Het bericht 'nederlandse bedrijfsleven raakt verder achterop met R&D' |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het CBS-bericht «Nederlandse bedrijfsleven raakt verder achterop met R&D»?1
Ja.
Deelt u de mening dat onderzoek één van de basisgrondstoffen van innovatie is?
Ja, onderzoek is een belangrijke basisfactor voor innovatie, naast bijvoorbeeld menselijk kapitaal en ondernemerschap.
Heeft u nog altijd de ambitie om tot de top 5 van kenniseconomieën te horen?
Ja, die ambitie is in het Regeerakkoord ook expliciet genoemd. De ambitie heeft betrekking op de prestaties van de gehele kenniseconomie. R&D is hiervoor een belangrijke factor, maar zeker niet de enige. Menselijk kapitaal is een andere bepalende factor voor de prestaties van de kenniseconomie.
Wat is uw analyse van het feit dat Nederland qua private kennisinvesteringen niet in de top 5 staat, maar binnen de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) op plaats 16, achter Tsjechië, maar net nog voor Hongarije?
Dat de private R&D-uitgaven in Nederland relatief laag zijn in vergelijking met het buitenland is niet nieuw. De Nederlandse sectorstructuur (relatief veel diensten en relatief weinig hightech in de industrie) vormt hiervan de belangrijkste oorzaak. Daarnaast is een hoofdoorzaak dat de R&D-uitgaven van buitenlandse bedrijven in Nederland laqer zijn dan op grond van de openheid van de Nederlandse economie zou mogen worden verwacht. Nederlandse bedrijven doen veel onderzoek in het buitenland, maar Nederland trekt relatief veel minder R&D van buitenlandse bedrijven aan.2
Hoort Nederland volgens u thuis op plaats 16?
Nee, de Nederlandse ambitie ligt hoger. Met het nieuwe bedrijfslevenbeleid en de integrale aanpak op topsectoren zet het kabinet alle zeilen bij om de zaak in beweging te krijgen. Dat het bedrijfsleven commitment toont aan de aanpak stemt positief. Maar we moeten tegelijkertijd de blik niet vernauwen tot investeringen in R&D; dat is te beperkt om de diversiteit van het innovatieproces recht te doen en de innovatiekracht van Nederland af te meten. Investeringen zijn input. Uiteindelijk gaat het om de outputprestaties. Nederland is een van de meest welvarende landen ter wereld en scoort hoog op bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking en de arbeidsproductiviteit per gewerkt uur. Ook de wetenschappelijke prestaties zijn van wereldklasse en de technologische output gemeten aan de hand van aantallen octrooien is hoog. In het Innovation Union Scoreboard 2010 van de Europese Commissie is Nederland op een brede index voor innovatie (met 24 achterliggende indicatoren) gestegen naar een achtste positie in de EU27. Er is dus geen reden tot pessimisme.
Wat zou de Nederlandse ambitie moeten zijn in percentage bruto binnenlands product (BBP) voor private kennisinvesteringen?
Het kabinet bepaalt de Nederlandse ambitie voor de R&D-uitgaven (publiek en privaat) in het kader van het Nationaal Hervormingsprogramma, als nationale invulling van de Europese doelstelling voor R&D (zie Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 21 501-30, nr. 248). Het Nationaal Hervormingsprogramma zal in april 2011 aan de Europese Commissie worden gezonden en vooraf met de Tweede Kamer worden besproken.
Welke plaats in een rangorde van OESO-landen heeft u qua private kennisinvesteringen voor ogen?
Zie antwoord vraag 6.
Welke plannen gaat u inzetten om het Nederlandse bedrijfsleven grotere kennisinvesteringen te laten doen?
Hiervoor verwijs ik u naar de hoofdlijnen van het nieuwe bedrijfslevenbeleid, beschreven in de brief «Naar de top». Die brief is op 4 februari 2011 naar de Tweede Kamer gestuurd.
Hoe denkt u dat u door het verdelen van minder specifieke innovatiemiddelen, gezien de huidige bezuinigingen, over meer terreinen, gezien de plannen met de economische topgebieden, een vergroting bereikt van de private onderzoeksinvesteringen?
Zie antwoord vraag 8.
Het bericht dat misdrijven niet kunnen worden opgelost door computerfalen |
|
Hero Brinkman (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat door problemen met het BVH-computersysteem de politie Zuid-Holland-Zuid vele honderden misdrijven niet heeft kunnen oplossen?1
Ja.
Klopt het bericht dat dit systeem cruciale informatie over mogelijke verdachten is kwijt geraakt? Zo ja, heeft dit zich ook in andere politieregio’s voor gedaan?
BVH-gebruikers in de regio Zuid-Holland-Zuid en een aantal andere regio’s hebben gekampt met storingen. Er zijn geen cruciale gegevens kwijt geraakt, omdat de BVH wordt ondersteund door een apart systeem waarin gegevens worden opgeslagen. Bij storingen kunnen gegevens worden teruggeplaatst. Hoewel dit tot ongemak kan leiden voor BVH-gebruikers, gaan er geen gegevens verloren.
Indien deze informatie klopt, kunt u aangeven om hoeveel verdachten het bij benadering zou gaan? Is deze informatie nog terug te halen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe denkt u de problemen met het BVH en het BVO-systeem op korte en lange termijn op te lossen?
De maatregelen op korte termijn zijn gericht op het verbeteren van de gebruiksvriendelijkheid en betrouwbaarheid van de basisvoorzieningen. Zie ook mijn brief aan uw Kamer (Tweede Kamer, 2010–2011, 32 500 VII, nummer 6). Op langere termijn zullen beide systemen worden verbeterd en/of vernieuwd. De mogelijke scenario’s worden thans onderzocht. In de uitwerking van een zeer gedegen aanpak voor de verbetering en/of vernieuwing moeten de conclusies en aanbevelingen van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer worden meegenomen. De Algemene Rekenkamer zal naar verwachting voor de zomer haar rapport over de basisvoorzieningen afronden.
Een reddingsplan voor de huizenmarkt |
|
Jacques Monasch (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Tijd voor een reddingsplan huizenmarkt»?1
Ja.
Steunt u de oproep van de voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM), om te komen tot een reddingsplan van de huizenmarkt?
De betrokkenheid van veel partijen bij de woningmarkt is een goede zaak. Eerder is met uw Kamer besproken dat er op korte termijn een ronde tafel zou zijn met de belangrijkste partijen op de woningmarkt in het kader van de Woonvisie, die op dit moment wordt opgesteld. Alle partijen zouden daarbij hun visie geven op de maatschappelijke opgaven in het woondomein én wat hun eigen actieve rol daarbij kan zijn. Dit levert een belangrijke bijdrage aan de Woonvisie van het kabinet. Op 9 februari is er op mijn initiatief een eerste gesprek met partijen geweest.
Bent u bereid om initiatief te nemen of te participeren in een dergelijk overleg met als doel alle belangengroepen tot overeenstemming te krijgen en een nationaal woningakkoord te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u het eens met de stelling van de voorzitter van de NVM dat «de huidige overheidsfinanciering in de woningmarkt eigenlijk een auto is, die is afgereden»? Zo nee, waarom niet?
Uit het artikel waarnaar u verwijst, kan worden opgemaakt dat de heer Hukker hier doelt op de hypotheekrenteaftrek. Ik ben het niet met deze stelling eens. De hypotheekrenteaftrek is een belangrijke voorwaarde om het vertrouwen in de woning(bouw)markt te laten terugkeren. Zekerheid op dit punt is cruciaal voor het herstel uit de crisis.
Bent u het met de voorzitter van de NVM eens dat er te veel overheidssubsidies en belastingen zijn die een gezonde doorstroming op de woningmarkt belemmeren? Zo nee, waarom niet?
Het is zaak dat de doorstroming op de woningmarkt wordt verbeterd. Om de doorstroming, die als gevolg van de economische crisis is teruggevallen, weer op gang te krijgen is het van belang het vertrouwen in de woning(bouw)markt te laten terugkeren. Daarvoor is de hypotheekrenteaftrek van groot belang. Tegelijkertijd neemt het kabinet verschillende stappen in het woningmarktbeleid om tot een vrijere woningmarkt te komen en de doorstroming structureel te bevorderen.
Herkent u het beeld dat de voorzitter van de NVM schetst dat veel mensen al meerdere jaren een hypotheek van twee ton euro hypotheek zonder betalingsproblemen kunnen afbetalen, maar dat door de nieuwe regels niet meer mogen lenen dan 190 000 euro? Wat is uw standpunt erover?
Het kabinet is eerder ingegaan op de aanpassing van de NHG-regels in antwoord op de vragen van de leden Monasch en Plasterk over het effect van de aanscherping van de Nationale Hypotheek Garantie op starters (TK 2010–2011, aanhangselnr. 1138) en op de vragen van het lid Ortega-Martijn over de positie van starters op de woningmarkt (TK 2010–2011, aanhangselnr. 745). Hetzelfde geldt voor de vragen over de aanpassing van het toetskader hypothecaire kredietverlening, waarbij verwezen kan worden naar de brieven d.d. 29 november 2011 van de Minister van Financiën aan uw Kamer (TK 2010–2011, 29 507, nr. 94) en aan de Nederlandse Vereniging van Banken (TK 2010–2011, bijlage bij 29 507, nr. 94). Overigens zijn in de voorstellen voor aanscherping van het toetskader uitzonderingen gemaakt voor het oversluiten van bestaande hypotheken.
Fraude met voorlopige teruggaaf |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Is het waar dat het tegengaan van fraude met Voorlopige Teruggaaf (VT) tot de beleidsprioriteiten van de Belastingdienst hoort in 2011?1
Ja. Ook in 2010 was dit het geval.
Kunt u bevestigen dat in de afgelopen jaren verschillende gevallen van grote fraude met VT’s aan het licht zijn gekomen in combinatie met identiteitsfraude?2 En dat hierbij vaak gebruik werd gemaakt van mensen in een kwetsbare positie zoals buitenlandse werknemers, asielzoekers en mensen in de schuldsanering, dat wil zeggen mensen van wie zeer moeilijk terugvordering plaatsvindt bij geconstateerde fraude? Hoe groot is het bedrag van geconstateerde fraude met de voorlopige teruggave geweest in 2007, 2008, 2009 en 2010?
In de afgelopen jaren zijn enkele fraudegevallen behandeld door de strafrechter waarbij o.a. sprake was van fraude met VT’s in combinatie met identiteitsfraude. Deze vorm van fraude is één van de verschijningsvormen van hetgeen nu aangeduid wordt met de term «systeemfraude». Hieronder wordt verstaan elke poging tot het laten uitbetalen door de Belastingdienst van een bedrag dat is gebaseerd op gefingeerde gegevens. Wanneer na verloop van tijd de definitieve aanspraak wordt vastgesteld blijkt dat de «rechthebbende» niet of moeilijk in staat is het te veel of ten onrechte betaalde terug te betalen of dat de voorlopige betaling is uitbetaald aan iemand die heeft gemanipuleerd met de fiscale identiteitgegevens van de aanvrager. Systeemfraude in combinatie met ID-fraude – dan «profiteert» een ander dan de aanvrager – komt aanzienlijk minder vaak voor dan systeemfraude waarbij geen ID-fraude wordt gepleegd en waarin de aanvrager zelf – in ieder geval voor een aanzienlijk deel – «profiteert».
Het is juist dat deze fraude vaak voorkomt bij mensen die in een kwetsbare positie zitten of geen ervaring hebben met het fenomeen voorlopige teruggave in die zin dat aan hen niet duidelijk wordt gemaakt dat na verloop van tijd moet worden «afgerekend». In veel gevallen blijkt dan ook nog dat de aanvragers «provisie» hebben betaald aan degenen die namens hen de aanvraag hebben ingediend. Terugvordering van de ten onrechte betaalde voorlopige teruggaaf is in deze gevallen inderdaad moeilijk.
