De handelsmissie naar Japan en de mogelijkheid om daar de situatie van de in Japsn gevangengenomen Erwin Vermeulen te bespreken |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Kunt u bevestigen dat de dreigende sluiting van Nedcar voor de Nederlandse regering reden was om direct een bezoek te plannen aan Japan?1
Mijn bezoek aan Japan stond in het teken van het belang van Japanse investeringen voor de Nederlandse economie, wederzijdse markttoegang en mogelijkheden om de samenwerking op het vlak van hoogwaardige technologie, ook vanuit de optiek van de topsectoren, verder te versterken. De ontwikkelingen bij NedCar vormden mede aanleiding voor mijn bezoek aan Japan. Dienaangaande heb ik ook een gesprek gehad met de heer Masuko, CEO van Mitsubishi Motor Corporation.
Kunt u bevestigen dat u dit werkbezoek nu ook gaat gebruiken om de mogelijkheden voor verbetering van de toegang tot de markt en de mogelijkheid van investeringen te bespreken met de Japanse regering en het bedrijfsleven2, om vooral ook de export van Nederlandse agrarische producten naar Japan te bevorderen?
Een belangrijk onderwerp van gesprek tijdens mijn bezoek aan Japan was de verbetering van wederzijdse markttoegang. Ook bevordering van wederzijdse investeringen is een belangrijk gespreksonderwerp. Ik heb in gesprekken met onder meer de minister van Economie, Handel en Industrie (METI) en de minister van Landbouw (MAFF) gesproken over verschillende voor het Nederlandse bedrijfsleven belangrijk geachte markttoegangdossiers, waaronder de Nederlandse agrofoodsector. Japan is zich zeer wel bewust van de zogenaamde non-tarifaire belemmeringen (NTB’s) waar het Nederlandse bedrijfsleven tegenaan loopt, en van het feit dat de aanpak van NTB’s ook in het belang van Japan is. Dit heb ik in de gesprekken benadrukt. In een ontmoeting met Nederlandse bedrijfsleven in Tokio is ook gesproken over de grote kansen die liggen in Japan, ook voor Nederlands mkb. Specifieke nichemarkten zijn vanwege de grootte van de markt financieel interessant en intellectueel eigendom is goed beschermd.
Is het waar dat u geen enkele intentie heeft om de situatie van de Nederlandse vrijwilliger van Sea Shepherd, Erwin Vermeulen, die momenteel al 61 dagen gevangen zit voor een vermeende duw, te bespreken tijdens uw werkbezoek aan Japan3? Zo ja, waarom bent u niet voornemens om dit te doen, aangezien u als Nederlandse vicepremier daar zeer goed toe in staat bent? Zo nee, kunt u aangeven waarop het kennelijke misverstand dan berust, aangezien in de internationale media berichten zijn verschenen dat u niet bereid bent de situatie van Erwin Vermeulen aan te kaarten tijdens uw bezoek aan Japan?
Nederland mengt zich niet in de rechtsgang van Japan. We hebben de uitspraak van de onafhankelijke rechter afgewacht en terughoudendheid betracht in het oordelen over en treden in de zaak zolang die onder de rechter is. Erwin Vermeulen is op 22 februari vrijgesproken.
Zou het niet vreemd zijn als u in Japan wel de belangen van ons bedrijfsleven zou behartigen maar met geen woord zou reppen over de dubieuze arrestatie van een Nederlands staatsburger, die nu al twee maanden gevangen zit in een onverwarmde cel zonder de mogelijkheid om zelfs maar één keer een telefoontje te plegen naar zijn familie? Zo nee, waarom ziet u hier geen probleem in?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u aangeven of u, voordat u in de media bekend maakte dat u als vicepremier van de Nederlandse regering naar Japan zou gaan, contact heeft opgenomen met de familie van Erwin Vermeulen om hen hierover in te lichten? Of heeft de familie uit de media moeten vernemen dat het kabinet de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven gaat behartigen in een land waar hun zoon al twee maanden om dubieuze redenen gevangen zit terwijl de regering zich afzijdig houdt?
Ik heb geen contact gehad met de familie van Erwin Vermeulen over mijn voornemen om Japan te bezoeken.
Kunt u zich voorstellen dat het voor de familie van Erwin Vermeulen bijzonder pijnlijk moet zijn om erachter te komen dat de Nederlandse regering wel naar Japan kan afreizen als het om economische belangen gaat, terwijl de regering daar niet toe bereid is voor de verdediging van de rechten van hun zoon en broer? Kunt u zich voorstellen dat het voor de familie nog veel pijnlijker wordt als de Nederlandse regering, tijdens haar bezoek aan Japan, niet eens van de gelegenheid gebruik wil maken om de arrestatie, langdurige detentie en behandeling van hun zoon en broer aan te kaarten bij de Japanse autoriteiten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid wel een gesprek aan te gaan met de Japanse regering over de zaak tegen Erwin Vermeulen?
Gedurende de periode dat Erwin Vermeulen in voorarrest zat, heeft hij consulaire bijstand gekregen van het Nederlandse consulaat-generaal in Osaka. De familie van Erwin Vermeulen in Nederland is door het Ministerie van Buitenlandse Zaken voortdurend op de hoogte gesteld van de ontwikkelingen in de zaak.
Erwin Vermeulen is op 22 februari vrijgesproken en er is geen aanleiding om deze rechterlijke uitspraak verder aan de orde te stellen bij de Japanse regering.
Bent u bereid om 22 februari 2012 aanwezig te zijn in Wakayama bij de laatste zitting van de rechtszaak tegen Erwin Vermeulen, om hem bij te staan bij de afronding van de rechtszaak, aangezien de datum van de uitspraak van de rechter in de zaak tegen de heer Vermeulen precies samenvalt met uw geplande werkbezoek? Zo nee, waarom niet?
Namens de Nederlandse Staat was een medewerker van het consulaat-generaal in Osaka aanwezig bij alle rechtszittingen, zo ook op 22 februari. Nogmaals wil ik het Nederlandse vertrouwen in de Japanse rechtstaat uitspreken en u wijzen op de vrijspraak van de heer Vermeulen.
Bent u bereid om tijdens uw werkbezoek de kustplaats Taiji aan te doen en u uit te spreken tegen de brute Japanse dolfijnenjacht die daar gehouden wordt, waarbij de «beste» dolfijnen naar dolfinaria worden verscheept, waarna de rest van de dolfijnen, 23 000 per jaar, worden afgeslacht? Zo nee, deelt u de mening dat u hiermee handelsbelangen boven ethische waarden stelt en boven de maatschappelijke wens om de brute dolfijnenslachtingen een halt toe te roepen?
Nederland wijst de rituele slacht van dolfijnen af. De Nederlandse regering zet zich steeds in voor het verbieden van de jacht op onder andere dolfijnen in de daarvoor beschikbare internationale fora. Jacht op zeezoogdieren en het Nederlandse standpunt in deze heb ik besproken met de Japanse minister van Landbouw.
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse regering nog steeds van mening is dat Nederland zich tot het uiterste moet inspannen voor het stoppen van de walvisjacht en voor het concreet laten naleven van het moratorium4? Zo ja, kunt u aangeven op welke wijze u zich tijdens uw werkbezoek zal inzetten om ervoor te zorgen dat Japan zich houdt aan het moratorium op de walvisjacht? Heeft u hierover al een gesprek met de Japanse minister van visserij geagendeerd, en zo niet, bent u bereid dit alsnog te doen? Zo nee, waarom is dit niet meer de mening van de Nederlandse regering?
Nederland is principieel tegen de walvisjacht. Het tijdelijke verbod ingesteld op commerciële walvisjacht is in 1986 ook vastgelegd in het moratorium van de IWC5.
Japan stelt dat de jacht op walvissen louter wetenschappelijke doeleinden dient, waarmee de jacht in Japanse ogen niet onder het moratorium valt.
Nederland is tegen walvisjacht, ook als het voor «wetenschappelijke doeleinden» is. Ik heb dit bij mijn ambtgenoot, de minister van Landbouw van Japan, opgebracht.
Kunt u aangeven waar de geplande besprekingen over vrijhandel zich precies op richten? Welk doel heeft u met deze gesprekken voor ogen? Welke voorwaarden worden er aan vrijhandel met Japan gesteld, bijvoorbeeld op het gebied van dierenwelzijn en milieu?
Japan heeft het afgelopen jaar een aantal stappen gezet om bestaande handelsbelemmeringen op te ruimen. Japan dient verder te gaan op deze weg. Nederland kan het streven steunen om tijdens de EU-Japan Top medio 2012 te besluiten tot opening van inhoudelijke onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord. Een diepgaand en ambitieus vrijhandelsakkoord houdt onder meer in importtarieven verwijderen of sterk reduceren om de onderlinge handel en de wederzijdse markttoegang te bevorderen voor goederen en diensten, en verder regelgevende zaken af te spreken, onder meer op het gebied van investeringen, mededinging, sanitaire en fytosanitaire regelingen, et cetera. Ook is een belangrijk onderdeel van een dergelijk akkoord het hoofdstuk duurzame ontwikkeling. Hierin worden samenwerkingsafspraken vastgelegd over onderwerpen als dierenwelzijn en arbeids- en milieunormen.
In mei 2011 besloot de EU-Japan Top tot een scoping exercise met het doel na te gaan of wederzijdse inzet en verwachtingen uitzicht bieden op succesvolle onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord. Deze exercitie is volop gaande en er wordt vooruitgang geboekt. De uitkomsten worden voor de zomer gepresenteerd.
Japan ziet de ratio niet in van koppeling van handelsafspraken aan nakoming van verplichtingen uit andere verdragen (mensenrechten, non-proliferatie, arbeidsnormen e.d.). Bij de eventuele start van de onderhandelingen zal het leggen van dit verband besproken worden. Het leggen van een verband tussen vrijhandelsakkoord en partnerschapsovereenkomst zal maatwerk vereisen.
Kunt u aangeven voor welke agrarische producten u toegang wilt krijgen tot de Japanse markt? Kunt u aangeven hoe deze producten vervoerd (zullen) worden naar Japan, en welke CO2-uitstoot daarmee gepaard zal gaan?
Het gaat hier met name om de afronding van de markttoegangdossiers van kalfsvlees, pluimveevlees, consumptie-eieren en eendagskuikens. Tevens over de spoedige afronding van de toelatingsprocedure van een diervoederadditief.
Hoe dit in de toekomst vervoerd zal worden en wat de bijkomende CO2-uitstoot is, kan ik nog niet zeggen. Beperking van CO2-uitstoot heeft de aandacht van de Nederlandse overheid. Dit gebeurt via andere mechanismen dan deze missie.
Vindt u het in het licht van de grote moeite die de internationale gemeenschap toch al heeft om klimaat- en duurzaamheidsdoelen te halen verstandig nog meer agrarische producten over de hele wereld heen te slepen?
Juist door middel van nieuwe, innovatieve agrarische producten is het mogelijk om efficiënter en effectiever te werken. Zo wordt er tevens tegemoet gekomen aan klimaat- en duurzaamheidsdoelen. CO2-reductie heeft de aandacht van de Nederlandse overheid – zie vraag het antwoord op vraag 11.
Kunt u aangeven hoeveel Nederland jaarlijks naar Japan exporteert en welke economische waarde dit vertegenwoordigt?
Landen
Perioden
uitvoerwaarde van goederen
X * 1 000 euro
Japan
2007
2 487 514
2008
2 930 998
2009
2 369 281
2010
3 184 910
Bron: CBS.
Zie de gegevens uit figuur 1; de export van Nederland naar Japan.
Nederland voert jaarlijks voor ongeveer € 3 mrd uit naar Japan, dat is 0,7% van de totale Nederlandse export, hetgeen vrij laag is in verhouding tot de omvang van de Japanse economie. In de afgelopen jaren zijn geen bijzondere ontwikkelingen te vermelden.
In 2009 was er sprake van een lichte daling, met een herstel in 2010.
Welke ontwikkelingen zijn er in deze export geweest in de afgelopen jaren en waar zijn deze ontwikkelingen door te verklaren?
Kunt u aangeven welk deel van de export naar Japan wordt gevormd door agrarische producten en om welke producten dit gaat?
Ongeveer 20–25% van de export naar Japan bestaat uit goederen uit de agrarische sector. Afhankelijk van wat er onder de noemer «agrarische producten» wordt geschaard; het gaat hier om een enorme verscheidenheid aan producten. Als u een duidelijk overzicht wil krijgen van de sectoren waar het u hoofdzakelijk om gaat, kan ik u doorverwijzen naar het CBS, die dit nauwkeurig bijhoudt.
Kunt u aangeven hoeveel Nederland jaarlijks vanuit Japan importeert en welke ontwikkelingen er in deze import zijn geweest in de afgelopen jaren? Kunt u aangeven om welke producten dit gaat?
Landen
Perioden
Invoerwaarde van goederen
X * 1 000 euro
Japan
2007
7 126 502
2008
9 440 544
2009
7 096 598
2010
9 106 085
Bron: CBS.
Zie figuur 2; de import van Nederland uit Japan.
Evenals de export is de import vanuit Japan over de afgelopen jaren weinig veranderd.
Binnen de EU is Nederland de tweede exportbestemming (na Duitsland) voor Japanse producten; vooral dankzij de positie van Rotterdam als doorvoerhaven. De import vanuit Japan beslaat 2,1% van de totale Nederlandse invoer.
