Ticketprijzen van vliegreizen van en naar Nederland vanaf de Caribische eilanden |
|
Ronald van Raak , Jeroen Recourt (PvdA), Ineke van Gent (GL), Bas Jan van Bochove (CDA), André Bosman (VVD), Wassila Hachchi (D66), Cynthia Ortega-Martijn (CU) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD), Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Kunt u nader inzicht geven in de gemiddelde ticketprijzen van vliegreizen van en naar Nederland vanaf de Caribische eilanden in het Koninkrijk?
Onder het nieuwe Luchtvaart protocol «Multilateral Protocol on the Liberalization of Air Transport dat op 1 januari 2012 tussen de Koninkrijksdelen in werking is getreden en dat de protocollen tussen Nederland en Aruba en dat tussen Nederland en de (voormalige) Nederlandse Antillen vervangt, worden de tarieven tussen de Koninkrijksdelen door de luchtvaartmaatschappijen zelf bepaald op basis van commerciële marktafwegingen.
Kunt u verklaren waar de prijsverschillen op zijn gebaseerd terwijl de afstanden van Amsterdam naar Curacao/Bonaire/Sint Maarten vergelijkbaar zijn?
Zoals in het antwoord onder vraag 1 als is aangegeven zijn het de luchtvaartmaatschappijen zelf die de tarieven bepalen op basis van commerciële marktafwegingen. Het staat luchtvaartmaatschappijen dus ook vrij om verschillende prijzen te hanteren op verschillende bestemmingen binnen het Koninkrijk.
Kunt u inzicht geven in de verschillende belastingen die worden geheven op vluchten binnen het Koninkrijk? Kunt u daarbij een vergelijking opschrijven van de verschillen van voor en na 10 oktober 2010 (staatkundige verhoudingen) bij de nationale en internationale bestemmingen (waarbij de vluchten naar de landen Aruba, Curacao en Sint Maarten worden aangemerkt als buitenlandse vlucht)?
Op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968 wordt btw geheven over tickets voor vliegreizen binnen Nederland. Over de vluchten van en naar Nederland, met inbegrip van de vluchten van en naar andere delen van het Koninkrijk, wordt geen btw geheven. Dit is een reeds lang bestaande situatie. Voor genoemde wet blijft ook na de staatkundige veranderingen van 10 oktober 2010 gelden dat onder Nederland het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk wordt verstaan.
Op de BES eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt een algemene bestedingsbelasting (ABB) geheven. De ABB wordt echter niet geheven over het vliegverkeer tussen de BES eilanden onderling, noch over het vliegverkeer tussen de BES eilanden en Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Wat betreft de op Curaçao geheven omzetbelasting geldt dat er een vrijstelling is voor het vliegverkeer met andere delen van het koninkrijk. Hetzelfde geldt voor de op Aruba en Sint Maarten geheven belasting over bedrijfsomzetten.
Concluderend zijn de tickets voor vliegreizen tussen de verschillende
onderdelen van het koninkrijk niet belast met enig soort van omzetbelasting.
Met betrekking tot de kerosine die wordt gebruikt voor het vliegverkeer tussen de Caribische eilanden onderling en met Nederland geldt dat deze steeds buiten de accijnsheffing blijft. Voor zover bij het vliegverkeer op benzine wordt gevlogen is na 10 oktober 2010 accijns verschuldigd wanneer die benzine wordt getankt op de BES eilanden. Dit laatste is het gevolg van een omissie in de desbetreffende wetgeving. Het ligt in de bedoeling zo snel mogelijk wettelijk alsnog een vrijstelling te regelen in overeenstemming met de internationale regelgeving. Vooruitlopend daarop wordt goedgekeurd dat reeds nu in overeenstemming met die regelgeving wordt gehandeld.
Daarnaast zijn er geen andere belastingen van toepassing op het vliegverkeer. Wel wordt op de Caribische eilanden van vertrekkende passagiers een vertrekbelasting geheven die varieert naar gelang de bestemming. Dit is echter een locale heffing.
Deelt u de mening dat vluchten van Aruba, Curacao en Sint Maarten naar Bonaire, Sint Eustatius en Saba (en vice versa) moeten worden aangemerkt als binnenlandse vluchten?
Nee. Ik beschouw dergelijke vluchten als vluchten binnen het Koninkrijk der Nederlanden.
Bent u bereid om met de aanbieders van vluchten (KLM en anderen) in gesprek te gaan over deze prijsverschillen, ook in het licht van de mogelijkheden die Frankrijk biedt aan bijvoorbeeld studenten en senioren voor vluchten van en naar Frankrijk vanaf de overzeese gebiedsdelen van Frankrijk?
Met de beantwoording van de vragen 1,2 en 4 heb ik aangegeven op welke wijze invulling wordt gegeven aan de tariefstelling door luchtvaartmaatschappijen.
De verantwoordelijkheid ten aanzien van de tarieven door de luchtvaartautoriteiten onder het bovengenoemd protocol beperkt zich tot ingrijpen in geval van extreem hoge of lage tarieven.
Het bericht ‘OPTA waarschuwt ondernemers voor ongewilde telefonie overstap’ |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Ad Koppejan (CDA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) «OPTA waarschuwt ondernemers voor ongewilde telefonie overstap»?1
Ja, met dit persbericht heeft OPTA zakelijke gebruikers willen waarschuwen voor een probleem waar OPTA veel klachten over ontvangt.
Hoeveel klachten heeft de OPTA gekregen over dit onderwerp in het afgelopen half jaar?
OPTA heeft klachten ontvangen over bedrijven die zich richten op de zakelijke markt. Op dit moment zijn er 162 klachten bekend. Van deze 162 schriftelijke klachten hebben 102 klachten betrekking op het afgelopen half jaar.
Herinnert u zich nog het antwoord op eerdere Kamervragen, waarin u over ongewilde overstappen meldde: «Wel vind ik alles overziend dat er ruimte is voor verbetering. Uitgangspunt moet zijn dat contracten willens en wetens worden afgesloten en dat met oog daarop klanten goed worden geïnformeerd door hun aanbieder. Ik vind dat voor de bestaande procedure die geldt voor overzettingen (en wordt gefaciliteerd door de Vereniging COIN) aanscherpingen wenselijk zijn. Ik heb de betrokken partijen daarom opgeroepen om de bestaande procedures te versterken om overzettingen zonder adequate wilsuiting te voorkomen dan wel er voor te zorgen dat dergelijke overzettingen op een voor de gebruiker simpele manier ongedaan kunnen worden gemaakt. De betrokken aanbieders hebben aangegeven dat zij bereid zijn om mee te werken aan een oplossing als het betrokken bedrijf aangeeft terug te willen naar zijn «oude» aanbieder. Dit zal ik blijven volgen en ik stel uw Kamer op de hoogte van de uitkomsten?2
Ja.
Kunt u aangeven of aanscherpingen hebben plaatsgevonden, of ongewenste oversluitingen fors zijn afgenomen?
De bestaande door aanbieders van telefoondiensten gehanteerde procedure voor overzettingen is onlangs aangescherpt. Als de oorspronkelijke aanbieder een redelijk vermoeden heeft van overzetting zonder instemming van de abonnee, dan kan deze partij de nieuwe aanbieder vragen om de wilsuiting te overleggen. Als deze wilsuiting niet kan worden overlegd, dan kan een boete aan het bedrijf worden opgelegd. Deze aanscherpte procedure biedt een uitkomst voor klachten waarbij er geen instemming is van de abonnee. Het zal echter niet alle problemen rondom ongewenste overzettingen kunnen oplossen, bijvoorbeeld in de gevallen waarin wel een wilsuiting kan worden overlegd maar deze niet op een rechtsgeldige manier is verkregen.
De vraag of het aantal ongewenste oversluitingen fors zijn afgenomen is lastig te beantwoorden. Feit is wel dat de klachten hierover niet zijn afgenomen, maar eerder zijn toegenomen. De klachten die sinds juni vorig jaar bij OPTA zijn binnengekomen zijn wel van karakter veranderd. In het begin hadden de klachten vooral betrekking op het overstappen zelf. Klagers waren in de veronderstelling dat zij een vernieuwd product van hun oorspronkelijke aanbieder gingen afnemen door het ondertekenen van een antwoordkaart, maar de aanbieding bleek echter van een nieuwe aanbieder te zijn. Veel van de klagers hebben aangegeven dat zij zich misleid voelen door deze wervingstechniek. Thans richten de klachten zich op de problemen die ontstaan bij het teruggaan van de nieuwe aanbieder naar de oude aanbieder. Het is bijvoorbeeld erg lastig om van het nieuwe contract af te komen.
Vindt u dat de telecomsector haar leven verbeterd heeft?
De klachten rondom ongewenste overzettingen bij zakelijke klanten doen zich thans voornamelijk voor bij ZakelijkeTelefonie.nl dat zich richt op zakelijke klanten. Voor zover mij bekend doen er zich bij andere bedrijven die zich richten op zakelijke klanten ongewenste oversluitingen veel minder voor.
Hoe beoordeelt u het feit dat het bedrijf, http://www.zakelijketelefonie.nl/home/, dat eerder aanleiding gaf tot de kamervragen, van de Reclame Code Commissie gehoord heeft dat haar uitingen strijdig zijn met de Nederlandse Reclame Code3 en dat het nog steeds klachten regent4?
In de uitspraak van de Reclame Code Commissie van 1 september 2011 (dossiernr. 2011/00584A) stelt de commissie dat de bestreden uiting van ZakelijkeTelefonie.nl in strijd in met de waarheid als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code. Het bedrijf heeft niet aannemelijk kunnen maken dat er door de klager verplichtingen zijn aangegaan jegens het bedrijf. In haar beslissing beveelt de Commissie ZakelijkeTelefonie.nl aan niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Ik ben van mening dat de Commissie met deze uitspraak een duidelijk signaal afgeeft dat gebezigde reclame-uiting in strijd is met de Nederlandse Reclame Code.
Deelt u de mening dat het advies van de OPTA ondernemers niet veel verder helpt?5
Deze problemen kunnen niet met inzet van de bevoegdheden van OPTA worden opgelost. Binnen de wettelijke bevoegdheden die OPTA heeft moet OPTA zich dan ook beperken tot het geven van adviezen. Wel zullen ondernemers door deze adviezen extra alert zijn op ongewild overstappen.
Op welke wijze gaat u bevorderen dat kwalijke acquisitiepraktijken snel tot het verleden gaan behoren in de telecomsector?
Om de problemen op de korte termijn aan te pakken wijs ik op de verschillende mogelijkheden die erop zijn gericht om de klachten over ongewenste overzettingen te verminderen.
Ten eerste hebben de aanbieders van telefoondiensten recentelijk onderling een boeteregeling afgesproken (zie ook beantwoording op vraag 4). Deze aangescherpte procedure biedt alleen een uitkomst voor klachten waarbij er geen wilsuiting kan worden overlegd door de nieuwe aanbieder. Bij de oorspronkelijke partij kan dan een boete in rekening worden gebracht. In dat kader vraagt KPN naar aanleiding van de ontvangen klachten, de wilsuitingen van de zakelijke eindgebruiker op. Als deze wilsuiting niet kan worden overhandigd, heeft KPN het recht de overzetting naar de nieuwe aanbieder niet uit te voeren. Als de wilsuiting wel kan worden overhandigd dan gaat KPN na of uit de wilsuiting kan worden opgemaakt dat de zakelijke eindgebruiker daadwerkelijk heeft willen overstappen naar de nieuwe aanbieder.
Ten tweede kunnen ondernemers die menen dat zij zijn misleid door een verkeerde voorstelling van zaken, op grond van dwaling een beroep doen op de vernietigbaarheid van de overeenkomst (artikel 6:228 van het Burgerlijk Wetboek). Bij het bewust achterhouden van informatie door de aanbieder kan de overeenkomst worden vernietigd op grond van bedrog (artikel 3:44, tweede lid, BW). Als de ondernemer desondanks aanmaningen krijgt dan kan hij hiertegen bezwaar maken bij de nieuwe aanbieder en het incassobureau. Indien partijen onderling er niet uitkomen dan kan de ondernemer de zaak voorleggen aan de rechter.
Ten derde staat bij misleidende reclame gericht op zakelijke afnemers (artikel 6:194 BW en verder) de weg naar de rechter open. KPN heeft een kort geding procedure aangespannen tegen ZakelijkeTelefonie.nl waarin KPN eist dat de misleidende reclame wordt gestaakt. De zitting is op 28 maart jl. geweest; de uitspraak volgt nog.
