De internethandel in (wilde) dieren |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Is het waar dat u hebt gezegd dat Marktplaats de handel in (wilde) dieren niet moet faciliteren omdat dit niet zou mogen, in reactie op het bericht over de levendige handel in (wilde) dieren via internet?1 Zo neen, wat was dan de strekking van uw reactie?
Ik heb aangegegeven dat Marktplaats de handel in exotische dieren niet zou moeten faciliteren. Aan handel in diersoorten, waarin de handel verboden is, mag een website sowieso niet meewerken. Mijn mening is dat consumenten geinformeerd moeten worden over welke dieren gehouden mogen worden en welke (mogelijke) risico’s hieraan kleven.
Kunt u bevestigen dat volgens de huidige wetgeving dieren gehouden mogen worden als huisdier zolang het dier in gevangenschap is geboren, dus ook (wilde) dieren die daar duidelijk niet geschikt voor zijn, zoals sneeuwuilen, zeearenden, stinkdieren, kangoeroes en pythons? Zo ja, wat stelt uw toezegging om Marktplaats een lijst toe te sturen met dieren die niet verhandeld en gehouden mogen worden in de praktijk dan voor?
Beschermde dieren mogen worden gehouden, wanneer de legale herkomst is aangetoond. Voor uitheemse dieren heeft dit betrekking op legale invoer met een CITES-invoervergunning en voor inheemse dieren heeft dit betrekking op in gevangenschap geboren exemplaren, waarvoor CITES-certificaten zijn verstrekt door de Dienst Regelingen. Voor bepaalde soorten die op Bijlage A van de EU-Basisverordening van CITES staan geldt een bezitsverbod op grond van de Flora- en Faunawet; dit betreft met name apensoorten en katachtigen.
De lijst waar ik op doelde is de lijst die hoort bij de EU-CITES-basisverordening. Deze lijst staat al vermeld op de informatiepagina van Marktplaats.nl. Hieruit blijkt welke soorten men legaal mag verhandelen en houden.
Ook staat op Marktplaats.nl informatie over de aanschaf van een huisdier, onder andere over gedrag, huisvesting en malafide dierenhandel.
Deelt u de mening dat het feit dat een dier in gevangenschap geboren is niets zegt over of een dier wel of niet wild is en wel of niet geschikt is om als huisdier gehouden te worden, rekening houdend met de natuurlijke gedragingen en behoeftes van het dier? Zo ja, deelt u de mening dat het niet inzichtelijk is voor een consument welke dieren wel of niet geschikt zijn om als huisdier gehouden te worden? Zo neen, waarom niet? Wat is dan uw definitie van een wild dier?
Ja. Het feit dat het toegestaan is om een dier als huisdier te houden, betekent niet dat het dier geschikt is om als huisdier te houden.
Op www.martkplaats.nl staan overigens wel tips waar een consument uit kan afleiden waar hij zich rekenschap van moet geven als hij overweegt een (wild) dier aan te schaffen als huisdier.
Onderschrijft u de analyse dat het mogen houden van (wilde) dieren zolang deze in gevangenschap zijn geboren en het mogen verhandelen van deze dieren via aanbiedingssites als Marktplaats impulsaankopen in de hand werken en de illegale roof van wilde dieren uit de natuur stimuleren? Zo neen, waarom niet?
Legale verkoop van beschermde dieren mag alleen als de legale herkomst van de betreffende dieren wordt aangetoond. Fokken van beschermde dieren vermindert de druk op illegale roof van wilde dieren uit de natuur. Het mede door het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie gefinancierde Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren geeft onafhankelijke informatie om consumenten bewust te maken van hun verantwoordelijkheid voor een (wild) dier en impulsaankopen te voorkomen.
Kunt u uiteenzetten hoeveel handhavingscapaciteit er momenteel nodig is en wordt ingezet om te kunnen voorkomen dat er wordt gefraudeerd in de handel in dieren op internet? Welk deel van de opsporingscapaciteit richt zich specifiek op de (illegale) internethandel en elke expertise en capaciteit is er, met het oog op illegale internethandel in dieren, binnen de opsporingsdienst aanwezig?
Bij de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de NVWA zijn drie rechercheurs gespecialiseerd in internetrecherche. De internetrecherche van de NVWA richt zich op alle domeinen waaronder de illegale handel in dieren. Bij het team Natuur van de divisie Landbouw&Natuur van de NVWA werken drie inspecteurs die zich speciaal bezig houden met de illegale internethandel in beschermde soorten. Deze rechercheurs en inspecteurs hebben specifieke opleidingen gevolgd op terrein van internetrecherche. Zij hanteren bij hun onderzoeken anonieme methoden [MK: heet dat zo?] en technieken die forensisch geborgd zijn.
Zijn er recente cijfers bekend over de omvang van de internethandel in (wilde) dieren op verkoopsites zoals Marktplaats en hoe de internethandel samenhangt met de illegale handel in dieren? Zo ja, kunt u deze ter beschikking stellen? Zo neen, waarom niet en bent u bereid hier een onderzoek naar in te stellen?
Ik beschik niet over recente cijfers over de omvang van de internethandel in (wilde) dieren op verkoopsites. Naast de website Marktplaats zijn er – voorzover bekend – nog ongeveer 100 sites waar dieren te koop worden aangeboden.
Dit maakt een goede schatting moeilijk. Om een indruk van de omvang te geven kan ik meedelen dat bijvoorbeeld op 18 april door de NVWA ongeveer 8 000 van dergelijke advertenties alleen al op Marktplaats zijn geteld. Uit onderzoek van de NVWA valt wel af te leiden dat de (illegale) dierenhandel via internet niet wezenlijk verschilt van de reguliere handel.
Kunt u uiteenzetten welke rol het Tor-netwerk en soortgelijke netwerken spelen in de illegale dierenhandel? Zo neen, waarom niet en bent u bereid hier een onderzoek naar in te stellen?
De NVWA verricht onderzoek op het gehele internet naar cybercrime. Daarbij wordt ook gerechercheerd in gesloten netwerken. Daaruit is tot nu toe niet gebleken dat het Tor-netwerk een rol speelt bij de illegale dierenhandel.
