Het blijven gebruiken van Deep Packet Inspection door telecombedrijven |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Telco’s blijven Deep Packet Inspection gebruiken»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het voortzetten van het gebruik van Deep Packet Inspection (DPI) door telecombedrijven lijnrecht tegenover de wens van de Tweede Kamer staat? Zo ja, gaat u op korte termijn actie ondernemen tegen dit gebruik?
Nee. Samen met uw Kamer hecht ik er sterk aan dat de privacy en de persoonsgegevens van gebruikers van de netwerken van mobiele telecomaanbieders en de vertrouwelijkheid van de communicatie via deze netwerken beschermd en gerespecteerd worden. De telecomaanbieders zijn gebonden aan wettelijke kaders zoals aangegeven door de Telecommunicatiewet (hierna Tw), de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna Wbp) en het Wetboek van Strafrecht. De vertrouwelijkheid van online communicatie is onlangs in het wetsvoorstel tot wijziging van de Tw op initiatief van uw Kamer nader verduidelijkt. Dit wetsvoorstel ligt momenteel bij de Eerste Kamer. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Tw heb ik aangegeven dat data-analysetechnieken, zoals Deep Packet Inspection (hierna DPI), op meerdere manieren en voor diverse doeleinden gebruikt kunnen worden, zowel rechtmatige als onrechtmatige. Zoals ik daarbij aangaf, moeten de aanbieders bij het gebruik van deze technieken de privacy, de vertrouwelijkheid van communicatie en de bescherming van persoonsgegevens van de gebruikers van hun netwerken beschermen en respecteren. Bij overtreding van de eerder genoemde wetgeving zal hiertegen door de bevoegde toezichthouders moeten worden opgetreden.
Op basis van voorlopig onderzoek dat de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna OPTA) heeft uitgevoerd op basis van de Tw, heeft OPTA geen aanleiding gezien voor handhavend optreden tegen de onderzochte aanbieders van mobiele netwerken. Op dit moment voert het College Bescherming Persoonsgegevens (hierna CBP) nader onderzoek uit naar de vraag of zich overtredingen van de Wbp voordoen of hebben voorgedaan. OPTA zal in het vervolg van haar onderzoek ook de onderzoeksresultaten van het CBP betrekken en indien nodig handhavend optreden.
Eerder heb ik uw Kamer geïnformeerd over een oriënterend onderzoek dat het OM had gestart naar het gebruik van DPI door KPN. Op 4 augustus jl. heeft het OM bekend gemaakt dat er in dit oriënterend onderzoek geen aanwijzingen zijn gevonden dat KPN met DPI haar klanten heeft afgeluisterd. Het OM zal dan ook geen strafrechtelijk onderzoek instellen.
Bent u het eens dat ter voorkoming van het misbruik van DPI de onderzoeksresultaten van het College Bescherming Persoonsgegevens zo spoedig mogelijk bekend gemaakt moeten worden?
Ik ben het met u eens dat de onderzoekresultaten van het CBP spoedig beschikbaar moeten komen, maar de snelheid waarmee het onderzoek wordt uitgevoerd mag niet ten koste gaan van de zorgvuldigheid en grondigheid. Het CBP heeft aangegeven hoge prioriteit te geven aan het betreffende onderzoek. Hangende een onderzoek doet het CBP geen uitspraken over de inhoud noch over het procedurele verloop van het onderzoek. Een datum waarop de resultaten beschikbaar zullen komen is dan ook op dit moment niet te noemen.
Bent u bereid het College Bescherming Persoonsgegevens te verzoeken om prioriteit te geven aan het onderzoek of DPI strookt met de privacywetgeving? Kunt u een datum geven wanneer de resultaten van dit onderzoek bekend gemaakt worden?
Zie antwoord vraag 3.
De luchtbrug voor Somalië |
|
Sjoera Dikkers (PvdA), Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Zal het Wereldvoedselprogramma (WFP) van de Verenigde Naties (VN) in de komende dagen een luchtbrug naar Mogadishu op touw zetten om hongerende kinderen in Zuid-Soedan van noodhulp te voorzien?1
Verschillende hulporganisaties, waaronder het Wereldvoedselprogramma, hebben in de afgelopen weken hulpgoederen per vliegtuig naar de Somalische hoofdstad Mogadishu getransporteerd.
Deelt u de mening van het WFP dat de situatie dermate ernstig is dat, indien er niet in de komende dagen extra voedsel naar Zuid-Soedan wordt gebracht, 2,2 miljoen mensen, die tot nu toe onbereikbaar waren, in acuut gevaar komen?
Ik ga ervan uit dat bedoeld werd naar de humanitaire situatie in Somalië te vragen. Deze is inderdaad buitengewoon ernstig, en is de afgelopen weken verslechterd. Inmiddels is in zes regio’s in Zuid- en Centraal-Somalië volgens de VN sprake van hongersnood. De toegang tot deze gebieden is echter moeilijk voor hulporganisaties. Waar mogelijk proberen reeds aanwezige organisaties hun activiteiten te intensiveren, met enig succes. In augustus bereikten hulporganisaties 1 miljoen mensen in de zuidelijke regio’s van Somalië. Dit is ruim een verdrievoudiging van het aantal bereikte mensen in de maand juli.
Binnenkort gaat uw Kamer, op verzoek van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken, een stand-van-zakenbrief toe over de humanitaire crisis in de Hoorn van Afrika. Het verslag van mijn recente bezoek aan Mogadishu is opgenomen in de Kamerbrief over de Nederlandse inzet op het gebied van geïntegreerde piraterijbestrijding en stabilisering van Somalië.
Deelt u de mening van het WFP dat de meerderheid van deze mensen inmiddels te zwak is om zichzelf naar elders te begeven op zoek naar eten en er dus niets anders op zit dan het eten naar hen toe te brengen? Zo ja, bent u bereid de luchtbrug te steunen met middelen die u ter beschikking staan, bijvoorbeeld een financiële bijdrage, maar mogelijk ook transportcapaciteit van de Koninklijke Luchtmacht? Zo ja, wat gaat de Nederlandse regering doen? Zo nee, waarom niet?
Er bestaat een grote behoefte aan voedselhulp en therapeutische voeding in Zuid- en Centraal-Somalië, evenals in enkele delen van Noord-Somalië. Nederland heeft extra geld beschikbaar gesteld, onder andere voor activiteiten van het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) in Somalië. ICRC voert onder andere voedseldistributies uit in gebieden die onder controle staan van de radicaalislamitische Al Shabaab. Ook heb ik een additionele bijdrage van 10 miljoen euro gedaan aan het Gemeenschappelijke Humanitaire Fonds voor Somalië. Dit fonds wordt door de VN beheerd en kan snel, flexibel en verantwoord activiteiten financieren, zoals voedselhulp, veilig drinkwater en medische voorzieningen. In totaal bedraagt de Nederlandse humanitaire hulp aan de crisis in de Hoorn van Afrika nu ruim 25 miljoen euro.
WFP heeft aangegeven over voldoende middelen te beschikken voor de eerder genoemde luchttransporten naar Mogadishu, en heeft Nederland niet verzocht om transportcapaciteit ter beschikking te stellen.
Bent u bereid deze vragen op de kortst mogelijke termijn te beantwoorden, aangezien het hier om een noodsituatie gaat?
Helaas is dat niet gelukt.
Het artikel ‘De levensgenieter krijgt ‘levenslang’ oftewel eens genoten altijd genoten |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u het artikel gelezen van prof dr. B.M.E.M. Schols over artikel 10 Successiewet 1956 (SW), getiteld «De levensgenieter krijgt «levenslang» oftewel eens genoten altijd genoten»?1
Ja.
Bent u het met de auteur eens dat het standpunt van het specialistenteam onjuist, is omdat na afstand van het vruchtgebruik sprake is van een nieuwe rechtsverhouding zodat het genot na de omzetting (na 180 dagen) is geëindigd, als bedoeld in artikel 10 lid 4 letter b SW?
De door de Belastingdienst aangegeven toepassing van artikel 10 van de Successiewet 1956 (hierna: SW) is naar mijn mening juist en ik deel de opvatting van de auteur dus niet. Het betreft hier situaties waarin ouders hun woning in het verleden hebben overgedragen aan hun kinderen onder voorbehoud van vruchtgebruik, een recht van gebruik en bewoning of een huurrecht. Een van de redenen daarvoor is te voorkomen dat de waardestijging van de woning bij overlijden van de ouders in de heffing van erfbelasting wordt betrokken; dit terwijl de ouders materieel gezien door het voorbehouden recht in dezelfde positie verkeren als voor de overdracht. Zonder toepassing van artikel 10 SW zouden de waardestijging en de waardeaangroei van bloot eigendom naar volle eigendom bij de kinderen onbelast blijven. Met het oog op o.a. dit soort belastingbesparende situaties is artikel 10 SW bij de herziening van de SW per 1 januari 20102 uitdrukkelijk in de wet gehandhaafd. Het belang van de werking van deze bepaling is bij die herziening uitvoerig benadrukt.
Binnen de huidige regelgeving kunnen partijen de toepassing van artikel 10 SW voorkomen wanneer de kinderen de (bloot) eigendom van de woning overdragen (terugverkopen of schenken) aan hun ouders. Hiermee wordt de eerdere overdracht van de bloot eigendom teruggedraaid en zal de woning weer in zijn geheel onbezwaard tot het vermogen van de ouders behoren. Een dergelijke terugoverdracht zal in veel gevallen niet de voorkeur hebben van partijen en zal ook niet altijd (financieel) realiseerbaar zijn.
Zoals in het nader rapport bij het wetsvoorstel inzake de herziening van de SW is meegedeeld, is het besluit van 30 november 1964 ingetrokken, omdat dit besluit niet paste in de bedoeling van dat wetsvoorstel om allerlei estateplanningsmogelijkheden ter besparing van erfbelasting zoveel mogelijk te beteugelen.3 Uitgaan van de waarde van de woning ten tijde van de overdracht in plaats van de waarde ten tijde van het overlijden is strijdig met doel en strekking van artikel 10 SW. Bij de herziening van de SW is daarom bewust afgezien van het treffen van overgangsrecht na intrekking van het genoemde besluit.4 Als gevolg hiervan wordt de hiervoor beschreven situatie – conform de bedoeling van artikel 10 SW – zwaarder dan voor 1 januari 2010 in de heffing van erfbelasting betrokken.
Hoewel een belangrijke reden voor de overdracht van de woning onder het voorbehoud van het vruchtgebruik of een recht van gebruik en bewoning is gelegen in besparing van erfbelasting, realiseer ik me ook dat mensen vertrouwen hebben ontleend aan het genoemde besluit uit 1964. De omstandigheden afwegend, en met de toezegging om de praktijkgevolgen van de aanpassing van artikel 10 SW twee jaar na wijziging te bezien in het achterhoofd5, zal ik alsnog overgangsrecht treffen voor de intrekking van het besluit. Het overgangsrecht zal uiteraard alleen gelden voor situaties die zijn ontstaan door een overdracht van de woning vóór 1 januari 2010. Het overgangsrecht zal erop neerkomen dat de betreffende belastingplichtigen bij het overlijden van (een van) hun ouders mogen uitgaan van de waarde van de woning op het tijdstip van de rechtshandeling waarbij de woning is overgedragen, vermeerderd met de waardestijging van 1 januari 2010 tot de overlijdensdatum. Hierdoor wordt een waardestijging tussen het moment van de rechtshandeling en 1 januari 2010 niet meegenomen voor de toepassing van artikel 10 SW. Wellicht ten overvloede merk ik op dat overgangsrecht ook zal gelden voor situaties waarin het vruchtgebruik inmiddels is omgezet in huur. Het overgangsrecht zal worden opgenomen in een binnenkort te publiceren beleidsbesluit. De kosten van het overgangsrecht ten bedrage van € 10 miljoen zullen worden gedekt door eenmalig de indexatie van de bedragen van de eerste tariefschijf en de vrijstellingen in de schenk- en erfbelasting achterwege te laten.