Het fenomeen «systeemfraude» is in de afgelopen jaren toegenomen en daarom heeft de Belastingdienst in 2009 de inzet op het voorkomen en bestrijden ervan geïntensiveerd en geconcentreerd. Om die reden zijn vanaf medio 20093 gegevens apart bijgehouden over de omvang van deze fraude. Gegevens over eerdere jaren zijn niet beschikbaar. Bovendien zijn alleen de gegevens beschikbaar over de gehele periode, uitsplitsing over 2009 en 2010 is niet mogelijk. Dit levert het volgende beeld op.
Het aantal signalen van systeemfraude dat tot nu toe in dat kader is onderzocht bedraagt 29 000. Ruim 16 000 signalen zijn op dit moment in onderzoek. Het bedrag aan teruggaven dat op deze totaal 45 000 gevallen betrekking heeft, is ca. € 135 miljoen. Het beleid om de controle «aan de poort» te versterken heeft ertoe geleid dat uitbetaling van een totaalbedrag ter grootte van ca. € 90 miljoen is «tegengehouden». Ca. € 45 miljoen is ten onrechte wel uitbetaald. Zoals hiervoor aangegeven, worden ten onrechte uitbetaalde bedragen teruggevorderd. Dit vindt plaats in het reguliere invorderingsproces waarover extracomptabel geen bestuurlijke informatie wordt bijgehouden. Het genoemde bedrag van € 45 miljoen is dus een maximum bedrag. Het uiteindelijke «schadebedrag» (ten onrechte uitgekeerde teruggaven die niet kunnen worden ingevorderd) zal lager zijn.
Omdat ik wil weten in hoeverre de aanpak van deze fraude succesvol is heb ik de Belastingdienst opgedragen de invordering van deze fraudeposten apart te monitoren, zodat in beeld kan worden gebracht hoe groot het uiteindelijke schadebedrag is.
Indien iemand een VT invult met bijvoorbeeld een nieuwe claim tot aftrek van hypotheekrente, is het dan mogelijk om te controleren of die persoon ook daadwerkelijk een hypotheekschuld heeft of is de omvangrijke automatisering van de Belastingdienst daartoe nog niet in staat?
Het is wel mogelijk om vooraf te controleren of er sprake is van een hypotheekschuld, maar dit is geen geautomatiseerde controle. Het inbouwen van een dergelijke controle vereist een ingrijpende aanpassing van de systemen van de Belastingdienst en ook een ingrijpende wijziging in de aanlevering van gegevens door geldverstrekkers.
Heeft de Belastingdienst een mechanisme waarbij vooral grote persoonsgebonden aftrekposten zoals giften, buitengewone uitgaven en studiekosten ook vooraf getoetst worden of worden zij slechts achteraf gecontroleerd?
Vanwege de aard van de persoonsgebonden aftrekposten is het niet mogelijk deze anders dan marginaal vooraf te toetsen nadat een verzoek om een voorlopige teruggaaf is ingediend. Extra controles vooraf leiden ertoe dat het langer gaat duren voordat een teruggaaf wordt toegekend.
Is de belastingdienst in staat om middels de polisadministratie een goede schatting te maken of het opgegeven bedrag aan geschatte loonbelasting ongeveer klopt? En kan zij dat bijvoorbeeld halverwege het jaar de VT-uitbetaling stopzetten als er een grote discrepantie is tussen de bij de VT opgegeven loonbelasting en de afgedragen loonbelasting?
Bij het beoordelen van een verzoek tot voorlopige teruggaaf geldt als uitgangspunt het daarin aangegeven loon. Bij substantiële afwijkingen wordt de aanvraag niet zonder meer gehonoreerd, maar vindt nader onderzoek plaats. Dan fungeert de informatie uit de polisadministratie als contra-informatie. Dit is een controle die niet automatisch plaatsvindt.
Welke maatregelen heeft u genomen en welke maatregelen gaat u nemen om VT-fraude, al dan niet in combinatie met identiteitsfraude te voorkomen? Hoe gaat u ervoor zorgen dat mensen, zoals de groepen genoemd in vraag 2, beter beschermd worden?
De in vraag 2 bedoelde «kwetsbare groepen» zijn in veel gevallen niet alleen als «slachtoffer» aan te merken, maar ook als dader. Zij werken eraan mee dat met hun gegevens ten onrechte aanvragen voor een teruggaaf worden ingediend. In veel gevallen zal er bij de «slachtoffers» ook sprake zijn van in ieder geval een vermoeden dat deze werkwijze niet correct kan zijn. Aanvragen uit dergelijke groepen worden waar mogelijk extra goed beoordeeld voordat tot uitbetaling wordt overgegaan. Daarnaast probeert de Belastingdienst in contact te komen met organisaties die ervaring hebben met buitenlandse werknemers, asielzoekers en mensen in de schuldsanering met de bedoeling dat die organisaties deze groepen ervoor waarschuwen niet in zee te gaan met belastingadviseurs die een snelle uitbetaling van de fiscus «aanbieden».
Er zijn, zoals hiervoor al opgemerkt, al veel concrete maatregelen ingevoerd om systeemfraude «aan de poort» te onderkennen waardoor veel pogingen tot het doen van onterechte aanvragen worden ontdekt en uitbetaling wordt voorkomen. Vanwege het strategische karakter van deze maatregelen is het niet opportuun om ze concreet te noemen.
Ten onrechte uitbetaalde bedragen worden altijd teruggevorderd en als er sprake is van een vorm van georganiseerde criminaliteit wordt de FIOD ingeschakeld die ter zake proces-verbaal opmaakt. Het openbaar ministerie vervolgt de daders. Diverse verdachten zijn in de afgelopen maanden veroordeeld in sommige gevallen tot forse gevangenisstraffen.
Binnen de Belastingdienst wordt deze fraude in samenhang met soortgelijke fraude bij andere middelen en toeslagen geconcentreerd aangepakt. In totaal zijn ongeveer 150 medewerkers bezig met deze taak.
De Belastingdienst werkt ook samen met Het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude. Dit meldpunt neemt contact op met de Belastingdienst na een melding van ID-fraude – waarbij de identiteitsgegevens van een andere persoon worden gebruikt zonder dat die ander daarvan op de hoogte is – die mogelijk ook betrekking heeft op belastingen of toeslagen.
Ik heb de Belastingdienst opgedragen de aanpak van deze fraude hoog op de agenda te houden en nog meer in te zetten op het voorkomen ervan via controle aan de poort. Ik ben me ervan bewust dat dit kan leiden tot aanpassingen in de systemen en processen, hetgeen kosten met zich mee brengt en ook het niveau van dienstverlening negatief kan beïnvloeden. Naar mijn overtuiging is dit alleszins gerechtvaardigd wanneer daarmee deze brutale fraude kan worden ingedamd.
Ik beraad mij op dit ogenblik nog op het nemen van aanvullende maatregelen, mogelijk ook in de wetgeving. Daarbij staat bij mij voorop dat goedwillende burgers – het overgrote deel van de belastingplichtigen – hier zo weinig mogelijk van moeten merken. Ondanks dat uitgangspunt zal dat toch niet helemaal uitgesloten kunnen worden.
Over enkele weken zal ik u een brief doen toekomen waarin ik meer gedetailleerd zal ingaan op de genomen en te nemen maatregelen.
Het rapport 'Vrij Verkeer: Nederlandse wapendoorvoer onder de Algemene Douanewet' |
|
Arjan El Fassed (GL), Niels van den Berge (GL) |
|
![]() |
Bent u bekend met de bevindingen in het rapport «Vrij Verkeer: Nederlandse wapendoorvoer onder de Algemene Douanewet» van de Campagne tegen Wapenhandel»?1
Ja.
Klopt het dat ongeveer 98 procent van de aangemelde doorvoer zonder controle door mag, omdat de oorsprong of bestemming van de strategische goederen een EU of NAVO-land is?
Nee. Er is in beginsel controle op alle doorvoer van militaire goederen, tenzij het om verplaatsingen van het eigen materieel van de NAVO-partners gaat. Voor handelstransacties via Nederlands grondgebied geldt altijd een vergunningplicht of een meldplicht. Een meldplicht is van toepassing als er sprake is van een doorvoer van of naar een bondgenoot, te weten andere EU-lidstaten, NAVO-partners of Zwitserland, Australië, Nieuw-Zeeland of Japan, en een vergunningplicht is van toepassing in alle andere gevallen. Doorvoer naar bondgenoten wordt vervolgens doorgelaten als er geen aanwijzingen zijn dat de goederen naar een andere bestemming worden verscheept, en bij doorvoer vanuit bondgenoten wordt gekeken of de betreffende bondgenoot een uitvoervergunning heeft afgegeven voor de bestemming van de goederen. Als dat laatste het geval is, toetst Nederland die doorvoertransactie niet nog eens zelf, maar wordt de toetsing door de betreffende bondgenoot gerespecteerd. Wel is het zo dat in de praktijk de overgrote meerderheid van de doorvoertransacties onder een uitvoervergunning van een bondgenoot plaatsvindt en dat dus meer dan 90% van de doorvoer van militaire goederen niet aan een eigen Nederlandse toetsing wordt onderworpen.
Is het waar dat in de periode die beschreven wordt in het rapport, niet een keer een ad hoc vergunningsplicht is opgelegd? Zo nee, in welke geval, met welke type strategische goederen en voor welke bestemming en oorsprong was dat het geval?
Ja. De mogelijkheid om de ad hoc vergunningplicht op te leggen is bij het introduceren van de standaardvergunningplicht voor zendingen van niet-bondgenoten naar niet-bondgenoten in 2008 verbreed, om bij een doorvoerzending die afkomstig is van een bondgenoot in te kunnen grijpen als de exportcontrole van die bondgenoot ontlopen lijkt te worden. Dat kan het geval zijn als bij doorvoer blijkt dat er geen door de bondgenoot afgegeven uitvoervergunning getoond kan worden of als de bestemming van het uitgaande vervoersmiddel niet te rijmen is met de bestemming op zo’n uitvoervergunning. Dat heeft zich in de in het rapport beschreven periode niet voorgedaan.
Klopt het dat op 4 november 2008, in de Rotterdamse haven, een vracht van 20 000 Tjechische automatische geweren zijn aangemeld met bestemming Sri Lanka?
Ja.
Acht u de kans groot dat Nederland voor een zelfde vracht in dezelfde periode een exportvergunning zou hebben verleend? Kunt u dit toelichten?
Ik acht de kans niet groot, maar dit concrete geval heeft Nederland niet getoetst. Nederland was in die periode buitengewoon terughoudend in het toekennen van vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen naar Sri Lanka. Er was geen sprake van een wapenembargo. Derhalve werd elke aanvraag op eigen merites getoetst, onder andere met inachtneming van de eindgebruiker en het eindgebruik.
Waarom is gezien de situatie die wordt geschetst in uw antwoord op eerdere Kamervragen2 niet overwogen om contact op te nemen met de Tjechische autoriteiten of een ad hoc vergunningsplicht op te leggen, gezien de ernst van de interne situatie en het risico op schendingen van mensenrechten?
Bij doorvoerzendingen uit een andere EU-lidstaat, NAVO-partner of vergelijkbare bondgenoot, moet het bewijs worden geleverd dat de bondgenoot een vergunning heeft afgegeven. Als dat het geval is, wordt die uitvoervergunning gerespecteerd.