Deelt u de mening dat het een beetje onzinnig is om elke internetadvertentie door een medewerker van de nieuwe Voedsel- en Warenautoriteit (nVWA) te laten controleren, om speciale deskundigen in dienst te moeten nemen die een bij de geboorte aangebrachte pootring kunnen onderscheiden van een namaak pootring en om speciale ecologen in dienst te moeten nemen om het verschil te kunnen zien tussen een ernstig bedreigde soort die mogelijk illegaal wordt verhandeld en een veelvoorkomende verwante soort om zo de illegale handel in dieren aan banden te kunnen leggen, terwijl via een korte positieflijst veel gemakkelijker duidelijkheid ontstaat over wat wel en niet is toegestaan, dit ook makkelijker te handhaven is en het bovendien het belang van dierenwelzijn van gehouden dieren en het gevaar voor de volksgezondheid meeweegt, dierziekteverspreiding tegengaat en voorkomt dat uitheemse dieren ontsnappen en zich als exoot gaan vestigen met alle natuurgevolgen van dien?
De handhaving van de EU-CITES-verordening vereist dat er controles plaatsvinden op de legale handel in beschermde diersoorten. Overigens is ook de handhaving van een positieflijst een complexe aangelegenheid.
Nu u kennelijk deze praktijken afkeurt2, deelt u dan ook de mening dat de huidige wetgeving niet toereikend is om de handel in (wilde) dieren die niet geschikt zijn als huisdier te verbieden en op welke wijze en termijn gaat u de wetgeving aanpassen zodat de verkoop van (wilde) dieren niet meer mogelijk is?
Nederland is partij bij het CITES-verdrag dat tot doel heeft om de handel in bedreigde diersoorten te beperken en waar nodig uit ecologisch oogpunt te verbieden. In het kader van de Wet dieren ben ik bezig om vanuit het oogpunt van het welzijn van zoogdieren de positieflijst voor gehouden zoogdieren op te stellen. Zoogdiersoorten die niet op de lijst staan, zullen niet mogen worden gehouden. Uiteraard komt er overgangsrecht voor het houden van zoogdieren die niet op de lijst staan, maar op het moment van inwerkingtreding van de regelgeving al werden gehouden.
Kunt u bevestigen dat u eerder heeft toegezegd een positieflijst voor zoogdieren op te stellen3, maar dat u in reactie op de media-aandacht rondom de internethandel in dieren heeft gezegd al voor het einde van deze week te komen met een positieflijst? 34o ja, kan de Kamer de door u toegezegde positieflijst inderdaad aan het einde van de week tegemoet zien?
Nee, zie mijn antwoord op vraag 1. De positieflijst voor zoogdieren treedt volgens planning op 1 januari 2013 in werking.
Deelt u de mening dat een positieflijst voor enkel zoogdieren niet toereikend is voor dit probleem? Zo ja, wanneer gaat u naast een positieflijst voor zoogdieren ook een positieflijst voor vogels, amfibieën, reptielen en vissen opstellen? Zo neen, waarom niet?
Vooralsnog wordt er een positieflijst voor zoogdieren opgesteld. Zowel het opstellen van als het werken met de positieflijst, inclusief de handhaving, is complex. Bij gebleken goede ervaringen met deze lijst met zoogdiersoorten zal ik overwegen om de positieflijst uit te breiden naar andere diergroepen.
Kunt u uiteenzetten hoe het staat het met de uitvoering van de motie Ouwehand5 over het onmogelijk maken van het houden van ooievaars als huisdier, bijvoorbeeld in het kader van de nog in te voeren positieflijst?
Zie mijn antwoord op vraag 11.
Bent u bereid zo spoedig mogelijk een verbod op de handel in dieren op internet in te stellen? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?
Nee, handel in dieren is toegestaan voorzover dit binnen de bestaande wet- en regelgeving plaatsvindt. Dit geldt voor internethandel en voor de reguliere handel.
De veiling van GSM-frequenties en de mogelijke interferentie met GSM-rail |
|
Arie Slob (CU) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht van Agentschap Telecom d.d. 4 april 2012 «Publicatie Vergunningen frequentieveiling» waaronder ook de vergunningen voor de nieuw te veilen frequenties vallen?1
Ja.
Kunt u aangeven of er in het huidige gebruik van publieke mobiele netwerken sprake is van interferentie van publieke mobiele netwerken met GSM-Rail frequenties die gebruikt worden voor onder meer een veilige afhandeling van het treinverkeer en de reisinformatie op stations?
Ja, er is op enkele plaatsen in het land sprake geweest van interferentie tussen het gebruik van publieke netwerken voor mobiele communicatie en GSM-R(ail)-apparatuur die gebruikt wordt voor onder meer een veilige afhandeling van het treinverkeer en de reisinformatie op stations.
Hoe vaak heeft in 2011 het treinverkeer hinder ondervonden van interferentie tussen publieke mobiele netwerken en GSM-R? Hoeveel vertragingsminuten heeft interferentie in 2011 veroorzaakt? Bent u hierover door betrokkenen geïnformeerd?
Afgezien van een beperkt aantal specifieke gevallen is de operationele impact voor het treinverkeer in 2011 beperkt gebleven.
Het exacte aantal vertragingsminuten in 2011 als gevolg van GSM-R-interferenties is mij niet bekend omdat deze vooralsnog niet als zodanig worden geregistreerd.
Ik ben hierover door betrokkenen geïnformeerd.
Kunt u aangeven op welke wijze u deze interferentieproblemen oplost? Is die oplossing naar tevredenheid van betrokken partijen?
Er zijn verschillende, al dan niet tijdelijke, oplossingen gevonden voor deze interferentieproblemen, maar daarover is nog geen sprake van tevredenheid bij alle betrokken partijen. Hieronder licht ik een en ander nader toe.
Het Agentschap Telecom heeft op basis van storingsmeldingen in Doetinchem2 ter plaatse onderzoek uitgevoerd en advies gegeven ter verbetering van de werking van de in de treinen gebruikte apparatuur. Dit heeft geleid tot het besluit om filters in de betrokken Syntus-treinen in te bouwen. Deze inbouw is inmiddels afgerond. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft, vooruitlopend op de administratieve afhandeling van de vergunning-aanvraag, ingestemd met deze inbouw van de filters, gelet op het feit dat de spoorveiligheid op dit traject in het geding is, alsmede het feit dat het hier vooralsnog gaat om een voertuigtype dat begin december 2012 uit de dienst wordt genomen. ILT ziet dit als een tijdelijke en eenmalige oplossing, aangezien de betreffende voertuigen door de inbouw van dit type filter niet meer voldoen aan de interoperabiliteitseisen van de Europese Commissie. ILT zal dit dan ook melden aan de Europese Commissie. De storingen in Doetinchem hebben intussen geleid tot een aanpassing van de vertrekprocedures voor machinisten van Syntus. Hierdoor ontstaan vertragingen tot circa 3 minuten per trein. Nadat de vergunningverlening door ILT voor het gebruik van de filters is afgerond kan de gebruikelijke vertrekprocedure naar verwachting weer worden hervat.
