Recente arrestaties in Irak |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van de arrestatie van een viertal jonge activisten in Irak op 27 mei jl., Jihad Jalil, Ali Abdul-Khaliq Al-Jaf, Mouayad Faisal Al-Tayyeb, Ahmed Alaa al-Baghdadi, en andere willekeurige arrestaties van politieke activisten?1
Ja.
Bent u bereid uw afkeuring te uiten bij de Iraakse autoriteiten tegen de repressieve houding tegenover de leiding van democratiseringsbeweging in Irak? Indien neen, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
De Nederlandse regering blijft de Iraakse autoriteiten zowel in bilateraal als in VN-verband wijzen op de verantwoordelijkheden die zij hebben ten aanzien van het waarborgen van de mensenrechten van het Iraakse volk, waaronder het recht vreedzaam te demonstreren en te vragen om democratische hervormingen. Bij een volgend gesprek van de Nederlandse ambassadeur met minister Zebari zal hij zijn zorg uitspreken over berichten over mensenrechtenschendingen inclusief marteling, en specifiek aandacht vragen voor bij hem bekende individuele gevallen.
Bent u bereid om in aansluiting op het gesprek van de Nederlandse ambassadeur in Irak op 10 maart jl. opnieuw contact op te laten nemen met de minister van Buitenlandse Zaken van Irak? Zo ja, op welke korte termijn? Indien neen, waarom niet?2 Bent u bereid daarbij ook de vele afzonderlijke gevallen die door Amnesty International zijn beschreven aan de orde te stellen?3
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het in dat gesprek nodig is de aanbevelingen van Amnesty International over te brengen? Indien neen, waarom niet en van welke aanbeveling wenst u afstand te nemen?4
Nederland zal gesprekspartners wijzen op het rapport en de aanbevelingen van Amnesty International, zoals dat ook gebeurt bij andere rapporten van internationale organisaties. Het is uiteindelijk aan de overheid zelf om opvolging te geven aan deze aanbevelingen. De inzet van Nederland is er uiteindelijk op gericht om de nationale juridische infrastructuur van het land te versterken. Dit standpunt draagt Nederland zowel bilateraal als in EU-verband uit.
Het bericht "Utrecht zet plan voor legale wietteelt toch door" |
|
Coşkun Çörüz (CDA), Sabine Uitslag (CDA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Utrecht zet plan voor legale wietteelt toch door»?1
Ja.
Herinnert u zich de antwoorden op mondelinge vragen tijdens het vragenuur van 15 maart 2011 waarbij u stellig afstand nam van het experiment in Utrecht? Staat u nog steeds achter uw standpunt?
Zie antwoord vraag 1.
Welke acties gaat u nu daadwerkelijk ondernemen nu Utrecht zich blijkbaar niks aantrekt van uw standpunt?
Ik heb mijn standpunt meermalen duidelijk naar voren gebracht, ondermeer in de brief over het drugsbeleid die ik recent aan de Tweede Kamer heb gezonden (Kamerstukken II 2010–2011, 24 077, nr. 259). Ook stelde ik eerder, zoals aangekondigd tijdens het mondeling vragenuur van 15 maart jl., de burgemeester van Utrecht en de hoofdofficier van justitie van dit standpunt op de hoogte. Ik ga ervan uit dat de lokale driehoek conform dit standpunt handelt.
Het bericht "Milieunorm te streng" |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Milieunorm te streng»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat onzinnige emissienormen, gebaseerd op het klimaatsprookje, de Europese luchtvaartsector mogelijk tienduizenden banen kunnen gaan kosten? Zo nee, waarom niet?
Nee, deze mening deel ik niet. Om de economische effecten van ETS te beperken wordt het merendeel van de rechten gratis verstrekt. Uit eerdere onderzoeken blijkt dat luchtvaartmaatschappijen een groot deel van de kosten van ETS kunnen doorberekenen aan de consument. Hier vindt het principe toepassing dat de vervuiler betaalt. In verband met de recent door een aantal derde landen geuite dreigingen en de economische gevolgen daarvan, zal ik de Europese Commissie verzoeken om hierop actie te ondernemen en te zoeken naar een oplossing.
Hoeveel banen verdwijnen er in Nederland door deze onzinnige emissienormen en bent u van mening dat elke baan die verdwijnt er eentje te veel is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het systeem van emissierechten waardeloos is, aangezien landen als China er bijvoorbeeld niet aan meedoen, en dat het systeem onze luchtvaartsector op achterstand zet? Zo nee, waarom niet?
Het systeem is van toepassing op alle op Europese luchthavens aankomende en vertrekkende vluchten. Als China weigert mee te doen met het systeem zal dit het level playing field verstoren. Tot nu toe hebben de Chinese luchtvaartmaatschappijen voldaan aan hun verplichtingen onder het ETS. De richtlijn biedt flexibiliteit – derde landen kunnen een uitzondering krijgen mits zij equivalente maatregelen nemen met hetzelfde milieueffect. De Commissie zal uiteindelijk de beslissing nemen of derde landen onder de uitzonderingsregeling vallen.
Hoe denkt u nu eindelijk de motie De Mos2 uit te voeren, die erop gericht was om de invoering van emissiehandel voor de luchtvaart in 2012 geen nadelige concurrentiepositie dan wel een verslechtering van de netwerkpositie met zich mee te laten brengen voor de Nederlandse luchtvaart en zodoende het level playing field niet te verstoren?
Nederland zet zich op Europees en internationaal niveau in voor het tot stand brengen van een mondiaal emissiehandelssysteem voor de luchtvaart om nadelige effecten van het Europese ETS op de concurrentiepositie van de Nederlandse luchtvaart als gevolg van verstoring van het level playing field zo gering mogelijk te doen zijn. De Europese richtlijn is door de lidstaten ondertekend en in hun nationale wetgeving geïmplementeerd. De oplossing moet worden gezocht binnen de kaders van de richtlijn, bijvoorbeeld door de mogelijkheid voor het derde land om equivalente maatregelen te treffen en zo een uitzondering te krijgen op het luchtvaart ETS. Dit is nog een onderwerp waar hard aan wordt gewerkt met de Commissie en de andere lidstaten. Daarbij moeten wij er voor waken ons hierbij door derde landen onder druk te laten zetten.
Deelt u de mening dat de regels omtrent het schadeloos stellen van passagiers nader tegen het licht moeten worden gehouden, aangezien deze niet gelijkelijk worden gehandhaafd in Europa en daardoor mogelijk onze Nederlandse sector op achterstand wordt gezet? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft de afgelopen jaren steeds aangedrongen op een eenduidige Europese lijn voor wat betreft de handhaving en interpretatie van de «Denied Boardingverordening» waarin passagiersrechten zijn vastgelegd. Het is daarbij van belang zo snel mogelijk de werking van de Verordening te verbeteren en een duidelijk kader te geven voor overmacht voor zowel de consument als de luchtvaartmaatschappijen.De Europese Commissie heeft onlangs een mededeling uitgebracht met twaalf actiepunten en met daarin een aankondiging om de verordening te gaan herzien. Daar ben ik voorstander van. Een gelijke interpretatie en handhavingspraktijk binnen Europa is in het belang van zowel de Europese consument alsmede de luchtvaartmaatschappijen.
Deelt u de mening dat Nederland alleen luchtvaartmaatschappijen uit andere landen moet toelaten, als onze eigen kisten ook op luchthavens in die landen kunnen landen, teneinde eerlijkere concurrentie te krijgen? Zo nee, waarom niet?
Het toelaten van luchtvaartmaatschappijen uit niet-Europese landen in het Nederlandse luchtruim en het gebruik van de Nederlandse luchthavens is geregeld in bilaterale en multilaterale overeenkomsten en het vigerend vergunningenbeleid en is in principe gebaseerd op reciprociteit. Kortom, dit werkt al op deze wijze.
Palestijnse kinderen in gevangenschap |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
|
|
|
Deelt u de opvatting dat de Israëlische bezettingsmacht veelvuldig in strijd handelt met internationale wetgeving, zoals de Vierde Conventie van Geneve en het VN-verdrag tegen marteling, bij de arrestatie en detinering van jaarlijks ongeveer 700 Palestijnse kinderen in de leeftijd van 12 tot 17 jaar op de bezette Westelijke Jordaanoever? Indien neen, waarom niet? Kunt u dat toelichten?1
Deze opvatting deel ik niet. Het internationale recht verbiedt de arrestatie en detentie van minderjarigen niet, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan, zoals met name neergelegd in het Kinderrechtenverdrag, waarbij Israël partij is.
Tegen niet nakomen van nationaal- of internationaalrechtelijke verplichtingen kan bezwaar worden gemaakt bij de nationale rechter.
Is het u bekend dat sinds het jaar 2000 ongeveer 7000 Palestijnse kinderen in arrest zijn genomen onder Militaire Order 1651? Indien neen, wat zijn dan de feiten? Is het tevens waar dat sinds de bezetting van de Westelijke Jordaanoever ongeveer 700 000 mensen (mannen, vrouwen en kinderen) in detentie zijn genomen op basis van Israëlisch militair bestuur? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Ik ben bekend met deze gegevens die – voor zover na te gaan – grosso modo correct zijn.
Deelt u de opvatting dat de militaire rechtbank voor de jeugd, die sinds 2009 bestaat, geen wezenlijke verbetering is omdat deze dezelfde faciliteiten en dezelfde staf gebruikt als militaire rechtbanken voor volwassenen? Deelt u derhalve de conclusie dat er in de praktijk geen verschil is en ook daarom dat er geen aparte militaire rechtbank voor de jeugd bestaat? Indien neen, wat is dan uw opvatting? Bent u bereid er bij de Israëlische autoriteiten op aan te dringen dit hof volledig te hervormen? Indien neen, waarom niet?
Op grond van het kinderrechtenverdrag moet de rechtbank voor de jeugd rekening houden met eigenwaarde en leeftijd van het kind en zorgen voor volledige herintegratie in de samenleving. Het VN-kinderrechtencomité heeft in 2010 aan Israël vragen gesteld over hechtenis van minderjarigen en de nieuwe jeugdrechtbank.2 Sindsdien heeft Israël op een aantal punten verbeteringen doorgevoerd. Zo worden rechters met training op het gebied van jeugdrecht aangesteld en worden kinderen onder de 16 in gewone in plaats van militaire gevangenissen gedetineerd. De conclusie dat er geen verschil tussen de jeugd- en volwassenenrechtbanken aan te wijzen is, deel ik niet.
Bent u bereid er bij de Israëlische autoriteiten op aan te dringen Militaire Order 1 651 in te trekken?2 Indien neen, waarom niet?
De Militaire Order 1651 bevat een codificatie van een grote hoeveelheid van strafrechtelijke en strafprocesrechtelijke bepalingen en kan daardoor in algemene zin bijdragen aan rechtszekerheid. Algehele afschaffing bevordert de rechtszekerheid niet. Nederland zal dit dan ook niet bepleiten.
Deelt u de opvatting dat geen enkel kind mag worden ondervraagd zonder de aanwezigheid van een advocaat naar keuze en in aanwezigheid van een familielid? Zo ja, bent u bereid dit de Israëlische autoriteiten mee te delen? Indien neen, waarom niet?