Zo nee, vindt u niet dat mensen, ondanks het ontbreken van overgangsrecht, een eerlijke kans moeten krijgen het «artikel 10 SW-gevaar» te repareren?
Zie antwoord vraag 2.
Zo nee, ook niet nu deze mensen al sinds 1964 gebruik hebben gemaakt van een resolutie (resolutie 30 november 1964, BNB 1965/96) die zonder overgangsrecht ineens wordt ingetrokken?
Zie antwoord vraag 2.
Zo nee, is er geen sprake van onbehoorlijk bestuur nu, naast het ontbreken van overgangsrecht, de reparatiemogelijkheid ook wordt ontnomen? Bent u bereid de mogelijkheid te bieden tot een reparatiemogelijkheid, waaraan mensen rechtszekerheid kunnen ontlenen?
Zie antwoord vraag 2.
Is er geen sprake van rechtsongelijkheid nu alleen het specialistenteam successie/schenking Randmeren, kantoor Zwolle (25 maart 2011, C2010/151) stelt dat artikel 10 SW tijdens leven niet kan worden gerepareerd? Wat gaat u aan deze rechtsongelijkheid doen?
Er is geen sprake van rechtsongelijkheid. Het standpunt is weliswaar naar buiten gebracht via een brief van het specialistenteam Successiewet Randmeren, kantoor Zwolle, maar er is sprake van een gecoördineerd standpunt binnen de Belastingdienst, in casu de drie specialistenteams. Er heeft bovendien overleg plaatsgevonden met het ministerie van Financiën.
Vindt u niet dat de inspecteur dit soort bijzondere vraagstukken vooraf had moeten afstemmen met het ministerie van Financiën of met u omdat antwoord wordt gegeven op een rechtsvraag? Is er geen beleid om antwoorden op rechtsvragen landelijk te coördineren?
Zie antwoord vraag 6.
Waarom wordt bij besluit (ministerie van Financiën 6 januari 2011 nr DGB2010/6643M) vastgelegd dat er niet alleen een zakelijke huur moet zijn overeengekomen maar dat die huur ook jaarlijks moet zijn aangepast? Realiseert u zich dat er dan geen enkele situatie onder valt, omdat aanpassing niet gebeurt in de praktijk?
Tijdens de herziening van de SW is door de Kamer gevraagd naar overgangsrecht voor op 1 januari 2010 bestaande huursituaties. Mijn ambtsvoorganger heeft toen op dit punt overgangsrecht aangekondigd. De goedkeuring in het genoemde beleidsbesluit is één op één overgenomen uit de parlementaire stukken. Het uitgangspunt van de goedkeuring is de zakelijkheid van de huur. Hierbij is natuurlijk van belang dat de betreffende huur tot aan het overlijden zakelijk blijft. Anders heeft het uitgangspunt van zakelijkheid geen betekenis. Een huursom die in 1990 zakelijk is bepaald, is zonder aanpassingen niet meer zakelijk in 2011. De voor de hand liggende wijze van het zakelijk houden van de huursom is dat de huursom de trendmatige huurontwikkeling volgt. Hieraan is in ieder geval voldaan als de huur jaarlijks is aangepast aan de huurindexatie. Maar er zullen ook andere manieren zijn om een huur zakelijk te houden. Of hiervan sprake is, is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval. Indien betrokkenen in redelijkheid konden aannemen dat de overeengekomen huurprijs zakelijk was en deze tot het overlijden zakelijk is gebleven, zal de in het besluit van 6 januari 2011 opgenomen goedkeuring van toepassing zijn. De formulering van het beleidsbesluit is strikter dan noodzakelijk en zal met inachtneming van het vorenstaande worden versoepeld. Ter voorkoming van misverstanden merk ik nog op dat voor huursituaties die op of na 1 januari 2010 zijn ontstaan de wettelijke regeling geldt, waarbij een huursom van 6% van de waarde van de woning in onbezwaarde staat als voorwaarde geldt om toepassing van artikel 10 SW te voorkomen.
Wat vindt u van de opmerking van prof. dr. J.P.M. Stubbe in Fiscale Berichten voor het Notariaat (FBN) 2010 nr. 20, dat de huur van woonruimte maatschappelijk en juridisch gezien niet jaarlijks aan de ontwikkeling van de waarde van de woning kan worden aangepast?
Vooreerst merk ik op dat bij de toepassing van artikel 10 SW andere uitgangspunten ten aanzien van huur-verhuursituaties worden gehanteerd dan in puur zakelijke verhuursituaties tussen willekeurige derden. Een vergelijking met zakelijke verhuursituaties gaat daarom ook mank, omdat bij artikel 10 SW-situaties per definitie sprake is van een familierelatie. Voor artikel 10 SW geldt wettelijk sinds 1 januari 2010 als algemeen uitgangspunt dat sprake is van genot indien voor het genot van een vruchtgebruik niet jaarlijks een vergoeding van ten minste 6% van de waarde van de goederen in onbezwaarde staat wordt betaald. Dit forfaitaire percentage wordt consequent voorgeschreven voor alle situaties van waarderingen van vruchtgebruiken en blooteigendommen in de SW en geldt blijkens de wetsgeschiedenis bij de herziening van de SW ook voor huur-verhuursituaties, waarin de verhuurde woning voor de overdracht aan de kinderen in volle eigendom aan de ouders toebehoorde.6 Deze uitgangspunten in de SW botsen niet met de genoemde uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.
In dit kader wil ik nog opmerken dat bij de behandeling van de herziening van de SW het voornemen is uitgesproken om het forfaitaire percentage dat wordt gehanteerd in de SW te verlagen van 6% naar 4%.7 Dit lagere percentage zou dan ook automatisch gegolden hebben voor de overeen te komen huurprijs. Tegen dit voornemen bleek echter veel weerstand te bestaan, omdat een gevolg daarvan was dat nalatenschappen met een wettelijke verdeling in hun totaliteit zwaarder zouden worden belast. Om die reden is toen alsnog afgezien van een verlaging van het percentage en is bewust vastgehouden aan het percentage van 6. Zoals vermeld geldt het forfaitaire percentage van 6% voor de gehele SW en dus ook voor huur-verhuursituaties.
Mede in het kader van het gestelde in de onderhavige vragen acht ik het zinvol om een nader onderzoek in te stellen naar het in de SW gehanteerde forfaitaire percentage van 6. Bij dit onderzoek, dat in 2012 zal plaatsvinden, zal ik uiteraard oog hebben voor de gevolgen van een eventuele aanpassing van het percentage voor bepaalde verervingssituaties, zoals die van de wettelijke verdeling. Ook zal een verband gelegd kunnen worden met de inkomstenbelasting.
Heeft u zich gerealiseerd dat de huurprijs van 6% in veel gevallen hoger is dan het percentage uit de uitvoeringswet huurprijzenwet woonruimte? Welke boete of straf kan iemand krijgen die een huurprijs vraagt die boven dat wettelijke maximum ligt?
Zie antwoord vraag 9.
Realiseert u zich dat in het geliberaliseerde deel van de huurmarkt de gemiddelde huurprijs 4,7% van de WOZ-waarde van de woning bedraagt (Hervorming van het Nederlandse woonbeleid, Centraal Planbureau, 2010)?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u één grote verhuurder in Nederland aanwijzen die een huurprijs van 6% van de WOZ-waarde gemiddeld bij zijn huurders in rekening brengt?
Zie antwoord vraag 9.
Deelt u de analyse uit het voornoemde CPB-rapport dat voor een nominaal rendement van 6% per jaar een bruto huurprijs van 3,7% vereist is (6% – 2% inflatie – 1% extra waardestijging van de woning boven inflatie + 0,7% kosten onderhoud)? Bent u bereid het voorgenoemde besluit aan te passen en 3,7% te bestempelen als een marktconforme huur?
Zie antwoord vraag 8.
Welke waarde moet bij de berekening eigenlijk worden genomen, de WOZ-waarde of de werkelijke waarde van het huis?
Er dient uitgegaan te worden van een huursom van 6% van de WOZ-waarde van de woning.
Hoe zijn dit soort ingrijpende maatregelen gecommuniceerd naar de burger?
De maatregelen zijn in werking getreden in het kader van de herziening van de SW per 1 januari 2010. Overigens bestond artikel 10 SW ook voordien al en had het artikel toen een gelijke strekking. Met betrekking tot de wijzigingen in de SW is in 2009 veel publiciteit geweest. Zo zijn er regelmatig nieuwsberichten geplaatst op de website van het ministerie van Financiën en ook op de website van de Belastingdienst. De aangepaste regelgeving is uiteraard uiteindelijk ook in de Staatsblad gepubliceerd.
Gezien het feit dat vanuit de praktijk er heel veel verontwaardiging over is dat er geen overgangsrecht geldt voor de intrekking van de resolutie van 30 november 1964, BNB 1965/96, is het niet rechtvaardiger een step-up regeling te bedenken waardoor een eventuele waardeontwikkeling tot 1 januari 2010 niet relevant of slechts gedeeltelijk relevant is voor artikel 10 SW?
Zie antwoord vraag 2.
Aangezien velen forse verbeteringen aan de woning hebben aangebracht tussen de overdracht aan het overlijden, wordt er rekening gehouden met deze woningverbeteringen? Is er een vrije bewijsregeling of hadden deze mensen de nota’s, van soms tientallen jaren geleden, moeten bewaren?
Voor artikel 10 SW dient men in de genoemde gevallen uit te gaan van de WOZ-waarde van de woning op het moment van het overlijden, gerelateerd aan de staat van de woning op het moment van de vervreemding aan de kinderen. Dit betekent dat bij tussentijdse verbeteringen de waardestijging ontstaan door de verbeteringen niet in de heffing (op grond van artikel 10 SW) wordt betrokken. De belanghebbende dient aannemelijk te maken dat sprake is van verbeteringen. Er geldt geen voorgeschreven vorm. Er is derhalve inderdaad sprake van een vrije bewijsregeling.
Klokkenluiders bij de politie |
|
Ronald van Raak |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Waarom deelt u het oordeel van politiebond ACP dat de bescherming van klokkenluiders bij de politie tekortschiet niet?1
In de tijd dat de casus speelde (2008) werd al gewerkt aan een uniforme regeling voor klokkenluiders bij de sectoren Rijk, Politie en Defensie, waarin een verbeterde bescherming is opgenomen. Dit heeft geleid tot het besluit van 15 december 2009, houdende een regeling voor het melden van een vermoeden van een misstand bij de sectoren Rijk en Politie (Besluit melden vermoeden van misstand bij Rijk en Politie).
Dit besluit had de instemming van de politievakorganisaties, waaronder de politiebond ACP.
In dit besluit is de procedure voor het melden van een misstand door een ambtenaar en de bescherming tegen een eventuele rechtspositionele benadeling, alsmede de tegemoetkoming in de kosten in verband met eventuele procedurekosten nader uitgewerkt.
