Russische betrokkenheid bij de moord op Rode Kruismedewerkers in Tsetsjenië |
|
|
|
Wat is uw reactie op de uitlatingen van de Russische geheim agent Potjomkin over de moord op Rode Kruismedewerkers in Tsjetsjenië in 1996?1,2
Ik heb kennisgenomen van de uitlatingen van de heer Potjomkin. Ik onthou me van commentaar over de vraag of deze uitspraken op waarheid berusten.
Kunt u aangeven wat de Nederlandse regering tot nu toe heeft ondernomen na de moord op 5 Rode Kruismedewerkers, onder wie de Nederlander Elkerbout?
Nederland heeft meerdere malen bij de Russische autoriteiten zijn zorgen geuit over het uitblijven van voortgang bij het justitieel onderzoek naar de moord op de Rode Kruis-medewerkers. Tevens onderhoudt het ministerie van Buitenlandse Zaken contact met het Rode Kruis over de kwestie en zijn herdenkingsdiensten voor de slachtoffers bijgewoond.
Zowel in 1996 als bij deze verklaring neemt het Rode Kruis, als werkgever van betrokkenen, het voortouw in de contacten met de Russische autoriteiten. Het Rode Kruis heeft onlangs aangegeven in contact te staan met de Russische autoriteiten over het onderzoek.
Mede gelet op de reactie van het Rode Kruis en het feit dat het vooralsnog om speculaties lijkt te gaan, is vooralsnog afgezien van een demarche richting de Russische autoriteiten, zoals die in het verleden is uitgevoerd. Uiteraard zal ik hierover contact blijven houden met het Rode Kruis.
Zijn de uitlatingen van de voormalige Russische geheim agent Potjomkin voor u aanleiding om bij de Russische regering om opheldering te vragen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Trekt u hierbij gezamenlijk op met Spanje, Noorwegen, Canada en Nieuw Zeeland, omdat burgers van deze landen ook tot de slachtoffers van deze laffe moordaanslag behoorden? Zo nee, bent u bereid contact op te nemen met de regeringen van deze landen en het Internationale Rode Kruis om gezamenlijk van de Russische autoriteiten te verlangen dat de moordenaars alsnog gestraft zullen worden?
Zie antwoord vraag 2.
Massale boskap |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met de omvangrijke protesten van omwonenden in Schipborg en omstreken, Baarn en omstreken en Nijmegen en omstreken, met betrekking tot de kap van prachtige bosgebieden? Klopt het dat Staatsbosbeheer hier tientallen hectaren bos aan het kappen is?1,2,3
Ja.
Deelt u de mening dat Staatsbosbeheer geen rekening houdt met de wensen van omwonenden en dat dit ontoelaatbaar is? Zo nee, waarom niet?
Nee.
Naar mijn mening pleegt Staatsbosbeheer veel inspanningen om omwonenden en belanghebbenden actief te betrekken bij de planvorming. Bovendien is het gemeengoed dat Staatsbosbeheer tal van informatiebijeenkomsten en excursies organiseert gedurende planvormingsprocessen. Vanzelfsprekend kan bij de planvorming niet iedere wens worden meegenomen en kan het niet ieder naar de zin worden gemaakt. Er zullen bij dergelijke plannen altijd voor- en tegenstanders blijven.
Kunt u verklaren waarom prachtige eeuwenoude bossen gekapt moeten worden om vreemde natuur in de vorm van heidegebieden te creëren?
In het project Heiderijk werken Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, de gemeente Nijmegen en Prorail samen om kwetsbare soorten in het gebied Nijmegen/Mook te ondersteunen door het ontwikkelen en herstellen van leefgebieden, open heideterreinen en overgangen naar opgaand bos.
Dit past binnen de benadering van de rijksoverheid om het leefgebied van bijzondere en bedreigde dier- en plantensoorten van de heide te herstellen (leefgebiedenbenadering). Hiervoor is in totaal op een plangebied van 3000 hectare in totaal 16,8 ha gekapt, 38 ha spontane opslag van bomen en struiken verwijderd en 29 ha gedund. Hiervan is uiteindelijk 13,5 ha geplagd om de bestaande heideterreinen uit te breiden. Er zijn vooral exoten weggehaald, boomsoorten die niet van nature in Nederland thuishoren, zoals de douglasspar, de Amerikaanse eik en de Amerikaanse Vogelkers. Inheemse soorten, zoals zomer- en wintereiken, berken, beuken en beeldbepalende grove dennen zijn gespaard en vrijgesteld. Wel is een aantal zieke beuken weggehaald, maar dat vond niet plaats in het kader van het project Heiderijk, maar is het gevolg van regulier bosbeheer.
Bij Schipborg is na een uitgebreid traject met de omwonenden en gebruikers besloten om de cultuurhistorische aspecten van het gebied een accent te geven. Hiervoor wordt open heide weer in ere hersteld.
In het Baarnsche bos is alleen sprake van reguliere beheersmaatregelen om het bos gezond en gevarieerd te houden. Hier vindt geen omvorming naar heide plaats.
Kunt u garanderen dat de kap in Heiderijk, Schipborg en het Baarnsche Bos per direct stop worden gezet? Zo nee, waarom niet?
Nee. De Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer geeft mij de mogelijkheid om in te grijpen als Staatsbosbeheer naar mijn mening haar wettelijke taken niet naar behoren uitvoert. Daar is hier geen sprake van. Ik ben van mening dat in deze drie gevallen het planvormingtraject goed is verlopen en dat de bestuurders in de omgeving van de natuurgebieden en de omwonenden en/of de gebruikers hier goed bij zijn betrokken geweest. Het feit dat niet iedereen zich kan vinden in de uiteindelijke plannen is spijtig, maar voor mij geen reden om in te grijpen.
Kunt u uiteenzetten waarom Staatsbosbeheer geen waarde hecht aan het gebrek aan draagvlak voor de wilde boskap in deze gebieden?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Hoe verhoudt de massale boskap zich met de EU-groenboek bosbescherming?
Het groenboek van de Europese Commissie is een discussiestuk over het toekomstige beleidsinstrumentarium voor de bescherming van bossen in de EU. Op 30 juni 2010 heb ik u de kabinetsreactie op dit groenboek toegestuurd (Tweede Kamer, 32 442, nr. 1). In deze kabinetsreactie wordt het belang van duurzaam bosbeheer benadrukt. Duurzaam bosbeheer vraagt om zorgvuldige afwegingen in het beheer en gebruik van bossen.
Omvorming van bos naar andere vormen van natuur kan plaatsvinden, wanneer deze zorgvuldigheid in acht wordt genomen en de belangen van het om te vormen bos goed worden afgewogen tegen de belangen van de te realiseren nieuwe natuur.
Strengere eisen aan elektrische auto's |
|
Sharon Dijksma (PvdA), Diederik Samsom (PvdA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Overheid remt innovatie af»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het stellen van strengere eisen aan elektrische auto’s innovatie en ontwikkeling op dit vlak niet in de weg mag staan?
Het gaat hier niet om strengere eisen maar om nieuwe eisen. Er waren tot op heden geen specifieke eisen aan elektrische voertuigen. Deze nieuwe eisen vormen naar mijn mening geen belemmering voor nieuwe ontwikkelingen, maar een uitdaging voor innovatieve ideeën.
Kunt u aangeven wat de rechtvaardiging is van het stellen van strenge generieke eisen in deze fase van de ontwikkeling van elektrische auto’s? Kunt u daarbij gegevens overleggen van het aantal ongelukken dat is toe te schrijven aan het rijden met elektrische auto’s die in het verleden niet aan de nieuwe normen voldeden?
Deze nieuwe eisen zijn ontwikkeld naar aanleiding van een onderzoek uitgevoerd door TNO en KEMA, in samenwerking met de RDW, naar mogelijke risico's van het ombouwen van conventioneel aangedreven voertuigen naar elektrische aandrijving. Uit de inventarisatie is gebleken dat aan de toelating van elektrisch aangedreven en hybride elektrische voertuigen tot het verkeer specifieke veiligheidsrisico’s verbonden zijn. Het belangrijkste risico bleek ondeugdelijke en onherkenbare elektrische bedrading met hoge voltages te zijn. Dergelijke elektrische bedrading vormt een gevaar voor monteurs, verkeersdeelnemers en hulpverleners die in het wegverkeer werkzaam zijn.
Met aanvullende toelatingseisen zal worden getracht deze veiligheidsrisico’s af te dekken. Er hebben zich gelukkig nog geen ongelukken voorgedaan.
Kunt u inzicht geven in de kosten die de nieuwe eisen van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) voor elektrische auto’s met zich mee brengen? Kunt u daarbij specifiek in gaan op de eis dat elektrische auto’s in een hoogfrequente testruimte moeten worden geplaatst voordat zij de weg op mogen, aangeven om hoeveel testen het hier jaarlijks zal gaan en wat hiervan de totale kosten zullen zijn?
Het gaat hier om toelatingseisen voor alle typen elektrische auto’s. Elk type dient eenmalig getest te worden. Als meerdere auto’s van hetzelfde type worden geproduceerd, hoeven de producenten niet steeds weer deze kosten te betalen. De kosten van de RDW-keuring zal omstreeks de € 725,00 komen te liggen. Ik ben van mening dat deze kosten gerechtvaardigd zijn, gezien het positieve effect op de veiligheid.
Bent u bereid om te bezien welke mogelijkheden er zijn om kleine bedrijven, particuliere ontwikkelaars en studenten te behoeden voor te hoge kosten die mogelijk voortvloeien uit de nieuwe RDW regeling en daarbij te kijken naar mogelijkheden om hen (deels) voor deze kosten te compenseren op basis van bestaande regelingen op dit gebied?
Auto’s die op de markt komen, moeten voldoen aan toelatingseisen. Er zijn regels opgesteld die moeten voorkomen dat er producten op de markt komen waarbij de veiligheid niet gegarandeerd is. De kosten die hiervoor moeten worden gemaakt, zijn niet onevenredig hoog.
De staat van de ouderenzorg |
|
Renske Leijten |
|
Wat is uw reactie op de TV-uitzending, waarin werd vermeld dat de redactie van dat programma is overspoeld met meldingen over mensonwaardige taferelen in de ouderenzorg?1
Ik begrijp dat er veel negatieve reacties binnenkomen. Wat ik jammer vind, is dat zorginstellingen voornamelijk negatief in het nieuws komen en dat er geen genuanceerder beeld wordt gegeven. Immers er gaat ook veel goed in de zorg. Ook bij de zorginstellingen waar een incident gebeurt is de zorg niet allemaal slecht.