Israël is bereid de geldende regels en de toepassing daarvan aan te passen op basis van een open en constructieve dialoog. De regering bepleit voortzetting daarvan. Vragen die betrekking hebben op de toegang van kinderen tot rechtsbijstand worden in de reguliere EU-dialoog besproken.
Deelt u de opvatting dat ieder verhoor audiovisueel moet worden opgenomen? Zo ja, bent u bereid dit de Israëlische autoriteiten mee te delen? Indien neen, waarom niet?
Het is aan de Israëlische autoriteiten om te bepalen hoe zij aan hun plichten op grond van het Kinderrechtenverdrag invulling willen geven.
Bent u bereid er bij de Israëlische autoriteiten op aan te dringen dat bewijs dat is vergaard door middel van mishandeling of marteling moet worden afgewezen door de militaire rechtbanken? Indien neen, waarom niet?
Martelen van gevangenen is in strijd met Israëlische wetgeving. Bij (vermeende) schending van de wet is de Israelische rechtsgang de aangewezen weg.
Bent u bereid een onafhankelijk en diepgaand onderzoek te bepleiten naar meldingen van mishandeling en marteling van gedetineerde kinderen en bij gebleken misdaden de verdachten van mensenrechtenschendingen te doen vervolgen? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
De prestatielijst van ziekenhuizen bij de behandeling van blaaskanker door zorgverzekeraar CZ |
|
Renske Leijten (SP), Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Hoe beoordeelt u het feit dat zorgverzekeraar CZ een lijst heeft opgesteld en gepubliceerd waarop de prestaties van de Nederlandse ziekenhuizen op het gebied van blaasverwijderingsoperaties in vier categorieën worden weergegeven, waarbij met een aantal ziekenhuizen zelfs geen contracten meer worden afgesloten?1
Het past binnen het zorgverzekeringsstelsel en de Zorgverzekeringswet dat zorgverzekeraars zorg inkopen voor hun verzekerden op basis van kwaliteits- en doelmatigheidseisen.
Een belangrijk oogmerk van de Zorgverzekeringswet is dat zorgverzekeraars in hun rol als inkoper van zorg de doelmatigheid en de kwaliteit van zorg bevorderen. Zorgverzekeraars kunnen daarbij, voor zover de wet dat toelaat, met zorgaanbieders contractuele afspraken maken over de prijs, het volume, de kwaliteit en de organisatie van zorg. Zij kunnen ervoor kiezen onderscheid te maken tussen zorgaanbieders en alleen die zorg in te kopen die voldoet aan de eisen die zij zelf stellen. Zorgverzekeraars hebben hun eigen overwegingen van concurrentiële aard om hun contracteerbeleid vorm te geven. De kwaliteit en doelmatigheid van de zorg spelen daarbij een belangrijke rol. Ik juich dat toe.
De Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU) heeft kwaliteitsnormen opgesteld voor de behandeling van patiënten met blaaskanker. Het betreft minimumeisen waar de zorg aan moet voldoen. De criteria die zorgverzekeraar CZ hanteert voor blaasverwijderingsoperaties zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en gesprekken met de NVU en patiëntenorganisaties (Vereniging Waterloop, NFK, NCZ en Zorgbelang). Het gaat daarbij om het volume per locatie, de aanwezigheid en samenstelling van het multidisciplinair overleg, de aanwezigheid van een gespecialiseerde verpleegkundige en ruime ervaring met verschillende vormen van urineafleidingen.
Hoe betrouwbaar is een dergelijke lijst, waarbij de ziekenhuizen gecategoriseerd worden in de categorieën «best», «goed», «kan beter» en «niet gecontracteerd», waarbij niet de feitelijke en gevalideerde morbiditeits- en mortaliteitscijfers bekend zijn? Hebben zorgverzekeraars als CZ de expertise daar voor in huis?
Zorgverzekeraar CZ beoordeelt ziekenhuizen die blaasverwijderingsoperaties uitvoeren aan de hand van volume-indicatoren en andere, inhoudelijke indicatoren. De volume-indicatoren hebben betrekking op het aantal blaasverwijderingsoperaties per jaar. Aangezien er ook volgens de NVU een duidelijke relatie bestaat tussen het aantal blaasverwijderingsoperaties en de overlijdenskans na deze operatie, hanteert CZ, in navolging van de NVU, een minimumnorm van ten minste 10 operaties per jaar. Ik ben nog steeds van mening dat – gegeven deze relatie – het volume van de medische verrichting, naast kwaliteits- en veiligheidseisen, medebepalend is voor de kwaliteit van de zorg.
Wat moeten patiënten met een dergelijke lijst, die er alleen maar toe kan leiden dat, als patiënten de beste zorg willen, althans volgens de lijst van CZ, zij die voor een blaasverwijdingsoperatie in aanmerking komen voor behandeling naar het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis of het Universitair Medisch Centrum St. Radboud moeten gaan?
In veel zorgdisciplines zijn kwaliteitsnormen in ontwikkeling. De totstandkoming van kwaliteitsnormen en de indeling van ziekenhuizen in categorieën leidt tot een toename van keuze-informatie voor de patiënt en van de transparantie van de geboden zorg. Patiënten kunnen daar hun voordeel mee doen, al kan ik mij voorstellen dat dit, zeker in het begin, leidt tot verwarring bij de patiënt over wat nu goede zorg is. De toegenomen aandacht voor kwaliteit en de openbaarmaking van kwaliteitsinformatie zullen er uiteindelijk toe leiden dat instellingen de kwaliteit van zorg verbeteren.
Is dit niet gewoon een reclameinstrument van CZ? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hebben de tien ziekenhuizen die volgens CZ onvoldoende scoren al eerder te maken gehad met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)? Hoe gevaarlijk zijn de uitgevoerde operaties in deze ziekenhuizen? Heeft de IGZ daar mortaliteits- en morbiditeitsgegevens over die een dergelijke brandmerking rechtvaardigen? Hoe geloofwaardig is het als CZ de blaasverwijderingsoperaties in een ziekenhuis onvoldoende noemt en daardoor dit ziekenhuis niet meer contracteert, terwijl de IGZ dit ziekenhuis niet verder onderzoekt of heeft onderzocht? Is een blaasverwijderingsoperatie in een van deze ziekenhuizen veilig of niet?
De behandeling van blaaskanker behoort tot de groep zogenaamde «hoog risico/ laag volume» verrichtingen. Ten aanzien van deze en andere ingrepen worden pas de laatste jaren afspraken gemaakt over het minimumaantal ingrepen dat een ziekenhuis zou moeten uitvoeren. Duidelijk is dat het frequenter uitvoeren van bepaalde, met name complexe, ingrepen de kans op extra risico’s doet afnemen.
In Nederland zijn relatief weinig patiënten waarbij een blaasverwijderingsoperatie wordt uitgevoerd. Het gevolg hiervan is dat de uitkomstdata van blaaskankerbehandelingen op instellingsniveau voor de IGZ niet geschikt zijn om op dat niveau uitspraken te doen over de kwaliteit van deze behandeling. Dat geldt ook voor de tien ziekenhuizen die in 2012 niet door zorgverzekeraar CZ gecontracteerd worden. De indeling van ziekenhuizen in deze categorie door zorgverzekeraar CZ heeft dan ook primair betrekking op het aantal uitgevoerde operaties per jaar en niet op mortaliteits- en morbiditeitsgegevens. Bij IGZ zijn met betrekking tot deze behandeling door de desbetreffende 10 ziekenhuizen, geen klachten of meldingen bekend.
De IGZ onderschrijft het standpunt dat concentratie van kennis, ervaring en (technische) faciliteiten de kans op ernstige complicaties zal verminderen en bijgevolg de kwaliteit van zorg kan vergroten. Het gaat immers om een technisch complexe ingreep die veel ervaring vraagt.
Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen over een soortgelijke ranglijst door zorgverzekeraar Achmea?2 Staat u nog steeds op het standpunt dat zorgaanbieders zelf in eerste instantie verantwoordelijk zijn voor goede en verantwoorde zorg? Bent u van mening dat in Nederland alle aangeboden zorg per definitie goed en verantwoord dient te zijn en dat de IZG dat controleert?
Zorgaanbieders zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om te bepalen wat verantwoorde zorg is. Zoals in het antwoord op de vragen 1 en 4 is aangegeven past het binnen het huidige zorgverzekeringsstelsel en de Zorgverzekeringswet dat zorgverzekeraars zorg inkopen op basis van eigen kwaliteits- en doelmatigheidseisen. De IGZ beoordeelt of de geleverde zorg verantwoord is en toetst dat aan de professionele standaard. Met het Kwaliteitsinstituut wordt een extra impuls gegeven aan de transparantie van kwaliteitsinformatie.
Er kunnen, gegeven ieders verantwoordelijkheid, verschillen en overeenkomsten bestaan tussen de normen voor verantwoorde zorg die de IGZ hanteert en de kwaliteits- en doelmatigheidseisen die verzekeraars bij zorginkoop stellen. Beide maatstaven zijn immers ontwikkeld voor verschillende doeleinden, te weten toezicht en zorginkoop. Mede gelet op mijn antwoord op de vragen 1 en 4 zie ik geen reden om met zorgverzekeraars de afspraak te maken dat zij moeten afzien van het opstellen en publiceren van scorelijsten van ziekenhuizen. Integendeel, ik juich het toe dat zorgverzekeraars steeds kritischer worden over de kwaliteit van de in te kopen zorg.
Deelt u nog steeds de mening dat niet de kwantiteit of het «volume» van een medische verrichting doorslaggevend is voor het vaststellen van kwaliteit maar eerder zaken als uitkomst van de behandeling en overlevingskans van de patiënt?2
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u niet dat de IGZ de instantie is die op basis van de wetenschap vormgegeven door de medische beroepsgroepen moet bepalen wat de norm is waaraan ziekenhuizen moeten voldoen? Wordt het niet chaos als vandaag een zorgverzekeraar en morgen de IGZ op basis van verschillende normen gaat bepalen wat voldoende kwaliteit van zorg is? Zo neen, kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de IGZ deze rol te geven en met de commerciële zorgverzekeraars de afspraak te maken dat zij afzien van het maken van dergelijke lijstjes om elke schijn van belangenverstrengeling te voorkomen?
Zie antwoord vraag 6.
Is het niet zo dat als de IGZ haar werk goed doet, dergelijke acties van zorgverzekeraars overbodig worden? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de beroepsverenigingen en ziekenhuizen in samenspraak met de IGZ aan te sporen en goede voorwaarden te scheppen om te komen tot een goede gevalideerde morbiditeits- en mortaliteitsregistratie bij ingewikkelde operaties met een grotere kans op morbiditeit en mortaliteit? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen?
Het registreren van gegevens over de uitkomsten van zorg door beroepsgroepen is een vereiste dat voortvloeit uit de Kwaliteitswet Zorginstellingen. Het is, gelet op de relatief kleine patiëntenaantallen per instelling, niet mogelijk om over morbiditeit en mortaliteit betrouwbare uitspraken op instellingsniveau te doen.
