Het artikel “Rampweek voor Syntus: alwéér seinstoring” |
|
Maarten Haverkamp (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Rampweek voor Syntus: alwéér seinstoring»?1
Ja.
Kent u uw antwoorden op de vragen van 18 juni 2010 over dit onderwerp?2
Ja
Kunt u aangeven of het betreffende baanvak nog steeds het slechtst gewaardeerde baanvak van Nederland is? Zo ja, hoe verklaart u dit? Wat gaat u doen om dit op te lossen? Zo nee, hoeveel baanvakken worden er slechter gewaardeerd?
Er heeft een aanzienlijke verbetering van de prestaties plaatsgevonden sinds juni 2010 (punctualiteit toen rond de 75%, aantal uitgevallen treinritten rond de 10%). Zowel het aantal vertragingen als het aantal uitgevallen dan wel opgeheven treinritten op het baanvak is aanzienlijk teruggedrongen. Inmiddels wordt er een punctualiteit behaald van gemiddeld rond de 90% en is het aantal uitgevallen treinritten teruggebracht tot minder dan 3%. Er is sprake van een situatie die weinig afwijkt van het landelijk gemiddelde.
In 2010 werd het baanvak Arnhem-Winterswijk volgens de OV-klantenbarometer het slechtst gewaardeerd van alle lijnen. Het «Algemeen klantenoordeel van alle onderzoeksgebieden» bedroeg 5,9 (Bron: OV Klantenbarometer, maart 2011).
Deze meest recente cijfers van OV Klantenbarometer (publicatiedatum maart 2011) geven echter geen actueel beeld; de enquêtes zijn al in het najaar van 2010 afgenomen. Op dat moment was de verbetering van de prestatie van het baanvak nog niet structureel merkbaar. Met de situatie van zomer 2010 nog in het hoofd is het logisch dat het klantoordeel op deze lijn nog steeds erg laag was. Er zijn geen recentere reizigerswaarderingscijfers beschikbaar.
Kunt u een overzicht geven van de storingen op het baanvak Arnhem–Winterswijk vanaf juni 2010? Ziet u ten opzichte van juni 2010 verbeteringen in de prestaties? Zo ja, is het mogelijk deze lijn nog verder door te trekken? Zo nee, waarom niet? Is het mogelijk om aan te geven waardoor de storingen zijn veroorzaakt? Is er nog steeds sprake van «kinderziektes»?
Er is een duidelijke verbetering van de prestaties zichtbaar sinds juni 2010, zoals ik in vraag 3 heb aangegeven. Deze prestatieverbetering is het gevolg van een groot aantal maatregelen die zijn getroffen ter verbetering van de robuustheid en punctualiteit. Hiervoor heeft ProRail samen met de vervoerder en de provincie Gelderland in september 2010 een lijnteam opgericht met de volgende aanpak:
Ondanks de aanzienlijke verbetering van de prestaties sinds juni 2010 zijn ProRail, Syntus en de Provincie van mening dat de prestatie voor de reiziger verder omhoog moet. Daarom werken zij vanuit het genoemde lijnteam samen aan het verder terugdringen van het aantal vertraagde en uitgevallen treinen. Voor de nabije toekomst zijn onder andere de volgende maatregelen voorzien:
Heeft ProRail ondertussen het baanvak Arnhem–Winterswijk vernieuwd? Zo ja, wat is dan de reden van de vele storingen? Zo nee, waarom niet?
Op het baanvak is een groot aantal maatregelen getroffen, zoals onder vraag 4 is toegelicht. Er heeft geen totale vernieuwing plaatsgevonden.
Zoals aangeven bij de beantwoording van vraag 3 is er hierdoor een aanzienlijke verbetering van de prestaties zichtbaar sinds juni 2010. De verstoringen die nu nog plaatsvinden, zijn grofweg door 40% materieel, 30% infra, 20% weer en derden, 10% proces/onbekend
De verschillende betrokken partijen werken vanuit het genoemde lijnteam samen aan het verder terugdringen van deze verschillende categorieën van storingen en daarmee het verbeteren van de prestaties voor de reiziger.
Deelt u de mening dat het vertrouwen van reizigers in de Achterhoek in het openbaar vervoer op deze manier verder geschonden wordt? Op welke wijze kunt u ervan bijdragen om het vertrouwen te herstellen?
Vertrouwen van reizigers in het openbaar vervoer valt of staat met een betrouwbare en punctuele uitvoering van de dienstregeling. Zowel ProRail als Syntus werken voortdurend aan het verbeteren van de betrouwbaarheid en de punctualiteit. Daarnaast worden thans activiteiten door beide partijen ontplooid die eveneens bijdragen aan het verhogen van een betrouwbare en punctuele dienstregeling.
Bent u voornemens ProRail en Syntus op te roepen gedupeerde reizigers tegemoet te komen?
Ik beschouw dit als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van ProRail en Syntus.
Voor zover ik kan beoordelen stellen zij ook alles in het werk om in gemeenschappelijkheid de reizigers tegemoet te komen.
Wat is uw beoordeling van de genomen maatregelen om gestrande reizigers zo snel mogelijk met alternatief vervoer te kunnen vervoeren? (Zie uw antwoord op vraag 6 van de eerder genoemde vragen)
Op grond van de verleende concessie is Syntus verplicht voor vervangend busvervoer te zorgen, dat binnen een uur ter plaatse moet zijn. Voor incidentele verstoringen is dat een adequate oplossing.
Welke maatregelen gaat u treffen om te voorkomen dat de storingen zich voor blijven doen?
Ik heb er het volste vertrouwen in dat beide partijen er alles aan zullen doen om het aantal verstoringen blijvend terug te dringen.
Wie is er nu verantwoordelijk voor de verstoringen: Syntus of Prorail?
Zie ook het antwoord op vraag 5. Als het gaat om infrastructuurstoringen is ProRail verantwoordelijk. Als het gaat om materieel verstoringen is Syntus verantwoordelijk. Daar komt bij dat er ook sprake is van verstoringen als gevolg van derden. Hierbij moet u denken aan vandalisme, zogenaamde spoorlopers, en aanrijdingen. In goed overleg wordt in deze gevallen door beide partijen naar een oplossing gezocht die tot gevolg heeft, dat activiteiten worden ontplooid die bijdragen aan het herstel van de betrouwbaarheid van de infrastructuur en de treindienst.
De verkrijgbaarheid van levensgevaarlijke abortuspillen via internet |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Alarm over abortuspil», waaruit blijkt dat abortuspillen via internet beschikbaar zijn?1
Ja.
In welke landen zijn de sites ingeschreven? Is de verkoop van abortuspillen in die landen toegestaan?
De nu bekende sites waar de zwangerschapafbrekende middelen te koop worden aangeboden zijn geregistreerd en/of worden gehost in diverse landen. Door de wirwar aan hosts en providers zijn er vele landen wereldwijd betrokken. Onbekend is of de verkoop van mifepriston bevattende producten in die landen is toegestaan en onder welke voorwaarden. Indien er voor dergelijke producten in die landen een handelsvergunning bestaat, is het niet aannemelijk dat verkoop daar verboden is.
Is het waar dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg niet tegen de sites die deze pillen verkopen, op kan treden, omdat zij in het buitenland gevestigd zijn?
Het klopt dat de IGZ niet direct kan ingrijpen bij buitenlandse websites die deze middelen aanbieden. De jurisdictie van de IGZ op basis van de Nederlandse wetgeving beperkt zich tot in Nederland gevestigde personen en ondernemingen/organisaties. De IGZ kan in voorkomende gevallen contact opnemen met collega-organisaties met het verzoek om in het betreffende land actie te ondernemen.
Welke mogelijkheden zijn er in het algemeen om op te treden tegen verkoop via internet van illegale producten, zoals de abortuspil of medicijnen?
In Nederland is het op grond van de Geneesmiddelenwet (art. 67) verboden via internet geneesmiddelen voor te schrijven zonder dat een arts de patiënt persoonlijk ontmoet heeft, een arts de patiënt kent of een arts de beschikking heeft over de medicatiehistorie van de patiënt. Op dit moment is daar nog geen sanctiemaatregel aan gekoppeld. Er ligt een voorstel tot een wetswijziging teneinde voor deze overtreding een boete op te kunnen leggen.
Ook is het verboden reclame te maken voor geneesmiddelen zonder handelsvergunning (art. 84) en om publieksreclame te maken voor receptplichtige geneesmiddelen zoals Mifegyne (art. 85). De Inspectie houdt toezicht op reclame van receptgeneesmiddelen op internet, voor zover het reclame op Nederlandstalige sites (dus gericht op Nederlands publiek) betreft en is ondergebracht bij een provider in Nederland. In samenwerking met de Douane oefent de IGZ grenscontroles uit op de illegale invoer van via internet bestelde geneesmiddelen.
Is het mogelijk bij gebleken strafbaarheid in de landen van vestiging wel in Nederland op te treden tegen deze verkoop?
Zie ook mijn antwoord op vraag 3 en 4.
De IGZ kan optreden op basis van de Nederlandse wet op Nederlands grondgebied.
Welke stappen gaat u concreet zetten om in overleg met overheden of Inspecties voor de Gezondheidszorg van die landen te bereiken dat de verkoop van abortuspillen wordt stopgezet, en dat wordt opgetreden tegen ondernemingen of organisaties die deze pillen aanbieden?
Als «abortuspillen» in een bepaald land toegelaten zijn, mogen zij daar worden verkocht. In Nederland is één product met mifepriston als actief bestanddeel geregistreerd, te weten Mifegyne. Hier is geen sprake van een illegaal product. De verstrekking van Mifegyne is in Nederland gekanaliseerd: alleen in instellingen (klinieken of ziekenhuizen) die een vergunning volgens de Wet Afbreking zwangerschap (Waz) hebben, mag dit geneesmiddel gebruikt worden. De Waz-vergunning brengt allerlei vangnetten met zich mee qua medische begeleiding, zorgvuldigheid en registratie.
In Europees verband wordt er gewerkt aan een pakket van extra wettelijke regels (richtlijn) om te verhinderen dat vervalste geneesmiddelen in de legale distributieketen terecht komen. Hierin zullen ook eisen worden vastgelegd voor het aanbieden van geneesmiddelen via internet. De richtlijn is inmiddels vastgesteld (Richtlijn 2011/62/EU van 8 juni 2011, PB EG L 174 van 1 juli 2011) en zal in de opvolgende 18 maanden worden geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving.
Wat gaat u doen aan de bewustwording bij potentiële gebruiksters dat abortuspillen gevaarlijk zijn?
Op de website internetpillen.nl van het ministerie van Volksgezondheid. Welzijn en Sport is een waarschuwing geplaatst over de risico’s van het via internet bestellen van abortuspillen en wordt gewezen op de bestaande laagdrempelig toegankelijke abortushulpverlening in Nederland.
Het nieuws dat het pgb nóg goedkoper is dan het Kabinet dacht |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het artikel1 waarin staat dat het Persoonsgebonden budget (pgb) nóg goedkoper is dan het Kabinet dacht?
Ja.
Is er met de vaststelling van het subsidieplafond rekening gehouden met het gegeven dat er jaarlijks rond de 10% budget wordt teruggestort door spaarzame budgethouders?
Het gegeven dat mensen met een pgb niet altijd hun hele budget opmaken, is bekend en als zodanig ook met uw Kamer gedeeld. Zo staat in de pgb-brief van 21 juni jl. (TK, vergaderjaar 2010–2011, 30 597, nr. 196) dat een belangrijk ervaringsgegeven is dat ongeveer 10% van het pgb niet wordt uitgegeven en dat hier in de raming en in de huidige bekostiging rekening mee wordt gehouden.