Hoe omschrijft u de huidige toestand van de ouderenzorg? Kunt u zich voorstellen dat voor veel mensen de opname in een verzorgings- of verpleeghuis een schrikbeeld vormt?
Mijn motto is «vertrouwen in de zorg». Ik bouw mee aan een samenleving waarin wij met respect met elkaar omgaan. Als mensen kwetsbaar zijn, worden ze ontzien en worden ze ondersteund, zodat zij hun gevoel voor eigenwaarde behouden. Dat betekent ondersteunen van de eigen kracht van mensen en hun netwerk. Kwetsbare mensen moeten op deze zorg kunnen vertrouwen. Het betekent ook vertrouwen in de medewerkers die zorg geven. Zij zetten zich met hart en ziel in voor de mensen die hun hulp nodig hebben. Dat verdient waardering: niet alleen voor hun inzet maar ook voor hun inzichten. Daar waar vertrouwen beschaamd wordt, moet worden ingegrepen.
Kent u de heersende opinie onder verpleegkundigen en verzorgenden dat de ouderenzorg steeds meer het karakter van productiewerk heeft gekregen? Wat is hierop uw reactie?
Ik deel deze opinie niet. De recent uitgebrachte benchmark van de brancheorganisatie binnen de verpleging, verzorging en thuiszorg, ActiZ, laat juist zien dat de medewerkers positiever oordelen over hun werk dan voorgaande benchmarkrondes. De stijging van tevredenheid doet zich voor op alle door ActiZ gevraagde indicatoren. Ik maak hieruit op dat er voldoende tevredenheid en animo is voor de verpleegkundigen en verzorgenden om hun werk in de ouderenzorg gemotiveerd voort te zetten.
Kunt u zich voorstellen dat de wijze waarop de ouderenzorg is georganiseerd bij veel mensen associaties met de bio-industrie oproept? Wat is hierop uw reactie?1,2
Ik vind het afdoen aan de persoonlijke aandacht en inzet van de medewerkers in de ouderenzorg.
Deelt u de opvatting van verpleeghuisarts Bert Keizer dat oudereninstellingen te weinig geld krijgen om hun taken uit te voeren? Zo nee, waarom niet?1
Ik deel de opvatting van meneer Keizer niet. Elk jaar groeit het beschikbare budget voor de zorginstellingen. Dit leidt ertoe dat gemiddeld genomen het beschikbare budget per zorginstelling toeneemt. Doordat de zorgvraag en zorgzwaarte toeneemt, zal er wel aandacht moeten zijn voor het zonodig anders inrichten van de werkprocessen.
Deelt u de mening dat het genant is dat ouderen uit efficiency-overwegingen gewreven moeten worden met een lotiondoekje in plaats van fatsoenlijk te worden gewassen of gedoucht? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan me goed voorstellen dat deze manier van werken vragen oproept. Ik ben echter wel van mening dat het de eigen verantwoordelijkheid is van de zorginstelling. Als zij besluiten tot het overgaan van wassen en dit overleggen met cliënten, personeel en cliëntenraad, dit goed beargumenteren en overwegen, dan vind ik het prima. Ik denk dat er wel altijd uitgegaan moet worden van de wens van de cliënt. Soms is nat wassen te zeer belastend, nadelig voor de huid of heeft de cliënt daar geen behoefte aan, dan biedt het wassen met een lotiondoekje een alternatief.
Vindt u het wenselijk dat zorgbehoevende ouderen steeds vaker worden aangeduid als «klant» of «zorgconsument»? Wilt u uw antwoord toelichten en daarbij ook ingaan op uw stelling dat de zorg geen markt is?3
Ik vind het belangrijk dat cliënten nog meer centraal komen te staan in de zorg. Cliënten moeten zoveel mogelijk kunnen kiezen waar en van wie zij zorg ontvangen en op welke wijze de zorg vorm gegeven wordt. Bij deze ontwikkeling kunnen termen als klant en zorgconsument worden gebruikt. De term is minder belangrijk denk ik zolang de wens van de cliënt leidend is in de dialoog.
Deelt u de mening dat de toenemende verzakelijking en nadruk op bedrijfseconomische «efficiencymodellen» ten koste gaan van de persoonlijke aandacht en het menselijke contact in de zorg? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik deel deze mening niet. Efficiencydenken hoeft niet strijdig te zijn met goede en persoonlijke zorg leveren. Door werkprocessen en communicatie goed op orde te brengen kan er meer tijd aan de cliënt besteed worden. Beide aspecten moeten goed in orde zijn.
Bent u van mening dat persoonlijke aandacht en menselijk contact een onlosmakelijk onderdeel vormen van de fatsoenlijke zorg voor kwetsbare ouderen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe oordeelt u over het gegeven dat «aandacht» geen onderdeel is van de AWBZ?4
Ik ben van mening dat aandacht een onderdeel is van het leven. Aandacht op zich is geen functie in het kader van de AWBZ. Bij het verlenen van zorg, ontvangen cliënten altijd aandacht. Zeker als het uitgangspunt het zorgplan is, waarbij er afspraken worden gemaakt met de cliënt over de daadwerkelijke zorgbehoefte. In de zorg zijn betrokkenheid en wederkerigheid voor mij uitgangspunt omdat ze dat voor mij in het leven zijn.
Bent u van mening dat persoonlijke aandacht en menselijk contact niet zijn te omschrijven als afgebakende handelingen of «prestaties», maar uitsluitend kunnen voortkomen uit de liefde voor het vak en de professionele autonomie van de mensen op de werkvloer? Zo nee, waarom niet?
Ja ik deel deze mening en ben ervan overtuigd dat de mensen die op de werkvloer werken en daadwerkelijk zorg verlenen aan de cliënten dit doen uit liefde voor het vak en vanuit hun persoonlijke motivatie. Nogmaals, daarom vind ik het zo jammer dat er zoveel negatieve aandacht uitgaat naar de zorginstellingen, waar mensen keihard werken en het beste met de cliënt voor hebben.
Bent u van mening dat er thans een tweedeling bestaat tussen mensen die een verblijf in een comfortabele zorgresidentie of een particuliere verpleegkundige kunnen betalen, en zij die daarvoor niet de middelen hebben en zijn aangewezen op verschraalde AWBZ-zorg? Zo ja, vindt u dit wenselijk? Zo nee, waarom niet?
Ik ben niet van mening dat er sprake is van een tweedeling. Er is wel sprake van verschillen. Alle inwoners van Nederland hebben recht op basiszorg. De verschillen tussen particuliere en publieke zorg zijn vergelijkbaar met de verschillen tussen mensen en posities buiten de intramurale setting. Waar ik moeite mee heb is met uw veronderstelling dat de kwaliteit van de zorg in een AWBZ instelling in de knel komt. Ik ben van mening dat de inzet van het zorgpersoneel werkzaam in AWBZ instellingen, niet minder is dan in particuliere instellingen.
Bent u van mening dat een te klein aandeel van het budget dat de overheid beschikbaar stelt voor de ouderenzorg, uiteindelijk terecht komt op de werkvloer? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek naar «besteding AWBZ-middelen: kostenstructuur en effecten voor cliënten in VVT-organisaties» door PricewaterhouseCoopers uit april 2010 biedt een goed inzicht in hoe deze zorginstellingen hun AWBZ-middelen inzetten. Hieruit blijkt dat de inzet verschilt per type zorginstelling en dat een relatief beperkt deel van de AWBZ-middelen (gemiddeld 13,3%) wordt ingezet voor overhead. De zorginstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor de manier waarop zij de middelen inzetten. Wat mij wel opvalt is dat de ene zorginstelling veel beter in staat is om bijvoorbeeld de overhead laag te houden dan de ander. Ik streef ernaar dat er zoveel mogelijk middelen en aandacht ten goede komen aan de cliënt.
Bent u bereid de financiering van de AWBZ via zorgzwaartepakketten te vervangen voor directe financiering van locaties en zorgteams? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kan een voorstel worden verwacht?
Ik ben niet voornemens om de zorgzwaartefinanciering af te schaffen. In de intramurale zorg is de afgelopen jaren veel gebeurd om bekostiging op basis van ZZP’s in te voeren. Uit een recent onderzoek onder 850 aanbieders van intramurale AWBZ-zorg blijkt dat de doelstellingen van de ZZP’s – waaronder eerlijkere verdeling van middelen, beter inzicht in de zorgzwaarte van cliënten die in zorg zijn – grotendeels behaald zijn. In het Regeerakkoord is opgenomen dat de huidige wijze van financiering per handeling in de AWBZ wordt veranderd in financiering op resultaat. In mijn visiebrief die ik in het voorjaar aan uw Kamer stuur ga ik hier verder op in.
Het tekort aan kennis over biometrische technieken bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Herkent u zich in de kritiek van de directeur van het agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR) Gerdine Keijzer-Baldé dat uw ministerie niet genoeg kennis in huis heeft over biometrische technieken?1 Zo nee, waarom niet?
Nee. De directeur van het agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR) heeft in een interview met het blad Burgerzaken en Recht (nr. 10) tot uitdrukking willen brengen welke verbeterslagen zij voornemens is te realiseren bij het agentschap BPR waar zij leiding aan geeft. De directeur BPR heeft niet beoogd te stellen dat er bij het ministerie van BZK onvoldoende kennis zou bestaan over biometrische techniek.
Hoe hoog zijn de kosten voor de inhuur van externe deskundigen op het gebied van biometrische technieken voor de nieuwe Paspoortwet en de bijhorende databanken?
In 2009 en 2010 is aan de inhuur van externe deskundigen op het gebied van biometrische technieken in de reisdocumenten ca € 36 000,– besteed.
Hoe kunnen de adviezen van externe deskundigen over biometrische technieken op waarde worden geschat als het ministerie deze kennis zelf ontbeert?
Zie het antwoord op vraag 1.
Deelt u de kritiek op de mismatch tussen techniek en doel, en de wijze waarop de techniek wordt ingezet bij de toepassing van biometrische kenmerken in paspoorten?
Neen.
Welke maatregelen neemt u om de kwaliteit van de biometrische gegevens optimaal te krijgen?
Zoals u weet gelden voor de foto die in het reisdocument wordt opgeslagen sinds jaar en dag eisen. De eisen, die zijn vastgelegd in de Fotomatrix Model 2007, zijn ontleend aan Europese regelgeving. Het gaat in casu om de voorgeschreven internationale standaard ISO 19794-5 die mede geënt is op geautomatiseerde gezichtscontrole. Voor de opname van de vingerafdrukken geldt eveneens dat de Europese regelgeving wordt gevolgd. Voor wat betreft de apparatuur en programmatuur voor de opname van de vingerafdrukken en voor het bepalen van de kwaliteit van de opgenomen vingerafdrukken wordt verwezen naar het antwoord op vraag 9.