Waarom hebt u ervoor gekozen de conclusie van de Commissie Integriteit Overheid, dat de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken ten onrechte heeft nagelaten een disciplinair of strafrechtelijk onderzoek te starten naar het handelen van politietopman Goudswaard, naast neer te leggen?
In mijn reactie aan de voorzitter van de Commissie van 17 juni jl. heb ik toegelicht dat er geen aanwijzingen waren die een disciplinair en of strafrechtelijk onderzoek zouden rechtvaardigen. Zie hiervoor verder ook het antwoord op vraag 3.
Deelt u de opvatting dat noch de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), noch de commissie Staal onderzoek hebben gedaan naar strafrechtelijke overtredingen?
Het onderzoek van de AIVD is op grond van de Wet op de veiligheidsonderzoeken (Wvo) uitgevoerd om te bezien of de voormalige korpschef van Zeeland, uit een oogpunt van nationale veiligheid, een vertrouwensfunctie mocht uitoefenen. Het onderzoek van de commissie Staal bestond uit drie onderdelen: onderzoek naar mogelijke misstanden en de integriteitscultuur binnen het korps, onderzoek naar de rol en besluitvorming van eindverantwoordelijken en het doen van aanbevelingen voor herstel van vertrouwen tussen de korpsleiding en de ondernemingsraad en de korpsleiding en de rest van het korps. Beide onderzoeken hebben geen feiten opgeleverd waaruit ernstig plichtverzuim dan wel van strafrechtelijk relevant handelen zou kunnen worden afgeleid.
Waarom deelt u de kritiek van de Commissie Integriteit Overheid over de manier waarop de commissie Staal is omgegaan met de identiteit van de klokkenluiders niet? Waarom deelt u niet de conclusie van zowel de Commissie Integriteit Overheid als de politiebond ACP dat agenten door deze ontwikkelingen minder geneigd zullen zijn misstanden binnen de politie te melden?
Zoals in de reactie aan de Voorzitter van de Commissie Integriteit Overheid is aangegeven betreur ik het dat de naam van betrokkene in de openbaarheid is gekomen. Ik ben van mening dat dergelijke rapportages geanonimiseerd naar buiten moeten worden gebracht, zodat medewerkers die misstanden willen melden, zich niet geremd hoeven te voelen door de vrees dat hun identiteit eventueel in de openbaarheid zal komen.
Het onder vraag 1 genoemde besluit, regelt dat de identiteit van de melder niet bekend gemaakt mag worden zonder instemming van de melder.
Bent u bereid de mogelijkheid te onderzoeken om agenten anoniem misstanden te laten melden en bij dit onderzoek de politievakbonden te betrekken?
Het onder vraag 1 genoemde besluit, dat betrekking heeft op de ambtelijke dienst, voorziet niet in anonieme meldingen door ambtenaren, omdat daarmee de transparantie van ambtelijke organisaties en daarmee de integriteit niet wordt vergroot.
Artikel 36 van het besluit bevat een evaluatiebepaling dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van dit besluit aan de Staten-Generaal een verslag zendt over de doeltreffendheid en de effecten van dit besluit in de praktijk. Ik acht het op dit moment niet nodig om onderzoek te verrichten om te bezien of agenten anoniem misstanden kunnen melden.
De aanhoudende meldingen van misstanden bij diertransporten |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Marianne Thieme (PvdD) |
|
![]() ![]() |
Kent u de rapportage van de misstanden door Eyes on Animals tijdens een diertransport door de Nederlandse transporteur Keus en Mollink naar Turkije, waar o.a. Uitgesproken VARA op vrijdag 22 juli aandacht aan besteedt?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de bevindingen van Eyes on Animals dat tijdens het transport voldoende ligstro ontbreekt, de dieren te weinig water krijgen en na een zeer lange tocht in slechte conditie in Ankara aankomen?
Tot op heden heb ik op geen nadere informatie ontvangen van de Hongaarse, Bulgaarse en/of Turkse autoriteiten naar aanleiding van mijn verzoek. Ik kan de bevindingen derhalve niet verifiëren.
Heeft u inmiddels nadere informatie van de Turkse, Bulgaarse en Hongaarse autoriteiten over onderzoek naar een diertransport op 17 april jl. van 67 runderen uit Hongarije door hetzelfde bedrijf, waar u de Kamer in uw brief van 14 juni jl. over heeft geïnformeerd?2
Zie antwoord vraag 2.
Heeft het onderzoek van de nVWA naar het reisjournaal van het diertransport van de 67 runderen, de reis en rusttijden, de vervoersbewijzen van de chauffeurs en de bevindingen van de lokale autoriteiten kennis van strafbare feiten opgeleverd? Zo ja, welke maatregelen zijn tegen dit bedrijf genomen en welke boetes zijn opgelegd? Zo neen, hoe verklaart u dat?
De nVWA heeft op 29 juni 2011 het bedrijf een bestuurlijke boete van € 1 500 opgelegd wegens het niet zonder oponthoud uitvoeren van het transport van deze runderen naar de plaats van bestemming. Bij meerdere opeenvolgende overtredingen of bij ernstige overtredingen kan de nVWA besluiten de vergunning direct te schorsen of in te trekken. Hiervan was in dit geval geen sprake.
Hoe verklaart u dat ondanks nVWA controles de, bij de nVWA slecht bekend staande, diertransporteur op deze wijze dieren naar Turkije heeft kunnen vervoeren?
Het betreffende transport is gestart in Hongarije. Derhalve heeft niet de nVWA, maar de Hongaarse autoriteit het transport gecertificeerd.
Wanneer legt u de vrachtwagens van deze recidiverende transporteur aan de ketting? Met andere woorden wanneer wordt de vergunning ingetrokken? Indien u dit niet van plan bent, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Welke rol heeft de kwaliteitsregeling Quality system Livestock Logistics (QLL) in de casus van Keus en Mollink gehad? Indien geen enkele rol, waarom niet?
Het bedrijf is lid van QLL. De nVWA heeft QLL in dit specifieke geval op de hoogte gesteld van de opgelegde bestuurlijke boete. Het is aan QLL om zelf te bepalen of en zo ja welke maatregelen er worden genomen tegen een deelnemer.
In het algemeen gesproken ga ik ervan uit dat QLL passende maatregelen neemt tegen deelnemers die zich niet aan de kwaliteitsregeling houden.
Op welke wijze bent u van plan de motie Thieme3 uit te voeren, waarin de Kamer de regering opdraagt de controle op veetransporten en slachthuizen weer geheel in overheidshanden te nemen? Ziet u nog steeds een rol voor de dierenpolitie bij deze controle? Zo ja, wanneer gaat u de Kamer over deze plannen voor de inzet van dierenpolitie bij controle van veetransporten informeren?
Over de motie Thieme (TK 26 991 nr. 304, 12 januari 2011) heb ik met uw Kamer gesproken tijdens het spoeddebat op 28 april 2011. Ik verwijs u hiervoor naar de handelingen van de Tweede Kamer. Over de dierenpolitie zullen de minister van Veiligheid en Justitie en ik u verder informeren in oktober 2011.
Het bericht dat topsalarissen in de zorg gewoon worden doorbetaald |
|
Karen Gerbrands (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Beloningscode zorg mislukt»?1
Ik moet eerst constateren dat deze set vragen mijn antwoorden op uw eerdere set vragen van 7 juli («over het bericht dat er vorig jaar door ziekenhuizen voor 4 miljoen aan exitpremies is uitgekeerd) heeft gekruist. Die constatering is van belang omdat ik met name in het antwoord 3 van die set ga ik in op uw soortgelijke stelling in die vraagstelling: ziekenhuizen houden zich blijkbaar niet aan de BBZ (beloningscode voor bestuurders in de zorg).
Samengevat luidde dat antwoord dat de stelling niet juist is. Dat geldt dus ook voor de stelling uit de kop van het FD-artikel.
De BBZ, evenals de komende normeringswet, richten zich op nieuwe contracten. Alle reeds bestaande contracten met de bestuurders van zorginstellingen worden gerespecteerd. Dat is juridisch onontkoombaar. Daarom kan het succes van de BBZ niet worden afgemeten aan het totale bestand van de arbeidsovereenkomsten met bestuurders, maar moet dat worden beoordeeld aan de hand van enkel de nieuw afgesloten arbeidsovereenkomsten. Dat zijn dan de contracten die vanaf 2010 zijn aangegaan, vanaf de inwerkingtreding van de beloningscode.
Ik vind het vervelend dat er een vertekend beeld ontstaat over de naleving van de BBZ door dit soort onjuiste vergelijkingen.
Verder wil ik er op wijzen dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dit voorjaar een voorstel voor een normeringswet bij de Kamer heeft ingediend. Daarin wordt ook de handhaving geregeld. Met deze wet krijgt het kabinet een goed instrument om het kabinetsbeleid op dit punt te verwerkelijken.
Hoe verklaart u de schokkende cijfers uit 2010 waarbij 91% van de salarissen van de bestuurders in de zorg boven de Balkendendenorm uitkwam en nog eens 40% boven de grens van 240 000 euro?
Ik kan deze cijfers nu niet beoordelen. Jaarlijks maak ik een analyse van de inkomens van bestuurders van zorginstellingen op basis van hetgeen daarover wordt verantwoord in de jaarverslagen. Mijn analyse van de cijfers over 2010 kunt u, zoals gebruikelijk, eind dit jaar verwachten.
Wel kan ik u nu al wijzen op tabel 4 van mijn analyse over de cijfers uit 2009 (TK 30 111, nr. 52). Uit die tabel blijkt dat in 2009 81% van de inkomens van zorgbestuurders onder de 130%-norm lag en 19% erboven. Dat geeft een ander beeld dan in het FD-artikel wordt opgeroepen.
Op de analyse die ik jaarlijks aan het eind van het jaar naar de Kamer stuur, baseer ik mijn oordeel over de inkomens van zorgbestuurders. Ook in die analyse zal onderscheid worden gemaakt tussen oude contracten en contracten van na de inwerkingtreding van de BBZ.
Bent u bereid met de bestuurders te overleggen en dwingende afspraken met ze te maken zodat de beloningscode wel wordt nageleefd?
Het zijn de toezichthouders die de arbeidsovereenkomsten met bestuurders sluiten (en daardoor hun inkomens bepalen), dus zij zijn degenen die ik zal aanspreken. Ik heb regelmatig contact met de twee koepels die de BBZ (beloningscode bestuurders in de zorg) tot stand hebben gebracht, de NVTZ en de NVZD. Daarin zal uiteraard de naleving en de verbetering van de naleving ter sprake komen. Uit eerder contact met hen heb ik vernomen dat hun eigen onderzoek uitwijst dat de BBZ vrijwel voor 100% wordt nageleefd. Gezien de verschillende berichten over de naleving zal ik eerst mijn eigen analyse afronden.
Verder wil ik er op wijzen dat ik recent in de Kamer heb aangegeven (bij het vragenuurtje van 7 juni) en op eerdere schriftelijke vragen van u (die van 6 juni) heb geschreven dat ik op dit moment geen instrument heb om in te grijpen in de salarissen van bestuurders en toezichthouders in de zorgsector. Ik heb de Kamer daarom in dat vragenuurtje opgeroepen om ervoor te zorgen dat het huidige wetsvoorstel over de topinkomens per 1 januari 2012 in werking kan treden. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de Nota naar aanleiding van het Verslag bij het wetsvoorstel inmiddels naar de Kamer gestuurd. De naleving van de BBZ wordt met die nieuwe wet gewaarborgd. In het regeer- en het gedoogakkoord is daarom overigens ook vastgelegd dat de WNT in de huidige vorm (dus zoals het als wetsvoorstel is ingediend) wordt ingevoerd.