Nederland is de grootste EU-investeerder in Japan en Japan is de 2e niet-EU-investeerder in Nederland.
Kunt u aangeven wat de doorvoer is door de Nederlandse lucht- en zeehavens van de jaarlijkse im- en export tussen Europa en Japan? Welke waarde vertegenwoordigt deze doorvoer? Hoeveel van de naar Japan geëxporteerde producten is daadwerkelijk in Nederland geproduceerd en om welke producten gaat dit?
Dergelijke gegevens zijn slechts na uitvoering nader onderzoek beschikbaar.
Odfjell |
|
Michiel Holtackers (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u geschrokken van het feit dat bij Odfjell bij jaarlijkse Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO)-controles gezamenlijk 64 overtredingen zijn geconstateerd?
Het betreft een overzicht van overtredingen over een periode van meerdere jaren en overtredingen van allerlei aard. Ik ben blij dat de inspectiediensten de overtredingen vaststellen. Dat geeft aan dat ze er bovenop zitten.
Kunt u de details geven van elke geconstateerde overtreding zoals genoemd onder vraag drie en vijf van de eerder gestelde vragen d.d. 26 januari 2012 (aard van de overtreding, tijdstip van de overtreding, gevaar dat er uit voortvloeide)?1
In onderstaande tabel treft u de details aan.
Aard van de overtreding
Tijdstip overtreding
Voortvloeiend gevaar
Overtreding omgevingsvergunning m.b.t. hydranten
December 2005
Repressieve beheersing risico’s
Overtreding omgevingsvergunning: zeecontainers aanwezig die onvergund zijn
December 2005
Onvoldoende zicht op veiligheid van opslag
Ontbreken van onderhoudsprogramma voor onderhoud aan preventieve en repressieve incidentenbestrijdingsmiddelen
Juni 2007
Gebrekkig onderhoud
Onderhoud veiligheidskleppen niet opgenomen in onderhoud- en beheerssysteem
Juni 2007
Onvoldoende borging van jaarlijks onderhoud
Veiligheidsmanagementsysteem is slecht geïmplementeerd
Juni 2007
Onvoldoende borging dat alle maatregelen ter voorkoming van zware ongevallen zijn getroffen
Overtreding omgevingsvergunning: aantasting integriteit van tankputdijken
Juni 2007
Gevaar dat tankputdijk faalt
Onderhoudsprogramma van koel- en blussystemen is onvoldoende om de integriteit van deze systemen te garanderen
Juni 2007
Gebrekkig onderhoud
Vergunningvoorschrift over live-test koel- en blussystemen is strijdig met algemene bepaling
Juni 2007
Goede werking koel- en blussystemen is niet gegarandeerd
Overtreding vergunningvoorschrift: bediening van blus-, schuim- en sproei-installaties dient buiten hittestralingscontour geplaatst te zijn
Juni 2007
Goede werking blus-, schuim- en sproei-installaties is niet gegarandeerd
Overtreding vergunningvoorschrift: fireproofing van kolom C1101 unit 5 is op diverse plaatsen gescheurd
Juni 2007
Onvoldoende borging dat alle maatregelen ter voorkoming van zware ongevallen zijn getroffen
Preventief onderhoud wordt onvoldoende gepland, uitgevoerd en geëvalueerd
Augustus 2008
Onvoldoende borging dat alle maatregelen ter voorkoming van zware ongevallen zijn getroffen
Overtreding vergunningvoorschrift over inspectie drukventielen
Augustus 2008
Onvoldoende borging dat alle maatregelen ter voorkoming van zware ongevallen zijn getroffen
Overtreding vergunningvoorschrift: gasdetectiesysteem bij RCC is niet volgens milieuvergunning op percentage van onderste explosiegrens afgesteld
Augustus 2008
Onvoldoende borging dat tijdig kan worden opgetreden bij ontsnappen gas bij RCC
Overtreding vergunningvoorschrift over gasdetectie bij RCC inzake keuze van ijkgas
Augustus 2008
Risico dat explosiegevaarmeters niet te allen tijde de aanwezigheid van bepaalde concentraties van andersoortig dan apolair brandbaar gas of damp detecteren
MRA is onvolledig en onjuist
November 2011
Onvoldoende duidelijk of alle maatregelen zijn getroffen om zware ongevallen te voorkomen
Ontbreken van gedocumenteerde inspectie- en onderhoudsmethodiek en een systematisch onderhouds- en inspectieprogramma m.b.t. tankputdijken
November 2011
Gebrekkig onderhoud kan tot gevaarlijke situatie leiden
Overtreding vergunningvoorschrift: een aantal leidingen is niet voorzien van eindcaps dan wel blindflenzen
November 2011
Gevaar van lekkage
Overtreding vergunningvoorschrift: een aantal IBC’s met gevaarlijke stoffen wordt niet overeenkomstig de vergunning opgeslagen
November 2011
Niet alle maatregelen ter voorkoming van nadelige gevolgen voor het milieu zijn genomen
Ontbreken van gedocumenteerde inspectie- en onderhoudsmethodiek t.a.v. tankseals
November 2011
Gevaar van ongewenste dampvorming
Kunt u de details geven van elke melding of geconstateerd lek van gevaarlijke stoffen bij Odfjell, inclusief de datum, de vrijgekomen stof en de hoeveelheid (bijvoorbeeld 17/12/2009, fosforzuur, 10 ton)?
In de bijlagen treft u twee overzichten aan van de meldingen die vanaf 1 januari 2009 zijn binnengekomen bij de DCMR-meldkamer.2
Daarnaast zijn er meldingen van Odfjell zelf gekomen met betrekking tot druppellekkage aan ketelwagons die binnen komen. De hoeveelheden kunnen niet worden aangegeven, omdat het druppels per minuut betreffen. Het gaat om minimale hoeveelheden.
Kunt u de BRZO-rapportages van 2009, 2010 en 2011 over Odfjell aan de Kamer doen toekomen? Op hoeveel van de relevante elementen in het Veiligheidsbeheerssysteem scoorde het bedrijf slecht in die jaren?
Het is aan het betrokken bevoegd gezag om de rapporten openbaar te maken met in achtneming van de voor openbaarmaking geldende regels.
De inspectie in september 2009 leverde geen slechte score op geïnspecteerde elementen.
Tijdens de inspectie in maart 2010 is op twee relevante elementen slecht gescoord.
Tijdens de inspectie november 2010 is geen slechte score geconstateerd op de geïnspecteerde elementen.
Tijdens de inspectie in 2011 is bij Odfjell op vier relevante VBS elementen slecht gescoord.
Veelal is naast de aangegeven slechte scores in dermate frequentie op matig gescoord dat frequent handhaving is ingezet.
Waarom is het bedrijf niet opgenomen in de selectie van gevaarlijke bedrijven in de Quickscan BRZO-bedrijven, die u op 30 juni 2011 heeft gepubliceerd?
De selectie van gevaarlijke bedrijven in de Quickscan BRZO is tot stand gekomen op basis van de beoordeling van vijf elementen van het Veiligheidsbeheerssysteem (VBS) tijdens BRZO-inspecties in 2009 en 2010. Bij de firma Odfjell is door het bevoegd gezag in die periode van die vijf onderdelen alleen het onderdeel «Beheersing van de uitvoering» als «Slecht» beoordeeld. Odfjell is daardoor inde eerste fase van het onderzoek wel geselecteerd. De tweede fase van de Quickscan BRZOwas gericht opbedrijven die voor minimaal 2 elementen als «Slecht» beoordeeld zijn. De gepubliceerde lijst van bedrijven heeft alleen betrekking op de bedrijven die in de tweede fase zijn geselecteerd.
Wat is de inspectiefrequentie per jaar geweest bij Odfjell van zowel de BRZO-controles en van DCMR-bezoeken, sinds het bedrijf in 2008 is geclassificeerd als achterblijver?
Er heeft zeer regelmatig contact plaatsgevonden tussen de DCMR en het bedrijf. BRZO-inspecties, gezamenlijk met andere overheden, hebben jaarlijks plaatsgevonden. In 2010 is tweemaal een inspectie gehouden.
Reguliere controlebezoeken hebben vaker plaatsgevonden, sinds het vierde kwartaal van 2011 bijna wekelijks.
De inspecties van Inspectie SZW vanaf 2008 tot 2012 hebben plaats gevonden in augustus 2008, september 2009, maart 2010, november 2010, oktober 2011 en december 2011. Dat komt neer op een frequentie van ongeveer eens per anderhalf jaar. Bij de meeste van deze inspecties is het bedrijf per inspectie meerdere dagen bezocht.
Indien bij een inspectie van een bedrijf herhaaldelijk overtredingen en tekortkomingen gevonden worden en er, ondanks jarenlange classificatie als achterblijver, nog steeds geen veilige situatie is, is het dan mogelijk dat de toezichthoudende instanties aansprakelijk kunnen worden gesteld bij een groot ongeluk dat rechtstreeks voortvloeit uit deze tekortkomingen en overtredingen?
Ja, dat kan.
Klopt het dat inspecteurs het terrein van Odfjell niet durfden te betreden vier maanden geleden?2
Op basis van een onderzoek dat door een bedrijf in opdracht van DCMR is uitgevoerd voordat de periodieke inspectie plaatsvond, bestond het vermoeden dat er ongecontroleerde benzeenemissies op het terrein aanwezig waren. Voorafgaand aan de inspectie is door de inspectieleider van DCMR aan Odfjell gevraagd of er veilig op het terrein geïnspecteerd kon worden. Dit werd door Odfjell bevestigd, echter niet gestaafd met meetresultaten.
Inspecties bestaan uit meerdere onderdelen, variërend van een fysieke controle van een installatie of relevant onderdeel tot onderzoek van documentatie en het houden van interviews. De Inspectie SZW voert als intern beleid dat medewerkers in beginsel zonder gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen hun werkzaamheden moeten kunnen uitvoeren. Aangezien Odfjell niet het juiste zicht kon geven op mogelijk aanwezige concentraties gevaarlijke stoffen op eventueel te inspecteren installatie-onderdelen, is op één inspectiedag besloten de inspectie te beperken tot een documentcontrole en het houden van interviews.
Hoe lang hebben inspecteurs het terrein van het bedrijf niet betreden en welke maatregelen zijn genomen naar aanleiding van de weigering van inspecteurs om het bedrijf te betreden?
De inspecteurs van de Inspectie SZW hebben één dag geen fysieke controles uitgevoerd.
Beide inspecteurs van DCMR en Veiligheidsregio hebben op 5 oktober 2011 wel het terrein betreden.
DCMR geeft aan dat in oktober en november 2011 diverse inspecties hebben plaatsgevonden bij Odfjell in het kader van het BRZO.
Kunt u garanderen dat er bij Odfjell op dit moment op een zodanige wijze gewerkt wordt dat er geen gevaar optreedt voor werknemers, inspecteurs en mensen die in de buurt van Odfjell werken of wonen?
Die garantie is niet te geven. Er is altijd sprake van enig risico.
Wat zijn de mogelijkheden om de kosten van toezicht en handhaving te verhalen op het bedrijf Odfjell? Deelt u de mening dat kostenverhaal wenselijk is? Zo nee, waarom niet?
In Nederland kunnen nalevingscontroles in beginsel niet verhaald worden. Daarvoor is een wetswijziging nodig.
Kunt u de vragen voor 5 maart beantwoorden in verband met het AO op 6 maart over deze materie?
Ik doe mijn uiterste best om de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Het negeren van het Bel-me-niet register door bedrijven. |
|
Sharon Gesthuizen (SP) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht van Teletekst,13 februari 2012, Bedrijven negeren «Bel-me niet» waarin wordt belicht dat loterijen, energiebedrijven en goede doelen zich niet houden aan de regels van het Bel-me-niet register?
In 2011 heeft de Onafhankelijke Post- en Telecomautoriteit (OPTA) 9 421 klachtenformulieren over telemarketing ontvangen. Hoewel dit aantal zowel gegronde als ongegronde klachten bevat en de klachten zowel betrekking hebben op het «Bel-me-niet register» als op het «recht van verzet»1, is het een belangrijk signaal dat actief toezicht op dit punt nog steeds nodig is. Aan de andere kant ben ik tevreden dat het aantal klachten daalt en dat het overgrote deel (> 99%) van de telemarketinggesprekken geen klachten op dit terrein veroorzaakt.
Bent u van mening dat de door de Onafhankelijke Post- en Telecomautoriteit (Opta) opgelegde boetes aan telemarketeerbedrijven voldoende afschrikwekkende werking hebben? Worden bedrijven die een boete hebben gekregen van de Opta op een dusdanig manier afgeschrikt dat zij in het vervolg de regels van het Bel-me-niet register respecteren? Hoe groot is het percentage van bedrijven die na een boete wederom in de fout gaat?
OPTA heeft de bevoegdheid om forse boetes op te leggen bij overtreding (maximaal € 450 000) en treedt op wanneer dat nodig is. Sinds de invoering van het wettelijke «Bel-me-niet register» (oktober 2009) is in totaal voor 1,2 miljoen euro aan boetes opgelegd en zijn 26 waarschuwingen uitgebracht. De meeste bedrijven veroorzaken hierna weinig of geen klachten meer. Sinds de invoering van het wettelijke «Bel-me-niet register» is het aantal klachten ook gedaald. Tot op heden zijn er geen bedrijven die wegens overtreding van de regels van het «Bel-me-niet register» meerdere malen beboet zijn. Daarbij teken ik aan dat mocht dat in de toekomst wel het geval zijn, bij de vaststelling van de hoogte van de boete rekening kan worden gehouden met recidive.