Het ministerie van BZK heeft opleidingsmateriaal voor de ambtenaren van de uitgevende instanties van de reisdocumenten laten ontwikkelen en praktijktrainingen georganiseerd. Het trainingsmateriaal is permanent voor de uitgevende instanties beschikbaar. Het is een verantwoordelijkheid van de uitgevende instanties om ervoor te zorgen dat alleen bekwaam personeel wordt ingezet voor het aanvragen en uitgeven van de reisdocumenten. Als blijkt dat de bekwaamheid tekort schiet moeten de uitgevende instanties maatregelen daartegen treffen.
Wat is uw reactie op de zorgen uit het rapport «Het biometrische paspoort in Nederland»?2
In antwoord op vragen tijdens de behandeling van de begroting van Binnenlandse Zaken heb ik aangegeven mij in dit dossier te zullen verdiepen om tot een oordeel te kunnen komen over de wijze waarop de centrale reisdocumentenadministratie vorm kan worden gegeven. Ik kijk daarbij ook naar de zorgen en bezwaren die leven in uw Kamer en daarbuiten.
Mogelijk ten overvloede wijs ik er nog op dat de opname van de foto en de vingerafdrukken voor opslag in de reisdocumenten verplicht is op grond van Europese regelgeving. Er is dus geen sprake van een eigen afweging of keuze op dat punt.
Wat doet u om ervoor te zorgen dat baliemedewerkers voldoende aandacht en expertise hebben om manipulatie van vingerafdrukken te herkennen?
Zie antwoord vraag 5.
Wat doet u om de verwachtingen van biometrische technieken zo realistisch mogelijk te maken?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van het TK-lid Schouw over de beveiliging opslag van ID-gegevens (nummer 2010Z16631).
Deelt u de kritiek op het gebrek aan onafhankelijke testlaboratoria? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat kunt u doen om bij te dragen aan het vergroten van die capaciteit?
De apparatuur en programmatuur die wordt gebruikt voor de opname van de vingerafdrukken is gecertificeerd door het Bundesamt für Sicherheit in der Informationstechnik (BSI) en daarvoor getest door Fraunhofer-Institut für Angewandte Optik und Feinmechanik IOF. Informatie over deze certificering is door BSI gepubliceerd (https://www.bsi.bund.de). BSI is onderdeel van het Duitse federale ministerie van Binnenlandse Zaken. BSI is binnen de Europese Unie en binnen ICAO actief bij het opstellen van standaarden en normen. Eerder is aan uw Kamer gemeld dat Nederland voor de opname van de vingerafdrukken voor reisdocumenten dezelfde vingerafdruklezer (de Dermalog ZF1) gebruikt als de Bondsrepubliek Duitsland.
De kwaliteit van de vingerafdrukken wordt bepaald met het NFIQ algoritme uit de NIST Biometric Image Software. Duitsland gebruikt eveneens deze programmatuur. Deze programmatuur is ontwikkeld door het National Institute of Standards and Technology (NIST) en is vrij van rechten te gebruiken.
Wat is de status van het verzoek aan het BPR om medewerking aan het onderzoek van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR)?
Het ministerie van BZK heeft op 1 september 2010 in een brief de WRR laten weten voorafgaand aan het te voeren gesprek graag nadere informatie te willen ontvangen over de aard van het onderzoek en de vraagstukken die aan de orde zouden komen in het gesprek. Een reactie van de WRR op deze brief is ontvangen op 16 november 2010. Ik wijs erop dat de Web-publicatie «Happy landings: Het biometrische paspoort als zwarte doos» reeds in oktober 2010 is uitgebracht.
Is dit onderzoek aanleiding voor u om de technische aspecten en consequenties van het opnemen van biometrische kenmerken in paspoorten nogmaals kritisch te bezien?
Zie antwoord vraag 6.
Welke les trekt u uit de conclusie dat beleid en techniek dusdanig ver uit elkaar lopen dat eerst een meer solide (technische) basis nodig is alvorens over te gaan tot de voorgenomen afname, registratie en toepassing van biometrie?
Zie antwoord vraag 6.
Een veroordeling wegens ‘afvalligheid’ in Iran |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de zaak Youcef Nadarkhani die op 12 november jl. in Iran veroordeeld is voor «het ontkennen van het profeet zijn van de grote profeet der Islam, resulterend in afval van de heilige religie van de Islam ... op de leeftijd van 19 jaar»?
Ik heb kennis genomen van berichten over deze zaak.
Bent u voornemens actie te ondernemen ten behoeve van de onmiddellijke vrijlating van deze man?
De Nederlandse ambassade in Teheran kan deze zaak niet bevestigen. Ook contactpersonen die goed ingevoerd zijn in de mensenrechtensituatie in Iran beschikken niet over informatie over de situatie van dhr. Nadarkhani. Ik laat de zaak op de voet volgen en zal, zodra dit bericht bevestigd is, deze kwestie al dan niet in EU-verband opbrengen bij de Iraanse autoriteiten.
Deelt u de mening dat de huidige Iraanse wetgeving, en met name de wetgeving tegen zogenaamde «afvalligheid', in strijd is met het internationaal erkende recht op vrijheid van gedachte, geweten en religie, inclusief het recht om van religie of geloof te veranderen, onder andere vastgelegd in art. 18 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, getekend en geratificeerd door Iran?
Ja. Nederland spreekt Iran hier zowel bilateraal als in EU-verband regelmatig op aan. Ook in de recent aangenomen VN-resolutie aangaande de mensenrechtensituatie in Iran wordt het land opgeroepen te stoppen met het schenden van de mensenrechten van onder andere religieuze minderheden.
Bent u bereid, gezien het feit dat de heer Nadarkhani vanaf 2 december kan worden geëxecuteerd, deze vragen op de kortst mogelijke termijn te beantwoorden?
Ja.
Het bericht "Concerns ontwijken Afrikaanse fiscus' |
|
Bruno Braakhuis (GL) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Concerns ontwijken Afrikaanse fiscus»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat landen die ontwikkelingshulp krijgen van Nederland ter stimulering van de economie, tegelijkertijd belastingopbrengsten over winsten gerealiseerd in deze landen zien wegvloeien naar Nederland?
Nederland heeft een aantrekkelijk (fiscaal) vestigingsklimaat voor internationaal opererende bedrijven met reële aanwezigheid in Nederland («rokende schoorstenen»). Heel belangrijk voor internationaal zakendoen is dat dubbele belastingheffing wordt voorkomen en bronheffingen worden gereduceerd. Belangrijke pijlers zijn: deelnemingsvrijstelling, het uitgebreide verdragennetwerk, de afwezigheid van bronheffing op uitgaande rente- en royaltystromen.5 Verder biedt de Nederlandse belastingdienst een grote mate van zekerheid over de toepassing van fiscale regels. Deze regels kunnen ertoe leiden dat ook bedrijven met een relatief beperkte aanwezigheid in Nederland van het aantrekkelijke vestigingsklimaat gebruik maken.
De belastingheffing van multinationals kan door de internationale vervlechting niet slechts nationaal worden beoordeeld. Voor multinationals bestaat het Nederlandse fiscale stelsel niet als een geïsoleerd fenomeen, maar is het een onderdeel van een internationaal netwerk van landen, jurisdicties en verdragen. Het heeft daarom niet zoveel zin om de problematiek waar ontwikkelingslanden zich voor gesteld zien alleen vanuit Nederland te bezien. Belastingplanning is mogelijk doordat verschillende fiscale systemen niet op elkaar aansluiten. Voor ontwikkelingslanden geldt in het bijzonder nog dat deze vaak speciale faciliteiten (belastingvrijstellingen) aanbieden waardoor de belastinggrondslag wordt uitgehold. Eenzijdig door Nederland te nemen maatregelen om belastingvlucht uit ontwikkelingslanden te beperken, zullen dus geen of slechts een beperkt effect hebben en zijn bovendien schadelijk voor onze reële economie. Het bijvoorbeeld introduceren van een Nederlandse bronheffing op royalty’s is daarom ongewenst en onevenwichtig. In het in de Volkskrant beschreven geval heeft Ghana ervoor gekozen om in het verdrag met Nederland te opteren voor een bronheffing van 8% op uitgaande royaltybetalingen aan Nederland.
Dat belastingplichtigen profiteren van verschillen tussen belastingstelsels is van alle tijden en daar hebben alle landen mee te maken. Het is van belang dat landen zich daar zelf tegen kunnen wapenen. Dat geldt voor een ontwikkeld land zoals Nederland, maar ook voor ontwikkelingslanden.
Het kabinet neemt de problematiek van belastingontduiking en -ontwijking zeer serieus. Dit geldt op nationaal niveau, zie bijvoorbeeld de door dit kabinet ondernomen activiteiten tegen zwartspaarders, maar ook op internationaal niveau. Nederland heeft in het kader van de in april 2009 gehouden G20 top in Londen ondernomen initiatieven voor internationale afspraken tegen belastingontduiking en -ontwijking van harte ondersteund en bilateraal meerdere belastingverdragen met diverse landen over onder meer informatie-uitwisseling afgesloten. Bij de laatste top in Korea hebben de G20-landen een oproep gedaan om ontwikkelingslanden bij het voeren van belastingpolitiek en het opbouwen van capaciteit te steunen. Het is voor het kabinet vanzelfsprekend dat ontwikkelingslanden bij deze ontwikkelingen worden betrokken en daarbij worden ondersteund. Hernieuwde aandacht voor verbeterde belastingheffing vormt een van de kernonderdelen van de modernisering van het ontwikkelingsbeleid. Om aan deze agenda inhoud te geven hebben de toenmalige minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de toenmalige staatssecretaris van Financiën in 2009 een intentieverklaring ondertekend waarin is vastgelegd dat gezamenlijk wordt gewerkt aan een actieve Nederlandse aanpak van deze problematiek.
Het gaat om maatwerk gericht op de behoeften van elk afzonderlijk land. Een dergelijke aanpak vereist maatregelen op verschillende terreinen.
Allereerst zal de capaciteit van overheden in ontwikkelingslanden op het gebied van belastingheffing en belastingbeleid moeten worden versterkt. Dit wordt in internationaal verband georganiseerd (OESO, IMF, Wereldbank en VN). Nederland speelt daarbij een vooraanstaande rol. De internationale en Nederlandse inzet richt zich op het versterken van de positie van ontwikkelingslanden zodat zij zelf een evenwichtige afweging kunnen maken hoe zij hun fiscale stelsel willen inrichten en dat ze goed geëquipeerde mensen hebben om de wetgeving te kunnen uitvoeren.