Nu zelfs de directeur van de vereniging van zorgbestuurders erkent dat de beloningscode niet werkt, blijkt daar dan niet uit dat de code in de Wet normering topinkomens moet worden opgenomen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb de woorden van de voorzitter (die abusievelijk als directeur wordt gepresenteerd) aan hem voorgelegd. Zijn interpretatie is dat de BBZ alleen voor nieuwe contracten geldt en dat je daar dus over moet oordelen.
Overigens is het altijd mijn bedoeling geweest om de code dwingend op te leggen op het moment dat de normeringswet in het Staatsblad staat.
Gaat u de bestuursvoorzitter van het Maasstad ziekenhuis aanspreken op zijn veel te hoge beloning, mede gezien het feit dat zijn ziekenhuis in opspraak is geraakt door het niet naleven van de infectierichtlijnen?
Zoals ik in mijn antwoord op uw derde vraag al vermeldde, is het de Raad van Toezicht die de arbeidsovereenkomst met een bestuurder sluit. Op basis van de uitkomsten van de analyse over de cijfers uit 2010 zal ik enkele casussen kiezen voor een nadere bespreking met betrokkenen. De inkomenssituatie bij het Maasstadziekenhuis is zo uitzonderlijk dat de kans groot is dat het Maasstadziekenhuis daar bij zal zitten.
Het bericht 'Al Gore start nieuwe klimaatcampagne' |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Al Gore start nieuwe klimaatcampagne»?1
Ja.
Kunt u voor elk departement een gedetailleerd jaaroverzicht geven van de kosten (in euro’s) aangaande genomen maatregelen en heffingen ten aanzien van klimaatbeleid of beleid om klimaatverandering tegen te gaan vanaf het moment dat het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) werd opgericht in 1988?
De gevraagde informatie is niet over alle jaren beschikbaar. Een overzicht van de beschikbare middelen voor de periode 1998 tot 2011, waarbij ook de gelden voor klimaatmitigatiemaatregelen van andere departementen zijn opgenomen, staat in de begroting van VROM van 2005 (uitgavenbudgetten; vergaderjaar 2004–2005, Kamerstuk 29800-XI, nr 1, Tabel B.2 bijlage 5 Voortgang klimaatbeleid 2004). Voor de gedetailleerde cijfers voor de genoemde periode verwijs ik naar deze begroting. Het relevante onderdeel is als bijlage bij deze antwoorden gevoegd.2 Na 2005 zijn dergelijke overzichten niet meer in de begroting opgenomen.
De totale beschikbare middelen per departement over de periode 1998 t/m 2011 zijn hieronder samengevat:
De kosten voor de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) zijn niet in deze begroting opgenomen. De kosten bedragen vanaf 2005 gemiddeld 5 miljoen euro per jaar voor het EU emissiehandelssysteem (ETS). Over de periode 1988–2005 zijn geen kosten gemaakt, omdat ETS op 1 januari 2005 is gestart.
Het CBS is bezig met een project Adaptatie- en mitigatiekosten van de overheid. In dat project worden terugkijkend naar een beperkt aantal jaren (periode 2005–2009), deze gegevens gepubliceerd. Dit zal naar verwachting medio 2012 gebeuren.
Kunt u gemotiveerd en gedetailleerd aangeven wat het kost om Nederland de Europese doelstelling van 20% CO2 reductie te laten behalen voor 2020? Kunt u ook hierbij een kostenoverzicht van alle ministeries verschaffen?
Om tot een 20% reductie van CO2 te komen zijn het ETS, de afspraken in het kader van non ETS sector en de fiscale vergroening de belangrijkste instrumenten. Op de kosten in het kader van de ETS ga ik in vraag 4 in. Voor zover kosten door het rijk zijn gemaakt in het kader van de non ETS sector verwijs ik naar het antwoord bij vraag 2.
Kunt u gemotiveerd en gedetailleerd aangeven wat de kosten zullen zijn voor het bedrijfsleven in Nederland om aan de Europese norm van 20% CO2 reductie te voldoen?
De kosten voor het bedrijfsleven kunnen niet in het algemeen worden weergegeven. Over de kosten in het kader van de ETS is wel iets te zeggen. Het onderliggende idee voor bedrijven die onder het emissiehandelssysteem vallen is dat zij zelf kunnen beoordelen wat de meest kostenefficiënte wijze is van CO2-reductie, bijvoorbeeld door zo nodig een keuze te maken voor investeren in energiebesparing of door het kopen van emissierechten. De administratieve lasten voor bedrijven die vallen onder het emissiehandelssysteem zijn geraamd door ACTAL. Op basis hiervan kom ik tot een raming over de jaren 2005 tot 2012 van in totaal 49 miljoen euro. Voor 2005 was er geen ETS en hebben bedrijven dus beperkte kosten gemaakt. Voor 2013–2020 worden de administratieve lasten geschat op 66,3 miljoen euro in totaal. De kosten voor het kopen van emissierechten in die periode worden ruwweg geschat op 700–800 miljoen per jaar, afhankelijk van de CO2-prijs. De bedrijven hebben naast kosten ook voordeel door het ETS gekregen. In de periode 2005–2010 hebben zij in totaal 25,3 miljoen rechten meer gekregen dan zij nodig hadden om hun emissies in diezelfde periode af te dekken. Energiebedrijven kunnen de waarde van de benodigde emissierechten doorberekenen in de energieprijs (conform het principe vervuiler betaal). Ook voor de andere bedrijven onder emissiehandel is het zeer aannemelijk dat de waarde van emissierechten vanaf 2005 (deels) zijn doorberekend.
Kan van elk departement worden aangegeven hoeveel FTE zich (deels) met het vraagstuk rond de klimaatverandering bezighouden en wat de totale loonkosten hiervoor zijn op jaarbasis sinds 1988?
De precieze informatie op jaarbasis over de inzet van fte’s op de verschillende onderwerpen binnen de departementen is over de gevraagde jaren niet te geven. Fte’s worden over verschillende begrotingsonderdelen en operationele doelen ingezet en zijn niet rechtstreeks aan de onderwerpen te relateren.
Kunt u een overzicht geven van alle lokale, provinciale en landelijke projecten, initiatieven die op welke manier dan ook te maken hebben met CO2 reductie en wat hiervan de kosten waren, welk doel zij dienden en waar en wanneer zij plaatsvonden sinds 1988?
In de in vraag 2 genoemde begroting van VROM is een aantal projecten van het rijk in samenwerking met gemeenten en provincies opgenomen. Het doel van deze projecten is bijdragen aan de Europese reductiedoelstelling voor broeikasgasemissies in 2020. Onderstaand is een overzicht gegeven van recent gestarte en afgeronde projecten en hun kosten. Deze kosten waren eenmalig en voor één jaar.
Kunt u vanaf 1988 een gedetailleerd jaaroverzicht geven aangaande de Nederlandse bijdrage aan Europa voor klimaatdoeleinden?
Nederland draagt jaarlijks een bedrag af aan de EU. Voor de hoogte van deze bedragen verwijs ik naar de verschillende begrotingen van het ministerie van Buitenlandse Zaken. In de jaarverslagen van de Europese Commissie staat aangegeven hoe de uitgaven van de Europese Commissie zijn verdeeld over de verschillende onderwerpen. De systematiek is zodanig dat er geen één op één relatie kan worden gelegd tussen de Nederlandse bijdrage aan Europa en de uitgaven van de Europese Commissie aan klimaatdoeleinden.
Kunt u vanaf 1988 per jaar aangeven hoeveel geld aan ontwikkelingshulp beschikbaar werd gesteld voor klimaatdoeleinden?
Nederland rapporteert elke vier jaar aan de UNFCCC over haar verplichtingen inzake het klimaatverdrag via de nationale communicaties. Sinds 2001 wordt hierin gerapporteerd over de klimaatuitgaven binnen ontwikkelingssamenwerking. In de jaren voor 2001 werd hierover niet gerapporteerd.
Deze klimaatuitgaven betreffen programma’s voor het bevorderen van het gebruik van hernieuwbare energie en adaptatiemaatregelen in met name de water- en landbouwsector.
De door Nederland gerapporteerde uitgaven zijn:
De uitgaven voor 2009 en 2010 zijn nog niet beschikbaar en zullen via de nationale communicatie 2009–2012 aan de UNFCCC gerapporteerd worden. In het kader van het terugdringen van de administratieve lasten zullen er geen aparte rapportages over klimaatuitgaven voor de jaren 2009, 2010 en 2011 gemaakt worden.
Kunt u het totale bedrag zoals voortgekomen uit bovenstaande vragen, vermelden en gemotiveerd aangeven hoe dit bedrag tot stand is gekomen?
Het informatiegehalte per onderdeel is zo verschillend dat het op basis daarvan niet mogelijk is om een juist bedrag voor het geheel over de periode 1988–2011 aan te geven.
Kunt u aangeven hoeveel kouder het is geworden en hoeveel de zeespiegel is gedaald door alle klimaatkosten die zijn gemaakt die tot doel hebben om Nederland klimaatneutraal te maken?
De Nederlandse klimaatkosten hebben niet tot doel gehad om Nederland in 2012 of 2020 reeds klimaatneutraal te maken. De doelstellingen in het kader van het Kyotoprotocol (2012) en het Europese klimaat- en energiepakket (2020) zijn bescheidener. De relatie tussen uitgaven in het kader van klimaatbeleid en effecten op trends in temperatuurreeksen en trends in verminderde zeespiegelstijging kunnen pas op langere termijn zichtbaar worden. De rechtstreekse relatie bestaat wel tussen klimaat uitgaven en de bijdrage van Nederland aan broeikasgasreductie. Deze bijdragen worden gedaan met het doel dat deze broeikasgasreductie uiteindelijk zal leiden tot een beperking van de temperatuurstijging. Het klimaatbeleid leidt er toe dat we de doelstellingen voor 2012/2020 gaan halen. Om de temperatuurstijging in 2050 tot 2 graden te beperken (dat is het uitgangspunt van de klimaatconferentie in Cancun geweest) is een grotere inspanning nodig.
Deelt u de mening dat de begrippen klimaat, energie en milieu drie totaal verschillende dingen zijn en los van elkaar gezien moeten worden? Zo ja, deelt u de mening dat mensen te nietig zijn om het klimaat, het weer over langere periode, te beïnvloeden?
Nee, klimaat, energie en milieu kunnen sterk met elkaar samenhangen.
Het bericht dat patiënten verkeerd worden voorgelicht door zorgverzekeraars |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Verzekeraar verwijst patiënt ongegrond»?1
Verwijzen is een zaak van zorgverleners zoals huisartsen en specialisten. Een verzekeraar heeft geen officiële verwijsfunctie. Als verzekerden daarom vragen, geeft Achmea, zoals ook veel andere verzekeraars, wel informatie en adviezen over zorgverleners en behandelingen. De verzekerde beslist zelf wat hij of zij met het advies van de zorgverzekeraar doet.
Bij de advisering maakt Achmea gebruik van informatie over bijvoorbeeld wachttijden en kwaliteitsnormen van beroepsgroepen. Daarnaast gebruikt Achmea waar mogelijk het resultaat uit haar eigen kwaliteitsbenchmark. Deze wordt samengesteld op basis van de uitvraag van Zichtbare Zorg, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de uitvraag van Zorgverzekeraars Nederland. Ook de resultaten van de lopende patiëntbelevingsonderzoeken (CQ-index) worden daarin verwerkt.