Welke stappen gaat u ondernemen om het aantal klachten over bedrijven die de regels van het Bel-me-niet register negeren terug te dringen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Om een zo breed mogelijke naleving, en daarmee een laag aantal klachten, te realiseren is naast goede voorlichting ook actief toezicht van belang. Gelet op de dalende trend in het aantal klachten zie ik dit als een aanpak die werkt. Verder is van belang dat een deel van de klachten (circa 1/3) wordt ingediend door mensen die gebeld zijn door een bedrijf waar ze een zogenoemde klantrelatie mee hebben. Dergelijke telefoontjes zijn in beginsel toegestaan. OPTA ziet er op toe of dit volgens de regels verloopt. Overigens blijkt dat niet iedereen zich ervan bewust is dat men ondanks inschrijving in het «Bel-me-niet register» gebeld mag worden door bedrijven waar men een klantrelatie mee heeft. Dit is een aandachtspunt dat ook in de evaluatie van het «Bel-me-niet register» wordt meegenomen. Deze evaluatie wordt uw Kamer dit voorjaar toegezonden.
De storingen bij ING |
|
Jhim van Bemmel (PVV), Teun van Dijck (PVV) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA), Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met de storingen bij de bank ING (en de reactie van ING op de vele storingen van afgelopen tijd), waardoor internetbankieren bij ING veelvuldig onmogelijk was?1
Ja.
Deelt u de mening dat de ING te allen tijde bereikbaar moet zijn voor klanten die willen internetbankieren en dat een continue toegankelijkheid goed is voor de omloopsnelheid van geld en daarmee voor de economie? Zo nee, waarom niet?
Met de leden Van Bemmel en Van Dijck ben ik eens dat een goed functionerend betalingsverkeer essentieel is. In Nederland verkeren wij in de gelukkige omstandigheid dat in het algemeen ons betalingsverkeer goed functioneert en efficiënt is ingericht, waardoor ook de kosten van betalingstransacties relatief laag zijn. Van ING heb ik begrepen dat zij, omdat zij er belang aan hechten dat hun klanten vertrouwen hebben en houden in het betalingsverkeer van ING, met regelmaat hun systeem evalueren. ING heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de oorzaken van de storingen en dit ook besproken met de Nederlandsche Bank. De recente storingen waren het gevolg van een uitzonderlijke samenloop van omstandigheden met betrekking tot menselijk falen en techniek. ING heeft een aantal verbeterpunten in techniek, processen en communicatie onderkend en is direct begonnen om deze maatregelen te implementeren.
In reactie op de vragen van de leden Van Bemmel en Van Dijck, merk ik op dat ik van ING heb begrepen dat ING reeds jaren een volledige achtervang van het internetbankieren- en betaalsysteem bezit. Dit betreft een uitwijkomgeving waarin permanent schaduwdraaiende systemen zijn geïnstalleerd. Systemen die dus een 100% kopie zijn van de primaire productiesystemen en die in noodsituaties ingezet kunnen worden. Overschakelen naar dit reservesysteem kost enige uren. Als er een incident is, heeft inzetten van het reservesysteem daarom pas zin als het probleem niet binnen enige uren verholpen kan zijn.
Het belang dat ING heeft bij het behoud van het vertrouwen van klanten is in mijn ogen verder dusdanig, dat dit op zichzelf al voldoende stimuleert tot het optimaliseren van de internetbankier-omgeving. Gelet op vorenstaande zie ik geen redenen om hier met de directie van ING verder nog over van gedachten te wisselen.
Bent u bereid een gesprek aan te gaan met de directie van ING, om duidelijk te maken dat er een back-upsysteem voor internetbankieren gerealiseerd moet worden binnen afzienbare tijd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De metallurgische industrie |
|
Richard de Mos (PVV), Roland van Vliet (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Bent u bekend met de aan u gerichte brief van 14 oktober 2011 van de Vereniging Nederlandse Metallurgische Industrie (VNMI)?
Ja.
Is het u bekend dat de Nederlandse metallurgische industrie tot de meest energie-efficiënte ter wereld behoort en dat deze industrie daardoor kan concurreren op de wereldmarkt?
De Nederlandse metallurgische industrie behoort tot de meest energie-efficiënte ter wereld. Overigens zien we wel dat er de laatste jaren in de wereld een aantal nieuwe productiesites is opgezet, die een aanmerkelijk hogere productiecapaciteit hebben dan de Nederlandse bedrijven. In het blad «Metal Bulletin» worden regelmatig artikelen geplaatst over metallurgische bedrijven in bijvoorbeeld de Arabische landen, die twee à drie keer groter zijn dan bedrijven in Nederland en beschikken over de meest moderne systemen, zoals bijvoorbeeld centerpointfeeding.
Deelt u het standpunt dat in tijden van economische teruggang en financiële onzekerheid de Nederlandse overheid zich sterk moet maken om werkgelegenheid in Nederland te behouden? Zo ja, is het u bekend dat vanuit economisch oogpunt de invoering van het emissiehandelsysteem (ETS) het mondiale «level playing field» van de metallurgische industrie ernstig verstoord raakt ten gunste van minder efficiënt producerende metallurgische industrieën buiten Europa? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse overheid heeft doorlopend aandacht voor de werkgelegenheid in Nederland, industriebreed en dus ook in de metallurgische industrie. Bij de opzet van het emissiehandelssysteem is altijd het uitgangspunt geweest dat het systeem niet tot gevolg mag hebben dat bedrijven uit Europa zouden verdwijnen naar landen die geen vergelijkbaar klimaatbeleid zouden voeren (voorkomen van carbon leakage).
Deelt u de mening dat dit «level playing field» sowieso al onder druk staat door het versneld sluiten van zeven kerncentrales in Duitsland, waardoor dit jaar de prijs van elektriciteit in Duitsland en, vanwege de sterke verwevenheid van het netwerk, ook in Nederland sterk is gestegen?
Nee. De aangekondigde sluiting van de kerncentrales in Duitsland heeft kortstondig geleid tot het oplopen van de elektriciteitsprijs op de dagmarkt voor elektriciteit. Na korte tijd heeft zich dit weer hersteld op het oude niveau.
Bent u ermee bekend dat de Europese Commissie begin november 2011 «guidelines» gaat uitbrengen waarin de mogelijkheid geboden wordt om de metallurgische industrie voor ETS te compenseren?
Eind 2011 heeft de Europese Commissie een conceptversie uitgebracht voor «richtsnoeren betreffende staatssteunmaatregelen in het kader van het EU ETS». Daarin wordt onder andere aangegeven welke steun een overheid maximaal mag verlenen aan de energie-intensieve industrie vanaf 2013, wanneer de in begin 2009 overeengekomen wijzigingen in het ETS ingaan. Tot 31 januari 2012 heeft eenieder de mogelijkheid gehad te reageren op dit concept voordat de Europese Commissie overgaat tot definitieve besluitvorming. Definitieve besluitvorming volgt later dit jaar.
Bent u tevens bekend met de verwachting dat met name Duitsland maximaal gebruik zal gaan maken van de compensatiemogelijkheden gegeven in de «guidelines» van de Commissie en dat dit tot een (verdere) verstoring zal leiden in het «level playing field» tussen Nederland enerzijds en andere Europese lidstaten anderzijds? Zo ja, onderkent u de noodzaak om het verstoorde «level playing field», aangaande de metallurgische industrie, te herstellen? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik ben bekend met de verwachting van de metallurgische industrie ten aanzien van Duitsland. De Nederlandse overheid zet zich er voor in dat de «richtsnoeren betreffende staatssteunmaatregelen in het kader van EU ETS» slechts de mogelijkheid creëren om ondernemingen compensatie te verlenen indien zich als gevolg van sterk gestegen CO2-prijzen een reëel risico van carbon leakage voordoet. Een groot aantal lidstaten heeft dezelfde inzet getoond. Ik wacht de uiteindelijke richtsnoeren van de Europese Commissie af. Bij de benutting van de ruimte binnen deze kaders zal Nederland de opstelling van andere landen nadrukkelijk meewegen.
Bent u bereid om uw Europese collega’s op te roepen een vuist te maken tegen dit ETS in de elektriciteitsbranche en te eisen dat dit systeem van tafel gaat? Zo nee, waarom niet?
Dit kabinet onderschrijft de Europese CO2-reductiedoelstelling en is van mening dat het ETS een effectief en efficiënt instrument is om die doelstelling te realiseren, en er is dan ook geen reden om dit instrument af te schaffen.
Zoals in het antwoord op vraag 6 is aangegeven, is de inzet van de Nederlandse overheid erop gericht dat «de staatssteunmaatregelen in het kader van het EU ETS» alleen de mogelijkheid bieden ondernemingen te compenseren indien er een reëel risico voor carbon leakage is. Het doel is handhaving van het gelijke speelveld in Europa en daartoe voorkomen dat lidstaten door middel van staatssteun de Europese concurrentieverhoudingen kunnen verstoren.
De berichtgeving omtrent de grimmige sfeer op de inloopavond over plannen m.b.t. intensivering van het goederenvervoer in Bathmen |
|
Eddy van Hijum (CDA), Maarten Haverkamp (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Inloopavond Bathmen ontaardt in chaos» en/of andere vergelijkbare berichten?1
Ja. Die berichten betreffen een inloopavond in Bathmen op 31 januari 2012 waar bewoners in de gelegenheid werden gesteld om hun vragen beantwoord te krijgen over het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS). De inloopavond was door ProRail en IenM georganiseerd bij de start van het aan de Tweede Kamer toegezegde milieu-effecten-onderzoek (MER) van de goederenroutering in Oost Nederland. In dat milieu-effecten-onderzoek worden vier route-varianten onderzocht voor de route die extra goederentreinen tussen Zutphen en Hengelo moeten gaan volgen vanaf 2020.
Is het waar dat de avond in Bathmen chaotisch verliep en dat medewerkers van uw ministerie nauwelijks in staat waren vragen te beantwoorden van bezorgde Bathmenaren?
Bij de inloopavond in Bathmen op 31 januari 2012 waren 22 medewerkers van mijn ministerie en van ProRail aanwezig om vragen te beantwoorden over het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) in en langs Bathmen. Voor deze opzet met inloopavonden is gekozen om in gespreksvorm specifieke en soms persoonlijke vragen te kunnen beantwoorden van bewoners. Door de grote drukte aan het begin van de avond te Bathmen was het gedurende een beperkte tijd niet mogelijk om tegelijkertijd alle vragen van alle aanwezigen te beantwoorden, waarop een deel van de bewoners weer weg ging. Ik betreur het dat daardoor niet ieders vragen beantwoord konden worden. Naar schatting zijn gedurende de hele avond de vragen van ruim 400 van de circa 600 bezoekende bewoners beantwoord.
Hoe gaat u zorgen voor een correcte inventarisatie, verzameling en beantwoording van de vragen en opmerkingen van de Bathmenaren?
Op maandag 12 maart 2012 wordt nog een extra informatie-avond gehouden in Bathmen. Voorts staan voor alle bewoners langs de spoorlijnen in Oost Nederland, waar het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) aan de orde is, de PHS-website van ProRail en de PHS-website van de Rijksoverheid ter beschikking om antwoord op vragen te vinden2. Tevens is daar het adres te vinden waarheen men zogenaamde «zienswijzen» (inspraak) kan insturen met opmerkingen inzake de aanpak van het MER-onderzoek, zoals gepubliceerd in de ontwerp Notitie Reikwijdte en Detailniveau voor de MER.
Tijdens de inloopavond In Bathmen zijn de bewoners, die op het drukke moment aan het begin van de avond niet allemaal geholpen konden worden, op deze mogelijkheden gewezen. De bewoners hebben tijdens de inloopavond ook de gelegenheid gekregen om hun vragen schriftelijk achter te laten zodat deze later alsnog beantwoord konden worden.
Welke resterende alternatieve manieren ziet u als mogelijkheid voor Bathmenaren om zorgen kenbaar te maken?
Voorafgaand aan de inloopavond in Bathmen heeft overleg plaatsgevonden tussen het bestuur van de Belangenvereniging Bathmen en projectmedewerkers van IenM en ProRail; in dat overleg zijn de zorgen van de Bathmenaren uitgebreid besproken. De Belangenvereniging heeft op 6 maart 2012 een eigen informatieavond georganiseerd; van het aanbod van mijn medewerkers, om tijdens die bijeenkomst informatie te geven over het project, heeft de Belangenvereniging geen gebruik willen maken. Zie voorts het antwoord op vraag 3.
De berichtgeving dat mvo-beleid bij grootbanken te wensen overlaat |
|
Pauline Smeets (PvdA), Ronald Plasterk (PvdA) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA), Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Bankbeleid onder de loep. Eerlijke Bankwijzer lanceert app die «mvo-gehalte» bank laat zien»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de constatering dat op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) het verbetertempo bij sommige banken in het afgelopen jaar is afgezwakt?