Er lopen meerdere initiatieven binnen de OESO die zich richten op verbetering van transparantie in financiële stromen en uitwisseling van informatie tussen landen, ter voorkoming van onder andere belastingontduiking en -ontwijking, die specifiek gericht zijn op ontwikkelingslanden. Zo is onlangs deelname aan het Global Forum on Tax Transparancy and Exchange of Information opengesteld voor ontwikkelingslanden en wordt gewerkt aan multilaterale mechanismen voor alle landen, inclusief ontwikkelingslanden, op het gebied van uitwisseling van informatie. Door middel van het Global Relations programma van de OESO worden trainingen gegeven aan ontwikkelingslanden, o.a. op het gebied van uitwisseling van informatie en verrekenprijzenmethodieken. Mede op Nederlands initiatief is in de OESO besloten tot een gezamenlijke aanpak door het Ontwikkelingscomité, het Comité voor Fiscale Zaken en het Global Forum on Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes. Een daarvoor in mei 2010 in het leven geroepen OECD Informal Taskforce on Tax and Development, met daarin overheden uit OESO- en ontwikkelingslanden, non-gouvernementele organisaties, internationale instellingen en internationaal bedrijfsleven zal begin 2011 met een breed programma van start gaan. De Taskforce, onder co-voorzitterschap van Nederland en het African Tax Administration Forum,zal werken aan concrete en voor ontwikkelingslanden bruikbare voorstellen op het gebied van uitwisseling van informatie, transfer pricing, country by country reportingen capaciteitsversterking. De G20 heeft recent aan de Taskforce verzocht om samen met de VN, het IMF en de Wereldbank daarover in 2011 te rapporteren.
Ten slotte zullen multinationale ondernemingen zelf moeten worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen.
In de motie Vendrik6 is gevraagd om het Nederlandse fiscale stelsel voor multinationale bedrijven door te lichten op het punt van belastingontduiking en -ontwijking ten koste van ontwikkelingslanden.
Uit het voorgaande volgt dat het doorlichten van het Nederlandse fiscale stelsel alleen weinig oplevert. Belastingontwijking of -ontduiking is bij uitstek een internationaal fenomeen en staat daarom hoog op de agenda van de OESO. Uiteindelijk kunnen belastingontduiking en -ontwijking in ontwikkelingslanden alleen effectief worden tegengegaan door versterking van belastingstelsels in de betrokken landen zelf, aangevuld met sluitende internationale afspraken over informatie-uitwisseling, fraudebestrijding en het tegengaan van belastingparadijzen.
Deelt u de mening dat ontwikkelingslanden de dupe zijn van het Nederlandse belastingstelsel? Bent u het eens met de in dit artikel aangehaalde stelling «Veruit de grootste bijdrage die ondernemingen kunnen leveren aan ontwikkeling van landen is door doodgewoon hun werk te doen: leveranciers betalen, lonen betalen, belastingen betalen»?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat bedrijven zoveel mogelijk de winstbelasting zouden moeten betalen in het land waar de winst eigenlijk gemaakt wordt?
Bedrijven dienen zich aan de wetten te houden. In de wetgeving komt tot uiting hoe landen de winsten willen belasten. De nationale parlementen kunnen de wetgeving tot op grote hoogte zelf inrichten (zij zullen daarbij rekening houden met de behoeften van het land), zolang zij zich houden aan de internationale spelregels. In de Europese context valt te denken aan het EU verdrag, de regels inzake verboden staatsteun en de gedragscode tegen schadelijke belastingconcurrentie. Ook de OESO heeft richtlijnen op het gebied van schadelijke belastingconcurrentie7.
Bent u bereid de mogelijkheid te onderzoeken om de belastingmogelijkheden ten aanzien van royalty’s te veranderen zodat (ontwikkelings-)landen niet meer de dupe zijn van dit Nederlandse systeem?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u dit verband aangeven hoe het staat met de uitvoering van de motie Vendrik2 van ruim een jaar geleden die ook verzoekt om een doorlichting van het Nederlands fiscaal stelsel met het oog op dit soort ontwijking?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de bevindingen van professor Geert Michielse die stelt dat het effectieve tarief van de vennootschapsbelasting van multinationals rond de 5% is?1 Zo nee, bent u dan bereid om te onderzoeken wat de effectieve belastingdruk van multinationals in Nederland is?
Nee. Voor wat betreft de belastingdruk van multinationals in Nederland geldt dat de Nederlandse belastingregels geen onderscheid maken tussen grote en kleine bedrijven. Over de verdeling van de vennootschapsbelasting is mijn ambtsvoorganger in een brief aan de Tweede Kamer d.d. 26 oktober 2009 (DB/2009/624M) uitvoerig ingegaan.
Kunt u aangeven hoeveel belasting er in Nederland in totaal wordt betaald over winsten uit aan Nederlandse vennootschappen betaalde royalty’s? Kunt u daarbij aangeven hoe zich dat verhoudt tot de totale omzet van statutair in Nederland gevestigde vennootschappen?
Nee, dat is niet mogelijk. Het Nederlandse bedrijfsleven heeft innovatie al jaren hoog in het vaandel staan. Enkele concrete voorbeelden zijn onderzoek op het gebied van voeding, medicijnen, biotechnologie, technische toepassingen en het ontwikkelen van een merk(naam). Naast het zelf ontwikkelen van intellectueel eigendom door in Nederland gevestigde bedrijven, wordt door in Nederland gevestigde ondernemingen ook intellectueel eigendom gekocht. De kosten welke verband houden met het zelf ontwikkelen van intellectueel eigendom en de aankoop van intellectueel eigendom verminderen over het algemeen het fiscale resultaat. Een complicerende factor hierbij is dat de huidige kosten voor een aanzienlijk deel zien op huidige ontwikkelingen van toekomstig te exploiteren intellectueel eigendom. Waarbij ook niet vooraf bekend is of en in hoeverre de ontwikkeling succesvol zal zijn. De opbrengst van het intellectuele eigendom bestaat niet alleen uit ontvangen royalty’s van zowel derde partijen als groepsvennootschappen, maar ook uit eigen opbrengsten door middel van verkoop van producten en/of diensten door de Nederlandse eigenaar van het intellectueel eigendom (bespaarde royalty).
Kunt u ingaan op de stelling in het artikel dat er jaarlijks 8000 miljard euro door Nederland spoelt via brievenbusmaatschappijen die hier vooral om fiscale redenen zitten? Klopt deze schatting volgens u? Kunt u ook in gaan op de schatting dat dit de Belastingdienst jaarlijks zo’n 2 miljard euro oplevert? Zou dit eventueel ook verder onderzocht kunnen worden?
Uit gegevens van DNB over 2008 kan worden vastgesteld dat de bruto gesommeerde geldstroom via zogenaamde bijzondere financiële instellingen 12 300 miljard euro bedroeg. Bijzondere financiële instellingen zijn entiteiten die in Nederland zijn opgericht door buitenlandse multinationale concerns als doorvoerkanaal van financiële stromen tussen buitenlandse concernmaatschappijen.
Voor wat betreft de rol van Nederland als financieel knooppunt verwijs ik naar de beantwoording op de vragen 2, 3, 5 en 6. Deze rol levert Nederland werkgelegenheid op en levert de schatkist geld op. De toegevoegde economische waarde is naar schatting € 1,5 miljard per jaar. Ongeveer € 1 miljard in de vorm van belastingen en € 0,5 miljard in de vorm van vergoedingen voor financiële professionals. 8
Vindt u het wenselijk dat het Nederlandse belastingstelsel door buitenlandse multinationals wordt gebruikt om via brievenbusfirma’s winsten door te sluizen?
Zie antwoord op vragen 2 en 3.
Zelfmoord onder politieagenten |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Dienders in zwaar weer»?1
Ja
Bent u op de hoogte van de voorlopige onderzoeksgegevens van de werkgroep Mentale Weerbaarheid? Zo ja, wat is uw reactie daarop?
Ja, ik ben bekend met de voorlopige onderzoeksgegevens. Het baart mij zorgen dat er diverse indicatoren zijn die wijzen op een toename van psychosociale klachten onder politiemensen.
Deelt u de mening dat het eerder en beter signaleren van problemen, zoals angst en depressiviteit, van belang is om de gezondheid en weerbaarheid van politiemensen op peil te houden? Zo ja, wat gaat u eraan doen om hieraan te werken? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel de mening dat het eerder en beter signaleren van problemen van belang is om de gezondheid en weerbaarheid van politiemensen op peil te houden. De Raad van Korpschefs heeft op 24 november 2010 ingestemd met een voorstel om een landelijk programma in te richten om de professionele weerbaarheid van politieambtenaren te versterken. In dit programma komen zowel de fysieke, de mentale als de morele weerbaarheid samen. Momenteel wordt het programmaplan geschreven, in nauwe samenwerking met de Politieacademie, politiekorpsen en het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Deelt u de mening dat de kennis die bij de behandeling van onder meer posttraumatisch stresssyndroom bij militairen en militaire veteranen is opgedaan ook ten dienste moet worden gesteld van de behandeling van politiemensen? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel deze mening. De werkgroep Mentale Weerbaarheid van de politie heeft reeds contact gelegd met de Defensie academie om kennis en ervaringen uit te wisselen. Het ministerie van Defensie heeft aan de werkgroep inhoudelijk materiaal ter beschikking gesteld over hoe er binnen de krijgsmacht wordt gewerkt aan het zogeheten «mentale schild» van defensiemedewerkers. Hiernaast zal Defensie participeren in de ontwikkeling van het «mentale schild» binnen de politie. Hierbij wordt een direct samenwerkingsverband aangegaan tussen Politieacademie en de Defensie academie.
Deelt u de zorg van de onderzoekers van de werkgroep Mentale Weerbaarheid over het aantal zelfmoorden onder politiemensen? Hebt u wel al enig inzicht in de omvang van dit probleem? Zo ja, wat doet u om dit probleem tegen te gaan?
Ik deel de zorg over het aantal zelfmoorden onder politiemensen. Op dit moment heb ik nog geen inzicht in de omvang van het probleem. De werkgroep Mentale Weerbaarheid zal verder onderzoek doen naar zelfdoding onder politieambtenaren. Het onderzoek wordt uitgevoerd in een samenwerkingsverband tussen de Politieacademie, vakbonden, politiekorpsen en wetenschap.