Het CVZ heeft onlangs uitgesproken dat het gebruik van de Da Vinci robot voor een radicale prostatectomie even effectief is als de andere operatieve behandelingen en dat het uiteindelijke resultaat van de ingreep mede wordt bepaald door de vaardigheiden van de zorgverlener en de eventuele comorbiditeit van de betreffende patiënt.
De bewering in de namens Achmea verstuurde e-mail, die in het artikel van Medisch Contact wordt aangehaald, dat «de Da Vinci-methode minder dan 10 procent kans op complicaties geeft (zoals incontinentie en napijn) terwijl dit bij de traditionele methode 90 procent is» is onjuist. Dat is niet zorgvuldig.
Deelt u de mening dat hier onzorgvuldig gehandeld is door Achmea?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid na te gaan hoeveel patiënten door Achmea verkeerd zijn voorgelicht over prostaatoperaties? Zo ja, hoe worden deze patiënten op de hoogte gesteld van het feit dat zij verkeerde informatie hebben ontvangen. Zo nee, waarom niet?
Achmea heeft hier zelf onderzoek naar gedaan. In alle verstuurde berichten aan verzekerden van het afgelopen half jaar over prostaatbehandelingen (54 stuks) zijn twee berichten gevonden met de onjuiste voorlichting, waaronder het geval dat in Medisch Contact aandacht heeft gekregen. Zonder daarover 100% zekerheid te kunnen geven (vragen kunnen ook mondeling zijn afgehandeld) heeft
Achmea op basis van het gedane onderzoek de stellige indruk dat de onjuiste informatieverstrekking op zeer beperkte schaal heeft plaatsgevonden. Inmiddels is ook de interne procedure aangepast om verdere onjuiste informatieverstrekking te voorkomen.
Bent u bereid de juistheid van de verwijzingen van alle zorgverzekeraars te onderzoeken?
Mede op basis van het antwoord op vraag 3 zie ik geen reden om de juistheid van de informatieverstrekking door zorgverzekeraars te (laten) onderzoeken. Als aanvullend argument wil ik aanvoeren dat verzekeraars er veel aan gelegen is om zorgvuldig te zijn in de informatieverstrekking voor het behoud van een goede vertrouwensband met hun verzekerden.
Welke maatregelen kunt u nemen om te zorgen dat er zo spoedig mogelijk kwaliteitsindicatoren komen voor prostaatoperaties?
Kwaliteitsindicatoren voor prostaatkanker zijn onderwerp van het Zichtbare zorg (ZiZo) programma. De indicatorenset voor een bepaalde aandoening of behandeling wordt in ZiZo verband ontwikkeld in een werkgroep waar zorgverleners, patiënten en zorgverzekeraars zitting hebben. Dit jaar is een eerste (nog niet verplichte) uitvraag voor prostaatoperaties gedaan op basis van informatie over 2010. In 2012 zal er een verplichte uitvraag volgen over de zorg die verleend is in 2011. Dit jaar komt de beroepsgroep ook met minimale volumenormen voor prostaatoperaties.
Het onderzoek van de IGZ naar de verloskundige zorg tijdens avond-nacht en weekenduren |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de schriftelijke vragen uit 20091 over het onderzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) naar de verloskundige zorg tijdens avond-nacht en weekenduren?
Ja, ik weet dat de Kamer destijds vragen heeft gesteld. Het IGZ-onderzoek betreft overigens de zorgverlening in avond-, nacht- en weekenduren in drie specifieke zorgketens waaronder vrouwen opgenomen voor een bevalling (naast patiënten opgenomen met een beroerte en patiënten opgenomen met een heupfractuur).
Is het rapport van de IGZ al afgerond? Zo ja, per wanneer? Zo nee, Wat is de exacte einddatum van het project?
Het rapport van de IGZ is in juli 2011 afgerond en zal conform de werkwijze van de IGZ nog worden besproken met de koepels.
Bent u bereid het IGZ rapport per omgaande aan de Kamer zenden, zodra het is afgerond? Zo nee, waarom niet?
De publicatie van dit IGZ-rapport, inclusief de verzending ervan aan de Tweede Kamer, staat gepland in de week van 12 september a.s.
Klopt het dat de IGZ in 2006 een registratiesysteem in gebruik heeft genomen, dat het mogelijk maakt een overzicht samen te stellen van alle meldingen over verloskundige zorg?
De IGZ werkt sinds september 2006 met een uniform meldingenregistratie-systeem dat primair gericht is op het ondersteunen van de inspectie bij haar toezichttaken. Aan de hand van trefwoorden kan er in dit systeem gezocht worden naar meldingen binnen een bepaald onderdeel van de gezondheidszorg – zoals verloskundige zorg. Het systeem kan informatie genereren ten behoeve van nader onderzoek en/of nadere analyse en is een belangrijke bron voor het samenstellen door de IGZ van rapporten, zoals het onderhavige onderzoeksrapport op het gebied van de zorgverlening in avond-, nacht- en weekenduren.
Zijn gaande het onderzoek geen bevindingen naar voren gekomen, die eerdere maatregelen cq actie door de IGZ nodig maakten?
De bevindingen die tijdens het IGZ-onderzoek naar de zorgverlening tijdens avond-, nacht- en weekenduren naar voren kwamen, vormden voor de inspectie geen aanleiding om directe maatregelen te treffen.
Kunt u vóór 1 september 2011 een overzicht aan de Kamer zenden van alle meldingen, die de IGZ heeft ontvangen over verloskundige zorg, vanaf september 2008? Kan daarbij aangegeven worden in hoeverre er sprake was van tekortkomingen in de zorgverlening tijdens avond, nacht- en weekenduren, welke factoren daarbij een rol speelden en in hoeverre de faciliteiten in de ziekenhuizen toereikend waren?
Het aan de Kamer zenden van een overzicht van alle meldingen die de IGZ heeft ontvangen over verloskundige zorg is niet mogelijk. Naast privacyaspecten die hierbij een rol spelen gaf ik in mijn antwoord op vraag 4 al aan dat het meldingenregistratiesysteem van de IGZ primair gericht is op het ondersteunen van de inspectie zelf en dat de informatie die het systeem kan genereren nader onderzoek en/of nadere analyse behoeft.
Om zicht te krijgen op de kwaliteit en veiligheid van onder andere de verloskundige zorg in avond-, nacht- en weekenduren in ziekenhuizen heeft de IGZ het onderhavige onderzoek uitgevoerd. In het rapport zijn meldingen op geaggregeerd niveau verwerkt. De resultaten van het onderzoek worden in beginsel in de week van 12 september a.s. aan de Kamer gezonden (zie ook mijn antwoord op vraag 3).
Voorts zijn de activiteiten relevant die Stichting Perinatale Audit Nederland (hierna Stichting PAN) met steun van mijn ministerie verricht. Tijdens perinatale audits analyseren zorgverleners op een kritische, gestructureerde manier de daadwerkelijk verleende zorg.
De stichting is een initiatief van de beroepsverenigingen van verloskundigen (KNOV), huisartsen (LHV), gynaecologen (NVOG), kinderartsen (NVK) en pathologen (NVVP). Het houden van perinatale audits door Stichting PAN zie ik als een belangrijk instrument voor het verlagen van babysterfte. Op 25 november 2011 a.s. zal Stichting PAN tijdens een landelijk symposium over perinatale sterfte de eerste resultaten van de audits presenteren.
De joint venture tussen Gazprom en RWE |
|
Marieke van der Werf (CDA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Is er een officiële reactie namens de regering met betrekking tot de mogelijke joint venture tussen Gazprom en RWE, waarmee het Russische bedrijf in de toekomst enige zeggenschap verwerft over de in Nederland gevestigde bedrijven van Essent?
Onderhavige beantwoording van de vragen van lid Van der Werf (CDA) is de eerste reactie van het kabinet over de voorgenomen samenwerking tussen RWE en Gazprom. RWE en Gazprom hebben op 14 juli jl. een Memorandum van Overeenstemming getekend. Het Memorandum is, blijkens het bericht van Essent1, een intentie om tot financiële overeenkomsten te komen die betrekking hebben op individuele gas- en kolengestookte energiecentrales van RWE in de Benelux, Duitsland en Groot-Brittannië. Uit een recentelijk gesprek tussen mijn hoogste energieambtenaar en de CEO van Essent bleek dat er nu nog geen overeenkomst is afgesloten; de onderhandelingen bevinden zich nog in het beginstadium. Het is mogelijk dat een aandeel van Gazprom in enkele elektriciteitscentrales in Nederland onderdeel gaat uitmaken van de samenwerking met RWE. Essent geeft echter aan dat de aansturing, het management en de operationele bedrijfsvoering van desbetreffende centrales in handen blijven van Essent/RWE.
Biedt de Nederlandse wet- en regelgeving voldoende bescherming tegen eventuele staatsbemoeienis van Rusland met Gazprom, waarvan in het verleden voorbeelden waren? Is het bijvoorbeeld uitgesloten dat de belangen van de Russische staat zullen prevaleren op de energielevering van burgers en bedrijven in Nederland?
Er is in Nederland een uitgebreid beleidskader, deels juridisch verankerd in nationale en Europese wetgeving, dat een goede marktwerking en een betrouwbare energievoorziening voor burgers en bedrijven waarborgt. Een sterke en open markt zorgt ervoor dat burgers en bedrijfsleven voor hun energievoorziening kunnen vertrouwen op een voldoende aantal aanbieders dat middels een groot aantal landen en bronnen de energievoorziening borgt. Zo kan worden voorkomen dat de belangen van één partij de energievoorziening voor Nederlandse burgers en bedrijven in gevaar kunnen brengen.
Indien Gazprom binnen Nederland actief is, dan moet het zich hier, net als alle andere bedrijven, aan de regels houden. Gazprom is overigens een bedrijf waar Nederlandse en andere Europese bedrijven veelvuldig en goed zaken mee doen. Deze relatie kent een wederzijds belang; gas is voor Europa belangrijk, maar Europa is ook een belangrijke klant voor Gazprom.
Het bovengenoemde Nederlandse beleidskader ter borging van de energievoorziening bestaat ondermeer uit:
Daarnaast heb ik het wetsvoorstel ter implementatie van het derde energiepakket ingediend bij uw Kamer (kamerstukken 32814). Onderdeel hiervan vormt een vangnetbepaling die erop is gericht om te kunnen toetsen of een wijziging van de zeggenschap in elektriciteitsproductie-eenheden een gevaar oplevert voor de leveringszekerheid; in zo’n geval kan ik, onder voorwaarden en na instemming van de Europese Commissie, voorschriften verbinden aan de wijziging van zeggenschap.
Klopt het dat Gazprom niet hoeft te voldoen aan Europese regelgeving, zoals de noodzaak tot splitsing? Is er, bij een geslaagde joint venture tussen Gazprom en RWE die leidt tot een financiële impuls voor Essent, dan geen sprake van concurrentievervalsing ten opzichte van energiebedrijven die hun rendement wel moeten baseren op Europese regelgeving?
Alle bedrijven die actief zijn binnen de Europese Unie dienen zich te houden aan de Europese en nationale regels. Dat geldt dus ook voor Gazprom. Voor transmissienetwerken in Europa geldt dat de (persoon of) personen die zeggenschap (beslissende invloed) hebben over het transmissienetwerk, dienen te voldoen aan de onafhankelijkheidsvereisten van het derde pakket. Ter implementatie van het derde pakket heb ik recentelijk aan uw Kamer een wetsvoorstel ter behandeling aangeboden.