Ten slotte is er meer bewustwording van dit probleem. Ondernemers worden via allerlei kanalen gewaarschuwd voor ongewenste overzettingen (bv. op de site van OPTA en de site van «Antwoord voor bedrijven»). Ook MKB Nederland is actief op dit dossier en wijst ondernemers erop dat ZakelijkeTelefonie.nl en KPN verschillende bedrijven zijn en geeft ook adviezen aan ondernemers wat te doen bij klachten.
Ik zal de ontwikkelingen volgen en mochten de problemen op korte termijn niet substantieel zijn verminderd dan is een meer structurele aanpak wenselijk. In dat kader wil ik wijzen op het voornemen van de Minister van Veiligheid en Justitie om voor kwalijke acquisitiepraktijken te onderzoeken of de wet- en regelgeving inzake oneerlijke handelspraktijken als voorbeeld kan dienen voor een eventueel op ondernemers toe te snijden maatregel (zie Kamerstukken II, 2011/12, nr. 337, p. 17). De uitwerking van dit voornemen dat tot doel heeft ondernemers beter te beschermen tegen kwalijke aquisitiepraktijken, zal ter hand worden genomen in samenwerking met mijn ministerie.
Te hoge prijzen voor hotelkamers |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Hotelkamer veel te duur»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat online bemiddelaars hoge tarieven hanteren waardoor consumenten al jaren tot dertig procent extra betalen voor het boeken van een hotelkamer via grote boekingsites? Zo ja, deelt u de mening dat het hier om een buitensporig hoog tarief gaat in relatie tot de kamerprijs?
Online bemiddelaars hanteren een percentage van de kamerprijs als commissie. Het vragen van een vergoeding voor een dergelijke dienst is op zichzelf niet vreemd. Ook reiswinkels of reisorganisaties vragen een vergoeding voor de door hun aangeleverde gasten. Het percentage commissie dat bemiddelaars hanteren loopt sterk uiteen. Een eensluidend oordeel over de hoogte van de tarieven in relatie tot de kamerprijs kan ik dan ook niet geven.
Bent u met de online bemiddelaars van mening dat het hotels volledig vrij staat om al dan niet een contract aan te gaan met deze online bemiddelaars of bent u met onder meer Koninklijke Horeca Nederland van mening dat eigenlijk geen sprake is van een vrije keuze voor hoteleigenaren omdat zij anders inkomsten mislopen? Weet u in dit verband welk percentage van het totaal aantal verkochte hotelovernachtingen in Nederland op dit moment via grote online bemiddelaars wordt verkocht?
Hoewel ik begrip heb voor de situatie waarin sommige hoteleigenaren zich bevinden, staat het hoteleigenaren in beginsel vrij om al dan niet een contract af te sluiten met online bemiddelaars. Online bemiddelaars kunnen, zoals blijkt uit het artikel, een gunstig effect hebben op de bezettingsgraad van hotels. De consequentie van de keuze om geen contract af te sluiten met een bemiddelaar kan zijn dat het aantal boekingen terugloopt. De hoteleigenaar moet zelf een (economische) afweging maken tussen enerzijds een hogere bezettingsgraad en anderzijds het niet hoeven afdragen van commissie. Deze afweging zal voor elke hoteleigenaar anders zijn. De markt voor het online bemiddelen van hotels is sterk in beweging. Als voorbeeld noem ik de eigen boekingssite van Koninklijke Horeca Nederland www.horecahotelsholland.com. Deze site hanteert een commissie van 5% van de hotelkamerprijs van een daadwerkelijke boeking. Ook zijn recent het Nederlandse www.bookingsquare.com en het Amerikaanse www.roomkey.com van start gegaan. Deze initiatieven beogen meer aan de wens van hoteleigenaren tegemoet te komen en hanteren dan ook geen of een lagere commissie. Ik juich het ontstaan van dergelijke nieuwe initiatieven toe. Deze zullen de concurrentie doen toenemen en daarmee de tarieven van bestaande bemiddelaars onder druk zetten.
Mij zijn geen cijfers bekend over welk percentage van het totaal aantal verkochte hotelovernachtingen in Nederland via grote online bemiddelaars wordt verkocht.
Is het waar dat de contracten tussen boekingsites en hotels zo vorm zijn gegeven dat hotels niet vrij zijn om hun eigen prijs te bepalen en dat hotels die toch lagere prijzen berekenen niet langer via deze boekingsites worden bemiddeld? Zo ja, hoe kwalificeert u deze praktijk? Is u bekend of het hoteleigenaren vrij staat om wel lagere tarieven te berekenen indien klanten rechtstreeks bij het hotel zelf boeken?
Ik ben niet op de hoogte van de precieze inhoud van de contracten tussen boekingssites en hotels. Het betreft contracten tussen private partijen die, zolang zij geen schending van het recht, zoals het Burgerlijk Wetboek of het Mededingingsrecht, bevatten, vrij zijn naar inhoud. Voor zover mij bekend staat het hotels vrij de hoogte van hun eigen prijs te bepalen. In het gesprek tussen de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en Koninklijke Horeca Nederland is wel naar voren gekomen dat contracten tussen hoteleigenaren en boekingssites vaak een «online rate parity» clausule bevatten. Deze clausule heeft als doel dat de hoteleigenaar richting de desbetreffende bemiddelingssite dezelfde prijs hanteert als richting andere sites. Voor zover de NMa op de hoogte is, staat een dergelijke clausule er niet aan in de weg dat een hoteleigenaar andere prijzen hanteert voor boekingen aan de balie of via de telefoon.
Hebben consumenten inzicht in de kostenstructuur die wordt gehanteerd voor het boeken van hotelovernachtingen via boekingsites, specifiek in de gehanteerde tarieven door online bemiddelaars? Zo ja, hoe? Zo nee, deelt u de mening dat dit onwenselijk is en dat consumenten een bewustere keuze kunnen maken indien zij dit inzicht wel hebben? Bent u bereid om actief te bevorderen dat de tarieven die online bemiddelaars berekenen inzichtelijk worden gemaakt voor de consument?
Consumenten hebben op dit moment vaak geen inzicht in de tariefstructuur die wordt gehanteerd voor het boeken van hotelovernachtingen via online bemiddelaars. De bemiddelingskosten worden door de sites bij de hoteleigenaren in rekening gebracht en niet rechtstreeks bij de consument. Voor consumenten is het praktisch dat zij snel een overzicht hebben van de totale kosten die in rekening zullen worden gebracht voor een hotelovernachting. Ik moedig online bemiddelaars aan om daarnaast inzicht te geven in de gehanteerde prijsstructuur. Een wettelijke verplichting hiertoe acht ik niet wenselijk. Een dergelijke verplichting zal niet effectief zijn vanwege het internationale karakter van de markt voor online bemiddelaars. Buitenlandse sites zouden zich eenvoudig kunnen onttrekken aan een wettelijk regeling. Dit kan leiden tot een verstoorde concurrentie tussen binnen- en buitenlandse bemiddelaars.
Zijn er bij mededingingsautoriteiten klachten vanuit de hotelbranche of consumentenorganisaties binnengekomen over de tarieven die online bemiddelaars voor hotelkamers berekenen? Zo ja, wat hebben mededingingsautoriteiten met deze klachten gedaan? Zo nee, ziet u in bovenstaande berichtgeving aanleiding om de tarieven en de machtstructuur tussen online bemiddelaars en hotels nader te (laten) onderzoeken?
De NMa heeft aangegeven dat zij geen formele klachten heeft ontvangen vanuit de hotelbranche of van consumentenorganisaties. Wel is er, zoals eerder aangehaald in het antwoord op vraag 4, contact geweest met Koninklijke Horeca Nederland over de commissie die online bemiddelaars voor hotelkamers hanteren. Er zijn op dit moment geen indicaties dat er sprake is van een overtreding van de Mededingingswet door hotels onderling of tussen de online bemiddelaars. Het is aan de NMa zelf om te beslissen of zij een onderzoek start. Op basis van de informatie zoals deze tot dusverre bekend is bij de NMa, ziet zij geen reden tot het doen van nader onderzoek naar online bemiddelaars en hotels. Onderbouwde klachten of signalen dat de Mededingingswet wordt overtreden, kunnen bij de NMa worden ingediend. Indien de NMa een gegronde reden heeft om aan te nemen dat de Mededingingswet wordt overtreden, dan kan zij alsnog een onderzoek starten.
Het bericht dat het aantal onveilige abortussen wereldwijd is toegenomen |
|
Wassila Hachchi (D66) |
|
Knapen (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport «Induced abortion: incidence and trends worldwide» van de World Health Organisation (WHO) en het Guttmacher Institute?1
Ja, ik ben bekend met deze, mede door Nederland gefinancierde studie.
Wat is uw reactie op de conclusie van het rapport dat het aantal onveilige abortussen in ontwikkelingslanden is gestegen, waardoor 50 000 vrouwen onnodig sterven en 8 500 000 vrouwen complicaties overhouden aan de onveilige abortus?
Deze cijfers zijn schokkend. Ze zijn des te schrijnender omdat, zoals de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) het omschrijft, «sterfte en blijvende schade als gevolg van onveilige abortus voorkomen kunnen worden».
Hoe beoordeelt u in het bijzonder de constatering dat de toename samenvalt met een vermindering in gebruik van voorbehoedsmiddelen?
Het rapport constateert naast de toename van het aantal onveilige abortussen een stagnatie in de stijging van het gebruik van anticonceptie. Dit is zeer zorgwekkend omdat achterblijvend gebruik van voorbehoedmiddelen leidt tot meer onbedoelde
zwangerschappen, waarvan vele eindigen in abortus – vaak onder onveilige omstandigheden uitgevoerd. Een belangrijke oorzaak van sterfte onder vrouwen en moeders wordt zo in stand gehouden.
Ik zie dit als een gevolg van jarenlang achterblijvende investeringen in programma´s voor seksuele voorlichting en gezinsplanning. Deze dienstverlening houdt geen gelijke tred met de stijgende behoefte – onder meer veroorzaakt door bevolkingsgroei, een toenemend aantal jongeren en een snel groeiende wens van vrouwen, paren en jongeren, om later kinderen te krijgen, geboortes beter te spreiden en het kindertal te verminderen. Daarnaast blijkt er helaas nog te weinig interesse bij het bedrijfsleven om te investeren in anticonceptie. Zo worden de MDG 5 doelstellingen niet behaald.
Wat is uw reactie op de conclusie dat strenge wetgeving die toegang tot veilige abortus verbiedt een tegenovergesteld effect heeft en dat er juist ingezet moet worden op anticonceptie en seksuele voorlichting?
Deze studie bevestigt onze visie dat wet- en regelgeving die toegang tot veilige abortus verbiedt of bemoeilijkt, niet de weg is om gezondheid van vrouwen en moeders te verbeteren en hun reproductieve rechten te beschermen en te vervullen.
Dit kwam ook duidelijk naar voren in het rapport van de Speciaal Rapporteur van de Mensenrechten Raad betreffende het recht op gezondheid, de heer Anand Grover, die zijn rapport op 24 oktober 2011 in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties presenteerde. Nederland heeft de conclusie van Grovers rapport – dat belemmerende wet- en regelgeving onverwijld moet worden opgeheven – van harte ondersteund. De realiteit is echter dat in vele landen reproductieve rechten op grove wijze worden geschonden en in sommige landen zelfs steeds meer onder druk staan.
Ik deel de visie dat inzet op anticonceptie en seksuele voorlichting de te bewandelen weg is, en niet strenge en restrictieve abortuswetgeving.
Kunt u uiteenzetten op welke wijze Nederland precies bijdraagt aan de verwezenlijking van Millenniumdoel 5: Verbetering van de gezondheid van moeders?
De specifieke rol die Nederland speelt en blijft spelen heeft betrekking op die delen van de MDG 5 agenda die verwaarloosd zijn en die voor velen moeilijk bespreekbaar, taboe of verboden zijn. Dat betreft het bevorderen van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten; seksuele voorlichting met name voor tieners en jongeren; verbeteren van de beschikbaarheid van en toegang tot anticonceptie, ook voor tieners; veilige(r) abortus; decriminalisering van abortus en het nastreven van minder restrictieve wet- en regelgeving.
Voor zorg rond zwangerschap, bevalling, in de kraamtijd (een kritieke periode voor zowel moeder als kind) en voor sommige anticonceptiemethoden is een goed functionerend gezondheidszorg systeem nodig, inclusief voldoende gekwalificeerd personeel. Ik ondersteun daartoe versterking van de beroepsgroep van vroedvrouwen, hun scholing en opleiding, bijvoorbeeld via het NICHE programma. Ook is er een focus op de inzet van particuliere zorgverleners. Met een mix van publieke en private dienstverlening kan de zorg uitgebreid worden, kunnen meer mensen bediend worden, en kunnen reproductieve rechten beter vervuld worden. Ik breid samenwerking met de private sector uit voor verbreding van het productenpakket en de dienstverlening. Zoals reeds toegezegd zal ik u in april 2012 uitgebreider informeren over mijn concrete beleidsvoornemens.
