers. Voor zover het de payrollmedewerkers betreft, is hun werkgever (het payrollbedrijf) verantwoordelijk. Het beëindigen van de opdracht bij de inlener leidt niet automatisch tot het eindigen van de arbeidsovereenkomst met het payrollbedrijf (zie artikel 7 en artikel 15 van de VPO-CAO). Het payrollbedrijf zal zijn verantwoordelijkheid als werkgever moeten nemen. Wij dringen er op aan dat het payrollbedrijf adequate inspanningen verricht om medewerkers van werk naar werk te helpen.
Wat betreft de ambtenaren in dienst bij AgentschapNL, zal AgentschapNL zijn verantwoordelijkheid nemen binnen de kaders van het Sociaal Flankerend Beleid van het Rijk.
De aanpak van cyberspionage |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
|
|
|
Waarom gaat het ministerie van Defensie 90 miljoen euro investeren in de bestrijding van digitale aanvallen, terwijl tegelijkertijd het ministerie van Veiligheid en Justitie een Nationaal Cyber Security Centrum gaat oprichten?1
Wat zijn de verschillen in aanpak van cyberaanvallen van u beide?
Wie van u beide heeft uiteindelijk de regie over de aanpak van cyberspionage?
Waarom is niet gekozen voor één organisatie die verantwoordelijk wordt voor het opsporen en aanpakken van cyberaanvallen?
Wat gaat u beide doen om de strijdbijl te begraven en te komen tot één aanpak tegen cyberaanvallen?
Zoals hierboven gesteld, is er sprake van een gezamenlijke aanpak ter verbetering van de cyber security. Op alle niveaus wordt goed samengewerkt om gezamenlijk de ambities van het kabinet ter versterking van de cyber security waar te maken.
De tijdelijke subsidieregeling voor maatwerkadviezen voor woningen |
|
Paulus Jansen (SP) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Huizenbezitters lopen milieusubsidie mis» en kloppen de beschreven feiten?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het artikel. Diverse feiten in het artikel, citaten van energieadviseurs en conclusies van de journalist deel ik echter niet. Dit zal ik hieronder toelichten.
Bood genoemde tijdelijke subsidieregeling juridisch de ruimte om de verstrekking van subsidie uit te besteden aan derden? Kunt u dat motiveren?
Het doel van de tijdelijke subsidieregeling was om het laten opstellen van maatwerkadviezen voor eigenaar-bewoners te bevorderen. Deze adviezen geven aan hoe eigenaar-bewoners hun woning energiezuiniger kunnen maken. De subsidie is verstrekt door Agentschap NL en is dus niet uitbesteed aan derden.
Op grond waarvan heeft het toenmalige ministerie van VROM Saleco groep, Segon en Vereniging Eigen Huis een voorkeurspositie gegeven bij het verstrekken van subsidies?
Diverse intermediaire partijen, waaronder SalecoGroep, Segon en Vereniging Eigen Huis, hebben in de loop van vorig jaar Agentschap NL benaderd met de vraag of een collectieve subsidieaanvraag mogelijk was. Om de uitvoering van de subsidieregels te vereenvoudigen, heeft Agentschap NL deze mogelijkheid geboden. Daarbij is er steeds voor gezorgd dat individuele subsidieaanvragen niet in het gedrang kwamen.
Is het uitdelen van subsidies via derden – waarmee deze derde partijen eigen omzet voor advieswerk kunnen genereren – aanbesteed? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat was de procedure bij de aanbesteding? Hoe konden andere partijen dan de gelukkigen kennis nemen van de uitbesteding van de subsidieregeling?
Het vaststellen van subsidieaanvragen (zowel individueel als collectief) is niet via derden verlopen maar uitgevoerd door Agentschap NL. Het subsidiebudget is volledig ten goede gekomen aan eigenaar-bewoners.
Verkoop van chemische wapens door Libische rebellen aan Hamas Hezbollah |
|
Hero Brinkman (PVV) |
|
|
|
|
Zijn er aanwijzingen dat Libische rebellen chemisch wapentuig uit buitgemaakte voorraden van Kadaffi hebben verkocht aan Hamas en/of Hezbollah?1
Nee.
Zo ja, kunnen de Nederlandse strijdkrachten die nu worden ingezet om een wapenembargo tegen Libië te helpen handhaven ook worden ingezet om eventuele uitvoer van die chemische wapens uit Libië te detecteren en dat aan Israël te melden? Bent u bereid om die opdracht aan de Nederlandse strijdkrachten te verstrekken? Zo nee, waarom niet?