Deelt u de conclusie van de voorzitter van de werkgroep Mentale Weerbaarheid dat de oorzaken van de mentale problemen bij politiemensen deels te herleiden zijn tot het ontbreken van de menselijke maat bij het leidinggeven? Zo ja, wat gaat u doen om dit te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Ik neem het signaal uit de onderzoeken van de SP en vakorganisaties, waarin wordt aangegeven dat leidinggeven te veel in het beheer zit en er te weinig aandacht is voor de menselijke maat, serieus. Wat de rol van de leidinggevende is in dit traject en hoe dit verbeterd kan worden zal worden meegenomen in het programmaplan van het landelijk programma versterken professionele weerbaarheid. Opzet is om de aanpak professionele weerbaarheid in de gehele organisatie te verbeteren.
Deelt u de conclusie dat voldoende menskracht een eerste voorwaarde is voor de politie om goed te kunnen functioneren? Zo ja, welke conclusies trekt u daar uit? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik uw Kamer in recente debatten heb aangegeven ga ik voor maximale operationele sterkte met het beschikbare budget. Ook zet ik mij in voor het vergroten van de professionele ruimte van agenten. Daar hoort bij dat zij over voldoende weerbaarheid beschikken om die ruimte ten volle te kunnen benutten. De hiervoor geschetste initiatieven sluiten daar dus goed op aan.
De blokkade van Gaza |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport «Dashed Hopes: Continuation of the Gaza Blockade»1, opgesteld door een internationale coalitie van 23 ontwikkelings-, mensenrechten- en vredesorganisaties?
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat Israël de versoepelingsafspraken voor de blokkade van Gaza niet is nagekomen en daardoor: Kunt u uw antwoord toelichten?
De verbetering van goederen- en personenverkeer van en naar Gaza is essentieel voor de wederopbouw. Dit wordt zowel door de EU als bilateraal door de Nederlandse regering uitgedragen. Sinds juni 2010 heeft Israel hiermee een begin gemaakt. Israël heeft hiertoe besloten ondanks het feit dat er nog steeds raket- en mortierbeschietingen vanuit Gaza op burgerdoelen in Israël plaatsvinden.
Zowel de Nederlandse regering als de EU-lidstaten zijn van mening dat de huidige situatie niet bijdraagt aan een duurzame oplossing. De Nederlandse regering en de EU moedigen de Israëlische autoriteiten aan om de beweging van goederen en personen verder te versoepelen, rekening houdend met de hierover gemaakte afspraken inzake en verkeer en toegang (Agreement on Movement and Access 2005 en resolutie 1860 van de VN-Veiligheidsraad). Op aandringen van de internationale gemeenschap heeft de Israëlische regering op 8 december besloten om de exportmogelijkheden vanuit Gaza verder te verruimen. Nederland verwelkomt de Israëlische besluiten.
Deelt u de conclusie van het rapport, dat een half jaar na de beloofde versoepeling van de Israëlische blokkade van de Gazastrook de toestand in het gebied nog maar weinig is verbeterd en dat er te weinig gedaan wordt om de beperkingen die Israël als gevolg van de blokkade heeft opgelegd aan de inwoners van Gaza, op te heffen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen zult u bilateraal en in EU-verband ondernemen zodat Israël zich aan de gemaakte afspraken gaat houden?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie (EU) voor Buitenlandse Zaken, Catherine Ashton: «We denken dat wat er in de Gazastrook gebeurde niet toereikend is, dat Israël zijn belofte om de blokkade van de Gazastrook te verlichten, niet naleefde.»?2 Zo nee, waarom niet?
De situatie in Gaza blijft zorgelijk, zowel voor de Gazanen als voor Israël. De huidige toegang tot Gaza is inderdaad niet toereikend voor wederopbouw en economisch herstel. De wederopbouw – met name op het gebied van toevoer van goederen ten behoeve van internationale organisaties en VN projecten (zoals bouwmaterialen voor scholen) – maar ook het economische herstel is een prioriteit van de EU-lidstaten, zonder hierbij de veiligheid van Israël uit het oog te verliezen.
Nederland heeft bilateraal altijd aangedrongen op onvoorwaardelijke humanitaire toegang en optimale bewegingsvrijheid van personen en goederen van en naar Gaza met in achtneming van de veiligheid van Israël. Dit zal de Nederlandse regering blijven doen, zowel bilateraal als in EU- en ander multilateraal kader.
Bent u bereid in navolging van Hoge Vertegenwoordiger Ashton Israël op te roepen tot beëindiging van de blokkade van Gaza?3 Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe zult u dit doen?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken (in de week van 13 december)?
Deze vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De gang van zaken bij bezwaar tegen indicatie door het Centrum Indicatiezorgstelling Zorg (CIZ) |
|
Linda Voortman (GL) |
|
![]() |
Bent u bekend met de column «Een aanbod dat ik niet kan weigeren»?1
Ja, ik heb de column gelezen.
Wat is uw reactie op de casus die in deze column naar voren komt?
Uit informatie van het CIZ is mij gebleken dat het CIZ in deze casus bij de heroverweging in bezwaar tot de conclusie is gekomen dat cliënt voor een lagere indicatie in aanmerking komt dan de indicatie waartegen het bezwaar is gericht. Een bezwaarde mag echter nooit in een nadeliger positie terecht komen door het indienen van bezwaar. Dat is in deze casus ook erkend en gezegd tegen de cliënt. Vervolgens is niet conform de werkinstructies van het CIZ gehandeld. Tegelijkertijd werd immers door de medewerker van het CIZ aangegeven dat de cliënt het bezwaar kan intrekken. Cliënt heeft dat als sturend en bedreigend ervaren en dat vinden ik en het CIZ ongewenst. Cliënt heeft over deze gang van zaken terecht bij het CIZ geklaagd. In reactie daarop is de afhandeling van het bezwaar overgenomen door een andere medewerker van het CIZ en heeft het CIZ excuses aangeboden voor deze gang van zaken. Het CIZ zal deze ervaring ook betrekken bij de (intercollegiale) toetsing van medewerkers met het oog op het trekken van lering daaruit.
Hoe vaak is een dergelijke casus reeds aan het College voor zorgverzekeringen voorgelegd? Wat heeft het College voor zorgverzekeringen in deze casussen besloten?
Op grond van artikel 58 van de AWBZ dienen alle bezwaarzaken waarvan het CIZ het voornemen heeft die ongegrond te verklaren, ter advisering te worden voorgelegd aan het College voor Zorgverzekeringen (CVZ). Dat geldt ook voor deze casus, waarover het CVZ overigens nog geen advies heeft uitgebracht. Omdat de in deze casus gevolgde werkwijze niet volgens de standaardwerkwijze van het CIZ is, liggen er geen vergelijkbare cases voor advies voor bij het CVZ.
Is het gebruikelijk dat over de herindicatie naar aanleiding van een bezwaar contact wordt opgenomen met de aanvrager?
Cliënten die in bezwaar zijn gegaan tegen een indicatiebesluit worden in het kader van de afhandeling van het bezwaar in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Dat schrijft de Algemene wet bestuursrecht voor. Het komt daarnaast vaker voor dat er contact wordt opgenomen met de cliënt, bijvoorbeeld omtrent onduidelijkheden in het bezwaar of ontbrekende gegevens, met het oog op een zorgvuldige beslissing op bezwaar.
Deelt u de mening dat deze situatie de schijn wekt dat gedreigd wordt met een lagere indicatie om te voorkomen dat het bezwaar wordt doorgezet? Zo nee, vindt u dit een normale gang van zaken? Zo ja, welke stappen bent u bereid te ondernemen om te voorkomen dat deze schijn alsnog ontstaat?
Voor een reactie op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat een bezwaar tegen een indicatie, gesteld door het CIZ, nooit mag leiden tot een lagere indicatie dan waartegen bezwaar is gemaakt?
Ja, zie tevens ook mijn antwoord op vraag 2.
Autobranden |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Coşkun Çörüz (CDA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Auto’s in Den Bosch en Rosmalen in brand»?1
Ja.
Deelt u de mening dat dergelijke misdrijven, die veel onrust geven en tot grote schade leiden, om bijzondere aandacht van de politie vragen? Zo ja, op welke wijze wordt die bijzondere aandacht aan deze misdrijven geschonken?
Zodra er medio oktober 2010 het vermoeden bestond van seriematige autobranden in Vught is een districtelijke Staf Grootschalig en Bijzonder optreden opgericht, met ondermeer een districtelijk rechercheteam. Daarnaast zijn vanuit het verantwoordelijke politieteam Boxtel ’s nachts extra politiemensen ingezet om de kans op heterdaad te vergroten. Naar behoefte wordt ook geschoven met personeel binnen het district c.q. de regio. Tot slot zijn verschillende technische hulpmiddelen ingezet.
Wordt ten aanzien van dergelijke delicten expertise uitgewisseld tussen de diverse korpsen?
Naar aanleiding van de autobranden in Vught is onder meer contact gelegd met korpsen in Groningen, Noord-Brabant, Overijssel en Limburg. Binnen het korps was overigens, naar aanleiding van de serie autobranden in Boxmeer, reeds de nodige expertise beschikbaar.
Zou een landelijke aanpak van autobranden uitkomst kunnen bieden, nu in de afgelopen maanden over het land verspreid ongeveer 150 auto’s in brand gestoken zijn?
Er vindt landelijk reeds informatie-uitwisseling plaats over daderprofielen en over mogelijke opsporingstactieken. Bij langdurig extra toezicht in de nachtelijke uren kan bijstandsverlening worden overwogen. Vooralsnog acht ik deze maatregelen voldoende.
Uitspraken van de Keniaanse premier Raila Odinga |
|
Alexander Pechtold (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Keniase premier: alle homo’s arresteren»?1
Ik heb kennisgenomen van het artikel in de Telegraaf en van soortgelijke artikelen in andere media. Echter, volgens premier Odinga is hij verkeerd uitgelegd. Op 29 november 2010 heeft hij tijdens een redevoering, waarbij vrijwel het voltallige kabinet en vertegenwoordigers van de Keniaanse en internationale pers aanwezig waren, het geschetste beeld recht gezet. Odinga legde uit dat hij niet tot arrestatie heeft opgeroepen en dat homo’s in Kenia rechten hebben. De redevoering is live op de Keniaanse televisie uitgezonden.
Deelt u de mening dat deze uitspraken zorgwekkend zijn, en zo ja, bent u bereid uw zorgen over deze uitspraken bij de regering van Kenia kenbaar te maken?
Ik ben van mening dat de Keniaanse regering het in de media geschetste beeld al overtuigend heeft rechtgezet en zie geen reden voor bilaterale stappen of een veroordeling van de uitspraken van premier Odinga in EU-verband.
Welke concrete stappen gaat u ondernemen om er bij de Keniaanse regering op aan te dringen deze uitspraken terug te nemen en de veiligheid van homoseksuele Kenianen te waarborgen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid zich binnen de EU sterk te maken voor een gezamenlijke veroordeling van deze uitspraken van de premier van Kenia?