In de afgelopen jaren is er een toenemende aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen door banken, zowel binnen de sector zelf als in de samenleving. Deze toegenomen aandacht heeft er toe geleid dat de trend naar een verbeterd maatschappelijk beleid is ingezet. Dit volgt o.a. uit de rapportages van Eerlijke Bankwijzer, de Monitoring Commissie Code Banken en de resultaten van de Transparantiebenchmark die ik u op 6 februari jl. heb toegestuurd2. Ook zijn er duidelijke verbeterpunten zichtbaar. Volgens de initiatiefnemers van de Eerlijke Bankwijzer hebben banken nog de nodige stappen te zetten op het vlak van MVO en met name op het vlak van transparantie over hun investeringsbeleid. In reactie hierop geven veel banken aan hard bezig te zijn met de verduurzaming van hun activiteiten en dat ze in 2012 meer openheid willen geven. Het is belangrijk dat banken doordrongen zijn van het belang van een transparant MVO-beleid, zowel ten aanzien van hun bedrijfsvoering als hun investeringsbeleid. Het is een goede zaak dat initiatieven als de Eerlijke Bankwijzer bijdragen aan bewustwording bij consumenten en gevoel van urgentie in de sector. Belangrijk is dat de verbeterslag in gang is gezet en wordt voorgezet.
Bent u, in relatie tot uw uitspraken in januari en maart 2011 over het belang van grote transparantie van financiële instellingen bij duurzaam ondernemen, en in het bijzonder van staatsbank ABN-Amro, nog steeds van mening dat grote transparantie van financiële instellingen, ook over hun MVO-beleid, van groot belang is? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet verwacht van alle bedrijven, waaronder banken en andere financiële instellingen, dat zij hun maatschappelijke verantwoordelijkheid oppakken en transparant zijn over afwegingen en resultaten naar hun stakeholders. Door milieu-, sociale en governancefactoren mee te wegen in hun investeringsbeslissingen kunnen banken een sterke rol in de verduurzaming van het bedrijfsleven spelen. De vormgeving van het MVO-beleid is primair de verantwoordelijkheid van de onderneming zelf. Rekenschap geven van invulling van die rol is ook onderdeel van de eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid van banken, waarop het kabinet hen regelmatig aanspreekt:
Zie verder het antwoord op vraag 8 en 9.
Bent u van mening dat alle banken, en in het bijzonder door de staat gesteunde banken, MVO-beleid horen te voeren en daar transparant over moeten zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u, gegeven de uitkomsten van de Eerlijke Bankenwijzer2 over banken die nog altijd onvoldoendes halen voor transparantie, omdat zij geen maatschappelijk jaarverslag volgens de internationale richtlijnen publiceren en/of weigeren hun MVO-beleid te publiceren, bereid om de banksector nogmaals op te roepen tot grotere transparantie over hun MVO-beleid? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Welke maatregelen treft u om de banken te overtuigen van de noodzaak tot openheid over de bedrijven en overheden waarin zij investeren?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe is uw onderzoek gevorderd om transparantie over investeringen van bankgroepen op enigerlei wijze mee te laten wegen in een toekomstige update van de Transparantiebenchmark, zoals u heeft toegezegd tijdens het algemeen overleg van 17 november 2011?
Momenteel loopt de aanbesteding voor de uitvoering van de Transparantiebenchmark 2012 en 2013. De criteria zullen eind dit jaar in overleg met het panel van deskundigen worden herzien. Daarin zal expliciet de vraag worden meegenomen of, en zo ja, welke sectorspecifieke criteria, in het bijzonder voor de financiële sector, zullen worden opgenomen in de Transparantiebenchmark.
Wat is uw mening over de suggesties van de Eerlijke Bankwijzer om banken tenminste een sectorverdeling van het totaalpakket van bedrijven waarin wordt geïnvesteerd te laten publiceren, te eisen dat banken voldoen aan internationale transparantierichtlijnen (GRI) en te eisen dat gepubliceerd wordt over het aantal zakelijke klanten dat ze aanspreken op sociale en milieu-issues?
Volgens art. 2:391 lid 1 BW zijn grote ondernemingen, waaronder banken, verplicht te rapporteren over niet-financiële aspecten van ondernemen, met inbegrip van milieu en personeelsaangelegenheden, voor zover deze relevant zijn voor de interpretatie van de financiële informatie en de positie van de onderneming. De vorm waarin ondernemingen uitvoering geven aan en rekenschap van het gevoerde MVO-beleid is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de onderneming zelf. De richtlijn 400 biedt hiertoe een handvat en ook de internationale richtlijnen van GRI kunnen daarbij nuttig zijn. Veel banken maken daar ook al gebruik van. De resultaten van de Transparantiebenchmark tonen aan dat banken hier goede stappen in zetten: «De sector banken en verzekeraars, waaronder 28 ondernemingen binnen de onderzoeksgroep van de Transparantiebenchmark vallen, scoort bovengemiddeld met een gemiddelde score van 106 punten (vorig jaar 86)».
In de recente mededeling van de Europese Commissie over een nieuwe EU-strategie voor MVO tot 20146 staat dat de Commissie zich buigt over verdere regelgeving op het gebied van transparantie. Daarbij heeft de Commissie aangegeven dit jaar met een wetgevend voorstel te willen komen voor het verbeteren van transparantie van sociale en milieu-informatie van bedrijven in alle sectoren7. De voorbereiding hiervan binnen de Commissie wordt naar verwachting voor de zomer afgerond. Daarnaast heeft de Commissie aangegeven voornemens te zijn om te overwegen «om alle investeringsfondsen en financiële instellingen te verplichten al hun klanten (burgers, bedrijven, overheden enzovoort) te informeren over de eventuele ethische of maatschappelijk verantwoorde investeringscriteria die ze hanteren, of over de eventuele normen en codes waaraan ze zich houden»8. Ik zal uw Kamer informeren over de implicaties voor het Nederlandse MVO-beleid. Mede gelet op het vorenstaande ziet het kabinet geen aanleiding om de bestaande transparantievereisten, zoals publicatie van het jaarverslag en de prospectusplicht, aan te passen.
Bent u bereid om, in samenspraak met de Autoriteit Financiële Markten (AFM), de mogelijkheden te onderzoeken om naar Amerikaans voorbeeld van alle bedrijven die aan de Nederlandse beurs genoteerd zijn te verlangen dat zij hun kredietovereenkomsten met banken integraal publiceren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u op de hoogte van de toestemming die de provincie Flevoland heeft verleend aan beroepsvissers om ’s winters te mogen vissen met «staandwant» in het Markermeer, terwijl jaarlijks een aanzienlijke hoeveelheid watervogels bij deze vorm van visserij de dood vindt?1 Hoe beoordeelt u dit?
Ik ben op de hoogte van de inhoud van de vergunning die de gedeputeerde staten van Flevoland op 25 januari 2012 op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet) hebben verleend voor de beroepsvisserij in het Markermeer-IJmeer. Provincie Flevoland is hiervoor het bevoegde gezag en dient op grond van de Nbwet te bepalen in hoeverre door de vergunningaanvragers voldoende is onderbouwd dat er geen (significant) negatieve effecten optreden ten aanzien van de beschermde vogelsoorten.
Kunt u bevestigen dat uit onderzoek van de overheid is gebleken dat naar schatting 15 000 beschermde watervogels de dood vonden in 2003 in het Markermeer en het IJsselmeer tezamen door het toepassen van de visserijtechniek «staandwant»? Kunt u ook bevestigen dat dit er zelfs 50 000 betroffen in 1999 in hetzelfde gebied veroorzaakt door dezelfde visserijtechniek?
Er is in 1999 gerapporteerd door het RIZA (in opdracht van Rijkswaterstaat). De genoemde 50 000 betreft echter een schatting van de vogelsterfte in 1989. In 2003 is onderzoek gedaan door een onafhankelijk adviesbureau (in opdracht van het toenmalige Ministerie van LNV). Dit bureau heeft tevens de mogelijke maatregelen onderzocht die de bijvangst van watervogels verminderen. Zo bleek het plaatsen van jonen (drijvende bakens) met reflecterende strippen op de netten de bijvangst met 70% te reduceren.
Is het waar dat onder meer soorten als de tafeleend, de grote zaagbek en de toppereend slachtoffer worden van deze vistechniek? Kunt u bevestigen dat deze soorten een landelijke zeer ongunstige staat van instandhouding kennen?
De bijvangst betreft watervogels die hun prooi achtervolgen in het water of op de bodem naar voedsel zoeken, zoals bovenstaande soorten. De in de vraag genoemde soorten kennen een landelijke zeer ongunstige staat van instandhouding.
Deelt u de mening dat het doden van zoveel beschermde vogels niet is toegestaan en zeker niet in een Natura 2000-gebied dat juist is aangewezen ter bescherming van deze vogelsoorten?
De visserij met staand want is toegestaan als er kan worden onderbouwd dat er geen (significant) negatieve effecten optreden ten aanzien van de beschermde vogelsoorten. Door het opnemen van bepaalde vergunningsvoorwaarden (ondermeer het plaatsen van jonen en op belangrijke locaties een verbod op staand want), worden de (significant) negatieve effecten gemitigeerd. De provincie Flevoland heeft geoordeeld dat voldoende is onderbouwd dat er geen (significant) negatieve effecten optreden ten aanzien van de beschermde vogelsoorten.
Onderschrijft u dat de provincie Flevoland het natuurlijk gedrag van watervogels niet goed heeft beoordeeld wanneer zij aangeeft dat vogels zich kunnen bevrijden uit netten met een maaswijdte van boven de 14 centimeter, aangezien de watervogels onder water jagen met uitgeslagen vleugels? Zo nee, op basis van welk wetenschappelijk onderzoek ontleent u die zekerheid?
De provincie Flevoland beoordeelt of en onder welke voorwaarden kan worden gevist met staand want.
Deelt u de mening dat het vissen met «staandwant» in het Natura 2000-gebied Markermeer indruist tegen de nationale en internationale regelgeving? Zo nee, waaraan ontleent u die zekerheid?
Zie antwoord op vraag 4.
Onderschrijft u dat u verantwoordelijk bent voor de correcte uitvoering en naleving van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en de Flora- en faunawet? Zo ja, wanneer en op welke wijze gaat u maatregelen treffen tegen de toestemming van de provincie Flevoland?
Ja, ik ben voor het gestelde verantwoordelijk. Ik zie echter geen aanleiding gebruik te maken van mijn bevoegdheid een aanwijzing te geven ter zake van de door Flevoland verleende vergunning. Er is mij op geen enkele wijze gebleken dat de vergunning niet weloverwogen is verleend. Eventuele bezwaren tegen de vergunning kunnen door partijen worden ingediend op de daarvoor geëigende wijze.
De risico's van software voor het op afstand besturen van industriële processen |
|
Wassila Hachchi (D66), Gerard Schouw (D66) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Scada-beveiliging een structureel probleem» Joost Schellevis?1
Ja.
Onderschrijft u de stelling van de schrijver dat, anders dan in het Cybersecuritybeeld Nederland 2011 wordt gesuggereerd, het niet nodig is om over uitzonderlijk geavanceerde software te beschikken om een aanval op een beheerssysteem van bijvoorbeeld een riolering te laten slagen?
Ja. Het is niet nodig om over uitzonderlijk geavanceerde software te beschikken om een aanval op een beheerssysteem van bijvoorbeeld een riolering te laten slagen. In het Cyber Security Beeld Nederland (CSBN) 2011 is niet anders gesuggereerd.
Het CSBNgaat enerzijds in op generieke risico's van SCADA-systemen en anderzijds op de specifieke mogelijkheid van een gerichte aanval met een variant op de Stuxnet malware om een vitaal proces te verstoren. Over dit laatste stelt het CSBN dat het ontwikkelen van een variant op Stuxnet om op soortgelijke wijze SCADA-systemen van andere vitale processen te verstoren «diepgaande kennis vereist van het aan te vallen proces».
Welke veiligheidseisen worden er gesteld aan Scada-systemen, zowel bij de overheid als in de commerciële sector? Hoe wordt hier toezicht op gehouden? Indien er toezicht gehouden wordt, wat is dan het beeld dat toezichthouders hebben van de veiligheid van de systemen?
Organisaties binnen de overheid en de commerciële sector zijn zelf verantwoordelijk voor hun SCADA-systemen.
Het NCSC adviseert de overheid en de commerciële sector over veiligheid van SCADA-systemen. Zo heeft het NCSC een checklist2 «security on-line SCADA-systemen» ontwikkeld . Deze adviezen zijn gezonden aan vitale organisaties bij de overheid en in de commerciële sector.
Toezicht op de veiligheid van SCADA-systemen ligt bij sectorale toezichthouders, die vallen onder de relevante vakdepartementen. Naast algemene wet- en regelgeving bestaat er op het sectorale niveau relevante wet- en regelgeving met daarbij voor de diverse sectoren van toepassing zijnde verplichtingen. Deze wet- en regelgeving laat zich veelal kenmerken door de specifieke focus op de sector.
Onderschrijft u de waarschuwing voor het gevaar van USB-sticks? Kunnen in cruciale industriële infrastructuren, zoals de kerncentrale van Borssele, datadragers van buitenaf, zoals usb sticks, vrij ingevoerd worden? Bestaan hier beveiligingsprotocollen voor?
Ik onderschrijf de waarschuwing voor het gevaar van USB-sticks. Het NCSC/Govcert.nl heeft in adviezen over informatiebeveiliging gewezen op de risico’s die zijn verbonden aan het gebruik van USB-sticks.