Op grond van VN Veiligheidsraad resolutie 1970 is het aan Libië verboden om wapens of aanverwant materieel uit te voeren. Hieronder vallen ook chemische wapens. Zoals bekend levert Nederland met Hr. Ms. Haarlem en zes F16 gevechtsvliegtuigen een bijdrage aan de NAVO-operatie die onder andere naleving van het wapenembargo controleert. Bij de uitvoering van deze operatie worden schepen waarvan een redelijk vermoeden bestaat dat zij zich niet aan het wapenembargo houden geïdentificeerd, gevolgd en zo nodig aangehouden. Zoals vereist door VN Veiligheidsraad resolutie 1973 wordt in een dergelijk geval door de NAVO gerapporteerd aan het Comité dat is opgericht op basis van die resolutie.
Multinationals bij kwekersvrijstelling in octrooirecht |
|
Henk van Gerven |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Welke juristen of hoogleraren met welke expertise hebben meegeschreven aan het genoemde rapport «Analyse van de juridische mogelijkheden van een veredelingsvrijstelling in het octrooirecht in het licht van internationale regelingen» OI/I/IE/11009296?
Aan de analyse (Kamerstukken II 2010/11, 27 428, nr.182 met bijlage) hebben alleen juristen van het ministerie van EL&I meegewerkt.
Dat neemt niet weg dat ambtenaren van het ministerie van EL&I contacten onderhouden met partijen van uiteenlopende aard, zoals bedrijven en belangenorganisaties en daarbij informatie verkrijgen die dienstig kan zijn bij de beleidsvoorbereiding en advisering aan de bewindslieden.
Hoe is de onafhankelijkheid van de jurist(en) gewaarborgd? Heeft peer review plaatsgevonden? Welke bedrijven, organisaties, universiteiten of instituten zijn geconsulteerd bij het opstellen van het geschrift of hebben een draft gezien?
De onafhankelijkheid van de juristen is gewaarborgd, omdat ze allen werkzaam zijn bij het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Er heeft geen peer review plaats gevonden omdat de expertise over dit onderwerp voldoende op het departement beschikbaar is.
Vertegenwoordigers van Plantum hebben in december 2010 ongevraagd aangeboden om een opinie over het onderwerp in te dienen. Dat aanbod is aanvaard. Deze opinie is begin januari 2011 ontvangen, maar heeft niet geleid tot wijziging van de juridische analyse. Er is geen draft ervan aan externen voorgelegd.
In uw genoemde brief1 wordt geschreven over nader overleg met bedrijven die gebruik maken van, en belang hechten aan, octrooirechtelijke bescherming; met welke bedrijven of partijen is tot nu toe overleg gevoerd in deze? Klopt het dat gesproken is met DSM, Unilever, Akzo alsmede Monsanto en Syngenta? Wie waren hierbij verder aanwezig en wat is besproken?
Zoals in het antwoord op vraag 1 al is vermeld, is met verschillende relevante partijen gesproken. Dat zijn vooral vertegenwoordigers van branche-organisaties die opkomen voor de belangen van hun leden. Er is nog geen overleg gevoerd met bedrijven over de uitgebreide veredelingsvrijstelling in het octrooirecht, met uitzondering van RijkZwaan. Ik vind deze vorm van consultatie waardevol. Vanzelfsprekend ligt de verantwoordelijkheid voor de besluitvorming uiteindelijk geheel bij mij.
Bij brief van 11 april jl. heb ik aan LTO-Nederland, Nefarma, NIABA, Plantum en VNO-NCW, als belangenbehartigers van het relevante bedrijfsleven, verzocht om medewerking bij het onderzoek naar de de beoordeling van de haalbaarheid en wenselijkheid van een uitgebreide veredelingsvrijstelling in het octrooirecht en inventarisatie van mogelijke alternatieven voor een uitgebreide veredelingsvrijstelling in het octrooirecht. Deze alternatieven zijn gericht op het voor de plantenveredeling toegankelijk houden van biologisch materiaal waarop octrooirecht rust.
Het nu gestarte onderzoek bestaat uit drie fasen:
Fase 1 betreft schriftelijke consultatie van de vijf genoemde organisaties. Zij zullen binnen zes weken antwoord geven op de gestelde vragen met betrekking tot de door hen geschatte haalbaarheid en wenselijkheid van een brede veredelingsvrijstelling in het octrooirecht, mogelijke alternatieven voor een brede veredelingsvrijstelling in het octrooirecht en een prioritering van mogelijke alternatieve oplossingen daarvoor.