Het is primair de rol van de beroepsgroepen, daartoe gesteund door ondermeer de IGZ en zorgverzekeraars, om te bezien welke kengetallen er naast volumenormen voor het aantal verrichtingen in de professionele standaarden opgenomen moeten worden.
Het op voorraad bouwen van de Rijksgebouwendienst |
|
Jacques Monasch (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Bouw kantoren Zwolle dupeert het Noorden»?1
Ja.
Klopt het dat door de Rijksgebouwendienst op voorraad gebouwd gaat worden in Zwolle?
Nee. Er is in Zwolle geen sprake van bouwen op voorraad. In het kader van het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst gaat het om meer efficiënte huisvesting van reeds in Zwolle aanwezige rijksdiensten. Dit betreft overigens niet de huisvesting van de Rgd zelf.
Deelt u de mening dat in de huidige slechte kantorenmarkt het onverstandig is om rijkskantoren op voorraad te bouwen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Is het bouwen op voorraad een voorschot om rijksdiensten te gaan verplaatsen naar Zwolle?
Nee. Er is noch sprake van een dergelijk voorschot, noch van bouwen op voorraad. In het kader van het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst (TK 31 490, nr. 54) is het Kabinet voornemens om de kantoren van het Rijk te concentreren in een select aantal locaties om de efficiëntie van huisvesting te verhogen. Per concentratielocatie zal een meerjarig pad van concentreren worden geschetst dat richtinggevend zal zijn voor de departementale huisvesting. In dat kader is ook een stad als Zwolle in beeld. Omdat deze concentratiestrategie gaat bepalen in welke mate de Rijksoverheid in Zwolle gehuisvest zal zijn is van een voorschot op bewegingen nu geen sprake. Momenteel worden wel varianten voor huisvesting van een aantal reeds in Zwolle aanwezige diensten onderzocht. De te kiezen variant moet passen in de concentratiestrategie. Over de concentratiestrategie wordt uiteraard nog overlegd met de provincies.
Hoe verhoudt dit voornemen zich tot de motie Heijnen/De Pater-van der Meer2 over het bijdragen van reorganisaties van de rijksoverheid aan de economische structuur van krimpgebieden?
In Zwolle of omliggend gebied is geen sprake van een zogenaamde topkrimpregio. Ook is Zwolle niet gelegen in een zogenaamd anticipeergebied. Omdat momenteel primair wordt gekeken naar het efficiënter huisvesten van Rijksdiensten die al in Zwolle aanwezig zijn, is geen sprake van effect op krimpgebieden. Bij het realiseren van een kleinere en beter georganiseerde Rijksoverheid – zoals in het regeerakkoord is afgesproken – past het overigens niet om organisatieonderdelen van het Rijk in krimpregio’s te vestigen of handhaven, louter om redenen van versterking van de economische structuur of werkgelegenheid in die regio’s. Departementen en grote uitvoerende diensten zijn op dit moment zelf verantwoordelijk voor hun locatiekeuze en verhuisbewegingen.
Een klacht betreffende het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie |
|
Bas Jan van Bochove (CDA), Gerda Verburg (CDA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van het rapport van de Nationale ombudsman inzake een klacht van de heer K. uit Emmeloord over het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie?1
Ja.
Bent u er van op de hoogte dat er naast de indiener van de klacht nog een groot aantal vergelijkbare situaties elders in het land zijn?
De klacht van de heer K. uit Emmeloord heeft betrekking op het ontbreken van het recht op vrije keuze van energieleverancier bij zijn chalet op een vakantiepark. In de situatie van de heer K. is het elektriciteitsnetwerk op het vakantiepark in particuliere handen.
Hebt u ook kennisgenomen van de conclusie die de ombudsman trekt op basis van de klacht?
Ja. De Nationale Ombudsman acht de klacht gegrond, maar neemt ook met instemming kennis van een wetswijziging op korte termijn, die naar verwachting een handvat biedt om de kwestie op te lossen, en dat het ministerie vooruitlopend daarop al besprekingen is gestart met partijen.
Nu ombudsman aangeeft aan met instemming kennisgenomen te hebben van het voornemen van u om op korte termijn met een wetswijziging te komen, bent u bereid de wetswijziging voor eind augustus bij de Kamer in te dienen, zodat de wet op 1 januari 2012 van kracht wordt?
Kort voor de beantwoording van deze vragen is het wetsvoorstel ter implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas (het zogenaamde derde energiepakket) aan uw Kamer aangeboden. Onderdeel van dit wetsvoorstel is tevens een wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ten aanzien van netten voor recreatieve doeleinden.
Is de wetswijziging conform het oordeel van de ombudsman? Zo nee, waarom niet?
Conform het oordeel van de ombudsman heeft de voorgestelde wetswijziging mede tot doel er voor te zorgen dat afnemers het recht op vrije keuze van energieleverancier kunnen uitoefenen bij netten voor recreatieve doeleinden. Voor veel van de bestaande netten voor recreatieve doeleinden is op dit moment geen netbeheerder aangewezen. Deze situatie is niet in overeenstemming met de huidige regelgeving, maar is tot nu toe impliciet gedoogd. De voorgestelde wijzigingen in het wetsvoorstel (artikelen X tot en met XVIII) beogen hieraan een einde te maken en te zorgen dat ook deze netten voldoen aan de eisen uit het derde energiepakket. Na een overgangsperiode van drie jaar moeten ook op deze netten afnemers zelf hun leverancier kunnen kiezen. Dit biedt voor bestaande of nieuwe eigenaren van deze netten de gelegenheid de investeringen in de netten te doen die noodzakelijk zijn om aan de wettelijke eisen te kunnen voldoen. Deze overgangsperiode biedt de eigenaren van de netten de gelegenheid hun netten over te dragen, indien zij als gevolg van de voorgenomen wetswijziging hun netten niet langer willen behouden. Over de kosten die met de aanpassingen gemoeid zijn, is parallel aan de indiening van het wetsvoorstel een brief aan uw Kamer verzonden. Gelet op de omvang van die kosten geef ik in die brief aan te willen weten welke mogelijkheden de eigenaren van netten voor recreatieve doeleinden thans zien om de implementatiekosten te beperken, bijvoorbeeld via samenwerking en/of uitbesteding. Tot slot wil ik bezien of er nog aanvullende mogelijkheden zijn om de kosten van implementatie van de vereisten uit het derde pakket verder terug te brengen. Voor deze vervolgstappen is de actieve medewerking van partijen nodig, in het bijzonder van de recreatiesector. Eventuele aanpassing van het wetsvoorstel is alleen wenselijk als de gesprekken leiden tot een voorstel dat past binnen de kaders van het energiebeleid en dat kan rekenen op breed gedragen steun van alle betrokken partijen.
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is bij de besprekingen met de betrokken partijen vooruitlopend op de wetswijziging?
De eigenaar van het elektriciteitsnet op het betreffende recreatiepark en de publieke netbeheerder voor elektriciteit in het gebied, Enexis, hebben een aantal overleggen gevoerd met het oog op een mogelijke overname van het net door de regionale netbeheerder. De betrokkenheid van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is er op gericht geweest om dit overleg te entameren en waar nodig inhoudelijk te ondersteunen. Het huidige wettelijke kader is te beperkt om in deze situatie tot een bevredigende oplossing te kunnen komen, waardoor een dergelijke route thans de meest effectieve weg lijkt te zijn.
Ik heb van de partijen begrepen dat er op dit moment nog geen overeenstemming is bereikt over de overname van het net. Hoewel de onderhandelingen niet zijn afgerond, lijkt het er op dat partijen een verschil van inzicht hebben in de waarde van het over te nemen net en de voorwaarden waaraan het net moet voldoen. Om hierin verandering te brengen, is in het wetsvoorstel voor het derde pakket o.a. een bepaling opgenomen die een grondslag biedt om bij Algemene Maatregel van Bestuur voorschriften op te nemen over de waardebepaling van een net bij overdracht naar een andere door de minister aangewezen netbeheerder.
Nu het wetsvoorstel aan uw Kamer is gezonden, zal ik de voorgestelde regeling voor recreatienetten uiteraard bij betrokkenen onder de aandacht brengen. Daarnaast heeft Enexis aangegeven op korte termijn met de betrokken parkeigenaar in overleg te treden over mogelijke marktfaciliteringsdiensten, om voor afnemers die dat wensen als pragmatische tussenoplossing derdentoegang te bieden. Het overleg hierover moet met de eigenaar nog worden opgestart omdat Enexis tot op heden dergelijke diensten voor dit soort netten niet aanbiedt.
Overstapproblemen in het OV |
|
Jacques Monasch (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Losse buskaartjes stuk duurder in Westland»?1
Ja.
Is het waar dat de prijzen van losse buskaartjes in het Westland na de afschaffing van de strippenkaart fors zijn gestegen?
De tarieven van het openbaar vervoer in het Westland zijn een verantwoordelijkheid van het Stadsgewest Haaglanden. Ik heb uw vragen dan ook uitgezet bij de regiobestuurder, die namens de regio het openbaar vervoer in zijn portefeuille heeft. Dit geldt dus ook voor de prijzen van de losse buskaartjes, de zogenaamde papieren ritkaartjes. Het Stadsgewest Haaglanden heeft mij laten weten dat de papieren ritkaartjes nieuw zijn in het assortiment en bedoeld zijn voor de enkele reiziger die nog niet beschikt over een OV Chipkaart. De bevoegdheid voor het introduceren van «eigen kaartjes» had het Stadsgewest overigens ook in het strippenkaarttijdperk.
De strippenkaart (zowel in de voorverkoop als in de bus) is sinds 19 mei 2011 in het Stadsgewest Haaglanden afgeschaft. Zoals u weet heeft de onafhankelijke commissie Kist positief getoetst op de kostenneutrale overgang voor de totaliteit van de reizigers. De prijs van de papieren ritkaartjes is ook onderdeel geweest van de toets van de Commissie Kist. Voorts geldt de afspraak over een jaar tariefrust, die ik in het belang van de reiziger heb gemaakt met de decentrale overheden, voor alle tarieven, dus ook voor de papieren ritkaartjes. De tarieven zoals die zijn vastgesteld op het moment van het afschaffen van de strippenkaart, mogen vervolgens een jaar lang niet verhoogd worden, behoudens de indexering die door mijn ministerie wordt vastgesteld.
Volgens het Stadsgewest is de overgang naar de OV-chipkaart in de regio zonder problemen verlopen. Het Stadsgewest Haaglanden heeft mij laten weten dat bij de overgang naar de OV-chipkaart bewust is gekozen voor een eenvoudig tariefsysteem voor het geval de reiziger toch een los papieren kaartje in de bus wil kopen. De reiziger kan dan bij de chauffeur een papieren ritkaartje kopen dat uitsluitend geldig is voor 1 enkele rit. Afhankelijk van de lengte van de rit kost dit papieren ritkaartje € 3,50 (korte trajecten) of € 7,00 (lange trajecten).