Mag het niet gebruikte pgb-budget onder bepaalde condities «meegenomen» worden naar de begroting van het volgende jaar?
Nee, dat kan niet, noch op het niveau van de cliënt noch op het niveau van de Rijksbegroting. Tot en met 2004 was het mogelijk dat mensen met pgb die aan het eind van het kalenderjaar budget over hadden, 10% daarvan konden meenemen naar het volgende jaar. Vanwege grote administratieve problemen bij zorgkantoren uit hoofde van deze regeling is deze afgeschaft.
De pgb-regeling is een premiesubsidie en valt onder het Budgettair Kader Zorg (BKZ). Dit kader en de daarop van toepassing zijnde regels voor het stringente begrotingsbeleid cq. de regels budgetdiscipline laten het in beginsel niet toe dat budgetten worden doorgeschoven naar latere jaren.
Zou de hoogte van het niet-gebruikte pgb kunnen oplopen als daar bepaalde maatregelen voor genomen worden, bijvoorbeeld het door de zorgkantoren beter toezien op de verantwoording?
Het niet besteden van een deel van het pgb kan meerdere oorzaken hebben. Zo kan het zijn dat budgethouders (tijdelijk) minder uren zorg inkopen of dat zij voordelige tarieven met hun zorgaanbieder hebben afgesproken. De budgethouder kan hierover naar eigen inzicht afspraken met zijn zorgverleners maken. Het veranderen of verder aanscherpen van de verantwoordingssystematiek zal hierop geen invloed hebben. Ik zie ook geen andere maatregelen die het niet-gebruikte pgb kunnen laten toenemen, zonder de keuzevrijheid van de budgethouder aan te tasten.
Klopt het dat het pgb op basis van de berekening van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) 63% kost van het tarief voor zorg in natura? Kan de Kamer die berekening ontvangen voor de behandeling van de begroting VWS?
Nee, dit klopt niet. Een eventueel verschil in kosten tussen pgb en zorg in natura is op basis van CVZ-gegevens niet te maken. Bij een vergelijking tussen beide zorgvormen is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen de vergoedingen (de tarieven) en de daadwerkelijk te maken kosten. De pgb-tarieven voor mensen met een extramurale AWBZ-indicatie zijn circa 75% van de maximumtarieven van de zorg in natura. Dit zegt niet direct iets over een eventueel verschil in kosten tussen zorg in natura en pgb-gebruik. Hierbij is het van belang om rekening te houden met de mate van onderbesteding bij het pgb (circa 10%), gemaakte tariefafspraken tussen zorgkantoor en zorgaanbieders onder de maximumtarieven van de NZa en de hoeveelheid zorg die wordt afgenomen.
Niet-reanimeerpenningen voor kwetsbare ouderen |
|
Eeke van der Veen (PvdA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat er oudere patiënten zijn die worden gereanimeerd, terwijl dit onnodig en ongewild zou zijn?1
Ja. Ik verwacht dat Verenso dit alles verwerkt in de «Richtlijn reanimatiebeleid kwetsbare ouderen in verzorgingshuizen, verpleeghuizen en in de thuissituatie» die zij medio 2012 hoopt op te leveren.
Weet u dat de kans op schadelijke gevolgen en medische klachten na een geslaagde reanimatie bij kwetsbare ouderen erg hoog is, en de kwaliteit van leven na de reanimatie dus waarschijnlijk lager ligt?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het met Verenso eens dat het voor een hulpverlener die een patiënt niet geregeld ziet, zoals een ambulancebroeder of huisarts, moeilijk is in te schatten of de patiënt nog gereanimeerd wil worden?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u van de suggestie om kwetsbare ouderen, na een gesprek met een arts, een niet-reanimeerpenning te geven, waardoor ambulancebroeders of huisarts weten of zij in noodgevallen moeten reanimeren of niet?
Indien een cliënt, na het gesprek met een arts, van mening is dat – gezien zijn kwetsbare gezondheidssituatie – reanimatie extra risicovol is en hij op grond hiervan dus de keuze maakt dat hij niet gereanimeerd wil worden, moet die keuze te allen tijde worden gerespecteerd.
Vervolgens vind ik dat de situatie waarbij deze cliënt tegen zijn keuze in onverhoopt wel gereanimeerd wordt, maximaal moeten worden voorkomen. Een niet-reanimeerpenning kan in dit verband een goede suggestie zijn, maar ik weet dat binnen zorginstellingen soms ook andere oplossingen worden gekozen, die ook prima werkbaar blijken. Ik verwacht dat Verenso in de «Richtlijn reanimatiebeleid kwetsbare ouderen in verzorgingshuizen, verpleeghuizen en in de thuissituatie» ook ten aanzien van dit punt met een zinvolle en praktisch goed toepasbare aanbeveling zal komen. Met Verenso heb ik afgesproken dat zij de richtlijn medio 2012 zullen opleveren.
Het bericht dat Nederland een gezamenlijk EU-standpunt over het Midden-Oosten blokkeert |
|
Alexander Pechtold (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Nederland blokkeert gezamenlijk EU-standpunt Midden-Oosten»?1
Ik heb er kennis van genomen.
Klopt het dat het overleg over het gezamenlijke standpunt werd afgebroken omdat vooral Nederland dwars zou liggen?
Net als een aantal andere EU-lidstaten heeft Nederland meerdere keren concrete tekstvoorstellen gedaan voor een evenwichtige EU-verklaring. Op het moment dat de verklaring zou worden afgegeven was er nog geen consensus over deze voorstellen, waardoor de EU niet tot een gemeenschappelijke verklaring kon komen.
Klopt het dat de Nederlandse afgevaardigde persoonlijk door u werd geïnstrueerd om de verklaring niet te steunen?
Nee, instructieverlening vond plaats langs reguliere ambtelijke lijnen.
Klopt het dat de Nederlandse afgevaardigde een uur voordat het formele debat in Geneve begon aangaf dat Nederland de Europese verklaring niet kon steunen?
Nee, het formele debat was al begonnen toen definitief bleek dat EU-consensus niet mogelijk was.
Klopt het dat Nederland niet gelukkig was met «bepaalde formuleringen uit de verklaring, zoals het veelvuldig noemen van de «tweestatenoplossing»? Zo ja, waarom vond u dit onwenselijk?
De tweestatenoplossing is staand Nederlands beleid. De concepttekst van de EU-verklaring was echter niet evenwichtig en sloot niet aan op de inhoudelijke ontwikkelingen van het EU-overleg in New York tijdens de lopende Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN). De concepttekst stond op gespannen voet met het doel om tot hervatting van deze onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnen te komen.
Zoals bekend hecht de Nederlandse regering zeer aan het bereiken van de tweestatenoplossing door middel van onderhandelingen gebaseerd op de zgn EU-parameters:
Klopt het dat u het onwenselijk vond dat de verklaring melding maakte van de arrestatie door Israël van demonstrerende mensenrechtenactivisten?
Nederland wilde deze kwesties via tekstsuggesties evenwichtiger tot uitdrukking gebracht zien. De wijze waarop de positie van mensenrechtenverdedigers in Israël en de Palestijnse Gebieden werd gepresenteerd, deed geen recht aan de mogelijkheden binnen het Israëlisch rechtsstelsel. Ook de verwoording van de onrechtmatige huizensloop op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem was onevenwichtig.
Nederland beschouwt de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem als illegaal. Op 28 september jl. heb ik een verklaring afgegeven waarin ik het besluit om 1 100 nieuwe wooneenheden in Oost-Jeruzalem te bouwen betreur, omdat het contraproductief is voor het vredesproces. Ik heb de Israëlische regering opgeroepen dit besluit terug te draaien.
Klopt het dat u de afbraak van Palestijnse huizen in Oost-Jeruzalem en op de Westoever niet in de verklaring wilde hebben?
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u het optreden van Nederland in dit besluitvormingsproces constructief? Zo ja, kunt u uiteenzetten waarom?
Ja. De Nederlandse tekstsuggesties werden door een aantal EU-lidstaten gesteund. Nederland houdt onverkort vast aan de noodzaak van hervatting van de onderhandelingen gericht op een tweestatenoplossing op basis van de bovenstaande EU-parameters. Zoals ik in mijn toespraak voor de AVVN heb gezegd en ook in rechtstreekse gesprekken met premier Netanyahu en president Abbas heb benadrukt, moet het devies zijn: onderhandelen, onderhandelen, onderhandelen.
Bent u, vanwege de urgentie van de vragen en de dynamiek van dit EU-overleg en de dynamiek van de vredesproces, bereid deze vragen binnen 48 uur te beantwoorden?
Ja.
De abortuspil |
|
Anouchka van Miltenburg (VVD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de artikelen «Abortuspil wel degelijk veilig»1 en «Minister van VWS geeft onjuiste informatie over veiligheid gebruik abortuspil»?2
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat uit deze artikelen blijkt dat de organisatie Women on Waves het niet eens is met het standpunt van aangehaalde gynaecologen en van u, dat de via internet aan te schaffen abortuspil onveilig is? Kunt u toelichten wat de onderbouwing is van uw standpunt dat gebruik van de abortuspil bij ondeskundig gebruik zonder medische begeleiding zeer gevaarlijk is? Ligt hier wetenschappelijk onderzoek aan ten grondslag?
In het artikel «Abortuspil wel degelijk veilig» van nu.nl reageert de organisatie Women on Waves op de woorden van voorzitter Gabie Raven, voorzitter van het Nederlands Genootschap van Abortusartsen (NGvA), dat vrouwen die de abortuspil zonder begeleiding van een arts via internet bestellen een risico lopen op complicaties.
Ik vind het onwenselijk dat vrouwen die ongewenst zwanger zijn een abortuspil via internet aanschaffen zonder een professional geraadpleegd te hebben. Bij professionele begeleiding krijgen vrouwen immers gedegen voorlichting bij de beslissing om al dan niet voor een abortus te kiezen. Indien een vrouw besluit tot afbreking van de zwangerschap, wordt met een echo de zwangerschapsduur bepaald. Vervolgens kan de vrouw de abortuspil verkrijgen en deze thuis gebruiken. Bij eventuele complicaties zoals hevig bloedverlies kan zij terugvallen op professionele hulpverlening. Tot slot kan worden gecontroleerd of de abortus ook werkelijk is bewerkstelligd.
Het NGvA en de farmaceutische fabrikanten geven aan dat deze abortuspillen alleen mogen worden ingenomen om zwangerschappen tot de negende week af te breken, omdat daarna het risico op complicaties toeneemt. Omdat bij thuisgebruik van de via internet aangeschafte abortuspillen geen echo wordt gemaakt, kan de vrouw niet precies weten hoeveel weken ze zwanger is. Hoe later de pillen worden ingenomen hoe groter de kans op ernstige bloedingen en dat de zwangerschap niet werkelijk is afgebroken. Als blijkt dat de zwangerschap toch is doorgegaan, zijn er aanwijzingen dat er een verhoogd risico op afwijkingen bij het kind bestaat.
Bij het bestellen van medicijnen via internet loopt men bovendien het gevaar medicijnen aan te schaffen, die in werkelijkheid andere stoffen bevatten dan is voorgesteld en daarmee gezondheidsrisico’s met zich mee brengen.
Het ministerie van VWS voert daarom beleid om mensen te informeren en bewust te maken van risico’s van het bestellen van medicijnen via internet. Op de website internetpillen.nl van het ministerie is een waarschuwing geplaatst over de risico’s van het via internet bestellen van abortuspillen en wordt gewezen op de bestaande laagdrempelig toegankelijke abortushulpverlening in Nederland.