Indien de vergunning ontbreekt, of het vermoeden bestaat dat er een omleidingsrisico is en dat de goederen niet bij de vermelde eindgebruiker zullen terechtkomen, dan zal de Douane een melding doorgeven aan het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en zal aldaar in overleg met het ministerie van Buitenlandse Zaken besloten worden of een consultatie met de verschepende bondgenoot en/of een ad hoc vergunningplicht geboden is.
Is er in 2008, 2009 of 2010 contact geweest met de Tjechische autoriteiten over de doorvoer van wapens naar Sri Lanka? Zo ja, heeft u de Tjechische autoriteiten ofwel bilateraal ofwel in Europees verband aangesproken over deze doorvoer van wapens naar Sri Lanka?
Nee. Na 4 november 2008 heeft er ook geen doorvoer van militaire goederen vanuit Tsjechië naar Sri Lanka meer plaatsgevonden.
Hoe beoordeelt u «denials» voor exportvergunningen aan Suriname maar het gebrek aan beperkingen op doorvoer via Nederland naar Suriname? Kunt u dit toelichten?
In Nederland ligt het omleidingsrisico ten grondslag aan alle afgewezen exportvergunningen voor Suriname. De afgewezen aanvragen gaan immers altijd om de uitvoer van losse vuurwapens naar particulieren of naar wapenhandelaren in Suriname, waarbij Nederland kijkt naar de «bekendheid en goede naam» van de schietvereniging waar de betreffende ontvanger lid van is, of naar de «bekendheid en goede naam» van de betreffende handelaar. Als daar onduidelijkheid over bestaat, dan acht Nederland het omleidingsrisico te groot. Overigens komt het regelmatig voor dat informatie over de schietvereniging en/of de handelaar wel voldoet aan de Nederlandse eisen. Dan wordt er een vergunning afgeven, nadat een bewijs is ontvangen dat de Surinaamse autoriteiten geen bezwaar hebben tegen de invoer van het betreffende wapen.
In het geval van doorvoer naar Suriname geldt, zoals in alle doorvoergevallen, dat Nederland erop vertrouwt dat bondgenoten een volledige toetsing uitvoeren. Nederland wenst deze toetsing niet over te doen. Hierbij wordt benadrukt dat het omleidingsrisico een toetsingsgrond is voor al onze bondgenoten. Is het land van herkomst geen bondgenoot, dan geldt een Nederlandse vergunningplicht en toetst Nederland zelf.
Hoe beoordeelt u het verschil tussen een «denial» voor wapendoorvoer naar Ecuador van Servië en het gebrek aan beperkingen voor Tjechische doorvoer naar Ecuador? Kunt u dit toelichten?
Servië is geen bondgenoot van Nederland en heeft zich – ondanks het Servische alignment met Gemeenschappelijk Standpunt – niet gecommitteerd aan de toepassing van het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB. Derhalve is bij doorvoer van militaire goederen vanuit Servië door Nederland sprake van een vergunningplicht van de Nederlandse autoriteiten. Als EU-lidstaat is Tsjechië juridisch gebonden aan de onvoorwaardelijke toepassing van het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB (in december 2008 aangenomen en voorheen een EU Gedragscode).
Het bericht dat de treintunnel Delft tientallen miljoenen duurder wordt |
|
Jacques Monasch (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u het bericht «Treintunnel Delft tientallen miljoenen duurder?1
Ja
Is het waar dat er nieuwe vertraging is bij de aanleg van de spoortunnel en dat de meerkosten 10 miljoen euro voor de gemeente Delft en 70 miljoen euro voor het Rijk bedragen?
Wat de kosten van de vertraging voor de gemeente zijn, is mij niet bekend.
Voor het rijk is sprake van extra kosten door enerzijds vertraging en anderzijds extra werkzaamheden. Dat er extra kosten zouden zijn was al bekend toen in 2008 de verantwoordelijkheid voor de spoortunnel door het ministerie werd overgenomen van de gemeente. Op basis van een externe audit hebben decentrale overheden toen aanvullend budget beschikbaar gesteld en is een risicoreservering op de Rijksbegroting opgenomen van 45 miljoen euro. Dat is u gemeld in juni 2008 (brief met kenmerk VENW/DGP-2008/5662).
Of de extra kosten groter zullen zijn dan de risicoreservering is nog niet bekend. Dit hangt mede af van het al dan niet optreden van risico's in de komende jaren. Samen met de betrokken partijen sturen wij op het zoveel mogelijk voorkomen van verdere kostenstijgingen.
Kunt u toelichten welke kabels en leidingen er precies zijn gevonden?
In de Phoenixstraat heeft een groot aantal netbeheerders in een zeer beperkte ruimte ter vervanging van bestaande kabels nieuwe kabels moeten leggen. De afstemming tussen deze 17 netbeheerders en de coördinatie van de uitvoering heeft substantieel tijd gekost. Bij het verleggen van kabels en leidingen, zijn ook weesleidingen2 aangetroffen, een «verlaten» waterleiding en oude kabels van de vroegere spoorlijn op maaiveld.
Kan uit het feit dat deze kabels en leidingen nu pas worden gevonden, worden afgeleid dat deze niet in het zogenaamde Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC)-systeem waren opgenomen? Zo nee, waarom zijn deze dan niet in een eerder stadium opgemerkt? Zo ja, wat is de reden voor het feit dat ze niet in het KLIC-systeem waren opgenomen en bij welke instantie of bedrijf ligt daarvoor de verantwoordelijkheid?
Het klopt dat niet alle kabels en leidingen bekend waren in KLIC. Pas met de komst van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION) in juli 2010 is er een wettelijke regeling die informatie-uitwisseling tussen netbeheerders en gravers (grondroerders) verplicht stelt. De inventarisaties die bij Spoorzone Delft zijn gedaan dateren van voor die tijd. Naast de niet bekende kabels en leidingen zijn er ook niet in gebruik zijnde kabels en leidingen, waarvan vaak ook de eigenaren onbekend zijn, die een probleem vormen. Met de WION is voortaan geregeld dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor het bijhouden van de liggingsgegevens van de «weesleidingen».
Kunt u toelichten wie verantwoordelijk is voor de verkeerde aannames wat betreft de grondwaterstand?
De uitvoering van het project Spoorzone Delft ligt in handen van de projectorganisatie Spoorzone Delft, een samenwerkingsverband tussen de Gemeente Delft en ProRail. De aannames voor en gegevens over de grondwaterstand in Delft zijn in 2007 door adviesbureaus aangeleverd in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de projectorganisatie. De aannames zijn tot stand gekomen op basis van alle op dat moment beschikbare informatie.
Door de projectorganisatie is nagegaan of de extra kosten verhaald kunnen worden op de adviesbureaus. Dat blijkt niet het geval.
Kan in ieder geval een deel van de kosten op de projectontwikkelaars en/ of eigenaren van de kabels verhaald worden? Waarom wel of niet?
Het verleggen van kabels en leidingen geschiedt door de eigenaren, die handelen op verzoek van de projectorganisatie. Hiervoor gelden landelijke procedures, die correct zijn toegepast bij de uitvoering. Er is geen mogelijkheid de kosten te verhalen.
Kunt u, gezien de nieuwe vertragingen, aangeven wanneer de tunnel nu in gebruik kan worden genomen?
In 2015 wordt de eerste tunnelbuis in gebruik genomen. Oplevering van een 4-sporig uitgegraven en 2-sporig ingerichte spoortunnel is gepland in 2017. De langere bouwtijd betekent helaas een langere periode ongemak voor de omgeving. Het heeft echter geen consequentie voor de treindienst, omdat het spoorviaduct langer in gebruik blijft.
De berichten dat een Nederlands bedrijf dat gesteund wordt door de overheid betrokken is bij 'slavernij' |
|
Cynthia Ortega-Martijn (CU) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat een Nederlands bedrijf is betrokken bij «slavernij» in Argentinië?1
De beschuldiging in de media van betrokkenheid bij «slavernij» is een ernstige aanklacht tegen een Nederlands bedrijf, welke tot op heden niet is onderbouwd door een formele aanklacht. De berichten over «slavernij» kwamen juist op het moment dat het debat tussen de Argentijnse regering en de verenigde landbouworganisaties over interventies in de tarwe- en maïshandel een hoogtepunt bereikte. Aan het begin van dit verkiezingsjaar is de Argentijnse regering door de recente berichten in staat geweest de arbeidsomstandigheden als een nieuw thema te agenderen en in de betrekkingen op te voeren. De in de media gebruikte termen als «slavernij», «mensenhandel» en «concentratiekampen» zijn afkomstig van de Argentijnse krant Página/12. Ik beschik niet over informatie die erop wijst dat deze omstandigheden aan de orde zouden zijn bij dit bedrijf.
De berichten vormden evenwel aanleiding voor mijn ministerie om in gesprek te gaan met het bedrijf. Het bedrijf werpt de beschuldigingen verre van zich en onderbouwt deze ontkenning met uitgebreide documentatie2; hieruit komt naar voren dat het bedrijf de lokale wetgeving naleeft en procedures toepast om adequate arbeidsomstandigheden bij de rurale seizoensarbeid te bewerkstelligen. De wet regelt tot in detail de verschillende aspecten van seizoensarbeid. Het bedrijf geeft aan dat het betere arbeidsvoorwaarden hanteert dan in de sector gebruikelijk is. Wat betreft beschuldigingen over werkomstandigheden, zoals overtredingen van de Hygiëne Code, kan ik geen oordeel geven. Mocht er op dit punt een overtreding zijn begaan, dan zal die resulteren in een administratieve sanctie.
Wat is uw reactie op het bericht dat dit bedrijf zich hieraan schuldig maakt, terwijl het een «lening» kreeg van de overheid via de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO), die onderdeel is van de instrumenten waarmee de Nederlandse overheid Nederlandse bedrijven die in het buitenland zaken doen, ondersteunt?2
Voorwaarde voor het verstrekken van een lening door de FMO aan een bedrijf in een ontwikkelingsland is dat de klant van de FMO aan bepaalde sociale en milieucriteria voldoet, dan wel bereid is daaraan te voldoen. In dit geval heeft het Argentijnse dochterbedrijf dat de lening heeft ontvangen zich bereid verklaard aan deze sociale en milieucriteria te voldoen4. De FMO houdt toezicht op de uitvoering. De FMO heeft, naar aanleiding van de berichten in de pers, een nieuw onderzoek laten uitvoeren door een onafhankelijke consultant. Het rapport van dit onderzoek is naar verwachting medio maart 2011 beschikbaar.
Voor de volledigheid merk ik op dat de betreffende lening aan de Argentijnse dochteronderneming geen directe lening van de overheid betreft. De staat bezit 51 procent van de aandelen in de FMO. De FMO steunt bedrijven in ontwikkelingslanden door middel van leningen, participaties, garanties en andere investeringen.
Hoe strookt de betrokkenheid bij «slavernij» van dit bedrijf met de verwachting van de Nederlandse regering dat bedrijven de invloed die zij hebben op de bedrijfsvoering van henzelf en hun partners in de keten in het buitenland ruimhartig aanwenden om Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) zoveel mogelijk in de praktijk te brengen?
Wat betreft betrokkenheid bij «slavernij» verwijs ik naar het antwoord op vraag 1.
Met het Nederlandse moederbedrijf is gesproken over de manier waarop hun MVO-beleid is vormgegeven, ook richting de Argentijnse dochteronderneming. Het bedrijf heeft aangegeven geschrokken te zijn van de beschuldigingen en dat deze hard zijn aangekomen bij zowel het management als de werknemers. De directie heeft laten weten sociale verantwoordelijkheid, integriteit en goede zorg voor de werknemers van groot belang te achten, en dat het bedrijf hiertoe zorgvuldige procedures hanteert, zoals ook blijkt uit de documentatie. Een geformaliseerd MVO-beleid, opgesteld in overleg met de stakeholders, ontbreekt nog bij het Nederlandse moederbedrijf. De directie heeft aangekondigd dit op te stellen. Hierbij kunnen zij gebruik maken van de informatie en instrumenten die beschikbaar zijn bij o.a. MVO Nederland.