Overigens is in de Schipholtunnel sprake van een andere situatie. Omdat de telecommunicatie-installaties in tunnels direct naast de hoofdspoorweginfrastructuur zijn geplaatst heeft ProRail hier door middel van vergunningverlening voorgeschreven dat publieke mobiele netwerkbeheerders hun installaties moeten aanpassen teneinde interferenties te voorkomen3. In zijn algemeenheid staat ProRail bij het uitgeven van nieuwe vergunningen niet meer toe dat publieke mobiele netwerkbeheerders in spoortunnels gebruik maken van de 900MHz-frequentieband.
Op 192 locaties is sprake van GSM-interferentie met het zogenaamde InfoPlus-systeem, dat de reisinformatieborden op stations aanstuurt. Voor al deze locaties is verdere storing voorkomen door de plaatsing van filters in de getroffen InfoPlus-reisinformatieborden. ProRail verwacht dat als de nieuwe publieke mobiele operators na de veiling door het Agentschap Telecom gebruik gaan maken van nieuwe zogenaamde breedband-technologieën, zoals bijvoorbeeld UMTS4 of LTE5, andere filters zullen moeten worden toegepast of dat overgegaan moet worden op bekabelde oplossingen.
In aanvulling op de hierboven genoemde locaties onderzoekt ProRail momenteel mogelijke GSM-interferenties op de Betuweroute nabij Gellicum bij het gebruik van het ERTMS6-treinbeveiligingssysteem, dat gebruik maakt van het GSM-R netwerk.
Momenteel onderzoek ik de juridische mogelijkheden die de Nederlandse7 en Europese regelgeving8 biedt om plaatsing van verbeterde GSM-R-treinradio-apparatuur in treinen voor te schrijven aan vervoerders en materieel-eigenaren.
Kent u de metingen van de «International Union of Railways» (UIC)2 naar en uitspraken van de «Community of European Railway and Infrastructure Companies» (CER) over interferentie tussen publieke mobiele netwerken en GSM-R, waarin wordt gewezen op de risico’s van interferentie voor onder meer de veiligheid van treinverkeer, de betrouwbaarheid van reisinformatie en alarmzuilen op perrons?
Ja.
Is het waar dat in de nieuw te veilen frequenties voor publieke mobiele netwerken geen voorwaarden worden opgenomen om een hogere mate van interferentie met GSM-R, zoals wordt voorspeld in de IUC metingen, te voorkomen? Zo ja, kunt u uitleggen waarom u daar niet voor heeft gekozen?
In de vergunningsvoorwaarden voor de nieuwe 900 MHz-frequenties is een bepaling opgenomen dat de vergunninghouders «passende bescherming» moeten bieden aan systemen in aangrenzende banden. In de toelichting op deze bepaling wordt met name gedoeld op het GSM-R-netwerk. Het Agentschap Telecom zal op de naleving van deze bepaling toezien. Deze verwijzing naar passende bescherming biedt het Agentschap Telecom meer mogelijkheden voor handhavend optreden dan de huidige vergunningen, waarin geen passende bescherming wordt geëist.
ProRail vraagt om een specifieke beschermingsnorm, in aanvulling op de hierboven beschreven eis van passende bescherming. Momenteel wordt dan ook onderzocht in hoeverre generieke plafonds voor de signaalsterkte van publieke mobiele netwerkbeheerders in publiekrechtelijke regelgeving haalbaar en doelmatig zijn.
Is het waar dat vervoerders uit de spoorsector zich ernstig zorgen maken over een toename van interferentie en de kosten die dat voor hen met zich mee zal brengen? Hoe bent u omgegaan met deze zorgen?
Inderdaad maken vervoerders uit de spoorsector zich hierover zorgen. Dit blijkt onder andere uit brieven die NS , FMN10 en KNV11 op 1 mei 2012 en op 17 september 2012 hebben gestuurd naar mijn ambtsgenoot van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en naar mij.
Ook op Europese schaal wordt deze zorg gedeeld. Dit blijkt onder andere uit het volgende:
Naar aanleiding van deze zorgen in Nederland zijn de volgende extra acties in gang gezet, in aanvulling op de maatregelen die beschreven zijn in de antwoorden op vragen 4 en 6:
Hebben vervoerders of de spoorbeheerder concrete oplossingen aangedragen om interferentie tegen te gaan? Wat vindt u van die oplossingen?
Zowel vervoerders als de spoorbeheerder ProRail hebben concrete oplossingen aangedragen.
Door ProRail is voorgesteld om de maximale zendniveaus van de publieke mobiele netwerkbeheerders ter plekke van het spoor (dus niet landelijk) te beperken tot een dusdanig niveau dat toename van interferentie als gevolg van de toepassing van UMTS of LTE wordt voorkomen. Zoals in het antwoord op vraag 6 aangegeven wordt momenteel dan ook onderzocht in hoeverre generieke plafonds voor de signaalsterkte van publieke mobiele netwerkbeheerders in publiekrechtelijke regelgeving haalbaar en doelmatig zijn.
Zoals in het antwoord op vraag 4 aangegeven zijn in een aantal treinen filters ingebouwd, maar beschouwt ILT dit niet als een structurele en toekomstvaste oplossing, en onderzoek ik momenteel de juridische mogelijkheden die de Nederlandse7 en Europese regelgeving8 biedt om plaatsing van verbeterde GSM-R-treinradio-apparatuur in treinen voor te schrijven aan vervoerders en materieel-eigenaren.
Is het waar dat de kosten voor het aanbrengen van filters in treinen volledig voor rekening van de vervoerders zal komen? Kunt u een indicatie van die kosten geven en aangeven waarom de vervoerders zelf moeten opdraaien voor die kosten? Klopt het dat met deze filters het back-up systeem van de machinist (gebaseerd op normale mobiele frequenties) wordt verstoord? Zijn er verder nog kosten gemoeid met het voorkomen van interferentie? Zo ja, kunt u deze toelichten en aangeven voor wiens rekening deze komen?