Bij certificering van eigenaren of beheerders van een transmissiesysteem waarover personen uit derde landen zeggenschap hebben, geldt een aanvullende certificeringprocedure, waarbij met name wordt gekeken naar de vraag of het toekennen van certificering geen bedreiging vormt voor de energievoorzieningszekerheid.
Buiten de Europese Unie staat het in beginsel alle bedrijven vrij om andere activiteiten ontwikkelen: de Europese regels gelden hier niet. Gazprom kan dus in Rusland actief zijn in transmissie en levering, zolang de bedrijfsvoering van een Europees transmissienetwerk maar onafhankelijk van levering en productie plaatsvindt. Dat geldt evenzo voor Europese bedrijven. Van concurrentievervalsing is in dat opzicht dus geen sprake. Uiteraard moeten de afspraken tussen RWE en Gazprom ook voldoen aan het Europese en nationale mededingingsrecht – in dit geval dat van Duitsland, Groot-Brittannië en Nederland -. Of dit het geval is, is ter beoordeling van de relevante mededingingsautoriteiten.
Wat is de mening van de regering over het feit dat aandelen van de kerncentrale Borssele bij doorverkoop aan RWE mogelijk deels in handen komen van Gazprom? Klopt het bericht dat voor doorverkoop van aandelen in de kerncentrale van Borssele toestemming nodig is van uw ministerie?1
De voorgenomen samenwerking tussen RWE en Gazprom heeft geen betrekking op de kerncentrale van Borssele, noch op andere kerncentrales in Europa. Zoals hierboven genoemd heeft Essent, als reactie op verschillende mediaberichten, hierover een bericht op de website geplaatst.
Op dit moment bezit RWE geen aandelen in EPZ, de exploitant van de kerncentrale Borssele. De aandelen in EPZ zijn voor 50% in bezit van Delta en voor 50% in bezit van de voormalige aandeelhouders van Essent, verenigd in Publiek Belang Elektriciteitsproductie BV (PBE). Een mogelijke overdracht van aandelen in EPZ van PBE naar RWE is thans onderwerp van een gerechtelijke procedure tussen Delta en PBE. Het is bekend dat partijen met elkaar in gesprek zijn om overeenstemming te bereiken over een aandelenoverdracht, waarbij RWE mogelijk een minderheidsaandeel in EPZ zou verkrijgen. Mocht deze aandelenoverdracht doorgang vinden, dan is RWE gebonden aan het convenant Publieke Belangen Kerncentrale Borssele.3 Mocht RWE op haar beurt (een deel van) haar aandelen in EPZ willen doorverkopen aan een andere partij, dan is RWE verplicht daarvan melding te doen aan mij. Indien met de voorgenomen overdracht naar mijn mening de duurzame exploitatie van de kerncentrale Borssele onvoldoende verzekerd is, in die zin dat daardoor de dwingende redenen van algemeen belang betreffende de openbare orde, openbare veiligheid (inclusief leveringszekerheid) en volksgezondheid in gevaar kunnen komen, dan kan ik mij op grond van het convenant verzetten tegen de voorgenomen overdracht van aandelen en deze in het uiterste geval blokkeren.
Het beter aanbesteden van de 'gratis schoolboeken' |
|
Boris van der Ham (D66) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw inhoudelijke reactie op het artikel «Wat een mislukking, die schoolboekenwet»? Kunt u de geschetste problemen die in het artikel worden aangegeven bevestigen? Zo nee, welke niet, en waarom niet?1
Wat is uw inhoudelijke reactie op de voorgestelde verbeterpunten in het artikel, namelijk dat scholen hun aanbesteding aanbieden in percelen en dat de schoolboekfinanciering niet meer per leerling wordt geëxpliciteerd, maar in het algemene schoolbudget wordt opgenomen?
Bent u bereid om de evaluatie van de effectiviteit van de gratis schoolboeken te vervroegen?
Juwelier Kamerbeek in Nijmegen |
|
Hero Brinkman (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de vele berichten over juwelier Kamerbeek in Nijmegen, die herhaaldelijk op zeer gewelddadige wijze door allochtone daders is overvallen en daar zwaar lichamelijk letsel aan heeft overgehouden?
Ja.
Welke acties hebben politie en Justitie ondernomen om betrokken juwelier bij te staan, de daders te achterhalen en te laten vervolgen en de veiligheid van deze juwelierszaak en andere (juweliers)zaken beter te waarborgen?
Direct na de melding van de overval op de juwelier in Nijmegen is er een strafrechtelijk onderzoek gestart om de daders te achterhalen. In het belang van het opsporingsonderzoek kan ik daarover geen verdere mededelingen doen. Aan de betrokken juwelier is slachtofferhulp en ondersteuning aangeboden. De lokale driehoek heeft eerder besloten om over te gaan tot een intensieve, dadergerichte en persoonsgebonden aanpak van overvalcriminaliteit.
Deelt u de mening dat als een winkelier vele malen door allochtonen is overvallen en is bent neergeschoten en een dwarsleasie heeft opgelopen na door allochtone overvallers in een bouwput te zijn gegooid, diens veiligheid en zijn winkel en niets anders voorop staat?
Ja, de veiligheid van de winkelier staat wat mij betreft voorop.
Deelt u de mening dat het in die context te gemakkelijk is om het besluit van de juwelier niet meer iedereen zijn winkel binnen te laten (bijvoorbeeld Marokkaanse jongens van 16 jaar uit zijn winkel te weren) als discriminatoir af te doen, nu hij steeds door personen uit deze groep gewelddadig overvallen is? Wat zou u zelf doen als u de betreffende juwelier zou zijn en er kort nadat u door een Marokkaanse jongere gewelddadig bent overvallen een Marokkaanse jongere de winkel binnenloopt?
Winkeliers mogen een deurbeleid voeren om hun eigendommen te waarborgen en (herhaling van) slachtofferschap te voorkomen. Een winkelier behoeft zijn deur alleen te openen wanneer hij er vertrouwen in heeft dat het een potentïele klant betreft.
Deelt u de mening dat het de wereld op zijn kop is om het slachtoffer hier als dader neer te laten zetten, zoals de Commissie Gelijke Behandeling doet, terwijl de oorzaak ligt in de oververtegenwoordiging van (Marokkaans)straattuig in de criminaliteit? Wanneer gaat u deze criminaliteit eindelijk eens genadeloos hard aanpakken? Wanneer wordt bijvoorbeeld het wetsvoorstel minimumstraffen en het wetsvoorstel denaturalisatie criminelen eindelijk ingediend?
Voorop staat dat betrokkene slachtoffer is van een ernstig misdrijf en als zodanig behandeld moet worden en steun verdient. Tegelijkertijd dient iedereen zich aan de wet te houden. Samen met het bedrijfsleven, gemeenten, politie en het Openbaar Ministerie zet ik, via het actieprogramma Ketenaanpak Overvalcriminaliteit, fors in op de aanpak van overvallen.1
Met betrekking tot de stand van zaken betreffende het wetsvoorstel minimumstraffen kan ik meedelen dat dit wetsvoorstel is aangeboden aan de Raad van State voor advies.
Wat het ontnemen van de Nederlandse nationaliteit wegens ernstige commune misdrijven betreft is – conform het Regeerakkoord – met landen die partij zijn bij het Europees Verdrag inzake nationaliteit in het afgelopen jaar gesproken over mogelijkheden om de grenzen die het Verdrag aangeeft voor intrekking van nationaliteit zo te interpreteren of verdragsrechtelijk aan te vullen dat ook de veroordeling voor bepaalde zware commune misdrijven aanleiding kan zijn tot intrekking van de nationaliteit. In het licht van deze gesprekken wordt thans een wetsvoorstel voorbereid.
De kwaliteit van onderwijsassistenten |
|
Boris van der Ham (D66) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het onderzoek naar onderwijsassistenten gedaan op Amsterdamse basisscholen?1 2
Ik vind het belangrijk dat onderwijsassistenten die – onder verantwoordelijkheid van de leerkracht – ondersteunende werkzaamheden uitvoeren bij het onderwijs aan kinderen, hun Nederlands goed beheersen. Mijn beleid voor taal en rekenen in het mbo geldt ook voor de mbo-opleiding Onderwijsassistent. Ik vind het een goede zaak dat de schoolbesturen en de gemeente Amsterdam bij werkende onderwijsassistenten ook expliciete eisen stellen aan de beheersing van de taalvaardigheid en hun onderwijsassistenten hierop toetsen en zonodig bijscholen.
Hoe kan de situatie zijn ontstaan dat van de 164 getoetste assistenten 84 procent een voldoende haalt voor lezen, zeven op de acht slaagt voor het onderdeel schrijven en slechts 42 procent een voldoende haalt voor begrijpend lezen? Hoe heeft de inspectie hier op toegezien? Was ze al eerder van deze achterstanden op de hoogte?
Op de vraag over de specifieke situatie van de 164 getoetste onderwijsassistenten kan de betrokken werkgever zelf het beste een antwoord geven. In algemene zin kan ik zeggen dat het een recente ontwikkeling is om met behulp van referentieniveaus eisen te stellen aan taal- en rekenvaardigheden voor mbo-opleidingen die met ingang van studiejaar 2013/2014 centraal worden geëxamineerd. Ik vind het een goede zaak dat de gemeente Amsterdam in overleg met de schoolbesturen een taalnorm heeft vastgesteld voor hun onderwijsassistenten en dat die aansluit bij de referentieniveaus Nederlandse taal. Voor het toezicht door de inspectie is het voldoen aan de exameneisen Nederlands alleen een factor bij de beoordeling van de kwaliteit van de beroepsopleidingen in het mbo. De inspectie beoordeelt niet de kwaliteit van individuele personeelsleden werkzaam aan basisscholen; dit is de exclusieve verantwoordelijkheid van het bestuur van de school.
Welke cijfers zijn u bekend van basisscholen elders in het land? Hoe wilt u toezien op de kwaliteit van onderwijsassistenten?
Over de taalvaardigheid van onderwijsassistenten die elders in het land werkzaam zijn heb ik geen gegevens. Het toezicht van de inspectie richt zich niet op een beoordeling van de kwaliteit van onderwijsassistenten. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Welke acties gaat u ondernemen om de tekortschietende kennis van onderwijsassistenten te verbeteren naar het goede niveau?
In het mbo wordt vanaf 2010 volop geïnvesteerd in taal- en rekenonderwijs. Alle mbo-studenten die in 2010–2011 met een opleiding zijn begonnen, krijgen voortaan taal- en rekenonderwijs dat afgestemd is op de nieuwe referentieniveaus. Vanaf 2013–2014 zullen deze referentieniveaus centraal worden geëxamineerd. Dit geldt ook voor de opleidingen Onderwijsassistent. Voor onderwijsassistenten die reeds in de beroepspraktijk werken, zijn ook de schoolbesturen aan zet. Wanneer een schoolbestuur vaststelt dat de kennis van hun onderwijsassistenten tekortschiet, is het de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur om ervoor te zorgen dat de onderwijsassistenten over de juiste bekwaamheden (gaan) beschikken en om zonodig te investeren in bijscholing.
Deelt u de mening dat directe en indirecte bezuinigingen, of het uitblijven van bepaalde investeringen van het kabinet op onderwijs, de druk op de kwaliteit van het onderwijs niet positief beïnvloedt?