Zie antwoord vraag 2.
De problemen met de OV-chipkaart bij Connexxion |
|
Ineke van Gent (GL), Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
|
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de problemen met de OV-studentenkaart bij Connexxion?
Deelt u de analyse dat de oorzaak van het onterecht afschrijven van reissaldo gezocht moet worden bij Connexxion? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid op de kortst mogelijke termijn contact op te nemen met Connexxion en hen te vragen studenten bij bussen en bushaltes te waarschuwen en op te roepen vooral niet in te checken? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid deze vragen voor de hervatting van de begrotingsbehandeling op woensdag 1 december te beantwoorden?
Een medisch letselschadefonds |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de TV-uitzending over de moeizame weg naar genoegdoening voor de slachtoffers van medisch handelen?1
In deze uitzending komt naar voren dat een veelvoorkomende klacht is dat de procedure rondom de afhandeling van de medische schade vaak onnodig lang duurt en een onbevredigend resultaat heeft. Dit betreur ik.
Vindt u dat, wanneer er sprake is van medische letselschade, de slachtoffers thans voldoende mogelijkheden hebben om hun recht te halen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat de positie van het slachtoffer van medische letselschade kan worden verbeterd. Dit doe ik met het wetsvoorstel Wet cliëntenrechten zorg (Wcz) dat op 7 juni 2010 naar uw kamer is gezonden. In de Wcz doe ik o.a. voorstellen ter verbetering van het klachtrecht, hetgeen de positie van de slachtoffers van medische letselschade ten goede komt. Om te beginnen wordt in de Wcz een harde termijn gesteld aan een zorgvuldige klachtafhandeling door de zorgaanbieder. De zorgaanbieder dient binnen een periode van zes weken (te verlengen met een periode van vier weken) het slachtoffer te voorzien van een inhoudelijke, schriftelijke reactie op de klacht. Wordt een klacht binnen deze termijn niet of niet naar tevredenheid afgehandeld dan staat de weg open naar een onafhankelijke geschilleninstantie (de Wcz verplicht de zorgaanbieder zich aan te sluiten bij een onafhankelijke geschilleninstantie) die een bindende uitspraak kan doen. De geschilleninstantie kan een schadevergoeding toekennen van (op termijn) € 25 000,00. Om iemand met een klacht (bijv. het slachtoffer in het geval van medische letselschade) zo goed als mogelijk te begeleiden en te adviseren schrijft de Wcz een voor de cliënt kostenloze klachtenfunctionaris of vertrouwenspersoon voor. Het is op grond van de Wcz de plicht van de zorgaanbieder om zorg te dragen voor deze klachtenfunctionaris, dan wel vertrouwenspersoon.
Daarnaast staat het het slachtoffer eveneens te allen tijde vrij een procedure voor de burgerlijke rechter te starten. Met betrekking tot deze procedure hebben het Kabinet en veldpartijen onlangs stappen ter verbetering gezet. Ik verwijs hiervoor naar de brief van 3 juni 2010 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (TK2009–2010, 31 765 nr. 20). Samengevat gaat het hierbij om de volgende maatregelen:
Al het voorgaande leidt ertoe dat slachtoffers van medische letselschade meer en betere mogelijkheden hebben om hun recht te halen.
Kunt u aangeven welk percentage van de mensen die schade oplopen ten gevolge van medisch handelen hiervoor een financiële tegemoetkoming ontvangen? Om hoeveel mensen gaat het jaarlijks in absolute zin? Wat vindt u van dit percentage?
Deze informatie heb ik niet volledig tot mijn beschikking. De schadeverzekeraars Centramed en MediRisk hebben mij hun gegevens hierover verstrekt. Het overgrote deel van de Nederlandse ziekenhuizen is bij één van deze twee verzekeraars aangesloten. Een beperkt aantal ziekenhuizen is in het buitenland verzekerd. Op basis van de informatie die door Centramed en MediRisk is verstrekt, kan worden aangenomen dat in ons land ca. 2000 tot 2 200 patiënten jaarlijks aanspraak maken op schadevergoeding door het indienen van een claim na een behandeling in een zorginstelling (met name ziekenhuizen). In deze cijfers is niet verdisconteerd dat zorginstellingen bepaalde zaken zelfstandig of via de geschillencommissie in Den Haag afhandelen. MediRisk geeft daarbij aan dat op basis van de gegevens over de afgelopen jaren kan worden vastgesteld dat bij 38% van de bij MediRisk aangemelde claims de patiënt een vergoeding ontvangt voor de geleden schade. Centramed geeft aan dat bij 42% van de zaken die zijn afgewikkeld tussen 2006 en nu, een betaling aan de patiënt heeft plaatsgevonden.
Wat is het gemiddelde bedrag dat slachtoffers van medische letselschade krijgen uitgekeerd?
Op grond van gegevens van MediRisk over de afgelopen jaren blijkt dat gemiddeld een bedrag van € 19 197 aan schadevergoeding aan de patiënt is uitgekeerd. In dit bedrag zijn de kosten inbegrepen van buitengerechtelijke bijstand van een door de patiënt ingeschakelde belangenbehartiger. Bij Centramed bedraagt het gemiddelde bedrag dat is uitgekeerd voor de zaken die in de periode 2006 tot en met 2010 zijn afgewikkeld € 14 793 per patiënt.
Hoe lang duurt gemiddeld de rechtsgang voordat tot uitkering van de verzekeraar wordt overgegaan?
De afhandelingsduur van een letselschadeclaim is afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval. Slechts een deel van de letselschadezaken wordt via de rechter beslist; het merendeel van de zaken wordt in onderling overleg, al dan niet langs de weg van de geschillencommissie, afgehandeld. Zaken die bij de rechter komen, zijn vooral zaken die in het buitengerechtelijke traject zijn vastgelopen.
Gerechtelijke procedures konden afgelopen jaren afhankelijk van de inhoud van de zaak en van de houding van procespartijen soms lang duren. De Rechtspraak richt zich de laatste jaren met succes op een effectievere inzet van de comparitiezitting, waarbij partijen zo snel mogelijk alle relevante bewijsstukken en informatie overleggen, zodat via eindvonnis of schikking letselschadeprocedures sneller afgehandeld kunnen worden. De in het antwoord op vraag 2 genoemde deelgeschilprocedure draagt hieraan bij doordat partijen niet de volledige zaak voor de rechter hoeven te brengen, maar slechts het deel van het geschil waar men het onderling niet over eens kan worden.
Cijfers over de duur van de rechtsgang zijn niet voorhanden. Wel zijn er cijfers over de behandelduur van claims. Centramed geeft aan dat van de claims die in 2006 zijn ingediend nog 20% openstaat, uit 2007 nog 31%, 2008 nog 45%, uit 2009 nog 71% en uit 2010 nog 92%. MediRisk geeft aan dat claims in 22% van de gevallen binnen 1 jaar worden afgewikkeld; 43% wordt afgewikkeld tussen 1 en 2 jaar; 13% tussen 2 en 3 jaren, terwijl 22% een afwikkelingsduur kent van langer dan 3 jaren. Slechts een deel van deze openstaande zaken bevindt zich dus onder de rechter.
Welke termijn bij dergelijke procedures vindt u aanvaardbaar?
Ik heb geen oordeel over een te hanteren termijn. De duur van letselschadezaken hangt samen met de inhoud van de zaak en de houding van de procespartijen. Wel ben ik van mening dat de betrokken partijen zich moeten inspannen om de termijn zo kort als mogelijk te laten zijn.
Wat is uw oordeel over het gegeven dat slachtoffers van medische letselschade vanwege de hoge kosten van rechtsbijstand afzien van het halen van hun recht?
Als dit zo is dan betreur ik dat. Juist om te voorkomen dat slachtoffers van medische letselschade vanwege de hoge kosten afzien van rechtsbijstand is er ook voor wat betreft medische missers aangesloten bij het regime van de Wet op de rechtsbijstand. Heeft het slachtoffer ingevolge deze wet recht op rechtsbijstand dan betaalt hij een eigen bijdrage naar rato van zijn inkomen. Het recht op gesubsidieerde rechtsbijstand ontstaat als het verzamelinkomen minder is dan € 24 400,00 (voor alleenstaanden) en € 34 400,00 (voor niet alleenstaanden). Bij een lager inkomen is de eigen bijdrage lager. De eigen bijdrage bedraagt tenminste € 100,00 en ten hoogste € 750,00. Naast de mogelijkheden die de Wet op de rechtsbijstand biedt tot het verlenen van gesubsidieerde rechtsbijstand kunnen personen die op grond van deze wet in aanmerking komen voor gesubsidieerde rechtsbijstand, ook aanspraak maken op een subsidie ten behoeve van medisch haalbaarheidsonderzoek en een renteloze lening van maximaal € 3 000,00 voor het verkrijgen van een deskundigenbericht. De brief die de Minister van Justitie op 29 september 2010 (TK2010–2011, 31 116 nr. J) aan de voorzitter van de Eerste Kamer heeft gezonden gaat hier nader op in.
Wat zijn de recente ervaringen in de Scandinavische landen, als Zweden en Denemarken, met het no-fault systeem?
Ik beschik niet over recente gegevens over de werking van het no-fault systeem zoals dat in de Scandinavische landen wordt gehanteerd.
Bent u bereid een onderzoek te doen naar de mogelijkheden om een medisch letselschadefonds of instantie in Nederland op te richten op basis van het no-fault systeem, waarbij de ernst maar niet de verwijtbaarheid van medische letselschade doorslaggevend is om tot financiële vergoeding over te gaan? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik wil niet tornen aan het Nederlandse aansprakelijkheidssysteem, dat is geënt op schuld en verwijtbaarheid. Dit houdt in dat men, om tot aansprakelijkheid te kunnen besluiten en schadevergoeding te kunnen eisen, moet aantonen dat een instelling of een hulpverlener zich zodanig onjuist heeft gedragen dat daardoor voor de patiënt schade is ontstaan. De initiatieven die ik heb benoemd in mijn antwoord op vraag 2 en vraag 5 dragen bij aan een snellere en toch zorgvuldige afhandeling van schadeclaims. Ik zie geen aanleiding om op dit gebied nieuwe initiatieven te starten.
Valys |
|
|
|
Bent u bekend met de TV-uitzending waarin over Valys werd gesproken?1
Ja.
Beschikken de mensen die in deze uitzending over hun problematiek verhaalden, inmiddels over bij hun indicatie passend vervoer, al dan niet via Connexxion? Zo ja, wat is de reden dat het nu wel is gelukt? Zo nee, waarom niet?