Heeft u gelezen dat de organisatie Women on Waves het volgende stelt: «Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat medicamenteuze abortus in de thuissituatie veilig is, ook als deze via het internet is verschaft»? Heeft u het aangehaalde wetenschappelijk onderzoek betrokken bij uw standpuntbepaling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom komt u dan toch tot de conclusie dat gebruik in de thuissituatie onveilig is?
Ik stel het wetenschappelijk onderzoek dat heeft bewezen dat medicamenteuze abortus in de thuissituatie veilig is niet ter discussie. Binnen het kader van de Nederlandse abortushulpverlening wordt gebruik van de abortuspil in de thuissituatie immers ook toegepast. De abortuspil op zich hoeft dus niet onveilig te zijn, maar gebruik ervan zonder professionele begeleiding brengt risico’s met zich mee. Voor mij staat veilige abortushulpverlening aan de vrouw voorop en deze kan niet worden gegarandeerd bij gebruik van abortuspillen besteld via internet.
Bent u in het licht van de tegenstelling tussen het standpunt van Women on Waves en Nederlandse gynaecologen bereid te onderzoeken wat de voor- en nadelen zijn van medicamenteuze abortus bij gebruik in de thuissituatie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid daarbij gebruik te maken van reeds bestaand wetenschappelijk onderzoek en kennis bij verschillende partijen in het veld?
Ik zie geen noodzaak voor een onderzoek naar de voor- en nadelen van medicamenteuze abortus bij gebruik in de thuissituatie, omdat hier al uitgebreid onderzoek naar gedaan is. Van belang is dat het niet wenselijk is dat vrouwen de abortuspil gebruiken zonder professionele begeleiding (zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 2). In de Wet afbreking zwangerschap staan voorschriften die de kwaliteit van de medische behandeling en zorgvuldige besluitvorming moeten waarborgen.
De IGZ houdt toezicht op het uitvoeren van abortussen door abortusklinieken en de ziekenhuizen met een WAZ-vergunning. Medicamenteuze abortus in de thuissituatie zonder professionele begeleiding biedt de vrouw onvoldoende garantie voor een zorgvuldige behandeling en brengt derhalve reële gezondheidsrisico's met zich mee.
Een diplomatruc voor gezakte vwo-leerlingen |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Tanja Jadnanansing (PvdA), Metin Çelik (PvdA) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Waarom is het onderzoek van de onderwijsinspectie nog altijd niet afgerond, terwijl dat begin september al klaar moest zijn?
Allereerst verwijs ik u naar mijn beantwoording van uw Kamervragen van 26 juli jl. (2011Z15766) waarbij ik bij het antwoord op vraag 7 heb aangegeven dat de vakantieperiode voor het noorden op 4 september 2011 eindigde.
Diverse leden van het schoolbestuur en van de directie van de school waren tot die tijd ook met vakantie.
Dit betekende dat de Inspectie eerst vanaf 5 of 6 september nadere informatie heeft kunnen opvragen. Na verwerking wordt dit besproken met de schoolleiding/bestuur. Gebruikelijk is het ook dat als een concept-eindrapport is opgesteld het schoolbestuur nogmaals een reactie mag geven. Dit alles kost enige weken. De zorgvuldigheid staat voorop, er moet sprake zijn van hoor- en wederhoor.
Waarom blijft u onderzoeksuitkomsten afwachten en spreekt u niet direct de intentie uit om de wet te wijzigen?
Zoals ik in antwoord 4 van de reeds eerder genoemde Kamervragen heb aangegeven kan ik pas op basis van de uitkomst van het onderzoek van de Inspectie beoordelen of en op welke wijze wet- en regelgeving moet worden aangepast. Eerst moet de aard van de gedraging helder zijn voordat duidelijk is welke regels moeten worden aangepast.
Het bericht ‘Medicijnkastjes ouderen jaarlijks doorgelicht’ |
|
Karen Gerbrands (PVV), Fleur Agema (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Medicijnkastjes ouderen jaarlijks doorgelicht?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de resultaten van het onderzoek dat uitgevoerd is in Groningen? Klopt het dat ouderen onnodig medicijnen voorgeschreven kregen?
Ik heb uit dit onderzoek opgemaakt dat de resultaten van een betere monitoring van deze patiëntengroep zowel positief kunnen worden beoordeeld uit het oogpunt van doelmatigheid als van medicatieveiligheid. Dergelijke goede uitkomsten waren er ook al eerder. Zij zijn voor mijn ambtsvoorganger in 2007 aanleiding geweest om de uitvoering van een periodieke medicatiebeoordeling (medication review) onder verzorgingshuisbewoners te stimuleren.
Hoe verhouden de onderzoeksresultaten zich tot de landelijke gegevens? Als deze u niet bekend zijn, bent u dan bereid dit onderzoek landelijk uit te laten voeren? Zo nee, kunt u toelichten waarom u hier niet toe bereid bent?
Ik beschik niet over dergelijke specifieke onderzoeksresultaten op landelijk niveau. Ik zie echter geen reden om aan te nemen dat een dergelijk resultaat in een andere regio niet te verwachten is. Ik beschik wel over landelijke resultaten op het terrein van (potentieel) vermijdbare ziekenhuisopnames, veroorzaakt door verkeerd geneesmiddelengebruik (Hospital Admissions Related to Medication, verder te noemen HARM-studie). Dit onderzoek gaf inzicht in de grootste risicofactoren die kunnen leiden tot ziekenhuisopnames. Als belangrijke risicofactoren kwamen hier onder andere naar voren polyfarmacie, een leeftijd boven de 65 jaar en het niet zelfstandig wonen. Op basis van de resultaten van dit onderzoek heeft mijn ambtsvoorganger verbeteringen gestimuleerd. Dit onderzoek naar vermijdbare ziekenhuisopnames wordt herhaald. De uitkomsten daarvan verwacht ik begin 2012. Ik zal de Kamer hierover informeren.
Deelt u de mening dat het onnodig voorschrijven van medicijnen grote gezondheidsrisico’s voor de patiënt met zich meedraagt? Welke gevolgen kan het onnodig gebruik van medicijnen hebben voor oudere patiënten?
Ik onderschrijf de opvatting dat het onnodig voorschrijven van medicijnen grote gezondheidsrisico’s voor de patiënt met zich mee kan brengen, zeker ook bij ouderen. Tegelijkertijd moet niet onderschat worden dat ook onderbehandeling grote risico’s met zich mee kan brengen. Ik verwacht dat de multidisciplinaire richtlijn «Polyfarmacie bij ouderen: naar een beter medicatiebeleid» (die ontwikkeld wordt door het NHG (Nederlands Huisartsen Genootschap) in samenwerking met de NVKG (Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie), de OMS (Orde van Medisch Specialisten), Verenso (Beroepsvereniging van Verpleeghuisartsen en Sociaal Geriaters), LEVV (Landelijk Expertisecentrum Verpleging en Verzorging), IVM (Nederlands Instituut Voor Verantwoord Medicijngebruik) en KNMP (Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie) zal bijdragen aan een betere en gerichtere afweging door de betrokken beroepsgroepen in hun voorschrijfgedrag.
Het doel van deze richtlijn is te komen tot een eenduidig begrippenkader, tot gezondheidszorgbrede afspraken over communicatie en regie bij de behandeling en begeleiding van ouderen met polyfarmacie en afspraken over de indicatiestelling voor en de inhoud van de medicatiebeoordeling. Deze richtlijn zal bijdragen aan het veiliger en doelmatiger inzetten van medicatie bij ouderen met complexe problematiek en zal daarmee de risico’s van onbedoelde schade door polyfarmacie reduceren. De totstandkoming van deze richtlijn verwacht ik nog in 2011.
Deelt u de mening dat het schokkend is dat huisartsen het medicijngebruik van hun oudere patiënten niet goed controleren?
Het is ondenkbaar dat een arts zou kunnen volstaan met het slechts een keer per jaar controleren van het medicijngebruik van hun oudere patiënten. In elk geval bij elk moment van voorschrijven van medicatie dient de (huis)arts zich ervan te vergewissen dat het voor te schrijven geneesmiddel verantwoord is, gezien de individuele situatie van de patiënt en de mogelijk andere voorgeschreven geneesmiddelen. Daarbij zal ook nagegaan moeten worden of de patiënt nog andere geneesmiddelen slikt (bijvoorbeeld zelfzorggeneesmiddelen) en zal nagevraagd moeten worden of deze middelen ook daadwerkelijk door de patiënt worden gebruikt. De arts zal voor een goede beoordeling moeten beschikken over een actueel medicatieoverzicht, aanvullende informatie vanuit de patiënt is daarbij onmisbaar. Een uitgebreide beoordeling van de medicatie (en mogelijke bijwerkingen van deze middelen) is aangewezen bij oudere patiënten die meer dan vijf geneesmiddelen gebruiken. Dit zou een keer per jaar moeten plaatsvinden. Bespreking met de patiënt van de resultaten is aangewezen. Het verdient aanbeveling dat artsen bij een dergelijke beoordeling gebruik maken van de expertise en deskundigheid van de apotheker. Met de ontwikkeling van de aangegeven richtlijn wordt het belang erkend van een dergelijk beoordelingsmoment. Het is aan verzekeraars om resultaatsafspraken te maken met de apothekers en de huisartsen op dit terrein. Van de inzet van extra middelen kan geen sprake zijn.
Deelt u de mening dat jaarlijks controleren van het medicijngebruik door de huisarts niet vaak genoeg is? Zo ja, wat gaat u eraan doen zodat huisartsen vaker het medicijngebruik van hun oudere patiënten controleren? Zo nee, hoe vaak denkt u dat een huisarts het medicijngebruik van zijn oudere patiënten moet controleren?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u het voorstel van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) om extra geld te vragen, zodat huisartsen hun gebruikelijke taken uit kunnen voeren? Deelt u de mening dat het schandalig is dat huisartsen die hun taken niet goed uitvoeren hiervoor beloond willen worden?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht dat Nederland op de ranglijst van sterkste IT-landen sterk gedaald is naar de 10e plaats wereldwijd |
|
Afke Schaart (VVD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederland zakt op ranglijst sterkste IT-landen» op nu.nl van 27 september 2011?
Ja.
Deelt u de mening dat het een zeer onwenselijke situatie is dat Nederland maar liefst 5 plekken gedaald is op de IT Industry Competitiveness Index en daarmee bijna uit de top 10 van sterke IT-landen is verdwenen?
Dit zou zeer onwenselijk zijn indien deze concurrentie-index voor de ICT-productiesector een reflectie zou zijn van het bredere beeld van scores van Nederland op ICT-terrein. Dit is echter niet geheel het geval. Deze index is een van vele indices die jaarlijks worden gepubliceerd, elk met zijn eigen aandachtspunten en wijze van berekenen. Op vele andere indices scoort Nederland op het terrein van ICT juist goed.
In de laatste Digitale Agenda scoreboard van de Europese Commissie, gepubliceerd op 31 mei 2011, scoort Nederland als een van de beste EU-lidstaten op het terrein van ICT. In Nederland heeft 91% van de huishoudens toegang tot breedband en daardoor tot snel internet. Van de Nederlandse huishoudens is 88% wekelijks online en Nederland loopt ook wereldwijd voorop in het online kopen van producten en het afnemen van diensten.
Klopt het dat Nederland met een verlies aan score van 4,9 punten ten opzichte van vorig jaar de grootste daler in de lijst is? Wat is de oorzaak hiervan en hoe gaat u dit in de toekomst voorkomen?