Heeft dit bedrijf in het kader van de ontvangen overheidssteun, of in het kader van andere overheidssteun, een MVO-verklaring ondertekent? Zo ja, welke gevolgen zal het schenden van de MVO-verklaring hebben?
Ja, het bedrijf heeft een MVO-verklaring ondertekend voor een project in Rusland uitgevoerd in 2001–2002 onder het toenmalige PSO-programma. Er is geen direct verband tussen de beschuldigingen in de media en de in 2001 ondertekende MVO-verklaring. Deze MVO-verklaring is niet van toepassing op de lening van de FMO aan het Argentijnse dochterbedrijf uit 2010. Het bedrijf heeft voor zover bekend geen andere MVO-verklaringen ondertekend.
Bent u bijvoorbeeld bereid om de steun in te trekken en reeds verleende steun terug te vragen?
Indien sprak is van grove schending van contractuele afspraken, dan kan de FMO zijn investering terug trekken. Dit is contractueel vastgelegd.
Bent u bereid om het bedrijf een stevige boete op te leggen, conform de strekking van de motie Gesthuizen,3 alsmede het standpunt van het voormalig Kabinet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u verder bereid om actiever toe te zien op de naleving van de MVO-verklaring door bedrijven die deze hebben ondertekend?
Nee, ik zie geen directe aanleiding om mijn beleid op dit punt te veranderen. Eind 2007 is door het onafhankelijke onderzoeksbureau Berenschot een evaluatieonderzoek gedaan naar MVO in het financieel buitenlandinstrumentarium. Uit het onderzoek komt naar voren dat het MVO-toetsingskader, dat bestaat uit de inspanningsverklaring ten aanzien van de OESO-richtlijnen en concrete toegangseisen op terrein van milieu en sociaal, voldoende waarborg vormt voor het MVO-niveau bij de aanvragers6.
De benadeling van jonggehandicapten die onder de oude regeling vallen ten opzichte van de jonggehandicapten die onder de nieuwe regeling vallen |
|
Paul Ulenbelt |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het feit dat in bepaalde gevallen de inkomsten naast een Wajonguitkering slechter uitvallen in de oude Wajong-regeling ten opzicht van de nieuwe Wajong-regeling?1
Ja. Het totale inkomen in de werkregeling is hoger dan de uitkering in de oude Wajongregeling voor mensen die een inkomen verdienen dat ligt tussen 21% en 28% en tussen 36% en 100% van het wettelijk minimumloon. Bij een loon dat ligt tussen 28% en 36% van het wettelijk minimumloon is de oude Wajongregeling gunstiger (Kamerstukken 2008–2009, 31 780, nr. 7).
Bent u van mening dat de jonggehandicapte die onder de oude Wajong-regeling valt zelf moet kunnen kiezen onder welke regeling hij of zij valt? Zo nee, waarom niet?
In het plenaire debat over het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten in verband met het bevorderen van de participatie van jonggehandicapten door werk en arbeidsondersteuning in april 2009 is over een mogelijk keuzerecht van het zittende bestand (instroom in de Wajong tot en met 2009) voor de nieuwe regeling gesproken. De regering was van opvatting dat de jonggehandicapte die onder de oude Wajong valt, moet kunnen kiezen onder welke regeling hij valt. Dit heeft er toe geleid dat aan het wetsvoorstel is toegevoegd dat vanaf een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip de nieuwe regeling op vrijwillige basis ook wordt opengesteld voor mensen die onder de oude Wajong vallen. Daarbij is overwogen dat eerst moet blijken of de nieuwe regeling het verwachte effect heeft. De nieuwe regeling meteen al openstellen voor de jonggehandicapten die zijn ingestroomd in de Wajong vóór 2010, werd niet opportuun en dus ook niet wenselijk geacht (Handelingen 2e Kamer, nr. 73, 07-04-09, p. 5769–5813).
De reden daarvoor is dat de nieuwe Wajong veel vergt van de uitvoering. De jongere die instroomt in de werkregeling, krijgt van UWV te horen dat werk voorop staat en dat zijn inspanningen om aan het werk te komen voorwaarde zijn voor het krijgen van een uitkering. Daarnaast krijgt de jongere ondersteuning van UWV. Deze intensieve aanpak kan niet zonder meer worden toegepast op alle Wajongers die al eerder een uitkering hadden. Daarvoor is eerst een beter beeld nodig van de resultaten van de nieuwe Wajong. Dit beeld is er nog niet. De Wajongmonitor die ik op 30 november 2010 aan uw Kamer heb toegezonden geeft een zeer voorlopig en nog niet stabiel en representatief beeld. De vervolgmonitorrapportage is voorzien in juni 2011. Naar aanleiding van de resultaten zal waarschijnlijk een beter beeld kunnen worden gevormd van de effecten van de werkregeling. Op basis daarvan en rekeninghoudend met de betreffende maatregelen uit het regeerakkoord zal ik een beslissing nemen over de openstelling van de werkregeling voor de overige Wajongers.
Klopt het dat de jonggehandicapten die onder de oude Wajong regeling vallen bij invoering van de nieuwe regeling op termijn de mogelijkheid zouden krijgen om aan het uitvoeringsinstituut werknemers verzekeringen (UWV) te vragen of zij onder de nieuwe regeling kunnen vallen?2 Zo ja, op welke wijze is hier uitvoering aan gegeven en op welke wijze zijn de jonggehandicapten die onder de oude regeling vallen hierover geïnformeerd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het gebrek aan orgaandonoren |
|
Jetta Klijnsma (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Nederlanders kapen Belgische organen weg»?1
Ja.
Klopt het bericht dat België zesentwintig donoren per miljoen inwoners telt? Hoeveel donoren per miljoen inwoners zijn er in Nederland beschikbaar? Wat gaat het kabinet doen om het aantal beschikbare donoren te laten toenemen?
Volgens berekeningen gemaakt aan de hand van de voorlopige cijfers van Eurotransplant en de meest recente bevolkingsaantallen heeft België ongeveer vierentwintig donoren per miljoen inwoners (10,8 miljoen inwoners en 263 donoren) en heeft Nederland ongeveer dertien donoren per miljoen inwoners (16.6 miljoen inwoners en 216 donoren). In de stand van zakenbrief die ik u onlangs toezond heb ik u aangegeven wat ik doe om het aantal beschikbare donoren te laten toenemen.
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Gesprek kan tekort aan orgaandonoren verminderen»?2
Ja.
Hoe beoordeelt u de stelling dat het «verbeteren» van de gesprekken met nabestaanden kan leiden tot het verminderen van het tekort aan organen?
Ik geloof ook dat het verbeteren van de gesprekken met nabestaanden kan leiden tot het verminderen van het tekort aan orgaandonoren. Zoals ik in de bijlage bij de stand van zakenbrief die ik u onlangs toestuurde aangaf, wordt in Nederland momenteel op meerdere manieren onderzocht op welke wijze deze gesprekken beter kunnen worden gevoerd.
Wat is de rol van de functionaris als bedoelt in artikel 23 van de Wet op de orgaandonatie? Zijn er inmiddels in alle ziekenhuizen protocollen en functionarissen? Zo ja, hoe functioneert dit in de praktijk?
De rol van de in artikel 23 van de Wet op de orgaandonatie bedoelde functionaris staat in de artikelen 18, eerste lid en 20 van die wet beschreven. Hij of zij controleert bij een potentiële donor het donorregister, voert het donatiegesprek met de naasten als er geen positieve wilsverklaring in het register wordt gevonden, informeert de naasten over de uitnameprocedure als er een positieve wilsbeschikking in het register staat en meldt een donor aan bij het orgaancentrum, de Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS). Het modelprotocol orgaan- en weefseldonatie van de NTS dient in de regel als basis voor het locale protocol orgaan -en weefseldonatie. Het probleem zit hem mijns inziens niet zozeer in het opstellen en invoeren van protocollen en het aanwijzen van functionarissen, dat is in het overgrote deel van de ziekenhuizen geregeld. Het voeren van een goed donatiegesprek borg je echter niet door daarvoor in een protocol een functionaris aan te wijzen, dat doe je door ervoor te zorgen dat die functionarissen getraind zijn in dat soort gesprekken. Daar valt zoals gezegd nog winst te behalen.
Klopt het dat artsen tijdens hun opleiding nauwelijks worden getraind in gesprekken over orgaandonatie? Bent u van mening dat artsen tijdens hun opleiding hier wel in getraind zouden moeten worden? Zo ja, op welke wijze gaat u hier zorg voor dragen? Zo nee, waarom niet?
Het is gedeeltelijk waar dat artsen tijdens hun opleiding nauwelijks worden getraind in gesprekken over orgaandonatie, het curriculum is zo overvol dat daarvoor simpelweg geen ruimte is. Veel ziekenhuizen vangen dit wel op door deze training aan arts-assistenten te geven die in dat ziekenhuis worden opgeleid. Ik verwacht zelf meer van het gericht trainen van professionals op de Intensive Care die het meest met orgaandonatie in aanraking komen. Mijn voorganger heeft in 2007 subsidie gegeven voor het project Communicatie rond Donatie van de NTS. In het kader van dit project is al aan veel ziekenhuizen de mogelijkheid geboden om hun personeel te trainen. Binnenkort verschijnen resultaten van het onderzoek dat naar aanleiding van dit project is gedaan. Het project laat hoopgevende resultaten zien op het vlak van het verhogen van het toestemmingspercentage door nabestaanden. Zoals aangegeven in de stand van zakenbrief zal ik samen met de NTS bekijken of en hoe de succesvolle aanpak uit het project breed kan worden geïmplementeerd.
Het bericht dat de Verenigde Staten (VS) niet bereid waren Nederland te helpen bij het beperken van geluidsoverlast van AWACS |
|
Jasper van Dijk , Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
![]() |
Kent u de berichtgeving over de via Wikileaks naar buiten gebrachte berichten dat de VS geen hulp aan Nederland wilde bieden bij het beperken van de geluidsoverlast door AWACS-toestellen?1
Ja.
Hebben de VS tussen het moment dat de Board of Directors (BOD) van het AWACS-programma de opdracht gaven voor «re-engening / re-platforming of the AWACS-fleet» op 27 juni 2002 en het eerste ambtsbericht van april 2007 blijk gegeven van twijfels rond de haalbaarheid van het stiller maken van de AWACS-toestellen?
Zoals uiteengezet in de brief van heden van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (kenmerk 2011–2000011311) mag van de zijde van het kabinet geen antwoord worden verwacht op vragen over de juistheid van de inhoud van de vermeende Amerikaanse ambtsberichten.
Zoals bekend maakt Nederland zich in internationaal verband reeds geruime tijd sterk voor structurele oplossingen van de geluidsproblematiek van de vliegbasis Geilenkirchen. Als een van de mogelijke oplossingen is de vervanging van de AWACS-motoren onderzocht. In juni 2007 verzochten de Navo-ministers van Defensie op initiatief van Nederland de Board of Directors van de NATO Airborne Early Warning and Control Programme Management Organisation (NAPMO) een uit 2004 stammende business case inzake de vervanging van de Navo AWACS-motoren opnieuw te bezien. De Kamer is hierover geïnformeerd met de brief van 15 oktober 2007 (Kamerstuk 31 200 X en 31 200 XI, nr. 16). Over de uitkomsten van de herziene business case is de Kamer geïnformeerd met de brief van 24 april 2008 (Kamerstuk 31 200 XI, nr. 109). Het bleek dat er vanuit financieel-economisch perspectief geen positieve business case was om de motoren van de AWACS-vliegtuigen te vervangen.