Welke specifieke rol is volgens u voor Nederland weggelegd ten aanzien van deze ontwikkelingen, in relatie tot Millenniumdoel 5?
Zie antwoord vraag 5.
Ziet u aanleiding om de Nederlandse inzet te intensiveren of anderszins te wijzigen naar aanleiding van dit rapport? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven? Zo nee, waarom niet?
Dit rapport is voor mij aanleiding om te blijven bijdragen aan dit type onderzoek, en aan de publicatie en verspreiding van onderzoeksgegevens. Ook zet ik nadrukkelijker in op anticonceptie, gezinsplanning en seksuele voorlichting, onder andere via gerichte programma’s en voorlichtingscampagnes in onze partnerlanden. Met andere spelers op internationaal en landenniveau wordt in 2012 grotere aandacht gevraagd voor anticonceptie en andere benodigdheden voor MDG 5. Wat betreft het tegengaan van onveilige abortus zet ik in op betere verspreiding van medicijnen door een publiek-privaat partnerschap.
De remmende werking van preventie op de stijging van de zorgkosten een het terughoudende beleid inzake overgewicht |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het onderzoek van Marc Pomp, waaruit blijkt dat investeren in preventie en gezond ouder worden de kostengroei in de zorg met 6% kan doen dalen?1
Ja.
Wat is uw mening over het feit dat Healthy Ageingbeleid de zorguitgaven in 2050 kan beperken tot 18% van het bruto binnenlands product, terwijl het Centraal Planbureau eerder becijferde dat deze kosten in 2050 24% van het bruto binnenlands product (BBP) zullen uitmaken?
Lang en gezond leven is voor iedereen belangrijk en het kabinet ondersteunt dit dan ook met beleid, los van de vraag tot hoeveel procent beheersing van de zorgkosten dit zou kunnen leiden. We moeten namelijk voorzichtig zijn met deze cijfers. De verwachtingen zijn gebaseerd op rekenmodellen waaraan verschillende aannames ten grondslag liggen. Zo beschrijft de heer Pomp zelf meerdere scenario’s. In de meeste daarvan dalen de zorguitgaven niet of nauwelijks. Slechts in het meest extreme scenario, met de minst waarschijnlijke aannames, wordt een substantieel lager groeipad ten opzichte van de scenario’s van het CPB berekend. Daar komt bij dat Pomp de kosten van (nieuwe) preventieve activiteiten niet in zijn berekeningen meeneemt.
Wat is uw mening over het feit dat Marc Pomp positiever is over de effecten van preventie dan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), omdat het RIVM een stijging van de zorguitgaven mee rekent ten gevolge van langer leven?
Zoals ik bij vraag 2 al heb aangegeven is er in één van de doorgerekende scenario’s, met de minst waarschijnlijke aannames, een substantieel effect van preventie op de stijging van de zorguitgaven. In de meeste andere scenario’s in zijn rapport wordt geconcludeerd dat de zorguitgaven niet zullen afnemen door preventie. Dit is in lijn met de analyses van het RIVM.
Daaruit blijkt dat meer gezondheid en meer ziekte vaak hand in hand gaan. Het gaat in de volksgezondheid om dynamische processen waarin epidemiologische trends, demografische ontwikkelingen en zorguitgaven op een complexe manier in elkaar grijpen. Om een goed beeld te vormen moeten al deze aspecten worden meegenomen dus ook de stijging van de zorgkosten ten gevolge van langer leven. Neem hart- en vaatziekten als voorbeeld. Door een daling van het aantal rokers, het gebruik van cholesterolverlagers en betere zorg is de sterfte aan hart- en vaatziekten in de achterliggende decennia spectaculair gedaald. Daardoor is ook de ziektelast enorm afgenomen. In dezelfde beweging is echter het aantal patiënten met chronisch hartfalen gestegen, evenals de zorguitgaven hieraan. En daar komt nog bij dat de bevolking als gevolg van de succesvolle behandeling van hart- en vaatziekten ouder is geworden, waardoor helaas ook het aantal mensen met typische ouderdomsziekten zoals dementie is gestegen.
Wat vindt u van de stelling dat het RIVM een te enge definitie van preventie hanteert, en dat maatregelen op het gebied van levensstijl een bredere werking hebben en kleinere aandoeningen, die tweederde van de zorguitgaven betreffen, voorkomen?
Ook hierbij gaat het om verschillen in de aannames die onder de rekenmodellen liggen. Pomp gaat er, in zijn meest extreme scenario, vanuit dat de uitgaven voor alle ziekten door het healthy ageing beleid met 20% zullen dalen. Het RIVM neemt in haar berekening alleen de ziekten mee waar een effect van preventie mag worden verwacht en waarvoor de omvang van dat effect wetenschappelijk is onderbouwd. Daarin wordt een breed scala van preventieve activiteiten, van collectieve preventie tot «personalized prevention», meegenomen. Dit betekent dus dat er minder ziekten worden meegenomen omdat dit, volgens de onderzoekers van het RIVM, een realistischere voorspelling oplevert.
Het tweederde deel van de zorguitgaven waar de heer Pomp over spreekt betreft niet zozeer kleinere aandoeningen (het gaat bijvoorbeeld ook om verstandelijke handicaps en aangeboren afwijkingen), maar zorguitgaven waarvoor geen relatie met preventie of healthy ageing bekend is. Het is evenmin zo dat kleinere aandoeningen bij elkaar tweederde deel van de zorguitgaven voor hun rekening nemen. Het overgrote deel van de zorguitgaven houdt verband met psychische stoornissen, verstandelijke handicaps, dementie, beroerte, hart- en vaatziekten, kanker, artrose en andere aandoeningen van het bewegingsstelsel (zie www.kostenvanziekten.nl). Dit zijn allerminst kleinere aandoeningen.
Bent u van mening dat uw huidige beleid ten aanzien van preventie de kostengroei met 6% kan doen dalen? Zo ja, hoe? Zo nee, welke beleidswijzigingen gaat u voorstellen om dit wel te bereiken?
Het is niet realistisch om te verwachten dat alleen met preventie een daling van de kostengroei met 6% kan worden gerealiseerd. Daarvoor zijn de aannamen van Pomp te onwaarschijnlijk. Uit andere onderzoeken en uit de meerderheid van de scenario’s van Pomp zelf leiden we af dat preventie geen grote effecten heeft op de zorgkosten. Het onderzoek van Pomp biedt geen aanknopingspunten voor beleidswijzigingen. Dit laat onverlet dat dit kabinet blijft investeren in preventie, ook in healthy ageing-onderzoek, omdat gezondheid de kwaliteit van leven verbetert, en omdat dat bijdraagt aan arbeidsparticipatie en voor ouderen die langer zelfstandig willen blijven functioneren.
Bent u op de hoogte van het promotieonderzoek de heer De Gouw, directeur GGD Hollands Midden, waaruit blijkt dat het beleid ten aanzien van de publieke gezondheid en met name inzake de bestrijding van overgewicht, onvoldoende werkt?2
Ja.
Bent u van mening dat er sprake is van een integraal beleid ten aanzien van het terugdringen van overgewicht? Vindt u dat er voldoende samenwerking bestaat tussen verschillende ministeries en gemeenten, en dat er sprake is van een integraal lange termijnbeleid?
Ja, vanuit de Rijksoverheid zetten we in op integraal lange termijn gezondheidsbeleid. Ons beleid gericht op het tegengaan en terugbrengen van overgewicht is hier onlosmakelijk onderdeel van. Overgewicht staat al jaren als speerpunt in onze preventienota’s. Met gebundelde krachten vanuit publieke en private sectoren werken we over de grenzen van kabinetsperiodes heen aan effectief gezond gewicht beleid. Denk bijvoorbeeld aan ons beleid gericht op de gezonde werkplek, de gezonde school(omgeving), kennis- en productinnovatie en betrouwbare informatie voor de consument.
We doen aanpassingen indien nodig; aan de hand van ontwikkelingen en nieuwe inzichten houden we oog voor verbetering en versterking van ons beleid. Overigens heb ik in mijn nieuwe leefstijlbeleid diverse thema’s gebundeld ten gunste van integraal beleid. Zo heb ik gezond gewicht, sporten en bewegen en letselpreventie meer met elkaar in lijn gebracht.
Lokaal gezondheidsbeleid kent vele uitdagingen. Ik zie daar mooie verbindingen tot stand komen en initiatieven ontstaan in en tussen sectoren. Centrale faciliteiten zoals die van de Buurtsportcoach en van het Convenant Gezond Gewicht kunnen hier een stimulerende rol in spelen.
Bent u bereid voorstellen te doen voor een meer integraal beleid, waarbij de verantwoordelijkheid voor preventie en het terugdringen van overgewicht bij het hele kabinet komt te liggen in plaats van alleen bij u? Op welke wijze zou een dergelijk beleid kunnen worden vormgegeven?
De Landelijke nota Gezondheidsbeleid is een kabinetsbrede nota en beschrijft reeds onze gezamenlijke inzet vanuit gedeelde verantwoordelijkheid en overeenkomstige doelen.
Weegt de keuze voor een terughoudend beleid, dat gebaseerd is op het principe van eigen verantwoordelijkheid en eigen keuze van mensen, op tegen de wetenschap dat daarmee overgewicht onvoldoende zal worden teruggedrongen, en daarmee samenhangend de kosten van de zorg zullen stijgen en de individuele kwaliteit van leven van mensen nadelig wordt beïnvloed?
Overgewicht is een complex maatschappelijk probleem dat niet door de overheid alleen is terug te dringen. Maar ik heb er vertrouwen in dat het beleid van dit kabinet de beste kansen biedt om hier goede stappen vooruit in te zetten samen met alle andere partijen in de samenleving die daarbij nodig zijn. Ik lever een extra inspanning om jongeren te beschermen en hen een gezonde basis te geven. Voor mijn gezond gewicht beleid maak ik zo veel mogelijk gebruik van effectieve interventies en aanpakken. De Gezonde Schoolkantine en JOGG (Jongeren op Gezond Gewicht) zijn hier mooie voorbeelden van die laten zien dat onze aanpak en inzet werkt. Doordat ik kennis over goede voorbeelden en effectieve aanpak verspreid, verbindingen leg met sport en bewegen, opensta voor initiatieven en de dialoog met private partijen aanga, geloof ik dat we een stevige positieve bijdrage leveren aan de volksgezondheid.
Bent u bereid schriftelijk een uitgebreide reactie op beide onderzoeken aan de Kamer te zenden, ruim vóór het geagendeerde nota-overleg publieke gezondheidsbeleid op 5 maart 2012?
Ja, bij deze.
Het schip de Chariot dat naar verluidt munitie vervoerde met bestemming Syrië |
|
Angelien Eijsink (PvdA), Kees Verhoeven (D66), Jasper van Dijk , Joël Voordewind (CU), Arjan El Fassed (GL), Ad Koppejan (CDA) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving rond het schip de Chariot dat naar verluidt munitie vervoerde met bestemming Syrie?1
Ja.
Bent u bereid de Cypriotische regering om opheldering te vragen over de gang van zaken rond het transport dat enige tijd in Limassol lag aangemeerd? Wilt u daarbij vragen:
De doorvoer van wapens of munitie via een EU-lidstaat naar Syrië is in strijd met het EU wapenembargo tegen Syrië van 9 mei 2011. Mede op Nederlands initiatief is Cyprus hierover in EU context aangesproken.
Bent u bereid richting de Russische regering uw zorg uit te spreken, temeer daar de leverancier naar verluidt het staatsbedrijf Rosoboronexport zou zijn?
Ik zal mij ervoor inspannen dat de EU richting de Russische regering zorg uitspreekt en de Russische regering verzoekt wapenleveranties aan Syrië stop te zetten.
Kunt u aangeven welke status doorvoer heeft bij de naleving van wapenembargo's, meer in het bijzonder met betrekking tot dit transport?
Zie antwoord op vraag 2.
Kunt u aangeven hoe Nederland in een vergelijkbare situatie zou hebben opgetreden? Zou voor Nederland een rol hebben gespeeld dat geen overslag zou hebben plaatsgevonden (transit vs. transhipment)? Hoe waardeert u dit, in het licht van uitspraken van deze regering dat NAVO-bondgenoten en EU-landen op dezelfde wijze toetsen aan het Gemeenschappelijk Standpunt?