Nee, die mening deel ik niet. Dit kabinet staat voor de zware opgave om de overheidsuitgaven weer op orde te krijgen. Op bijna alle beleidsterreinen wordt een stapje teruggedaan. Het onderwijs neemt bij dit kabinet een bijzondere positie in en wordt bij de bezuinigingen ontzien. De ombuigingen die in het onderwijs plaatsvinden worden gericht geherinvesteerd om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen. Een groot deel van deze investeringen komt ten goede aan het basisonderwijs. Aan het einde van deze kabinetsperiode gaat het om substantiële investeringen die de kwaliteit van het onderwijs zullen verhogen. Dit laat onverlet dat prioriteiten binnen de onderwijsbegroting herschikt zullen worden ten gunste van de kwaliteit van het onderwijs. Onze gezamenlijke uitdaging is om met hetzelfde budget het beter te doen. Dat betekent dat ook schoolbesturen duidelijke keuzes en afwegingen moeten maken bij de inzet van hun beschikbare middelen.
De uitbreiding van NuStar op Sint-Eustatius |
|
Ronald van Raak |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Wie beslist uiteindelijk over de uitbreiding van NuStar op Sint Eustatius?
Het is aan het openbaar lichaam Sint Eustatius om te beslissen of de uitbreiding van NuStar doorgaat. Immers, het openbaar lichaam bepaalt zelf in welke richting Sint Eustatius zich dient te ontwikkelen. Het door de eilandsraad op 10 mei 2011 vastgestelde Ruimtelijk Ontwikkelingsplan Sint Eustatius is daarvoor leidend.
Hoe wordt bij de mogelijke uitbreiding van NuStar rekening gehouden met historische, archeologische en culturele waarden van het gebied?
Het bestuur van het openbaar lichaam dient alle betrokken belangen mee te wegen bij de beoordeling en vergunningverlening. In het Ruimtelijk ontwikkelingsplan van Sint Eustatius is daar – door middel een zogenoemde dubbelbestemming voor archeologische waarden – een grondslag voor opgenomen. Verder is de minister van Infrastructuur en Milieu bevoegd de gevolgen voor het maritiem archeologisch erfgoed op grond van de Wet maritiem beheer BES te beoordelen.
Hoe wordt in de besluitvorming over mogelijke uitbreiding van NuStar rekening gehouden met het beroep dat Sint Eustatius Awareness and Development Movement (SEAD), Statia Roots Foundation (SRF) en het hoofd monumenten (de heer Walter Hellebrand) hebben aangetekend bij UNESCO?1
Het is aan het openbaar lichaam om met een eventuele reactie van UNESCO over deze zaak rekening te houden.
Kunt u waarborgen dat, voordat de besluitvorming geheel is afgerond, geen onomkeerbare stappen worden genomen?
Het is niet aan de minister van BZK om te waarborgen dat geen onomkeerbare stappen worden gezet. Het openbaar lichaam is namelijk eerstverantwoordelijk voor de uitvoerende beslissingen betreffende de eventuele uitbreiding. Daarnaast zijn ook de departementen van I&M, EL&I, OCW en V&J op grond van de regelgeving BES en een enkel internationaal verdrag inhoudelijk betrokken.
Deelt u de opvatting dat de uitbreiding van NuStar van zodanige invloed is op het leefklimaat van het eiland dat de aangekondigde uitbreiding van de activiteiten van deze multinational onderwerp zou moeten zijn van een volksraadpleging?
Zoals dit ook voor Nederlandse gemeenten geldt, beslist alleen het lokaal bestuur op Sint Eustatius over het wel of niet houden van een volksraadpleging ter plaatse. De minister van BZK kan hier niet in treden.
De bewegwijzering van brandstofverkooppunten met duurzame brandstoffen |
|
Diederik Samsom (PvdA), Sharon Dijksma (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u aangeven welke vervolgstappen er zijn genomen sinds de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat aangaf dat hij «het idee van expliciete verwijzingen naar verkooppunten met biobrandstoffen in de kern sympathiek» vond?1
Er zijn geen vervolgstappen ondernomen omdat op verzorgingsplaatsen van het hoofdwegennet weinig of geen verkooppunten van biobrandstoffen zijn. Tot nu toe zijn er geen aanvragen voor specifieke verwijzing naar dergelijke verkooppunten ingediend.
Deelt u de mening dat dit nog steeds een goed idee is, dat snel uitgevoerd dient te worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen om dit op zo kort mogelijke termijn te realiseren?
Ik heb sympathie voor het idee van expliciete verwijzing. Exploitanten zijn echter initiatiefnemer tot het inrichten van verkooppunten van duurzame brandstoffen, en ook voor het aanvragen van bewegwijzering met expliciete verwijzing naar deze verkooppunten. Overigens heeft het Instituut voor Duurzame Mobiliteit onlangs een gratis brandstofapplicatie ontwikkeld (http://jebentalsnelduurzaamopweg.nl/brandstofwijzer/), waarmee valt te bepalen op welke locatie (Google Maps) welke brandstof kan worden getankt. Dit geldt voor alle gangbare brandstoffen, dus ook aardgas en biogas.
Deelt u de mening dat alle Multi-fuel tankstations die één of meerdere duurzame brandstoffen aanbieden (elektrische oplaadpunten, groen gas e.d.) op dezelfde wijze bewegwijzering behoeven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u nemen om ook voor deze stations expliciete bewegwijzering te realiseren?
Ik verwacht dat op niet al te lange termijn op veel of mogelijk alle verzorgingsplaatsen met een tankstation langs autosnelwegen een elektrisch laadpunt aanwezig zal zijn. Er is dan geen onderscheid meer tussen verzorgingsplaatsen met en zonder elektrische laadpunten. In die situatie is er geen aanleiding om dat expliciet kenbaar te maken op bewegwijzering. Op de verwijzingsborden naar verzorgingsplaatsen worden de logo's van alle exploitanten op een verzorgingsplaats opgenomen. Dat geldt ook voor de exploitanten van een elektrisch laadpunt of een andere duurzame brandstof.
Het bericht dat 170.000 kippen zijn omgekomen bij een brand |
|
Jacques Monasch (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «170 000 kippen omgekomen bij brand»?1
Ja.
Deelt u de mening dat dit ongeluk eens te meer aantoont dat de veiligheid van de stallen flink verbeterd moet worden en dat daarbij de aanpak zoals door de brandweer bepleit2 moet worden gevolgd? Zo nee, kunt u aangeven waarom u tegen het advies van de brandweer ingaat?
Ik ben met u van mening dat er meer gedaan moet worden om brand in stallen te voorkomen. In mijn brief van 4 februari 2011 (kamerstuk 32 500-XIII, nr. 174) heb ik u, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Veiligheid en Justitie, geïnformeerd over de inzet van het kabinet op dit punt.
In nauw overleg met betrokken partijen is, zoals aangegeven, gewerkt aan een plan van aanpak «stalbrandpreventie» dat acties bevat die moeten leiden tot een verbeterde brandpreventie in dierverblijven en die bij een bestrijding van een brand moeten leiden tot sneller en adequater reageren om zoveel mogelijk leed en schade te voorkomen.
Over het plan worden in de komende periode met de betrokken partijen afrondende (bestuurlijke) gesprekken gevoerd. U wordt binnenkort per brief op de hoogte gesteld van de laatste stand van zaken. Het plan van aanpak verwacht ik vervolgens snel aan u toe te kunnen zenden.
Kunt u aangeven welke regels en voorschriften u gaat aanpassen ten einde de brandveiligheid van stallen te verbeteren?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om het toegezegde plan van aanpak voor september 2011 naar de Kamer te sturen?
Zie antwoord vraag 2.
De voortdurende detentie van de waxinelichtgooier |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat de verdachte van het werpen van een waxinelichthouder naar de Gouden Koets tijdens Prinsjesdag 2010 nog steeds is gedetineerd?1 Zo ja, klopt dit bericht?
De rechtbank in Den Haag heeft besloten de voorlopige hechtenis te verlengen tot 21 augustus. Het is niet mogelijk een gebruikelijke termijn aan te geven omdat de duur van het voorarrest steeds afhangt van de omstandigheden van het geval. De duur ervan wordt bepaald door de rechter.
De verdachte is niet gedetineerd in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI). In het kader van de privacy van de verdachte kan het Openbaar Ministerie geen verdere mededelingen doen over de detentieomstandigheden van de verdachte en de plaats waar gedetineerd zit. De rapportage over de psychische gesteldheid van de verdachte, door het Pieter Baan Centrum, is inmiddels gereed.
De inhoudelijke zitting staat gepland op 6 september 2011.
Wat is de gebruikelijke termijn van voorarrest bij delicten waarvan betrokkene verdacht wordt? Wat is, indien de duur van het voorarrest afwijkt van vergelijkbare gevallen, de precieze reden van dit voorarrest?
Zie antwoord vraag 1.
Onder welke omstandigheden en waar is deze verdachte gedetineerd? Klopt het bericht dat deze verdachte gedetineerd is in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) van Penitentiaire Inrichting (PI) te Vught? Heeft het Pieter Baan Centrum inmiddels gerapporteerd over de psychische gesteldheid van deze verdachte? Zo nee, wat is de reden waarom hier het wachten op is?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke termijn is de behandeling ter strafzitting te verwachten?
Zie antwoord vraag 1.
De gevolgen van bezuinigingen voor de kwaliteit van de zorg |
|
Renske Leijten |
|
Zijn er veel woonzorgcentra waar een permanente aanwezigheid van een nachtverpleegkundige is wegbezuinigd?1 2
Ik heb geen gegevens over het aantal nachtverpleegkundigen in instellingen.
Voldoet de kwaliteit van de thuisverpleging door woonzorggroep Samen aan de eisen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg? Kunt u dat toelichten?
De IGZ heeft de organisatie goed in beeld en geeft aan dat er geen redenen zijn om de woonzorggroep onder verscherpt toezicht te stellen.
Is het waar dat woonzorggroep Samen de afgelopen jaren heeft bezuinigd op de kwaliteit van de verpleging?2 3 Klopt het dat deze instelling tegelijkertijd een financieel tekort heeft weggewerkt en een mooi financieel resultaat heeft gehaald?4 Hoe reageert u op de stelling dat de woonzorggroep Samen in 2009 meer oog heeft gehad voor de jaarrekening dan voor de kwaliteit van de zorg?
De zorginstelling dient kwalitatief goede zorg te leveren. Daarnaast heeft zij ook een verantwoordelijkheid voor de financiële resultaten. De IGZ beoordeelt of de kwaliteit van zorg in een zorginstelling voldoende is. Zij hebben aangegeven dat er geen reden is voor extra aandacht en controle bij de woonzorggroep Samen. Het wegwerken van het financiële tekort is dus niet ten koste gegaan van de kwaliteit van zorg.
Herinnert u zich de uitzending van Eén Vandaag, waarin werd verteld over een bewoonster van woonzorggroep Samen wiens overlijden door alle betrokkenen werd geweten aan verwaarlozing van een wond door de thuiszorg?5
Ik heb de uitzending aandachtig bekeken.
Klopt de bewering van de familie in de uitzending van Eén Vandaag dat de verzorging van de patiënt thuis alleen plaats had mogen vinden door een speciale wondverpleegkundige? Klopt de bewering van de familie dat er in de desbetreffende regio slechts één speciale wondverpleegkundige beschikbaar was?
Ik heb geen gegevens of er in iedere regio een speciale wondverpleegkundige aanwezig was en/of is. Verpleegkundigen en verzorgenden die met een dergelijk specialistische handeling te maken krijgen, moeten aan het ziekenhuis vragen geïnstrueerd of bijgeschoold te worden. Daarnaast is er een aantal wondexpertisecentra waar deskundige hulp gevraagd kan worden, hiervan zijn er voldoende beschikbaar.