(Vitale) organisaties zijn zelf verantwoordelijk voor het uitvoeren van de adviezen van het NCSC, het opstellen van beveiligingsprotocollen en de naleving daarvan. Het valt nooit helemaal uit te sluiten dat datadragers van buitenaf worden ingevoerd. Met betrekking tot het door u aangehaalde voorbeeld van de kerncentrale Borssele merk ik op dat de beveiliging van de centrale in algemene zin een hoge prioriteit kent. Zo heeft in het najaar 2011 een stresstest safety door de vergunninghouder van de kerncentrale Borssele plaatsgevonden. Hierin is ondermeer onderzocht of, en zo ja op welke wijze, cyberaanvallen op onder meer sturingssystemen van de kerncentrale uitgevoerd kunnen worden. Geconcludeerd is dat de systemen in de kerncentrale goed uitgerust is om dit soort aanvallen te kunnen weerstaan.
Hoe beoordeelt u de veiligheidsrisico’s van Scada-systemen die rechtstreeks op het internet zijn aangesloten?
Het aansluiten van Industriële Controle Systemen(ICS) zoals SCADA op het internet vergroot de veiligheidsrisico’s. Voor alle systemen die een koppeling hebben met het internet geldt dan ook, dat hierbij uiterste zorgvuldigheid betracht dient te worden. De beveiliging van dergelijke systemen is een verantwoordelijkheid van ieder betrokken bedrijf of organisatie. Zoals gezegd zal het NCSC intensief samenwerken met de vitale sectoren om de kennis over SCADA-systemen en de beveiliging daarvan op een hoger niveau te brengen.
Is er op Europees niveau aandacht voor de veiligheidsrisico’s van Scada-systemen? Zo ja, welke activiteiten worden er op dit gebied ontplooid? Zo nee, bent u bereid hier aandacht voor te vragen?
Ook op Europees niveau is er aandacht voor de veiligheidsrisico’s van procesbesturingsystemenen en lopen er al diverse activiteiten.
Het doen van aangifte door bedrijven |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD), Erik Ziengs (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar dat bedrijven die digitaal aangifte doen toch worden verzocht zich voor aangifte bij het politiebureau te melden zodra er sprake is van aanwezigheid van een camera ter plaatse of bij betrapping op heterdaad? Zo ja, waarom kan een verklaring of digitaal beeldmateriaal niet bij een digitale aangifte worden gevoegd?
Het is van belang dat bij een aangifte álle relevante informatie wordt verzameld. Hoe beter de informatie bij de aangifte, hoe beter de opsporingsindicatie. De politie werkt aan de uitbreiding van de mogelijkheden van internetaangifte. Camerabeelden worden hierin betrokken.
De politie heeft een dienstverleningsconcept ontwikkeld om het in behandeling nemen van aangiftes te vergemakkelijken. Voor het doen van aangifte kunnen burgers en bedrijven in de toekomst uit verschillende kanalen kiezen: op het bureau, telefonisch, op locatie, via internet of een 3D-loket. Daarnaast zal er een interactief landelijk aangiftevolgsysteem worden ingevoerd zodat burgers en bedrijven op elk moment via internet kunnen nagaan wat er met hun aangifte gebeurt. De eerste resultaten van deze uitrol zullen naar verwachting eind 2012, begin 2013 zichtbaar zijn.
Is het waar dat bedrijven en organisaties, die gebeld worden door de politie in vervand met een heterdaad, zich vervolgens moeten melden op het bureau voor aangifte aan de balie? Is het waar dat zij dan niet alleen het schadebedrag moeten opgeven maar ook een uitgebreide omschrijving moeten geven bijvoorbeeld in geval van glasschade: wat voor soort glas, afmetingen, welke kleur etc.? Zo ja, is dit noodzakelijk als de politie zelf ter plaatse was?
Voor de bewijsvraag is het noodzakelijk dat de getroffen bedrijven en organisaties een zo specifiek mogelijke beschrijving geven van de geleden schade. Als het om een eenvoudige zaak gaat, zal de aangifte in beginsel ter plekke opgenomen worden. Is er echter sprake van een complexe zaak, dan wordt het bedrijf of de organisatie op het bureau uitgenodigd.
Deelt u de mening dat deze gang van zaken niet aansluit bij het voornemen om het doen en ook het in behandeling nemen van aangiftes te vergemakkelijken en te vereenvoudigen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te nemen in deze?
Zie antwoord vraag 1.
Weet u ook dat de politie aangiftes van werkgevers weigert op te nemen wanneer een werknemer een zaak van de werkgever gebruikt en heeft beschadigt buiten werktijd, bijvoorbeeld joyriden in een bestelbus van de werkgever en daarbij de bus beschadigt buiten werktijd? Zo ja, op grond van welk artikel?
De wet schrijft voor dat opsporingsambtenaren verplicht zijn een aangifte op te nemen (artikel 163, vijfde lid Sv). Alleen in die gevallen waarin evident geen sprake kan zijn van een strafbaar feit, kan aangifte worden geweigerd.
De privacyvoorwaarden van Google |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de aanpassing van de privacyvoorwaarden van Google?1
Ja.
Klopt het dat naast het «in elkaar schuiven» van de verschillende voorwaarden van Google-producten ook de data van gebruikers door verschillende producten heen meer gecombineerd gaat worden?
Naar aanleiding van de aankondiging van Google om zijn privacybeleid aan te passen hebben de onafhankelijke Europese privacytoezichthouders – verenigd in de zogeheten Artikel 29-werkgroep – besloten te analyseren wat de mogelijke consequenties zijn van het nieuwe privacybeleid voor de bescherming van de persoonsgegevens van de inwoners van de EU. De Franse dataprotectieautoriteit (La Commission Nationale de l'Informatique et des Libertés, CNIL) heeft hierbij de leiding. De brief van de Artikel 29-werkgroep aan Google is via een website beschikbaar (zie voetnoot)2.
Ik wacht de uitkomsten van de stappen van de Europese toezichthouders af alvorens ik u kan informeren over de gevolgen van de nieuwe privacyvoorwaarden van Google.
Betekent dit in de praktijk dat Google nog meer van verschillende consumenten te weten komt zonder een duidelijke opt-in? Is een opt-in hoe dan ook niet wenselijk wanneer zoveel informatie wordt verzameld? Is dit niet zelfs wettelijk verplicht vanuit bijvoorbeeld de Wet bescherming persoonsgegevens? Wat zijn de wettelijke beperkingen voor het verzamelen en combineren van data vanuit verschillende producten?
De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) stelt eisen aan de verwerking van persoonsgegevens. Onder verwerking van persoonsgegevens wordt in de Wbp tevens verstaan het verzamelen, samenbrengen en met elkaar in verband brengen van persoonsgegevens. Persoonsgegevens mogen op grond van artikel 8 van de Wbp alleen worden verwerkt indien hiervoor een in artikel 8 genoemde verwerkingsgrond bestaat. Persoonsgegevens mogen onder meer worden verwerkt indien de betrokkene voor de verwerking zijn ondubbelzinnige toestemming heeft verleend. Vanuit het perspectief van de gebruiker is een opt-in (toestemming) vaak te verkiezen boven een opt-out (verzet).
Het College Bescherming Persoonsgegevens (Cbp) hanteert als richtlijn dat het uitblijven van een reactie (opt-out) niet gelijk staat aan het geven van toestemming. Dat is ook als uitgangspunt vastgelegd in een gemeenschappelijk standpunt over het begrip toestemming van 13 juli 2011 van de Europese privacytoezichthouders (Artikel 29-werkgroep).
Een mogelijke andere verwerkingsgrond is het zogeheten gerechtvaardigd belang van de verantwoordelijke, bedoeld in artikel 8, onderdeel f, van de Wbp.
De verantwoordelijke moet dan wel een afweging maken tussen zijn eigen belang en het belang van de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene of derden, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Bij deze afweging speelt de gevoeligheid van persoonsgegevens een grote rol. De verantwoordelijke moet daarbij ook voldoen aan de eisen die de Wbp stelt, zoals de welbepaaldheid van het doeleinde van de gegevensverwerking en de verplichting dat doeleinde uitdrukkelijk te omschrijven. Indien de gegevensverwerking noodzakelijk is ter behartiging van een gerechtvaardigd belang van de verantwoordelijke én het belang van de betrokkene niet prevaleert, dan kan mogelijk met een opt-out constructie worden volstaan.
Het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) oordeelt als onafhankelijk toezichthouder of deze belangenafweging juist is verricht en daarmee of de gegevensverwerking rechtmatig is.
Of de nieuwe privacyvoorwaarden van Google in strijd zijn met de privacywetgeving wordt door de verantwoordelijke, onafhankelijke toezichthouders vastgesteld. Het CBP is op grond van artikel 52, tweede lid, van de Wbp een onafhankelijk bestuursorgaan, belast met het toezicht op de naleving van de Wbp, en werkt in dit verband nauw samen met de Franse dataprotectieautoriteit, die de leiding heeft in dezen (zie ook het antwoord op vraag 2).
Deelt u de mening dat er op het moment geen serieus alternatief is voor Google op bijvoorbeeld het gebied van «zoeken», zodat de geboden opt-out («niet meer gebruik maken van») de facto niet bestaat? Wat valt hier vanuit een mededingingsoogpunt over te zeggen? Maakt Google gebruik van haar marktmacht bij het aanpassen van de privacyvoorwaarden? Vindt u dit wenselijk?
De consolidatie van de verschillende door Google gehanteerde privacyvoorwaarden, die het voor Google mogelijk zou maken om data uit verschillende diensten van de bij haar ingelogde gebruikers te combineren, lijkt alleen relevant voor gebruikers die zich voor één of meer diensten bij Google hebben aangemeld. Hoewel Google op dit moment in Nederland de meest gebruikte internetzoekmachine is, bestaan er voor gebruikers alternatieven om informatie op internet op te zoeken. Bovendien is het niet noodzakelijk om bij Google een gebruikersaccount aan te maken en daarop in te loggen om van de zoekmachine van Google gebruik te kunnen maken. Reeds aangemelde gebruikers kunnen er daarnaast ook voor kiezen om niet ingelogd gebruik te maken van de zoekmachine. Op grond van artikel 24 van de Mededingingswet en artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is het ondernemingen met een economische machtspositie verboden om hiervan misbruik te maken. Het is aan de verantwoordelijke toezichthouders (respectievelijk de Nederlandse Mededingingsautoriteit en de Europese Commissie) om in te grijpen wanneer dit aan de orde zou zijn.
Deelt u de mening dat het gebrek aan alternatief in het bijzonder geldt voor gebruikers van een Android-telefoon? Gebruikers hebben immers al gekozen voor Google en hebben niet de mogelijkheid om per 1 maart te stoppen met het gebruikmaken van Google-diensten omdat dan de telefoon waardeloos wordt vindt u dit wenselijk?
Google heeft mij bericht dat mensen door de wijziging van privacyvoorwaarden niet gedwongen worden om Google-diensten te gebruiken die zij voordien niet gebruikten. Het maakt het mogelijk om een Google-gebruiker die is ingelogd als één gebruiker te beschouwen en beter te bedienen in de door hem gekozen Google-diensten. Google-gebruikers die een afzonderlijk account prefereren kunnen ook na 1 maart een separaat account hanteren of een nieuwe account aanmaken voor een bepaalde Google-dienst zoals Picasa of een Android-apparaat. Google geeft ten slotte aan dat gebruikers Google’s Data Liberation functionaliteit kunnen gebruiken om hun eigen gegevens naar een andere (Google-)dienst te verhuizen.
Als een gebruiker helemaal geen Google-account meer wenst, betekent dit een beperking in de functionaliteiten van Android.
Op wat voor termijn kan de Kamer uitvoering verwachten van de motie Gesthuizen/Verhoeven2 waarin het kabinet wordt gevraagd zijn mening te geven over dergelijke zaken?
De uitvoering van de motie Gesthuizen/Verhoeven, waarin wordt verzocht om een visie op de privacy, veiligheid en bescherming van burgers op internet, zal in het voorjaar aan uw Kamer worden aangeboden.
Vergunningen voor vissen op spiering |
|
Arie Slob (CU) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Klopt het dat u op basis van visstandbemonsteringen die getoetst zijn aan de vastgestelde drempelwaarde op 17 januari 2012 toestemming heeft verleend voor 2012 voor de visserij op spiering op het IJsselmeer en Markermeer en dat de provincie Friesland hiervoor op 1 juli 2011 een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet (Nb) heeft afgegeven?
Ja, die toestemming heb ik op basis van de Visserijwet gegeven. De spieringvisserij maakte geen onderdeel uit van de vergunning die provincie Friesland op 1 juli 2011 op basis van de Natuurbeschermingwet heeft afgegeven.De door de provincie Friesland verleende vergunning betrof alle beroepsvisserij op het IJsselmeer, met uitzondering van visserij in de voor de visserij gesloten gebieden voor de Friese kust, en met uitzondering van de Spieringvisserij.
Op welke gronden kunnen provincies, nu voldaan is aan de drempelwaarde (2100 spiering/hectare), een Nb-wet vergunning weigeren?
Gedeputeerde Staten zullen op grond van de Nb-wet een vergunning voor de spieringvisserij weigeren indien er verslechtering of significante verstoring plaatsvindt voor de doelsoorten fuut, nonnetje, grote zaagbek, dwergmeeuw en zwarte stern. De beroepsvisserij moet aantonen dat de voedselreservering voor deze doelsoorten door de spieringvisserij niet in gevaar zal komen.