Export en doorvoer van wapens en munitie naar Syrië is sinds 9 mei 2011 verboden onder het EU wapenembargo. Het onderscheid tussen doorvoer met of zonder overlading is hier irrelevant. Op basis van het embargo zouden de Nederlandse autoriteiten elke aanvraag afwijzen voor doorvoer van militaire goederen via Nederland naar Syrië. Nederland verwacht dat alle EU-lidstaten zich houden aan EU wet- en regelgeving, inclusief door de EU ingestelde wapenembargo’s.
Bent u van mening dat het van belang is binnen Europa tot meer harmonisering te komen met betrekking tot wapendoorvoer en zo ja, bent u bereid al dan niet aan de hand van dit specifieke voorbeeld dit onderwerp binnen de COARM2 te agenderen?
Zowel in de COARM als in RELEX – de werkgroep die sanctieregelgeving opstelt – benadrukt Nederland dat controle op doorvoer vanuit de EU in alle lidstaten in ieder geval zo effectief dient te zijn dat geen Europese of internationale wapenembargo’s worden overtreden.
Bent u bereid u in internationaal verband in te zetten voor mogelijkheden tot strafrechtelijke vervolging van de kapitein en/of eigenaar van het schip en de lading in verband met het naar verluidt schenden van afspraken met Cyprus, dan wel het inschakelen van Europol/Interpol?
Het is primair aan de vlaggenstaat (Saint Vincent and the Grenadines) of de havenstaat (Cyprus) om waar mogelijk actie te ondernemen. De vlaggenstaat is in dit geval niet gebonden aan het EU wapenembargo tegen Syrië. Het is daarom in eerste instantie aan Cyprus te besluiten welk vervolg aan deze zaak te geven en te beoordelen of strafrechtelijke vervolging geboden is.
Het bericht dat er nog steeds te weinig hulp is voor zwaarst gehandicapten |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Een jaar na Brandon: nog steeds te weinig hulp»?1
Ja.
Herkent u de verhalen van ouders die geen kant uit kunnen met hun zwaar gehandicapte kinderen met gedragsproblemen, omdat er geen uitzicht is op passende zorg?
Ja, ik heb vaker ouders gesproken die uit onvrede met het bestaande zorgaanbod er voor kiezen hun kind thuis te verzorgen. Ik heb bijvoorbeeld ook met de ouders van één van de kinderen over wie het artikel gaat gesproken. Hun ervaringen zijn voor mij belangrijk, omdat zij een beeld geven van de handelingsverlegenheid die rond complexe zorg aanwezig kan zijn.
Hoe groot is de groep zwaarst gehandicapten waarvoor een-op-een-zorg nodig is? Welk deel van hen zit noodgedwongen thuis?
Uit de bestaande registraties is niet af te leiden hoeveel cliënten één op één begeleiding nodig hebben, noch hoeveel van hen noodgedwongen thuis zitten. Zoals uit het artikel naar voren komt, zijn er helaas ouders die, omdat zij geen geschikte (logeer)opvang voor hun kind kunnen vinden, hun kinderen thuis verzorgen. Ook zijn er ouders die om die reden een ouderinitiatief starten. Zoals vaker in complexe zorgsituaties is het niet uitsluitend een kwestie van één-op-één zorg, maar van een heel palet aan benodigde randvoorwaarden om geschikte, op de specifieke kenmerken van de cliënt afgestemde zorg te kunnen verlenen. Juist daarover heb ik de denktank complexe zorg gevraagd mij te adviseren.
Is het waar dat er geen, of onvoldoende, zorginstellingen zijn die een-op-een-zorg kunnen verlenen?
Zie antwoord vraag 3.
Is het waar dat er voor deze groep zwaarst gehandicapten ook geen, of onvoldoende, geschikte logeeropvang beschikbaar is?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het van groot belang is voor zowel de cliënten als de ouders of verzorgers dat er passende zorg beschikbaar is, zodat voorkomen kan worden dat de situatie voor alle betrokkenen escaleert, cliënten onnodig verder afglijden en verzorgenden overspannen raken, en dat gezinnen in deze situatie niet meer gedwongen zijn te «survivallen»?
Ja, ik vind dat elke cliënt recht heeft op de zorg die hij of zij nodig heeft. Waar deze zorg niet toereikend is, moet actie worden ondernomen om de cliënt wel de juiste zorg te kunnen bieden. Die zorg begint vaak in de thuissituatie. Ook daarover kan het CCE adviseren. Waar het gaat om instellingsgebonden zorg, heb ik onder andere de denktank complexe zorg ingesteld om mij (en de sector) te adviseren hoe om te gaan met complexe problematiek.
Deelt u de mening dat er nu gehandeld moet worden om deze zorg beschikbaar te maken en dat twee jaar wachten op de uitkomsten van een denktank alvorens tot actie over te gaan absoluut onverantwoord is?
Ik vind dat er zo snel als mogelijk gehandeld moet worden. Daarom heb ik de denktank gevraagd mij een tussenrapportage uit te brengen waarin de werkwijzen en organisatie van de complexe zorg beschouwd worden. Ik wil dat er zo snel mogelijk met de verbetervoorstellen aan de slag wordt gegaan. Ik zie geen reden om twee jaar met verbeterstappen te wachten. Ik wil mij op basis van de adviezen in de tussenrapportage beraden op de inrichting van de complexe zorg. Ik wil daarmee de zorg verbeteren gericht op de kwaliteit van leven van cliënten. Het gaat dan zowel om mensen die thans noodgedwongen thuis verblijven als mensen in een instelling.
Over het niet publiceren van verbeurde dwangsommen door overheden |
|
Ronald van Raak |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Waarom bieden veel ministeries en lagere overheden geen openheid over de omvang van de uitgekeerde dwangsommen wegens het overschrijden van beslistermijnen?1
Uit inventarisatie bleek dat niet voor alle ministeries helder was op welke wijze het aantal verbeurde dwangsommen moest worden gepubliceerd. Interdepartementaal is afgesproken dat voor de zomer van 2012 alle ministeries een overzicht via internet zullen publiceren van de verbeurde dwangsommen van zowel 2010 (voor zover dat nog niet gebeurd is) als 2011.
Kunt u een overzicht geven van de ministeries die geen overzicht publiceren en de ministeries die dat wel doen, met de bijbehorende bedragen van verbeurde dwangsommen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het belangrijk is dat ministeries en overheden zich houden aan beslistermijnen en dat het feitelijk verspilling van belastinggeld is wanneer er een financiële compensatie moet worden uitgekeerd vanwege het feit dat de overheid te laat was met het nemen van een besluit? Deelt u de mening dat er in ieder geval openheid moet zijn over de hoeveelheid geld die ministeries en lagere overheden jaarlijks kwijt zijn als gevolg van het niet tijdig nemen van besluiten?
Ja.
Bent u bereid er voor te zorgen dat in ieder geval alle ministeries jaarlijks op verantwoordingsdag in het jaarverslag opnemen welk bedrag zij kwijt zijn aan dwangsommen wegens niet tijdig beslissen? Kan die verantwoording voor alle ministeries al in de jaarverslagen over 2011 worden afgelegd? Zo nee, waarom niet?
In tegenstelling tot de publicatie via internet, zoals is toegezegd in het antwoord op vraag 1 en 2, is de verantwoording in de jaarverslagen over 2011 niet mogelijk, omdat de verantwoording over dwangsommen op dit moment niet is opgenomen in de voorschriften voor de rijksbegroting en verschillende ministeries al bezig zijn met de voorbereiding voor publicatie in andere rapportages of verslagen. Voor de verantwoording over 2012 zal in overleg met de minister van Financiën worden bezien of het mogelijk is de door een ministerie verbeurde dwangsommen mee te nemen in de verantwoording. Los daarvan kan ik u hierbij toezeggen, namens alle ministeries, dat in de toekomst de publicatie van dwangsommen jaarlijks zal plaatsvinden.
Hoe gaat u er voor zorgen dat ook lagere overheden jaarlijks de uitgekeerde dwangsommen publiceren?
Of lagere overheden wel of niet de verbeurde dwangsommen publiceren behoort tot de autonomie van lagere overheden. Er is geen verplichting tot publicatie opgenomen in de wet.
Vanaf wanneer kunnen we er op rekenen dat alle ministeries en alle lagere overheden jaarlijks een overzicht publiceren van verbeurde dwangsommen?
Voor wat betreft de ministeries verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 4.
Voor wat betreft de lagere overheden verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 5.
Over oriënterende gesprekken die Shell voert in Zuid-Sudan |
|
Sjoera Dikkers (PvdA), Frans Timmermans (PvdA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving over Shell dat de mogelijkheid onderzoekt om actief te worden in Zuid-Sudan?1
Ja.
Kunt u bevestigen of Shell oriënterende gesprekken in Zuid-Sudan heeft gevoerd? Indien ja, wanneer bent u op de hoogte gebracht van deze gesprekken?
Overleg met Shell leverde de volgende informatie op. Shell verkent voortdurend mogelijkheden voor nieuwe activiteiten. Zo heeft het recentelijk ook een bezoek gebracht aan Zuid-Sudan. Dit betrof een algemene verkenning van de mogelijkheden in de nieuwe staat. Shell heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken en de ambassade in Juba hier van tevoren over geïnformeerd.
Kunt u bevestigen of Shell voornemens heeft om een pijpleiding van Zuid-Sudan naar Ethiopië aan te leggen?
Shell heeft laten weten dat het geen voornemens heeft om een pijpleiding van Zuid-Sudan naar Ethiopië aan te leggen.
Op welke wijze waarborgt u dat Shell open en transparant en op een maatschappelijk verantwoorde wijze zijn werk uitvoert in landen waar het mogelijk zaken wil gaan doen?
Met Shell wordt regelmatig gesproken over de invulling van maatschappelijk verantwoord ondernemen aan de hand van de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de daarin vervatte Ruggie Principles. Shell heeft verzekerd invulling te geven aan haar maatschappelijke verantwoordelijkheid en daarover transparant te communiceren.
Het bericht dat een kind in het buitenland bijna nooit naar een ouder mag reizen die al een verblijfsvergunning heeft |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
Leers |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van Defence for children over de gevolgen van het verscherpte beleid voor kinderen in het buitenland die zich met een in Nederland toegelaten vluchtelingouder willen herenigen?1 Zo ja, wat was uw eerste reactie?
Wat is uw oordeel over het feit dat bijna ieder kind dat z’n ouder(s) (die reeds een vergunning heeft/hebben) wil nareizen naar Nederland is afgewezen in de eerste helft van 2011? Hoe verhoudt het Nederlandse beleid voor nareizende kinderen zich ten opzichte van de EU-richtlijn inzake gezinshereniging?
Deelt u de mening dat het strenge beleid voor deze groep kinderen niet past bij het uitgangspunt dat het gezin de hoeksteen is van de samenleving? Zo ja, bent u van plan het huidige beleid daarop aan te passen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u voorts de mening dat de bewijslast voor kinderen om de band met de ouders te bewijzen te streng is geworden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de bewijslast te versoepelen en hen met spoed en voorrang te behandelen?
Deelt u de mening dat de huidige hoorpraktijk – die soms uren achter elkaar duurt, waarbij vaak meerdere tolken vertalen, die niet is afgestemd op leeftijd- en ontwikkelingsniveau en waarbij geen rekening wordt gehouden met trauma’s – in strijd is met artikel 12 van het Kinderrechtenverdrag en de aanbevelingen van het VN-Kinderrechtencomité? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke verbeteringen gaat u doorvoeren?
De Amerikaanse actie tegen Megaupload en de arrestatie van een Nederlander |
|
Tofik Dibi (GL), Arjan El Fassed (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten over het offline halen van Megaupload en de arrestatie van een Nederlander?1
Ja.
Hoe beoordeelt u deze door de FBI gecoordineerde internationale actie in het kader van internetvrijheid?
Nederland hecht veel waarde aan vrijheid van meningsuiting en internetvrijheid in het bijzonder. Internationaal maakt Nederland zich hier hard voor met de coalitie Freedom Online, opgericht in december 2011 tijdens de conferentie Freedom Online. Internetvrijheid kent echter beperkingen in het belang van de openbare orde en veiligheid en in het belang van de bescherming van de rechten van anderen. De Amerikaanse verdenking en het onderzoek daarnaar moet in dit kader worden bezien.
Krijgt de in Nieuw Zeeland gearresteerde Nederlander consulaire bijstand van het Nederlands consulaat-generaal in Auckland? Zo nee, waarom niet?
Hij ontvangt consulaire bijstand van de Nederlandse ambassade in Wellington.