De vorige meting heeft plaatsgevonden in 2009. Nederland en Estland zijn de sterkste dalers qua aantal punten. De score van Nederland daalt met 4,9 punten, de score van Estland 10,6 punten. Dalingen van de posities van Nederland blijken zich voor te doen bij de onderdelen menselijk kapitaal, R&D-klimaat en ondersteuning voor ontwikkeling van ICT-bedrijvigheid. Zie verder het antwoord op vraag 4.
Klopt het dat Nederland met name slecht scoort op het gebied van ondersteuning voor ICT-ontwikkeling in het bedrijfsleven, human capital en het R&D-klimaat? Wat zijn daar volgens u de oorzaken van en wat gaat u hieraan doen?
Nederland scoort op die drie onderdelen het laagst in vergelijking met andere landen. Het onderzoek biedt echter geen heldere vergelijkingen van de posities van landen op de achterliggende indicatoren. Op de website over het onderzoek is een wereldkaart beschikbaar waar voor elk land afzonderlijk de score per indicator kan worden nagegaan, zonder dat direct de positie van dat land binnen het totaal van 66 landen duidelijk is. Opvallend is verder dat onder menselijk kapitaal bij de indicatoren «Enrolment in science» en «Employment in IT» naar absolute aantallen personen lijkt te zijn gekeken, in plaats van personen in verhouding tot bijvoorbeeld de bevolking van een land. De lage positie die Nederland krijgt toebedeeld op het terrein van menselijk kapitaal, komt niet goed overeen met informatie uit andere bronnen. Het nieuwe bedrijfslevenbeleid is gericht op een sterk bedrijfsleven. R&D en innovatie, menselijk kapitaal en ICT zijn daarbij belangrijke factoren. Op het terrein van R&D en innovatie is nog veel verbetering te wensen, maar ook menselijk kapitaal en ICT krijgen grote aandacht in het beleid.
Deelt u de mening dat ICT in Nederland meer aandacht verdient dan nu het geval is omdat ICT gerelateerde activiteiten in Nederland zorgen voor 60 procent van de economische groei, zoals uzelf eerder heeft aangegeven?
Ja. Het belang van ICT voor economie en samenleving onderstreep ik en dit is een belangrijk doorsnijdend thema voor innovatie in alle topsectoren.
Nu ICT niet als topsector is benoemd in de bedrijfslevennotitie van het kabinet, hoe denkt u er dan toch voor te zorgen dat deze sector voldoende aandacht krijgt en we volgend jaar weer stijgen in de IT Industry Competitiveness Index?
De ICT-sector is een belangrijke sector voor het kabinet. Om ICT optimaal te benutten wordt in het nieuwe bedrijfslevenbeleid ICT daarom ook meegenomen in alle topsectoren. Daarnaast komen een groot aantal ICT acties – gericht op alle ondernemers – terug in de Digitale implementatie agenda 2012–2015, die ik dit najaar aan uw Kamer zal sturen.
De praktijken van privékliniek Geertgen uit Elsendorp |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over de privékliniek Geertgen, die mensen die zwanger willen worden of een kind willen, aanzet tot donorschap?1
De kliniek Geertgen past aldus de website waarnaar deze vraag verwijst, een systeem van coöperatieve wederkerigheid toe.
Onlangs heeft de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) haar standpunt «Gameetdonatie in een systeem van faire wederkerigheid» uitgebracht. In dit standpunt geeft de NVOG in haar conclusie aan (zie hiervoor ook www.nvog.nl) dat terughoudendheid is geboden omdat het een kwetsbare patiëntengroep betreft, deze stellen zich in een afhankelijkheidspositie bevinden en daarmee de vraag rijst of zij wel in volledige vrijheid een beslissing kunnen nemen over eventuele gameetdonatie. De NVOG is daarom van mening dat er procedurele waarborgen moeten komen om deze vrijheid te garanderen. Zolang deze waarborgen ontbreken meent de NVOG dat medewerking aan spiegeldonatie van gameten in een systeem van faire wederkerigheid onzorgvuldig en derhalve ongewenst is.
Ik waardeer het initiatief van de NVOG tot het opstellen van een standpunt over een dergelijk gevoelig onderwerp. Het standpunt roept echter, juist waar het gaat over de vraag in hoeverre mensen in deze situatie in vrijheid kunnen beslissen, nog veel vragen op. Tegelijkertijd zien we dat de problemen door draagmoederschap in het buitenland, waarnaar steeds meer Nederlandse stellen hun toevlucht zoeken, toenemen. Daarom wil ik mij beraden op deze problematiek. Ik zal de Kamer in het eerste kwartaal van 2012 een bredere analyse schetsen en mijn standpunt hierover doen toekomen. Deze tijd neem ik omdat grote zorgvuldigheid op dit onderwerp is vereist, mede gezien de samenhang met andere vraagstukken rondom donatie.
Vindt u het geoorloofd dat mensen, waarbij een grote kinderwens bestaat, zo tot een handelwijze worden gedwongen waar de privékliniek voordeel aan heeft doordat deze kliniek extra behandelingen kan verrichten? Is dit geen misbruik maken van de moeilijke situatie waarin deze mensen verkeren?
Zie antwoord vraag 1.
Wat uw oordeel over het volgende geval waarbij een patiënt door Geertgen een medisch zwaardere behandeling krijgt aangeboden als zij eicellen doneert terwijl een lichtere ingreep op medische gronden is geïndiceerd?2
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn de financiële voordelen voor deze privékliniek bij deze handelwijze?
Meer behandelingen zal leiden tot een hoger omzet voor de kliniek. Ik heb er geen zicht op of en in hoeverre dat leidt tot financieel voordeel.
Past deze handelwijze binnen de Nederlandse wetgeving, zeker ook gezien het feit dat deze kliniek geen vergunning heeft voor In Vitrofertili-satie (IVF) behandelingen?3 Zo neen, wat gaat u daartegen ondernemen?
De ivf-vergunning regelt niets over eiceldonatie. De vraag of de handelswijze van Geertgen past binnen de Nederlandse wetgeving en in het bijzonder binnen artikel 5 Embryowet, maakt onderdeel uit van mijn beraad.
Is de handelwijze van Geertgen niet in strijd met artikel vijf van de Embryowet?3
Zie antwoord vraag 5.
Wat voor personeelsleden werken bij Geertgen? Zijn zij bevoegd? Is er sprake van dat zij ooit te maken hebben gekregen met een of andere tuchtmaatregel als waarschuwing, berisping, boete, schorsing of doorhaling?
Op de website van de kliniek Geertgen wordt aangegeven dat er verschillende disciplines in het centrum werken, waaronder gynaecologen, een embryoloog en verpleegkundigen. Voor alle artsen van Geertgen is nagegaan of zij een BIG-registratie hebben dan wel of er een doorhaling is opgelegd door een tuchtcollege voor de gezondheidszorg. Bovendien is nagegaan of deze personeelsleden beperkingen zijn opgelegd in de zin van schorsing, opleggen van voorwaarden of gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid. Hieruit is gebleken dat de artsen werkzaam bij de kliniek Geertgen over een BIG-registratie beschikken. Aan geen van hen is een beperking opgelegd. De persoonsgegevens van de verpleegkundigen op de website zijn te beperkt om gegevens in het BIG-register te kunnen vinden. Ik zie geen aanleiding nadere onderzoekingen te doen om die gegevens alsnog te achterhalen.
Is het waar dat Geertgen bepaalde behandelingen in het buitenland (België) laat doen om de Nederlandse wetgeving te ontduiken? Zo ja, om welke behandelingen gaat het dan en wat is daarover uw oordeel?
Op grond van de Wet op bijzondere medische verrichtingen (WBMV) is het buiten het menselijk lichaam tot stand brengen van embryo’s vergunningplichtig. Dit is de verrichting die Geertgen in Düsseldorf laat uitvoeren, omdat de kliniek zelf geen vergunning heeft voor het verrichten van deze handeling.
Geertgen overtreedt daarmee niet de WBMV.
Klopt het dat het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven de samenwerking met Geertgen heeft opgezegd? Zo ja, wat was daarvan de reden?
Ik heb niet bij Geertgen navraag gedaan naar de redenen voor het beëindigen van de samenwerking met het Catharina ziekenhuis en vind dat ook niet op mijn weg liggen.
Wat is het oordeel van de Inspectie voor de Gezondheidszorg ten aanzien van zowel kwalitatieve als ethische aspecten van de behandelingen van Geertgen?
De IGZ volgt de kliniek Geertgen al vele jaren, daarbij uiteraard toetsend aan alle relevante wetgeving. Recent contact met Geertgen heeft ertoe geleid dat de IGZ Geertgen heeft aangesproken op het ontbreken van externe kwaliteitstoetsing. Geertgen heeft tot december 2011 de tijd gekregen om dit op orde te brengen. Buiten dit heeft de IGZ geen andere feiten geconstateerd die aanleiding gaven tot maatregelen. Vanzelfsprekend blijft de IGZ de betreffende kliniek in de gaten houden, net als zij dat bij andere zorginstellingen doet.
Wat is het standpunt van de beroepsvereniging, de Nederlandse Vereniging van Obstetrie en Gynaecologie (NVOG), in deze?
Zie het antwoord op de vragen 1, 2 en 3.
Deelt u de mening, dat wanneer het gaat om verzekerde zorg, slechts medische redenen doorslaggevend mogen zijn bij de behandeling van patiënten en dat iedereen op zijn of haar beurt moet wachten tenzij er sprake is van een medische noodsituatie, dus dat voorkruipzorg uit den boze is? Wilt u uw standpunt toelichten?
Ik sta op het standpunt dat medische criteria leidend moeten zijn bij het bepalen van de behandelvolgorde in geval van begrensde behandelmogelijkheden. Dit vloeit ook voort uit de Kwaliteitswet zorginstellingen die bepaalt dat aanbieders gehouden zijn verantwoorde zorg te leveren. Op de vraag in hoeverre dit standpunt voor de vragen over Geertgen relevant is kom ik terug in mijn hierboven toegezegde standpunt.
Ook de in de vraag gebruikte term voorkruipzorg lijkt niet erg van toepassing. Die term is enige jaren geleden ontstaan vanuit situaties waarin verzekeraars met ziekenhuizen afspraken hadden gemaakt over een snelle behandeling voor de eigen verzekerden en situaties met bedrijvenpoli die een snelle behandeling van werknemers in het vooruitzicht hadden gesteld.
Mogelijk zijn wel bepaalde elementen uit de discussies over voorkruipzorg bij het systeem dat Geertgen hanteert aan de orde. Ik zal hierop terugkomen in mijn standpunt.
Bent u bereid in te grijpen bij Geertgen? Zo neen, waarom niet? «Een maatschappelijk vernieuwend beleid door coöperatieve wederkerigheid tussen Behandelcentrum Geertgen en de patiënt in donatie van geslachtscellen»
De beoordeling of er reden is in te grijpen bij Geertgen laat ik aan de IGZ over. Het antwoord op vraag 10 geeft wat dit betreft de stand van zaken weer.
«Een maatschappelijk vernieuwend beleid door coöperatieve wederkerigheid tussen Behandelcentrum Geertgen en de patiënt in donatie van geslachtscellen»
Een paar met een onvervulde kinderwens, veroorzaakt door een ernstige oligozoöspermie, bezoekt het spreekuur van een fertiliteitscentrum. Ze willen gaan voor donorinseminatie met onbekende donor en niet voor ICSI, een variant van IVF.
Het IVF centrum heeft geen donorbank en daarom maken zij een afspraak in Geertgen. Zij willen gaan voor inseminatie met donorzaad, maar krijgen daar te horen dat ze eerder behandeld kunnen worden zonder wachtlijst, als zij bereid is ook eicellen af te staan. Het afstaan van eicellen kan niet tijdens een inseminatie behandeling en daarom wordt IVF aangeraden. Daarbij kun je de helft van de eicellen gebruiken voor eigen voortplanting met donorzaad en kun je de andere helft doneren. Het paar wil graag snel door met de behandeling en kiest daarom voor de optie van IVF met donorzaad, waarbij de vrouw een deel van de eicellen doneert aan derden. Daartoe moet ze dus wel IVF ondergaan en niet de eenvoudigere behandeling «inseminatie». Eigenlijk ondergaat ze dus een zwaardere en duurdere behandeling (IVF) terwijl medisch gezien er slechts een indicatie bestaat voor de goedkopere en minder belastende behandeling (IUI). Dat vooral dus omdat ze daarmee de wachtlijst ontloopt.
Berichten dat melk lang niet goed is voor elk |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Wageningen Universiteit verdraaide onderzoek over melk»?1
Ja.
Kent u het bericht «Wageningen past lovend persbericht over melk aan»?2
Ja.
Kent u het bericht «Wakker Dier: Melkonderzoek WU is reclame»?3
Ja.
Wat vindt u, als verantwoordelijk bewindspersoon voor de Universiteit Wageningen, van het feit dat professor Willett van de Harvard University stelt dat de Universiteit Wageningen in een persbericht de onderzoeksresultaten extreem heeft verdraaid?
Hoewel een persbericht geen wetenschappelijke verantwoording is moeten ook hierin de onderzoeksresultaten goed verwoord worden. Met betrekking tot dit persbericht blijkt dit ook het geval te zijn. In een gezamenlijke verklaring hebben Wageningen UR (University & Research centre) en professor Willett hierover uitleg gegeven (zie bijlage).4
Is het waar dat er nauwe banden bestaan tussen Wageningen Universiteit en de zuivelindustrie, zoals de woordvoerder van de universiteit aangeeft? Zo ja, kunt u aangeven waaruit deze nauwe banden bestaan en of ze de onafhankelijke meningsvorming van de universiteit in de weg zouden kunnen staan?
Het klopt dat Wageningen UR banden heeft met bedrijven, waaronder de zuivelketen. Het kabinet juicht het ook toe dat bedrijven en kennisinstellingen met elkaar samenwerken. De samenwerking wordt onder andere vormgegeven in gezamenlijke publiekprivate onderzoeksprogramma’s en in de vorm van leerstoelen voor bijzondere hoogleraren. Beide samenwerkingsvormen dragen bij aan innovatie, valorisatie van kennis en aan de maatschappelijke oriëntatie in het universitaire onderwijs. Daarnaast draagt de samenwerking bij aan het streven van dit kabinet dat bedrijven meer investeren in R&D, zoals verwoord in het bedrijfslevenbeleid en het beleid voor de topsectoren.
Belangrijk bij de samenwerking is dat dit de transparantie en onafhankelijke meningsvorming niet in de weg staat. Voor dit doel heeft de VSNU de Gedragscode voor Wetenschapsbeoefening ontwikkeld. Alle onderzoekers en wetenschappers behoren zich hieraan te houden.
Klopt het dat wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat veel melk drinken mogelijk een verhoogd risico veroorzaakt voor het krijgen van bepaalde vormen van kanker? Zo nee, waarop baseert u dit?
Onderzoek naar de relatie tussen zuivel (melk, calcium) en kanker toont verschillende effecten op verschillende soorten van kanker. Vooralsnog spreken de onderzoeksresultaten in relatie tot kanker eerder voor dan tegen zuivelconsumptie. Op basis van voortschrijdend inzicht kan het zijn dat de wetenschappelijke consensus verandert. Dit zal dan in volgende consensusrapporten van instanties als Gezondheidsraad, EFSA (European Food Safety Authority) en WCRF (World Cancer Research Fund) worden meegenomen. Het Voedingscentrum baseert haar Richtlijnen Voedselkeuze op de aanbevelingen uit dergelijke consensusrapporten.
Kent u het bericht dat het Voedingscentrum heeft uitgebracht dat ze haar zuivelaanbeveling handhaaft, welk bericht werd uitgegeven nog voordat prof. Willett zijn aangekondigde voordracht hield in Nederland, en waarin deze gerenommeerde wetenschapper wordt beticht van het doen van «onware beweringen»?4 Deelt u de mening van professor Willett dat voedingsadviesorganisaties voorzichtiger moeten zijn met het aanraden van grote hoeveelheden melkproducten? Zo ja, bent u bereid het Voedingscentrum hierop aan te spreken? Zo neen, waarom niet?
Ja, dit bericht ken ik. Het Voedingscentrum is al voor de voordracht van professor Willett door journalisten benaderd voor een reactie op mediaberichten over de inhoud van deze voordracht. Het past bij de taak van het Voedingscentrum om te reageren op dergelijke vragen of discussies. De voorlichting door het Voedingscentrum is, zoals aangegeven bij antwoord 6, gebaseerd op een afgewogen wetenschappelijk oordeel en bovendien toegepast op het Nederlandse voedingspatroon. Ik zie geen reden hen hierop aan te spreken.
Bent u bereid om samen met het Voedingscentrum te kijken naar mogelijkheden om de consument te informeren over de risico’s van hoge zuivelconsumptie? Zo ja, op welke termijn en op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie antwoord 6 en 7.
Is het waar dat een woordvoerder van Wageningen Universiteit de aantijgingen van Wakker Dier als «een beetje zot» heeft aangeduid? Zo ja, hoe beoordeelt u deze kwalificatie in relatie tot het feit dat Wageningen zich wel degelijk genoodzaakt heeft gevoeld haar persverklaring aan te passen?
Uitspraken van de persvoorlichter van Wageningen UR zijn voor zijn rekening. Het is aan de Raad van Bestuur van Wageningen UR om hierover te oordelen.
Hoe ziet u de voortschrijdende inzichten ten aanzien van mogelijke risico’s van hoge melkconsumptie in relatie tot de rol van de Nederlandse sector en kennisinstellingen ter bevordering van de consumptie van dierlijke eiwitten in Azië, zoals u in antwoord op eerdere vragen over de handelsmissies naar Azië en de lactose-intolerantie bij Aziaten heeft aangegeven?5
Deelt u de mening van prof. van Hooijdonk6, hoogleraar zuivelkunde en verbonden aan Campina, dat hoge consumptie van zuivel geen verhoogd risico op hart-en vaatziekten geeft? Hoe verhoudt zich deze conclusie tot het rapport van de Wereld Gezondheids-organisatie (WHO)7 waaruit duidelijk werd dat hoge inname van zuivel in relatie tot het EU-stimuleringsbeleid leidt tot vele duizenden extra doden per jaar als gevolg van hart- en vaatziekten en in relatie tot de opvatting van prof M. Katan8 dat verzadigd melkvet wel degelijk ongezond is?
Het WHO rapport gaat over de effecten van verzadigd vet op sterfte als gevolg van hart- en vaatziekten. Op basis van dit effect geldt een aanbevolen maximum voor consumptie van verzadigd vet. Het Voedingscentrum adviseert naar aanleiding hiervan onder andere om te kiezen voor magere of halfvolle varianten van zuivel. Zo kan de consumptie van verzadigd vet via zuivel worden beperkt.
Kent u de uitspraak van de Chinese premier Wen Jiabao «I have a dream to provide every Chinese, especially children, sufficient milk each day»?6 Kunt u aangeven of Nederland op enigerleiwijze bij de totstandkoming van deze droom, bij de totstandkoming van het zuivelmuseum in Shanghai of bij de promotie van zuivel in China betrokken is? Kunt u specifiek zijn in uw antwoord en aangeven of Nederland zich geroepen voelt in het kader van voortschrijdend wetenschappelijk inzicht actief bij te dragen aan kennisverspreiding in China om te voorkomen dat de droom van Wen Jiabao zich ontwikkelt tot een nachtmerrie?
Nederland en China werken op het niveau van de overheid en het bedrijfsleven samen om een effectieve en efficiënte bijdrage te leveren aan de modernisering van de Chinese zuivelsector. De behoefte vanuit China is daarbij leidend. Deze samenwerking biedt interessante kansen voor ons land.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat een hoogleraar in dienst van Campina zuivel «gezond noemt», en dat Wageningen Universiteit dat onder u ressorteert, ongefundeerd promotie maakt voor zuivelproducten op onwetenschappelijke basis? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze wilt u voorkomen dat dergelijke promotie van zuivel via een wetenschappelijke instelling opnieuw kan plaatsvinden?
Zie antwoord 4, 5, 6 en 11.
Bent u bereid een onderzoek in te stellen naar verweving van onderzoek, promotie en bedrijfsbelangen bij Wageningen Universiteit op basis van het uitgestuurde persbericht «Joris Driepinter had toch gelijk»?9 Zo neen, waarom niet? Deelt u de mening dat het actief bevestigen van commerciële voorlichting vanuit het bedrijfsleven niet tot de taken van de universiteit zou moeten behoren en de geloofwaardigheid van de universiteit aantast als zij dit wel doet? Zo ja, bent u bereid de universiteit hierop aan te spreken? Zo neen, waarom niet?
Nee, er zal geen onderzoek worden ingesteld naar aanleiding van het persbericht van Wageningen UR. De motivatie hiervoor staat in antwoord 5. U geeft terecht aan dat commerciële voorlichting niet behoort tot de taak van universiteiten. De Reclame Code Commissie zal een oordeel uitspreken over de klacht die hierover is ingediend door Wakker Dier.
Wat is uw mening over het feit dat een belangrijk co-auteur van het onderzoek waarop Wageningen Universiteit zich baseerde toen zij stelde dat «Joris Driepinter toch gelijk zou hebben», spreekt over «verdraaide feiten» en eist dat het persbericht geheel wordt ingetrokken? Bent u bereid te bevorderen dat de universiteit een intern onderzoek instelt naar de totstandkoming van het bewuste persbericht, het persbeleid ter zake en waarborgen om de wetenschappelijke onafhankelijkheid van het kennisinstituut te garanderen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Er is geen aanleiding om een intern onderzoek te vragen, zie ook antwoord 4.
Het bericht dat gemeenten hogere bouwleges vragen door de Wet algemene beginselen omgevingsrecht (Wabo) |
|
Jhim van Bemmel (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Bouwen kost gemeente klauwen met geld»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de Wet algemene beginselen omgevingsrecht (Wabo) er voor zorgt dat de burger onnodig financieel de dupe wordt van de administratieve rompslomp van de gemeente? Zo nee, waarom niet?
Nee. De Wabo leidt tot vermindering van de administratieve lasten voor burger en bedrijfsleven. Burgers en bedrijven kunnen één (digitale) integrale aanvraag voor hun project doen, zonder dat ze langs meerdere loketten van verschillende overheden hoeven. De gemeenten zullen zo is mijn verwachting na het goed ingeregeld hebben van de werkprocessen een efficiëntere afhandeling van de vergunningverlening hebben. Dat wordt ook al gemeld door een aantal gemeenten, die hun werkproces gedigitaliseerd hebben. De invoering van de Wabo betekent voor veel gemeenten een andere manier van werken dan voor inwerkingtreding Wabo: er moet veel meer focus zijn op het totale project van de burger en het bedrijf. Ook betekent de Wabo een behoorlijke stap in digitale dienstverlening en digitaal werken. Het is een belangrijke ontwikkeling voor de dienstverlenende overheid. Voor de initiële extra kosten die de invoering van de Wabo met zich meebrengt, zijn gemeenten reeds gecompenseerd via het gemeentefonds.
Zijn er bij u nog meer gemeentes bekend die vanwege de inwerkingtreding van de Wabo de bouwleges hebben verhoogd, of in de toekomst van plan zijn om dat te doen?
Nee. Als oorzaak van eventuele stijging voor de gemeentelijke kosten in het jaar 2011 wordt door een aantal gemeenten genoemd dat als gevolg van de economische omstandigheden minder aanvragen voor omgevingsvergunningen voor bouwen worden ingediend. Daardoor drukken de kosten van de vergunningverlening op een kleiner aantal projecten, zoals ook gemeld in het door u genoemde bericht. Ik sluit niet uit dat hierdoor de bouwleges per project in sommige gemeenten (zullen) stijgen.
Momenteel loopt er een onderzoek naar de toepassing van de Leidraad transparante berekening van leges door gemeenten. Ik wil u hierbij ook wijzen op mijn antwoorden op de eerder door de SP gestelde vragen over transparante berekening van leges2. In het kader van dat onderzoek wordt gemeenten onder meer gevraagd naar eventuele redenen voor tariefsverhoging. Ik zal, zoals in de eerdere beantwoording is toegezegd, de Kamer daarover in de loop van 2012 informeren.
Bent u van plan om iets te doen om de administratieve rompslomp voor gemeentes te verlagen? Zo nee, waarom niet?
Gelet op de eerdere antwoorden, zien we op dit moment geen aanleiding nu actie te ondernemen. De Minister van I&M onderhoudt in het kader van de uitvoering van de Wabo nauwe contacten met de gemeenten. Uit die contacten blijkt dat gemeenten bezig zijn om hun werkprocessen zo goed en efficiënt mogelijk in te richten op de toekomst, ten einde de burgers en bedrijven zo goed en efficiënt mogelijk te bedienen. Ook vanuit het onderzoek zoals gemeld bij antwoord 3 monitor ik de ontwikkelingen. Mocht ik op basis van uitkomsten een duidelijke verschuiving zien dan zal ik met de minister van I&M bezien of nadere actie nodig is.
Het bericht dat tweeverdieners veel minder hypotheek krijgen |
|
Eric Lucassen (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de inhoud van het bericht «Roep om meer hypotheek, jonge tweeverdieners dupe strengere regels»?1
Ja.
Is het waar dat jonge tweeverdieners veel minder hypotheek kunnen krijgen dan een eenverdiener met eenzelfde inkomen? Acht u dit wenselijk?
Uit de huidige Nibud methodiek volgt dat bij een hoger inkomen een hoger percentage van het inkomen mag worden uitgegeven aan woonlasten, dat percentage wordt het financieringslastenpercentage genoemd. In de Nibud methodiek wordt voor tweeverdieners het financieringslastenpercentage van het hoogste bruto inkomen genomen en vervolgens toegepast op het gezamenlijke bruto inkomen. Dat leidt ertoe dat tweeverdieners in absolute zin doorgaans een lagere leencapaciteit hebben dan een eenverdiener met eenzelfde inkomen. Het Nibud heeft hiertoe in het verleden besloten omdat bij tweeverdieners een groot deel van de verdiencapaciteit van het huishouden wordt verbruikt. Bij eenverdieners heeft de partner over het algemeen immers nog de mogelijkheid om extra inkomen te verwerven. Daarmee is voor die groep de mogelijkheid beperkt om een inkomensdaling of uitgavenstijging op te vangen door meer arbeid te verrichten. Bovendien bestaat bij tweeverdieners bijvoorbeeld ook het risico dat een stel uit elkaar gaat. Het inbouwen van een extra buffer bij tweeverdieners is dan ook wenselijk.
Daarbij ben ik wel van mening dat de buffer in verhouding moet staan tot de risico’s. Over een verantwoorde verruiming op dit punt zijn wij momenteel in gesprek met het Waarborgfonds Eigen Woningen en het Nibud. Wij zullen de Tweede Kamer hierover op korte termijn nader informeren.
Is dit het gevolg van strengere regels voor hypotheekverstrekking? Zijn hier afspraken over gemaakt tussen de verschillende hypotheekverstrekkers?
Indien u doelt op de nieuwe Gedragscode Hypothecaire Financieringen kan ik u mededelen dat de methodiek op dit punt niet is aangepast. Ook bij de oude Gedragscode Hypothecaire Financieringen werd op deze manier omgegaan met tweeverdieners.
Ziet u kans deze vragen te beantwoorden voor aanvang van de Algemene Financiële Beschouwingen?
Ja.
Het bericht ‘Verpleegkundigen doen zelden aangifte van geweld’ |
|
Fleur Agema (PVV), Karen Gerbrands (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Verpleegkundigen doen zelden aangifte van geweld»?1
Ja.
Klopt het dat verpleegkundigen in het Albert Schweizer Ziekenhuis gemiddeld drie maal per week te maken krijgen met geweld? Hoe verhoudt zich dit tot het landelijk gemiddelde?
Uit navraag blijkt dat in het Albert Schweitzer Ziekenhuis gemiddeld inderdaad ongeveer drie incidenten per week plaatsvinden waarbij verpleegkundigen te maken hebben met geweld. Volgens voorlopige cijfers heeft 2% van het verplegend, verzorgend en sociaal-agogisch personeel in 2011 aangegeven vaak te maken te hebben met fysieke agressie van een patiënt (duwen, slaan, schoppen en dergelijke)2. Bij 14% komt dit een enkele keer voor. 84% van de medewerkers geeft aan nooit te maken hebben met fysieke agressie van een patiënt. In het najaar zijn de definitieve cijfers beschikbaar en wordt een uitsplitsing gemaakt naar andere vormen van agressie en geweld.
Deelt u de mening dat het belachelijk is dat ziekenhuizen hun eerste-hulp-afdeling moeten beveiligen met kogelvrijglas en bewakers moeten uitrusten met kogelvrije vesten en politiehonden?
Geweld tegen zorgverleners is ontoelaatbaar. Zorgverleners verdienen extra bescherming en steun om ervoor te zorgen dat zij hun belangrijke werk voor onze samenleving ongehinderd kunnen uitvoeren. Ik heb begrepen dat bepaalde ziekenhuizen hun eerste-hulp afdeling daarom beveiligen met kogelvrij glas en dat één ziekenhuis tijdens evenementen bewakers uitrust met kogelvrije vesten en politiehonden. Ik betreur het dat dergelijke maatregelen nodig zijn. Mede daarom heb ik onlangs in de Arbeidsmarktbrief diverse maatregelen uiteengezet om geweld in de zorg terug te dringen3.
Komen geweldsincidenten tegen verpleegkundigen net zo vaak voor in verzorgingshuizen en verpleeghuizen? Zo nee, hoe vaak krijgen verpleegkundigen die werkzaam zijn in de ouderenzorg te maken met geweld?
Uit voorlopige cijfers blijkt dat 17% van het verzorgend, verplegend en sociaal-agogisch personeel in 2011 te maken heeft met fysieke agressie van cliënten2. Bij 40% komt dit een enkele keer voor. 43% van de medewerkers geeft aan nooit te maken hebben met fysieke agressie van een cliënt.
Deelt u de mening dat, wanneer iemand geweld gebruikt tegen zorgpersoneel, hij/zij te allen tijde zelf de zorg dient te betalen, en dit dus niet gedeclareerd mag worden bij de zorgverzekeraar?
De aard en omvang van geweld verschillen per zorgbranche. Volgens voorlopige cijfers komt fysieke agressie van cliënten met name voor in de geestelijke gezondheidszorg, gehandicaptenzorg en verpleeg- en verzorgingshuizen2. Geweld van cliënten in deze branches is direct of indirect gerelateerd aan het ziektebeeld of de beperking van cliënten. In deze gevallen acht ik het onwenselijk dat iemand die geweld gebruikt tegen zorgpersoneel zelf de zorg dient te betalen.
Met name in ziekenhuizen wordt fysieke agressie veroorzaakt door direct betrokkenen bij de cliënt, zoals familie en vrienden. Ik onderstreep daarbij het belang om schade en letsel op de dader te verhalen. Onlangs hebben de Minister van Veiligheid en Justitie (V&J) en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) maatregelen uiteengezet om het verhalen van schade verder te bevorderen4. Ik zal me inzetten om de uitvoering van deze maatregelen te stimuleren in de zorg.
Klopt het dat cultuurverschillen vaak de aanleiding zijn voor geweldsincidenten? Wat gaat u eraan doen om zorgpersoneel te beschermen tegen allochtonen die lak hebben aan onze normen en waarden?
Zoals ik heb aangegeven bij mijn antwoord op vraag 5 is geweld tegen zorgverleners veelal direct of indirect gerelateerd aan het ziektebeeld of de beperking van cliënten. Dat laat onverlet dat de Minister van V&J, de Minister van BZK en ik nadrukkelijk aandacht hebben voor de juridische bescherming van slachtoffers van agressie-incidenten. Voor de invulling van dit beleid verwijs ik u naar hun recente brief hierover4. Het is aan het Openbaar Ministerie om daders al dan niet te vervolgen. Het is vervolgens aan rechters om tot een eventuele strafbepaling te komen waarbij de persoonlijke omstandigheden van de dader, inclusief eventuele culturele verschillen, worden meegewogen.
Wat vindt u ervan dat verpleegkundigen uit angst voor represailles zelden aangifte doen wanneer een geweldsincident plaatsgevonden heeft,? Deelt u de mening dat in het belang van het zorgpersoneel aangifte namens de zorginstelling gedaan moet kunnen worden? Welke regel(s) en/of wet(ten) zou(den) hiervoor aangepast moeten worden? Bent u bereid deze aanpassing(en) door te voeren?
De aangiftebereidheid neemt toe. Van tweederde van alle incidenten van agressie tegen zorgverleners in ziekenhuizen wordt inmiddels aangifte gedaan5. De Minister van V&J, de Minister van BZK en ik vinden het belangrijk om de aangiftebereidheid verder te stimuleren in met name de curatieve zorg. Daarbij is het van belang de bereidheid te vergroten van werknemers om incidenten te melden bij hun werkgever en van werkgevers om aangifte te doen en schade te verhalen. De werkgever is immers al bevoegd tot het doen van aangifte op grond van artikel 161 van het Wetboek van Strafvordering.
Deelt u de mening dat het aanbieden van zelfverdedigingcursussen geen bijdrage levert aan een oplossing van het probleem? Welke maatregelen gaat u treffen om geweld tegen zorgpersoneel uit te bannen, zodat zelfverdediging niet nodig is?
Het is belangrijk om geweld in de zorg terug te dringen. Een zelfverdedigingscursus draagt daar in het algemeen niet aan bij. In de Arbeidsmarktbrief heb ik onlangs diverse maatregelen uiteengezet om geweld in de zorg terug te dringen3.
Deelt u de mening dat dergelijke berichten niet bijdragen aan het aantrekkelijk maken van werken in zorg? Welke maatregelen gaat u treffen om werken in de zorg aantrekkelijk te maken?
Ruim 80% van de mensen die in de zorg werken, is (zeer) tevreden over hun baan6. Evenwel zijn er aandachtspunten, zoals geweld en dragen berichten in de media daaromtrent niet bij aan het imago van werken in de zorg. In de Arbeidsmarktbrief heb ik onlangs aangegeven hoe ik zowel de instroom als het behoud van zorgverleners wil stimuleren3.
De zorgverzekering op de BES-eilanden |
|
Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Cynthia Ortega-Martijn (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de notitie «Een binnen Nederland aanvaardbaar voorzieningsniveau»?1
Ja.
Klopt het dat de particuliere zorgverzekeraars op de BES-eilanden per brief werden gesommeerd alle particuliere verzekeringen eenzijdig op te zeggen? Klopt het tevens dat de cliënten hiervan niet op de hoogte zijn gesteld? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de gangbare juridische procedures? Zo nee, op welke wijze is dit gebeurd?
De verzekeraars zijn niet door mij of door het Zorgverzekeringskantoor gesommeerd de particuliere verzekeringen op te zeggen. Ik heb per brief de Nederlandse Antilliaanse Vereniging van Verzekeraars wel in kennis gesteld van het overgangrecht dat in het kader van het Besluit zorgverzekering BES is getroffen. De vereniging is er blijkbaar zelf van uitgegaan dat de particuliere ziektekostenverzekeringsovereenkomsten automatisch zouden komen te vervallen door de invoering van de zorgverzekering BES.
Per brief heb ik uitgelegd dat de in het Besluit zorgverzekering BES getroffen overgangsregeling (artikel1 inhoudt, dat particuliere ziektekostenverzekeringen naar Antilliaans of Nederlands recht, uitsluitend vervallen voor zover de dekking overeenkomt met de dekking van het Besluit zorgverzekering BES. Verzekeringen met een ruimere dekking kunnen dus in stand blijven voor dat ruimere deel. Wel is aangegeven dat het de particuliere verzekeraars vrij staat met inachtneming van de polisvoorwaarden en het civiele recht, verzekeringsovereenkomsten te beëindigen. De redelijkheid en billijkheid van een dergelijke opzegging staat ter beoordeling aan de rechter.
Particuliere verzekeraars en inwoners zijn bij communicatie- en voorlichtingsbijeenkomsten over de nieuwe zorgverzekering geïnformeerd over wat de nieuwe zorgverzekering betekent voor de toen bestaande particuliere polissen. Ook heb ik in mijn eerder genoemde brief het vertrouwen uitgesproken dat de voorzitter van de Vereniging van Verzekeraars het overgangsrecht onder de aandacht van de bij die vereniging aangesloten leden zou brengen.
Klopt het dat de nieuwe zorgverzekering in bepaalde gevallen onvoordelig uitvalt voor verzekerden in verhouding tot de zorg die zij eerder kregen via de particuliere zorgverzekeraar? Zo ja, deelt de u de conclusie dat hiermee de rechten van deze verzekerden zijn geschonden? Zo nee, waarom niet? Klopt het tevens dat het voor verzekerden niet mogelijk is zich aanvullend te verzekeren? Zo ja, op welke manier kunnen verzekerden zich van hetzelfde niveau van zorg verzekeren als vóór 1 januari 2011?
Het is inderdaad mogelijk dat voor 1-1-2011 sommige particulier verzekerden op enkele punten ruimer verzekerd waren dan de aanspraken die in de nieuwe BES zorgverzekering zijn opgenomen. De rechten van deze verzekerden zijn daardoor echter niet geschonden. Hun particuliere polissen zijn alleen van rechtswege komen te vervallen voor zover de dekking overeenkomt of overeenkwam met de dekking van het Besluit zorgverzekering BES. De eventuele ruimere dekking blijft in beginsel in stand. Het is dus toegestaan om zich aanvullend te verzekeren.
Zoals bij vraag twee is toegelicht is het in stand blijven of het aanbieden van een aanvullende polis aan de verzekeraars en de verzekerden. De particuliere verzekeraars op de Antillen is gevraagd of zij aanvullende verzekeringen konden en wilden aanbieden. De verzekeraars waren op dat moment (najaar 2010) niet commercieel geïnteresseerd een aanvullende verzekering aan te bieden. Dat gegeven heeft ertoe geleid dat ik, deels in de vorm van overgangsrecht, meer aanspraken in het ziektekostenverzekeringspakket voor de BES-eilanden heb opgenomen dan in het Nederlandse basispakket van de Zorgverzekeringswet is voorzien.
Klopt het dat de ID-kaart, welke tevens fungeert als verzekeringskaart, niet altijd in het buitenland, bij medische uitzendingen, als zodanig wordt erkend? Zo ja, blijven verzekerden in dergelijke gevallen van medische zorg verstoken? Zo nee, op welke wijze is de zorgverlening in deze gevallen geregeld?
Het klopt dat de ID-kaart of sedula alleen functioneert als grensdocument en verzekeringsbewijs op de BES eilanden en Sint Maarten, Curaçao en Aruba. Het is echter niet zo dat ingezetenen met alleen een sedula (het identiteitsbewijs) hierdoor van medische zorg verstoken blijven.
Voor de specialistische verwijzingen zijn door het Zorgverzekeringskantoor (de uitvoerder van de zorgverzekering in Caribisch Nederland) contracten aangegaan met de ziekenhuizen op Curaçao en Aruba. Voor Saba en Sint Eustatius zijn contracten voor specialistische zorg aangegaan met het ziekenhuis van Sint Maarten en met enkele specialisten in het Franse deel Saint Martin. Deze eilanden zijn allen bereisbaar met alleen een sedula.
Voor verwijzingen voor topklinische en academische zorg die de gecontracteerde centra overstijgen, worden momenteel contracten aangegaan met het academisch ziekenhuis op het Franse eiland Guadeloupe. Om deze samenwerking praktisch mogelijk te maken, zijn tevens overeenkomsten voorbereid tussen Frankrijk en Nederland betreffende immigratie- en bestuurlijke zorgaspecten. Minister Donner heeft bij een recent bezoek aan Parijs afspraken gemaakt met de Franse minister van binnenlandse zaken over de samenwerking met Guadeloupe.
Hierin is ook geregeld dat de sedula in spoedgevallen als geldig reisdocument wordt erkend voor toelating tot Guadeloupe en het ziekenhuis aldaar.
Er wordt in aanloop naar deze overeenkomsten echter al veelvuldig van de voorzieningen op Guadeloupe gebruik gemaakt. Daarnaast is voor de inwoners van Bonaire dergelijk zwaardere medisch specialistische zorg aangetrokken in Colombia.
Voor een ieder is derhalve toegankelijkheid tot zorgvoorzieningen gegarandeerd.
Het door ontwikkelingsorganisatie Cordaid ondersteunen van illegale vreemdelingen |
|
Sietse Fritsma (PVV), Johan Driessen (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het feit dat ontwikkelingsorganisatie Cordaid een protestactie van illegalen ondersteunt?1
Ja.
Zo ja, deelt u de mening dat het bericht van Cordaid (waarin dit bekend wordt gemaakt) misleidend is, omdat bijvoorbeeld wordt gesproken over «vluchtelingen» (terwijl die status bij deze vreemdelingen juist niet is vastgesteld) en dat ook wordt gesproken over «gedwongen op straat leven» (terwijl deze mensen juist terug dienen te keren naar hun land van herkomst)?
Voorop staat dat de Nederlandse regering de standpunten geuit in deze demonstratie niet deelt. Feitelijk is het bericht van Cordaid dat vluchtelingen op straat worden gezet onjuist. Terecht wordt in de vraag het onderscheid gemaakt tussen vluchtelingen en vreemdelingen die geen verblijf krijgen op grond van een vluchtelingenstatus.
Vluchtelingen krijgen bescherming en huisvesting van de Nederlandse overheid en worden dus juist niet op straat gezet. Vreemdelingen die geen verblijf hebben gekregen dienen Nederland te verlaten, bij voorkeur zelfstandig en als het moet gedwongen. De overheid helpt de vreemdeling daar waar mogelijk bij dit vertrek. Het is en blijft echter de verantwoordelijkheid van de vreemdeling zelf om zijn vertrek ter hand te nemen. Daar waar de vreemdeling de eigen verantwoordelijkheid niet neemt kan de overheid de voorzieningen, dus ook de opvang, beëindigen. Als de vreemdeling tijdig terugkeert is dit echter niet aan de orde.
Hoe beoordeelt u het dat een met belastinggeld gesubsidieerde organisatie zich actief inzet om staand regeringsbeleid (dat er op gericht is dat mensen zonder verblijfsrecht niet in Nederland mogen zijn) te dwarsbomen?
CORDAID is een maatschappelijke organisatie met een eigenstandige rol in de Nederlandse samenleving. Deze rol kan zij spelen vanwege de steun van 370 000 burgers c.q. donateurs. Het is van groot belang dat maatschappelijke organisaties met een duidelijke achterban in dialoog blijven met de Nederlandse regering op allerlei beleidsthema’s. Een dergelijke open dialoog is namelijk onmisbaar voor een actieve dynamische en veerkrachtige samenleving. De ondersteuning die CORDAID verleent aan genoemde protestactie dient dan ook niet als dwarsbomen van het regeringsbeleid beschouwd te worden maar als een reactie vanuit het maatschappelijk middenveld op het regeringsbeleid.
Voor de uitvoering van specifieke programma’s gericht op structurele armoedebestrijding in ontwikkelingslanden ontvangt CORDAID subsidie. Deze activiteiten mogen niet strijdig zijn met het Nederlands buitenlands beleid. Deze subsidies staan echter geheel los van de steun van CORDAID aan de protestactie.
Bent u bereid om er zorg voor te dragen dat de voor Cordaid bestemde subsidie wordt ingetrokken daar het niet de bedoeling is dat de burger belasting betaalt voor het saboteren van democratisch tot stand gekomen regeringsbeleid? Zo neen, waarom niet?
Het kabinet ziet geen reden de samenwerking met CORDAID te herzien. CORDAID is een gewaardeerde ontwikkelingsorganisatie die met behulp van subsidie mede uitvoering geeft aan het Nederlands beleid voor internationale samenwerking. In ontwikkelingslanden wordt met partners succesvol gewerkt aan het verbeteren van de levensomstandigheden van de armen.
De relaties tussen Nederland en de Islamitische Republiek Iran |
|
Geert Wilders (PVV), Wim Kortenoeven (PVV) |
|
![]() |
Kent u het door het Islamic Republic of Iran News Agency (IRNA) gepubliceerde verslag van de ontmoeting die u vorige week in New York had met uw Iraanse ambtgenoot Ali Salehi, met de titel «Iran's FM Blasts Anti-Islamic Moves in Europe»?1
Ja.
Over welke «provocatieve acties» door welke «personen en groepen in Europa» heeft Salehi met u gesproken? Hoe heeft u op deze démarche van minister Salehi gereageerd?
Minister Salehi heeft in zijn gesprek met mij het woord «provocatieve acties» niet gebruikt. Hij geeft tegen mij opgemerkt dat hij afstand nam van de standpunten over de Islam die door de Partij voor de Vrijheid worden uitgedragen. Ik heb gewezen op de te onderscheiden standpunten van de regering en van de PVV. Tevens heb ik het belang benadrukt van de in Nederland geldende vrijheid van meningsuiting. Ik heb ook gezegd dat in Nederland iedereen vrij is om zijn of haar eigen godsdienst te belijden, inclusief het veranderen van godsdienst en het opgeven van een godsdienst. Ik heb onderstreept dat dit een belangrijk kenmerk is van een democratische rechtsstaat.
Welke positieve ontwikkelingen ontwaart minister Salehi in de relatie tussen Teheran en «Amsterdam», en het weghalen van welke barrières kan volgens hem de weg plaveien voor de uitbreiding van die relaties? Hoe beoordeelt u deze opmerking van minister Salehi?
De conclusies die minister Salehi volgens het artikel van het Iraanse persbureau heeft getrokken uit ons gesprek, laat ik voor rekening van hemzelf en van het persbureau. Voor zover deze opmerkingen betrekking zouden hebben op de consulaire dialoog die in mei jl. is gestart, en de medewerking die de Iraanse autoriteiten hebben verleend om de heer Abramian en zijn echtgenote veilig naar Nederland te laten terugkeren, verwijs ik naar het antwoord op vraag zeven.