Klopt het dat Sportvisserij Nederland bij de provincie Friesland bezwaar heeft aangetekend op alle verleende Nb-wet vergunningen voor beroepsmatige visserij op het IJsselmeer?
Ja.
Klopt het dat de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften van de provincie Friesland op 19 december 2011 inzake de bezwaren van Sportvisserij Nederland heeft geadviseerd het bezwaar voor spiering toe te wijzen? Klopt het dat hierbij onder andere als argument is gebruikt dat de drempelwaarde op specifieke locaties niet gehaald zou worden terwijl het hiervoor vastgestelde protocol uitgaat van een gewogen gemiddelde voor genoemde meren? Wat is uw oordeel over deze verschillende omgang met de drempelwaarde door de landelijke en provinciale overheid?
De onafhankelijke Commissie voor bezwaar- en beroepschriften en klachten heeft geadviseerd over het bezwaar tegen de door de provincie Friesland vergunde visserij-activiteiten. De spieringvisserij maakt daar geen onderdeel van uit. Het bezwaarschrift van Sportvisserij Nederland tegen het besluit van Gedeputeerde Staten van 1 juli 2011 is derhalve niet gericht tegen het vergunnen van de spieringvisserij.
De gronden waarop een Natuurbeschermingswet-vergunning geweigerd kan worden door het bevoegde gezag, staan vermeld in antwoord op vraag 2.
De Visserijwet 1963, uitgevoerd door de minister en de staatssecretaris van EL&I, en de Natuurbeschermingswet 1998, in dit geval uitgevoerd door het bevoegde college van gedeputeerde staten, betreffen twee onderscheiden stelsels van regelgeving. Beide stelsels reguleren in dit geval de visserij, maar vanuit een andere achtergrond.
Ten behoeve van het verstrekken van de visserijvergunning op basis van de Visserijwet, hanteert de Rijksoverheid het wetenschappelijk advies van Imares op grond van het «spieringprotocol» dat in 2007 is opgesteld. Dit advies is van toepassing voor het Markermeer/IJmeer en IJsselmeer gezamenlijk, vanuit de premisse dat het één ongedeeld visbestand betreft waarbij sprake is van gemene weide visserij voor alle betreffende beroepsvissers zonder onderscheid naar haven of meer «van herkomst».
De Provinciale bevoegde gezagen beoordelen voor elk van de op hun grondgebied behorende meren afzonderlijk of op grond van de Natuurbeschermingswet een vergunning kan worden afgegeven. Zij bepalen of voldoende is onderbouwd dat er geen schadelijke effecten op de te beschermen natuurwaarden zijn te verwachten.
Bent u ermee bekend dat Sportvisserij Nederland op 9 januari 2012 bij de Raad van State een verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend om de Nb-wet vergunningen te schorsen totdat er in hoogste instantie onherroepelijk uitspraak is gedaan en de Raad van State op 3 februari 2012 uitspraak hierover doet?
Op 3 februari 2012 heeft de zitting bij de voorzieningenrechter van de Raad van State plaatsgevonden. De voorzieningenrechter zal binnenkort uitspraak doen.
Hoe lang duurt het in geval van een eventuele voorlopige voorziening totdat er in hoogste instantie onherroepelijk uitspraak is gedaan? Kan dit nog voor de start van het visseizoen?
De start van het visseizoen is afhankelijk van paaigedrag van de spiering en dat is weer afhankelijk van de watertemperatuur. Meestal is dit rond de 2e week van maart.
De rechter zal zo spoedig mogelijk uitspraak doen. Het is mogelijk dat uitspraak over de voorlopige voorziening gedaan is vóór de start van het visseizoen.
Kunt u aangeven of voor het Markermeer wel een Nb-wet vergunning is verstrekt?
Op 25 januari 2012 hebben gedeputeerde staten van Flevoland op basis van de Natuurbeschermingswet een vergunning verleend voor de beroepsvisserij in het Markermeer/IJmeer. In de voorschriften is bepaald dat spieringvisserij op grond van deze vergunning alleen mogelijk is wanneer de aantallen spiering in het Markermeer/IJmeer boven het Limit Reference Point (2100 spieringen per hectare) liggen. Uit het najaarssurvey van IMARES blijkt dat het Limit Reference Point niet gehaald is (gemiddeld 1052 spieringen per hectare). Hieruit valt af te leiden dat de spieringvisserij in 2012 binnen de voorwaarden van deze vergunning op het Markermeer/IJmeer niet is toegestaan.
Waarom is er sprake van twee aparte vergunningen door twee overheden (Rijk/provincie)? Ziet u mogelijkheden de vergunningsprocedure aan te passen zodat er sprake is van één integrale vergunning?
Zie antwoord vraag 4. Ik voorzie geen traject om de vergunningsprocedure zodanig aan te passen dat sprake zal zijn van één integrale vergunning.
Wel kan worden bezien of in toekomst de inhoudelijke afwegingsgronden (bijvoorbeeld te hanteren drempelwaarden) geharmoniseerd kunnen worden. Het onder vraag 4 genoemde protocol uit 2007 hield weliswaar ook rekening met een zekere mate van voedselreservering voor vogels, maar in het licht van voortschrijdende ontwikkelingen en inzichten, zal ik in overleg met betrokken een herziening van dit protocol laten uitvoeren.
Bent u bereid in deze kwestie te bemiddelen tussen de beroepsvissers, de sportvissers en de provincie Friesland, zodat op korte termijn duidelijkheid komt over de vergunning voor beroepsvissers om te vissen op spiering?
Dat is op dit moment niet aan de orde; ik wacht eerst de uitspraak van de Raad van State af.
Wel wil ik in navolging van de oproep van de voorzieningenrechter en de vertegenwoordiger van de provincie Friesland zoals gedaan tijdens de zitting van 3 februari jl., beide partijen oproepen om aan een gezamenlijk gedragen oplossing te willen werken, bij voorkeur in VBC-verband. Een dergelijke gezamenlijke oplossing kan op mijn volledige medewerking rekenen.
Kunt u deze vragen per ommegaande beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat windmolenbouwer Bard bijna failliet schijnt te zijn. |
|
Jhim van Bemmel (PVV) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Offshore windmolenaar Bard in financieel zwaar weer»?1
Ja.
Hoeveel geld uit de toegezegde € 4,2 miljard subsidie is al naar dit bedrijf gegaan?
Niets.
De subsidie is toegezegd aan een tweetal CV’s, waarvan in mei 2010 de aandelen in handen waren van BARD. Sinds afgelopen zomer heeft Typhoon Capital samen met HVC de aandelen van de CV’s overgenomen, zodat BARD momenteel geen financieel belang meer heeft in deze beoogde windparken. Subsidie wordt overigens uitbetaald naar rato van daadwerkelijke productie. De windparken moeten nog gebouwd worden en productie start naar verwachting in 2015.
Mocht er inderdaad al geld naar dit bedrijf zijn gesluisd, kan de overheid dan deze gelden in dit stadium nog terugvorderen? Zo nee, waarom niet?
Dit is nu niet aan de orde. Zie het antwoord op vraag 2
Deelt u de mening dat windenergie op zee financieel nagenoeg onhaalbaar is gezien de ontwikkelingen met Bard? Zo nee, waarom niet?
Nee. Typhoon Capital geeft aan in staat te zijn de beide windparken te bouwen en te exploiteren, gebruik makend van de subsidie.
Wel heeft dit kabinet met de SDE+ ervoor gekozen om de meest kostenefficiënte opties als eerste te subsidiëren. Mijn verwachting is dat windenergie op zee de eerstkomende jaren (nog) niet tot de meest kostenefficiënte opties zal behoren. De offshore windsector heeft evenwel aangegeven een forse prijsdaling te willen realiseren, wat voor de Nederlandse offshorebedrijven een extra kans biedt op versterking van de internationale marktpositie in deze sector. In de Green Deal daarover steunt de overheid dit initiatief.
Het artikel 'Inspectie dreigt met exploitatieverbod Odfjell' |
|
Michiel Holtackers (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Inspectie dreigt met exploitatieverbod Odfjell»?1
Klopt het dat er gedreigd is met een exploitatieverbod als de situatie niet snel zou verbeteren? Hoe verhoudt dit zich tot de reactie van Odfjell, waarin op 28 december 2011 trots gemeld werd dat alle verbeterpunten naar aanleiding van de bevindingen van de arbeidsinspectie waren afgerond?2
Welke inspecties zijn de afgelopen 10 jaar door het bevoegd gezag uitgevoerd (ondere andere de Inspectie Leefomgeving en Transport en haar rechtsvoorgangers, arbeidsinspectie, Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond (DCMR) en de provincie) en welke overtredingen van vergunningen en wetten zijn daarbij geconstateerd? Welke maatregelen en sancties zijn naar aanleiding daarvan opgelegd?
Van welke gevaarlijke stoffen (zoals benzeen, butaan en styreen) is bekend dat zij gelekt zijn vanuit Odfjell in die periode en in welke hoeveelheden op welk moment?
Kunt u een overzicht geven van alle boetes, waarschuwingen en andere maatregelen die in de afgelopen 10 jaar door het bevoegd gezag aan Odfjell zijn opgelegd?
Klopt het dat op 17 januari 2012 de meetwaarde op het meetstation Maasluis van DCMR met 22 μg/m3 de norm (5 μg/m3) wederom ver overschreed? Is de oorzaak daarvan gevonden?3
Bent u bereid naar aanleiding van de nieuwe feiten sinds november, zoals deze bijvoorbeeld door de arbeidsinspectie zijn geconstateerd, te rapporteren wat de stand van zaken in het strafrechtelijk onderzoek is en bent u bereid een diepgaander onderzoek in te stellen?4
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg Risicobeleid d.d. 2 februari 2012?
De gevolgen van het mislukken van de aanbesteding van het politiewapen |
|
Angelien Eijsink (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
|
|
Heeft u kennis genomen van het bericht «Vertraging nieuw politiepistool 1 tot 1,5 jaar»?1
Kunt u een betrouwbare prognose geven wanneer de Nederlandse politieagenten nieuwe dienstwapens krijgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoeveel vertraging heeft dit aanbestedingstraject inmiddels opgelopen?
Was de uitspraak van de bestuursrechter te voorkomen geweest als er voorwaardelijk gegund was, waardoor de andere biedingen niet verworpen waren zoals de rechtbank nu oordeelt? Gaat u de vertragingen in deze aanbesteding evalueren op lessen die eruit getrokken kunnen worden?
Klopt het dat het langer gebruiken van het huidige wapen gevaarlijk is en dat er hierdoor dodelijke slachtoffers kunnen vallen, zoals de advocaat van de politie stelde?2 Zo ja, wat zijn de risico’s die aan het oude wapen kleven en hoeveel slachtoffers verwacht u dat er hierdoor vallen? Wat gaat u doen om de risico’s te minimaliseren?
Is het huidige politiewapen nog goed te onderhouden, gezien de lange levensduur en de moeilijke levering van onderdelen? Neemt het aantal storingen aan het wapen toe? Wat zijn de gevolgen voor de inzetbaarheid en betrouwbaarheid van dit wapen?
Wat zijn de meerkosten door de vertraging van de aanbesteding? Hoe gaat u ervoor zorgen dat deze meerkosten niet afgewenteld worden op de personeelsbudgetten van de politie?
Heeft dit nog gevolgen voor de inkoop van de wapens van Defensie?
Odfjell |
|
Paulus Jansen |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van EenVandaag over Odfjell1 en de meting van 22 microgram respectievelijk 13 microgram benzeen/m3 lucht op de locaties Maassluis (17-1) en Schiedam (19-1) door Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond (DCMR)?2 Is de bron van de twee gemeten piekemissies al vastgesteld?
Ja, ik heb de uitzending van EenVandaag gezien.
Voor het tweede deel van uw vraag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 6 van de leden Holtackers en Omtzigt van uw Kamer (ingezonden 26 januari 2012, kenmerk 2012Z01296, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 1489).
Hoe staat het met het strafrechtelijk vooronderzoek3 tegen Odfjell wegens het ontduiken van de wettelijke verplichting om incidenten te melden?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 7 van de leden Holtackers en Omtzigt van uw Kamer (ingezonden 26 januari 2012, kenmerk 2012Z01296, Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 1489).
Onderschrijft u dat het strafrechtelijk onderzoek dient te worden uitgebreid naar de vraag of Odfjell een onjuiste voorstelling van zaken geeft of heeft gegeven in de melding(en) van incidenten, door de incidenten bewust af te zwakken en feiten weg te laten?
Het is aan het Openbaar Ministerie om de reikwijdte van het strafrechtelijk onderzoek te bepalen.
Hoe is de voortgang van het oorspronkelijke Plan van Aanpak (PvA) voor Odfjell om de benzeenemissies terug te dringen?4
Na de constatering van de verhoogde benzeenemissies in augustus 2011 heeft Odfjell een plan opgesteld om deze terug te dringen. De uitvoering hiervan ligt volgens de DCMR op schema. Zo is dampverwerkingsinstallatie DVS 1 na actie van de Inspectie SZW uit bedrijf genomen en zijn tanks waarin benzeen is opgeslagen extra geïnspecteerd en is onderhoud uitgevoerd.