Waarom heeft de Nederlandse regering ook na april 2007 jegens de Tweede Kamer volgehouden dat stillere motoren een bijdrage zouden kunnen leveren aan de geluidsproblematiek, terwijl de VS volgens ambtsberichten aan de ambassadeur in Washington te kennen hadden gegeven daar grote terughoudendheid bij te zullen betrachten?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verklaart u dat (zoals blijkt uit het ambtsbericht van februari 2008) de toenmalig minister van Milieu bij collega’s uit de Europese Unie lobbyde voor de inzet van een vluchtsimulator, terwijl haar collega van Defensie op dat moment nog twijfelde aan de haalbaarheid van dat voorstel?
De toenmalige minister van Milieu heeft in de EU bepleit de mogelijkheid te onderzoeken om geluidseisen te stellen aan de Navo AWACS-vliegtuigen. Hierover is de Kamer in april 2008 per brief geïnformeerd (Kamerstuk 31 200 XI, nr. 109). Defensie heeft de Navo hierover geïnformeerd. In dezelfde brief is gemeld dat het investeren in een moderne vluchtsimulator op de vliegbasis Geilenkirchen één van de mogelijke maatregelen is die kan bijdragen aan het verminderen van de geluidsbelasting van Geilenkirchen en het beperken van het aantal vliegtuigbewegingen. Mede door inspanningen van Nederland heeft de Navo in juni 2008 besloten te investeren in een moderne vluchtsimulator (Kamerstuk 31 700 XI, nr. 66). Deze simulator is eind 2010 in gebruik genomen.
Heeft u, zoals toegezegd in uw brief van 18 juni 2010, de BOD op de hoogte gesteld van de strekking van de motie Jansen c.s.2 over het verzoek van het parlement aan de regering zo nodig de binnenvliegregeling te gebruiken en heeft u een reactie van de BOD ontvangen? Zo ja, hoe luidde die? Zo nee, bent u bereid daar alsnog om te vragen?
Conform de door de Kamer aangenomen motie heeft Nederland in de Board of Directors van de NAPMO gemeld dat het parlement de regering heeft verzocht per 1 januari 2012 desnoods de Navo-binnenvliegregeling te gebruiken om in 2012 een geluidsreductie van 35 procent te bereiken. De NAPMO BOD heeft daarvan kennis genomen.
'De Tbs-paradox' |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «De paradox van tbs»? Het gaat bijna altijd goed, maar het imago is slecht»?12 Hoe beoordeelt u de werking van het tbs-systeem? Wat vindt u van het imago van tbs? Vindt u het terecht dat tbs een tamelijk slecht imago heeft?
Ik heb kennis genomen van het artikel. Voor die veroordeelden die lijden aan een stoornis van de geestvermogens is de tbs-maatregel een belangrijk instrument binnen het sanctiearsenaal. Belangrijker dan de vraag naar het imago van de tbs acht ik de vraag hoe het tbs-stelsel verder kan worden verbeterd. Over de mogelijkheden daartoe zal ik uw Kamer op korte termijn een beleidsbrief doen toekomen.
Klopt de gang van zaken, zoals beschreven in het artikel? Hoe is het mogelijk dat de behandelaar ter zitting mondeling kwam toelichten dat het risico op recidive miniem was en derhalve onvoorwaardelijk ontslag voor een tbs’er adviseerde, maar dit niet mocht opschrijven omdat dit de directeur in conflict met u zou brengen?
Nee, dit klopt niet. Ten behoeve van het verlengen van een tbs-maatregel moet een advies afkomstig van het hoofd van de inrichting aan de rechter worden overlegd. Dit advies komt tot stand op basis van een bespreking van het hoofd van de inrichting met verschillende disciplines, waaronder de psychiatrie. Ter zitting kan het advies door de inrichting worden toegelicht. Alleen uitzonderlijke omstandigheden, bijvoorbeeld zeer recente ontwikkelingen, kunnen een grond zijn om ter zitting een wijziging in het advies aan te brengen.
Hoe beoordeelt u het verwijt dat het intrekken van de verlofmachtiging in deze zaak een politieke beslissing is geweest? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik herken mij niet in de beschreven gang van zaken. Er is geen sprake van het intrekken van een verlofmachtiging, maar van het niet verlenen van een machtiging tot onbegeleid verlof. In deze beslissing is de afweging of het verlenen van deze machtiging tot onbegeleid verlof de veiligheid van de samenleving in het geding brengt, leidend geweest.
Is het waar dat het aantal onbegeleide verloven met 70 procent is gedaald? Kunt u een overzicht geven met het aantal onbegeleide verloven over de afgelopen jaren, waarin ook de periode voor de tijdelijke commissie onderzoek tbs is meegenomen? Wat is uw reactie op het verwijt dat de andere kant is dat je mensen binnenhoudt die best al naar buiten hadden gekund?
Vanaf 2003 daalde het aantal nieuw gestarte onbegeleide verloven van ongeveer 290 naar een dieptepunt van ongeveer 110 in 2006. Sindsdien groeit het aantal nieuwe machtigingen voor onbegeleid verlof jaarlijks. In 2010 startten er ruim 210 nieuwe onbegeleide verloven. Het is niet uit te sluiten dat in sommige gevallen verlof later wordt verleend dan mogelijk zou zijn geweest. Ik meen dat ten deze de veiligheid van de maatschappij prevaleert.
Met betrekking tot het al dan niet onnodig binnenhouden van tbs-gestelden merk ik het volgende op. Met het verlofbeleid wordt beoogd dat de fpc’s niet langer dan noodzakelijk wachten met het indienen van de aanvraag voor de verschillende verlofmodaliteiten. Ook wil ik dat het moment van aanvragen tussen de verschillende fpc’s meer vergelijkbaar wordt. Op deze wijze kunnen tbs-gestelden zo snel mogelijk op passend niveau worden behandeld, volgens het adagium «zo laag als kan, zo hoog als moet». Dit heb ik nader toegelicht in de beleidsbrief die ik 17 februari jl. aan uw Kamer heb doen toekomen.
Wat is uw reactie op de opmerking van de psycholoog is dat de huidige lengte van een verlofaanvraag van 25 pagina’s wel overdreven is en verantwoord kan worden teruggedrongen?
Het aanvragen van verlof kent een vast format. De lengte van de verlofaanvragen is echter een aandachtspunt. Omdat er grote verschillen zijn in de wijze van opmaak en de lengte van de verlofaanvragen is er in mei 2010 een werkconferentie voor de FPC’s georganiseerd door de Directie Forensische Zorg in samenwerking met het AVt. Als vervolg hierop zal worden gekeken naar een efficiëntere wijze van invulling van het vaste format.
Deelt u de vrees dat door alle politieke druk het gebrek aan professionele autonomie en de angstcultuur in de tbs-sector veel goede psychiaters, psychotherapeuten en andere medewerkers het voor gezien houden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze denkt u dat te gaan voorkomen?
Uw vrees deel ik niet. Er is een tekort aan psychiaters in het algemeen en specifiek aan forensische psychiaters. Ik zie geen verband met de genoemde beweringen. Ook heb ik niet de indruk dat er een gebrek aan professionele autonomie of een angstcultuur is.
Is het wel eens voorgekomen dat medewerkers van penitentiaire inrichtingen en tbs-klinieken die hebben gesproken met journalisten, sancties opgelegd hebben gekregen? Zo ja, hoe vaak? Om welke sancties ging het in deze gevallen?
Als rijksambtenaren een disciplinaire maatregel opgelegd krijgen, geschiedt dat door de directeur van de betreffende inrichting, op basis van de daartoe geldende regels in het ARAR. Hiervan wordt geen centrale registratie gedaan.
Is het waar dat één van de in het artikel genoemde tbs’ers vanwege zijn medewerking aan dit artikel op dit moment in de separeercel zit? Zo nee, waarom dan wel? Zo ja, waarom is hier toe besloten?
Nee. Het hoofd van de inrichting is bevoegd vrijheidsbeperkende middelen aan te wenden, onder andere voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting.Medewerking verlenen aan een artikel is geen grond om een patiënt in afzondering te plaatsen.
De innovatieambities van dit kabinet |
|
Sharon Dijksma (PvdA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ons land moet weer koploper zijn, maar de ambitie van het kabinet-Rutte om de top te halen op het gebied van innovatie zak steeds verder weg»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de investeringen in innovatie in Nederland achterblijven bij bijvoorbeeld landen als Duitsland, Frankrijk, Denemarken en Finland die ondanks de crisis meer besteden aan onderzoek en ontwikkeling in plaats van minder?
Dit is niet goed vast te stellen. In de Kennis en Innovatie Foto 2011 wordt er melding van gemaakt dat in landen als Duitsland, Frankrijk, Denemarken en Finland vast wordt gehouden aan een hoog niveau van publieke investeringen in kennis en innovatie. Concrete getalsmatige vergelijkingen van deze landen met Nederland worden daarbij niet gemaakt.
Voorafgaand aan de crisis lagen de publieke middelen voor onderzoek en ontwikkeling in Nederland en Denemarken ruim boven het OESO-gemiddelde. Duitsland, Finland en Frankrijk stegen sterker boven het OESO-gemiddelde uit (met 0,11–0,17% van het bruto binnenlands product). Uit een overzicht van de Europese Commissie blijkt dat de crisismaatregelen in Nederland voor R&D in 2009–2010 in de pas lopen met die in andere EU-landen. Er is geen internationaal vergelijkend beeld beschikbaar van het verwachte verloop van de publieke middelen voor onderzoek en ontwikkeling in de komende jaren.
Maakt u zich er zorgen over dat de Nederlandse Research & Development (R&D) uitgaven veel dichter op het niveau van Polen, Hongarije en Italië liggen dan op het niveau van Finland, Japan en Zweden?
De Nederlandse R&D-uitgaven in de publieke sector zijn sterk bovengemiddeld ten opzichte van de EU. Nederland presteert echter aanzienlijk benedengemiddeld als het gaat over private R&D-uitgaven. De afgelopen jaren is zelfs sprake geweest van een vergroting van de achterstand ten opzichte van het EU-gemiddelde. Vooral het laatste vraagt bijzondere aandacht. Het is belangrijk dat de neerwaartse ontwikkeling doorbroken wordt.
Herinnert u zich de antwoorden op eerder gestelde Kamervragen over innovatie, waarin u stelt dat het regeerakkoord een weloverwogen mix van maatregelen bevat om de slagkracht van het innovatiebeleid te vergroten, alsmede de Kamerbreed gesteunde ambitie om Nederland in de mondiale top vijf van kenniseconomieën te krijgen? Moet hiertoe naar uw mening bruto worden bezuinigd of juist worden geïnvesteerd in kennis en innovatie? Indien bruto investeringen nodig zijn, hoe verhoudt dit zich dan tot bezuinigingen op onderwijs en innovatie van dit kabinet?2
Om de kenniseconomie te versterken gaat het niet primair om meer geld. Het gaat er om een samenhangend en effectief beleid te voeren dat de innovatie- en concurrentiekracht versterkt. Het kabinet kiest voor een nieuwe aanpak van het bedrijfslevenbeleid. De hoofdlijnen daarvan worden beschreven in de brief «Naar de top», die op 4 februari naar de Tweede Kamer is gestuurd.
Herinnert u zich in dit verband het pakket crisismaatregelen uit het Aanvullend Beleidsakkoord uit 2009 waarin juist méér geld voor onderwijs en innovatie werd uitgetrokken? Acht u dat terugkijkend als verstandig of onverstandig beleid? Waarom heeft het kabinet in tegenstelling tot toen nu niet gekozen voor investeren, maar voor bruto bezuinigen op innovatie?