Het Stadsgewest Haaglanden heeft mij laten weten dat het tarief van het papieren ritkaartje relatief hoog is in vergelijking tot de prijs van de rit indien met de OV-chipkaart wordt gereisd, en ook hoger in vergelijking tot het tarief van de strippenkaart wagenverkoop voordat deze per 19 mei 2011 werd afgeschaft. Het Stadsgewest Haaglanden geeft aan dat zij heeft ingestemd met dit voorstel van vervoerder Veolia, om daarmee het kopen van een kaartje in de bus te ontmoedigen; ook het reizigersoverleg ROCOV Haaglanden heeft hierover positief geadviseerd. Volgens het Stadsgewest Haaglanden zijn de communicatie-inspanningen er dan ook op gericht om reizigers te verleiden tot het aanschaffen en het gebruiken van een OV-chipkaart. Het Stadsgewest Haaglanden is van mening dat als meer reizigers gebruik maken van de OV-chipkaart, de chauffeur over minder kasgeld in de bus beschikt, hetgeen de veiligheid verhoogt. Tevens verloopt de busrit vlotter.
Wat is uw oordeel over de situatie waarbij de vervoerders Veolia en HTM allebei hun eigen kaartjes verkopen en reizigers die moet overstappen tussen de bedrijven een nieuw kaartje moeten kopen?
Deze situatie doet zich niet voor indien de reiziger reist met de OV-chipkaart. De reiziger reist met de OV-chipkaart voordeliger dan met het papieren ritkaartje en er kan overgestapt worden tussen de vervoersbedrijven binnen 35 minuten zonder dat er opnieuw een basistarief (ook wel opstaptarief genoemd) moet worden betaald.
Bent u met ons van mening dat de OV-chipkaart is bedoeld om het Openbaar Vervoer makkelijker te maken en dat busreizigers in het Westland nu duurder uit zijn én meer problemen ondervinden dan in de rest van de regio door het afschaffen van de strippenkaart?
De mening dat de OV-chipkaart bedoeld is om het Openbaar Vervoer makkelijker te maken deel ik. Met de OV-chipkaart is het niet nodig om de dure losse papieren buskaartjes die alleen voor 1 rit geldig zijn, aan te schaffen. Ook in het Westland kunnen reizigers met de OV-chipkaart reizen, ongeacht de vervoerder. Bij overstappen met de OV-chipkaart binnen 35 minuten ondervindt de reiziger geen enkel nadeel; het basistarief van € 0,79 wordt dan niet opnieuw in rekening gebracht, ook niet als dit een overstap betreft tussen verschillende stads- en streekvervoerders. Zie ook het antwoord op vraag 2.
De samenwerking van de AIVD met de veiligheidsdiensten in Marokko |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Waarom worden mensen als de heer Saddik Sbaa, die in Nederland zijn vrijgesproken, uitgeleverd aan Marokko, waar ze het gevaar lopen te worden gemarteld?1
Het is niet correct dat betrokkene is vrijgesproken: de zaak waarin betrokkene verdachte is geweest van strafbare feiten, is geseponeerd. Betrokkene is ook niet uitgeleverd aan Marokko, maar is vrijwillig naar Marokko vertrokken.
Klopt het dat de Algemene inlichtingen- en veiligheidsdienst (AIVD) (persoons)gegevens van de heer Sbaa heeft geleverd aan de veiligheidsdiensten of aan andere instanties in Marokko? Hebben deze diensten in Marokko afspraken geschonden over het gebruik van deze informatie?
Ik kan in het openbaar geen mededelingen doen over de (eventuele) samenwerking van de AIVD met buitenlandse diensten in concrete gevallen.
In algemene zin verwijs ik naar de reactie van de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op het rapport van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) over de samenwerking van de AIVD met buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Kamerstuk 29 924, nr. 49). Daarin wordt onder meer ingegaan op de samenwerking van de AIVD met buitenlandse diensten, waaronder ook diensten van landen waar nauwelijks tot geen democratische traditie bestaat en waar (structureel) mensenrechten worden geschonden, alsmede op de uitwisseling van (persoons)gegevens met die diensten.
Gegevens mogen door de AIVD slechts met andere diensten worden gedeeld na een zorgvuldige afweging. Het moge duidelijk zijn dat als (persoons)gegevens worden verstrekt deze niet openbaar gemaakt kunnen worden, zodat (openbare) controle daarop, ook door personen wiens gegevens het betreft, aan inherente beperkingen onderhevig is.
Als iemand denkt of vermoedt dat de AIVD – ten onrechte – persoonsgegevens over hem of haar heeft uitgewisseld, kan betrokkene bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een klacht indienen.
Ook kan de CTIVD naar de samenwerking met buitenlandse diensten rechtmatigheidsonderzoek uitvoeren, zoals zij recentelijk heeft gedaan, en waarover zij in voornoemd toezichtsrapport heeft gerapporteerd.
De naleving van de derde partijregel, die inhoudt dat verkregen informatie slechts verder mag worden verstrekt indien de dienst waarvan de informatie afkomstig is daarvoor toestemming heeft verleend, vormt voorts en belangrijke waarborg in de uitwisseling van (persoonsgegevens tussen de AIVD en buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Hoe kunnen mensen, over wie de AIVD informatie verstrekt aan andere landen, controleren of deze informatie klopt?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel mensen die in Nederland niet konden worden vervolgd zijn in het verleden alsnog uitgeleverd aan Marokko, of aan andere landen in het Midden-Oosten?
Er bestaat geen overzicht van personen die niet vervolgd kunnen worden.
Deelt de AIVD gegevens met veiligheidsdiensten van landen waar mensen worden gemarteld? Maakt de AIVD gebruik van informatie die door middel van marteling is verkregen?
Zie antwoord vraag 2.
Het onthaal van terroriste Leila Khaled in Zweden |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Something rotten in Sweden»1 en het protest van het Wiesenthal Centre2?
Ja, ik ben bekend met deze berichten.
Klopt het dat mevrouw Leila Khaled lid is van het Centraal Comité van het door de Europese Raad als terroristische organisatie3 aangemerkte Popular Front for the Liberation of Palestine?
Mevrouw Leila Khaled is betrokken bij het Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP). De PFLP staat sinds 2002 op de Europese terrorismelijst, mevrouw Khaled niet.
Deelt u de mening dat het verlenen van toegang en het onthalen van een beruchte terroristische vliegtuigkaapster zoals mevrouw Khaled in een EU-land haar een status geeft die ze nooit verdient? Zo nee, waarom niet?
Binnen het kader van de toepasselijke EU-regels beslist elk EU-land zelfstandig over toelating van vreemdelingen. De bestaande regelgeving belette de Zweedse overheid niet mevrouw Khaled toegang te verlenen. De Zweedse overheid was niet betrokken bij haar publieke optredens. Ik heb daarom geen grond om de Zweedse ambassadeur hierop aan te spreken.
Bent u bereid de Zweedse ambassadeur over deze gang van zaken om opheldering te vragen en de Tweede Kamer daarover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Steun van de gemeente Vlaardingen aan initiatiefnemers Gazavloot |
|
Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU), Raymond de Roon (PVV) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over de steun van de gemeente Vlaardingen aan de initiatiefnemers van de tweede Gazavloot?1
Ja.
Hoe beoordeelt u deze berichtgeving en de beschreven rol van zowel de gemeente Vlaardingen als haar burgemeester, mede in het licht van het kabinetsbeleid ten aanzien van Israël en het Midden-Oosten vredesproces?
In de berichtgeving wordt gerefereerd aan de jaarlijkse Palestijnse bijeenkomst in Vlaardingen en de aanwezigheid van de burgemeester van Vlaardingen daarbij. Een van de sprekers was de voorzitter van de stichting Nederland-Gaza. De burgemeester had geen actieve rol tijdens deze bijeenkomst.
De regering ziet deelname en bijdragen aan de Gaza-vloot – door wie en wat dan ook – als tegenwerking van de inspanningen om het vredesproces in het Midden-Oosten te bevorderen. Er mag geen spanning zijn tussen het buitenlands beleid en het optreden van lokale overheden. Daarover voert de regering zo nodig ook overleg met lokale overheden.
De bijeenkomst, waarbij door één van de deelnemers is gepleit vóór de Gaza-vloot, vond plaats in een buurthuis. Voor dat buurthuis is een algemene gemeentelijke subsidie verstrekt. De burgemeester was aanwezig in zijn rol als burgervader en niet met het oog op enige flottielje gerelateerde aspecten. Het optreden van de gemeente Vlaardingen en van de burgemeester in onderliggende kwestie beschouwt de regering derhalve niet als gerichte ondersteuning van de Gaza-vloot. Ware dit het geval geweest, dan was de regering zeker in overleg getreden met de gemeente Vlaardingen.
Hoe beoordeelt u het dat dubieuze organisaties die meewerken aan provocatieve, anti-Israëlacties via de in het artikel genoemde Dag van het Land en het Vele Vlaardingers één Huis (VVEH) profiteren van gemeentelijk subsidiegeld? Past dit binnen geldende wet- en regelgeving ter zake?
Uit informatie van de gemeente Vlaardingen blijkt dat de gemeente geen subsidierelatie heeft onderhouden of onderhoudt met dergelijke organisaties. Mocht de gemeente Vlaardingen steun geven aan antisemitische of terroristische organisaties, wat in dit geval niet aan de orde is, dan zou de regering onmiddellijk interveniëren.
Bent u bereid te bevorderen dat de gemeente Vlaardingen op geen enkele wijze – direct of indirect – faciliteiten of subsidies ten goede laat komen aan organisaties die een link hebben met Jodenhaat, terrorisme of anderszins het vredesproces in het Midden Oosten frustreren?
Zie antwoord vraag 3.
De herbenoeming van FIFA-baas Blatter en het WK-bid |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het recente moddergooien tussen diverse FIFA-kopstukken, waarbij de beschuldigingen van corruptie niet van de lucht waren? Vondt u het niet erg toevallig dat de ethische commissie van de FIFA alle beschuldigingen nader heeft onderzocht, met uitzondering van die aan het adres van de heer Blatter?
Ik heb kennisgenomen van de publiciteit rondom de vergadering van de FIFA en de herverkiezing van de heer Blatter tot voorzitter.
Wat is de reactie van de KNVB op uw brief waarin u de KNVB aanspoort de transparantie van de besluitvorming binnen de FIFA te agenderen?1 Welke stappen heeft de KNVB gezet om corruptie te voorkomen en transparantie te bevorderen? Bent u met die acties tevreden gesteld?
Waarom heeft de KNVB voor de herbenoeming van de heer Blatter gestemd?
Desgevraagd geeft de KNVB aan dat tijdens het FIFA-congres in Zurich van alle kanten druk uitgeoefend werd op voorzitter Blatter om serieus het wereldwijd bestaande beeld van FIFA als ondoorzichtige en onbetrouwbare organisatie te gaan aanpakken. Tijdens het verloop van het congres zijn er bij de KNVB momenten van twijfel geweest over hoe te stemmen. Toen de heer Blatter uiteindelijk instemde met een aantal dringend gewenste veranderingen op het gebied van o.a. transparantie en goed sportbestuur en ook akkoord ging met een buitengewoon FIFA-congres waar de bonden de voortgang van de vernieuwingen zullen aanhoren en beoordelen, leek het de KNVB beter de kandidatuur van de heer Blatter te steunen. Daarmee kreeg de voorzitter de kans om direct te beginnen om de komende maanden de FIFA van binnenuit en met inschakeling van onafhankelijke derden te hervormen. Uitstel van de verkiezing van de voorzitter, hetgeen potentieel dreigde, zou ook tot uitstel hebben geleid van de start van het hervormingsproces. Daarmee zou kostbare tijd verloren zijn gegaan.
De afwegingen in deze zijn de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de KNVB.
Is het waar dat het Verenigd Koninkrijk (VK) geen gesprek in EU-verband wilde over de corruptie? Is VK juist de grootste aanjager van onderzoek naar corruptie binnen de FIFA? Heeft de EU sinds de informele sportraad van 23 februari jl. nog stappen ondernomen richting de FIFA om tot een meer transparante organisatie te komen?
Het Verenigd Koninkrijk heeft – in navolging van Nederland – zowel op de informele Sportraad van 22 en 23 februari 2011 als op de formele Sportraad van 20 mei 2011 aandacht gevraagd voor een transparant en goed bestuur bij alle sportbonden, dus ook bij de FIFA. Dit heeft er mede toe geleid dat in het EU werkplan voor sport voor de periode 2011–2014 de bevordering van goed bestuur in de sport een prioriteit is geworden en dat in EU-verband beginselen voor een transparant en goed bestuur in de sport worden ontwikkeld.
Binnen het verband van de FIFA zelf heeft het Verenigd Koninkrijk zich zeker actief opgesteld om hervormingen doorgevoerd te krijgen.
Blijkt er uit uw eigen onderzoek naar het WK-bid ook dat FIFA-officials zich hebben opengesteld voor omkoping in de richting van het Holland-Belgium bid?
De aangekondigde evaluatie van het WK-bid is nog niet gereed. Ik streef er naar de Kamer kort na de zomer te informeren.
Is uw onderzoek naar het WK-bid al klaar? Wanneer wordt dit onderzoek toegezonden aan de Kamer?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is uw reactie op de mededeling van het ministerie van Financiën dat de beloofde belastingvrijstelling van de FIFA niet binnen de bestaande wetten paste?2
Bij de besluitvorming door het kabinet medio april 2010 om de bid van de KNVB en KBVB te ondersteunen voor de organisatie van het WK voetbal in 2018 of 2022, was bekend dat ingeval van toewijzing van het WK voetbal aan Nederland en België de fiscale wetgeving aangepast zou moeten worden om de door de FIFA gevraagde fiscale garanties te kunnen verlenen. Dat de fiscale wetgeving ingeval van toewijzing aangepast had moeten worden is ook meerdere malen in antwoord op daarover gestelde vragen richting de Tweede Kamer gecommuniceerd (o.a.
TK 2009–2010, 32 371, nrs. 8 en 11). Het is ook één van de redenen geweest dat Nederland een constitutioneel voorbehoud heeft gemaakt bij de afgegeven garanties aan de FIFA, omdat voor de daartoe noodzakelijke wetswijzigingen parlementaire goedkeuring verkregen had moeten worden.
Wat is uw reactie op de stelling van belastingexperts dat belastingvrijstelling voor medewerkers van internationale organisaties (artikel 39 AWR) niet is bedoeld voor medewerkers van de FIFA?2 3
Het is mij bekend dat door ambtenaren van het ministerie van Financiën als één van de opties voor het kunnen verlenen van de door de FIFA gevraagde fiscale garanties gekeken is naar de mogelijke toepasbaarheid van artikel 39 AWR. De ambtenaren van Financiën hebben over de toepasbaarheid van dit artikel op een organisatie als de FIFA negatief geadviseerd en dat advies is destijds overgenomen.
Is het correct dat het ministerie van Economische Zaken het standpunt was toegedaan dat de «Bierbabes» in Nederland wel strafrechtelijk zouden kunnen worden vervolgd,4 terwijl de minister van VWS aan de Kamer en in de media meldde dat dit niet het geval was?
Nee.
In de antwoorden naar aanleiding van het schriftelijk verslag (Kamerstukken II, 32 371, nr. 8) is uiteengezet dat bepaalde inbreuken op het auteursrecht en het merkenrecht strafrechtelijk kunnen worden gesanctioneerd. Uitgangspunt hierbij is dat strafrechtelijke handhaving een ultimum remedium is dat alleen wordt toegepast bij die inbreuken waardoor het algemeen belang wordt getroffen.
In de antwoorden op eerdere vragen van het Lid Leijten met betrekking tot dit onderwerp (ingezonden 15 oktober 2010, beantwoord op 25 november 2010, nummer 612) is aangegeven dat het dragen van kleding van een concurrerend merk, zoals in het geval van de «Bierbabes», als zodanig niet leidt tot een auteurs-recht- of merkinbreuk. De «Bierbabes» kunnen in dat geval niet strafrechtelijk worden vervolgd in Nederland.
Strafrechtelijk optreden tegen de inbreukmaker is alleen mogelijk in die gevallen dat voldaan is aan de criteria voor auteursrecht- of merkinbreuk. Dat is bijvoorbeeld als het ontwerp van de kleding is gekopieerd. Ook mag niet ten onrechte het FIFA embleem op de kleding worden aangebracht. Als inbreukmaker wordt aangemerkt degene die het voorwerp openlijk ter verspreiding aanbiedt; ter verveelvoudiging of ter verspreiding voorhanden heeft; invoert, doorvoert, uitvoert of bewaart uit winstbejag (artikel 31b jo 31a Auteurswet), en degene die valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken invoert, doorvoert of uitvoert, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, uitdeelt of in voorraad heeft (zie verder artikel 337 Wetboek van Strafrecht).
Het dragen van de kleding als zodanig valt hier dus niet onder.
Hoe kan het dat de kostenraming voor de belastingvrijstelling die de Kamer te zien kreeg uitging van een maximum van 300 miljoen euro, terwijl het ministerie van Financiën uitging van «een bandbreedte van 300 tot 900 miljoen»?5
De «bandbreedte van 300 tot 900 miljoen» waarover gesproken wordt is afkomstig uit een mail van een medewerker van het ministerie van Financiën aan een medewerker van mijn ministerie van begin maart 2010. In de aanloop naar de besluitvorming door het kabinet over de definitieve kandidaatstelling (in de MR van 16 april 2010) is door ambtenaren van het ministerie van Financiën, op basis van de op dat moment beschikbare informatie, een nadere schatting gemaakt van de kosten van de aan de FIFA te verlenen fiscale garanties en dat heeft geresulteerd in een raming van maximaal € 300 miljoen waarover mijn ambtsvoorganger de Tweede Kamer met zijn brief van 21 april 2010 (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 371, nr. 3) heeft geïnformeerd.
Hoe kan het dat de kostenraming voor de politie-inzet die de Tweede Kamer te zien kreeg uitging van een bedrag van 200 miljoen euro, terwijl een «zo goed mogelijke schatting» van de kosten 400 tot 600 miljoen euro bedroeg.5
Het bedrag van € 200 miljoen betreft alleende kosten voor Nederland. De schatting van € 400 tot € 600 miljoen is afkomstig uit het SEO rapport (Hfdst. 3.3.5) en heeft betrekking op een schatting voorNederland en België samen. Nederlandse en Belgische experts hebben op basis van EURO2000 deze gezamenlijke schatting gemaakt. De ondergrens van € 400 miljoen gedeeld door 2 is dus de € 200 miljoen voor Nederland. Dit bedrag is gecommuniceerd aan de Kamer, waarbij is aangetekend dat ook hierin onzekerheidsmarges zitten.
Deelt u de mening dat schattingen van de kosten van een dergelijk evenement weliswaar flink uiteen kunnen lopen, maar dat de Kamer dan wel van die bandbreedte op de hoogte moet zijn? Deelt u de mening dat uit de vragen 10 en 11 blijkt dat de Kamer niet van deze bandbreedte op de hoogte was?
Als er in de voorbereidingsfase van de besluitvorming over een groot sport-evenement als het WK voetbal nog veel onzekerheid bestaat over de parameters voor het maken van een kostenraming is het niet ongebruikelijk dat gewerkt wordt met verschillende bandbreedtes. Voor de besluitvorming over de kandidaatstelling heeft het kabinet zich echter gebaseerd op een raming van de kosten uitgaande van het meest aannemelijke scenario en die kostenraming heeft het kabinet ook richting de Tweede Kamer gecommuniceerd. Tegelijkertijd heeft het kabinet de Tweede Kamer ook de verschillende scenario’s doen toekomen die in het rapport van het SEO zijn geschetst. Het kabinet is aanspreekbaar op de ramingen die het aan het parlement heeft overlegd, maar niet op alle cijfers die in de voorbereidingsfase in allerlei mails en memo’s tussen ambtenaren zijn gewisseld.
Wat is uw reactie op de stelling dat er zelfs op het ministerie van Financiën nooit inzicht is geweest in de totale kosten van het organiseren van een WK?5 Hoe kan de Tweede Kamer zijn controlerende taak uitvoeren als er geen inzicht in de kosten is?
Hiervoor ben ik reeds ingegaan op het inzicht dat op het ministerie van Financiën bestond in de kosten van het organiseren van het WK voetbal. De stelling dat er nooit inzicht zou hebben bestaan in de kosten onderschrijf ik dan ook niet. Die kostenraming was weliswaar omgeven met onzekerheden, maar dat is ook begrijpelijk voor een raming van de kosten van zo’n groot evenement als een WK voetbal, dat bovendien zo ver in de tijd plaatsvindt.
Vindt u het met terugwerkende kracht een wijs besluit geweest om een bid te doen op de organisatie van het WK in 2018?
Het besluit om ons samen met België kandidaat te stellen is destijds door het vorige kabinet en de Tweede Kamer op goede gronden genomen.
Een incident bij de ISLA raffinaderij te Curaçao |
|
Ineke van Gent (GL) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Klopt het1 dat vorige week bij een incident met een «catcracker» op de ISLA raffinaderij te Curaçao «catalyst poeder» is vrijgekomen? Klopt het dat ISLA weigert publiekelijk mee te delen waaruit dit poeder precies is samengesteld?
De media op Curaçao spreken inderdaad van een incident waarbij wit poeder is neergedaald op het eiland. Ik kan deze berichten niet bevestigen. Het is de regering van Curaçao die verantwoordelijk is voor de informatieverstrekking naar het Curaçaose parlement en de bevolking.
Wat is er waar van de veronderstelling dat het hier gaat om zware metalen?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat dat de Curaçaose burgers en het plaatselijke openbaar bestuur na elk incident op de raffinaderij zo snel mogelijk geïnformeerd dienen te worden over de aard, samenstelling en omvang van de vrijgekomen stoffen en de mogelijke milieu- en gezondheidsschade die hierdoor kan worden veroorzaakt? Zo ja, bent u bereid om de Curaçaose regering de grote zorgen over de milieu- en gezondheidsschade door aanhoudende incidenten en de wens te uiten dat de raffinaderij na elk incident openheid van zaken geeft over de vrijgekomen stoffen?
Ik heb daar geen mening over. De verhouding tussen het bestuur en de bevolking van Curaçao is op grond van het Statuut een zaak van de Staten van Curaçao en de regering van dat land.