Welke aanvullende acties zijn afgesproken in het nieuwe Plan van Aanpak dat de veiligheidsregio, de Arbeidsinspectie, DCMR en de provincie deze week hebben vastgesteld?
Door de overheden is geen PvA vastgesteld. Er is een projectmatige aanpak tussen de overheden afgestemd om dit bedrijf van de nodige druk te voorzien. Deze aanpak heeft ten doel acties te ondernemen waardoor:
Op 27 januari 2012 hebben de provincie Zuid Holland, de gemeente Rotterdam en de Inspectie SZW overleg gevoerd met Odfjell over te nemen maatregelen zoals verwoord in bovenstaande punten 1 t/m 4. Odfjell heeft de opdracht gekregen zijn verantwoordelijkheid te nemen en de risico’s aan te pakken. De overheden houden vinger aan de pols door zeer regelmatige inspecties en strenge handhaving. Bij acuut gevaar worden betreffende activiteiten stilgelegd.
Hoe wordt de positie van de klokkenluider(s) bij Odfjell beschermd?
Er bestaat geen wettelijke verplichting voor het bedrijf om dat te regelen.
Mij is niet bekend of Odfjell hiervoor in het kader van zelfregulering een regeling heeft opgesteld Indien ons rechtstreeks informatie door klokkenluiders wordt aangereikt wordt er zorgvuldig mee omgegaan en wordt deze informatie gecontroleerd op relevantie en juistheid.
Kunt u deze vragen vóór het algemeen overleg Risicobeleid op 2 februari 2012 beantwoorden?
Aangezien u dit onderwerp niet op de agenda van het algemeen overleg van 2 februari 2012 heeft gehouden, voldoe ik aan uw algemene verzoek om binnen drie weken te antwoorden.
Het bericht ‘OPTA waarschuwt ondernemers voor ongewilde telefonie overstap’ |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Ad Koppejan (CDA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) «OPTA waarschuwt ondernemers voor ongewilde telefonie overstap»?1
Ja, met dit persbericht heeft OPTA zakelijke gebruikers willen waarschuwen voor een probleem waar OPTA veel klachten over ontvangt.
Hoeveel klachten heeft de OPTA gekregen over dit onderwerp in het afgelopen half jaar?
OPTA heeft klachten ontvangen over bedrijven die zich richten op de zakelijke markt. Op dit moment zijn er 162 klachten bekend. Van deze 162 schriftelijke klachten hebben 102 klachten betrekking op het afgelopen half jaar.
Herinnert u zich nog het antwoord op eerdere Kamervragen, waarin u over ongewilde overstappen meldde: «Wel vind ik alles overziend dat er ruimte is voor verbetering. Uitgangspunt moet zijn dat contracten willens en wetens worden afgesloten en dat met oog daarop klanten goed worden geïnformeerd door hun aanbieder. Ik vind dat voor de bestaande procedure die geldt voor overzettingen (en wordt gefaciliteerd door de Vereniging COIN) aanscherpingen wenselijk zijn. Ik heb de betrokken partijen daarom opgeroepen om de bestaande procedures te versterken om overzettingen zonder adequate wilsuiting te voorkomen dan wel er voor te zorgen dat dergelijke overzettingen op een voor de gebruiker simpele manier ongedaan kunnen worden gemaakt. De betrokken aanbieders hebben aangegeven dat zij bereid zijn om mee te werken aan een oplossing als het betrokken bedrijf aangeeft terug te willen naar zijn «oude» aanbieder. Dit zal ik blijven volgen en ik stel uw Kamer op de hoogte van de uitkomsten?2
Ja.
Kunt u aangeven of aanscherpingen hebben plaatsgevonden, of ongewenste oversluitingen fors zijn afgenomen?
De bestaande door aanbieders van telefoondiensten gehanteerde procedure voor overzettingen is onlangs aangescherpt. Als de oorspronkelijke aanbieder een redelijk vermoeden heeft van overzetting zonder instemming van de abonnee, dan kan deze partij de nieuwe aanbieder vragen om de wilsuiting te overleggen. Als deze wilsuiting niet kan worden overlegd, dan kan een boete aan het bedrijf worden opgelegd. Deze aanscherpte procedure biedt een uitkomst voor klachten waarbij er geen instemming is van de abonnee. Het zal echter niet alle problemen rondom ongewenste overzettingen kunnen oplossen, bijvoorbeeld in de gevallen waarin wel een wilsuiting kan worden overlegd maar deze niet op een rechtsgeldige manier is verkregen.
De vraag of het aantal ongewenste oversluitingen fors zijn afgenomen is lastig te beantwoorden. Feit is wel dat de klachten hierover niet zijn afgenomen, maar eerder zijn toegenomen. De klachten die sinds juni vorig jaar bij OPTA zijn binnengekomen zijn wel van karakter veranderd. In het begin hadden de klachten vooral betrekking op het overstappen zelf. Klagers waren in de veronderstelling dat zij een vernieuwd product van hun oorspronkelijke aanbieder gingen afnemen door het ondertekenen van een antwoordkaart, maar de aanbieding bleek echter van een nieuwe aanbieder te zijn. Veel van de klagers hebben aangegeven dat zij zich misleid voelen door deze wervingstechniek. Thans richten de klachten zich op de problemen die ontstaan bij het teruggaan van de nieuwe aanbieder naar de oude aanbieder. Het is bijvoorbeeld erg lastig om van het nieuwe contract af te komen.
Vindt u dat de telecomsector haar leven verbeterd heeft?
De klachten rondom ongewenste overzettingen bij zakelijke klanten doen zich thans voornamelijk voor bij ZakelijkeTelefonie.nl dat zich richt op zakelijke klanten. Voor zover mij bekend doen er zich bij andere bedrijven die zich richten op zakelijke klanten ongewenste oversluitingen veel minder voor.
Hoe beoordeelt u het feit dat het bedrijf, http://www.zakelijketelefonie.nl/home/, dat eerder aanleiding gaf tot de kamervragen, van de Reclame Code Commissie gehoord heeft dat haar uitingen strijdig zijn met de Nederlandse Reclame Code3 en dat het nog steeds klachten regent4?
In de uitspraak van de Reclame Code Commissie van 1 september 2011 (dossiernr. 2011/00584A) stelt de commissie dat de bestreden uiting van ZakelijkeTelefonie.nl in strijd in met de waarheid als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code. Het bedrijf heeft niet aannemelijk kunnen maken dat er door de klager verplichtingen zijn aangegaan jegens het bedrijf. In haar beslissing beveelt de Commissie ZakelijkeTelefonie.nl aan niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Ik ben van mening dat de Commissie met deze uitspraak een duidelijk signaal afgeeft dat gebezigde reclame-uiting in strijd is met de Nederlandse Reclame Code.
Deelt u de mening dat het advies van de OPTA ondernemers niet veel verder helpt?5
Deze problemen kunnen niet met inzet van de bevoegdheden van OPTA worden opgelost. Binnen de wettelijke bevoegdheden die OPTA heeft moet OPTA zich dan ook beperken tot het geven van adviezen. Wel zullen ondernemers door deze adviezen extra alert zijn op ongewild overstappen.
Op welke wijze gaat u bevorderen dat kwalijke acquisitiepraktijken snel tot het verleden gaan behoren in de telecomsector?
Om de problemen op de korte termijn aan te pakken wijs ik op de verschillende mogelijkheden die erop zijn gericht om de klachten over ongewenste overzettingen te verminderen.
Ten eerste hebben de aanbieders van telefoondiensten recentelijk onderling een boeteregeling afgesproken (zie ook beantwoording op vraag 4). Deze aangescherpte procedure biedt alleen een uitkomst voor klachten waarbij er geen wilsuiting kan worden overlegd door de nieuwe aanbieder. Bij de oorspronkelijke partij kan dan een boete in rekening worden gebracht. In dat kader vraagt KPN naar aanleiding van de ontvangen klachten, de wilsuitingen van de zakelijke eindgebruiker op. Als deze wilsuiting niet kan worden overhandigd, heeft KPN het recht de overzetting naar de nieuwe aanbieder niet uit te voeren. Als de wilsuiting wel kan worden overhandigd dan gaat KPN na of uit de wilsuiting kan worden opgemaakt dat de zakelijke eindgebruiker daadwerkelijk heeft willen overstappen naar de nieuwe aanbieder.
Ten tweede kunnen ondernemers die menen dat zij zijn misleid door een verkeerde voorstelling van zaken, op grond van dwaling een beroep doen op de vernietigbaarheid van de overeenkomst (artikel 6:228 van het Burgerlijk Wetboek). Bij het bewust achterhouden van informatie door de aanbieder kan de overeenkomst worden vernietigd op grond van bedrog (artikel 3:44, tweede lid, BW). Als de ondernemer desondanks aanmaningen krijgt dan kan hij hiertegen bezwaar maken bij de nieuwe aanbieder en het incassobureau. Indien partijen onderling er niet uitkomen dan kan de ondernemer de zaak voorleggen aan de rechter.
Ten derde staat bij misleidende reclame gericht op zakelijke afnemers (artikel 6:194 BW en verder) de weg naar de rechter open. KPN heeft een kort geding procedure aangespannen tegen ZakelijkeTelefonie.nl waarin KPN eist dat de misleidende reclame wordt gestaakt. De zitting is op 28 maart jl. geweest; de uitspraak volgt nog.
Ten slotte is er meer bewustwording van dit probleem. Ondernemers worden via allerlei kanalen gewaarschuwd voor ongewenste overzettingen (bv. op de site van OPTA en de site van «Antwoord voor bedrijven»). Ook MKB Nederland is actief op dit dossier en wijst ondernemers erop dat ZakelijkeTelefonie.nl en KPN verschillende bedrijven zijn en geeft ook adviezen aan ondernemers wat te doen bij klachten.
Ik zal de ontwikkelingen volgen en mochten de problemen op korte termijn niet substantieel zijn verminderd dan is een meer structurele aanpak wenselijk. In dat kader wil ik wijzen op het voornemen van de Minister van Veiligheid en Justitie om voor kwalijke acquisitiepraktijken te onderzoeken of de wet- en regelgeving inzake oneerlijke handelspraktijken als voorbeeld kan dienen voor een eventueel op ondernemers toe te snijden maatregel (zie Kamerstukken II, 2011/12, nr. 337, p. 17). De uitwerking van dit voornemen dat tot doel heeft ondernemers beter te beschermen tegen kwalijke aquisitiepraktijken, zal ter hand worden genomen in samenwerking met mijn ministerie.
Ticketprijzen van vliegreizen van en naar Nederland vanaf de Caribische eilanden |
|
Ronald van Raak (SP), Bas Jan van Bochove (CDA), Cynthia Ortega-Martijn (CU), Jeroen Recourt (PvdA), Wassila Hachchi (D66), André Bosman (VVD), Ineke van Gent (GL) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA), Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Kunt u nader inzicht geven in de gemiddelde ticketprijzen van vliegreizen van en naar Nederland vanaf de Caribische eilanden in het Koninkrijk?
Onder het nieuwe Luchtvaart protocol «Multilateral Protocol on the Liberalization of Air Transport dat op 1 januari 2012 tussen de Koninkrijksdelen in werking is getreden en dat de protocollen tussen Nederland en Aruba en dat tussen Nederland en de (voormalige) Nederlandse Antillen vervangt, worden de tarieven tussen de Koninkrijksdelen door de luchtvaartmaatschappijen zelf bepaald op basis van commerciële marktafwegingen.
Kunt u verklaren waar de prijsverschillen op zijn gebaseerd terwijl de afstanden van Amsterdam naar Curacao/Bonaire/Sint Maarten vergelijkbaar zijn?
Zoals in het antwoord onder vraag 1 als is aangegeven zijn het de luchtvaartmaatschappijen zelf die de tarieven bepalen op basis van commerciële marktafwegingen. Het staat luchtvaartmaatschappijen dus ook vrij om verschillende prijzen te hanteren op verschillende bestemmingen binnen het Koninkrijk.
Kunt u inzicht geven in de verschillende belastingen die worden geheven op vluchten binnen het Koninkrijk? Kunt u daarbij een vergelijking opschrijven van de verschillen van voor en na 10 oktober 2010 (staatkundige verhoudingen) bij de nationale en internationale bestemmingen (waarbij de vluchten naar de landen Aruba, Curacao en Sint Maarten worden aangemerkt als buitenlandse vlucht)?
Op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968 wordt btw geheven over tickets voor vliegreizen binnen Nederland. Over de vluchten van en naar Nederland, met inbegrip van de vluchten van en naar andere delen van het Koninkrijk, wordt geen btw geheven. Dit is een reeds lang bestaande situatie. Voor genoemde wet blijft ook na de staatkundige veranderingen van 10 oktober 2010 gelden dat onder Nederland het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk wordt verstaan.
Op de BES eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt een algemene bestedingsbelasting (ABB) geheven. De ABB wordt echter niet geheven over het vliegverkeer tussen de BES eilanden onderling, noch over het vliegverkeer tussen de BES eilanden en Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Wat betreft de op Curaçao geheven omzetbelasting geldt dat er een vrijstelling is voor het vliegverkeer met andere delen van het koninkrijk. Hetzelfde geldt voor de op Aruba en Sint Maarten geheven belasting over bedrijfsomzetten.
Concluderend zijn de tickets voor vliegreizen tussen de verschillende
onderdelen van het koninkrijk niet belast met enig soort van omzetbelasting.