Zoals in de antwoorden op vragen 4 en 8 aangegeven is nog niet duidelijk of het aanbrengen van filters in treinen een structurele en toekomstvaste oplossing is en daarmee ook nog niet voor wiens rekening de eventuele kosten hiervan zullen komen.
Momenteel wordt onderzocht welke beschermingsmaatregelen mogelijk en wenselijk zijn. Onderdeel hiervan is het in kaart brengen van de kostenindicaties.
In zijn algemeenheid kan geen antwoord gegeven worden op de vraag of aan te brengen filters het back-up systeem van de machinist verstoren. Dit is afhankelijk van keuzes ten aanzien van de apparatuur-configuratie, van het type filter en bijvoorbeeld het in-/uitschakelbaar maken daarvan.
Zijn er, los van interferentie, locaties waar sprake is van onvoldoende dekking of signaalsterkte van GSM-R? Zo ja, hoeveel hinder ondervindt het treinverkeer hiervan en welke maatregelen neemt ProRail om deze problemen op te lossen?
Vervoerders hebben mij geïnformeerd dat er enkele andere locaties zijn geweest met onvoldoende dekking of signaalsterkte van GSM-R, bijvoorbeeld als gevolg van hogere bebouwing in de buurt van het spoor. Dergelijke incidenten zijn gemeld bij ProRail. Als oplossing hiervoor zijn bijvoorbeeld extra antennes bijgeplaatst of bestaande antennes verplaatst.
Welke mogelijkheden zijn er om de vergunningsvoorwaarden van de frequentieveiling zodanig aan te passen dat een stijging van interferentie met GSM-R kan worden voorkomen? Kunt u de Kamer toezeggen alsnog en uiterlijk 15 april 2012 voldoende rekening te houden met GSM-R in de vergunningvoorwaarden van de nieuwe frequenties?
Momenteel wordt nader onderzocht in hoeverre generieke plafonds voor de signaalsterkte van publieke mobiele netwerkbeheerders in publiekrechtelijke regelgeving tussen de publieke mobiele netwerkbeheerders en ProRail haalbaar en doelmatig zijn. Mijn ambtsgenoot van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en ik zullen erop toezien dat, daar waar nodig, deze afspraken dan zullen worden gemaakt.
Op 18 april 2012 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat de start van de aanvraagprocedure voor potentiële deelnemers aan de veiling vanaf 16 april 2012 geen onomkeerbare stap is met betrekking tot het oplossen van de mogelijke interferentieproblemen18.
Bent u bereid geen onomkeerbare stappen te zetten, zodat dit probleem alsnog kan worden opgelost, voordat de nieuwe frequenties in gebruik worden genomen dan wel tot dat de Kamer in een debat met u tot een besluit heeft kunnen komen?
Zoals in het antwoord op vraag 11 aangegeven was de start van de aanvraagprocedure voor potentiële deelnemers aan de veiling vanaf 16 april 2012 geen onomkeerbare stap met betrekking tot het oplossen van de mogelijke interferentieproblemen. Ook daarna zijn geen onomkeerbare stappen gezet. De veiling van de nieuwe vergunningen start op 31 oktober 2012.
Deelt u de mening dat op geen enkele wijze de veiligheid van het treinverkeer negatief beïnvloed mag worden en dat de veiligheid op het spoor belangrijker is dan een maximale opbrengst van een frequentieveiling? Hoe gaat u de veiligheid van treinreizigers en omwonenden met de nieuwe frequenties waarborgen?
De veiligheid op en rondom het spoor is van groot maatschappelijk en economisch belang en mag niet negatief beïnvloed worden. Daarbij hebben alle betrokken partijen (de overheid, de vergunninghouders voor mobiele communicatie, ProRail , vervoerders en materieel-eigenaren) hun eigen verantwoordelijkheid. Een vergelijking met de opbrengst van de veiling is niet aan de orde.
Voor wat betreft het tweede deel van deze vraag verwijs ik naar de antwoorden op vragen 6, 7, 8, 10 en 11.
Bent u bereid deze vragen vóór 16 april te beantwoorden, aangezien op die datum de veiling van de nieuwe frequenties start?
Zoals in de antwoorden op vragen 11 en 12 aangegeven was de start van de aanvraagprocedure voor potentiële deelnemers aan de veiling vanaf 16 april 2012 geen onomkeerbare stap met betrekking tot het oplossen van de mogelijke interferentieproblemen. Ook daarna zijn geen onomkeerbare stappen gezet. De veiling van de nieuwe vergunningen start op 31 oktober 2012.
Een ontsnapte ter beschikking gestelde |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat een ter beschikking gestelde (tbs’er) ontsnapt is uit het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) De Kijvelanden ?1
Ja.
Kunt u een feitenrelaas geven over de ontsnapping van deze tbs’er?
Op 30 maart 2012 onttrekt betrokkene zich aan zijn begeleider. Deze belt daarop onmiddellijk, conform de procedure, het alarmnummer en stelt daarna het FPC op de hoogte. Het FPC heeft het KLPD en het Openbaar Ministerie ingeschakeld. Ook heeft het FPC de burgemeesters van Albrandswaard en Spijkenisse geïnformeerd.
Wat is de rol van de Adviescollege Verloftoetsing Tbs geweest bij het toekennen van het proefverlof van de ontsnapte tbs’er? Wat is uw rol geweest?
Het Adviescollege Verloftoetsing tbs (AVt) adviseert mij bij elke aanvraag voor een verlofmachtiging bij tbs met dwangverpleging (begeleid, onbegeleid, transmuraal of proefverlof). Ook in deze casus heeft het AVt advies uitgebracht. Betrokkene had sinds december 2010 een machtiging voor begeleid verlof. Deze verloven verliepen goed. Het FPC vroeg na één jaar een uitbreiding naar onbegeleid verlof aan, maar hierover is negatief geadviseerd door het AVt. Aangezien een negatief advies van het AVt voor mij bindend is, heb ik de uitbreiding niet toegestaan. Het AVt adviseerde mij wel positief over een machtiging voor begeleid verlof, die ik daarom per november 2011 opnieuw heb afgegeven. Op 1 januari 2011 is de regeling ingegaan om één jaar geen verlof toe te staan na een ongeoorloofde afwezigheid. Op grond van deze regeling zal dan ook aan betrokkene een jaar geen verlof worden toegekend.