In fase 2 zal een samenvattende rapportage worden opgesteld met voorlopige beleidsmatige conclusies.
Fase 3 betreft overleg met de genoemde organisaties op basis van de op te stellen rapportage uit fase 2 met als doel een zo breed mogelijk gedragen routekaart voor de verwezenlijking van na te streven oplossingen.
De Tweede Kamer zal na afloop van dit proces, dat is na het zomerreces, over de uitkomst worden geïnformeerd.
In hoeverre hebben deze gesprekken geleid tot aanpassingen in de onderzoeksopzet, uitvoering of conclusies van het onderzoek OI/I/IE/11009296?
De tot nu toe gevoerde gesprekken hebben niet geleid tot aanpassingen van de onderzoeksopzet, uitvoering of conclusies van het onderzoek OI/IE/11009296 (Kamerstukken II 2010/11, 27 428, nr. 182 met bijlage).
Hebben boeren- en tuindersorganisaties in gelijke mate toegang tot bewindslieden, ambtenaren en informatie als de grote bedrijven? Hebben milieu- en ontwikkelingsorganisaties dezelfde mate toegang tot bewindslieden, ambtenaren en informatie als de grote bedrijven? Kunt u een overzicht geven van contactmomenten?
Boeren- en tuindersorganisaties, alsmede milieu- en ontwikkelingsorganisaties hebben in gelijke mate toegang tot bewindslieden, ambtenaren en informatie als de grote bedrijven.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor 12 april 2011 18.00 uur in verband met een algemeen overleg over dit onderwerp?
Het antwoord is tijdig verzonden voorafgaand aan het (uitgestelde) Algemeen Overleg over dit onderwerp dat nu geagendeerd staat op 18 mei aanstaande.
Het bericht 'Windmolens als stroombron' |
|
Jhim van Bemmel (PVV) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Windmolens, als stroombron»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de bouw en plaatsing van een windmolen evenveel energie kost als een windmolen in anderhalf jaar produceert? Zo nee, kunt u gemotiveerd aangeven waarom niet?
Nee, ik deel die mening niet.
Ik verwijs u daartoe naar de reactie die ik gaf op vraag 3 van de serie schriftelijke vragen die u mij toezond op 9 maart jl., onder nummer (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 2261) .
Aanvullend is op te merken dat windturbines in Nederland vooral in kustgebieden staan, daardoor relatief hoge bedrijfstijden hebben met als gevolg dat ze gemiddeld waarschijnlijk dichter zitten bij de productie van enkele maanden dan van een jaar.
Klopt het dat de meedraaiende reserves bij windmolens uitsluitend draaien op gas, omdat kolencentrales niet geschikt zijn om snelle variaties op te vangen? Zo ja, kunt u aangeven hoeveel gas er jaarlijks nodig is om alle windmolens draaiende te houden en wat de kosten hiervoor zijn?
Het is geen juiste voorstelling van zaken dat bij de stroomvoorziening in ons land reservevermogen wordt ingezet op basis van gas (of een andere brandstof) om windmolens draaiende te houden.
Het is wel dagelijkse werkelijkheid dat voor het opvangen van de variaties van windenergie de flexibiliteit van thermische (fossiele) centrales wordt gebruikt, zoals dat gebeurt voor het opvangen van de variaties in de vraag naar elektriciteit. Het is echter niet zo dat voor elke windmolen een centrale onbelast meedraait in afwachting van het moment dat deze moet opregelen.
De thermische centrales gebruiken de flexibiliteit in het vermogensbereik vooral rondom bedrijf in vollast, dat wil zeggen bij maximale bedrijfsvoering. Ik illustreer dit met een voorbeeld dat aansluit bij de beantwoording van soortgelijke vragen van vorig jaar (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 1574).
Een centrale van 300 MW draait op 100% vermogen als het aanbod wind toeneemt met 100 MW. De centrale regelt terug naar 200 MW, 66,7% van vollastbedrijf. Valt het windvermogen weg, dan regelt de centrale weer op naar 100%. Het rendement van de centrale neemt bij dit deellastbedrijf iets af, waardoor bij 33,3% windaanbod (100 MW) de CO2-uitstoot niet daalt met 33,3%, maar met 31,6%. Er wordt geen gas gebruikt om de windmolens draaiende te houden. De fijnregeling van vraag en aanbod geschiedt met reeds draaiende centrales, wat een snelle en soepele regeling mogelijk maakt met weinig efficiencyverlies.