Heeft u deze problemen inmiddels met de Curaçaose minister-president besproken? Zo ja, wat zijn daarvan de uitkomsten?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Toenemend geweld bij demonstraties in Marokko |
|
Frans Timmermans (PvdA), Khadija Arib (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u de berichten over het toenemende geweld bij demonstraties van de 20 Februari Beweging in Marokko? (www.liberation.ma)
Ja.
Zijn er inmiddels ook dodelijke slachtoffers te betreuren als gevolg van gewelddadig politie optreden tegen demonstranten van de 20 Februari Beweging?
Onlangs overleed in de stad Safi een lid van de 20-Februari Beweging, hoogstwaarschijnlijk aan zijn verwondingen ten gevolge van het harde overheidsoptreden. De Marokkaanse autoriteiten verrichten hiernaar momenteel nader onderzoek.
Zijn er aanwijzigen dat, zoals door de autoriteiten wordt beweerd, de 20 Februari Beweging, die tot nu toe steeds vreedzaam voor burgerrechten demonstreert, haar toevlucht tot geweld neemt? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, komt het geweld dan eenzijdig van de politie en de ordediensten?
Er zijn voor zover bekend geen aanwijzingen dat de 20-Februari Beweging bij demonstraties haar toevlucht tot geweld neemt, al kunnen individuele gewelddadige handelingen niet worden uitgesloten. De houding van de overheid ten opzichte van allerlei groepen die om uiteenlopende redenen staken of demonstreren is sinds enige tijd verhard. In juni zijn vreedzame demonstraties van diverse groeperingen, in verschillende steden in Marokko, met geweld uiteengeslagen.
De Europese Commissie heeft op 30 mei 2011 bij monde van de woordvoerder van Commissaris Füle publiekelijk haar bezorgdheid over de gang van zaken uitgesproken. De Marokkaanse regering is ook door diplomaten uit diverse landen op de gebeurtenissen aangesproken. Mocht de situatie hiertoe wederom aanleiding geven, dan zal ik bij de Marokkaanse autoriteiten mijn ernstige zorg hierover uitspreken, rechtstreeks en via de EU.
Indien er sprake is van eenzijdig en toenemend geweld van de kant van de autoriteiten, bent u dan bereid uw zorgen hierover uit te spreken, zowel in rechtstreekse contacten met Marokko, alsmede via de EU, en de Marokkaanse autoriteiten te wijzen op hun verantwoordelijkheid vreedzame protesten toe te staan, zoals vastgelegd in hun eigen wetten en in internationale afspraken?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat er in Marokko behoefte is aan een dialoog tussen de autoriteiten en vertegenwoordigers van de 20 Februari Beweging, die kennelijk zeer breed gedragen wordt door de Marokkaanse bevolking?
Het is in eerste instantie aan de Marokkanen om de toekomst van hun land te bepalen. De 20-Februari Beweging is erin geslaagd misstanden publiekelijk aan de orde te stellen en de noodzaak tot hervormingen duidelijk naar voren te brengen. In reactie op deze ontwikkelingen heeft de Marokkaanse overheid op 1 juli 2011 de tekst van een herziene grondwet met een referendum aan de bevolking voorgelegd. 98,5% van de Marokkaanse bevolking heeft vóór de voorstellen gestemd. Naar verwachting worden dit najaar vervroegde parlementsverkiezingen gehouden.
Ziet u mogelijkheden voor de Nederlandse regering om rechtstreeks dan wel via en met de EU of een aantal gelijkgestemde lidstaten de totstandkoming van deze dialoog te bevorderen? Zo ja, op welke wijze zou dit kunnen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Hulpofficieren van justitie die slechts een taakstraf krijgen aangeboden terwijl ze valsheid in geschrifte plegen |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van het bericht «Taakstraffen voor Limburgse hulpofficieren»?1
Ja.
Klopt het dat het Openbaar Ministerie (OM) in Limburg vier onbevoegde hulpofficieren van justitie wegens valsheid in geschrifte een taakstraf heeft aangeboden? Waaruit bestaat de valsheid in geschrifte?
Ja. Het Openbaar Ministerie heeft mij meegedeeld dat de vier betrokkenen het transactieaanbod hebben geaccepteerd. De valsheid in geschrift heeft hieruit bestaan dat de betreffende politiefunctionarissen in de hoedanigheid van hulpofficier van justitie ambtshandelingen hebben verricht en daarvan processen-verbaal hebben opgemaakt en ondertekend, terwijl zij vanwege het ontbreken van een geldig certificaat niet weer bevoegd waren om als hulpofficier op te treden.
Deelt u de mening dat, gezien het gevolg wat het (evident) strafbare handelen van deze hulpofficieren kan hebben voor een strafzaak en waarvan het gevolg niet is uit te leggen aan slachtoffer en de samenleving, een taakstraf onacceptabel is? Zo nee, waarom niet?
Het bepalen van een straf gebeurt primair aan de hand van de aard en omstandigheden van het strafbare feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het OM is in de zaken van de vier betrokkenen tot de conclusie gekomen dat een transactieaanbod op grond van artikel 74 Wetboek van Strafrecht in de vorm van het verrichten van onbetaalde arbeid een passende en acceptabele afdoening is. Daarbij heeft het OM de gevolgen voor betrokkenen meegewogen van de reeds genomen disciplinaire maatregelen. Gelet op de privacy van de betrokkenen kan ik niet verder in detail treden.
Ik acht de door het OM in deze gemaakte afweging verantwoord.
Hoe gaat u bewerkstelligen dat verlenging van certificaten in de toekomst tijdig plaatsvindt?
Ik verwijs naar de brief die uw Kamer zeer binnenkort zal ontvangen naar aanleiding van de toezegging die ik heb gedaan in antwoord op schriftelijke vragen van het lid Hennis-Plasschaert van uw Kamer (kenmerk 2010Z1705, ingezonden op 18 november 2010).
Welke maatregelen gaat u nemen om te voorkomen dat bewijsmateriaal dat door een onbevoegde hulpofficier, bijvoorbeeld door verlopen certificering, is verzameld, verloren gaat voor strafzaken?
Ik verwijs naar mijn antwoorden op schriftelijke vragen van de leden Marcouch, Recourt en Kuiken van uw Kamer (kenmerk 2010Z17052, ingezonden op 18 november 2010). Het is niet aan mij, maar aan de rechter om in voorkomende gevallen te oordelen over de rechtmatigheid van verkregen bewijsmateriaal en de bruikbaarheid daarvan in een strafzaak.
Een resistente bacterie in het Maasstad Ziekenhuis |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van het bericht dat het Maasstad Ziekenhuis in Rotterdam al zeven maanden worstelt met de uitbraak van een zeer gevaarlijke en nagenoeg onbehandelbare bacterie, namelijk de Klebsiella pneumoniae?1
Ja.
Klopt het dat momenteel drie van de vier patiënten op de intensive care deze bacterie dragen en er in totaal tenminste 34 patiënten besmet zijn geraakt? Zo nee, wat zijn de werkelijke cijfers?
Omdat de populatie van de Intensive Care dagelijks wisselt, varieert het aantal patiënten met Oxa-48 producerende Klebsiella pneumoniae (K. pneumoniae). Dat maakt deze vraag moeilijk te beantwoorden.
In totaal is deze resistente bacterie tot nu toe bij 70 patiënten aangetoond. Gezien het feit dat het onderzoek nog lopende is zou dit aantal nog kunnen veranderen. De uitkomsten van het onderzoek, uitgevoerd door het Maasstad ziekenhuis met ondersteuning van het RIVM en UMCU, komen in september beschikbaar en zullen helderheid geven over het totaal aantal besmet geraakte patiënten. Overigens zijn de meeste patiënten niet ziek, maar alleen drager van het micro-organisme.
Klopt het dat de microbiologen van het Maasstad Ziekenhuis medio april 2011 geïnformeerd zijn over de besmetting met Klebsiella pneumonaie op de intensive care (ic), maar weinig met deze informatie hebben gedaan? Heeft de GGD Rotterdam pas op 26 mei 2011 bericht ontvangen van het Maasstad? Welke maatregelen neemt GGD Rotterdam momenteel?
De beschikbare data en de gang van zaken rondom de uitbraak worden nog nader onderzocht door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), maar het volgende kan ik er vast over zeggen:
Het Maasstad Ziekenhuis is in april 2011 door de collega's van het Slotervaart Ziekenhuis geïnformeerd over de aanwezigheid van de Oxa-48 producerende K. pneumoniae. De bacterie werd aangetroffen bij een patiënt die overgebracht was van het Maasstad Ziekenhuis naar het Slotervaart Ziekenhuis.
Het Maasstad Ziekenhuis is in mei 2011 een intern onderzoek gestart waarbij ze heeft vastgesteld dat meerdere patiënten drager waren van de Oxa-48 producerende K. pneumoniae. Nadat dit was vastgesteld is dit op 26 mei 2011 gemeld bij de GGD Rotterdam.
Hoewel het bij een uitbraak van deze bacterie niet de specifieke taak van de GGD is, heeft de GGD de volgende acties ondernomen: Ze heeft contact gezocht met huisartsen, verpleeghuizen en andere zorgverleners in de omgeving om de situatie te monitoren. Tevens heeft ze de gemeenschap geïnformeerd via de regionale televisie en haar website2 en plaatsgenomen in het outbreakteam van het ziekenhuis. Binnen dit team draagt de GGD zorg voor de belangen van ontslagen patiënten en de gemeenschap in algemene zin.
Klopt het dat de Klebsiella pneumoniae resistent is voor de zwaarste categorie antibiotica, de carbepenem, en er enkel experimentele behandelingen overblijven om de infectie te bestrijden? Hoe effectief zijn deze behandelingen? Wat zijn de gezondheidsgevolgen van deze experimentele zorg voor de patiënt?
Het klopt dat de Oxa-48 producerende K. pneumoniae resistent is voor nagenoeg alle antibiotica, waaronder die uit de carbapenemgroep. Er is echter nog wel een enkel antibioticum over voor behandeling. Er blijven dus niet alleen experimentele behandelingen over. Ik beschik nog niet over de kennis van de effectiviteit en de mogelijke gezondheidsgevolgen van experimentele behandelingen, maar deze behandelingen worden vooralsnog niet toegepast.
Klopt het dat er sinds 2009 al een uitbraak is van Extended Spectrum Beta-lactamase (ESBL) op de ic van het Maasstad Ziekenhuis, maar deze niet is gerapporteerd? Heeft het Maasstad Ziekenhuis nog steeds last van deze ESBL? Hoeveel mensen zijn met deze ESBL besmet geraakt en naar welke plekken in Nederland hebben zij zich verplaatst?
Ja, het klopt dat het Maasstad Ziekenhuis sinds 2009 last heeft van ESBL-producerende bacteriën. ESBL-producerende bacteriën komen in meerdere ziekenhuizen voor. Het is niet gebruikelijk dat aanwezigheid van ESBL-producerende bacteriën wordt gerapporteerd bij de GGD. Indien deze bacteriën worden aangetoond moeten bepaalde (voorzorgs)maatregelen worden genomen om onder andere verdere verspreiding te voorkomen. Deze maatregelen staan beschreven in de richtlijnen van de Werkgroep Infectiepreventie (WIP). De WIP is een samenwerkingsverband van drie wetenschappelijke verenigingen op het gebied van infectiepreventie en ziekenhuishygiëne en maakt richtlijnen op het gebied van infectiepreventie voor de gezondheidszorg. De IGZ ziet toe op het naleven van deze richtlijnen.
Wat is het gevaar voor de volksgezondheid van deze resistente bacteriën in het Maasstad Ziekenhuis? Kunt u de rapportage van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) over het Maasstad Ziekenhuis zo snel mogelijk naar de Kamer sturen?
Een uitbraak met een resistente bacterie in een ziekenhuis is een lokaal probleem. De bestrijding binnen het Maasstad Ziekenhuis van de Oxa-48 producerende K. pneumoniae is in volle gang. Zoals bij vraag 2 gemeld vindt er een uitgebreid onderzoek onder grote groepen patiënten plaats. De uitkomsten van dit onderzoek zullen naar verwachting in september beschikbaar zijn. Zodra ik hierover beschik zal ik deze naar de Kamer zenden.
Bent u op de hoogte van meer uitbraken van resistente bacteriën in Nederlandse zorginstellingen of is het Maasstad Ziekenhuis een uniek geval?
De aanwezigheid van ESBL-producerende bacteriën neemt toe, zo blijkt uit de surveillance van het RIVM. Uitbraken met multiresistente bacteriën komen in meerdere ziekenhuizen voor. De aanwezigheid van de Oxa-48 producerende K. pneumoniaeis wel bijzonder en is slechts een enkele keer eerder voorgekomen in Nederland. Het is de eerste keer dat er sprake is van een uitbraak van de Oxa-48 producerende K. pneumoniae.
Welke maatregelen neemt u om de gezondheidsgevaren van de uitbraak in het Maasstad Ziekenhuis te minimaliseren?
De uitbraak in het Maasstad Ziekenhuis is een lokaal probleem dat om lokale actie vraagt. De verantwoordelijkheid ligt hiervoor in eerste instantie bij het ziekenhuis, met toeziend oog van de inspectie en ondersteuning van het RIVM bij het in kaart brengen en analyseren van deze uitbraak. Tevens heeft de IGZ d.d. 20 juli 2011 het Maasstad Ziekenhuis onder verscherpt toezicht gesteld en extra eisen aan het ziekenhuis gesteld zoals het aanstellen van een coördinator, in de vorm van een hoogleraar-arts-microbioloog, om de hygiënemaatregelen en infectiepreventiemaatregelen eenduidig toe te passen in het ziekenhuis.
Wat kunnen Nederlandse burgers doen om het risico voor hun gezondheid zo klein mogelijk te houden? Zijn er bepaalde gedragsvoorschriften?
De Oxa-48 producerende K. pneumoniae is een bacterie die voor gezonde mensen niet ziekteverwekkend is. Voor gezonde mensen vormt deze bacterie geen gevaar. De bacterie behoort tot de normale darmflora. Alleen als de bacterie buiten de darm in steriele weefsels komt kan dat tot infecties leiden. Dergelijke situaties kunnen in ziekenhuizen voorkomen. Nederlandse burgers kunnen gebruikelijke hygiënemaatregelen in acht nemen.
De EHEC-bacterie en antibiotica |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Superbacterie EHEC resistent tegen gros van de antibiotica»?1
Ja
Is het waar dat EHEC resistent is tegen het gros van de antibiotica?
De EHEC-stam die de uitbraak van ziektegevallen in Duitsland veroorzaakt is resistent tegen meerdere soorten antibiotica (multiresistent), en eveneens ESBL-positief. Dat geldt niet per definitie voor andere EHEC-stammen.
Zijn er andere oorzaken denkbaar voor brede resistentie tegen antibiotica van een bacterie, anders dan dat er een directe of indirecte relatie is met het gebruik van antibiotica in de humane gezondheidszorg of in de veehouderij? Zo ja, welke oorzaken?
Nee. De keerzijde van het gebruik van antibiotica is het optreden van antibioticaresistentie, een natuurlijk verschijnsel. Door het gebruik van antibiotica bij mensen en dieren ontstaat selectiedruk en overleven juist die bacteriën die resistent zijn.
Kunt u aangeven hoeveel van de dierlijke mest die wordt toegepast in de biologische tuin- en akkerbouwafkomstig is van niet-biologische veehouderijen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u een overzicht daarvan naar de Kamer sturen?
Ja, staatssecretaris Bleker zal uw Kamer binnenkort een overzicht sturen.
Kunt u aangeven of oppervlaktewater dat besmet is met ESBL’s2 gebruikt wordt/mag worden voor irrigatie in de land- en tuinbouw? Zo ja, bent u bereid hier maatregelen tegen te nemen, zo ja op welke termijn en wijze?
Er zijn geen normen voor ESBL-producerende bacteriën in oppervlaktewater. Transmissieroutes zullen worden meegenomen in onderzoek dat het RIVM uitvoert naar ESBL-producerende bacteriën bij groenten en fruit. Daarnaast wachten staatssecretaris Bleker en ik de bevindingen van de Gezondheidsraad af. Afhankelijk van de resultaten zullen nadere stappen overwogen worden.
Deelt u de mening dat de overheid als taak heeft elke vorm van overdracht van ESBL’s uit de veehouderij naar plantaardige producten te voorkomen uit oogpunt van voedselveiligheid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze wilt u dit realiseren?
Ik vind het probleem van antibioticaresistentie erg zorgelijk. De overheid heeft de taak ervoor te zorgen dat de risico’s van resistentieontwikkeling en overdracht van resistentie zoveel mogelijk worden ingeperkt, zoals die van ESBL-producerende bacteriën. Daarom hebben wij aan u aangegeven dat het antibioticagebruik in de veehouderij in 2011 met 20% moet afnemen en tot 2013 met 50% gereduceerd moet worden ten opzichte van 2009. Hier wordt hard aan gewerkt. Op 26 mei hebben wij in een Algemeen Overleg hierover uitgebreid van gedachten gewisseld.
Daarnaast is de ondernemer zelf op grond van Europese regelgeving (Verordening (EG) 178/2002) de eerste verantwoordelijke voor het op de markt brengen van veilig voedsel.
Dit betekent dat de ondernemer zelf preventieve maatregelen moet treffen om gezondheidsrisico’s te beheersen. De ondernemer doet dit door de Europese wettelijke regels (verordeningen) en de Warenwet te volgen die deze verantwoordelijkheid invullen. De overheid controleert de naleving van die regels.
Bent u bereid een verbod in te stellen op handel, transport, lozing en injectie van dierlijke mest die ESBL’s bevat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Het uitrijden en verwerken van mest wordt onder andere gereguleerd door Europese wetgeving die strikte voorwaarden stelt ter bescherming van de volks- en diergezondheid.
Er is op dit moment binnen Nederland en Europa te beperkt informatie beschikbaar over de rol van mest in relatie tot verspreiding van ESBL-producerende bacteriën. Er is meer onderzoek nodig om uitspraken te doen over de mogelijke oorzaak-gevolg verbanden en volksgezondheidsrisico’s. In de zomer gaat een onderzoek hiernaar van start. Ook wachten staatssecretaris Bleker en ik de bevindingen van de Gezondheidsraad af, of op het gebied van dierlijke mest nadere stappen moeten worden ondernomen.
Kunt u aangeven of er een verband bestaat of redelijkerwijze vermoed kan worden tussen EHEC en ESBL’s? Zo ja, welk verband? Zo nee, waarom niet?
EHEC is een specifieke E. coli variant. Van E. coli is bekend dat deze ESBL-positief kunnen zijn. Het is daarom niet vreemd dat een ESBL-positieve EHEC-stam in Duitsland is aangetroffen.
Kunt u aangeven of er een verband bestaat of redelijkerwijze vermoed kan worden tussen EHEC en het gebruik van antibiotica in de veehouderij? Zo ja, welk verband? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment zijn er geen aanwijzingen dat er een verband is tussen EHEC en het gebruik van antibiotica in de veehouderij. Dit verband wordt voor andere resistente bacteriën wel vermoed. Om meer zicht te krijgen op de risico’s van het gebruik van antibiotica in de veehouderij voor de volksgezondheid verwachten staatssecretaris Bleker en ik in de zomer een advies van de Gezondheidsraad.
Is het waar dat volgens het RIVM3 de EHEC bacterie altijd afkomstig is uit mest van vee?4 Zo nee, waar kan de bacterie nog meer van afkomstig zijn? Zo ja, kunt u aangeven of er een direct of indirect verband is tussen de EHEC besmettingen en mest uit de veehouderij?
Herkauwende landbouwhuisdieren vormen het belangrijkste dierreservoir van EHEC-bacteriën. Echter, op basis van genetisch onderzoek is gebleken dat de uitbraakstam in Duitsland (O104) geen typische EHEC is maar eigenschappen bevat van zowel EHEC als van een ander type E. coli. Het is op dit moment voor de deskundigen van het RIVM-CIb onduidelijk waar de EHEC-uitbraakstam vandaan komt.
De Commissie integriteit overheid |
|
Ronald van Raak |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Deelt u de opmerking van de heer Drupsteen, voorzitter van de Commissie integriteit overheid (CIO), dat klokkenluiders vaak «geen gemakkelijke mensen» zijn, maar een moeilijke instelling en karakter hebben?1
Nee.
Wat vindt u van de opmerking dat voor de bescherming van klokkenluiders eigenlijk een «andere organisatie» nodig is, die niet in uw voorstel voor een Advies- en verwijspunt zit?
Daar ben ik het mee eens. Ik werk aan vervanging van de CIO door een meldpunt integriteitsschendingen overheid met onderzoeksbevoegdheid, zoals ook gemeld in de brief van 9 juni 2011 aan de Kamer. De Commissie advies- en verwijspunt klokkenluiden gaat een nuttige functie vervullen voor overheid en bedrijfsleven, vooral voor diegenen die overwegen de klok te luiden.
Wat is uw reactie op het volledig gebrek aan vertrouwen van de Expertgroep klokkenluiders in de CIO?
Dat standpunt deel ik niet. Wel acht ik het nodig de CIO te vervangen door een meldpunt integriteitschendingen overheid. Zie ook het antwoord op de vragen 2 en 4.
Wat is uw reactie op de opmerking van de heer Van Vollenhoven van de Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie dat uw voorstel voor een Advies- en verwijspunt onvoldoende is?
Dat bevreemdt mij gegeven het feit dat de heer Van Vollenhoven het voorstel nog niet kan kennen. Zie overigens het antwoord op vraag 2.
Waarom blijft in uw Advies- en verwijspunt de CIO een centrale rol spelen in de bescherming van klokkenluiders?
Dat is niet het geval. Ik werk aan vervanging van de CIO door een meldpunt integriteitschendingen overheid met onderzoeksbevoegdheid.
Het vier weken sluiten van spoorknooppunt Zwolle |
|
Arie Slob (CU) |
|
|
|
|
Kent u de berichten «Zwolle vier weken dicht»1 en «Station Zwolle gaat volgend jaar vier weken dicht»?2
Ja.
Hoe komt het dat het beveiligingssysteem op station Zwolle zo weinig flexibel is dat er niet aan één spoor gewerkt kan worden, maar dat het hele systeem uitgeschakeld moet worden?
De nu door ProRail voorziene aanpak van werkzaamheden wordt niet veroorzaakt door de inflexilibiliteit van het beveiligingssysteem. ProRail heeft mij geïnformeerd dat zij, in overleg met de betrokken vervoerders, ervoor heeft gekozen dat deze werkzaamheden beter uitgevoerd kunnen worden door middel van één lange buitendienststelling dan door middel van een stapsgewijze aanpak met meerdere korte buitendienststellingen.
Klopt het dat de beveiliging in Zwolle opnieuw opgebouwd gaat worden met sterk verouderde, niet-redundante relaistechniek en dat ProRail deze aanpak ook wil volgen op de knooppunten Enschede, Zutphen, Utrecht en ’s-Hertogenbosch?
De nieuwe beveiligingsinstallatie in Zwolle wordt gebouwd op basis van relaistechniek. Deze techniek is inderdaad al enkele decennia in gebruik, maar niet verouderd. Beveiligingsinstallaties op basis van relaistechniek kunnen binnen kortere tijd gewijzigd worden dan die op basis van elektronische technologie, zijn vaak goedkoper en de instandhouding hiervan kan, in tegenstelling tot elektronische systemen, door meer partijen worden uitgevoerd. Deze installatie is niet redundant uitgevoerd omdat een storing hierin een beperkte impact op de treindienst heeft vanwege het relatief kleine gebied waarop dit betrekking heeft. Bovendien leidt een storing hierin zelden tot uitval van de gehele beveiligingsinstallatie, zoals dat vaak wel het geval is bij elektronische systemen. In mijn brief aan uw Kamer van 11 maart 20113 heb ik een toelichting gegeven over het al dan niet redundant uitvoeren van dergelijke installaties. In de op 12 juli 2010 naar uw Kamer gestuurde maatschappelijke kosten- en baten-analyse over de invoering van ERTMS van Decisio is het onderscheid tussen beveiligingsinstallaties op basis van relaistechniek en van elektronische technologie nader toegelicht4..
Op de knooppunten Enschede, Zutphen, Utrecht en ’s-Hertogenbosch zijn de aard en omvang van de benodigde wijzigingen en de leeftijd van de huidige beveiligingsinstallaties zodanig dat aanpassing van deze bestaande installaties het meest voor de hand ligt.
Waarom wordt er door ProRail tegenwoordig niet meer gekozen voor een moderne redundant uitgevoerde elektronische beveiliging, waarvan de software vooraf «offline» getest is zodat wijzigingen snel, betrouwbaar en veilig uitgevoerd kunnen worden en situaties zoals de wekenlange ongeplande stremming 4 jaar geleden in Almelo worden voorkomen?
In Zwolle worden, voorafgaand aan de lange buitendienststelling in de zomer van 2012, twee nieuwe relaishuizen gebouwd, waarin de beveiligingsinstallatie al zoveel mogelijk wordt «voor gebouwd» en «offline» wordt getest. Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven kunnen wijzigingen in beveiligingsinstallaties op basis van relaistechniek bovendien binnen kortere tijd worden uitgevoerd dan bij elektronische systemen. De lessen van de uitloop van de indienststelling van het tijdelijke hulpspoor in Almelo in 2007 zijn bij de aanpak van de ombouw van de beveiligingsinstallatie in Zwolle meegenomen.
Deelt u de mening dat de keuze voor nieuwe relaisbeveiliging een forse kapitaalsvernietiging met zich meebrengt omdat dan over enkele jaren alles nóg een keer omgebouwd moet worden naar elektronische beveiliging?
Neen, die mening deel ik niet. Er is geen reden om deze nieuwe relaisbeveiliging binnen enkele jaren om te bouwen naar elektronische beveiliging, en er is dus ook geen sprake van kapitaalsvernietiging daardoor. Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven zijn beveiligingsinstallaties op basis van relaistechniek bovendien vaak goedkoper dan die op basis van elektronische technologie.
Deelt u de mening dat een toename van de reistijd van en naar het landsdeel noord vanaf Zwolle van één uur of meer, gedurende 4 weken, onacceptabel is?
ProRail en NS hebben mij geïnformeerd dat zij voor de periode van de lange buitendienststelling in de zomer van 2012 een alternatief vervoerplan zullen uitwerken. Bij deze uitwerking worden verschillende partijen betrokken, waaronder (vertegenwoordigers) van de treinreizigers. Daarbij wordt er naar gestreefd om de toename van de reistijd te minimaliseren. Gedacht wordt bijvoorbeeld aan direct busvervoer om Zwolle heen voor doorgaande reizigers.
Kunt u aangeven welke alternatieven er zijn onderzocht voor het sluiten van station Zwolle en waarom deze alternatieven niet zijn gekozen?
Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven heeft ProRail, in overleg met de betrokken vervoerders, ervoor gekozen dat deze werkzaamheden beter uitgevoerd kunnen worden door middel van één lange buitendienststelling dan door middel van een stapsgewijze aanpak met meerdere korte buitendienststellingen. Naast deze nu gekozen aanpak heeft ProRail samen met de betrokken vervoerders de volgende alternatieven onderzocht:
ProRail en de vervoerders hebben gezamenlijk gekozen voor de nu geplande aanpak vanwege:
Kunt u aangeven waarom er bij Zwolle niet gedacht is aan een tijdelijk nood-kopstation ten oosten van het station ter hoogte van de Deventerstraatweg? Deelt u de mening dat via zo’n noodstation een doorgaande intercity Leeuwarden/Groningen-Zwolle-Deventer-Arnhem kan blijven rijden waardoor busvervoer op de landsdelige hoofdroute vermeden wordt, het reistijdverlies wordt beperkt tot 30 minuten en ook de regiotreinen naar Nijverdal, Emmen en Groningen kunnen blijven rijden? Bent u bereid deze mogelijkheid bij de directies van NS en ProRail onder de aandacht te brengen?
Dit alternatief is door ProRail en de vervoerders overwogen en door hen als minder aantrekkelijk beoordeeld dan de nu gekozen aanpak. De nadelen daarvan zijn:
Is het daarnaast mogelijk om de regionaal al langer ter discussie staande rijtijdverkorting tussen Almelo en Vroomshoop te realiseren zodat reizigers van Mariënberg t/m Emmen tijdens de werkzaamheden zonder reistijdverlies van en naar de Randstad kunnen blijven rijden via Almelo, en daarnaast ook het goederenvervoer van Coevorden en het Noorden kan blijven rijden? Bent u bereid dit regionale project uiterlijk in het voorjaar van 2012 door ProRail te laten realiseren en indien nodig financieel te ondersteunen?
ProRail heeft mij geïnformeerd dat de rijtijdverkorting die tussen Almelo en Vroomshoop gerealiseerd kan worden onvoldoende is om treinreizigers van Mariënberg t/m Emmen zonder reistijdverlies via Almelo in plaats van via Zwolle van en naar de Randstad te laten rijden. Het goederenvervoer van Coevorden en het Noorden blijft bij de huidige aanpak gewaarborgd.
Op basis van bovenstaande zie ik geen reden om ProRail op te dragen dit project uiterlijk in het voorjaar van 2012 te laten realiseren. Besluitvorming hierover zal via de gebruikelijke, daartoe geëigende procedure plaatsvinden.
Is het, uitgaande van een voorspoedig lopend bouw- en testtraject, tevens mogelijk om de Hanzelijn vervroegd te openen tot Kampen Zuid of zelfs tot Zwolle IJsselallee, zodat reizigers uit Kampen eveneens een adequaat vervoersalternatief krijgen?
Op basis van informatie van ProRail kan ik u meedelen dat de huidige planning voor het bouwen en testen van de Hanzelijn, inclusief de daarbij benodigde marges voor het opvangen van onvoorziene risico’s en tegenvallers, geen ruimte biedt voor een dergelijke vervroegde opening.
Het bericht "Duitse verbinding Betuwelijn vertraagd" |
|
Maarten Haverkamp (CDA), Jacques Monasch (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Duitse verbinding Betuwelijn vertraagd»?1
Ja.
Heeft u inmiddels gesproken met minister Ramsauer over het schema dat Duitsland volgt met betrekking tot de aanleg van het derde spoor bij Emmerich? Zo nee, wanneer gaat dit dan plaatsvinden? Zo ja wat was de uitkomst van dit gesprek?
Staatssecretaris Scheurle heb ik gesproken op de Tansportraad van 31 maart 2011 en Minister Ramsauer op de informele Transportraad in februari jl. Met de heer Ramsauer heb ik recent een afspraak gemaakt voor een bezoek aan Rotterdam op 17 november 2011. Het derde spoor zal dan nadrukkelijk aan de orde komen. Het antwoord van beide bewindslieden is dat realisatie van het derde spoor hoge prioriteit heeft. Staatssecretaris Scheurle heeft dat 14 april 2011 schriftelijk bevestigd.2
Hoe verhoudt zich de huidige planning tot de planning zoals u die op 8 december jongstleden in een algemeen overleg met de Kamer deelde?
Ik heb ook in het Algemeen Overleg van 8 december 2010 mijn twijfels geuit over de haalbaarheid van 2013 als opleverjaar voor het derde spoor. Staatssecretaris Scheurle geeft nu in zijn brief aan dat de beschikking voor de bouw op zijn vroegst afgegeven wordt in 2013. Een nieuwe planning voor oplevering biedt hij nog niet. Dat er vertraging in de realisatie van het derde spoor optreedt is duidelijk.
Houdt de Duitse overheid het budget nog wel gereserveerd voor tijdige realisatie? Hoe is de recente besluitvorming in Duitsland over de Betuweroute verlopen?
De overheidsfinanciering voor het derde spoor komt van het Bundesministerie te Berlijn en van de deelregering Nordrhein-Westfalen (NRW). Het NRW deel staat sinds 2003 gereserveerd en het Bundesministerie heeft zich toen eveneens budgettair verplicht. De kosten van het derde spoor zijn inmiddels gestegen en de gereserveerde budgetten dekken niet meer volledig het project. Minister Voigtsberger en Staatssecretaris Scheurle hebben in januari 2011 een Arbeitsgruppe geformeerd met de opdracht om voorstellen uit te werken voor de financiering.
Is het waar dat de Rotterdamse haven volgens de huidige prognoses het derde spoor in 2014 of 2015 echt nodig zal hebben?
Ik verwacht dat de bestaande twee sporen tussen Zevenaar en Oberhausen dankzij de blokverdichting in 2012 ruimte bieden voor groei van het goederenverkeer tot 2015. Dit is gebaseerd op de huidige capaciteitsberekeningen, die uitgaan van een benuttingsgraad van 80%.
Ik vraag ProRail en Keyrail om samen met DBnetz die benuttingsgraad te gaan verhogen en naar logistieke mogelijkheden te zoeken om de bestaande twee sporen intensiever te gebruiken. Alles moet in het werk gesteld worden om de capaciteit van de twee sporen zo veel mogelijk op te rekken totdat het derde spoor beschikbaar komt.