Hoeveel tbs’ers uit het FPC De Kijvelanden zijn de afgelopen twee jaar ontsnapt of niet teruggekeerd van (begeleid) verlof?
Het aantal gevallen van ongeoorloofde afwezigheid (OA) bij FPC De Kijvelanden bedroeg in 2010 vier, waarvan één vanuit onbegeleid verlof en drie uit transmuraal verlof. In 2011 waren dat er drie, waarvan twee uit begeleid verlof en één uit transmuraal verlof.
Is het aantal onttrekkingen van verlof van tbs’ers uit het FPC De Kijvelanden hoger dan bij andere tbs-klinieken?
In de voorgaande jaren was het aantal OA’s bij FPC De Kijvelanden niet afwijkend van het landelijk gemiddelde, rekening houdend met de verschillende omvang van de FPC’s. Dit jaar kreeg FPC De Kijvelanden te maken met twee OA’s uit begeleid verlof.
Wat was de uitkomst van het laatste onderzoek van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming over het FPC Dde Kijvelanden? Hoe verhoudt deze conclusie zich tot de recente onttrekkingen?
Sinds 2006 wordt het toezicht op de justitiële inrichtingen uitgeoefend door de Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt) in plaats van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. De Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt) heeft in januari 2008 in samenwerking met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGz) een doorlichting bij FPC De Kijvelanden verricht. Het FPC heeft voldoende inspanningen geleverd en het beleid, de uitvoering en de borging op de criteria «materiële beveiliging tegen ontvluchtingen» en «geleidelijke en gecontroleerde terugkeer naar de maatschappij» voldoen. Verder onderzoek werd niet nodig geacht. In juni 2011 bezocht de ISt het FPC voor een tussentijds toezicht. Het doel hiervan was inzicht krijgen in de in gang gezette verbeteringen naar aanleiding van het inspectierapport uit 2008. De ISt concludeerde dat de mate waarin de aanbevelingen zijn opgepakt geen aanleiding geven om tot een vervolgonderzoek te besluiten.
Staat het FPC De Kijvelanden bij de beoordeling van proefverloven onder verscherpt toezicht?
Omdat mij niet is gebleken van structurele problemen bij FPC De Kijvelanden, zie ik geen aanleiding voor verscherpt toezicht. Verlof wordt alleen aan tbs-gestelden toegekend na het doorlopen van zorgvuldige procedures. Bij FPC De Kijvelanden zijn deze procedures geborgd met behulp van een model voor integraal kwaliteitsmanagement, waarvoor het FPC is gecertificeerd.
Welke effecten heeft het verbeterplan van het begeleid verlof voor tbs’ers in het algemeen?
In 2005 heeft uw Kamer een parlementair onderzoek ingesteld naar het tbs-stelsel. Naar aanleiding van het eindrapport van de tijdelijke onderzoekscommissie heeft het toenmalige kabinet een plan van aanpak opgesteld, dat heeft geresulteerd in een ingrijpende stelselwijziging en 17 maatregelen ter verbetering van de tbs-maatregel. Een aantal daarvan was specifiek gericht op verbetering van de verlofpraktijk. Andere maatregelen die sindsdien zijn genomen, zijn de invoering van de beveiligde fase van het begeleid verlof en per 1 januari 2011 de maatregel om één jaar geen verlof toe te staan na een ongeoorloofde afwezigheid. Het aantal OA’s daalde van 73 in 2005 tot 37 in 2011, met een aantal van 22 in 2009.
Vliegveld Valkenburg |
|
Maarten Haverkamp (CDA), Ingrid de Caluwé (VVD) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD), Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Deelt u de mening dat de kleine luchtvaart (General Aviation) op veel plekken in Nederland verdrongen wordt door andere activiteiten?
De accommodatie van General Aviation (GA) is een gedeelde verantwoordelijkheid van het Rijk en de Provincie. Wat de mogelijkheden voor GA in het luchtruim betreft, werkt het Rijk momenteel aan de Luchtruimvisie. Uitgangspunt bij deze Luchtruimvisie zijn de nationale beleidskaders, zoals neergelegd in de Luchtvaartnota. In de Luchtvaartnota heeft het kabinet de keuze gemaakt om selectief ruimte te houden op de luchthavens van nationale betekenis voor de General Aviation, en dan met name voor maatschappelijke vluchten (vluchten ten behoeve van openbare orde, veiligheid en gezondheidszorg) en functiegroepen binnen de GA die gericht zijn op de verbetering van de toegang tot Nederland door de lucht en versterking van de netwerkkwaliteit van de luchtvaart binnen Nederland.
Voor de luchthavens van regionale betekenis is de Provincie bevoegd gezag. Ontwikkelingen en accommodatie van GA op deze luchthavens, of elders in de Provincie, is daarmee de verantwoordelijkheid van de Provincie en zou dan ook op dat niveau moeten worden aangekaart. Daarbij heeft de GA mij, bij monde van de KNVvL, aangegeven dat het lastig is om niet met één, maar met twaalf overheden het overleg aan te gaan. Ik heb daarover de GA te kennen gegeven dit onderwerp met de Provincies te bespreken.
Overigens is er regelmatig contact en overleg tussen Rijk en Provincie over luchtvaart. In dit overleg wordt ook met de sector gesproken, en daaruit heb ik geen signalen ontvangen dat de General Aviation op veel plekken in Nederland verdrongen wordt.
Bent u bekend met de ontwikkeling van het gebied Vliegkamp Valkenburg door het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB) van het Ministerie van Financiën en met eventuele vertragingen in dat gebied?
Ja, ik ben bekend met de ontwikkeling van het gebied van het voormalig Marine Vliegkamp Valkenburg door het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB) van het Ministerie van Financiën. De planning van dit project gaat ervan uit dat de eerste woningen op dit terrein in 2015 kunnen worden gebouwd.
Is het waar dat het handelen van het RVOB leidt tot bedrijfsbeëindiging van de vliegclub per 1 juli 2012 op het voormalig Vliegkamp Valkenburg en dat daarmee een einde komt aan het voortbestaan van het recreatief vliegen op die locatie?