Nee. In de uitzending is aandacht besteed aan twee situaties waarin het helaas niet gelukt is om tot passend vervoer te komen. De persoon die alleen liggend kan worden vervoerd heeft bij mij een bezwaarschrift ingediend tegen de beslissing dat zij niet vervoerd kan worden. Dit bezwaarschrift is nog in behandeling. Voor de andere situatie geldt dat Connexxion met het oog op de veiligheid niet heeft kunnen instemmen met de voorwaarde van de passagier om op de scootmobiel te blijven zitten, terwijl deze wordt ingeladen. De strikte toepassing van deze regel vindt mede zijn oorsprong in eerder plaatsgevonden ongevallen. Voor het Valys vervoer geldt naar mijn mening dat veiligheid voorop staat.
Valys is bovenregionaal vervoer voor sociaalrecreatieve doeleinden. Met Valys kunnen pashouders een dagje op stap of op familiebezoek. Dat bevordert de participatie, het kunnen meedoen in de maatschappij, van deze mensen. Valys is gecombineerd vervoer per taxibus. Er gelden daardoor beperkingen: personen (en hun hulpmiddelen) moeten veilig kunnen worden vervoerd. Daarmee mag geen risico worden genomen. Omdat Valys combinatievervoer is en de bagageruimte grenzen heeft, kan men voorts niet onbeperkt bagage en hulpmiddelen meenemen.Het is spijtig dat het voor deze mensen niet gelukt is om tot passend vervoer te komen, maar het opheffen van deze beperkingen zou ten koste gaan van de veiligheid van het vervoer en van de mogelijkheid voor andere pashouders om van Valys gebruik te maken. De beperkingen bij Valys laten onverlet dat gemeenten op grond van de Wmo een plicht hebben om maatschappelijke participatie op lokaal niveau te bevorderen.
Kunt u aangeven of de maatwerkregeling, waarover u in uw brief van 20 november 2009 spreekt, nog steeds van kracht is? Zo ja, staan er nog mensen op de lijst? Zo nee, waarom niet?2
De mogelijkheid om tot een maatwerkoplossing te komen, wordt nog steeds geboden. Voor negen personen is die oplossing gevonden (zo was het mogelijk om in enkele gevallen de gordels en het onderstel van de rolstoel aan te passen), voor twee personen helaas niet.
Het 55+ complex De Prinsenhof te Rotterdam |
|
Jan van Bochove (SGP) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het 55+ complex De Prinsenhof, Dordtsestraatweg te Rotterdam?
Ja.
Weet u wie de eigenaar is van dit complex?
Ja, dat is Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam (SOR), een woningcorporatie.
Is het waar dat de eigenaar dit complex wil verkopen?
Ja.
Is het waar dat het hier gaat om een «kwetsbare» groep bewoners, namelijk ouderen?
De bewoners van de Prinsenhof zijn senioren (55+ ers).
Houdt de eigenaar naar uw opvatting voldoende rekening met opvattingen van het huurdersplatform en de bewonersorganisatie?
Ja, de verhuurder heeft overleg met bewoners en vertegenwoordigers ervan. Aan de bewoners is aangeboden om te verhuizen naar andere complexen. Wanneer men daarop niet wenst in te gaan, kan men er gewoon blijven wonen. Dit zal met de koper worden vastgelegd. Wel zal een aantal specifieke (bijvoorbeeld zorg)voorzieningen niet langer worden gecontinueerd. Dat betekent wellicht dat in dat geval bewoners die elders, buiten het complex, moeten zoeken.
Is het waar dat u toestemming moet geven voor de verkoop van dit complex?
Dat hangt er van af. In geval van verkoop aan een andere woningcorporatie behoeft de verkoop geen toestemming van de minister BZK, zoals weergegeven in art 11.d van het BBSH. Bij verkoop aan een marktpartij is wel vooraf toestemming nodig van de minister van BZK. Tot op heden is geen schriftelijk verzoek aan mij voorgelegd.
Bent u, indien uw toestemming moet geven, bereid deze niet te verlenen door rekening te houden met de opvatting van de bewoners (mede gezien hun kwetsbaarheid), de bewonersorganisatie en het huurdersplatform?
Bij de afweging of ik wel of geen toestemming geef voor de verkoop zullen de belangen van de huurders worden meegewogen.
Mocht toch tot verkoop moeten worden besloten, wilt u de Kamer hierover gemotiveerd informeren en bent u dan bij het verlenen van toestemming bereid te bevorderen dat rekening wordt gehouden met de positie van de huurders?
Ja, wanneer de verkoop aan mij wordt voorgelegd zal ik de Kamer over mijn beslissing informeren. Voor het overige verwijs ik naar het voorgaande.
De bescherming van persoonsgegevens van Europese consumenten in de Verenigde Staten |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Vindt u het «Safe-Harbor»-keurmerk voor Amerikaanse bedrijven van cruciaal belang om de privacy van Europese consumenten te beschermen, omdat alleen gecertificeerde Amerikaanse bedrijven privégegevens van Europese consumenten mogen verwerken en het keurmerk belangrijke principes bevat voor de verwerking van persoonsgegevens? Zo nee, waarom niet?
De doorgifte van persoonsgegevens uit de Europese Unie naar de Verenigde Staten en de daaropvolgende verdere verwerking van die gegevens met toepassing van de beschikking van de Europese Commissie van 26 juli 2000 (PbEG L 215), de zogenaamde «Safe Harbor»-beschikking, is inderdaad van groot belang voor de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens afkomstig uit de Europese Unie. Het is overigens niet zo dat alleen met toepassing van de «Safe Harbor»-beschikking doorgegeven persoonsgegevens Amerikaanse bedrijven rechtvaardigt die gegevens te verwerken. Daarvoor bestaan verschillende aanvullende grondslagen.
Wat is uw reactie op het artikel waaruit blijkt dat door Amerikaanse bedrijven al jarenlang grootschalige fraude wordt gepleegd met het «Safe-Harbor»-keurmerk?1
Het artikel in Webwereld.nl is gebaseerd op de weergave door derden van mondelinge uitlatingen van een vertegenwoordiger van een Australisch onderzoeksbureau. Het betreffende bureau, Galexia, heeft, naar het beweert op de eigen website, onderzoek gedaan naar de werking van het «Safe Harbor»-keurmerk, maar het rapport over dat onderzoek tot dusverre niet willen publiceren, of willen toezenden aan belanghebbenden. Onder deze omstandigheden onthoud ik mij van een oordeel over de beweringen in het artikel in Webwereld.nl die betrekking hebben op het desbetreffende rapport.
Hoe beoordeelt u de controle op de regels rondom «Safe-Harbor»? Is het waar dat het Amerikaanse ministerie van Handel geen enkel onderzoek doet naar privacybeleid noch enige controle uitoefent, en dat de bedrijven zichzelf certificeren en controleren?
De essentie van het «Safe Harbor»-systeem is dat bedrijven op basis van volstrekte vrijwilligheid verklaren zich te zullen houden aan de «Safe Harbor»- beginselen en de antwoorden die zijn gegeven op de Frequently Asked Questions (FAQ), zoals geformuleerd in de beschikking van de Commissie, genoemd in antwoord 1. In FAQ nr. 7 is het systeem van controle en toezicht op de verklaringen van de desbetreffende bedrijven opgenomen. Zakelijk weergegeven kunnen bedrijven de naleving van de regels verzekeren via een zelfevaluatie, of via een externe audit, die beide wel aan bepaalde eisen moeten voldoen. Bij niet-naleving van deze regels, bestaat de mogelijkheid voor belanghebbenden bij de Federal Trade Commission (FTC) een klacht in te dienen, om te bezien of de mededingings- en consumentenbeschermingswetgeving – waar gegevensbescherming een onderdeel van is – wordt nageleefd. De FTC kan een verbod opleggen tot het uitoefenen van praktijken in strijd met de «Safe Harbor»-beginselen, of zonodig de federale rechter inschakelen. Strafrechtelijke actie is ook mogelijk, zeker bij het afleggen van valse verklaringen. De taak van het Department of Commerce (DoC) is slechts beperkt tot het bijhouden van een openbaar bestand van bedrijven die onder de «Safe Harbor»-beginselen zijn gecertificeerd. Permanente niet-naleving van de regels kan leiden tot verwijdering van die lijst, maar er is niet voorzien in een actieve rol van het DoC bij de handhaving van die lijst. Dat vereist gerichte actie van, hetzij de FTC, hetzij belanghebbenden.
Bij dit systeem moet worden bedacht dat het Amerikaanse gegevensbeschermingsrecht voor de private sector sterk afwijkt van het Europese systeem. Er bestaat geen algemene wetgeving voor gegevensbescherming in de particuliere sector, en evenmin een algemeen bevoegde toezichthouder. De handhaving berust, in overeenstemming met de principes van het Amerikaans privaatrecht, op eigen initiatief van belanghebbenden.
Is het waar dat honderden Amerikaanse bedrijven ten onrechte claimen gecertificeerd te zijn en zich niet houden aan deze principes van bescherming van persoonsgegevens? Is het waar dat veel bedrijven die wel gecertificeerd zijn helemaal niet duidelijk maken hoe zij de principes handhaven en de gevoelige data van Europeanen beschermen?
Het College bescherming persoonsgegevens heeft mij bericht dat in het verleden in eerdere rapporten over het functioneren van het «Safe Harbor»-systeem die zijn uitgebracht aan de Europese Commissie kritisch is geoordeeld over de beperkte mogelijkheden van het DoC voor toezicht op de naleving en handhaving van de lijst met aanmeldingen. Tot welke misstanden dit aanleiding gaf, en in welke mate zich die hebben voorgedaan, is mij niet bekend.
Maakt u zich zorgen over de bescherming van persoonsgegevens van Europeanen in de Verenigde Staten? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om te zorgen dat deze persoonsgegevens veel beter dan nu het geval is beschermd gaan worden?
De omstandigheid dat in de Verenigde Staten een ander gegevensbeschermingsrecht bestaat dan in de Europese Unie geeft mij op zichzelf genomen geen reden tot zorg over het niveau van de bescherming van persoonsgegevens afkomstig uit de Europese Unie in de Verenigde Staten. De handhaving van de «Safe Harbor»-beschikking is echter een zaak die uitsluitend op Europees niveau door de Commissie kan worden aangepakt. Het ligt dan ook op de weg van de Commissie om het niveau van uitvoering en handhaving van de door haar vastgestelde beschikking in de Verenigde Staten met de Amerikaanse autoriteiten op te nemen. Verder is, voor zover mij bekend, de «Safe Harbor»-beschikking nog niet geëvalueerd. Krachtens artikel 4 van de beschikking heeft de Commissie een verplichting daartoe. Ik ben bereid de Commissie daar op gepaste wijze over te benaderen.