Met betrekking tot de kerosine die wordt gebruikt voor het vliegverkeer tussen de Caribische eilanden onderling en met Nederland geldt dat deze steeds buiten de accijnsheffing blijft. Voor zover bij het vliegverkeer op benzine wordt gevlogen is na 10 oktober 2010 accijns verschuldigd wanneer die benzine wordt getankt op de BES eilanden. Dit laatste is het gevolg van een omissie in de desbetreffende wetgeving. Het ligt in de bedoeling zo snel mogelijk wettelijk alsnog een vrijstelling te regelen in overeenstemming met de internationale regelgeving. Vooruitlopend daarop wordt goedgekeurd dat reeds nu in overeenstemming met die regelgeving wordt gehandeld.
Daarnaast zijn er geen andere belastingen van toepassing op het vliegverkeer. Wel wordt op de Caribische eilanden van vertrekkende passagiers een vertrekbelasting geheven die varieert naar gelang de bestemming. Dit is echter een locale heffing.
Deelt u de mening dat vluchten van Aruba, Curacao en Sint Maarten naar Bonaire, Sint Eustatius en Saba (en vice versa) moeten worden aangemerkt als binnenlandse vluchten?
Nee. Ik beschouw dergelijke vluchten als vluchten binnen het Koninkrijk der Nederlanden.
Bent u bereid om met de aanbieders van vluchten (KLM en anderen) in gesprek te gaan over deze prijsverschillen, ook in het licht van de mogelijkheden die Frankrijk biedt aan bijvoorbeeld studenten en senioren voor vluchten van en naar Frankrijk vanaf de overzeese gebiedsdelen van Frankrijk?
Met de beantwoording van de vragen 1,2 en 4 heb ik aangegeven op welke wijze invulling wordt gegeven aan de tariefstelling door luchtvaartmaatschappijen.
De verantwoordelijkheid ten aanzien van de tarieven door de luchtvaartautoriteiten onder het bovengenoemd protocol beperkt zich tot ingrijpen in geval van extreem hoge of lage tarieven.
Te hoge prijzen voor hotelkamers |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Hotelkamer veel te duur»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat online bemiddelaars hoge tarieven hanteren waardoor consumenten al jaren tot dertig procent extra betalen voor het boeken van een hotelkamer via grote boekingsites? Zo ja, deelt u de mening dat het hier om een buitensporig hoog tarief gaat in relatie tot de kamerprijs?
Online bemiddelaars hanteren een percentage van de kamerprijs als commissie. Het vragen van een vergoeding voor een dergelijke dienst is op zichzelf niet vreemd. Ook reiswinkels of reisorganisaties vragen een vergoeding voor de door hun aangeleverde gasten. Het percentage commissie dat bemiddelaars hanteren loopt sterk uiteen. Een eensluidend oordeel over de hoogte van de tarieven in relatie tot de kamerprijs kan ik dan ook niet geven.
Bent u met de online bemiddelaars van mening dat het hotels volledig vrij staat om al dan niet een contract aan te gaan met deze online bemiddelaars of bent u met onder meer Koninklijke Horeca Nederland van mening dat eigenlijk geen sprake is van een vrije keuze voor hoteleigenaren omdat zij anders inkomsten mislopen? Weet u in dit verband welk percentage van het totaal aantal verkochte hotelovernachtingen in Nederland op dit moment via grote online bemiddelaars wordt verkocht?
Hoewel ik begrip heb voor de situatie waarin sommige hoteleigenaren zich bevinden, staat het hoteleigenaren in beginsel vrij om al dan niet een contract af te sluiten met online bemiddelaars. Online bemiddelaars kunnen, zoals blijkt uit het artikel, een gunstig effect hebben op de bezettingsgraad van hotels. De consequentie van de keuze om geen contract af te sluiten met een bemiddelaar kan zijn dat het aantal boekingen terugloopt. De hoteleigenaar moet zelf een (economische) afweging maken tussen enerzijds een hogere bezettingsgraad en anderzijds het niet hoeven afdragen van commissie. Deze afweging zal voor elke hoteleigenaar anders zijn. De markt voor het online bemiddelen van hotels is sterk in beweging. Als voorbeeld noem ik de eigen boekingssite van Koninklijke Horeca Nederland www.horecahotelsholland.com. Deze site hanteert een commissie van 5% van de hotelkamerprijs van een daadwerkelijke boeking. Ook zijn recent het Nederlandse www.bookingsquare.com en het Amerikaanse www.roomkey.com van start gegaan. Deze initiatieven beogen meer aan de wens van hoteleigenaren tegemoet te komen en hanteren dan ook geen of een lagere commissie. Ik juich het ontstaan van dergelijke nieuwe initiatieven toe. Deze zullen de concurrentie doen toenemen en daarmee de tarieven van bestaande bemiddelaars onder druk zetten.
Mij zijn geen cijfers bekend over welk percentage van het totaal aantal verkochte hotelovernachtingen in Nederland via grote online bemiddelaars wordt verkocht.
Is het waar dat de contracten tussen boekingsites en hotels zo vorm zijn gegeven dat hotels niet vrij zijn om hun eigen prijs te bepalen en dat hotels die toch lagere prijzen berekenen niet langer via deze boekingsites worden bemiddeld? Zo ja, hoe kwalificeert u deze praktijk? Is u bekend of het hoteleigenaren vrij staat om wel lagere tarieven te berekenen indien klanten rechtstreeks bij het hotel zelf boeken?
Ik ben niet op de hoogte van de precieze inhoud van de contracten tussen boekingssites en hotels. Het betreft contracten tussen private partijen die, zolang zij geen schending van het recht, zoals het Burgerlijk Wetboek of het Mededingingsrecht, bevatten, vrij zijn naar inhoud. Voor zover mij bekend staat het hotels vrij de hoogte van hun eigen prijs te bepalen. In het gesprek tussen de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en Koninklijke Horeca Nederland is wel naar voren gekomen dat contracten tussen hoteleigenaren en boekingssites vaak een «online rate parity» clausule bevatten. Deze clausule heeft als doel dat de hoteleigenaar richting de desbetreffende bemiddelingssite dezelfde prijs hanteert als richting andere sites. Voor zover de NMa op de hoogte is, staat een dergelijke clausule er niet aan in de weg dat een hoteleigenaar andere prijzen hanteert voor boekingen aan de balie of via de telefoon.
Hebben consumenten inzicht in de kostenstructuur die wordt gehanteerd voor het boeken van hotelovernachtingen via boekingsites, specifiek in de gehanteerde tarieven door online bemiddelaars? Zo ja, hoe? Zo nee, deelt u de mening dat dit onwenselijk is en dat consumenten een bewustere keuze kunnen maken indien zij dit inzicht wel hebben? Bent u bereid om actief te bevorderen dat de tarieven die online bemiddelaars berekenen inzichtelijk worden gemaakt voor de consument?
Consumenten hebben op dit moment vaak geen inzicht in de tariefstructuur die wordt gehanteerd voor het boeken van hotelovernachtingen via online bemiddelaars. De bemiddelingskosten worden door de sites bij de hoteleigenaren in rekening gebracht en niet rechtstreeks bij de consument. Voor consumenten is het praktisch dat zij snel een overzicht hebben van de totale kosten die in rekening zullen worden gebracht voor een hotelovernachting. Ik moedig online bemiddelaars aan om daarnaast inzicht te geven in de gehanteerde prijsstructuur. Een wettelijke verplichting hiertoe acht ik niet wenselijk. Een dergelijke verplichting zal niet effectief zijn vanwege het internationale karakter van de markt voor online bemiddelaars. Buitenlandse sites zouden zich eenvoudig kunnen onttrekken aan een wettelijk regeling. Dit kan leiden tot een verstoorde concurrentie tussen binnen- en buitenlandse bemiddelaars.
Zijn er bij mededingingsautoriteiten klachten vanuit de hotelbranche of consumentenorganisaties binnengekomen over de tarieven die online bemiddelaars voor hotelkamers berekenen? Zo ja, wat hebben mededingingsautoriteiten met deze klachten gedaan? Zo nee, ziet u in bovenstaande berichtgeving aanleiding om de tarieven en de machtstructuur tussen online bemiddelaars en hotels nader te (laten) onderzoeken?
De NMa heeft aangegeven dat zij geen formele klachten heeft ontvangen vanuit de hotelbranche of van consumentenorganisaties. Wel is er, zoals eerder aangehaald in het antwoord op vraag 4, contact geweest met Koninklijke Horeca Nederland over de commissie die online bemiddelaars voor hotelkamers hanteren. Er zijn op dit moment geen indicaties dat er sprake is van een overtreding van de Mededingingswet door hotels onderling of tussen de online bemiddelaars. Het is aan de NMa zelf om te beslissen of zij een onderzoek start. Op basis van de informatie zoals deze tot dusverre bekend is bij de NMa, ziet zij geen reden tot het doen van nader onderzoek naar online bemiddelaars en hotels. Onderbouwde klachten of signalen dat de Mededingingswet wordt overtreden, kunnen bij de NMa worden ingediend. Indien de NMa een gegronde reden heeft om aan te nemen dat de Mededingingswet wordt overtreden, dan kan zij alsnog een onderzoek starten.
De Amerikaanse actie tegen Megaupload en de arrestatie van een Nederlander |
|
Arjan El Fassed (GL), Tofik Dibi (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u de berichten over het offline halen van Megaupload en de arrestatie van een Nederlander?1
Ja.
Hoe beoordeelt u deze door de FBI gecoordineerde internationale actie in het kader van internetvrijheid?
Nederland hecht veel waarde aan vrijheid van meningsuiting en internetvrijheid in het bijzonder. Internationaal maakt Nederland zich hier hard voor met de coalitie Freedom Online, opgericht in december 2011 tijdens de conferentie Freedom Online. Internetvrijheid kent echter beperkingen in het belang van de openbare orde en veiligheid en in het belang van de bescherming van de rechten van anderen. De Amerikaanse verdenking en het onderzoek daarnaar moet in dit kader worden bezien.
Krijgt de in Nieuw Zeeland gearresteerde Nederlander consulaire bijstand van het Nederlands consulaat-generaal in Auckland? Zo nee, waarom niet?
Hij ontvangt consulaire bijstand van de Nederlandse ambassade in Wellington.
Wat wordt hem precies tenlaste gelegd? Kunt u dit toelichten?
De gearresteerden worden verdacht van lidmaatschap van een criminele organisatie die zich op grote schaal bezighield met het schenden van auteursrechten en witwaspraktijken. De schade aan auteursrechteigenaren bedraagt naar schatting van de Amerikaanse autoriteiten $ 500 miljoen. De geschatte inkomsten van deze activiteiten bedragen $ 175 miljoen.
Klopt het dat de Nederlandse politie en het Openbaar Ministerie (OM) hebben meegewerkt aan deze zaak? Werd dat gedaan op verzoek van de FBI? Wanneer werd dat verzoek precies gedaan? Kunt u dit toelichten?
De medewerking van het OM en de FIOD vond plaats op grond van rechtshulpverzoeken. Deze zijn tussen eind 2011 en januari van dit jaar door het Amerikaanse Department of Justice gezonden naar het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
Welke afspraken zijn er tussen Nederland en de Verenigde Staten gemaakt in dit soort zaken over samenwerking, informatieuitwisseling, opsporingsmethoden en mogelijke uitlevering? Kunt u dit toelichten?
Voor de genoemde vormen van samenwerking zijn van toepassing het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken (Trb. 2004, nr. 300) alsmede het Uitleveringsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika (Trb. 2004, nr. 299). In deze verdragen worden de procedures omschreven voor het indienen van verzoeken en de gronden waaraan deze getoetst worden.
Is het waar dat Nederlandse servers in beslag zijn genomen? Door wie zijn die servers in beslag genomen en met welke redenen?
De servers zijn door het OM in beslag genomen op Amerikaans verzoek. Het is nu aan de Nederlandse rechter om het OM verlof te geven om het inbeslaggenomene aan de Amerikaanse justitiële autoriteiten te verstrekken. Over de achtergronden van de inbeslagname en over de inhoud van de servers kan ik verder geen mededelingen doen omdat het hier een lopend (buitenlands) onderzoek betreft.
Bent u bekend met Nederlandse journalisten en bloggers die veelvuldig gebruik hebben gemaakt van Megaupload om eigen beeldmateriaal op te slaan en te versturen? Deelt u de mening dat met deze door de FBI-gecoördineerde actie journalisten, bloggers en vele miljoenen internetgebruikers worden gecensureerd? Wat is er met het materiaal van deze journalisten en bloggers gebeurd? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat met het volledig offline halen van sites de persvrijheid en de vrijheid van informatievergaring wordt geschonden? Zo nee, waarom niet?
Zoals toegelicht in antwoord op vraag 2 kan internetvrijheid in bepaalde gevallen zoals boven aangegeven beperkt worden. Indien websites zich toeleggen op criminele activiteiten is het in het belang van de bescherming van de rechten van anderen om maatregelen te nemen.
Is dit de eerste zaak waarin de Nederlandse politie en het OM samenwerken met de Department of Justice Task Force on Intellectual Property? Hoe vaak heeft de Nederlandse politie en justitie met deze Amerikaanse taskforce samengewerkt?
Er zijn mij geen eerdere gevallen bekend waarin een Amerikaans rechtshulpverzoek was opgesteld ten behoeve van deze Task Force.