Na het vertrek van het ministerie van Defensie op 1 januari 2007 was helder dat de luchthaven een andere bestemming zou krijgen. Dat is ook aan de vliegclubs die op het voormalig Vliegkamp Valkenburg vliegen medegedeeld. Toen is reeds aangekondigd dat het recreatief vliegen eind 2011 of medio 2012 zou eindigen. Vervolgens heeft het RVOB op 1 juli 2010 alle vliegclubs die hier recreatief vliegen aangegeven dat er per 1 juli 2012 geen mogelijkheden meer waren om op het voormalig Vliegkamp Valkenburg te vliegen en werden vanaf die datum de bestaande gebruiksrelaties opgezegd.
Is het waar dat het RVOB wel de huurovereenkomsten met de overige huurders wil verlengen tot het moment dat er daadwerkelijk gebouwd wordt?
Ja, dat klopt. Nu de werkzaamheden op het terrein aanvangen (per 1 juli 2012) hebben de vliegclubs te horen gekregen dat het niet meer mogelijk is dat zij hun activiteiten daar uitoefenen. Dat geldt echter (nog) niet voor de overige huurders. Deze huurders huren ruimte in de bestaande gebouwen op het terrein. Het verhuren van de bestaande gebouwen op het voormalig vliegveld staat de voorbereidende werkzaamheden (bouw- en woonrijp maken en daaraan voorafgaande onderzoeken in het veld) niet in de weg. Om die reden is de huurovereenkomst met deze partijen met 3 jaar verlengd.
Bent u bereid het RVOB te bewegen om de vliegclub, gelijk met de andere huurders, de mogelijkheid te geven hun activiteiten te verlengen tot het moment dat er daadwerkelijk gebouwd gaat worden?
Zoals hierboven aangegeven, zullen per 1 juli a.s. werkzaamheden worden verricht op het terrein van voormalig Vliegkamp Valkenburg en wel op dat gedeelte dat nu nog wordt gebruikt voor recreatief vliegen. Dit zijn voorbereidende werkzaamheden, voordat kan worden gestart met de bouw van de eerste woningen. Het gaat hierbij om werkzaamheden als het detecteren en zo nodig ruimen van niet gesprongen explosieven en onderzoek naar verhardingen. Met het uitvoeren van deze werkzaamheden is een aanzienlijk financieel belang gemoeid, waarbij de voorwaarde (in verband met de subsidietoekenning) is dat deze werkzaamheden in 2012 dienen te worden uitgevoerd. Daarnaast is nog dit jaar een aanbesteding gepland voor de ontmanteling van een deel van het vliegveld. Werkzaamheden die in dat kader zullen starten hebben betrekking op grootschalig grondwerk, het verwijderen van verhardingen van de bestaande landingsbanen en het uitvoeren van bodemsaneringen. Met het vroegtijdig in gezamenlijkheid aanbesteden van deze werkzaamheden wordt een aanzienlijk economisch belang voorzien. Het is vanwege deze werkzaamheden niet mogelijk om de activiteiten van de vliegclubs per 1 juli 2012 voort te zetten.
Ziet u mogelijkheden om, op basis van conclusies van de in opdracht van de provincie Zuid-Holland uitgevoerde onderzoeken, een klein groen vliegveld voor zweefvliegen in te passen in het bestemmingsplan van het gebied?
Het inpassen van een vliegveld in het bestemmingsplan van het betreffende gebied is geen Rijksverantwoordelijkheid, maar primair de verantwoordelijkheid van de gemeente. De Provincie kan in uitzonderlijke gevallen ervoor kiezen een inpassingsplan te maken of door middel van een luchthavenbesluit de luchthaven te bestemmen. Uit de onderzoeken van de Provincie blijkt echter dat dit heel lastig is, en conflicteert met andere opgaven in de regio. In september 2008 heeft de gemeenteraad van de gemeente Katwijk het Integraal Structuurplan Nieuw Valkenburg vastgesteld. Ten tijde van het opstellen van dat plan is geconstateerd dat er vanuit ruimtelijk en stedenbouwkundig oogpunt geen mogelijkheden zijn om binnen het project locatie Valkenburg een zweefvliegveld te realiseren. De aanwezigheid van een zweefvliegveld zou een conflict betekenen met allerlei andere opgaven die op het gebied van toepassing zijn. Ook in de plannen voor de Groene Buffer op Wassenaars grondgebied is niet in een zweefvliegveld voorzien.
Inmiddels is de projectorganisatie locatie Valkenburg bezig met het opstellen van het concept Masterplan als uitwerking van het Integraal Structuurplan van de gemeente Katwijk. Het uitgangspunt dat binnen het project geen zweefvliegveld kan worden gerealiseerd, is binnen de planvorming ongewijzigd.
Welke mogelijke alternatieven heeft u ten aanzien van deze situatie, die het einde van 80 jaar vliegen op deze locatie inluidt?
De accommodatie van General Aviation op regionaal niveau is een Provinciale verantwoordelijkheid. Van de Provincie Zuid-Holland heb ik begrepen dat zij de intentie hebben om de mogelijkheden voor zweefvliegsport te behouden, en hier ook (alternatieve) locaties voor te zoeken. In een klein zoekgebied dicht rond de huidige locatie, waarbij ook voor het zweefvliegterrein Langeveld naar een alternatief is gezocht, is dit helaas niet gelukt. De Provincie heeft aangegeven dat zij nog in een groter zoekgebied willen kijken, wel onder nog nader te bepalen voorwaarden en in overleg met het Luchtsportcentrum Valkenburg. Het zoeken naar een andere locatie is echter niet eenvoudig gezien ook andere ruimtelijke opgaven in de regio, maar hier wordt door de Provincie wel serieus naar gekeken.
Het bericht dat de winnares van de Mensenrechtentulp Ni Yulan en haar echtgenoot Don Jiqin zijn veroordeeld tot celstraffen |
|
Alexander Pechtold (D66) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat een Chinese rechtbank de dissidente Ni Yulan en haar echtgenoot Dong Jiqin tot celstraffen van 2 jaar en 8 maanden en 2 jaar heeft veroordeeld?1
Ik heb met zorg kennis genomen van de veroordeling van Ni Yulan. Namens alle EU-landen heeft de EU-delegatie in Beijing een verklaring uitgegeven waarin de gemeenschappelijke zorgen zijn verwoord. De Chinese autoriteiten op de hoogte gesteld van het feit dat ook Nederland zeer teleurgesteld is over deze veroordeling.
Nederland en de EU roepen China op de mensenrechten te respecteren en te handelen conform internationaalrechtelijke regels en verplichtingen.