Bent u van mening dat het hard nodig is dat er zo snel mogelijk een algemeen bindend verdrag wordt gesloten met de Verenigde Staten over de bescherming van persoonsgegevens, dat niet alleen ziet op justitiële gegevens maar op alle gegevens? Zo ja, hoe gaat u dit bevorderen? Zo nee, waarom niet? Welke maatregelen gaat u dan nemen om er voor te zorgen dat persoonsgegevens van Europese burgers in de Verenigde Staten beter beschermd worden?
De grote verschillen tussen het Amerikaans en Europees gegevensbeschermingsrecht voor de private sector zouden het opstellen van een verdrag tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten over gegevensbescherming tot een gecompliceerde en langdurige opgave maken. De vraag is dan ook of de Verenigde Staten en de Europese Unie daartoe bereid zullen zijn. Er zijn echter, juist in Europees verband, alternatieven beschikbaar. Naast een meer gerichte aandacht voor de werking van de «Safe Harbor»-beschikking in de praktijk, zijn er mogelijkheden om via door de Europese Commissie vastgestelde standaardcontracten persoonsgegevens rechtmatig aan ontvangers in de Verenigde Staten door te geven. Het lijkt zeker mogelijk om bij de komende herziening van de EU-privacyrichtlijn meer instrumenten te ontwikkelen die een verantwoorde gegevensoverdracht naar de Verenigde Staten mogelijk maken.
De erkenning van freelancers door het vervangingsfonds |
|
Jesse Klaver (GL) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Is het waar dat freelancers niet worden erkend door het Vervangingsfonds?
Voor onderwijsondersteunend personeel en management geldt dat ten laste van het Vervangingsfonds, naast kosten van personeel met een tijdelijke aanstelling of benoeming, ook kosten van uitzendarbeid, payrolling en freelancers (zzp-ers) kunnen worden gebracht. Voor leerkrachten geldt echter dat het Vervangingsfonds niet voorziet in bekostigde vervanging door middel van het inhuren van freelancers.
Kunt u aangeven om hoeveel freelancers het gaat?
Ik heb daarover geen gegevens beschikbaar.
Bent u zich ervan bewust dat hierdoor freelancers alleen via uitzendbureaus het onderwijs in kunnen en dat dit een ontmoedigende werking kan hebben op freelancers om in het onderwijs actief te worden of blijven?
Op zich kan een werkgever altijd freelancers voor de vervanging van leerkrachten inschakelen. Wel is het zo dat, als hij dat doet, de kosten van vervanging niet bij het Vervangingsfonds kunnen worden gedeclareerd. Niet alle vormen van afwezigheid komen overigens voor vervanging ten laste van Vervangingsfonds in aanmerking. Een voorbeeld daarvan is ouderschapsverlof. De keuze van een werkgever om in die gevallen een freelancer in te schakelen, wordt door het Vervangingsfonds dus niet beperkt. Omdat de kosten van ziektevervanging wel bij het Vervangingsfonds kunnen worden gedeclareerd, geldt de beperking om een freelancer op ziektevervanging van een leerkracht in te zetten wel. Er is natuurlijk altijd de mogelijkheid een dienstverband aan te gaan of via een uitzendbureau te werken. Hierdoor wordt door het Vervangingsfonds bekostigde vervanging mogelijk.
Deelt u de mening dat de inzet van freelancers belangrijk kan zijn bij het vervangen van docenten in vaste dienst, bijvoorbeeld bij ziekte of verlof?
Voor zover er behoefte is aan een extra aanbod van vervangers, bij voorbeeld bij een tekort aan vervangers, kan de freelancer een rol spelen. Ik heb van het Vervangingsfonds geen signalen ontvangen dat er op ruime schaal behoefte aan freelancers bestaat.
Kunt u aangeven welke stappen u gaat ondernemen om ervoor te zorgen dat freelancers erkend worden door het Vervangingsfonds?
De verantwoordelijkheid voor het beheer en de reglementering van de vervangingsuitgaven ligt in handen van het bestuur van het Vervangingsfonds, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties. Ten aanzien van de vraag of de kosten van vervanging door freelancers ten laste van dat fonds kunnen worden gebracht heeft het bestuur mij laten weten dat allereerst de positie van freelancers (zzp-ers) ordentelijk in de CAO geregeld dient te zijn, zoals dat ook is gedaan voor uitzendkrachten, alvorens die vraag kan worden beantwoord. Ik heb uw vragen en zorgen overgebracht aan het bestuur van het Vervangingsfonds.
Honderden dode varkens die zijn aangetroffen in Limburg |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «honderden dode varkens aangetroffen op boerderij in Limburg»?1
Ja.
Kunt u aangeven waarom de naam van de gemeente waar deze zaak speelt niet bekend zou mogen worden?
De naam van de gemeente is in eerste instantie niet bekendgemaakt vanwege de privacybescherming van de betrokkenen. Pas nadat de gemeente Nederweert zelf haar naam in de media noemde, heeft de nVWA besloten om ook de gemeentenaam te noemen.
Is het waar dat op de boerderij in kwestie geen elektriciteit aanwezig was? Kunt u aangeven hoelang deze situatie al duurde en hoe de stallen gekoeld en geventileerd werden tijdens warme perioden?
Tijdens het bezoek van de nVWA op zaterdag 27 november 2010 werd geconstateerd dat er geen elektriciteit aanwezig was in de stal. Momenteel wordt onderzocht hoe lang deze situatie al duurde.
Is het waar dat er kadavers aangetroffen zijn van «enkele jaren oud»? Zo ja, hoe lang hebben de kadavers daar gelegen en waarom is daar niet eerder tegen opgetreden?
De kadavers die op zaterdag 27 november 2010 werden aangetroffen waren naar de inschatting van de dierenarts van de nVWA zo’n twee jaren oud. Nader onderzoek hiernaar is momenteel gaande.
Kunt u aangeven wanneer de betreffende veehouder voor het laatst gecontroleerd is door de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA)? Wat was het resultaat van die controle?
De betreffende veehouder is gecontroleerd in 2002, 2004 en 2007. Er waren toen geen indicaties dat dierenwelzijn een probleem was of zou kunnen worden.
Kunt u aangeven hoe vaak een veehouderij gemiddeld gecontroleerd wordt door de nVWA?
Acht u een dergelijke frequentie toereikend? Kunt u in uw antwoord ingaan op de relatie met de aangetroffen calamiteit?
Hoe lang kan wat u betreft een veehouderij voortgaan met wetsovertreding zoals hier gemeld, alvorens de nVWA op eigen initiatief maatregelen neemt?
Is het voorval voor u reden om de controlefrequentie bij veehouderijen op te voeren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
De inzet van Nederlandse CDM projecten gebaseerds op HFC en N20 beperkingen |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de voorstellen van Eurocommissaris Connie Hedegaard1 om, in verband met de problemen die geconstateerd zijn bij Clean Development Mechanism (CDM-) projecten gebaseerd op emissiebeperkingen van HFC en N2O, per 2013 de toepassing van deze technieken voor het voldoen van verplichtingen in het kader van het Europese emissiehandelssysteem in Europees verband te verbieden? Heeft u vernomen of de Europese Commissie van mening is dat vrijwel alle projecten die gebaseerd zijn op deze technieken geen netto beperking in uitstoot vertegenwoordigen?
Ja, ik ben op de hoogte van de voorstellen.
Ik heb niet vernomen dat de Europese Commissie van mening zou zijn dat vrijwel alle projecten die gebaseerd zijn op deze technieken geen netto beperking in uitstoot vertegenwoordigen.
De Europese Commissie noemt wel enkele andere redenen om emissierechten afkomstig van CDM- en Joint Implementation-projecten (JI projecten) die HCFK-22 of adipinezuur produceren – en daarmee HFK-23 of N2O uitstoten – vanaf 1 januari 2013 niet meer binnen het Europese emissiehandelssysteem (ETS) te accepteren:
Kunt u uiteenzetten of inmiddels bekend is of de inhoudelijke bezwaren die genoemd worden door de Europese Commissie, ook voor door Nederland aangekochte emissierechten gelden wat betreft de periode tot 2013? Zo ja, om welke hoeveelheid (ton CO2 emissie equivalenten) aan emissiebeperkingen gaat het?
Ik vind de door de Commissie genoemde redenen voor uitsluiting van de desbetreffende emissierechten vanaf 1 januari 2013 over het algemeen valide. Ik zie in dit Commissievoorstel geen aanleiding om af te zien van gebruik van reeds door Nederland aangekochte emissierechten voor naleving van het Kyoto-protocol. De Commissie geeft ook duidelijk aan dat de voorgestelde beslissing voor de uitsluiting pas geldt vanaf 1 januari 2013 en alleen betrekking heeft op het ETS.
In het Nederlands aankoopprogramma zit ook een aankoop van HFK-emissiereductie ter grootte van ca 2 Mton CO2-eq die pas in 2013 geleverd wordt en dus niet meer gecrediteerd kan worden voor de Kyoto verplichtingen. Er zijn nog geen afspraken over een vervolg op Kyoto en evenmin is al bekend of en hoeveel kredieten Nederland vanaf 2013 nodig zou hebben. Ik ga er daarom nu van uit dat deze aankopen in 2013 niet te crediteren zijn, maar zal vanzelfsprekend de gevolgen daarvan nauwlettend volgen en bestuderen.
Is er reeds meer informatie bekend over het onderzoek door de CDM Executive board van de United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) naar dergelijke CDM-projecten gebaseerd op HFC en N20 beperkingen, waarvan uw ambtsvoorganger aangaf2 dat dit begin december voltooid zou zijn?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het eerste deel van deze brief.3
Kunt u uiteenzetten of het onderzoek van de CDM Executive board, dan wel het voorgenomen verbod van de Europese Commissie, voor u aanleiding zijn om de toepassing van een deel van de of alle nu voorziene emissierechten op basis van dergelijke projecten te heroverwegen? Zo ja, kunt u uiteenzetten wat dit betekent voor de mate waarin Nederland aan haar verplichtingen met betrekking tot emissiebeperkingen kan voldoen tussen nu en 2013?
De CDM Executive Board heeft besloten om de gerealiseerde emissiereducties uit reeds geregistreerde HFK-projecten goed te keuren. De rechten afkomstig van deze projecten voldoen derhalve aan de huidige regels en zullen worden ingezet voor de Kyoto doelstelling. Ook het Commissievoorstel geeft geen aanleiding om af te zien van gebruik van reeds door Nederland aangekochte emissierechten voor naleving van het Kyoto-protocol.