De crisismaatregelen hebben steun geboden aan de innovatieve activiteiten van bedrijven gedurende een forse economische terugval. Het was verstandig dat beleid gevoerd werd om te voorkomen dat een tijdelijke crisis structurele schade toebrengt aan het innovatief vermogen van de economie. De economie ontwikkelt zich nu weer in die mate dat de maatregelen niet meer nodig zijn. Het nieuwe beleid is erop gericht om de innovatie- en concurrentiekracht op de lange termijn
te vergroten. Zoals vermeld in antwoord op vraag 4 is dat niet primair een kwestie van meer geld.
Regelgeving in de Nederlandse paspoortwet met betrekking tot biometrische gegevens en de centrale opslag van deze gegevens |
|
Pierre Heijnen (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Wilt u kennisnemen van de antwoorden van Europees Commissaris Reding op de bijgevoegde vragen gesteld in het Europees Parlement door mevrouw In ’t Veld aan de Europese Commissie over de Nederlandse paspoortwet?
Ja.
Leiden deze antwoorden en de stelling dat persoonsgegevens niet verwerkt mogen worden op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens zijn verkregen, bij u tot nader inzicht met betrekking tot de voorgenomen nieuwe opzet van de reisdocumentenadministratie (ORRA)? Zo ja, welk? Zo niet, waarom niet?
Neen. De Europese Commissie heeft naar mijn mening wederom duidelijk gemaakt dat de EU-verordening1 geen maatregelen treft voor de manier waarop persoonsgegevens door de lidstaten moeten worden opgeslagen. De Commissie stelt heel duidelijk dat de keuze om gecentraliseerde of gedecentraliseerde databases op te zetten voor de opslag van biometrische persoonsgegevens aan de lidstaten is overgelaten. De doelbinding en het verstrekkingenregime van de gegevens die in de reisdocumentenadministratie worden opgeslagen is geregeld in de Paspoortwet.
Kent u het bericht «Britse regering schaft biometrische ID bewijzen af, vernietigt centraal register?»1
Ja.
Kunt u inzicht verschaffen in de argumenten van de Britse regering om te komen tot het afschaffen van biometrische ID bewijzen en het vernietigen van het centrale register? Welke knelpunten hebben ertoe geleid dat in Groot-Brittannië is afgezien van het centraal opslaan van biometrische gegevens?
Voor zover mij bekend3 schaft de regering van het Verenigd Koninkrijk alleen de nationale identiteitskaart en het nationale register van die kaart (het zogenaamde «National Identity Register») af. Uit berichten in de pers valt op te maken dat de redenen hiervoor zijn geweest dat geoordeeld is dat «The Identity Card Scheme intrusive, bullying, ineffective and expensive» was.
Het centrale register van de paspoorten blijft in het Verenigd Koninkrijk echter gewoon bestaan. In dit centrale register worden de gegevens van de paspoorten opgeslagen, inclusief de biometrische gegevens zoals de handtekening en de gezichtsopname. In Engeland is derhalve al gerealiseerd wat in Nederland is beoogd met de wijziging van de Paspoortwet. Een centrale administratie van de reisdocumentengegevens om het aanvraag- en uitgifteproces zo betrouwbaar mogelijk te maken.
Mogelijk ten overvloede wijs ik er op dat de Europese-verordening niet bindend is voor het Verenigd Koninkrijk. De Verordening maakt dat duidelijk in overweging 11. Het Verenigd Koninkrijk heeft evenwel toch besloten de paspoorten te voorzien van een chip en daarin de gezichtsopname op te slaan.
In hoeverre zijn de ontwikkelingen in Groot-Brittannië volgens u relevant voor de discussie in Nederland over het centraal opslaan van biometrische gegevens? In welke mate kan er in Nederland sprake zijn van overeenkomstige knelpunten die eventueel zouden kunnen leiden tot een heroverweging van deze insteek?
Zie antwoord vraag 4.
Herinnert u zich uw antwoorden van 12 november 2010 op de Kamervragen over het WRR-rapport «Happy Landings, het biometrisch paspoort als black box»?2 Heeft u zich inmiddels voldoende kunnen oriënteren om tot een oordeel te kunnen komen over de wijze waarop de ORRA vorm zou kunnen krijgen? Zo ja, wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd? Zo niet, waarom niet?
Ja, ik denk nog zeker de komende twee maanden nodig te hebben voor de afronding van deze oriëntatie.
Het bericht 'Verdachten terreur krijgen vergoeding' |
|
André Elissen (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht «Verdachten terreur krijgen vergoeding»?1
Ja.
Welke overwegingen hebben ertoe geleid dat het Openbaar Ministerie (OM) schadevergoeding heeft betaald aan negen van de twaalf Somaliërs die op kerstavond zijn aangehouden naar aanleiding van een ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen en Veiligheids Dienst (AIVD)?
Op 24 december 2010 zijn 12 personen als verdachte aangehouden. Uit het op de aanhouding volgende onderzoek door de Nationale Recherche, onder leiding van het Landelijk Parket, volgde dat aanvankelijk 9, maar inmiddels alle aangehouden personen geen enkele betrokkenheid hadden bij het plannen van een terroristische aanslag op 24 of 25 december. In eerste instantie is aan 9 personen, die overigens ook niet werden genoemd in het ambtsbericht van de AIVD, een schadevergoeding betaald. Ten aanzien van de overige drie aangehouden personen is recentelijk besloten dat zij niet langer verdachte kunnen worden aangemerkt. Aan wordt eveneens een schadevergoeding uitgekeerd.
Het betalen van een schadevergoeding aan personen van wie achteraf gezien blijkt dat zij onschuldig zijn aan de gerezen verdenking, is niet meer dan redelijk en volgt uit de jurisprudentie. De schade die de Staat aan de 12 personen heeft vergoed en nog zal vergoeden is gebaseerd op normbedragen in combinatie met de persoonlijke omstandigheden en heeft betrekking op de aanhouding, de dagen die in detentie zijn doorgebracht, en de kosten van rechtsbijstand.
Hebben de betreffende advocaten in de media telkens aangegeven dat hun cliënten onterecht zijn aangehouden? Is de aanhouding rechtmatig geweest? Betrof het verdachten? Is de schadevergoeding terecht betaald? Zo nee, waarom niet?
Ik heb kennis genomen van een aantal uitspraken van de advocaten van de Somaliërs in de media. Zie ook het antwoord op de vragen 2, 4 en 5. Optreden dat ten tijde van de aanhouding op grond van de toen kenbare feiten en omstandigheden rechtmatig was, kan achteraf na nader onderzoek toch als onrechtmatig worden aangemerkt. Voor deze schade is de Staat aansprakelijk. Dit is de reden voor het betalen van een schadevergoeding. Deze is in dit geval derhalve terecht betaald en daarmee is in een voor alle partijen aanvaarbare oplossing voorzien.
Wat betekent het betalen van een schadevergoeding aan de betreffende personen voor de toekomstige ambtsberichten van de AIVD? Hoe wordt daarmee omgegaan door het OM? Gaat het OM naar aanleiding van een ambtsbericht nu voortaan toch eerst kijken of er aan het wettelijk criterium van verdachte is voldaan? Zo ja, deelt u de mening dat de AIVD niet tot taak heeft om een strafdossier aan te leggen, maar om dreiging te onderkennen en aanslagen te voorkomen en dat dit daarom een ongewenst effect is? Zo nee, waarom niet?
Het betalen van een schadevergoeding heeft geen gevolgen voor het verstrekken van ambtsberichten door de AIVD aan het OM of de wijze waarop het OM met die ambtsberichten omgaat. De AIVD, het OM en de politie hebben ieder hun eigen bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden.
De AIVD heeft onder andere tot taak tijdig dreigingen en risico’s voor de nationale veiligheid te onderkennen. Het OM zorgt er in samenwerking met opsporingsinstanties voor dat strafbare feiten worden opgespoord en vervolgd. Ook in het onderhavige geval hebben alle organisaties zich aan hun eigen taken en verantwoordelijkheden gehouden en samengewerkt conform de geldende procedures. Op het moment dat de AIVD de aanslagdreiging voldoende ernstig vond, is een ambtsbericht aan het OM uitgebracht. Het OM heeft een eigen afweging gemaakt naar aanleiding van dit ambtsbericht, en heeft besloten in dit geval een strafrechtelijk onderzoek in te stellen. De afloop van deze zaak geeft geen aanleiding om in de toekomst deze werkwijze te wijzigen.
Welke maatregelen gaat u nemen om dit ongewenste effect weg te nemen?
Het is van groot belang om bij de mogelijke dreiging van aanslagen snel en doeltreffend op te treden. Daarbij bestaat het risico dat dwangmiddelen worden toegepast tegen personen die – naar later blijkt – niets met de dreiging te maken hebben. Dat deze personen recht hebben op een schadevergoeding acht ik geen ongewenst effect, maar vind ik redelijk.
Het Europees Arrestatie Bevel en overlevering van een Nederlander aan Polen |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
![]() |
Kent u de zaak van de heer D., die overgeleverd dreigt te worden aan Polen?1
Ja.
Welke mogelijkheden hebben Nederlanders om zich in Nederland te verdedigen tegen beschuldigingen uit andere EU-lidstaten? In hoeverre wordt door de Nederlandse rechter getoetst of het verzoek een Nederlander over te leveren al dan niet terecht is gedaan, bijvoorbeeld of er een begin is van bewijs en of het niet gaat om verjaarde feiten?
Iemand die wordt beschuldigd van een strafbaar feit zal zijn verdediging moeten voeren tegenover de autoriteiten die de beschuldiging uiten of die daartoe zijn aangewezen. Dat geldt ook wanneer in een andere EU-lidstaat tegen een Nederlander een beschuldiging wordt geuit. Een Nederlander die in het buitenland wordt verdacht van een strafbaar feit kan ook vanuit Nederland contact opnemen met de buitenlandse justitiële autoriteiten om te bezien hoe zijn zaak wordt afgehandeld.
Bij een EAB bepaalt de uitvaardigende autoriteit of er voldoende bewijs is om een EAB uit te vaardigen. Een overleveringsprocedure is geen strafproces en daarom ziet de toetsing door de overleveringsrechter niet op het bewijs. Wel wordt in sommige gevallen bezien of de feiten verjaard zijn. Uit de uitspraak van de rechtbank Amsterdam in de zaak van de heer Disselkoen blijkt, dat de kwestie van de verjaring uitvoerig is behandeld en dat de overlevering gedeeltelijk is geweigerd op grond van de verjaring.
Waarom kunnen medische redenen geen rol spelen in overleveringszaken? Deelt u de mening dat wel degelijk gekeken moet kunnen worden naar de gezondheidstoestand bij de beoordeling van de vraag of iemand overgeleverd kan worden?
Bij de parlementaire behandeling van de Overleveringswet is aan de orde geweest welke rol medische omstandigheden van betrokkene een rol kunnen spelen bij de overlevering. Ik verwijs naar Kamerstukken II, 2002–2003, 29 042, nr. 3, blz. 26 en 27. Kort samengevat houdt de wettelijke regeling in, dat bij de uitvoering van een beslissing tot overlevering, de zogeheten feitelijke overlevering, de overlevering kan worden uitgesteld om gezondheidsredenen van de opgeëiste persoon. Ingevolge de wet is dat uitstel beperkt tot de situatie waarin het gelet op de gezondheidstoestand van betrokkene niet verantwoord is om te reizen.
Is het de rechter op grond van het kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel toegestaan de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel te weigeren indien dit bevel is uitgevaardigd in strijd met het evenredigheidsbeginsel? Zo nee, bent u bereid zich hier in Europees verband voor in te spannen dat dit wel wordt toegestaan? Zo ja, mogen daarbij ook de omstandigheden van het geval worden betrokken, zoals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte (bijvoorbeeld gezondheid, gezinssituatie, leeftijd) en de omstandigheid dat de verzoekende autoriteit andere wegen openstaan om haar doel te bereiken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kaderbesluit en dus de Overleveringswet bevatten geen grond op basis waarvan de overlevering wegens het ontbreken van de evenredigheid kan worden geweigerd. Uit het antwoord op de kamervragen van het lid Van der Steur (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1259), waarnaar ik verwijs, blijkt dat er tussen Nederlandse en Poolse justitiële autoriteiten overleg is gevoerd over de toepassing van het EAB.
De gezinssituatie en leeftijd van de opgeëiste persoon zijn omstandigheden die vóór de invoering van het EAB werden bezien bij de beoordeling van de vraag of de uitlevering niet van bijzondere hardheid was voor betrokkene. Echter, over de toepassing van de zogeheten hardheidsclausule is tijdens de onderhandelingen over het EAB uitvoerig gesproken met als uitkomst dat deze weigeringsgrond niet kan worden toegepast.
Deelt u, gelet op voorbeelden uit het verleden, de zorgen over de omstandigheden in Polen met betrekking tot de detentieomstandigheden, de medische zorg in detentie, de mogelijk lange duur van het voorarrest, de beschikbaarheid van tolken en toegang tot advocaten? Bent u bereid uw zorgen hieromtrent over te brengen aan uw Poolse ambtgenoot? Zo nee, waarom niet?
Het Poolse recht kent de vrijlating op borgtocht en de schorsing van de voorlopige hechtenis. Beide vormen van (voorlopige) vrijlating zijn door de Poolse justitiële autoriteiten ook ten aanzien van de heer Disselkoen toegepast.
De procedurele rechten van verdachten, waarop vragenstelster doelt, staan op de agenda van de Europese Unie. In 2009 kwam het kaderbesluit betreffende toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis tot stand dat in 2012 moet zijn ingevoerd. Die regeling bevat de mogelijkheid om de voorlopige hechtenis in de ene lidstaat te schorsen en het toezicht op de verdachte over te dragen aan de autoriteiten van de EU lidstaat waar hij woont. Verder noem ik de richtlijn over tolken en vertaling en de lopende onderhandelingen over het recht op informatie. In de tweede helft van dit jaar komt de commissie naar verwachting met een richtlijn over rechtsbijstand. Hieruit blijkt dat versterking van de rechten van de verdachte Uniebreed en dus ook door Polen wordt gedragen. Ik zie tegen die achtergrond geen aanleiding om naast het overleg dat met Poolse justitiële autoriten wordt gevoerd over de toepassing van het EAB, overleg te voeren met mijn Poolse ambtgenoot.
Wat houdt de toezegging door de Poolse autoriteiten dat zij de heer D. voldoende zorg kunnen bieden1 precies in?
In het kader van de voorbereiding van de feitelijke overlevering van de heer Disselkoen heeft het parket Amsterdam, in verband met de medische klachten van betrokkene, bij de Poolse justitiële autoriteiten navraag gedaan over de mogelijkheid van medische verzorging na de overlevering. Dit is onder de gegeven omstandigheden een gebruikelijke gang van zaken. De Poolse autoriteiten hebben laten weten dat hij tijdens zijn detentie recht heeft op medische bijstand, waarbij zo nodig ook artsen van buiten de penitentiaire inrichting kunnen worden betrokken.
Kunt u zich de zorgen van de heer D. over de mogelijk zeer lange duur van het voorarrest in Polen voorstellen, ook gelet op bekende voorbeelden uit het verleden? Wat is de gemiddelde duur van het voorarrest in Polen?
Uit de uitspraak van de rechtbank Amsterdam blijkt, dat de behandeling van de strafzaak ter terechtzitting in het verleden al is begonnen in aanwezigheid van de heer Disselkoen, maar vervolgens is geschorst. Daarna hebben de Poolse autoriteiten zijn zaak opnieuw op de zitting gebracht, waarbij betrokkene niet is verschenen. Dat was de reden voor de uitvaardiging van het EAB. Hieruit mag worden afgeleid, dat na overlevering van betrokkene zijn proces zal worden voortgezet en dat er niet eerst nog onderzoek moet plaatsvinden. Uit het EAB blijkt dat hij in Polen kan verzoeken de voorlopige hechtenis te schorsen. Gegevens over de gemiddelde duur van voorarrest in Polen zijn niet beschikbaar.
Welke garanties heeft de Nederlandse overheid geëist ten aanzien van de duur van het voorarrest? Welke overige voorwaarden en waarborgen zijn er door Nederland van Polen geëist, bijvoorbeeld ten aanzien van detentieomstandigheden en zorgvuldigheid van het strafproces?
Geen. Wel is aandacht gevraagd voor de gezondheidstoestand van betrokkene, zoals blijkt uit het antwoord op vraag 6.
Op welke wijze gaat u toezien op een eerlijk strafproces in Polen? Welke ondersteuning vanuit Nederland kan deze meneer verwachten?
Ik moet ervan uitgaan dat een strafproces in een EU-lidstaat eerlijk verloopt. Wat betreft ondersteuning van Nederlandse zijde, kan de Nederlandse ambassade betrokkene, mits hij dat wenst, consulaire bijstand verlenen.
Zijn alternatieven voor overlevering verkend tussen Nederland en Polen voor dit concrete geval, zoals de mogelijkheid van videoverhoor, of de afspraak dat betrokkene niet in voorarrest wordt geplaatst en wel beschikbaar zal zijn voor verhoor en strafproces? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dat alsnog te bespreken met de Poolse autoriteiten?
Neen. Het is aan de justitiële autoriteiten die de strafzaak behandelen om te bepalen op welke wijze zij een persoon voor de rechter brengen. Uit de antwoorden op de voorgaande vragen blijkt dat de zaak van de heer Disselkoen al een lange voorgeschiedenis heeft. Betrokkene had, nadat hij niet voldeed aan de afspraak om terug te keren naar Polen, ook zelf contact op kunnen nemen met de Poolse autoriteiten om te bezien of er alternatieve mogelijkheden waren om zijn zaak tot een einde te brengen.
Bent u bereid er voor te zorgen dat de overlevering wordt uitgesteld, in ieder geval tot deze Kamervragen zijn beantwoord? Zo nee, waarom niet?
Betrokkene heeft zich zoals bekend helaas niet gemeld met het oog op zijn overlevering. Hij zal worden aangehouden met het oog op de tenuitvoerlegging van de overleveringsbeslissing en vervolgens worden overgeleverd.
Speculatie met voedsel |
|
Bruno Braakhuis (GL), Ewout Irrgang |
|
|
|
![]() |
Kent u het artikel «Unilever: speculanten jagen voedselprijzen op»?1
Bent u het eens met de uitspraken van Unileverbaas Paul Polman dat speculanten een stoorzender zijn op de voedselmarkt? Bent u bereid zijn oproep, om speculanten om hun posities openbaar te maken, binnen de Europese Commissie kracht bij te zetten?
Hoe beoordeelt u de uitkomsten van onderzoek van de Universiteit Utrecht in opdracht van Triodos Bank2 waar onder meer uit blijkt dat sinds 2004 de prijsontwikkeling op in ieder geval de markt voor koffie in toenemende mate door speculatie wordt bepaald?
Deelt u de mening dat speculaties op de voedselmarkt die prijsopdrijvende effecten hebben vanuit ethisch perspectief ronduit onwenselijk zijn?
Bent u bereid om institutionele beleggers, waaronder banken en pensioenfondsen, aan te spreken op hun verantwoordelijkheden en hen op te roepen niet te speculeren met voedsel?
Bent u ook bereid om, eventueel in EU verband, aanvullende maatregelen te nemen om hedgefunds en andere speculanten te weerhouden van voedselspeculatie?
Welke maatregelen of acties vallen er van het kabinet te verwachten om de prijsstijging van 59% voor vlees, eieren en melk voor vooral inwoners van ontwikkelingslanden te stoppen?
Bent u het eens met wat de heer Polman stelt, namelijk dat de landbouwsubsidies in de EU ten koste gaan van ontwikkelingslanden? Onder verwijzing naar het antwoord op eerdere Kamervragen waarin u stelt dat het kabinet ook in EU-kader aandacht vraagt voor de transparantie van de landbouwmarkten en onderzoekt, samen met de internationale partners, hoe de marktwerking kan worden verbeterd, is er inmiddels door het kabinet in Nederland onderzoek verricht?3 Wat zijn de uitkomsten van dat onderzoek? Zijn er inmiddels maatregelen genomen en wat is het effect daarvan?
Het bericht dat Nederlanders Belgische organen wegkapen |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u aangeven hoeveel Nederlanders het afgelopen jaar in België een Belgisch orgaan getransplanteerd hebben gekregen?
Eurotransplant registreert geen nationaliteit, maar registreert uit welk land donoren en ontvangers afkomstig zijn. De cijfers die Eurotransplant over 2010 beschikbaar heeft, zijn voorlopige cijfers, de mogelijkheid bestaat dus dat die nog veranderen.
In 2010 zijn 28 in Nederland woonachtige patiënten in Belgische centra getransplanteerd. 4 Keer werd een hart getransplanteerd, 12 keer een lever, 2 keer een nier in combinatie met een lever, 2 keer een long, 7 keer een nier en 1 keer een nier in combinatie met een pancreas.
Daartegenover staat dat in 2010 2 uit Nederland afkomstige personen in België donor zijn geworden, zij hebben 6 organen afgestaan. Er zijn geen uit België afkomstige personen in Nederland donor geworden.
Kunt u aangeven om welke organen het hierbij ging?
Zie antwoord vraag 1.
Wat was de reden dat deze Nederlandse patiënten in België deze organen getransplanteerd hebben gekregen?
In de Europese Unie kunnen patiënten op basis van vrij verkeersjurisprudentie medische zorg in een andere lidstaat gebruiken. De reden waarom deze uit Nederland afkomstige patiënten een orgaan getransplanteerd hebben gekregen in België is dat zij ervoor hebben gekozen om in België te worden behandeld. De keuze kan zijn ingegeven door het grotere aanbod aan organen in België, maar kan ook een geografische achtergrond hebben. Inwoners van de grensstreken richten zich vaak op voorzieningen die dichtbij zijn, ook wanneer die voorzieningen zich over de grens bevinden.
Waren deze organen ten tijde van de transplantatie niet in Nederland beschikbaar?
Dat is mij niet bekend, deze patiënten stonden in België op een wachtlijst. Of zij in Nederland, wanneer zij daar op een wachtlijst hadden gestaan, op hetzelfde moment getransplanteerd hadden kunnen worden hangt af van vele omstandigheden zoals de mate van urgentie, de plek op de wachtlijst en het specifieke aanbod van organen in Nederland op dat moment. Je kunt immers niet elk orgaan bij iedereen transplanteren, er moet wel sprake zijn van een match.
Stonden deze Nederlandse patiënten ook op een Nederlandse wachtlijst?
Nee, binnen Eurotransplant kun je maar in één land op de wachtlijst staan. Sta je in België op de wachtlijst, dan kun je niet ook in Nederland op de wachtlijst staan.
Daarnaast wil ik nogmaals aangeven dat de nationaliteit van de patiënten op de wachtlijst bij Eurotransplant niet bekend is, alleen waar de betreffende patiënt woont. Het zou dus ook nog zo kunnen zijn dat het in Nederland woonachtige Belgen betreft die in België op een wachtlijst stonden.
Hoeveel van de behandelde Nederlandse patiënten gebruikten ook andere Belgische zorg omdat zij in de grensstreek woonachtig zijn?
Van de 28 transplantaties die in 2010 bij uit Nederland afkomstige patiënten werden uitgevoerd zijn 17 transplantaties uitgevoerd bij personen die woonachtig zijn in de grensstreek met België en werden 11 transplantaties uitgevoerd bij personen die niet in de grensstreek wonen. Onder de grensstreek met België wordt verstaan: Zeeuws Vlaanderen, Walcheren, Noord- en Zuid-Beveland, Noord-Brabant en Limburg onder de denkbeeldige lijn Roosendaal, Tilburg, Eindhoven en Weert. Volgens het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) zijn de lasten van grensoverschrijdende zorg in de afgelopen 5 kwartalen met 39,4 procent gestegen. Verzekerden kiezen, mede door de werelddekking van de Zvw, dus steeds vaker voor behandelingen in het buitenland. Inwoners van de grensstreken richten zich op medische voorzieningen in de buurt.
Kunt u aangeven of deze patiënten door Eurotransplant als Nederlanders of Belgen worden gerekend?
Eurtransplant «rekent» niet in nationaliteiten. De patiënten worden gerekend als patiënten van een Belgisch centrum op de Belgische wachtlijst.
Kunt u aangeven of er ook Belgische patiënten waren die op dat moment wachtten op een van deze beschikbare organen?
Het is wel aannemelijk dat er ook Belgisch patiënten waren die wachtten op een orgaantransplantatie. Of zij langer hebben moeten wachten en ook in aanmerking zouden zijn gekomen voor dat specifieke orgaan in plaats van een uit Nederland afkomstige patiënt hangt af van de mate van urgentie en de match tussen donor en ontvanger. De uit Nederland afkomstige ontvanger in het Belgische centrum was volgens allocatieregels van Eurotransplant op dat moment de meest geschikte patiënt in België voor het beschikbare orgaan.
Moeten Belgische patiënten langer wachten op een beschikbaar orgaan omdat Nederlandse patiënten in België een Belgisch orgaan hebben ontvangen?
Zie antwoord vraag 8.
Wat is uw reactie op de stelling van professor Vanhaecke dat door een aanpassing van de Nederlandse wet het aantal Nederlandse donoren meer in overeenstemming kan worden gebracht met het aantal Belgische donoren?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de antwoorden op de eerder door het lid Dijkstra gestelde vragen over het bericht dat het ADR-systeem leidt tot meer orgaandonoren (2010Z19392).
Was Nederland in het afgelopen jaar een nettodonateur van organen aan Eurotransplant? Zo ja, welke organen werden «geëxporteerd» en welke «geïmporteerd»?
Binnen Eurotransplant wordt er gestreefd naar een redelijk evenwicht tussen de deelnemende landen. In 2010 werden er door Nederland evenveel organen geïmporteerd als geëxporteerd.
Voert u gesprekken met Eurotransplant over het aantal Nederlanders dat organen uit het buitenland ontvangt en het aantal Nederlandse organen dat naar het buitenland wordt «geëxporteerd»? Zo ja, wat is de inhoud van deze gesprekken?
Eurotransplant verricht zijn werkzaamheden voor Nederland in opdracht van de Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS). De NTS is een zelfstandig bestuursorgaan dat verantwoordelijk is voor de toewijzing van organen. Mijn invloed op en verantwoordelijkheid voor de NTS in haar hoedanigheid als ZBO beperkt zich tot het door de NTS gehanteerde systeem voor de toewijzing van organen. Wanneer zou blijken dat het door NTS gehanteerde systeem voor orgaanuitwisseling met andere landen niet goed zou functioneren zou dat voor mij reden zijn om daarover met NTS en Eurotransplant in overleg te treden. Daarvan is, zoals ook blijkt uit het antwoord op vraag 11, geen sprake.
Noch de NTS, noch Eurotransplant is een officieel adviesorgaan van mijn departement. De NTS maakt wel deel uit van de Coördinatiegroep Orgaandonatie en heeft in dat verband in 2008 geadviseerd om het ADR-systeem in te voeren. Mijn standpunt ten aanzien van invoering van het ADR-systeem gaf ik u reeds in stand van zakenbrief die ik u onlangs toezond en in de antwoorden op eerdere vragen van het lid Dijkstra over het bericht dat het ADR-systeem leidt tot meer orgaandonoren (2010Z19392).
Heeft Eurotransplant u geadviseerd over hoe er meer Nederlandse organen beschikbaar zouden kunnen komen? Zo ja, hoe luidde dit advies?
Zie antwoord vraag 12.
De behandeling van klokkenluiders |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Advocaat vraagt soepeler regime voor klokkenluider WikiLeaks»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het in het artikel omschreven gevangenisregime voor Bradley Manning als inhumaan moet worden beschouwd? Zo nee, waarom niet?
Met het detentieregime van de heer Manning ben ik niet bekend. Het betreft een Amerikaanse strafzaak tegen een verdachte met de Amerikaanse nationaliteit. De VS is partij bij het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten (BuPo-verdrag) en bij het Verdrag tegen Marteling. De implementatie van deze VN-mensenrechtenverdragen door de VS wordt in VN-kader getoetst. De speciale VN-rapporteur inzake marteling, Juan Mendez, heeft met de Amerikaanse autoriteiten contact over deze zaak.
Bent u, gelet op het feit dat de VS worden beschouwd als een bondgenoot van Nederland, bereid de regering van de VS aan te spreken op dit inhumane gevangenisregime en te vragen om overplaatsing en betere behandeling van de heer Manning, mede gelet op het feit dat veel van de zaken waarvan hij verdacht wordt ook betrekking hebben op de samenwerking tussen de VS en Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u, gelet op de berichtgeving over de wijze waarop de VS haar gevangenen behandelen, bereid uitlevering van Nederlandse onderdanen aan de VS geheel op te schorten? Zo nee, waarom niet?
De uitleveringspraktijk met de VS geeft daartoe geen aanleiding. Nederlandse onderdanen kunnen worden uitgeleverd onder de voorwaarde dat zij hun gevangenisstraf in Nederland mogen ondergaan en dat een Nederlandse rechter die straf mag aanpassen.
Bent u bereid te garanderen dat de heer Gonggrijp, die in de belangstelling van de VS staat wegens mogelijke betrokkenheid bij WikiLeaks, onder geen enkele voorwaarde door Nederland zal worden uitgeleverd aan de VS? Zo nee, waarom niet?
Van een uitleveringsverzoek van de VS inzake de heer Gonggrijp is geen sprake. In het geval de heer Gonggrijp op enig moment in de VS als verdachte wordt aangemerkt en de VS ter fine van zijn strafvervolging om uitlevering vragen, dan zal aan de hand van dat verzoek een zorgvuldige beoordeling plaatsvinden.
Deelt u de mening dat de privacy van Nederlandse burgers gewaarborgd dient te worden en dat Nederlandse autoriteiten op geen enkele wijze medewerking zouden moeten verlenen bij het doorgeven van internetgegevens aan buitenlandse mogendheden, van burgers die in Nederland niet van strafbare feiten verdacht worden? Zo nee, waarom niet?
Als buitenlandse autoriteiten gegevens nodig hebben die zich in Nederland bevinden, kunnen zij daar met een rechtshulpverzoek om verzoeken. Uit dat rechtshulpverzoek dient te blijken naar welke strafbare feiten onderzoek wordt gedaan. Aan de hand van het verzoek worden de buitenlandse strafrechtelijk belangen afgewogen tegen de privacybelangen van de betrokken burger(s). Evenals de beoordeling van een uitleveringsverzoek wordt dit zorgvuldig en met de daarbij behorende waarborgen getoetst.
Het bizarre idee banen exclusief beschikbaar te stellen voor niet-westerse allochtonen |
|
Joram van Klaveren (PVV), Hero Brinkman (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «PvdA: geef migrant topbaan stadhuis»?1
Ja, ik ken het artikel dat overigens dateert van 7 januari 2010 en niet van 2011.
Deelt u de visie dat het exclusief beschikbaar stellen van hogere functies in het ambtelijk apparaat voor niet-westerse allochtonen volslagen idioot is? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar de beantwoording van de minister voor Wonen, Wijken en Integratie, mede namens de minister en staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op de vragen die de PVV een jaar geleden over ditzelfde artikel gesteld heeft (kenmerk 20100007662).
Welke maatregelen bent u bereid te nemen om de mogelijke uitvoering van dit onzalige idee van de Amsterdamse collegepartijen PvdA en GroenLinks tegen te houden?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt dit voornemen zich tot het regeerakkoord, waarin helder wordt gesteld dat er een einde wordt gemaakt aan het diversiteits/voorkeursbeleid o.a. op basis van etniciteit?
Zie antwoord vraag 2.
Gouden handdrukken bij InHolland |
|
Boris van der Ham (D66) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel «Top van InHolland weg met zak geld»? Kloppen de genoemde feiten?1
Het klopt dat Inholland mij op de hoogte heeft gesteld van de regelingen die zijn getroffen met de in het Telegraafartikel genoemde personen. Ik heb de zogenaamde vaststellingsovereenkomsten op 19 januari 2011 ontvangen. Uit deze vaststellingsovereenkomst, waarmee de arbeidsovereenkomst met beide personen op 1 maart 2011 zijn ontbonden, blijkt dat deze personen tot 1 januari en 6 januari 2011 gebruik mochten maken van een leaseauto. Ik merk op dat de arbeidsovereenkomst op dat moment nog gewoon van kracht was. Ook de bedragen die als eenmalige schadeloosstelling in het artikel worden genoemd in verband met het beëindigen van het dienstverband van de betrokkenen zijn juist. Beide bedragen blijven binnen de grenzen die ik hanteer om de doelmatigheid van dergelijke vergoedingen in relatie tot de rijksbijdrage te toetsen. Tot aan het in werking treden van de Wet normering uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WNT) vergelijk ik vergoedingen als hier aan de orde met de uitkomst van de zogenaamde kantonrechtersformule.
Was u op de hoogte van de jongste gouden handdrukken bij InHolland? Zo ja, wanneer?
Naar aanleiding van een publicatie over de ontslagregeling in de arbeidsovereenkomsten op de website van Inholland heb ik op 3 november 2010 de Raad van Toezicht (RvT) verzocht mij de arbeidsovereenkomsten van de betrokkenen en een gespecificeerde opgave van hun brutosalaris over 2009 te verstrekken.
In januari 2011 werd duidelijk dat de arbeidsovereenkomst met beiden zou worden beëindigd. Daarop heb ik de RvT verzocht mij de vaststellingsovereenkomsten en een opgave van de bezoldiging 2010 te verstrekken. Zoals ook in het antwoord op de vorige vraag gemeld heb ik deze informatie op 19 januari 2011 ontvangen. Eerder was ik niet op de hoogte van de inhoud van die overeenkomsten.
Wat heeft u ondernomen om te voorkomen dat op deze wijze gehandeld zou worden?
De RvT benoemt, schorst en ontslaat de leden van het CvB en houdt toezicht op het doen en laten van het CvB. Ik heb in het voortraject geen formele rol. Achteraf bezie ik op basis van mijn huidige bevoegdheden in individuele gevallen of er sprake is van buitensporige beloningen c.q. bovenmatige ontslagvergoedingen en ondoelmatige besteding van overheidsmiddelen.
In voorkomende gevallen ga ik dan tot terugvordering over. Zoals in het antwoord op de eerste vraag is uiteengezet, blijven de vergoedingen waarvan hier sprake is binnen de getrokken grenzen.
Bent u bereid InHolland om te bezien of het geld teruggevorderd kan worden? Zo nee, waarom niet?
Aangezien er in deze gevallen geen sprake is van bovenmatige ontslagvergoedingen, zie ik geen aanleiding om tot terugvordering over te gaan.