Heeft de Europese Unie formeel verzocht om de vrijlating van Ni Yulan, zoals de woordvoerder van de EU-missie in Peking aangeeft?2 Wat is de Nederlandse positie hierover?
De Europese Unie heeft tijdens de EU-China Top in februari bij de Chinese autoriteiten aandacht gevraagd voor Ni Yulan. Daarbij is aangedrongen op een eerlijk proces en adequate medische zorg. Na de uitspraak van dinsdag 10 april jl. en de verklaring van de EU-delegatie is er door de EU geen formeel verzoek ingediend bij de Chinese autoriteiten om Ni Yulan vrij te laten.
Bent u bereid de Nederlandse ambassadeur in Peking, dan wel de Nederlandse tijdelijk zaakgelastigde in Peking te verzoeken om tekst en uitleg te vragen aan de Chinese autoriteiten? Zo neen, waarom niet?
De zorgen over de veroordeling van Ni Yulan zijn aan de Chinese ambassadeur in Den Haag overgebracht.
Deelt u de mening dat met het toekennen van de Mensenrechtentulp aan Ni Yulan Nederland een morele verplichting heeft om zich intensief met deze zaak bezig te houden en in EU-verband te pleiten voor een eerlijke rechtsgang en een menswaardige behandeling van Ni Yulan en haar echtgenoot? Houdt de Nederlandse ambassade in Peking contact met de familie van Ni Yulan, zodat u direct op de hoogte bent van relevante ontwikkelingen?
Nederland is en blijft betrokken bij het lot van mensenrechtenverdedigers in het algemeen en dat van Ni Yulan in het bijzonder. De Nederlandse ambassade speelt een actieve rol bij het volgen van de ontwikkelingen in haar zaak in EU-verband.
Zult u, wanneer NI Yulan vrijkomt, alles op alles zetten om de Tulp alsnog aan haar uitreiken?
De Tulp is inmiddels overhandigd aan de naasten van Ni Yulan.
Een verkenningsmissie van burgemeesters naar Oeganda |
|
Ingrid de Caluwé (VVD) |
|
Knapen (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Burgemeester van Deventer op verkenningsmissie in Uganda» uit de Stentor van 5 april jongstleden?1
Ja.
Is het u bekend dat een delegatie van burgemeesters van de gemeenten Deventer, Goes en Gemert-Bakel, onder auspiciën van de Vereniging Nederlandse Gemeenten ( VNG), een verkenningsmissie uitvoert naar Oeganda, om onder de naam «Connect2Uganda» de leefomstandigheden van met name kwetsbare kinderen en jongeren in het plattelandsdistrict Masaka te gaan verbeteren?
Het is mij bekend dat een delegatie van de gemeenten Deventer, Goes en Gemert-Bakel in het kader van het nieuwe, door mij gefinancierde, Local Governance Capacity Programme (LGCP) 2012–2016, onder auspiciën van de uitvoeringsorganisatie VNG International op missie is geweest naar Oeganda. De missie had tot doel om het nieuwe landenprogramma verder uit te werken en nadere afspraken te maken met alle – Nederlandse en Oegandese – betrokkenen bij het programma. De delegatie heeft tevens, deels opgesplitst, de zes betrokken gemeenten bezocht om ter plaatse de behoefte aan capaciteitsopbouw en expertise vast te stellen. In Oeganda is het programma gericht op voedselzekerheid, één van de in het MJSP-Oeganda gekozen speerpunten.
Is het waar dat de VNG, conform uw brief van 3 februari 2012,2 eraan is gehouden zich te beperken tot het beschikbaar stellen van specifieke gemeentelijke expertise, voornamelijk voor de capaciteitsopbouw van lokale gemeenten?
Ja. Deze expertise omvat echter ook bestuurlijke expertise. Bij het verbeteren van de capaciteit van lokaal bestuur gaat het naast de beleidsvoorbereiding en uitvoering door ambtenaren ook om de politieke processen (besluitvorming, participatie van de bevolking, het afleggen van verantwoording, etc.). Vandaar ook deze missie.
Wat is uw oordeel over het feit dat het hele project Connect2Uganda slechts voor een heel klein deel gaat om steun aan samenwerking met de «local council», maar zich voor het overige vooral richt op onderwerpen zoals werkgelegenheid, primair onderwijs, bomen planten en art workshops voor traumaverlichting?3
Connect2Uganda is een samenwerkingsverband in Deventer waarin alle activiteiten ten behoeve van Oeganda, van zowel een aantal maatschappelijke organisaties uit de gemeente als de gemeente zelf, onder één Deventerse vlag worden gebracht. Onder deze vlag voeren de betrokken organisaties elk hun eigen projecten uit maar onderling gecoördineerd en met gezamenlijke zichtbaarheid. Connect2Uganda staat verder geheel los van het LGCP programma in Oeganda.
Het huidige bezoek werd georganiseerd in het kader van het LGCP.
Ik wijs er verder nog op dat uw Kamer in antwoord op vragen over ontwikkelingshulp door decentrale overheden, is geïnformeerd (kamerstuk 3 313 aanhangsel van de Handelingen 2009–2010, d.d. 13 september 2010) over het feit dat decentrale overheden autonoom zijn in hun besluiten over ontwikkelingssamenwerking.
Op welke wijze waakt u ervoor dat activiteiten van gemeenten en de VNG conform afspraak puur gericht zijn op het ondersteunen van het landelijke beleid, door het beschikbaar stellen van specifieke gemeentelijke expertise?
De uitgewerkte landenprogramma’s voor de periode 2012–2016 moeten voor 31 mei a.s. door VNG International worden ingediend en daarna door mij beoordeeld conform het subsidiekader (zie mijn brief van 3 februari 2012). Vervolgens zal VNG International, conform de subsidiebeschikking, jaarlijks een jaarplan voor het komende jaar en een jaarrapport over het afgelopen jaar indienen. Goedkeuring hiervan is voorwaarde voor vervolgbetalingen. De jaarplannen en rapporten worden door mij beoordeeld en besproken in het reguliere overleg tussen het departement en VNG International.
Kunt u aangeven welke bedragen aan deze verkenningsmissie van VNG Internationaal worden besteed, en welke bedragen de gemeenten uit hun gemeentekas aan dit ontwikkelingsproject besteden, terwijl dit geen taak van gemeenten is?