Hoe verhoudt de door minister Salehi geconstateerde toename van het (bilaterale) handelsvolume en de economische samenwerking tussen Iran en Nederland zich met het sanctieregime en met uw beleid, dat erop gericht is de relaties met Iran te minimaliseren?
Het handelsvolume en de economische samenwerking tussen Iran en Nederland zijn niet aan de orde geweest in het gesprek. Zie verder het antwoord op vraag zes.
Heeft u in uw gesprek met minister Salehi «the growing trend in the two countries relations» toegejuicht?
Ik heb tijdens mijn gesprek geconstateerd dat er in het specifieke kader van de informatievoorziening over gedetineerde bipatride Nederlanders in Iran, sprake was van vooruitgang. Zie verder het antwoord op vraag zeven.
Deelt u de mening dat het ongewenst zou zijn als de omvang en de kwaliteit van de relaties tussen Iran en Nederland zouden toenemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen teneinde minimalisering te bevorderen?
De regering is onverkort uitermate bezorgd over het nucleaire programma van Iran en de dreiging die daarvan uitgaat. In dit verband spant de regering zich in voor een strikte handhaving en aanscherping van de (internationale) sancties die ingesteld zijn om deze proliferatie tegen te gaan. Ook is de regering ernstig bezorgd over de mensenrechtensituatie in Iran. De regering spant zich in voor samenwerking in EU-verband ten behoeve van nadere aanvullende maatregelen, zodat een sterk gezamenlijk signaal wordt afgegeven aan de Iraanse autoriteiten. De regering spant zich op dit moment in Brussel in voor een uitbreiding van de lijst van mensenrechtenschenders waartegen sancties zijn ingesteld.
Om de juiste informatie over en toegang tot bipatride Nederlandse gedetineerden in Iran te verkrijgen heeft de regering besloten tot het instellen van een bilaterale consulaire dialoog.
Heeft u inderdaad de noodzaak onderstreept voor voortgezette dialoog en het door partijen zetten van stappen? Zo ja, welke dialoog wordt hier bedoeld en over welke stappen gaat het?
De dialoog die aan de orde is geweest in mijn gesprek met minister Salehi is de consulaire dialoog die Nederland in mei 2011 is gestart. Zoals vermeld in mijn brief van vandaag met kenmerk DAM-814/2011, heeft deze dialoog tot doel om betere informatie over en toegang tot bipatride Nederlandse gedetineerden in Iran te verkrijgen. In het geval van Vahik Abramian heeft de samenwerking met de Iraanse autoriteiten ertoe geleid dat de heer en mevrouw Abramian veilig naar Nederland hebben kunnen terugkeren. Dat heb ik «een stap in de goede richting» genoemd. De getoonde medewerking heeft mij bovendien doen besluiten om een deel van de unilaterale sancties die tegen Iran waren ingesteld, op te heffen. Ik heb tijdens mijn gesprek met minister Salehi in dit kader onderstreept dat het van belang is verdere stappen in de consulaire dialoog te zetten.
Welke boodschap heeft u in New York aan uw ambtsgenoot Salehi overgebracht met betrekking tot.:
Minister Salehi kent mijn ernstige zorgen over deze onderwerpen. Het korte gesprek in de wandelgangen van de AVVN heeft zich vrijwel uitsluitend beperkt tot consulaire aangelegenheden.
Hoe typeert u de relaties tussen Nederland en de Islamitische Republiek Iran?
Deze relaties worden gedomineerd door ernstige zorgen over het Iraanse nucleaire programma, de rol van Iran in de regio, de mensenrechtenschendingen in Iran en het welzijn van aldaar gedetineerde bipatride landgenoten.
Wilt u deze (deel)vragen vanwege de gewenste duidelijkheid ieder afzonderlijk beantwoorden en de Kamer uw antwoordbrief uiterlijk vrijdag 30 september doen toekomen?
Ja.
Het bericht dat Al Gore een lezing komt geven aan de Rijksuniversiteit van Groningen |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de lezing van Al Gore aan de Rijksuniversiteit van Groningen op 29 september 2011?1
Ja.
Bent u bekend met feit dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), de belastingdienst, de gemeente Groningen en de Rijksuniversiteit Groningen als sponsoren van de lezing optreden? Zo ja, kunt u de Nederlander uitleggen wat deze organisaties van doen hebben met het klimaatbeleid?
Bij navraag bij de Economische en Bedrijfskundige Faculteitsvereniging (EBF) van de Rijksuniversiteit Groningen, de organisator van deze conferentie, blijkt dat er geen sprake is van sponsoring van de lezing door de Belastingdienst en het CBS. Er zijn alleen workshops georganiseerd op de tweede dag van de conferentie met als doel de Belastingdienst en het CBS als organisatie te presenteren. De workshops hadden geen enkele relatie met klimaat.
Bent u bekend met de titel van het congres: «Reboot, responsible leadership, responsible growth»2 Deelt u de mening dat Al Gore wel de laatste persoon is die «responsible leadership» toont door mensen angst aan te praten, door een voorstelling van zaken te geven alzou de wereld bijna vergaan als de mens niet snel zijn leefwijze aanpast?
Ja.
Ik ben bekend met deze titel. Ik deel uw mening over Al Gore niet. Het staat de universiteit en Al Gore vrij om dit onderwerp op hun eigen wijze te presenteren.
Hoeveel euro ontvangt deze klimaatzwetser voor zijn praatje aan de Rijksuniversiteit van Groningen en hoeveel van deze euro’s komen direct of indirect uit de staatskas?
De woorden die u hier gebruikt laat ik voor uw rekening. Navraag bij de Rijksuniversiteit Groningen leert dat de EBF het optreden van Al Gore heeft gefinancierd uit de eigen begroting, die volledig wordt gevuld met bijdragen van het bedrijfsleven.
Bent u bekend met de negen, door het High Court in Londen als leugen aangemerkte, stellingen uit de film «An Inconvient Truth» en bent u bekend met Al Gore’s energieverbruik in 2007 en 2009 dat tot twintig maal hoger was dan het Amerikaanse gemiddelde?3 4 5 Zo ja, deelt u de mening dat het onwenselijk is dat de Nederlandse belastingbetaler moet meebetalen aan deze lezing aan de Rijksuniversiteit Groningen, waardoor Nederlandse studenten een eenzijdig beeld krijgen van het klimaatdebat?
Ja, beide door u genoemde berichten zijn mij bekend. Voor het antwoord op het tweede deel van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 4. De Rijksuniversiteit Groningen is zelf verantwoordelijk voor deze uitgaven.
Bent u bereid om het bedrag dat de belastingbetaler, via de sponsoren, meebetaalt aan deze lezing, in te houden op de jaarlijkse rijksbijdragen aan diezelfde sponsoren? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 2.
Het bericht dat gemeente Amsterdam komt met een eigen pgb-regeling |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht waarin wethouder Eric van der Burg (VVD) aangeeft dat de gemeente Amsterdam zelf een Persoons Gebonden Budget (pgb)-regeling gaat opzetten?1
Ja.
Is een dergelijke gemeentelijke pgb-regeling vergelijkbaar met de huidige gemeentelijke pgb-afspraken? Zo nee, op welke punten zitten de verschillen?
Het voornemen van de gemeente Amsterdam betreft het mogelijk maken van een pgb voor begeleiding in de situatie dat deze taak vanuit de AWBZ, volgens plan vanaf 2013 voor nieuwe cliënten, onder verantwoordelijkheid van gemeenten wordt gebracht. Amsterdam bereidt zich op die situatie voor en wil de voordelen van pgb als zelfregie en keuzevrijheid zoveel mogelijk benutten. De gemeente wil tegelijkertijd het onbedoelde en oneigenlijke gebruik tegengaan.
Kan een gemeente ervoor zorgen dat alle inwoners die nu een pgb hebben hun budget kunnen behouden?
De gemeente Amsterdam maakt een pgb-regeling voor begeleiding en zal bij elke ondersteuningsvraag bezien of begeleiding nodig is vanaf 2013 en of zorg in natura of pgb daarbij het meest geschikt is gezien de ondersteuningsvraag. De gemeente kan dus niet op voorhand garanderen dat iedereen die nu een pgb heeft voor begeleiding, dat straks ook vanuit de gemeente zal krijgen.
De gemeente Amsterdam gaat geen pgb aanbieden voor de AWBZ-functies verzorging, verpleging en behandeling. Deze functies blijven onder de werking van de AWBZ vallen.
Bent u systeemverantwoordelijk voor een gemeentelijke pgb-regeling?
Het is mijn verantwoordelijkheid om de Wet maatschappelijke ondersteuning zo vorm te geven dat de met de wet beoogde doelen in de feitelijke uitvoering zo goed mogelijk gerealiseerd kunnen worden. Dat betekent dat ik op het landelijke niveau aandacht besteed aan keuzes en randvoorwaarden. De decentralisatie van de begeleiding is voor mij aanleiding de huidige compensatieplicht te verbreden met de, met de begeleiding van cliënten beoogde resultaten. Het is vervolgens aan het lokale bestuur om binnen de kaders van de wet tot een lokaal beleid en lokale uitvoering te komen. Zoals u weet biedt de Wmo gemeenten bewust veel beleidsruimte, teneinde op basis van de lokale situatie, dicht bij de burger, tot een optimale afstemming van op participatie gerichte ondersteuningsvragen en ondersteuningmogelijkheden te komen. Met het oog op dat belang van lokaal maatwerk ben ik voornemens gemeenten niet langer te verplichten om cliënten naast een voorziening in natura ook de keuze voor een pgb te bieden.
De keuzes met betrekking tot de lokale invulling van beleid en de uitvoering daarvan is een zaak van de betreffende gemeente, die zich daarover verantwoordt aan de gemeenteraad. Het is aan de gemeenteraad een oordeel over het lokale beleid en de uitvoering daarvan te vormen.
Op welke manier is de gemeente Amsterdam van plan de eigen pgb-regeling te financieren?
Amsterdam is voornemens een pgb-regeling te maken voor de begeleiding in de Wmo vanaf 2013. Deze pgb-regeling komt naast het aanbod van zorg in natura voor begeleiding.
Financiering van zowel natura zorg als pgb’s zal geschieden uit het budget dat vanaf 2013 naar de gemeente zal worden overgeheveld in verband met de decentralisatie begeleiding.
Het bericht “De uitvaart wordt duur betaald” |
|
Jhim van Bemmel (PVV) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «De uitvaart wordt duur betaald»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onverantwoord is dat verzekeraars hun (potentiële) klanten voorhouden dat een gemiddelde uitvaart € 9000 kost en in de komende 20 jaar kan oplopen naar € 40 000 terwijl blijkt dat de kosten van een uitvaart gemiddeld zo rond de € 6500 liggen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb u in mijn brief van 23 september jl. geïnformeerd over mijn plannen met betrekking tot uitvaartverzekeringen. Daarbij heb ik de informatie die de AFM deelt op basis van haar voorlopige bevindingen meegestuurd. Ik heb in die brief aangegeven dat als de voorlopige bevindingen van de AFM in het definitieve rapport worden bevestigd, ik geen aanleiding zie om uitvaartverzekeringen uit te zonderen van het provisieverbod. Op basis van het definitieve rapport zal ik bezien of en zo ja, welke stappen eventueel verder nodig zijn.
Vindt u dat binnen de uitvaartverzekeringsbranche een halt toegeroepen moet worden aan provisies, omdat het nu onduidelijk is hoe tussenpersonen beloond worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van het Autoriteit Financiële Markten(AFM) rapport dat aantoont dat er binnen de uitvaartverzekeringsbranche zaken moeten veranderen? Zo ja, hebt u de bereidheid om samen met de branche tot een gedragscode te komen en de Kamer hierover te berichten?
Zie antwoord vraag 2.