Wat wordt hem precies tenlaste gelegd? Kunt u dit toelichten?
De gearresteerden worden verdacht van lidmaatschap van een criminele organisatie die zich op grote schaal bezighield met het schenden van auteursrechten en witwaspraktijken. De schade aan auteursrechteigenaren bedraagt naar schatting van de Amerikaanse autoriteiten $ 500 miljoen. De geschatte inkomsten van deze activiteiten bedragen $ 175 miljoen.
Klopt het dat de Nederlandse politie en het Openbaar Ministerie (OM) hebben meegewerkt aan deze zaak? Werd dat gedaan op verzoek van de FBI? Wanneer werd dat verzoek precies gedaan? Kunt u dit toelichten?
De medewerking van het OM en de FIOD vond plaats op grond van rechtshulpverzoeken. Deze zijn tussen eind 2011 en januari van dit jaar door het Amerikaanse Department of Justice gezonden naar het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
Welke afspraken zijn er tussen Nederland en de Verenigde Staten gemaakt in dit soort zaken over samenwerking, informatieuitwisseling, opsporingsmethoden en mogelijke uitlevering? Kunt u dit toelichten?
Voor de genoemde vormen van samenwerking zijn van toepassing het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken (Trb. 2004, nr. 300) alsmede het Uitleveringsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika (Trb. 2004, nr. 299). In deze verdragen worden de procedures omschreven voor het indienen van verzoeken en de gronden waaraan deze getoetst worden.
Is het waar dat Nederlandse servers in beslag zijn genomen? Door wie zijn die servers in beslag genomen en met welke redenen?
De servers zijn door het OM in beslag genomen op Amerikaans verzoek. Het is nu aan de Nederlandse rechter om het OM verlof te geven om het inbeslaggenomene aan de Amerikaanse justitiële autoriteiten te verstrekken. Over de achtergronden van de inbeslagname en over de inhoud van de servers kan ik verder geen mededelingen doen omdat het hier een lopend (buitenlands) onderzoek betreft.
Bent u bekend met Nederlandse journalisten en bloggers die veelvuldig gebruik hebben gemaakt van Megaupload om eigen beeldmateriaal op te slaan en te versturen? Deelt u de mening dat met deze door de FBI-gecoördineerde actie journalisten, bloggers en vele miljoenen internetgebruikers worden gecensureerd? Wat is er met het materiaal van deze journalisten en bloggers gebeurd? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat met het volledig offline halen van sites de persvrijheid en de vrijheid van informatievergaring wordt geschonden? Zo nee, waarom niet?
Zoals toegelicht in antwoord op vraag 2 kan internetvrijheid in bepaalde gevallen zoals boven aangegeven beperkt worden. Indien websites zich toeleggen op criminele activiteiten is het in het belang van de bescherming van de rechten van anderen om maatregelen te nemen.
Is dit de eerste zaak waarin de Nederlandse politie en het OM samenwerken met de Department of Justice Task Force on Intellectual Property? Hoe vaak heeft de Nederlandse politie en justitie met deze Amerikaanse taskforce samengewerkt?
Er zijn mij geen eerdere gevallen bekend waarin een Amerikaans rechtshulpverzoek was opgesteld ten behoeve van deze Task Force.
Het artikel “Uitbrander voor landmachtbaas” |
|
André Bosman (VVD) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Uitbrander voor landmachtbaas»?1
Ja.
Is het waar dat de Commandant Landstrijdkrachten door u «op de vingers is getikt» of op een andere wijze is teruggefloten naar aanleiding van zijn voornemen om bij personeelsreducties binnen de Landmacht bij uitstromers vooral te kijken naar kwaliteit? Zo ja, waarom vond u dit nodig?
Er is regelmatig contact met de commandanten van de defensieonderdelen. In een van de gesprekken is dit onderwerp aan de orde geweest.
Is het beleid om bij personeelsreducties binnen de Landmacht bij gedwongen uitstromers vooral te kijken naar kwaliteit teneinde het niveau van de organisatie zo veel mogelijk op peil te houden? Zo ja, hoe wordt dit vormgegeven? Zo nee, waarom niet?
Zoals uiteengezet in de brief van 20 mei 2011 (Kamerstuk 32 733, nr. 2) gebruiken commandanten bij de reorganisaties wel degelijk ook de criteria «kwaliteit» en «ervaring». In het antwoord op de vragen 4 en 7 wordt uiteengezet in welk kader de commandanten deze criteria toepassen.
Is het waar dat interne promoties bij de krijgsmachtonderdelen tijdelijk zijn bevroren? Zo ja, is dit om te voorkomen dat militairen in hun nieuwe rang een bedreiging vormen voor de collega’s met hetzelfde aantal strepen en zo nee, waarom dan? Deelt u de mening dat bij een moderne flexibele, organisatie promotie altijd een mogelijkheid moet zijn en zeker niet mag worden uitgesloten omdat dit een bedreiging zou zijn voor het hogere kader?
Ik heb de Secretaris-Generaal op 1 augustus 2011 de opdracht gegeven de maatregelen van de beleidsbrief uit te voeren. Met mijn brief van 1 augustus 2011 (Kamerstuk 32 733, nr. 37) heb ik de Kamer hierover geïnformeerd. De defensiebrede personeelsrichtlijnen aangaande de reorganisatie betreffen alle medewerkers. De commandanten van de defensieonderdelen hebben met de numerus fixuskaders gekregen voor hun personeelsbestand. Verder wordt het aantal bevorderingen beperkt met het oog op de gewenste verkleining van het aantal hogere officieren en onderofficieren, maar van een bevriezing is geen sprake.
De defensieonderdelen voeren zelf in hun domein de reorganisaties uit die voortkomen uit de beleidsbrief. Zij hebben daartoe de defensiebrede personeelsrichtlijnen verder uitgewerkt. De brief waarmee de commandant van het CLAS zijn personeel heeft geïnformeerd, heeft onbedoeld tot misverstanden geleid. De commandant van het CLAS zal in een nieuwe brief de misverstanden wegnemen.
Wat zijn de afspraken die met de bonden zijn gemaakt over de aanpak bij de reductie van tienduizend banen bij Defensie?
Met de vakbonden is overeenstemming bereikt over een Sociaal Beleidskader voor de periode 2012–2016,2 In bijlage ontvangt u een afschrift van dit beleidskader.
Bent u van mening dat bij de reducties het behoud van kwaliteit altijd voorop dient te staan?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening van de AFMP dat wanneer de afspraken met de bonden over de reducties ten koste gaan van de kwaliteit van de gehele organisatie dit maar voor lief genomen moet worden, of bent u het ermee eens dat een dergelijke instelling niet bijdraagt aan de ambitie om een moderne en hervormde krijgsmacht te hebben in 2014?
In de beleidsbrief Defensie na de kredietcrisis van 8 april 2011 (Kamerstuk 32 733, nr. 1) heb ik uiteengezet dat Defensie structureel moet bezuinigen en dat daardoor onder meer 12 000 functies komen te vervallen. Naast de vermindering van het aantal functies is het noodzakelijk de opbouw van het personeelsbestand aan te passen om de operationele gereedheid van de krijgsmacht en de betaalbaarheid van de defensieorganisatie structureel te waarborgen. Daartoe moet de gemiddelde leeftijd van het personeelsbestand worden verlaagd en moet het aantal militairen en burgers in hogere functies worden verkleind. Door deze maatregelen zal Defensie in 2014 beschikken over een kleinere krijgsmacht met goed personeel, gereed voor elke inzet binnen haar mogelijkheden.
De jacht op illegale werksters door de vreemdelingenpolitie |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
Leers , Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht1 dat de vreemdelingenpolitie jacht heeft gemaakt op illegale werksters door gekleurde vrouwen, die per bus reizen, te volgen naar hun werkgevers in de villawijken rond Haarlem vanuit de veronderstelling dat het ongebruikelijk is dat gekleurde vrouwen zich ophouden in plaatsen zoals Aerdenhout, Heemstede en Bloemendaal? Zo ja, klopt dit bericht?
Ja, ik ken het bericht. Het bericht mist echter enige nuance. De politie Kennemerland heeft in het kader van de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen naspeuringen verricht. Zij heeft zich hierbij gericht op personen die vermoedelijk niet rechtmatig in Nederland verbleven en werkzaam waren als huishoudelijke hulp. Daarbij is bij het algemene signalement geleund op de uiterlijke kenmerken van een deel van de doelgroep op een wijze die zich niet verhoudt met de daarvoor geldende bepalingen.
Deelt u de mening dat deze handelswijze generiek als onrechtmatig moet worden beschouwd na een eerdere rechterlijke uitspraak in een vergelijkbare zaak? Zo ja, waarom is deze onrechtmatige praktijk niet onmiddellijk gestaakt en blijkt uit onderzoek dat in 2011 nog 13 illegale werksters op vergelijkbare wijze zijn opgepakt?
Nadat er in de jurisprudentie in eerste aanleg verschillend mee om is gegaan, is door de hoogste rechter geoordeeld dat er in de voorbereiding van het vreemdelingentoezicht te veel nadruk is gelegd op de uiterlijke kenmerken. Om die reden is de staandehouding van deze personen – die overigens niet rechtmatig in Nederland verbleven en in strijd met de wetgeving arbeid verrichtten – onrechtmatig geacht. Dit oordeel van de hoogste rechter wordt uiteraard gevolgd en is leidend in vergelijkbare gevallen.
Wat vindt u ervan dat de politie deze handelswijze pas staakt als de Raad van State de werkwijze onrechtmatig verklaart? Wordt hiermee niet ernstig afbreuk gedaan aan de voorafgaande rechterlijke uitspraak waarin de onrechtmatigheid wordt uitgesproken?
De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is gedaan nadat het inleidende beroep van de vreemdeling ongegrond is verklaard. Zoals gezegd werd in de jurisprudentie verschillend omgegaan met vergelijkbare zaken. Ik vind het te rechtvaardigen dat de Vreemdelingenpolitie haar handelswijze voortzet totdat de hoogste rechter een oordeel heeft gegeven, als in eerste aanleg verschillend is geoordeeld. De personen waarover het hier gaat zijn immers illegaal in Nederland en waren in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen aan het werk.
Bent u bereid om de vreemdelingenpolitie Kennemerland ogenblikkelijk te sommeren af te zien van verdere toepassing van deze onrechtmatige, discriminatoire handelswijze en de slachtoffers eenzelfde schadevergoeding toe te kennen als die de rechter in eerdere instantie ook al had toegekend? Zo nee, waarom niet?
De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak is bekend bij de Politie Kennemerland. De politie houdt in haar handelswijze rekening met de grenzen die uit deze uitspraak volgen.
Ik zie geen reden voor een aanvullende regeling voor schadevergoeding. Door een vreemdeling kan beroep worden ingesteld tegen de maatregel van bewaring, welk beroep van rechtswege geldt als een verzoek om schadevergoeding. De vreemdeling kan eventueel tegen die uitspraak in hoger beroep gaan.
Ik verwijs verder naar de antwoorden op de vragen van de leden Karabulut en Ulenbelt (beiden SP), gesteld aan de ministers voor Immigratie, Integratie en Asiel en van Veiligheid en Justitie en aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de klopjacht op de negroïde werkster.
Over energiebesparing door innovatieve automatische zonwering |
|
Paulus Jansen (SP) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA), Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Energiegebruik, comfort en zonwering»?1
Ja.
Onderschrijft u de conclusie dat innovatieve vormen van automatisch geregelde buitenzonwering voor een groot aantal gebouwtypen2 een zeer groot energiebesparingspotentieel hebben3 voor verwarming, koeling en verlichting, zowel bij bestaande als nieuwe gebouwen?
Ja.
Is HR-zonwering4 al opgenomen in de standaardberekeningsmethode en -software voor het EPC/energielabel? Zo nee, wilt u bevorderen dat dit zo snel mogelijk gebeurt?
Voor utiliteitsgebouwen is HR-zonwering al opgenomen in de standaardberekeningsmethode en -software voor de EPC en het energielabel, voor woningen nog niet, maar ik zal dit bevorderen.
Komt HR-zonwering in aanmerking voor Energie Investerings Aftrek? Zo nee, wilt u bevorderen dat dit zo snel mogelijk gebeurt?
HR-zonwering staat niet als specifiek genoemde maatregel op de energielijst, waarin de maatregelen genoemd staan die voor de Energie Investerings Aftrek (EIA) in aanmerking komen. Er kan echter wel op twee manieren EIA worden aangevraagd bij toepassing van HR-zonwering bij utiliteitsgebouwen:
Voorstellen voor opname van HR-zonwering in de energielijst 2013 kunnen door iedere aanvrager worden ingediend, tot uiterlijk 1 september 2012, waarna deze worden beoordeeld door een commissie met een advies aan het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
Welke mogelijkheden ziet u om in het kader van het innovatiebeleid de doorontwikkeling van HR-zonwering via integratie in gevelsystemen, optimalisatie van de automatische besturing en integratie met (de besturing van) andere gebouwinstallaties te bevorderen?
De overheid stimuleert geen separate technieken, maar wel innovatie in het algemeen. Door stimuleren van een betere energetische kwaliteit van gebouwen, zowel bij nieuwbouw als bij bestaande bouw, wordt de doorontwikkeling van allerlei technieken, waaronder zonwering, geprikkeld.
De juridische houdbaarheid van de verplichting voor zorgverleners om mee te werken aan het Elektronisch Patiëntendossier |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op een artikel van Mr. A. van Eldijk, waarin hij betoogt dat de verplichting voor zorgverleners om mee te werken aan het Elektronisch Patiëntendossier juridisch onhoudbaar is?1
Voor alle helderheid, er is momenteel geen verplichting tot aansluiting op het landelijk schakelpunt.
Ik ben het oneens met de stelling van Mr. A. van Eldijk. Het artikel gaat voorbij aan het feit dat aanmelding van gegevens alleen is toegestaan met toestemming van de patiënt. Oftewel als de patiënt geen toestemming geeft mogen er geen gegevens beschikbaar worden gesteld. De zorgverlener blijft hiermee binnen de grenzen van het beroepsgeheim. De zorgverlener zal in het geval van een verplichting tot aansluiting op het Landelijk Schakelpunt, die er nu dus niet is, wel zijn systeem geschikt moeten maken voor het aanmelden en uitwisselen van gegevens. Op deze wijze krijgt de patiënt een recht op elektronische uitwisseling van zijn gegevens.
Deelt u de mening dat onder meer alle informatie die een patiënt aan de zorgverlener toevertrouwt en alle handelingen die de zorgverlener verricht, zoals het uitschrijven van recepten, de gekozen therapie en het aanhouden van een dossier van de patiënt, onder het beroepsgeheim vallen? Hoe verhoudt zich dit met de dwang om mee te werken aan het private EPD die zorgverzekeraars via hun contracteerbeleid uitoefenen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Er bestaat op dit moment geen verplichting tot meewerken aan het EPD. Alle informatie die een patiënt aan de zorgverlener toevertrouwt en de handelingen die de zorgverlener verricht vallen onder het beroepsgeheim. Het deelnemen aan het private EPD conflicteert hier echter niet mee, zoals aangegeven bij antwoord 1. Zorgaanbieders mogen alleen gegevens beschikbaar stellen indien patiënten daarvoor toestemming geven.
Wat is uw reactie op de stelling dat het door zorgverzekeraars laten afdwingen van de aanlevering van behandelgegevens door zorgverleners doormiddel van het opnemen van bepalingen hierover in contracten juridisch niet mogelijk is? Wilt u uw antwoord toelichten?
Allereerst merk ik op dat, zoals door mij aan uw Kamer is gemeld bij brief van 18 januari 2012 (Tweede Kamer Vergaderjaar 2011–2012, 27 527 nr. 101), uit de door Zorgverzekeraars Nederland gegeven toelichting blijkt dat verzekeraars voor 2012 nog geen consequenties verbinden aan het niet aangesloten zijn op het LSP. Er geldt voor dit jaar dan ook nog geen verplichting voor zorgaanbieders om aangesloten te zijn.
Verzekeraars kunnen in de contracten afspraken maken over het, in voorkomende gevallen, op veilige en gestandaardiseerde wijze elektronisch communiceren tussen zorgaanbieders onderling. Zoals bij antwoord 1 is aangegeven geldt hierbij dat zorgaanbieders alleen gegevens beschikbaar stellen als er sprake is van toestemming van de patiënt.
Overigens verwijzen zorgverzekeraars bij hun contractering altijd naar de door de beroepsgroep gedragen standaarden en zien de koepels van de zorgaanbieders, die betrokken zijn bij de uitwisseling van medicatieberichten en berichten in het kader van de waarneming huisartsen, aansluiting op het LSP als kwaliteitsnorm voor de beroepsgroep. Het is dus uiteindelijk de beroepsgroep zelf die beslist of aansluiting op het LSP als kwaliteitsnorm voor die beroepsgroep geldt.
Hoe verhoudt het feit dat de opslag, uitwisseling en gebruik van de verplicht aangeleverde behandelgegevens niet meer plaatsvinden onder de controle van bij de behandeling betrokken zorgverleners zich tot het medisch beroepsgeheim? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het medisch beroepsgeheim geldt onverkort. Zowel bij het verstrekken als raadplegen van medische gegevens geldt het beroepsgeheim voor zorgverleners. Uitwisseling van medische gegevens is toegestaan als er sprake is van toestemming van de patiënt. Met toestemming van de patiënt mag de zorgverlener gegevens beschikbaar stellen.
Kunt u uw bespiegeling geven over wat er met een huisarts gebeurt die via de inkoop van zorg gedwongen wordt tot gegevensuitwisseling via het EPD, terwijl hij van zijn patiënten het verzoek kan krijgen om geen gegevens uit te wisselen?
De huisarts zal, als zijn beroepsgroep aansluiting op het LSP tot kwaliteitsnorm heeft gemaakt, zijn systeem moeten aansluiten op het Landelijk Schakelpunt. De huisarts zal vervolgens gegevens beschikbaar moeten stellen van patiënten die daarvoor toestemming hebben gegeven. Van patiënten die geen toestemming hebben gegeven mogen geen gegevens beschikbaar worden gesteld, de patiënt bepaalt dus zelf of zijn gegevens mogen worden uitgewisseld.
Het hoogwater in Woltersum en andere plaatsen in de de provincies Groningen en Friesland en de roep om de aanleg van een extra gemaal in Lauwersoog |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Lutz Jacobi (PvdA) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de artikelen «Narrow Escape»1, «Verstevigen dijk begint dinsdag»2 en «Atsma: geen prioriteit aan nieuw gemaal Lauwersoog»?3
Ja, deze artikelen zijn mij bekend.
Waarom zijn er geen concrete en duurzame maatregelen genomen nadat al in 2004 bekend was dat van de 51 kilometer boezemkade 9,1 kilometer van het Eemskanaal niet voldeed aan alle vereiste normen voor stabiliteit en werd gekozen voor het slechts gedeeltelijk plaatsen van damwanden, terwijl in 2010 opnieuw grote problemen werden geconstateerd met de Groningse (zee)dijken?
De provincie Groningen heeft de normen voor de regionale waterkringen in 2005 vastgesteld. Daarna heeft het waterschap Noorderzijlvest de regionale waterkeringen getoetst. Hieruit is naar voren gekomen dat diverse trajecten verbeterd dienden te worden. Het waterschap geeft aan dat vrijwel alle werkzaamheden uitgevoerd zijn. Zo is een deel van de Eemskanaaldijk voorzien van een stalen damwand. Een ander deel van de verbetering maakt onderdeel uit van het project Dijkpark (Ten Boer).
De Groningse zeedijken maken onderdeel uit van het stelsel van primaire waterkeringen. Deze worden periodiek getoetst op basis van de Waterwet. Hierover heb ik u per brief van 29 november 2011 geïnformeerd in het kader van de derde landelijke rapportage toetsing primaire waterkeringen4. Verbetering van deze dijken maakt onderdeel uit van het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma (nHWBP).
Klopt het dat het nog 8 tot 10 jaar gaat duren voordat de Eemskanaaldijk tussen Garmerwolde en Woltersum verstevigd zal zijn (het Dijkpark)?
Het waterschap is al begonnen met het verbeteren van de Eemskanaaldijk te Woltersum. De huidige toplaag wordt verwijderd en vervangen door een nieuwe kleilaag. Hiermee wordt bereikt dat de opgetreden kwel door de dijk wordt gestopt. Maatregelen voor andere locaties worden parallel uitgewerkt. Voor 1 oktober 2012 zal het waterschap de kwaliteit van de Eemskanaaldijk verder verbeteren.
In het plan voor het Dijkpark (Ten Boer) wordt de Eemskanaaldijk ingepast in de lange termijn visie van deze regio. Met de realisatie van het Dijkpark, dat uit diverse (ruimtelijke) maatregelen bestaat, is, volgens de oorspronkelijke planning, circa 8 jaar gemoeid.
Klopt het dat de Eemskanaaldijk niet veilig wordt als er 16 meter gerijpte bagger aangeplakt zal worden, maar de dijk 46 meter breder moet worden zodat de veiligheid van mens en dier wel zou zijn gegarandeerd?
De verbetering van de Eemskanaaldijk bestaat uit twee fases. In de eerste fase, korte termijn, wordt de bestaande toplaag vervangen door een ondoorlatende kleilaag. In de tweede fase wordt voor 1 oktober 2012 de veiligheid verder verbeterd. Wat dit betekent voor de breedte van de dijk, is nu nog niet aan te geven, dat kan per locatie verschillend zijn, afhankelijk van de te kiezen wijze van versterken.
Daarnaast wordt gewerkt aan de lange termijn ontwikkeling in het kader van het Dijkpark Ten Boer. Daarbij wordt een dijkconcept uitgewerkt, waarbij het dijklichaam naast bescherming ook de mogelijkheid voor medegebruik krijgt. Daar hoort een dijkbreedte bij van circa 46 meter.
Waarom is het voor maatschappelijke organisaties en individuele burgers niet mogelijk om inzage te krijgen in het FUGRO-rapport waarin staat dat de Eemskanaaldijk met de huidige genomen en voorgestelde maatregelen nog steeds niet veilig is?
Het FUGRO-rapport, waarvan het waterschap de opdrachtgever is, dateert van december 2011 en is thans via de website van het waterschap beschikbaar.
Welke gevolgen zou een dijkdoorbraak bij Garmerwolde hebben voor twee risicovolle installaties: Swiss Combi, een slibverwerkingssysteem en de rioolwaterzuiveringsinstallatie Garmerwolde, beide liggend vlak achter de dijk?
Een dijkdoorbraak zou beteken dat het achterliggende gebied onder water komt te staan. Dit betekent dat ook de twee genoemde installaties onder water komen te staan. Om dit op voorhand te voorkomen heeft het waterschap noodmaatregelen getroffen, door het plaatsen van een tijdelijke waterkering bestaande uit zandzakken.
Welke concrete maatregelen gaat u treffen om de Eemskanaaldijk maar ook de andere zwakkere dijken in Groningen en Friesland daadwerkelijk aan te pakken en het zo daadwerkelijk veilig te maken voor inwoners van beider provincies?
Dit is een verantwoordelijkheid van de regionale waterkeringbeheerders, de waterschappen Fryslân en Noorderzijlvest. De provincie Friesland respectievelijk Groningen dient hierop toe te zien. Zie verder het antwoord op vraag vier van het lid Holtackers (CDA).
Is het waar dat u niet van plan bent de brede politieke en maatschappelijke oproep voor een extra gemaal in Lauwersoog te honoreren terwijl 800 inwoners van Woltersum en het Eemskanaal ternauwernood zijn ontsnapt aan een grote overstroming met enorme gevolgen voor mens en dier, huishoudens en veehouderijen?
Zie mijn antwoord op vraag 5 van de heer Holtackers (CDA).
Is het waar dat u van mening bent dat extra spuicapaciteit op het IJsselmeer een betere oplossing is voor hoogwater en wateroverlast voor de bescherming van mens en dier in Noord-Nederland dan het realiseren van een extra gemaal in Lauwersoog?
Rijk en regio hebben ieder hun eigen verantwoordelijkheid in de afvoer van overtollig water afkomstig uit Noord-Nederland. De noordelijke regio voert immers het overtollige water af naar het IJsselmeer, de Waddenzee en de Eems-Dollard. De mate van afvoer is afhankelijk van de waterstanden in deze drie gebieden.
Het peilbeheer van het IJsselmeer is een verantwoordelijkheid van het Rijk. Het realiseren van extra spuicapaciteit in de Afsluitdijk heeft effect op het beter handhaven van het waterpeil op het IJsselmeer. Dat is van belang voor delen van Friesland.
De regionale waterbeheerder is verantwoordelijk voor de aanvoer naar het Lauwersmeer en vervolgens de afvoer naar de Waddenzee, inclusief de keuze voor het realiseren en financieren van een extra gemaal in Lauwersoog.
De oprichting van een nationaal anti-fraudebureau |
|
Sharon Gesthuizen (SP) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitspraken van een hoogleraar dat de oprichting van één nationaal anti-fraudebureau Nederland zeker € 4 miljard per jaar kan besparen?1 Wat is uw reactie hierop?
De hoogleraar verwijst in zijn uitspraken naar de National Fraud Authority (NFA) in het Verenigd Koninkrijk. Ik ken de positieve berichtgeving over de NFA. Omdat fraudebestrijding een belangrijke prioriteit is van dit Kabinet kijk ik goed hoe andere landen fraudebestrijding aanpakken en welke nieuwe beleidsinstrumenten over de grens worden ontwikkeld. Daarbij moet in ogenschouw worden genomen dat instrumenten niet altijd één op één kunnen worden overgenomen omdat de nationale systemen verschillen. Met deze kanttekening ben ik van mening dat het beleid van dit Kabinet inhoudelijk overeenkomt met de hoofddoelen van de NFA. Een belangrijk onderdeel van het Kabinetsbeleid is bewustwording en preventie. Ik wijs in dit verband onder meer op de oprichting van de fraudehelpdesk en de consumentenautoriteit en de samenwerking met het bedrijfsleven in het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing. Het NPC fungeert als een publiek private samenwerkingsverband voor het aanpakken van criminaliteit tegen het bedrijfsleven zoals fraude. Een tweede belangrijk onderdeel van het beleid is een versterking van de repressieve aanpak van fraude en financieel-economische criminaliteit in den brede. Ook de ontwikkeling door het OM in samenwerking met de ketenpartners van een crimineel vermogen informatiebox zal een bijdrage gaan leveren aan een versterking van de aanpak van financieel-economische criminaliteit.
Bent u bekend met de totale omvang van fraude in Nederland per jaar? Denkt u, net als de hoogleraar, dat deze ongeveer € 10 miljard per jaar bedraagt? Zo nee, welke inschatting maakt u? Indien u geen schatting kunt of wilt maken van de totale omvang van fraude, bent u dan bereid hiernaar onderzoek te laten verrichten?
Een onderzoek waarin een schatting is gemaakt van de totale omvang van fraude in Nederland is het rapport «The amount and effects of money laundering» van de Utrecht School of Economics uit 2006. Volgens dit onderzoek wordt er jaarlijks tussen de 6 miljard en 12 miljard aan financieel voordeel door fraude gegenereerd.
Bent u bekend met het feit dat de National Fraud Authority in Groot-Brittanië een groot succes is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat kennis over fraude en de nieuwste opsporingstechnieken in Nederland beter gedeeld moet worden en dat de samenwerking tussen verschillende instanties die zich bezig houden met fraudebestrijding versterkt moet worden? Zo ja, welke maatregelen neemt u om dit te bevorderen?
Ja, ik deel die mening. Het Kabinetsbeleid richt zich daar ook op. Ik wijs in dit verband op mijn antwoord op vraag 1 en 3, en naar de brief van de toenmalige Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 2 november 2009 (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 911, nr. 34) waarin uw Kamer is geïnformeerd over de samenwerking, integrale aanpak en regie in de bestrijding van georganiseerde misdaad, fraude en financiaal-economische criminaliteit. De vorming van de Nationale Politie zal een verdere bijdrage leveren aan de borging van kennis en capaciteit op het terrein van de fraudebestrijding binnen de opsporing. Eenzelfde beweging is al eerder gemaakt binnen het Openbaar Ministerie door de oprichting van het Functioneel Parket en het BOOM. Het Functioneel Parket en de politie werken intensief samen met de vier bijzondere opsporingsdiensten, die ook onderling een verdergaande samenwerking aangaan en andere overheidsdiensten, zoals de Belastingdienst en de FIU Nederland die betrokken zijn bij de bestrijding van financieel-economische criminaliteit. Het Financieel Expertisecentrum is een voorbeeld van een structureel samenwerkingsverband waarin door overheidsdiensten kennis wordt gedeeld. Al deze diensten zijn aangesloten op het systeem van permanente screening van rechtspersonen door de dienst Justis. Door de overheid wordt intensief samengewerkt met de private sector, zoals bijvoorbeeld op het terrein van verzekeringsfraude, bancaire fraude (skimmingpoint) en faillissementsfraude2, ook om kennis en nieuwe opsporingstechnieken met elkaar te delen.
Bent u van mening dat de in 2010 bij het Openbaar Ministerie aangestelde landelijk coördinator georganiseerde en financieel-economische criminaliteit voldoende in staat is om deze rol te vervullen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 4 is deze rol niet specifiek opgedragen aan de landelijk coördinator georganiseerde en financieel-economische criminaliteit, maar breder belegd. Naar mijn oordeel is dit op deze wijze goed geborgd.
Bent u bereid ook in Nederland één nationaal anti-fraudebureau op te richten dat systematischer dan nu gebeurt alle kennis over fraudebestrijding inventariseert, combineert en ontsluit? Welke rol zou de landelijk coördinator georganiseerde en financieel-economische criminaliteit hierin kunnen vervullen?
In mijn vorenstaande antwoorden heb ik aangegeven dat het ingezette Kabinetsbeleid op het terrein van de fraudebestrijding overeenkomt met de doelstellingen die de NFA in het Verenigd Koninkrijk nastreeft.
De verhoging van de prijs van vliegtickets door het ETS |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Vliegen duurder vanwege nieuwe EU-regels CO2-uitstoot»1, «Air France-KLM wil CO2 emissierechten doorberekenen aan klant»2 en «China wil EU-heffing CO2 niet betalen»?3
Ja. De berichten zijn mij bekend.
Wat is uw mening over het feit dat door het Europees Emissiehandelssysteem (ETS), vliegen wederom duurder wordt voor de consument?
Het ETS is gebaseerd op het principe «de vervuiler betaalt». Dit betekent dit dat het luchtvaartmaatschappijen vrij staat om de kosten door te berekenen aan de consument. Overigens wordt 82% van de CO2-uitstoot van de luchtvaartmaatschappijen gedekt door gratis verstrekte emissierechten.
Is het u bekend dat Europese vliegmaatschappijen het de laatste jaren steeds zwaarder hebben gekregen door de hevige concurrentie uit het Midden-Oosten en andere opkomende economieën en deelt u de mening dat het daarom voor Europese vliegmaatschappijen en luchthavens onwenselijk is dat er extra heffingen door overheden worden opgelegd op vliegbewegingen in, naar en van Europa?
Het EU ETS luchtvaart is van toepassing op alle vluchten van en naar luchthavens binnen de Europese Unie en dus ook op luchtvaartmaatschappijen uit het Midden-Oosten en andere opkomende economieën. Wat het effect is van ETS luchtvaart op de concurrentiepositie van de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen en luchthavens is onderwerp van nader onderzoek door het KiM. In diverse overleggen met uw Kamer heb ik aangegeven dat ik mij inzet om tot een mondiaal systeem te komen.
Is het u reeds bekend welke tegenmaatregelen niet- Europese landen precies gaan nemen, of al genomen hebben? Trekt China de Airbusorders bijvoorbeeld in en is Rusland bijvoorbeeld de overvlieggelden voor Europese vliegmaatschappijen aan het verhogen? Wanneer stuurt u de resultaten van het door u toegezegde KiM-onderzoek naar de Kamer en bent u bereid, zolang deze resultaten nog niet bekend zijn, af te zien van de ETS-heffing?
Door de niet-Europese landen worden tegenmaatregelen overwogen, maar het is niet bekend of en wanneer en in welke vorm deze zullen worden genomen. Er wordt op diplomatiek niveau hierover door de EU intensief met derde landen gesproken. Ik zal in mijn contacten met de Commissie onverminderd aandacht blijven vragen voor het voorkomen van tegenmaatregelen.
Wat betreft maatregelen in de vorm van economische sancties, zoals het intrekken van orders uit China is bekend geworden, dat Hong Kong Airlines begin januari van dit jaar bij Airbus een order heeft geplaatst voor 10 A380’s, ter waarde van 3.8 miljard USD (BBC-news bericht, 7 januari 2012).
De actuele situatie is ook dat de maatschappijen van derde landen, inclusief de Chinese maatschappijen die in Nederland geregistreerd staan, tot nu toe hebben voldaan aan de verplichtingen van het systeem. Welke effecten EU ETS heeft voor de Nederlandse luchtvaart zal ik met uw kamer bespreken zodra de resultaten beschikbaar zijn van het onderzoek dat ik door het KiM hiernaar laat uitvoeren. Ik verwacht die resultaten rond 1 maart met de Kamer te kunnen delen.
Zoals ik al diverse keren heb aangegeven houden we ons aan de uitvoering van de ETS-richtlijn, maar blijf ik richting Commissie mijn zorgen uiten over de ontwikkelingen en blijf ik het belang benadrukken van een spoedige oplossing, die recht doet aan het internationale karakter van de luchtvaartsector en niet leidt tot verstoring van het level playing field. Ook heb ik in mijn eigen contacten met VS, China en Rusland aangegeven dat ik groot belang hecht aan een mondiale oplossing.
Inmiddels is binnen ICAO een proces gaande dat beoogt om eind dit jaar een voorstel voor mondiaal systeem voor de luchtvaart gereed te hebben. Dit moment valt vóór het moment 2013, waarop de maatschappijen moeten aantonen dat hun emissierechten overeenkomen met de hoeveelheid uitgestoten CO2 over het jaar 2012.
Gedetineerden uit Saba en st. Eustatius in Bonaire |
|
Cynthia Ortega-Martijn (CU), Carola Schouten (CU) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van berichtgeving waarin kritiek wordt geuit op de regeling dat gedetineerden uit Saba en St. Eustatius de gevangenisstraf moeten uitzitten op Bonaire?1 Heeft u tevens kennisgenomen van het artikel «Statianen betwisten locatie gevangenis»?2
Ja.
Deelt u de analyse dat het rechtssysteem voor gedetineerden uit Saba en St. Eustatius in Bonairiaanse gevangenissen tekortschiet? Kunt u bevestigen dat advocaten van deze gedetineerden laat of niet geïnformeerd worden wanneer cliënten naar een ander eiland worden overgeplaatst? Kunt u bevestigen dat het vaak voor lange tijd niet duidelijk is welke rechter (van een der eilanden) de desbetreffende zaak in behandeling neemt? Kunt u tevens bevestigen dat videoconferencing nog niet naar behoren functioneert, wat het werk van advocaten bemoeilijkt? Hoe verhouden de bovenstaande problemen zich tot afspraken die zijn gemaakt met de BES-eilanden? Welke maatregelen worden er tevens genomen om deze problemen aan te pakken? Binnen welke termijn kan men deze maatregelen verwachten?
Nee, deze analyse deel ik niet. Sinds 10 oktober 2010 is weliswaar een iets andere situatie ontstaan dan daarvoor, namelijk dat verdachten die langer dan 18 dagen gedetineerd zijn nu naar Bonaire worden overgebracht in plaats van naar St. Maarten, maar de rechten van de verdachte in het kader van detentie zijn onveranderd gebleven. De procedure dat gedetineerden die langer moeten vastzitten worden overgebracht naar Bonaire, is gecommuniceerd met de advocatuur. Het onderhouden van contact met de cliënt, mede inhoudende het op de hoogte zijn van waar een cliënt zich gedurende de bestaande procedure op een bepaald moment van de detentie bevindt, ligt in principe op de weg van de advocatuur. Het OM kan hierin bemiddelen.
Verzoeken/vorderingen betreffende de voorlopige hechtenis worden door de rechter-commissaris van St. Eustatius behandeld, ook als de preventief gedetineerden zich al op Bonaire bevinden. Als een zaak eenmaal op zitting wordt gebracht is duidelijk wie de behandelend rechter is. De zitting vindt dan op Bonaire plaats omdat de gedetineerde zich daar ook bevindt. De advocatuur op St. Maarten, die ook zaken voor Saba en St. Eustatius doet, beschikt niet zelf over videoconferentieapparatuur. Zij maken, indien dat geen inbreuk maakt op het zittingsrooster van het Gerecht in Eerste Aanleg te St. Maarten, gebruik van de videoapparatuur van dat Gerecht. Het is mij bekend dat zich een keer een technische storing heeft voorgedaan. Technische mankementen kunnen helaas niet altijd worden voorkomen. Het gaat om kwalitatief hoogwaardige apparatuur die op zich goed functioneert. Opgemerkt moet worden dat bij technische mankementen altijd kan worden teruggevallen op telefonisch contact. Dat geldt ook voor urgente situaties waarbij het verhelpen van de storing niet kan worden afgewacht.
Ik concludeer dat de afspraken, die in dit verband zijn gemaakt met de BES-eilanden, worden nagekomen.
Deelt u de analyse dat de leefomstandigheden van gedetineerden uit Saba en St. Eustatius in Bonaire slecht zijn? Hoe verhouden deze leefomstandigheden zich tot artikel 2 van de Onderlinge regeling3 dat stelt dat de detentiecapaciteit moet voldoen aan nationale en internationale normen? Welke maatregelen bent u, van plan in samenspraak met de eilandbesturen, te nemen om de leefomstandigheden te verbeteren?
Nee, deze analyse deel ik niet. De leefomstandigheden voor gedetineerden uit St. Eustatius en Saba zijn dezelfde als van de overige gedetineerden. Daarbij wil ik opmerken dat taal- en cultuurverschillen tussen gedetineerden niet groter zijn dan tussen gedetineerden in andere Justitiële Inrichtingen binnen het Koninkrijk. In juli 2011 is, in het kader van de voortgang van de aanbevelingen van het Committee for the Prevention of Torture (CPT), gerapporteerd over het voorzieningenniveau in de Justitiële Inrichting in Caribisch Nederland. Rapporteurs toonden zich tevreden over de huidige staat van de Justitiële Inrichting en de grote vooruitgang die is geboekt in de gebouwelijke voorziening en de beschikbaarheid van deskundig personeel. In dat opzicht voldoet de Justitiële Inrichting aan de nationale en internationale normen. Wel zijn er kritische kanttekeningen geplaatst bij de mogelijkheid tot familiebezoek voor gedetineerden afkomstig uit St. Eustatius en Saba vanwege de grote afstand tot Bonaire. Ik onderken dat dit feit zich voordoet. In mijn antwoord op vraag 6 ga ik daar nader op in.
Is het tevens waar, dat zogenaamde «first offender jongeren» samen met zwaardere criminelen gedetineerd worden? Welke maatregelen worden genomen om te voorkomen dat deze jongeren hierdoor verder afglijden in de criminaliteit?
Het beleid van de Voogdijraad en de andere partners in de strafrechtketen is erop gericht om minderjarigen – uiteraard ook first offender minderjarigen – zo min mogelijk in detentie of gesloten te plaatsen. Er wordt zoveel mogelijk geïnvesteerd in «de voorkant» van de strafrechtketen. Sinds augustus 2010 op Bonaire en sinds mei 2011 op Sint Eustatius en Saba, wordt met behulp van drie geïntroduceerde interventiemodellen (Halt-afdoening, Officiersmodel en Rechtersmodel) ingezet op een aanpak voor respectievelijk lichte, gemiddelde en ernstige delicten, zodanig dat daar voorbeeldwerking van uitgaat. Daarnaast is samenwerking gezocht met de civiele en preventieve jeugdketen, zodat een sluitende jeugdketen ontstaat. Het preventief werkende Centrum Jeugd en Gezin en de Jeugdzorg (de ambulante hulpverleners in vrijwillig kader) werken nauw samen met het Expertisecentrum Onderwijs Zorg Bonaire om vroegtijdig via de scholen hulp te bieden aan ouders en jongeren om te voorkomen dat ze «drop-outs» worden. Hierover zijn tussen partijen afspraken gemaakt. Ook de Voogdijraad – waarnaar zo nodig kan worden verwezen – is bij deze afspraak betrokken.
Daarnaast geldt dat indien minderjarigen in voorkomend geval wel tot detentie in de JICN op Bonaire worden veroordeeld, zij gescheiden van volwassenen worden gedetineerd. Op dit moment zitten op Bonaire geen minderjarigen in detentie. Wel enkele jongvolwassenen in de leeftijd van 19 tot 22 jaar.
Tenslotte kan nog worden gemeld dat er begin 2012, onder verantwoordelijkheid van VWS en in samenwerking met het lokale bestuur en de jeugdorganisaties, een campagne Positief Opvoeden is gestart om ouders kennis te laten maken met een andere manier van opvoeden.
Ook Stichting Jeugdwerk Jong Bonaire, een centrum waar jongeren van 12 tot 20 jaar na schooltijd heen kunnen, biedt de jeugd activiteiten op sport en educatief gebied aan om afglijden richting criminaliteit en andere ongewenste activiteiten te voorkomen. Jong Bonaire biedt de ouders ook opvoedingsondersteuning aan.
Hoe staat het met de voorzieningen, waaronder reclassering, voor gedetineerden op de BES-eilanden? Zijn deze al op het gewenste niveau? Zo nee, binnen welke termijn is dit wel het geval?
De reclasseringsactiviteiten worden op Bonaire, St. Eustatius en Saba door Stichting Reclassering Caribisch Nederland (SRCN) uitgevoerd en hebben het adequate niveau. Dit betreft voorlichting en advies aan de rechterlijke macht, het toezicht bij bijzondere voorwaarden en elektronisch toezicht en het laten uitvoeren van taakstraffen. De SRCN wordt op het gebied van verdere professionalisering en bedrijfsvoering ondersteund door Reclassering Nederland. De Raad voor de Rechtshandhaving is verantwoordelijk voor het toezicht op de kwaliteit van de reclassering en de overige voorzieningen.
Bent u van mening dat er sinds 10/10/10 een onwenselijke situatie is ontstaan doordat (familie van) slachtoffers van criminaliteit in Saba en St. Eustatius moeilijk de rechtszaak kunnen bijwonen doordat ze naar Bonaire moeten afreizen? Zo nee, waarom niet? Bent u tevens van mening dat dit obstakel ook geldt voor familie van gedetineerden die veel minder op bezoek kunnen komen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen kunnen we verwachten om dit probleem te verhelpen en wanneer kan men deze maatregelen verwachten? Hoe verhoudt het voorgaande zich tot artikel 5 van de Onderlinge regeling3 dat vereist dat de gedetineerde in het belang van goede resocialisatie binnen een redelijke termijn vóór het einde van de straf terugkeert? Wat is in uw optiek een redelijke termijn?
Op St. Eustatius en Saba is momenteel geen detentiecapaciteit beschikbaar. In 2014 is de nieuw te bouwen Justitiële Inrichting (30 plaatsen) op St. Eustatius gereed. Vanaf dat moment hoeven gedetineerden uit Saba en St. Eustatius niet meer naar Bonaire te worden overgebracht. Voor de tussenliggende periode onderzoek ik de mogelijkheid om de gedetineerden van St. Eustatius en Saba wekelijks videocontact (Skype) met hun familie te kunnen laten onderhouden (zie ook het antwoord op vraag 8). Het uitgangspunt is dat gedetineerden een half jaar voor ommekomst van hun straf worden voorbereid op hun terugkeer. Het is afhankelijk van de aard van hun problematiek of hieraan ook daadwerkelijk uitvoering kan worden gegeven.
Binnen welke termijn is de extra celcapaciteit beschikbaar op Bonaire en St. Eustatius? Is deze extra capaciteit, vooral op St. Eustatius, dermate dat gedetineerden van Saba en St. Eustatius niet meer op Bonaire gedetineerd hoeven te worden? Heeft u kennisgenomen van de bezwaren die er onder de bevolking van St. Eustatius bestaan tegen de locatie. Geven deze bezwaren er aanleiding toe om de locatie, in samenspraak met de eilandsraad, te herzien? Zo nee, waarom niet?
In 2015 is de nieuw te bouwen Justitiële Inrichting op Bonaire gereed, waarmee Bonaire beschikking zal hebben over 70 cellen (maximaal 140 detentieplaatsen). In 2014 is de nieuwe Justitiële Inrichting op St. Eustatius gereed, waarmee dan 30 plaatsen beschikbaar zijn. Vanaf dat moment zal overbrenging van gedetineerden naar Bonaire omwille van de capaciteit, niet meer nodig zijn. Ik ben op de hoogte van de bezwaren die er zijn tegen de bouwlocatie op St. Eustatius. Echter, het bestuurscollege aldaar is bevoegd om hierover een besluit te nemen. Wij zijn vanzelfsprekend met het eilandbestuur in gesprek over een spoedige realisatie.
Bent u, gezien het bovenstaande, van mening dat sinds 10/10/10 de rechtsgang van gedetineerden uit Saba en St. Eustatius is verslechterd nu ze naar Bonaire moeten afreizen in plaats van Sint Maarten? Zo nee, waarom niet?
Gedetineerden uit Saba en St. Eustatius, die op Bonaire zijn gedetineerd, zijn er qua voorzieningenniveau in de Justitiële Inrichting Caribisch Nederland (JICN) op Bonaire op vooruitgegaan ten opzichte van de situatie van vóór 10/10/10 toen ze veelal op St. Maarten gedetineerd werden. Ook gelet op hun veiligheid in detentie is de overgang van Sint Maarten naar Bonaire een grote vooruitgang. Ik verwijs u in dit verband ook naar het antwoord op vraag 3. Natuurlijk is vanwege de grotere afstand tussen St. Eustatius en Saba tot Bonaire de mogelijkheid tot familiebezoek voor gedetineerden beperkt. Contacten zijn voor een aantal gedetineerden beperkt tot het gebruik van de fax en telefoon. Onderzocht wordt de mogelijkheid – mede met het oog op de veiligheidsaspecten – om gedetineerden van St. Eustatius en Saba wekelijks videocontact (Skype) met hun familie te kunnen laten onderhouden. Overigens kan hierbij worden opgemerkt dat beperkte mogelijkheden tot familiebezoek vanwege een grote geografische afstand zich ook elders kunnen voordoen en in die zin niet uniek is voor de situatie in Caribisch Nederland. Tenslotte kan worden opgemerkt dat het hier gaat om een tijdelijke situatie, omdat nieuwbouw van een JICN op St. Eustatius in 2014 is voorzien.
Ziet u aanleiding om, conform artikel 6 lid 2 van de Onderlinge regeling3, de regeling te wijzigen? Zo ja, welke wijzigingen voorziet u?
Gelet op de beantwoording van bovenstaande vragen zie ik op dit moment geen aanleiding om de Onderlinge Regeling te wijzigen.
Beschietingen van kinderen bij de grens met de Gazastrook |
|
Frans Timmermans (PvdA), Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het urgent appeal bericht van Defence For Children waarin melding wordt gemaakt van dertig zaken waarin kinderen zijn beschoten vlakbij de grens met de Gazastrook?1
Ja.
Wat is uw oordeel over deze gewelddadigheden specifiek gericht op Palestijnse kinderen?
Ik veroordeel elke vorm van geweld dat gericht is tegen kinderen. Ik kan op basis van de beschikbare informatie niet beoordelen of deze Israëlische militaire acties zoals in de vraag gesteld zich specifiek tegen kinderen richtten. Israël heeft om veiligheidsredenen een bufferzone van 300 meter ingesteld en de Gazaanse bevolking hiervan op de hoogte gesteld.
Wat is uw oordeel over het gegeven dat de Israëlische overheid steeds meer restrictieve maatregelen neemt om mensen die zich binnen 300 meter van de grens met de Gazastrook bevinden te bedreigen met geweld?
Israël heeft te kampen met raketaanvallen door extremistische groeperingen vanuit de Gazastrook. Het land heeft het recht en de plicht zijn burgers daarvan zoveel mogelijk te vrijwaren en neemt daartoe maatregelen. De Nederlandse regering verwacht van Israël dat die maatregelen in overeenstemming zijn met het internationaal recht, waaronder humanitair oorlogsrecht en mensenrechten.
Wat is uw oordeel over het gegeven dat de Israëlische overheid bewust ladingen met bouwmateriaal blokkeert met als gevolg dat in dit tempo het 78 jaar zal duren om Gaza weer op te bouwen?2
Israël heeft in juni 2010 toegezegd zich in te spannen om de toegang van goederen naar Gaza, o.a. van bouwmaterialen, op te voeren. Ik constateer een toename van de invoer van goederen en bereidheid de toegang verder te verruimen.
Deelt u de mening dat de gewelddadigheden richting kinderen en het bewust blokkeren van bouwactiviteiten in strijd zijn met internationale verdragen en het internationaal recht? Indien nee, waarom niet?
De regering erkent dat Israël legitieme veiligheidsbehoeften heeft. Zij gaat ervan uit dat de Israëlische autoriteiten hierin voorzien op een wijze die strookt met hun verantwoordelijkheden onder internationaal recht. Waar daarover zorgen bestaan, worden deze met Israël gedeeld.
Op welke wijze heeft u uw zorgen geuit over deze ontwikkelingen, die strijdig zijn met het huidige liberale beleid van de Israëlische overheid? Heeft u uw zorgen tevens geuit richting uw Israëlische ambtsgenoot? Indien nee, waarom niet?
De in het vorige antwoord gevende zorgen deel ik ook met mijn ambtgenoot.