Hebt u de bereidheid om met de auteurs van het stuk «Windmolens, als stroombron» om de tafel te gaan zitten en met hen van gedachten te wisselen over windenergie? Zo nee, kunt u gemotiveerd aangeven waarom niet?
De auteurs zijn welkom voor een gesprek in het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie met mijn medewerkers die bij het onderwerp betrokken zijn.
Hoe rijmt u de uitspraak van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, die recent stelde dat er geen windmolens gebouwd mogen worden in Natura 2000-gebieden en de provincie Noord-Holland die vindt dat tegen betaling windmolens gebouwd mogen worden in de nationale landschappen, rijksbufferzones, Natura 2000-gebieden en gebieden die onderdeel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur (EHS)? Deelt u deze mening? Zo ja, kunt u er bij de provincie Noord-Holland op aandringen om de plannen te herzien als het gaat om het bouwen van windmolens in nationale landschappen, Rijksbufferzones, Natura 2000 en EHS gebieden?
De gedachte dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu de genoemde uitspraak gedaan zou hebben, moet op een misverstand berusten.
Er is geen beleid dat generiek verbiedt om windturbines te bouwen in bepaalde natuurgebieden, met uitzondering van het pkb-gebied van de Waddenzee (parlementair geaccepteerd beleid van Derde Nota Waddenzee). De mogelijkheden om windturbines toe te staan in gebieden met een bepaalde status als natuurgebied of landschapsgebied hangen af van het daarvoor geldende beleid of de wettelijke bescherming.
Kort samengevat komt de bescherming van natuurgebieden die behoren tot Natura 2000 of tot de EHS neer op «neen, tenzij» en die van gebieden met landschappelijke betekenis op «ja, mits». In de Nota Ruimte staan de meeste van de beschermingsregimes nader beschreven.
Voor Natura 2000-gebieden geldt dat windturbines waarvan tevoren vaststaat of bij passende beoordeling komt vast te staan dat ze geen significante gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelen van die gebieden, kunnen worden toegestaan dan wel vergund.
In sommige provincies worden aan vergunningen voor windturbineparken leges gekoppeld voor de financiering van maatregelen ten gunste van landschap, natuur en recreatie. Ook uit de toelating van windturbines in de EHS kan de verplichting tot compenserende maatregelen voortvloeien (beschreven in door de rijksoverheid in 2009 vastgestelde «Spelregels EHS»). Ik onthoud mij op dit moment van een standpunt over de beleidsontwikkeling die op dit punt gaande is in de provincie Noord-Holland. Ook het nieuwe college-akkoord is op dit punt van belang. De in de vraag gewekte suggestie, dat in deze provincie tegen betaling windturbines mogen worden gebouwd in gebieden waar die bouw van het beschermingsbeleid niet is toegestaan, spreek ik echter tegen.
Kunt u een gedetailleerd overzicht geven van alle kosten (zoals alle subsidies etc.) die komen kijken bij het windmolenpark in Urk?
Allereerst wil ik verwijzen naar de brief van 17 november 2009 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 31 239, nr. 75) waar mijn ambtsvoorganger uitgebreid ingaat op de subsidies voor het Windmolenpark langs de dijken van de Noordoostpolder. De brief beschrijft de totstandkoming van de beschikbaarstelling van het subsidiebedrag van maximaal 880 miljoen euro voor de looptijd van 15 jaar. Daarnaast wordt een investeringssubsidie vanwege het innovatieve karakter van het windpark beschikbaar gesteld van minimaal 104 en maximaal 116 miljoen euro.
Verder komen de initiatiefnemers in aanmerking voor de investeringsaftrekregeling (EIA). Het is vanuit de fiscale wetgeving echter niet toegestaan om hier openbaar gegevens over te verstrekken.
Overigens kent de SDE-subsidie een verrekeningsbeding, de zogeheten MSK-toets. Indien de projecten door gebruik van andere overheidssteun dan de SDE en de EIA, of door een toename van de elektriciteitsprijs, te veel voordeel genieten, dan wordt deze overmaat gekort op de uit te keren SDE-subsidie. Deze toets vindt ongeveer een jaar na realisatie van het project plaats.
Kunt u een overzicht geven van alle nog lopende projecten binnen de (oude) Subsidieregeling duurzame energie (SDE) met bijbehorende bedragen?
Het gevraagde overzicht van alle nog lopende windenergieprojecten binnen de (oude) Stimuleringsregeling duurzame energieproductie (SDE), met bijbehorende bedragen is als bijlage bijgevoegd (Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer).