De veiligheid van bewoners van verpleeghuis Mariahoeve |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten over bewoners van verpleeghuis Mariahoeve die overleden zijn na het eten van een chloortablet en een plastic handschoen? Bent u bekend met het bericht dat de toediening van morfine door een verpleegster van ditzelfde verpleeghuis is stopgezet, zonder toestemming van een arts en de familie?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat dergelijke incidenten te allen tijde voorkomen kunnen worden?
Nee. Incidenten kunnen altijd gebeuren, hoe oplettend de zorgmedewerkers ook zijn of hoe gedegen het kwaliteitsbeleid van de zorginstelling ook is. Ik vind het echter essentieel dat er alles aan wordt gedaan om te voorkomen dat dergelijke vreselijke incidenten gebeuren. Een goed kwaliteitsbeleid en een actieve commissie melding incidenten binnen de zorginstelling zijn hiervoor van groot belang.
Wat vindt u ervan dat dit verpleeghuis pas actie onderneemt nadat dergelijke incidenten tot de dood geleid hebben?
Ik heb contact opgenomen met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). De IGZ constateert dat deze zorginstelling veel aandacht heeft voor de veiligheid van cliënten. De IGZ is van mening dat de zorginstelling de kwaliteit goed bewaakt, met name door een pro-actieve aanpak om incidenten zoveel mogelijk te voorkomen.
Zijn de beschreven incidenten allemaal gemeld bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg? Zo ja, wat heeft de Inspectie met de meldingen gedaan? Zo nee, welke actie gaat u ondernemen tegen organisatie Florence omdat de incidenten niet gemeld zijn?
Ja, de incidenten zijn gemeld bij de IGZ. De IGZ heeft de meldingen onderzocht. Aan de hand van de resultaten van het onderzoek zijn door de zorginstelling verbetermaatregelen genomen.
De zaak van het inslikken van de chloortablet is nog niet afgerond. Na afronding van het onderzoek zal de IGZ zich bezinnen op de te nemen maatregel.
Wanneer heeft de Inspectie voor het laatst een bezoek gebracht aan verpleeghuis Mariahoeve? Deelt u de mening dat dit verpleeghuis vaker, onaangekondigd bezocht moet gaan worden, al dan niet door «mystery guests»?
De IGZ heeft in 2010 en 2011 meerdere bezoeken gebracht aan zorginstelling Florence. De locatie Mariahoeve is niet specifiek bezocht. Zoals ik al in antwoord 4 aangeef, zal de IGZ zich nog bezinnen op de te nemen maatregelen wanneer het onderzoek naar het incident is afgerond.
Het houden van wallabies in Nederland en de onvermijdelijke tragedies die dit oplevert |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Is het u bekend dat er al dagen een ontsnapte – of met opzet vrijgelaten – wallaby door de Arnhemse bossen struint en dat er een zoekactie gestart zal worden om het dier te vangen?1
Ja. Het dier is inmiddels gevangen.
Bent u ervan op de hoogte dat er eerder deze maand ook al een wallaby gevangen is die uit een vakantiepark in Overijssel ontsnapt was? Heeft u kennisgenomen van de reactie van de algemeen manager van het Overijsselse vakantiepark, die stelde «Het leek een leuk idee, een wallaby op het vakantiepark, maar in praktijk pakte het idee minder goed uit»?2
Ja.
Erkent u dat je in Nederland dus zonder problemen exotische diersoorten als een kangoeroe aan kunt aanschaffen terwijl je geen idee hebt waar je eigenlijk aan begint? Zo ja, erkent u dat dieren daar de dupe van zijn? Zo nee, kunt u uiteenzetten welke voorwaarden er volgens u worden gesteld aan de verkoop van dieren?
De Bennettwallaby is geen op basis van de Europese CITES verordening beschermde diersoort. Dit dier wordt veelal hobbymatig gehouden. Op de website van het Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren valt informatie te lezen over het gedrag en de verzorging van wallaby’s.
Momenteel worden geen voorwaarden gesteld aan de verkoop van wallaby’s. Wel is in het voorgenomen Besluit gezelschapsdieren de plicht opgenomen om bij de verkoop van gezelschapsdieren schriftelijke informatie te verstrekken teneinde de koper in staat te stellen het dier zo goed mogelijk te verzorgen.
Hoe beoordeelt u de onderbouwde visie van Stichting AAP, die stelt dat het houden van wallaby's onvermijdelijk op een tragedie uitloopt voor mens en dier?3
In het kader van de Wet dieren wordt de positieflijst voor zoogdieren voorbereid. De Wageningen UR, Livestock Research (WUR), doet hiertoe onderzoek. Een onderdeel hiervan vormt een enquête over het gedrag en het welzijn van zoogdieren die door de houders van zoogdieren en deskundigen op het terrein van bepaalde zoogdiersoorten kan worden ingevuld. Ook voor wallaby’s kan informatie worden aangeleverd. Belangrijke stakeholders, waaronder stichting AAP, zijn benaderd om de enquête in te vullen.
Eerder is door de WUR wetenschappelijke informatie verzameld over het natuurlijke gedrag van zoogdieren. Deze informatie zal de WUR in samenhang met relevante en zoveel mogelijk wetenschappelijk onderbouwde informatie uit de enquête, per zoogdiersoort beoordelen op risico’s voor het houden van dieren. Ook hierbij zal onder meer Stichting AAP worden betrokken. Dit resulteert in een advies over plaatsing van zoogdiersoorten op de positieflijst.
Deelt u de mening dat kangoeroes geen huis- of hobbydieren zijn? Zo ja, wat gaat u doen om te voorkomen dat deze dieren als zodanig worden gefokt en verhandeld? Zo nee, kunt u toelichten waarom u vindt dat een wallaby, die veel levensruimte nodig heeft, een snelheid van 30 km per uur kan halen, niet plekzindelijk is en dus overal uitwerpselen achterlaat, en ook agressief kan zijn, wél geschikt is om als huisdier te houden?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u uiteenzetten wat het kost om de wallaby te vangen en de rest van zijn leven te verzorgen? Wie gaat dat betalen? Geeft u toe dat de eigenaar waarschijnlijk niet achterhaald zal kunnen worden, omdat u een registratie- en identificatieplicht voor dieren niet nodig vindt? Geeft u dan ook toe dat de belastingbetaler moet opdraaien voor de gevolgen van uw gebrekkige beleid op het gebied van gezelschapsdieren? Zo nee, hoe zit het dan?
De gemeente Arnhem heeft de nodige inspanningen verricht om de wallaby te vangen. Op basis van het Burgerlijk Wetboek hebben gemeenten de plicht om een gevonden dier gedurende twee weken op te vangen, teneinde de eigenaar van een dier te kunnen achterhalen. De voormalige eigenaar van de wallaby heeft zich gemeld en de kosten van het vangen en opvangen van de wallaby zullen door de gemeente Arnhem op hem worden verhaald. Deze persoon heeft afstand gedaan van zijn dier.
Kunt u uiteenzetten wat er met de ontsnapte wallaby zal gebeuren als deze gevangen is? Deelt u de mening dat dit sociale dier niet zomaar bij een particulier kan worden ondergebracht maar een goede plek verdient waar zoveel mogelijk in zijn natuurlijke behoeften kan worden voorzien, bijvoorbeeld bij Stichting AAP? Zo ja, op welke wijze zorgt u ervoor dat dit ook daadwerkelijk gaat gebeuren, en zorgt u voor de financiële middelen die nodig zijn voor een goede opvang van het dier?
De wallaby is door de gemeente Arnhem op zorgvuldige wijze geplaatst bij een particulier die ook andere Bennettwallaby’s houdt. Volgens de laatste berichten maakt de wallaby het goed. Hij is opgenomen in de groep.
Kunt u uiteenzetten hoeveel kangoeroes er in Nederland jaarlijks worden verhandeld en hoeveel kangoeroes er gehouden worden door handelaren, particulieren, kinderboerderijen en andere instellingen? Hoeveel wallaby's worden er jaarlijks gefokt in ons land? Hoeveel fokkers van en handelaren in kangoeroes zijn gevestigd in Nederland? Worden er kangoeroes naar en van Nederland geëxporteerd? Is daarbij ook sprake van wildvang? Zo nee, hoe kan het dat u helemaal geen zicht heeft op de handel in deze dieren?
De handel in beschermde kangoeroes wordt geregeld door de Europese CITES verordening. Dienst Regelingen heeft voor de handel in beschermde kangoeroes geen vergunningen of certificaten afgegeven. Voor de niet-beschermde kangoeroesoorten, waaronder de Bennettwallaby, bestaat geen vergunningenplicht.
Dierentuinen moeten op grond van de Europese dierentuinenrichtlijn die in het Dierentuinenbesluit is geïmplementeerd, over een bijgewerkt dierregister beschikken. Gegevens over dierentuincollecties hoeven niet aan mij te worden verstrekt.
Het tentenkamp in Ter Apel |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Sharon Dijksma (PvdA) |
|
Leers |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de oproep van acht Groningse Statenfracties om te zoeken naar een oplossing voor de asielzoekers die in het tentenkamp in Ter Apel verblijven? Heeft u ook kennisgenomen van hun oproep deze asielzoekers te huisvesten zolang zij niet terug kunnen naar hun eigen land? Geeft u gehoor aan deze oproep? Zo nee, waarom niet?1
Ja. In de brief van de Groningse Statenfracties wordt gevraagd om deze groep duidelijkheid te bieden. Zoals ik al tijdens het spoeddebat van 15 mei jl. heb gezegd, is aan deze vreemdelingen in het verleden duidelijkheid geboden. Na een zorgvuldige asielprocedure, met de mogelijkheid van een rechterlijke toets, is geoordeeld dat deze vreemdelingen niet in aanmerking komen voor bescherming in Nederland. In dat geval is terugkeer aan de orde. Dat een afwijzing van de asielaanvraag botst met de hoop en verwachtingen van deze vreemdelingen begrijp ik, maar kan geen reden zijn om beslissingen die zorgvuldig zijn genomen, aan de kant te schuiven.
Vreemdelingen die niet of niet langer recht op verblijf hebben, dienen Nederland te verlaten. Het beleid inzake terugkeer is een integraal onderdeel van het migratiebeleid en is essentieel voor het draagvlak voor en geloofwaardigheid van het toelatingsbeleid. Het is mijn verantwoordelijkheid om eenduidig te handelen, en te blijven handelen, richting vreemdelingen die uitgeprocedeerd zijn. Hun perspectief kan – hoe pijnlijk dit soms ook is – niet anders dan terugkeer zijn. Dit geldt ook voor de vreemdelingen uit het tentenkamp. De eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling staat hierbij voorop.
In het kamp zitten met name Irakezen en Somaliërs. Deze vreemdelingen kunnen, in tegenstelling tot wat in de oproep wordt gesuggereerd, vrijwillig terugkeren. Dat heb ik in het spoeddebat uiteengezet. Daar waar in een individuele zaak blijkt dat een vreemdeling buiten zijn schuld niet kan terugkeren, kan een buitenschuldvergunning worden verleend.
In wiens opdracht kwam het verbod op bedden en klapstoelen in het tentenkamp, zodat de mensen gedwongen worden op de grond te slapen?
De actievoerders bevinden zich op een terrein van het COA. Door het COA zijn, mede in het licht van de beheersbaarheid van de situatie, afspraken gemaakt met de woordvoerders over welke spullen in het tentenkamp mogen worden binnengebracht. Door het COA is duidelijk gemaakt dat voorwerpen die een langdurig en/of permanent verblijf mogelijk maken, zoals bankstellen of tafels, niet worden getolereerd. De woordvoerders van de actievoerders hebben ingestemd met deze voorwaarden en hebben ermee ingestemd om zelf toe te zien op de naleving van de gemaakte afspraken.
Wat is uw reactie op het relaas van een huisarts die ons ter plaatse heeft gesproken en die na meerdere consulten in het kamp bij ons heeft aangedrongen op goede medische zorg en hygiënische omstandigheden omdat meerdere mensen ziek zijn en infecties zich nu snel kunnen verspreiden?
In het kader van de volksgezondheid zijn er 12 toiletten geplaatst, die iedere dag gereinigd worden door de gemeente. Ook zijn er op 14 mei 2012 twee watertanks geplaatst. Sinds 16 mei 2012 is zijn er tappunten vanuit de waterleiding beschikbaar.
In geval van een medische noodsituatie dan wel medisch zorgwekkende situatie, kan er, zoals gebruikelijk, met de hulpdiensten contact worden gezocht via het noodnummer.
Vandaag wordt door de Geneeskundige Gezondheidsdienst een onderzoek ter plaatse uitgevoerd in het kader van de volksgezondheid en eventueel aanwezige besmettelijke ziektes.
Zoals ik ook in de beantwoording op de Kamervragen van de heer Fritsma heb gemeld, heb ik de vreemdelingen uit het tentenkamp een week onderdak aangeboden, zonder dat hieraan voorwaarden waren gekoppeld. Dit aanbod heeft de groep echter geweigerd. De groep kiest voor voortzetting van de actie ondanks het feit dat hen een alternatief is geboden en kiest dus zelf voor een precair verblijf in tenten.
Nu u de situatie in het tentenkamp eerder onhoudbaar heeft genoemd, kunt u specificeren voor wie de situatie precies onhoudbaar is? Voor de mensen ter plekke, voor de gemeente Vlagtwedde, voor het Centraal Orgaan opvang asielzoekers of voor de Nederlandse regering? Welke consequenties verbindt u aan deze uitspraak?
In de beantwoording van de eerder genoemde vragen van de heer Fritsma heb ik geschreven dat de situatie niet langdurig houdbaar is. Dit geldt zowel voor de (lokale) overheid als voor de vreemdelingen zelf. Daarom heb ik ook gemeld dat ik met de burgemeester van Vlagtwedde, en zo mogelijk met de actievoerders, zal komen tot afspraken over de beëindiging van de actie.
Kunt u deze vragen voor 22 mei 2012 12.00 u beantwoorden?
Ja.
De onhoudbare financiële problemen bij dierenasielen en –opvangcentra |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
![]() |
Heeft u gezien dat dierenasielen – zonder uitzondering – in grote financiële nood verkeren?1
Ik heb kennisgenomen van dit bericht.
Wat vindt u ervan dat opvangcentra gemiddeld € 40 000 tot € 70 000 euro in het rood staan op een gemiddeld jaarbudget van € 200 000 en dat hierdoor nu faillissementen dreigen? Deelt u de mening dat er sprake is van een groot probleem? Zo nee, waarom niet?
Ik heb geen inzicht in de financiële huishouding van de opvangcentra in Nederland. Indien deze informatie klopt dan is dit inderdaad zorgelijk voor deze centra.
Erkent u dat de dump van dieren en dieren die rondzwerven een maatschappelijk probleem vormen? Zo nee, wiens probleem vindt u het dan?
Het bestaan van zwerfdieren kan lokaal een probleem vormen. Ik acht een eventueel probleem met zwerfdieren een lokale aangelegenheid.
Erkent u dat dierenasielen en opvangcentra belangrijk werk verrichten door zich belangeloos in te zetten voor de opvang van gedumpte, afgestane en/of rondzwervende dieren?
Zij verrichten zeer belangrijk werk. Ik heb veel waardering voor deze asielen en centra en de vrijwilligers die zich inzetten voor deze dieren.
Erkent u tevens dat dierenasielen en -opvangcentra voor het overgrote deel, en vaak zelfs geheel, afhankelijk zijn van vrijwilligers?
Bij mijn weten is dit inderdaad vaak het geval.
Erkent u dat er niet of nauwelijks posten zijn waarop een dierenasiel of opvangcentrum kan bezuinigen, omdat al het geld gaat naar de opvang en de verzorging van de dieren?
Ik heb zoals gezegd geen inzicht in de financiële huishouding van asielen en opvangcentra.
Kunt u bevestigen dat gemeenten debet zijn aan de grote financiële problemen en dreigende faillissementen van opvangcentra, omdat zij consequent verzuimen hun wettelijke verplichting na te komen om de opvang van zwerfdieren 14 dagen lang te betalen?2 Zo ja, deelt u de mening dat gemeenten dierenasielen in een zeer hachelijke positie brengen, door ze wel de opdracht te geven om zwerfdieren op te vangen, maar ze vervolgens niet te betalen, omdat zij weten dat er toch wel financieel zal worden «bijgesprongen» door dierenwelzijnsorganisaties? Zo nee, waarom niet en wie acht u dan verantwoordelijk voor de financiële nood?
Omdat ik geen inzicht heb in de financiële huishouding van asielen en opvangcentra kan ik ook geen eenduidige oorzaak aanduiden voor de benoemde problemen. Mijn beeld is wel dat gemeentes verschillend omgaan met deze taak. De hoogte van de bijdrage van gemeentes aan de opvang van dieren verschilt.
De mate waarin sprake is van benodigde opvang voor dieren verschilt echter ook per gemeente. Dit is een lokale, autonome, afweging van de desbetreffende gemeente.
Kunt u bevestigen dat gemeenten jaarlijks bij elkaar zo’n € 90 miljoen aan hondenbelastingen innen, dat deze opbrengsten niet besteed worden aan de 7 500 honden, 24 000 katten en talloze andere dieren in opvangcentra maar verdwijnen in het potje «algemene middelen»?3 Zo ja, wat vindt u ervan dat gemeenten wel aan dieren willen verdienen, maar er geen geld aan uit willen geven? Zo nee, kunt aangeven hoeveel hondenbelasting er dan wel door gemeenten wordt geïnd en waar zij dit aan uitgeven?
Op basis van de begrotingcijfers zoals het Centraal bureau voor de statistiek deze verzameld blijkt dat voor 2012 gemeentes verwachten € 61 miljoen aan hondenbelasting te innen. Het uiteindelijke bedrag zal lager uitvallen omdat een deel oninbaar zal zijn. 294 van de 415 gemeentes heffen hondenbelasting. Zij vertegenwoordigen 81% van de Nederlandse bevolking. De hondenbelasting is een algemene belasting waarvan de opbrengst niet bestemd hoeft te worden, maar behoort tot de algemene middelen. Gemeentes zijn dan ook vrij in de besteding van deze gelden. De gemeenteraad besluit over de bestemming van de algemene middelen, op basis van de lokale behoeften. Dit is een autonome bevoegdheid van de gemeente, waarin het Rijk niet kan treden.
Deelt u de mening dat gemeenten hun verantwoordelijkheid moeten nemen voor de opvang van dieren? Zo ja, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat zij hun wettelijke plichten daadwerkelijk nakomen? Zo nee, waarom moeten burgers zich wel netjes houden aan de wet en hoeven gemeenten dat niet?
Gemeentes dienen invulling te geven aan de plicht neergelegd in artikel 8, lid 3, Boek 5, Burgerlijk Wetboek om een gevonden dier twee weken in bewaring te nemen. Indien een gemeente zich niet houdt aan deze wettelijke regels dan kan het college van B&W hierop aangesproken worden door de gemeenteraad.
Het ministerie heeft de afgelopen jaren samen met het Lectoraat welzijn van Dieren van Van Hall Larenstein en de Dierenbescherming meerdere keren een Gemeentelijke conferentie dierenwelzijnsbeleid georganiseerd voor gemeenteambtenaren en gemeentebestuurders. Tijdens deze conferenties is ook de opvangplicht van gemeentes op verschillende manieren aan de orde gekomen met als doel gemeentes te informeren over deze plicht.
Teneinde de gemeentes nader te informeren over de opvangplicht ben ik bereid om de VNG te vragen aandacht te besteden aan dit onderwerp door bijvoorbeeld extra informatie op de website van de VNG te plaatsen dan wel informatie hierover op te nemen in de nieuwsbrief van de VNG.
Kunt u uitleggen hoe u het zo ver heeft laten komen dat dierenasielen zonder uitzondering in grote financiële nood verkeren, terwijl de Kamer u in de motie van het lid Ouwehand al gewezen heeft op de problemen in de dierenopvang en u verzocht heeft met een oplossing te komen?4 Dacht u dat u de uitspraak van de Kamer, dat het aantal zwerfdieren moet worden teruggedrongen en er een plan van aanpak moet komen voor de opvang van dieren, niet serieus hoefde te nemen?
Zoals u heeft kunnen lezen in mijn brief met kenmerk TK 2011–2012, 28 286, nr. 540 is er wel degelijk sprake van meerdere maatregelen om het aantal achtergelaten dieren terug te dringen. Aan de motie wordt derhalve uitvoering gegeven. Ik zet mij vooral in om het ontstaan van zwerfdieren te voorkomen.
De opvang van bestaande zwerfdieren acht ik een lokale verantwoordelijkheid.
Wilt u garanderen dat er geen dierenasielen of -opvangcentra hoeven te sluiten vanwege financiële problemen die het gevolg zijn van gebrekkig overheidsbeleid en het niet nakomen van verplichtingen door gemeenten? Zo ja, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de opvang van dieren gegarandeerd blijft? Zo nee, waarom niet en wat gaat er dan gebeuren met de dieren die nu in de betreffende asielen zitten of daar terecht zouden komen?
Ik kan dergelijke garanties niet geven. Indien een bepaalde gemeente niet voldoet aan de wettelijke plicht tot opvang van dieren gedurende twee weken dan kan, zoals hiervoor aangegeven, de lokale overheid hierop aangesproken worden.
Zoals hiervoor aangemeld ben ik bereid de VNG te vragen nogmaals aandacht te besteden aan de plichten van gemeenten op het terrein van de opvang van dieren.
Bent u bereid de handel in dieren sterk te beperken en de handelaren in dieren mee te laten betalen aan het probleem van dump en opvang van dieren door een heffing in te voeren op de verkoop van dieren ten bate van een opvangfonds, zodat u eindelijk wel aan de slag gaat met de aangenomen motie? Zo nee, waarom mag een sector met een miljardenomzet als de dierenbranche van u wel geld verdienen aan dieren en hoeft zij niet mee te betalen aan de oplossing van de problemen die daar mede door ontstaan? Vindt u het normaal om een maatschappelijk probleem waar een commerciële sector een belangrijk aandeel in heeft volledig af te schuiven op vrijwilligers, donateurs en belastingbetalers?
De verantwoordelijkheid voor het voorkomen van het ontstaan van zwerfdieren ligt in de eerste plaats bij de houder van het dier.
Zoals u weet, werk ik aan het Besluit gezelschapsdieren en aan de uitvoeringsregels van de nieuwe Wet dieren. Met deze nieuwe regels beoog ik de bestaande regels voor de handel in gezelschapsdieren aan te scherpen.
Het ontwerpbesluit bevat onder andere een registratieplicht en verplichte opleiding voor alle handelaren en bedrijfsmatige fokkers van gezelschapsdieren (voorheen bestonden deze plichten alleen voor handelaren en bedrijfsmatige fokkers van honden en katten). Ook ben ik voornemens voorlichting bij de verkoop van een dier verplicht te stellen in dit besluit. In de uitvoeringsregelgeving onder de Wet dieren wordt het zich ontdoen van een dier aangemerkt als dierenmishandeling, zodat hier eenvoudiger tegen opgetreden kan worden en wordt het aantal diersoorten dat mag worden gehouden beperkt via de positieflijst.
Ik zet mij verder in voor een verplichte identificatie en registratie van honden en financier mede de voorlichting aan (potentiële) kopers via het LICG.
Met mijn beleid scherp ik de regels voor de handel dus reeds aan en vraag ik de sector ook om verdere investeringen in dierenwelzijn bijvoorbeeld door opleiding. Alvorens verdere maatregelen te overwegen wil ik eerst de effectiviteit van deze maatregelen bezien.
Het bericht ‘Bank zet trouwe klant in de kou’ |
|
Jacques Monasch (PvdA), Ronald Plasterk (PvdA) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Is het waar dat banken momenteel substantieel minder financieringsruimte voor een hypotheek bieden aan bestaande klanten van wie de inkomenspositie niet is verslechterd?1
Wat iemand hypothecair mag lenen ten opzichte van zijn inkomen (LTI norm) wordt bepaald door de normen van het Nibud. De ruimte die een huishouden heeft voor woonuitgaven wordt hierbij bepaald door het bruto inkomen te verminderen met de verschuldigde belastingen en premies en overige kosten voor levensonderhoud. Jaarlijks worden de normen opnieuw berekend. De laatste jaren zijn de normen verkrapt door beperkingen van de koopkracht, onder andere door aanpassingen van regelingen voor sociale zekerheid. Daardoor is het bedrag wat iemand kan lenen ten opzichte van zijn inkomen de laatste jaren beperkt. Afhankelijk van de rentestand en het inkomen kan er in 2012 daardoor 1 tot 5% minder geleend worden dan in 2011. De wijze waarop deze LTI norm wordt berekend, is niet veranderd, uitsluitend de uitkomsten van deze berekeningen hebben tot een verkrapping geleid.
De Gedragscode Hypothecaire Financieringen (GHF) is mede op aandringen van de AFM en het ministerie van Financiёn door marktpartijen zelf aangescherpt met ingang van 1 augustus 2011. Hypotheken die zijn en worden afgesloten na 1 augustus dienen te voldoen aan de regels in deze GHF. Dit geldt ook voor hypotheken die, zoals in het artikel in de Telegraaf d.d. 16 mei 2012 wordt aangegeven, worden meeverhuisd naar een nieuwe woning. De AFM houdt toezicht op de naleving hiervan.
Voor inwerkingtreding van deze aangepaste GHF werd in ruime mate gebruik gemaakt van de mogelijkheid om af te wijken van de LTI- norm (in 2009 werd in 6,5% van de gevallen niet goed onderbouwd waarom werd afgeweken van deze norm). Daarom zijn in de GHF beperkingen gesteld aan de afwijkingsmogelijkheden van de inkomensnormen. Dit betekent dat een aantal consumenten minder kan lenen dan toen deze afwijkingsmogelijkheden groter waren.
Hierbij moet wel opgemerkt worden dat, hoewel de financieringsruimte iets kleiner is geworden, ook de huizenprijzen gedaald zijn en de overdrachtsbelasting met 4% is afgenomen.
Kunt u toelichten in welke mate de financieringsruimte voor klanten is verminderd sinds, mede op voorspraak van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), de regels voor hypotheekverstrekking zijn verscherpt? Kunt u aangeven welk effect dat heeft op de hypotheekruimte voor consumenten en op de woningmarkt?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven op welke wijze de banken de strengere regelgeving van de AFM interpreteren? Is er in uw ogen sprake van een striktere interpretatie door de banken dan noodzakelijk? Kunt u dit toelichten?
Binnen de GHF regels is er nog steeds ruimte voor maatwerk bij de LTI norm.
Voor deze inkomensnormen geldt dat naast de Nibud normen rekening mag worden gehouden met een onvoorwaardelijke, schriftelijk vastgelegde inkomensstijging binnen 6 maanden; de gemiddelde inkomsten over de laatste drie kalenderjaren wanneer de consument ondernemer is; en inkomsten uit vrij beschikbaar vermogen. Daarnaast zijn er verschillende uitzonderingsmogelijkheden op de inkomensnorm mogelijk. Als een hypothecaire financiering wordt overgesloten, mag er een uitzondering worden gemaakt (onder de voorwaarden dat de consument in de woning blijft wonen en de nieuwe hypothecaire financiering niet hoger is dan de af te lossen hypothecaire financiering, vermeerderd met notaris- en taxatiekosten, eventuele afsluitkosten en/of door de consument aan een bemiddelaar betaalde vergoedingen ter zake van de hypothecaire financiering en een eventueel verschuldigde vergoeding wegens vervroegde aflossing van de oude hypothecaire financiering). Dit mag ook bij energiebesparende voorzieningen in de woning en bij verwerving van een woning met het zogenaamde A-label. In zo’n geval mag een extra hypothecaire financiering verstrekt worden door het Contactorgaan Hypothecair Financiers in overleg met het NIBUD vast te stellen bedrag.
Verder mogen bij een zogenaamde overbruggingssituatie de verplichtingen van de consument uit een bestaande hypothecaire financiering van een verkochte of te verkopen woning en van een overbruggingsfinanciering buiten beschouwing worden gelaten, mits aannemelijk is dat de verplichtingen uit de hypothecaire financieringen gedurende een realistische periode door de consument kunnen worden nagekomen.
Tenslotte is er een algemeen omschreven uitzonderingsmogelijkheid opgenomen in de GHF. Als een afwijkende situatie goed gedocumenteerd is, goed gecontroleerd wordt en aantoonbaar bestendig is, kan worden afgeweken van de inkomensnormen.
De AFM houdt in haar toezicht rekening met deze uitzonderingsmogelijkheden. Eind vorig jaar (Kamerstuk 29 507, nr. 105) heb ik Uw Kamer geïnformeerd over een gesprek dat heeft plaatsgevonden tussen de banken en de AFM en het ministerie van Financiёn waarbij werd verduidelijkt hoe bepaalde uitzonderingen konden worden toegepast in de praktijk. De banken, de AFM en ikzelf blijven hierover in gesprek.
Zijn er in uw ogen andere redenen dan de verscherpte hypotheekregels waarom banken steeds strengere voorwaarden stellen aan hypotheekverstrekking aan consumenten? Kunt u dit toelichten en tevens aangeven welke signalen u daarover heeft ontvangen?
Het is moeilijk om te beoordelen in hoeverre banken strenger zijn in het verstrekken van hypothecair krediet om andere redenen dan hierboven genoemd.
De huidige economische en financiële problemen confronteren banken echter wel met een aantal factoren die kunnen betekenen dat banken voorzichtiger zijn in het verstrekken van nieuwe leningen dan in de hoogtijjaren voorafgaand aan de crisis. Zo is het voor banken sinds het uitbreken van de crisis moeilijker om financiering aan te trekken voor de (hypothecaire) leningen die ze verstrekken. Dit kan invloed hebben op het vermogen en de bereidheid van banken om extra (hypothecaire) leningen te verstrekken.
Daarnaast beoordelen banken bij het verstrekken van een (hypothecaire) lening altijd het risico dat een lening (ten dele) niet wordt terugbetaald. Hoewel het aantal betalingsachterstanden en gedwongen verkopen in Nederland nog steeds erg laag is ten opzichte van andere landen, maken het huidige slechte economische klimaat, de dalende huizenprijzen en de oplopende werkloosheid banken mogelijk voorzichtiger in het verstrekken van nieuwe hypothecaire leningen.
Banken worden daarnaast geconfronteerd met diverse maatregelen, zoals verscherpte kapitaalseisen onder Basel III en een bankbelasting. Deze hebben (mogelijk) beperkende gevolgen voor de kredietverlening aan consumenten. Het is moeilijk om aan te geven wat de precieze impact van dergelijke maatregelen is. Ten aanzien van de bankbelasting is recent aan Uw Kamer een brief (Kamerstuk 33 121, nr. 31) gestuurd waarin DNB een berekening heeft gemaakt van de effecten van de bankbelasting op de kredietverlening.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat banken relatief hoge hypotheekrentes berekenen aan consumenten, zowel voor hypotheken met nationale hypotheekgarantie (NHG) als zonder, terwijl zij zelf voor relatief lage rentes kunnen lenen op de internationale geldmarkt? Kunt u dit toelichten?
In 2011 heeft de NMa onderzoek gedaan naar de margeontwikkeling op de Nederlandse hypotheekmarkt. De NMa concludeerde dat de marges na het uitbreken van de crisis op de financiële markten sterk waren toegenomen en historisch gezien op een hoog niveau lagen, maar dat de marges begin 2011 weer waren gedaald tot niveaus die voor de crisis gangbaar waren. Daarnaast is het van belang dat er onderscheid wordt gemaakt tussen de rente op Nederlandse staatsobligaties, de interbancaire rente (euribor) en de rentes die banken betalen op de internationale kapitaalmarkten. De rente op Nederlandse staatsobligaties is door de problemen in de Eurozone sterk gedaald; ook de interbancaire rente is sterk gedaald, mede door het optreden van de ECB. Echter, de interbancaire rente is niet de rente waartegen banken onbeperkt lange financiering kunnen aantrekken aangezien de interbancaire markt door het onderlinge wantrouwen tussen banken behoorlijk opgedroogd is. Daarmee zijn de rente op Nederlandse staatsobligaties en de interbancaire rente dus geen goede graadmeter voor de rente die de banken op de internationale kapitaalmarkten betalen.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat de strengere regels voor hypotheekverstrekking zo rigide worden toegepast dat aantoonbaar kredietwaardige consumenten toch substantieel minder hypotheekruimte krijgen van hun bank? Kunt u dit toelichten?
Zie het antwoord op vraag 3. Er is ruimte voor maatwerk.
Olieboring in het Noordpoolgebied |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Deelt u de zorgen over de ijskappen in het Noordpoolgebied, die door het jarenlang opstoken van fossiele brandstoffen inmiddels zo ver zijn gesmolten dat voorheen onbereikbare Arctische oliegebieden nu binnen bereik zijn komen te liggen? Wat vindt u ervan dat uitgerekend oliemaatschappij Shell als eerste vanaf 13 juli 2012 proefboringen mag gaan uitvoeren in het unieke Noordpoolgebied?
Het is niet aan mij maar aan de vergunningverlener – in dit geval de Amerikaanse overheid – om de afweging te maken of activiteiten toegelaten kunnen worden. De Amerikaanse overheid heeft met de vergunningaanvraag ingestemd en is nagegaan of de mogelijke impact op onder andere de omgeving voor de bevolking, die afhankelijk is van de Arctische natuur in het voorzien van hun levensbehoeften, flora en fauna en het milieu acceptabel zijn. Ook is beoordeeld of Shell’s plannen voldoen aan de vereiste standaarden om olielekkages te voorkomen en dat in geval er iets gebeurt, hier snel en adequaat op gereageerd kan worden.
In algemene zin heb ik overigens geen bezwaar tegen het feit dat Shell het eerste bedrijf is dat proefboringen gaat uitvoeren in het Noordpoolgebied. Shell voldoet aan de eisen en voorwaarden die de Amerikaanse overheid gesteld heeft. Daarnaast heeft Shell ook reeds ervaring met werkzaamheden onder Arctische en subarctische omstandigheden (waaronder in Alaska, Sakhalin II, Groenland en Rusland).
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is om proefboringen toe te staan in het toch al in belabberde staat verkerende Noordpoolgebied, omdat een mondiale wedloop om Arctische olie dan niet meer te stoppen lijkt met alle potentiële desastreuze gevolgen van dien? Zo nee, waarom niet?
Kunt u bevestigen dat een eventueel olielek niet uitgesloten kan worden? Zo ja, hoe beoordeelt u het gegeven dat een eventueel olielek vrijwel onmogelijk kan worden gestopt en opgeruimd vanwege de geïsoleerde ligging van het gebied, het uitzonderlijke en ijzige klimaat en de vaak zware weersomstandigheden?
Deelt u de mening dat dit kwetsbare natuurgebied geen enkel risico mag lopen op zo’n desastreus olielek? Zo ja, deelt u de mening dat het paraat hebben van 22 schepen en een afsluiter geen garantie bieden op het kunnen voorkomen van desastreuze milieugevolgen, zeker gezien in het verleden is gebleken dat het olielek onder de Deepwater Horizon in de Golf van Mexico ook, nadat het kwaad was geschied, onstelpbaar bleek? Welke consequenties verbindt u hieraan? Zo nee, waarom acht u boringen in het poolgebied verantwoord?
Deze risico’s overziend, deelt u de mening dat de bescherming van dit unieke en zeer kwetsbare natuurgebied ernstig tekortschiet als deze olieproefboringen gaan plaatsvinden, zeker gezien het feit dat het Noordpoolgebied al enorm onder druk staat, de natuur achteruit holt en er enorme kennisleemtes bestaan over de uitwerkingen van klimaatverandering en de mate waarin de cumulatieve effecten van menselijke activiteiten het ecosysteem bedreigen? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om de bescherming van de Noordpool te verbeteren en deze proefboringen tegen te gaan? Op welke wijze gaat u hier werk van maken? Zo nee, waarom niet?
De bevoegde overheid bepaalt of genoeg maatregelen zijn genomen om de effecten van activiteiten op onder andere de biodiversiteit te minimaliseren. De Amerikaanse wet- en regelgeving schrijft voor, dat bij aanvragen voor mijnbouwactiviteiten in gevoelige gebieden onderzoeken zijn opgenomen, die ingaan op de mogelijk effecten op de omgeving.
Ik heb er alle vertrouwen in dat de Amerikaanse overheid een zorgvuldige afweging heeft gemaakt.
Deelt u de mening dat het veel wenselijker en efficiënter zou zijn als Shell de financiële middelen die nu worden ingezet voor onderzoek naar en voorbereidingen van deze proefboringen – met als gevolg dat bij oliewinning het broeikaseffect enkel vergroot zal worden – zou inzetten voor innovatie op het gebied van hernieuwbare en duurzame energiebronnen? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om dit te bevorderen? Zo nee, waarom niet?
In deze wil ik opmerken, dat ik niet ga over de commerciële keuzes van een bedrijf zoals Shell.
Bent u bereid de lidstaten van de Europese Unie en andere landen op te roepen zich te verzetten tegen proefboringen door oliemaatschappijen in het Noordpoolgebied en dit actief uit te dragen? Zo nee, waarom niet?
Zoals in het voorgaande is beschreven, heeft de Amerikaanse overheid voorwaarden en eisen gesteld en heeft Shell verscheidene onderzoeken moeten doen. Onder andere deze informatie heeft ten grondslag gelegen aan de beslissing, die de Amerikaanse overheid weloverwogen heeft genomen. Ik zie geen reden om dit in twijfel te trekken. Ik zal andere lidstaten en andere landen dan ook niet oproepen om zich te verzetten tegen de proefboringen; Shell zal ik ook niet oproepen om af te zien van de voorgenomen boringen.
Wat ik u echter wel toezeg, is dat ik Shell blijf stimuleren om maatschappelijk verantwoord te ondernemen. Voor dit project heeft Shell ook de lokale bevolking betrokken bij de ontwikkeling van de plannen; dergelijke contacten moeten goed onderhouden worden.
Bent u bereid een dringende oproep te doen aan Shell om af te zien van de voorgenomen boringen in het Noordpoolgebied? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
De behandeling van een Turkse zanger op Schiphol |
|
Coşkun Çörüz (CDA) |
|
|
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de berichten «Turkse zanger woest op Schiphol»1 en «Schiphol behandelt zanger schandelijk»?2
Kloppen de feiten zoals daar genoemd dat de Turkse zanger Sag de eerste keer wel Nederland in kwam en de tweede keer door de bejegening en behandeling op Schiphol zelf heeft besloten terug te keren?
Hoe kan het dat een persoon in het bezit van een zogenaamd (groen) Turks paspoort problemen ondervindt bij de toelating tot Nederland?
Waren alle voorwaarden voor toelating in orde? Zo ja, wat was de reden van oponthoud?
Is u bekend of reizigers uit Turkije, zoals zakenlieden, met geldige papieren wel vaker problemen ondervinden op Schiphol? Zo ja, kunt u hier een reden voor opgeven? Is er een opdracht om mensen uit Turkije grondiger te ondervragen? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Is er nadien nog contact gezocht met de uitnodigende stichting Kulsam, dan wel de heer Sag zelf? Zo nee, gaat u dat nog doen? Toelichting: deze vragen dienen ter aanvulling van eerdere vragen terzake van het leden Van Bommel (SP) ingezonden 21 mei 2012 (vraagnummer 2012Z10104) en van Marcouch (PvdA) ingezonden 21 mei 2012 (vraagnummer 2012Z10106).
Het bericht dat het gehele Noorden van Mali in handen is van extremisten. |
|
Frans Timmermans (PvdA), Jeroen de Lange (PvdA) |
|
Knapen (CDA) , Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht getiteld «Extremisten vestigen macht in N-Mali»?1
Ja
Deelt u de zorg dat de toenemende macht van gewapende groeperingen als de Mouvement National pour la Liberation de l'Azawad (MNLA) en extremisten zoals Al-Qaeda-in-de-Islamitische-Maghreb (AQIM) en Ansar ud-Din in Mali en West-Afrika een bedreiging vormen voor zowel de veiligheid in Mali als voor veiligheid in Nederland en Europa als geheel? Zo nee, waarom niet? Indien ja, op welke wijze wapent Nederland zich tegen deze toenemende dreiging?
De toenemende macht van rebellengroeperingen als de MNLA en extremistische groepen als AQIM en Ansar ud-Din is zorgwekkend. Zij bedreigen de stabiliteit in West- en Noord-Afrika (Maghreb) met ook effecten buiten deze regio.
Nederland steunt programma’s ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit in de regio, bijvoorbeeld projecten via de United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) voor de capaciteitsopbouw van de politiemacht. Nederland neemt ook deel aan het Europese Maritime Analysis and Operations Centre – Narcotics (MAOC-N) in Lissabon, dat drugsstromen uit Latijns-Amerika via Afrika naar Europa in kaart brengt en bestrijdt. Daarnaast zoekt Nederland aansluiting bij de EU-Sahelstrategie. Deze richt zich op een parallelle aanpak van veiligheid en ontwikkeling om armoede te bestrijden en bedreigingen van terrorisme, ontvoeringen, grensoverschrijdende criminaliteit, drugs- en mensenhandel tegen te gaan.
Wat doet Nederland zelfstandig en in Europees verband om het toenemende extremisme en geweld in Noord-Mali op te lossen en de legitieme regering van het land te ondersteunen bij het bestrijden van extremisme en geweld?
De Economische Gemeenschap van West Afrikaanse Staten (ECOWAS) heeft het voortouw genomen in de onderhandelingen met de verschillende rebellengroeperingen in het noorden van Mali. De EU steunt deze aanpak van ECOWAS. Nederland is voorstander van een aanpak in multilateraal verband.
Overweegt u vanwege de toenemende macht van extremisten en gewapende groeperingen nu wel, zoals eerder aan u gevraagd middels mondelinge vragen2, te pleiten voor een contactgroep Mali en daar als Nederland actief aan bij te dragen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De Afrikaanse Unie heeft aangekondigd een internationale ondersteunings- en follow-up groep voor Mali in te stellen. Nederland volgt, samen met EU-partners, de ontwikkeling en samenstelling van een dergelijke groep nauwlettend. Indien Nederland wordt gevraagd toe te treden tot een dergelijke internationale groep, zullen wij op basis van dan beschikbare gegevens een zorgvuldige afweging maken.
Is er vooruitgang geboekt via de Economische Organisatie van West-Afrikaanse Staten (ECOWAS) om dit probleem aan te pakken? Zo nee, waarom niet? Indien ja, op welke punten wel en nog niet?
Ja. Dankzij de inspanningen van ECOWAS hebben de coupplegers de macht relatief snel overgedragen aan een interim-president, een benoemde premier en een regering van nationale eenheid. Inmiddels is een transitieperiode van 12 maanden overeengekomen waarbinnen presidents- en parlementsverkiezingen moeten plaatsvinden. Daarmee is een vorm van civiel bestuur hersteld.
Daarentegen is de bezetting van het noorden van Mali niet opgelost.
ECOWAS is betrokken bij de onderhandelingen met groeperingen in het noorden van Mali. ECOWAS zou bereid zijn een troepenmacht in te zetten als de Malinese autoriteiten hier om vragen.
Op welke wijze zet Nederland zich in om ontheemden, zoals de honderden vluchtelingen in Mopti, als gevolg van het geweld in Noord-Mali bij te staan?
Nederland draagt indirect bij aan de bestrijding van de humanitaire crisis in Mali en omringende landen via de algemene jaarlijkse bijdragen aan de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR (Eur 38 mln), aan het CERF (Centrale Noodhulpfonds van de VN – bijdrage Eur 40 mln) en aan de Internationale Confederatie van het Rode Kruis ICRC (Eur 25 mln). Hiermee worden o.a. activiteiten in Mali en ten behoeve van Malinese vluchtelingen gefinancierd.
De Europese Commissie heeft voor de Sahel een bedrag van Eur 123 mln ter beschikking gesteld. Voor Mali, inclusief de vluchtelingenproblematiek heeft de Commissie Eur 9 mln extra gealloceerd. Nederland heeft hier aan bijgedragen.
Op welke wijze wordt de voedselzekerheid in Mali aangetast als gevolg van het conflict en de toenemende macht van extremisten?
Het conflict in Mali heeft de voedselzekerheid in Mali verslechterd. De vluchtelingenstromen naar de omliggende landen en naar het zuiden van Mali leiden tot extra druk op beschikbare voedselvoorraden. Daarnaast belemmert het conflict projecten en programma’s van de Malinese overheid en nationale en internationale NGOs ter verbetering van de voedselzekerheidssituatie. Bovendien worden door het conflict noordelijke markten moeilijker bevoorraad, waardoor de prijzen stijgen. Ten slotte accepteren verschillende rebellenorganisaties nauwelijks hulp; hierdoor komt het nieuwe agrarische seizoen in gevaar. Ook op langere termijn wordt ook de voedselzekerheid hiermee in gevaar gebracht.
Wordt de humanitaire hulp aan het land en het Noorden nog steeds onverkort voortgezet? Zo ja, welke rol speelt Nederland daarbij? Zo nee, waarom niet?
Enkele noodhulpkonvooien hebben Timboektoe, Gao en Kidal kunnen bereiken. Daarnaast zijn enkele organisaties erin geslaagd enige ondersteuning te geven aan de ziekenhuizen in deze steden.
De Nederlandse ambassade bevordert de dialoog en afstemming tussen de humanitaire coördinator van de VN en OCHA enerzijds en de associatie van Malinese gemeenten en de federatie van gezondheidscomités anderzijds over de hulpverlening. De ambassade adviseert voorts over Nederlandse financiering van het aankomende «consolidated appeal» voor Mali.
Legbatterijeieren die ondanks verbod nog steeds in Nederland verkocht worden |
|
Henk van Gerven |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Is het waar dat in Europa nog 47 miljoen kippen (zo’n 14%) in legbatterijen zitten? Is dit een reële schatting of zijn er aanwijzingen dat dit getal nog wel eens hoger kan zijn1?
Krachtens artikel 5, lid 2 van Richtlijn 1999/74/EG van de Raad moeten lidstaten er zorg voor dragen dat het houden van kippen in legbatterijen vanaf 1 januari 2012 verboden is. Zoals al gemeld aan uw Kamer (TK 31 923 nr. 28) is het verscheidene bedrijven in 13 EU-lidstaten niet gelukt om tijdig om te schakelen naar verrijkte kooien of andere toegestane huisvestingssystemen.
Volgens gegevens door de lidstaten aangeleverd zitten er momenteel nog ca. 45 miljoen legkippen in legbatterijen. Dit is inderdaad een kleine 14% van het totale aantal legkippen in de EU.
Is het waar dat 70 á 80% van de Italiaanse eieren nog afkomstig is uit legbatterijen? Zo nee, welk percentage dan? Waar baseert u uw cijfers op en hoe verklaart u dit cijfer uit Italië?1
Op basis van cijfers van februari jl., door Italië aangeleverd, is naar schatting ca. 45% van de Italiaanse eieren nog afkomstig uit legbatterijen.
Welke concrete acties heeft u ondernomen om de motie van het lid Van Gerven c.s. over een importverbod van legbatterijeieren uit te voeren?2
In reactie op de motie Van Gerven c.s. (TK 31 923, nr. 24) heb ik in mijn brief van 10 november 2011 (TK 31 923, nr. 25) mijn inzet geschetst en reeds aangegeven dat het niet toegestaan is om producten uit derde landen die niet volgens onze eisen van diervriendelijkheid en dierenwelzijn zijn geproduceerd aan de EU-grens tegen te houden. Dit vloeit voort uit het basisbeginsel van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), dat er geen onderscheid gemaakt mag worden tussen «soortgelijke» producten op basis van de productiemethode.
Zoals aangegeven in het BNC-fiche over de EU-strategie dierenwelzijn (TK 22 112, nr. 1370) zal ik de Commissie vragen in haar verslag t.z.t. over de effecten van de internationale dierenwelzijnsactiviteiten op de concurrentiepositie van Europese veehouders ook in te gaan op de relatie met derde landen en aan te geven of en welke vervolgstappen dit tot gevolg zou moeten of kunnen hebben in relatie tot de handelspartners.
Kunt u bevestigen dan wel ontkennen of het waar is wat een expert eierhandel1 zegt, namelijk dat alle producenten met legbatterijeieren werken, ook in Nederland, en dat er 90% kans is dat men een verwerkt product zoals cake of pasta met legbatterijeieren in een Nederlandse winkel koopt? Waarop baseert u dit precies?
Nee. De Nederlandse eiproductenfabrikanten (producenten van eiproduct: (gedroogd) heelei, eigeel, eiwit) verwerken nog slechts in zeer beperkte mate eieren uit legbatterijen. Het betreft namelijk alleen legbatterijeieren die afkomstig zijn van het kleine aantal Nederlandse legbatterijbedrijven (»knelgevallen») dat nog tot uiterlijk 1 juli a.s. legbatterijeieren mag produceren en deze eieren alleen gekanaliseerd aan de Nederlandse eiproductenfabrikanten af mag zetten. Na 1 juli zullen de Nederlandse eiproductenfabrikanten dus géén legbatterijeieren afkomstig uit de EU meer verwerken. Nederlandse eiproductenfabrikanten voeren nauwelijks grondstof in uit derde landen.
Welk aandeel van de eiproductenfabrikanten in andere EU-lidstaten nog legbatterijeieren verwerkt is mij niet bekend. Er zijn hier geen Europese cijfers over beschikbaar.
Vanuit derde landen worden er eieren en eiproducten in de EU ingevoerd. Deze zullen overwegend afkomstig uit legbatterijen zijn. Deze eieren en eiproducten komen voornamelijk uit de VS en Argentinië. In 2011 werd er 26 456 ton (GATT equivalent ei in de schaal) aan eieren en eiproducten in de EU ingevoerd. Nederland heeft van dit totaal slechts 0,4% ingevoerd. Wat de uiteindelijke bestemming is van deze eieren en eiproducten en in welke eindproducten ze in de winkelschappen terecht komen, is mij niet bekend.
Hoe groot de kans is dat in een eindproduct (zoals cake of pasta) in een Nederlandse winkel legbatterijeieren verwerkt zijn, kan ik niet nauwkeurig bepalen. De internationaal opererende voedingsmiddelenindustrie kan immers ingrediënten uit de EU maar ook van buiten de EU betrekken. En de in Nederland of in de EU geproduceerde eindproducten (zoals cake of pasta) kunnen op hun beurt zowel binnen Nederland, binnen de EU of daarbuiten in de winkelschappen terecht komen.
Al sinds 2003 verkopen Nederlandse grootwinkelbedrijven geen tafeleieren meer die geproduceerd zijn in legbatterijen. Daarnaast hebben de bij het Centraal Bureau Levensmiddelen (CBL) aangesloten supermarktorganisaties in de
inkoopvoorwaarden voor huismerkartikelen voor hun leveranciers opgenomen dat indien ei verwerkt is in bereide producten dit scharreleieren moeten zijn. Bij producten waarin het ingrediënt meer dan 5% ei of eiproduct bedraagt of als ei of eiproduct een «kenmerkend ingrediënt» is van het product (bijvoorbeeld pasta met ei), dan stellen supermarktorganisaties voor hun huismerkartikelen de inkoopvoorwaarde dat het product 100% scharreleiproduct moet bevatten. Dit wordt gecontroleerd door private kwaliteitssystemen waar toezicht op wordt gehouden door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
In welke mate zijn met legbatterijeieren bereide producten in de Nederlandse winkels te koop? In welke mate verwerken Nederlandse producenten legbatterijeieren in hun producten? Welke controle en welke informatieverzameling is hier op? Welke contacten heeft u met Nederlandse producenten en grootwinkelbedrijven om gebruik van batterijeieren te ontmoedigen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe liggen in uw onderbouwde opinie de juridische mogelijkheden tot het instellen van een verkoopverbod in Nederland voor legbatterijeieren, ook die in verwerkte producten?
Ik verwijs u naar de reactie die ik eerder gaf op de motie Van Gerven/Ouwehand in mijn brief van 19 december 2011 (TK 21 501 32, nr. 26).
Zoals eerder aangegeven (TK 31 923 nr. 28) neemt dit niet weg dat batterijeieren voor industrieel gebruik in beginsel alleen worden verwerkt in de lidstaat waar de eieren worden geproduceerd (tenzij op basis van een bilaterale afspraak vanwege gebrek aan verwerkingscapaciteit, verwerking in een andere lidstaat plaatsvindt.) Dit vloeit voort uit de eisen die de Commissie heeft gesteld in het kader van de verlate omschakeling van legbatterijbedrijven. Daarom zijn in de actie- en handhavingsplannen die de lidstaten bij de Europese Commissie hebben ingediend traceringsregimes opgenomen.
Voorts zijn er geen mogelijkheden voor een verkoopverbod in Nederland op legbatterijeieren en verwerkte producten, waarin legbatterijeieren of producten van legbatterijeieren zijn verwerkt, die zijn geïmporteerd uit derde landen. Zoals eerder aangegeven is het volgens de regels van de WTO niet toegestaan onderscheid te maken tussen «soortgelijke» producten op basis van de productiemethode.
De consument kan uiteraard op basis van keur- of kenmerken zelf een keuze maken voor producten waarin eieren uit een bepaald soort huisvestigingssysteem verwerkt zijn.
Bent u bereid om over te gaan tot verplichte ontmoedigende labeling van producten waarin legbatterijeieren verwerkt zijn? Zo nee, waarom niet? Welke hobbels ziet u hierbij?
Zoals ik u tijdens het Algemeen Overleg van 14 december jl. op een vraag van gelijke strekking heb aangegeven vind ik dergelijke regels voor (ontmoedigende) etikettering niet passend. De producten die in de winkelschappen liggen, behoren te voldoen aan de geldende wettelijke vereisten. Voor producten die aan deze vereisten voldoen, past geen ontmoedigende etikettering.
Zoals al aangegeven kan de consument uiteraard op basis van keur- of kenmerken zelf een keuze maken voor producten waarin eieren uit een bepaald soort huisvestigingssysteem verwerkt zijn.
Een CAK-vordering van bijna 20.000 euro voor een burger |
|
Renske Leijten |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Wat is uw reactie op de brief van mevrouw D. die facturen van in totaal zo’n 20 000 euro van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) ontving, gebaseerd op een indicatiewijziging van de zorg van haar ouders waarvan zij niet op de hoogte is gesteld? Vindt u dit een aanvaardbare gang van zaken?1
Ik betreur het zeer dat een verzekerde een dergelijke naheffing krijgt. Navraag bij het CAK leert dat de naheffing is ontstaan als gevolg van het bijna twee jaar lang uitblijven van de melding van de indicatiewijziging aan het CAK. Op grond van de indicatiewijziging waren de ouders van mevrouw D. in het vervolg in plaats van de lage inkomensafhankelijke eigen bijdrage, de hoge inkomensafhankelijke eigen bijdrage verschuldigd. Geconfronteerd met deze situatie, heeft het CAK in eerste instantie coulancehalve besloten de hoge eigen bijdrage drie maanden later van kracht te laten worden dan op grond van het indicatiebesluit was aangewezen. Tevens heeft het CAK de situatie met mevrouw D. besproken, en haar gewezen op de mogelijkheid tot bezwaar. Op het vervolgens ingediende bezwaar heeft het CAK de beslissing genomen om een bedrag van ca. € 8 900 kwijt te schelden. Het nog te betalen bedrag is daarmee ca € 9 900. Tegen deze beschikking op bezwaar is geen beroep aangetekend. Het CAK wijst in vergelijkbare situaties altijd op de mogelijkheid van een betalingsregeling, en heeft dat ook in dit geval gedaan.
Gelet op het bovenstaande zie ik, hoe vervelend ik de situatie voor betrokkenen ook vind, geen aanleiding om met mevrouw D in contact te treden.
Is het geoorloofd dat kinderen die tevens contactpersoon zijn niet geïnformeerd worden over een indicatiewijziging van de zorg voor hun ouders? Zo nee, op welke wijze kunnen zorgaanbieders die dit verzuimen worden aangepakt? Zo ja, op grond waarvan deelt u de mening dat de regels dan zodanig moeten worden gewijzigd dat de eerste contactpersoon altijd op de hoogte wordt gesteld van indicatiewijzigingen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Een indicatiewijziging leidt altijd tot een indicatiebesluit van het CIZ. Cliënten kunnen aangeven of de contactpersoon het indicatiebesluit dient te ontvangen. Vanzelfsprekend kan een cliënt ook besluiten dat contactpersonen niet over een indicatiewijziging worden geïnformeerd.
Vindt u het aanvaardbaar dat het CAK (na)vorderingen zo hoog laat oplopen dat burgers in een klap worden geconfronteerd met enorme bedragen die niet of nauwelijks zijn op te brengen? Vindt u het verantwoord dat het CAK op deze wijze mensen de schulden injaagt? Zo ja, op grond waarvan? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Ik vind het betreurenswaardig dat mensen met zulke bedragen worden geconfronteerd. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 1 is het niet het CAK dat de vordering heeft laten oplopen.
Op welke wijze kan een oplossing voor de vervelende situatie van mevrouw D. worden gevonden? Bent u bereid mevrouw D. te horen en desnoods met het CAK in gesprek te gaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel vergelijkbare zaken speelden vorig jaar en hoeveel van dit soort zaken zijn thans onopgelost?
In 2011 is, gemeten over de eigen bijdrageregelingen AWBZ en Wmo, in 348 gevallen een bezwaar tegen de oplegging van de eigen bijdrage gegrond of gedeeltelijk gegrond verklaard.
Ongeveer 850 cliënten die in een AWBZ-instelling verblijven hebben een schuld aan eigen bijdrage open staan van tussen de € 10 000 en € 20 000 en ongeveer 240 cliënten een schuld van meer dan € 20 000. Daarbij moet bedacht worden dat de maximale bijdrage meer dan € 2 100 per maand bedraagt. De schuld kan dus snel oplopen. Het CAK kent een speciale behandeling van hoge facturen. Deze worden eerst extra gecontroleerd, waarna betrokkene telefonisch wordt geïnformeerd over de ontstane situatie. Hoge rekeningen worden dus niet zonder voorafgaande toelichting verstuurd. Indien daar om wordt verzocht wordt een betalingsregeling overeengekomen.
Hoe gaat u ingrijpen om eindelijk te zorgen dat burgers niet langer verstrikt raken in uitzichtloze administratieve rompslomp en conflicten met het CAK? Wilt u uw antwoord toelichten?
Omdat het CAK voor de juiste vaststelling van de eigen bijdrage afhankelijk is van gegevens van ketenpartners zijn in de instellingswet van het CAK als zelfstandig bestuursorgaan (Stb. 2011, 561) sanctiemogelijkheden gecreëerd om ketenpartijen aan te kunnen spreken indien de kwaliteit van de gegevensaanlevering bij een partij structureel te wensen overlaat. Zoals ik in mijn brief van 2 juli 2012, kenmerk Z-3121349, heb aangegeven is de beoogde invoering van de wet 1 januari 2013.
Nieuwe anti-christelijke maatregelen in Indonesië |
|
Geert Wilders (PVV), Wim Kortenoeven (PVV) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u – ieder afzonderlijk en in samenhang – de nieuwsberichten: «Indonesië sluit 16 kerken in Atjeh»1, «Church Row a «Dark Time» for Aceh»2, «Moderate Indonesia: 17 churches closed in Sharia province of Aceh»3, «Local Protestant church torched in North Sulawesi Indonesia»4, «Indonesian mayor : Church can only be reopened if mosque is built next door»5 en «Indonesian Police do little to stop harassment of Christians by Muslim radicals»?6
Ik heb met bezorgdheid kennis genomen van deze nieuwsberichten.
Deelt u de opvatting dat in Indonesië een jihad wordt gevoerd tegen de christelijke minderheid? Zo nee, waarom niet?
Nee. De regering van Indonesië zet zich in voor de bevordering van religieuze tolerantie. Wel is er in sommige delen van Indonesië toenemende intolerantie tegen religieuze minderheden, waaronder een aantal christelijke kerkgemeenschappen en Ahmadiyah.
Herinnert u zich uw antwoorden van resp. 1 november 2010, 20 september 2011 en 3 oktober 2011 op eerdere vragen over islamitische christenvervolgingen in Indonesië7? Hebben de in die antwoorden gerapporteerde en aangekondigde acties uwerzijds de positie van christenen in Indonesië verbeterd of moet thans worden vastgesteld dat uw acties geen enkel tastbaar resultaat hebben opgeleverd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het resultaat van de Nederlandse inspanningen moet worden bezien in de bredere context van de Indonesische en internationale inspanningen die gericht zijn op meer religieuze tolerantie. Zie ook mijn antwoord op vraag 5.
Deelt u de opvatting dat, waar de sharia is ingevoerd, zoals in Atjeh, geen ruimte is voor wat u in uw antwoorden van 1 november 2010 omschreef als «religieuze pluriformiteit en godsdienstvrijheid»? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat hebt u richting de Indonesische autoriteiten in concrete zin ondernomen om hen te bewegen de sharia in Atjeh buiten werking te stellen?
Nee, ik deel deze opvatting niet. Ook in Aceh is ruimte voor het belijden van andere religies. Aceh is onderworpen aan de nationale wetgeving zoals deze in heel Indonesië geldt.
Wat hebt u sinds november 2011 in concrete zin ondernomen en wat gaat u ondernemen om de door islamitische krachten bedreigde Indonesische christenen te beschermen?
Nederland vraagt regelmatig aandacht voor de positie van religieuze minderheden in Indonesië. In mei jl. werd hierover gesproken tijdens de derde EU-Indonesië mensenrechtendialoog en ook tijdens de vierjaarlijkse bespreking in VN-verband (Universal Periodic Review) van de mensenrechtensituatie in Indonesië werd er veel aandacht geschonken aan dit onderwerp. De Nederlandse mensenrechtenambassadeur heeft begin juni Jakarta bezocht en daar de positie van christenen en Ahmadiyah aan de orde gesteld in gesprekken met de Indonesische autoriteiten, christelijke en moslim organisaties en maatschappelijk middenveld.
Gematigde moslimorganisaties, christelijke koepelorganisaties, het maatschappelijk middenveld en door de overheid geïnitieerde fora voor religieuze harmonie (FKUB) zetten zich in voor religieuze verdraagzaamheid. Nederland steunt dit waar mogelijk. Zo voert Nederland sinds 2004 een programma uit dat onder andere gericht is op het bevorderen van religieuze verdraagzaamheid en Nederland ondersteunt op dit moment ook een pilotproject samen met het ministerie van Religieuze Zaken op gebied van conflictbemiddeling tussen religieuze groepen.
Wilt u deze vragen voor de gewenste duidelijkheid ieder afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De aanhoudende problemen met koopkracht en belastingdruk op de BES-eilanden |
|
Fatma Koşer Kaya (D66), Wassila Hachchi (D66) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD), Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de toezegging van 30 januari 2012, verwijzend naar een aankondiging in de zomer van 2011, dat een interdepartementaal onderzoek zou plaatsvinden in Caribisch Nederland, niet alleen naar de belastingen, maar ook naar de economische situatie op de eilanden, naar koopkrachtmutaties en naar de inflatie?1
Ja. Tijdens het algemeen overleg heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangegeven dat Ecorys onderzoek doet naar onder andere de koopkrachtontwikkeling op de eilanden en de oorzaak van de stijging van consumentenprijzen. Het onderzoek is afgerond. Op 11 juni 2012 is het onderzoek met de kabinetsreactie aan uw Kamer en aan de Eerste Kamer aangeboden. Ook de verkenning naar armoede is afgerond. De resultaten daarvan zijn inclusief een kabinetsreactie op 22 juni 2012 aan uw Kamer aangeboden.
Herinnert u zich de opmerking van 30 januari 2012, waarin u de armoede op de eilanden bij een deel van de bevolking serieuze problematiek noemt en daarbij stelt dat u zich daar mede verantwoordelijk voor voelt?2
Tijdens het AO heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheidgezegd dat we samen met het eilandbestuur een gedeelde verantwoordelijkheid hebben waar het gaat om armoede. Daarop heeft hij een analyse van de harde kern van armoede op de eilanden toegezegd. De hiertoe strekkende verkenning is inmiddels afgerond, gedeeld met de eilandbesturen en op 22 juni 2012 aan uw Kamer verzonden.
Herinnert u zich tevens uw uitgesproken verwachting aan het einde van het eerste kwartaal van 2012 helderheid te kunnen geven over het koopkrachtonderzoek en de belastingopbrengsten?2
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft geantwoord dat we in ieder geval in de loop van het voorjaar de resultaten zouden krijgen. Zoals hiervoor opgemerkt is het onderzoek met kabinetsreactie op 11 juni 2012 naar de Tweede en de Eerste Kamer gestuurd. Ecorys is gevraagd een eerste inschatting te maken van de belastingopbrengsten over 2011. Pas in het najaar van 2012 zal definitieve duidelijkheid over de opbrengst van het nieuwe belastingstelsel kunnen worden gegeven.
Wat is de meest recente stand van zaken betreffende deze afzonderlijke onderzoeken?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het onbetamelijk is dat ruim anderhalf jaar na «10-10-10» nog steeds geen duidelijk zicht is op de problemen betreffende de teruggelopen koopkracht?
Ik deel die mening niet. In het voorjaar van 2011 zijn de eerste CBS-cijfers inzake de hoogte van de inflatie op de eilanden van Caribisch Nederland gepubliceerd. De signalen vanuit Caribisch Nederland over prijsstijgingen en de nadelige invloed daarvan op de koopkracht, zijn serieus genomen. Mede in verband daarmee zijn de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris van Financiën in juni 2011 naar Caribisch Nederland gereisd om persoonlijk kennis te nemen van de situatie ter plaatse. Naar aanleiding van de gesprekken die tijdens dat werkbezoek zijn gevoerd met eilandbesturen, eilandraadsleden en ondernemers, is besloten dat er een onafhankelijk onderzoek zou moeten worden uitgevoerd naar, kort samengevat, de ontwikkeling van de koopkracht op Caribisch Nederland. Vooruitlopend op de resultaten van dat onderzoek heb ik eind 2011 via het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2012 al diverse wijzigingen van het (nieuwe) fiscale stelsel van Caribisch Nederland doorgevoerd. De belastingvrije som, de ouderentoeslag en de kindertoeslag zijn vooruitlopend daarop verhoogd, waardoor veel belastingplichtigen met ingang van 1 oktober 2011 een hoger netto inkomen hadden. Daarnaast is het tarief van de algemene bestedingsbelasting voor diensten op 1 oktober 2011 met 2%-punten verlaagd.
Kunt u toezeggen dat de resultaten van het koopkrachtonderzoek op zo kort mogelijke termijn aan de Kamer gestuurd worden, met daarbij voorstellen om de gesignaleerde problemen adequaat aan te pakken?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u nog steeds van mening dat het onderwerp «genoegzaam aan de orde komt» door « vóór 1 juli 2012 een analyse van de «harde kern» van de armoede in Caribisch Nederland aan de Tweede Kamer te doen toekomen»?4 Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de uitlatingen van Rijksvertegenwoordiger Stolte, die stelt: «Indien maatregelen op zich laten wachten en de inflatie hoog blijft, zal met name de economisch meest kwetsbare groep inwoners in een armoedeval belanden»?5
Het koopkrachtonderzoek en de verkenning naar de «armoede in Caribisch Nederland» bieden handvatten om de situatie voor betrokkenen waar nodig te verbeteren. De inflatie is dit jaar aan het afvlakken. Daarnaast zijn uitkeringen en het minimumloon per 1/1/2012 geïndexeerd met de inflatie over het voorgaande jaar. Zoals aangeven in het antwoord op vraag 5 zijn er eerder al fiscale maatregelen getroffen. Het kabinet toont hiermee passende maatregelen te nemen wanneer dit nodig is.
Is het waar dat Sint Maarten inmiddels een overeenkomst heeft getekend om de splitsing van het energiebedrijf GeBe te regelen, waardoor de weg vrij is een verdrag te sluiten met Sint Maarten om dubbele belastingheffing voor het goederenvervoer naar Bonaire te voorkomen? Zo ja, waarom is dat verdrag nog niet tot stand gekomen? Zo nee, welke formele stappen moeten nog worden ondernomen voordat dat verdrag gesloten kan worden?
Het wegnemen van de dubbele indirecte belastingheffing op goederen die inwoners en ondernemers van Sint Eustatius en Saba op Sint Maarten kopen is wat mij betreft een op zichzelf staande kwestie. Met Sint Maarten zijn gesprekken gaande om deze kwestie op zo kort mogelijke termijn op te lossen. In dat kader is deze kwestie op 13 juni 2012 besproken met de nieuwe minister van Financiën van Sint Maarten, de heer Tuitt. Dat gesprek is constructief verlopen.
De angst bij zorgmedewerkers om aangifte te doen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Mishandelde zorgverleners te bang voor aangifte»1 en het bijbehorende nieuwsbericht in het RTL nieuws?
Ja.
Begrijpt u dat medewerkers in de zorg geen aangifte van geweld durven te doen, omdat zij bang zijn voor de gevolgen als bij de dader bekend wordt wie er aangifte gedaan heeft?
Ja. Daarom bestaan er binnen de kaders van het recht op een eerlijk proces mogelijkheden om in bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden de identiteit van de melder, aangever of getuige af te schermen. Dit is geregeld in de «Handleiding opnemen (deels) anonieme aangifte/verklaring» van het Openbaar Ministerie (OM).
Is het waar dat het Openbaar Ministerie (OM) in principe aangiftes van werkgevers op kan nemen, waarbij van het betrokken personeel alleen personeelsnummers opgenomen worden? Voeren de arrondissementsparketten gelijk beleid bij het behandelen van aangiftes op personeelsnummer?
Het doen van aangifte op (personeels)nummer is mogelijk. Dit heeft recent in een concreet geval bij het Slingelandziekenhuis geleid tot een succesvolle strafzaak.
Gegeven het belang dat wij hechten aan het bevorderen van het doen van aangifte in de zorg, is dit een belangrijk aandachtspunt in het Actieplan Veilig Werken in de zorg dat wij hebben opgesteld met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en sociale partners in de zorg. Daarbij zetten wij zowel in op beschermd aangifte doen als het doen van aangifte door de werkgever.
Tijdens de algemeen overleggen veilig werken in de zorg van 23 mei 2012 en veilige publieke taak van 5 juni 2012 heb ik toegezegd dat er een regeling komt die het mogelijk maakt aangifte op nummer te doen. Deze regeling geldt uiteraard voor alle sectoren van de publieke taak en niet alleen voor de zorg. In september van dit jaar stuur ik u een brief waarin staat hoe ik dit ga doen.
Is het waar dat aangiftes op personeelsnummer vaak niet in behandeling worden genomen? Welke afweging wordt hierbij gemaakt door het OM? Speelt extra werkdruk voor het OM hierbij een rol?
Zie antwoord vraag 3.
Herinnert u zich uw toezegging in het debat naar aanleiding van het verslag van het algemeen overleg op 21 december 2011 met betrekking tot de aangehouden motie-Kuiken/Marcouch2 over aangifte op personeelsnummer? Heeft naar aanleiding hiervan het overleg inmiddels plaatsgevonden? Wat is hiervan de uitkomst?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom wordt de mogelijkheid om anoniem, op personeelsnummer, aangifte te doen niet genoemd in het actieplan «Veilig werken in de zorg», dat u op 22 maart 2012 naar de Kamer heeft gestuurd?
Zie antwoord vraag 3.
Wilt u ervoor zorgen dat medewerkers in de zorg, die een reële angst ervaren als hun naam opgenomen wordt in een aangifte van geweld, voor 1 september 2012 overal door hun werkgevers in staat gesteld worden om met personeelsnummer aangifte te doen? Hoe gaat u dit nieuwe beleid richting de zorgsector bekend maken, zodat de angst voor het doen van aangifte vermindert?
Zie antwoord vraag 3.
Compensatie aan passagiers bij vertraging luchtvaart |
|
Lea Bouwmeester (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA), Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u onze eerdere vragen over de aantasting van de rechten van vliegtuigpassagiers?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het advies van de advocaat-generaal aan het Europees Hof, waarin staat aangegeven dat bestaande Europese regelgeving en eerdere uitspraken van het Europese Hof betreffende het recht op compensatie bij vertraging van meer dan drie uur, annulering of overboeking, onverkort gehandhaafd moeten worden?1
Ja.
Bent u van mening dat luchtvaartmaatschappijen die hun passagiers op dit moment niet compenseren bij vertraging van meer dan drie uur, annulering of overboeking, in strijd handelen met de geldende Europese regelgeving? Of bent u het eens met de lezing van luchtvaartmaatschappijen die menen dat hangende een nieuwe rechterlijke uitspraak geen compensatie hoeft te worden gegeven aan consumenten die een beroep doen op deze regelgeving?
De eerdere uitspraak van het Europese Hof, het zogenaamde Sturgeon-arrest, is geldend Europees recht. Als luchtvaartmaatschappijen dit arrest niet naleven, handelen zij derhalve in strijd met het geldend Europees recht. Ik ben het dan ook niet eens met de lezing van luchtvaartmaatschappijen die menen dat hangende een nieuwe rechterlijke uitspraak geen compensatie hoeft te worden gegeven aan consumenten die een beroep doen op deze regelgeving.
Bent u bereid om iedere luchtvaartmaatschappij, die weigert om de bestaande Europese regelgeving over vertraging, annulering en overboeking zoals neergelegd in EG Verordening 261/2004 en het Sturgeon arrest, hierop aan te spreken en, via de Inspectie Leefomgeving en Transport, te dwingen tot betaling over te gaan, indien consumenten overeenkomstig deze regelgeving bij deze maatschappijen een beroep op compensatie doen? Zo nee, waarom niet?
De Inspectie Leefomgeving en Transport (verder: de inspectie) past in de klachtafhandeling en in haar handhaving het Sturgeon-arrest toe. Voor het niet naleven van het Sturgeon-arrest kan de inspectie, conform het handhavingskader, luchtvaartmaatschappijen een last onder dwangsom opleggen. In mijn brief van 19 december 2011 heb ik u geïnformeerd over de tegengestelde opvatting die de inspectie en de luchtvaartmaatschappijen hebben over de gevolgen van het Sturgeon-arrest. Dit heeft geleid tot een aantal juridische procedures. Voor het niet naleven van het Sturgeon-arrest heeft de inspectie vier Nederlandse luchtvaartmaatschappijen elk een last onder dwangsom opgelegd. Hierover worden vier voorbeeldprocessen gevoerd. In afwachting van de uitspraken over deze voorbeeldprocessen legt de inspectie geen nieuwe sancties op. Wel blijft de inspectie in haar besluiten op ingediende klachten het niet naleven van het Sturgeon-arrest als overtreding vaststellen en luchtvaartmaatschappijen hier op aanspreken.
De bestuursrechter Haarlem heeft in december 2011 een tussenuitspraak (AWB 11/4680) gedaan in twee van de vier voorbeeldprocessen. Deze uitspraak komt erop neer dat de bestuursrechter Haarlem eerst de beantwoording door het Europese Hof wil afwachten van reeds gestelde prejudiciële vragen, voordat hij de twee zaken verder afhandelt. De andere twee voorbeeldprocessen zijn in behandeling bij de bestuursrechter Amsterdam. Deze heeft inmiddels prejudiciële vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie en daarom nog geen uitspraak gedaan in de betreffende zaken.
Nadat het Europese Hof nadere duiding zal hebben gegeven over het Sturgeon-arrest, zal er duidelijkheid zijn over de vraag of het Sturgeon-arrest leidend zal blijven of niet. In het eerste geval zullen de luchtvaartmaatschappijen zich moeten neerleggen bij de verruimde verplichtingen en zal de inspectie waar dan nog nodig met sancties optreden. Als de lijn van het Sturgeon-arrest wordt verlaten, zullen Sturgeon-klachten niet langer aan de orde zijn en zal naar verwachting ook het aantal situaties waarin de consument naar de rechter moet stappen aanzienlijk verminderen.
Deelt u de mening dat klachtafhandeling, die onder verantwoordelijkheid van uw inspectie valt, binnen 6 maanden moet plaatsvinden of dat er anders een opschortende werking moet komen voor klachten?
Ja. Dit gebeurt ook in nagenoeg alle gevallen. Ingediende klachten hebben een maximale afhandeltermijn van 6 maanden. Bij eenvoudige zaken duurt de procedure ongeveer 12 weken en bij complexe zaken 24 weken. Of de zaak complex is, blijkt pas tijdens het onderzoek, daarom is niet van te voren exact vast te stellen wat de behandeltermijn zal zijn. De tijd is nodig om de klacht grondig te onderzoeken en de juiste afwegingen te maken. Zo is het regelmatig nodig om gedetailleerde technische en operationele informatie op te vragen bij de desbetreffende luchtvaartmaatschappij en te laten beoordelen door inspecteurs. De indiener van een klacht wordt over de procedure geïnformeerd.
Het bericht ‘Bijstandsfraudeurs hebben vrij spel’ |
|
Léon de Jong (PVV) |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Bijstandsfraudeurs hebben vrij spel»?1
Ja.
Klopt de schatting van Het Landelijk Contact Sociaal Rechercheurs dat 10 á 20 procent van de mensen in de bijstand fraudeert, wat neerkomt op bijna 1 miljard euro fraude per jaar? Zo neen, waarom niet?
Wat we weten is dat in 2010 in de sociale zekerheid voor € 119 miljoen aan fraude met uitkeringen is aangetoond, waarvan € 53 miljoen in de bijstand. Het werkelijke fraudebedrag zal ongetwijfeld hoger zijn. Van de niet geconstateerde fraude kan echter geen betrouwbare schatting gemaakt worden. Het is dus niet mogelijk om te zeggen of de schatting van het LCSR klopt.
Is het waar dat gemeenten te weinig investeren in het aanpakken van bijstandsfraude waardoor fraudeurs ongestraft wegkomen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de gemeenten aan te spreken op hun verantwoordelijkheid met als doel fraude keihard aan te pakken?
Gemeenten investeren anders in het aanpakken van fraude dan het LCSR voor ogen staat. Waar het LCSR een grotere inzet van sociaal rechercheurs en sanctioneren van fraude via het strafrecht bepleit, streven gemeenten ernaar de problemen meer bij de bron en integraal aan te pakken. De handhaving maakt integraal onderdeel uit van het «gewone» controlewerk bij gemeenten. Hierbij ligt de nadruk sterk op preventie van fraude (voorbeeld: huisbezoek na uitkeringsaanvraag) en een hogere pakkans (risicoselectie, koppeling van gegevens). Dit leidt tot het eerder constateren van fraude, gevolgd door snelle bestuursrechtelijke afdoening (lik-op-stuk). Sociale recherche en inzet van het strafrecht is dan minder vaak nodig. Er valt winst te boeken met deze integrale aanpak van fraude. Ik vind het een goede ontwikkeling dat gemeenten zich hier meer op richten.
Deelt u de mening dat bijstandsfraude, juist ter bescherming van de bijstand, het sociaal vangnet, keihard moet worden aangepakt en nooit mag lonen?
Fraudebestrijding is cruciaal om het draagvlak voor de sociale voorzieningen te behouden. Fraude mag nooit lonen en moet altijd streng bestraft worden. Het kabinet geeft hoge prioriteit aan fraudebestrijding in de sociale zekerheid. Het wetsvoorstel «Aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving» (Kamerstukken II, 2011/12, 33 207, nr. 2), dat op 20 maart jl. aan uw Kamer is aangeboden, voorziet daarin. Het wetsvoorstel bevat een breed pakket aan maatregelen. Zo vervalt voor gemeenten de huidige beleidsvrijheid om zelf te mogen beoordelen of de bijstandsuitkering na fraude wordt teruggevorderd. Frauderende uitkeringsontvangers moeten het ten onrechte verkregen bedrag helemaal terugbetalen, inclusief wettelijke rente en alle kosten van invordering. Daarnaast krijgen ze datzelfde bedrag aan boete. Bij recidive volgt een verdere ophoging van de boete.
Voorts is het voor gemeenten belangrijk dat zij, om fraude te voorkomen en te bestrijden, bestanden kunnen koppelen. Samen met de gemeenten, UWV en SVB heb ik een inventarisatie gedaan naar de ervaren knelpunten en mogelijkheden van een bredere inzet van bestandskoppeling. Deze inventarisatie heeft een lijst van maatregelen opgeleverd. De meeste daarvan zijn mogelijk binnen de huidige wet- en regelgeving. In mijn brief van 13 maart 2012 heb ik u hierover geïnformeerd (Kamerstukken II, 2011/12, 17 050, nr. 416). Voor de overige maatregelen is wetswijziging nodig. Ik streef ernaar een wetsvoorstel hiertoe na de zomer aan uw Kamer voor te leggen.
Welke maatregelen neemt dit kabinet om fraude aan te pakken? Deelt u de mening dat bij bijstandsfraude altijd het totale fraudebedrag plus boete tot aan de laatste cent moet worden teruggevorderd, inclusief wettelijke rente? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
De mogelijke uitlevering van walvisbeschermer Paul Watson aan Costa Rica |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de arrestatie van walvisbeschermer Paul Watson in Duitsland en zijn mogelijke uitlevering aan Costa Rica?1
Ja.
Is het waar dat Paul Watson wordt vastgehouden en mogelijk uitgeleverd voor een confrontatie met een illegaal opererend visserschip voor de kust van Guatemala, een incident dat 10 jaar geleden heeft plaatsgevonden, waarbij geen sprake was lichamelijk letsel of materiële schade, afgezien van de vele illegaal gevangen, toegetakelde en verminkte haaien? Zo nee, kunt u toelichten waarom Paul Watson dan wel vastgehouden wordt?
De Canadees Paul Watson werd op 13 mei 2012 op basis van een door Costa Rica uitgevaardigd internationaal arrestatiebevel in Duitsland aangehouden. Hij is op 18 mei 2012 op borgtocht vrijgelaten. Hij mag Duitsland niet verlaten tot de uitleveringsprocedure is afgesloten. Naar Duits recht hebben de autoriteiten van Costa Rica drie maanden de tijd om een uitleveringsverzoek te onderbouwen. De beslissing op het uitleveringsverzoek zal worden genomen door de Duitse Minister van Justitie.
Is het waar dat Nederland geen uitleveringsverdrag heeft met Costa Rica? Zo ja, zijn er meer EU-lidstaten die geen uitleveringsverdrag met Costa Rica hebben en op welke gronden is dat? Zo nee, sinds wanneer heeft Nederland een uitleveringsverdrag met Costa Rica?
Van de EU-landen heeft alleen Spanje een bilateraal uitleveringsverdrag met Costa Rica. Nederland heeft geen uitleveringsverdrag met Costa Rica,omdat er vanuit de Nederlandse praktijk tot nu toe geen noodzaak is geweest voor een dergelijk verdrag.
Acht u het rechtssysteem en de bescherming van de mensenrechten in Costa Rica van dien aard dat EU-lidstaten verdachten aan Costa Rica zouden moeten uitleveren? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het rechtssysteem in Costa Rica geeft geen aanleiding tot zorg voor wat betreft de onafhankelijkheid van de rechter, waarborgen voor een eerlijk proces alsmede voor de eerbiediging van de mensenrechten.
Kunt u aangeven of Paul Watson onder Nederlandse vlag voer toen hij een confrontatie had met vissers die vinnen afsneden van levende haaien, waarmee de feiten waarvan hij nu kennelijk verdacht wordt verband hielden?
Ten tijde van de bedoelde confrontatie had Sea Shepherd Conservation Society geen schepen onder Nederlandse vlag.
Kent u het bericht waarin Interpol aangeeft dat ze geen bevel voor de arrestatie van Paul Watson zal publiceren, omdat er twijfels zijn over de validiteit van de aanklacht?2
Ja.
Bent u bereid andere Europese lidstaten op te roepen niet mee te werken aan uitlevering van burgers naar landen die onvoldoende waarborg bieden op het gebied van mensenrechten, zeker wanneer uitleveringsverzoeken politiek gemotiveerd lijken?
Alle Europese lidstaten zijn gebonden aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Per geval zal getoetst worden of uitlevering op gespannen voet staat met de verplichtingen die uit dit verdrag voortvloeien.
Deelt u de mening dat mensen die misstanden in internationale wateren aanklagen en in beeld brengen, bijzondere bescherming verdienen gelet op het waardevolle werk dat ze verrichten? Zo nee, waarom niet?
Bij protestacties op zee dient de veiligheid van anderen niet in gevaar te worden gebracht, ongeacht de doelen van de acties.
Bent u bereid uw Duitse ambtsgenoot te vragen niet over te gaan tot uitlevering van Watson aan Costa Rica? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan mij om in die beslissing te treden, omdat de verantwoordelijkheid hier uitsluitend ligt bij de Duitse Minister. Ik heb vertrouwen in de Duitse rechtsstaat.
Het arrest van de Hoge Raad met betrekking tot het uitmaken van een agent voor ‘mierenneuker’ |
|
Coşkun Çörüz (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het arrest van de Hoge Raad met betrekking tot het uitmaken van een agent voor mierenneuker?1
Ja.
Wat betekent dit arrest voor de succesvolle voortzetting van het «zero-tolerance»-beleid ten aanzien van belediging, intimidatie en mishandeling van politiemensen?
De Hoge Raad heeft in dit arrest onder verwijzing naar vaste rechtspraak aangegeven dat een uitlating als beledigend moet worden beschouwd als die de strekking heeft de ander aan te randen in zijn eer of goede naam. Bij woorden waarvan het gebruik op zichzelf in het algemeen niet beledigend is, kan de context het gebruik toch beledigend maken. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het woord «mierenneuker» in het algemeen niet beledigend is. Dat de context in de betreffende zaak zodanig was dat er toch sprake was van een belediging, is volgens de Hoge Raad door het gerechtshof onvoldoende gemotiveerd. Daarom heeft de Hoge Raad de uitspraak van het gerechtshof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof om opnieuw te berechten. Er is in deze zaak dus nog geen definitief oordeel geveld over de strafbaarheid van het gebruik van het woord «mierenneuker».
Het «zero-tolerance»-beleid ten aanzien van belediging, intimidatie en mishandeling van politiemedewerkers wordt onverkort voortgezet. Ook relatief lichtere zaken, zoals belediging, vallen onder de aanpak van agressie en geweld tegen politiemedewerkers. Daarbij hoort onder andere het eisen van drie keer zo zware straffen.
Online privacy |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen, waarin u stelt dat het niet in het belang is van de opsporing om inzicht te verschaffen in de mate waarin sociale media door de opsporingsautoriteiten gevolgd worden?1
Ja.
Is het waar dat informatie over het aftappen van telefoonverkeer door opsporingsdiensten wel openbaar wordt gemaakt? Bent u van mening dat het vrijgeven van deze informatie het risico met zich mee brengt dat personen hun gedrag daarop gaan afstemmen?
De jaarlijkse tapstatistieken maken deel uit van het departementaal jaarverslag. De cijfers over het jaar 2011 heeft uw Kamer onlangs ontvangen (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 33 240 VI, nr. 1). Deze statistieken omvatten zowel telefoontaps als IP-taps, alsook het aantal vorderingen van verkeers- en identificerende gegevens. Het risico dat personen hun gedrag afstemmen op basis van deze informatie acht ik aanvaardbaar, maar dit risico neemt toe naarmate de cijfers verder uitgeplitst worden.
Bent u van mening dat voor het aftappen van telefoons en sociale media door opsporingsautoriteiten dezelfde juridische en democratische controlemechanismen moeten gelden?
De inlichtingenplicht van bewindspersonen tegenover de Staten-Generaal, zoals vastgelegd in artikel 68 van de Grondwet, is een uitermate belangrijk staatsrechtelijk beginsel. Het parlement kan zijn controletaak niet goed uitvoeren indien het niet over de daarvoor noodzakelijke informatie beschikt. Zoals de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uitvoerig uiteen heeft gezet in een brief over de reikwijdte van artikel 68 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 28 362, nr. 2) stelt dit artikel evenwel ook een grens aan de inlichtingenplicht, namelijk bij gevallen waarin het verstrekken van de gevraagde informatie in strijd is met het belang van de staat. Hiervan is naar mijn oordeel in dit geval sprake.
Zou u alsnog inzicht willen geven in de mate waarin sociale media door de opsporingsautoriteiten gevolgd wordt? Zo nee, zou u deze weigering dan willen toelichten in het licht van artikel 68 van de Grondwet?
Zie antwoord vraag 3.
Vermijdbare sterfte in de zorg en het Kinderformularium |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Is het waar dat het Kinderformularium per 1 juli 2012 gaat verdwijnen omdat overheid, ziekenhuizen en zorgverzekeraars dit project niet meer willen financieren?1
Ik heb gehoord van het mogelijk opheffen van het Kinderformularium per 1 juli as. Mijn ministerie is hier echter niet rechtstreeks bij betrokken, aangezien er vanaf het verlenen van de subsidie in 2008 slechts sprake is geweest van een startsubsidie. Mijn ambtsvoorganger heeft daarbij aangegeven dat het Nederlands Kenniscentrum voor Farmacotherapie bij Kinderen (NKFK) zelf financiering zou zoeken voor de continuering van het Kinderformularium. Ziekenhuizen zijn tot nu toe niet betrokken geweest bij de financiering van het formularium. Zorgverzekeraars alleen incidenteel (zie antwoord op vraag 1).
Hoe vaak wordt het Kinderformularium per jaar geraadpleegd? Door wie?
Kinderartsen en ziekenhuisapothekers raadplegen dit formularium het meest. Anderen onder wie openbare apothekers, andere medische specialisten en huisartsen raadplegen het formularium eveneens. Het Kinderformularium wordt dagelijks (op werkdagen) ongeveer 4000 keer geraadpleegd en op jaarbasis ongeveer 800 000 keer. Deze gegevens zijn afkomstig van het Nederlands Kenniscentrum voor Farmacotherapie bij Kinderen (NKFK).
Hoe wordt het Kinderformularium nu precies gefinancierd? Kunt u aangeven welke argumenten worden gebruikt om de financiering stop te zetten?
Tot nu toe heeft het Ministerie van VWS het Kinderformularium gefinancierd met een subsidie ter hoogte van € 950 000 in totaal over een reeks van jaren. De afspraak was, vanaf het begin van de verlening van deze subsidie, dat het een projectsubsidie of startsubsidie betrof en dat het NKFK voor de continuering andere partijen zou zoeken. Het in totaal uitgegeven bedrag is € 1,3 miljoen. Het verschil wordt veroorzaakt doordat in 2010 en 2011 het Innovatiefonds Zorgverzekeraars en de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) financieel hebben bijgedragen.
Is het waar dat een bedrag van € 300 000 voldoende is om het voortbestaan van het Kinderformularium mogelijk te maken?
Volgens de gegevens van het NKFK is het benodigde bedrag € 200 000.
Welk deel van de medische missers betreft kinderen? Welk deel daarvan betreft medicatiefouten, verkeerde doseringen of elkaar nadelig beïnvloedende medicatie (interacties)? Deelt u de mening dat het waarschijnlijk is dat dit soort fouten vaker voor zal gaan komen als het Kinderformularium verdwijnt?
Ik heb geen kwantitatieve gegevens over medicatiefouten, verkeerde doseringen of nadelige interacties tussen de verschillende geneesmiddelen die aan kinderen worden voorgeschreven. Het is een logische veronderstelling dat de kans op het ontstaan van deze fouten zal toenemen indien het Kinderformularium verdwijnt.
Deelt u de mening dat het Kinderformularium onmisbaar is voor veilige medicatie? Zo ja, vindt u dat het voortbestaan van het Kinderformularium een noodzakelijke bijdrage levert aan uw beleid om het aantal medische missers met 50 procent te reduceren?
Ik ben het met u eens dat dit formularium onmisbaar is voor het veilig voorschrijven van geneesmiddelen aan kinderen en bijdraagt aan het terugdringen van medicatiefouten.
Bent u bereid om zo snel mogelijk in overleg met de convenantpartijen achter het Kinderformularium (Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP), Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK), Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA) en Nederlands Kenniscentrum Farmacotherapie bij Kinderen (NKFK) in overleg te treden en tot een oplossing te komen? Welke bijdrage wilt u zelf leveren aan het voortbestaan van het Kinderformularium?
Ambtelijk overleg hierover heeft al eerder dit jaar plaatsgehad met de genoemde partijen (met uitzondering van de NVZA). Daarnaast heeft ook ambtelijk overleg plaatsgevonden met ZN, met individuele zorgverzekeraars en met de NFU. De KNMP heeft, als enige partij tot nu toe, financiële steun toegezegd. Het NKFK overlegt nu verder met de bovengenoemde en nog enkele andere partijen.
Deelt u de mening dat het benodigde bedrag van € 300 000 eenvoudig betaald zou kunnen worden uit bijvoorbeeld de in het Budgettair Kader Zorg (BKZ) veel te hoog geraamde kosten voor geneesmiddelen voor 2012, die dankzij preferentiebeleid en uit patent lopen van geneesmiddelen veel lager uitvallen dan werd verwacht? Zo ja, wilt u toezeggen het voortbestaan van het Kinderformularium te garanderen en de Kamer daarover berichten? Zo nee, waarom bent u niet bereid een relatief kleine bijdrage te leveren aan een veilige medicatie voor kinderen?
Ik ben bereid tot een financiering van het NKFK gedurende de overbruggingstijd die nodig is om de partijen met elkaar tot overeenstemming te laten komen over hoe zij onderling gaan afspreken het voortbestaan van het Kinderformularium te garanderen. Ik geeft partijen hiertoe tot maart 2013 de tijd. Ik ben geen voorstander van een structurele financiering door de overheid omdat er dan een instellingssubsidie wordt gecreëerd. De verantwoordelijkheid voor het veilig voorschrijven van geneesmiddelen aan kinderen ligt primair bij de beroepsgroepen, maar is in feite ook van groot belang voor de zorgverzekeraars en de zorginstellingen. Deze partijen hebben laten weten dat zij het Kinderformularium een belangrijk instrument vinden bij het veilig voorschrijven. Ik ga ervan uit dat zij bereid zijn onderling afspraken te maken over het garanderen van het voortbestaan van het Kinderformularium.
Cosmetische chirurgie als genitale verminking |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Jacht op de G-spot»?1
Ik heb kennisgenomen van het artikel.
Deelt u de mening van de geïnterviewde vrouwenartsen dat hier sprake is van «geldklopperij» en een nieuwe vorm van «vrouwenverminking»? Kunt u uw antwoord toelichten en daarin uitspreken of u vindt dat sprake is van misleiding? Welke rol speelt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) in deze?
De verwondering over dit onderwerp kan ik me goed voorstellen. In dit stadium is oordeelsvorming nog niet goed mogelijk omdat we hier te maken hebben met een experimentele ingreep waarvan ook niet duidelijk is of deze ook daadwerkelijk plaatsvindt. Bezien vanuit mijn eigen verantwoordelijkheid en de rol van IGZ, moet er in elk geval sprake zijn van de levering van kwalitatief goede en veilige zorg, waaronder uiteraard ook is begrepen juiste en volledige voorlichting over alle medische aspecten ervan, inclusief de te verwachten effecten van deze experimentele ingreep.
Op welke wijze zou voorkomen kunnen worden dat specifieke cosmetische operaties door artsen zonder een bepaalde opleiding verricht worden met als doel het wilde westen van de cosmetische chirurgie een halt toe te roepen? Zo ja, binnen welke termijn kan de Kamer in dat verband een voorstel verwachten? Zo nee, welke maatregelen acht u dan wel passend?
Om een dergelijke ingreep te kunnen uitvoeren dient de betrokkene bevoegd en bekwaam te zijn. Zowel basisartsen, huisartsen, dermatologen, oogartsen, gynaecologen en plastisch chirurgen (niet limitatief bedoeld) kunnen ten aanzien van bepaalde (cosmetische) ingrepen zowel bevoegd als bekwaam zijn. Met deze open en proportionele benadering kan vanuit het zorgaanbod flexibel worden ingespeeld op de zorgvraag terwijl anderzijds geborgd is dat er sprake is van verantwoorde zorgverlening en IGZ kan daarop toezicht houden. Er zijn geen voorstellen in voorbereiding welke in deze benadering verandering aanbrengen. Wel is er op dit moment een Europese norm over Esthetic Services in ontwikkeling waar ook alle betrokken veldpartijen in Nederland in participeren
Is het waar dat het overgrote deel van de privéklinieken geen zorgvuldige registratie bijhoudt van het aantal en soort operaties dat ze uitvoeren? Zo ja, acht u een zorgvuldige registratie noodzakelijk voor het benodigde versterkte toezicht door de IGZ op de privéklinieken. Zo nee, waarom niet?
Dat is onjuist. Jaarlijks leveren de privéklinieken gegevens over een aantal specifieke verrichtingen aan de IGZ, waaronder cosmetische ingrepen. Desgevraagd zijn privéklinieken in staat specifiekere informatie te geven.
Herinnert u zich uw eerdere toezegging over de wenselijkheid van een minimumleeftijd voor niet medisch noodzakelijke cosmetische ingrepen? Zo ja, bent u bereid vanwege de toename van het aantal mediaprikkels dat het zelfbeeld van meisjes negatief beïnvloedt, aan niet medisch noodzakelijk cosmetische ingrepen een minimumleeftijdgrens te verbinden opdat minderjarigen niet langer zonder toestemming van hun ouders kunnen overgaan tot een liposuctie, G-spotvergroting, schaamlipcorrectie of borstvergroting? Kan de Kamer op korte termijn voorstellen dienaangaande verwachten?