Is het onvoldoende beschikbaar zijn van speciale wondverpleegkundigen in de desbetreffende regio een gevolg van onvoldoende middelen? Op welke manier gaat u er voor zorgen dat deze zorg ook in deze regio in voldoende mate beschikbaar komt?
Zie antwoord vraag 5.
Erkent u dat deze verschraling van de zorg een gevolg is van uw beleid? Erkent u dat de kwaliteit van de zorg als gevolg van bezuinigingsmaatregelen afneemt?
Nee. In mijn beleid voor de komende kabinetsperiode investeer ik juist in de ouderenzorg extra. Er wordt – naast de middelen voor reguliere groei – structureel geld beschikbaar gesteld voor meer verpleegkundigen en verzorgenden en er wordt geïnvesteerd in scholing. Met deze investeringen wordt de kwaliteit van zorg verbeterd.
Bent u bereid de Inspectie voor de Gezondheidszorg verscherpt toezicht te laten houden op woonzorggroep Samen?
Zie antwoord vraag 2.
Vermeende fraude met Europese fondsen in Bulgarije |
|
|
|
Wat is uw oordeel over de documentaire «new mafia» waarin vermeend misbruik van Europese fondsen in de Bulgaarse stad Sliven aan de kaak wordt gesteld?1
De documentaire schetst een verontrustend beeld over mogelijk misbruik van Europese fondsen in Sliven, Bulgarije.
Op welke wijze worden Europese fondsen in Sliven aangewend, om hoeveel geld gaat het en hoe is de controle op deze fondsen georganiseerd?
Naar aanleiding van de documentaire heb ik de Europese Commissie om een reactie gevraagd. De Commissie deelt uw en mijn verontrusting en is in samenwerking met het Europese anti-fraudebureau (OLAF) een onderzoek gestart naar de vermeende misstanden. Dit onderzoek loopt en is nog niet afgerond. Ik zal dit dossier blijven volgen en uw Kamer, indien daartoe aanleiding bestaat, informeren over de uitkomsten van het onderzoek.
In algemene zin zijn de EU-lidstaten in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor preventie en detectie van fraude met Europese gelden en het nemen van maatregelen in geval van fraude. De Commissie heeft in dit verband een toezichthoudende rol op het financieel beheer door de lidstaten.
De informatievoorziening door de Bulgaarse autoriteiten en de Europese Commissie over onregelmatigheden en eventuele fraude met de besteding van Europese gelden is tot op heden zeer summier. Het Europees Parlement heeft er inmiddels op aangedrongen dat de informatievoorziening hierover verbetert. OLAF heeft aangekondigd daar actie op te ondernemen.
OLAF is voor de preventie, opsporing en vervolging van fraude echter grotendeels afhankelijk van de medewerking van lidstaten, immers strafrechtelijke vervolging en -onderzoek is een zaak van de individuele lidstaat. Zowel in het financieel beheer door lidstaten als in de melding en de vervolging van fraude door lidstaten valt nog veel te verbeteren.
OLAF heeft recent voorstellen gedaan om de opsporing en vervolging van fraude te verbeteren, bijvoorbeeld door het instellen van een Europese officier van justitie (Nederland vindt overigens dat dit een nationale bevoegdheid moet blijven), het verbeteren van de meldingen van fraude, het versnellen van het opsporingsonderzoek en een betere monitoring van de voortgang daarvan (Nederland kan dit voorstel steunen mits dit niet leidt tot onevenredige administratieve lastenverzwaring), en «naming and shaming» van lidstaten die niet goed meewerken met de bestrijding van fraude en die de nakoming van OLAF-verplichtingen niet serieus nemen (volledige steun van Nederland).
Klopt het dat een project om het rioleringssysteem in Sliven te vervangen deels door Europese fondsen wordt gefinancierd en dat dit project is stilgelegd?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de rol van de burgemeester van Sliven in de aanbesteding en uitvoering van projecten die mede gefinancierd worden door Europese fondsen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe wordt gecontroleerd dat zakelijke belangen van burgemeester Lechkov niet verweven zijn met publieke projecten die deels gefinancierd worden uit Europese fondsen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunnen de Bulgaarse autoriteiten aantonen dat de bouw van hotels in Sliven niets te maken heeft met witwaspraktijken van criminele organisaties?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom heeft de Bulgaarse regering nog niet gereageerd op vragen en klachten van burgers uit Sliven over vermeende corruptie door de burgemeester van Sliven een voormalige sterspeler van het Bulgaarse nationale voetbalteam?
Zie antwoord vraag 2.
De problemen met zendmasten |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Jasper van Dijk |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het bericht «Stop zendmast bij overheid»?1
Zie antwoorden op de vragen 3, 5 en 7.
Deelt u de mening dat het «buitengewoon complex is om te achterhalen wat er vrijdag fout is gegaan in Hoogersmilde en Lopik, waar de twee belangrijkste zendmasten van het land uitvielen, waardoor miljoenen luisteraars werden gedupeerd»?
Ja, het gaat om complexe materie.
Deelt u de mening dat deze situatie ontstond doordat de grond, het beton, de mast en de kabels in handen zijn van verschillende private partijen? Kunt u een overzicht geven van alle (private) partijen die betrokken zijn bij de zendmasten?
De onderzoeken naar het ontstaan van deze ernstige situatie als gevolg van de branden zijn nog niet afgerond. Op voorhand kan dus niet worden gesteld dat de branden (mede) veroorzaakt zijn vanwege betrokkenheid van meerdere partijen.
De partijen die direct betrokken zijn bij de (omroep)zendmasten zijn:
Alticom
Alticom exploiteert telecommunicatietorens en levert infrastructuurdiensten op het gebied van ruimteverhuur, verhuur van mastruimte en energievoorziening. Alticom is de eigenaar van de betonnen delen van de torens.
NOVEC
NOVEC beheert de zendmasten. Ruimtes op deze masten worden verhuurd aan klanten, die daar zendinstallaties aanbrengen voor uiteenlopende activiteiten, zoals radio, televisie of mobiele telefonie. Het gaat hierbij om hoge, markante telecommunicatiemasten bovenop de betonnen torens.
KPN
KPN (TV en Media) is zenderexploitant voor de omroep- en mediasector. KPN levert ondersteunende diensten voor het hele productie- en distributieproces, waaronder regionale omroepen en enkele commerciële zenders.
Broadcast Partners
Broadcast Partners is zenderexploitant voor de omroep- en mediasector en richt zich op radio-uitzendingen, waaronder die van de publieke omroepen en een aantal commerciële zenders.
(Onder)aannemers
Diverse aannemers en onderaannemers die in opdracht van zenderaanbieders en/of eigenaren werkzaamheden verrichten aan de toren, mast of zendinstallaties.
De publieke en commerciële omroepen hebben geen directe betrokkenheid bij de masten, zij leveren hun programma’s aan de zenderexploitanten (Broadcast Partners en KPN TV & Media). Deze zenden ten behoeve van de omroepen de programma’s vervolgens uit en onderhouden contacten met NOVEC en Alticom.
Vond u het ook een genante situatie toen iedereen naar elkaar wees en niemand eindverantwoordelijk bleek te zijn voor de zendmasten?
Ik deel deze indruk niet. De in antwoord 3 genoemde partijen hebben ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid direct gereageerd in het zoeken naar oplossingen.
Deelt u de mening dat zendmasten een basisvoorziening zijn die onder verantwoordelijkheid van de overheid horen te vallen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik ben niet van mening dat het beheer en de exploitatie van zendmasten ten principale een publieke verantwoordelijkheid is. Daar waar marktpartijen kunnen voorzien in het aanbieden van infrastructuur moet dat mogelijk worden gemaakt. In de afweging met betrekking tot de splitsing van het voormalige overheidsbedrijf Nozema is dit nadrukkelijk meegenomen (zie Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 24 095 en 29 800 XII, nr. 174).
Tegen de achtergrond van de druk om meer concurrentie toe te laten op de markt voor omroepdistributie is in 2004 Nozema opgesplitst in een privaat zenderbedrijf Nozema Services (sinds 2007 in handen van KPN) en een publiek mastenbedrijf, NOVEC2. In het mastenbedrijf is die infrastructuur ondergebracht die niet-dupliceerbaar is. In de aangehaalde kamerbrief is dit als volgt verwoord: «Niet-dupliceerbare infrastructuur is infrastructuur die voor een marktpartij moeilijk of niet aan te leggen is. Dat wil zeggen te kostbaar, of waarvoor lange bouw- en bestemmingsplanprocedures doorlopen moeten worden of waarvoor milieuvergunningen vereist zijn of die op unieke plekken moeten komen te staan. In de praktijk gaat het om masten met een werkelijke lengte van groter dan 40 meter of masten op de torens van KPN of TenneT» (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 24 095 en 29 800 XII, nr. 174, pagina 2).
Om toch in de hogere masten (> 40 meter) te kunnen voorzien is besloten om dat gedeelte van de infrastructuur onder te brengen in een publiek bedrijf. In lagere masten of antenneopstelpunten kunnen marktpartijen prima voorzien.
Hoe voorkomt u dat opnieuw verwarring over de verantwoordelijkheid ontstaat als u de zendmasten niet in publieke handen brengt?
Zie antwoord op vraag 4.
Deelt u de mening dat zendmasten alleen al in publieke handen moeten worden gebracht vanwege calamiteitenzender Radio 1? Zo nee, hoe voorkomt u dat een rampenzender lange tijd niet te ontvangen is?
Ik deel die mening niet. Belangrijk is dat er snel en adequaat wordt gereageerd mochten er problemen ontstaan. Daarvoor zijn (wettelijke) maatregelen getroffen.
Op regionaal niveau zijn tussen Veiligheidsregio's en regionale omroepen convenanten gesloten waarin de functionaliteit van de regionale rampenzender is geregeld. In artikel 6.26 van de Mediawet is geregeld dat in geval van buitengewone omstandigheden radiozenders kunnen worden ingezet als landelijke calamiteitenzender.
Vanwege het feite dat RTV Drenthe en Radio 1 geen landelijk bereik hadden via de ether (wel via o.a. kabel en internet) was de functie van de (regionale) rampenzender niet optimaal. Dankzij snel optreden van het Agentschap Telecom, NPO en de betrokken zenderexploitanten, was om 17.00 uur (kort na het incident) Radio 1 als calamiteitenzender weer landelijk te ontvangen via de middengolf.
Bent u bereid de oorzaken van de problemen met de zendmasten te onderzoeken en aanbevelingen te doen voor de toekomst?
Er is een aantal onderzoeken ingesteld (o.a. de Technische Recherche, NOVEC) naar de oorzaken van de brand. Vrijdag 5 augustus jl. heeft de politie Drenthe laten weten ervan uit te gaan dat er vooralsnog geen strafbare feiten zijn gepleegd met betrekking tot de brand in de zendmast van Hoogersmilde. De definitieve onderzoeksresultaten worden op korte termijn verwacht. Het technisch onderzoek dat NOVEC heeft ingesteld loopt nog.
Met betrekking tot de situatie op de zendmast Lopik is een impasse ontstaan over de wijze waarop het zendvermogen met behoud van veiligheid kan worden opgevoerd. Ik heb op verzoek en met instemming van partijen voormalig wethouder Marco Pastors van Rotterdam benoemd tot bemiddelaar om te bezien hoe het vermogen van de radiozendmasten op een veilige en verantwoorde manier op peil kan worden gebracht.