Aan de vertegenwoordigers van de aan het LGCP deelnemende Nederlandse gemeenten vergoedt VNG International de reiskosten (vliegtickets economy class) en de verblijfkosten (volgens de VN norm). Voor de delegatie van 8 personen komt dit neer op een totaal bedrag van rond de € 15 000. Gemeenten kunnen een tegemoetkoming in de salariskosten van hun ambtenaren declareren bij VNG International ter hoogte van €/p>
De aanbieding energiecontract Veteraneninstituut |
|
Raymond Knops (CDA), Michiel Holtackers (CDA) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de actie van het Veteraneninstituut en de Nederlandse Energie Maatschappij, gericht aan de houders van de veteranenpas, waarbij een aanbod wordt gedaan voor een «veteranencontract»?
Ja.
Wat zijn de kosten van de mailing van deze actie en in hoeverre draagt het Veteraneninstituut daaraan bij?
De kosten van de mailing komen ten laste van de Nederlandse Energie Maatschappij (NEM). Het Veteraneninstituut heeft niet aan de kosten bijgedragen.
Deelt u de mening dat het op zich een goede zaak is als bedrijven speciale voordelen willen bieden voor veteranen, maar dat het onwenselijk is dat deze specifieke actie voorzien is van het logo van het Veteraneninstituut en mede is ondertekend door de directeur van het Veteraneninstituut? Zo ja, bent u bereid het Veteraneninstituut hierop aan te spreken?
Het Veteraneninstituut is een onafhankelijke stichting die zich onder meer inzet voor de maatschappelijke erkenning van en waardering voor veteranen. De commerciële actie die in de vraag wordt genoemd, is een minder goede ontwikkeling. Ik zal de directeur van het Veteraneninstituut daarop aanspreken.
In hoeverre kunnen houders van de Veteranenpas ongevraagd benaderd worden voor reclamedoeleinden? Kunt u in elk geval garanderen dat de privacy, zoals verankerd in de Veteranenwet, gewaarborgd blijft?
Bij het ontvangen van de veteranenpas worden de veteranen geïnformeerd dat zij op de hoogte worden gehouden over voordelen die zijn gekoppeld aan het bezit van een pas. Het betreft hierbij onder meer aanbiedingen die worden gepubliceerd in het blad Checkpoint of een bijlage bij dit blad. Veteranen kunnen kenbaar maken dat zij deze bijlage niet willen ontvangen. Het Veteraneninstituut heeft hiervoor een apart adressenbestand dat niet met derden wordt gedeeld. De privacy van de veteraan is daarmee gewaarborgd.
Deelt u de mening dat het Veteraneninstituut niet op deze of soortgelijke wijze betrokken moet zijn bij commerciële acties waarin aanbiedingen gedaan worden aan veteranen, om in de terminologie van een energieleverancier te blijven: «ik zeg: niet doen»?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat scholengroep Amarantis in acute financiële nood zit door het kopen van renteverzekeringen |
|
Boris van der Ham (D66) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Acute nood Amarantis mede door derivaten»?1
De acute nood bij Amarantis is niet veroorzaakt door het speculeren met derivaten, maar door tekorten op de exploitatie en een dreigende opeising van de financiering door de Rabobank. Amarantis bezit inderdaad een aantal derivaten ter afdekking van renteschommelingen op hun leningen. Deze derivaten zijn in overeenstemming met de Regeling beleggen en belenen 2010 (16 september 2009, kenmerk FEZ/CC-2009/150185). Dit is een financieringswijze die niet ongebruikelijk is, ook bij onderwijsinstellingen.
Wat is uw beleid op dit vlak?
Op grond van de bovengenoemde Regeling beleggen en belenen is het onderwijsinstellingen toegestaan om derivaten aan te kopen, mits dit risicomijdend gebeurt. Dat is het geval als daarmee, zoals bij Amarantis, renterisico’s op leningen worden afgedekt.
Zijn er bij u meer onderwijsinstellingen bekend die derivaten hebben gekocht? Zo ja, kunt u daar een overzicht van geven? Zijn deze instellingen ook door waardevermindering van derivaten in de financiële problemen gekomen?
Ja. Bij de Inspectie van het Onderwijs zijn ook andere onderwijsinstellingen bekend die derivaten hebben gekocht. De inspectie kan echter geen exact overzicht geven van de onderwijsinstellingen die derivaten gebruiken. Het gebruik van derivaten hoeft namelijk niet in detail in de jaarverslagen vermeld te worden.
Voor zover mij bekend zijn er geen onderwijsinstellingen die door waardevermindering van derivaten in financiële problemen zijn gekomen.
Mede naar aanleiding van vragen van uw kant naar het gebruik van derivaten door onderwijsinstellingen, heb ik de Inspectie gevraagd een kritische beoordeling te verrichten van het financiële cijferbeeld van alle publiek bekostigde onderwijsinstellingen in het mbo. Deze risico-analyse gaat verder dan een analyse op basis van alleen de jaarrekeningen van de instellingen. In elk geval zullen bij deze beoordeling de volgende thema’s worden verkend: de financiële kerngegevens, huisvesting, derivaten, leningen, financiering op basis van eigen of vreemd vermogen en personeelskosten. De bevindingen zullen kort na de zomer beschikbaar komen. Als daar aanleiding toe is, zal ik het onderzoek laten uitbreiden naar andere sectoren.
De inperking van internetvrijheid in Iran |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Iran to shut down internet permanently; «clean» national intranet in pipeline» van «IB Times»?1
Ja.
Klopt het bericht dat de Iraanse autoriteiten populaire mailprogramma’s, zoals Hotmail en Gmail, willen afsluiten in mei ten behoeve van een Iraanse mailserver «Iran Mail»?
Is het waar dat gebruikers voor Iran Mail zaken als paspoortnummer en dergelijke moeten afgeven?
Klopt het bericht dat dit de opmaat vormt voor het afsluiten van internet voor de Iraniërs?
Ziet u mogelijkheden om, na een eventuele afsluiting van het internet in Iran, alsnog bij te dragen aan internetvrijheid in Iran, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van veilige webruimte voor bloggers?
Ja. Zoals aangekondigd tijdens de «Freedom Online» conferentie op 8-9 december jl. en uitvoering gevend aan de motie Pechtold van 10 november jl. heeft de Nederlandse regering € 1 miljoen vrijgemaakt voor een fonds om technologie en andere ondersteuning voor noodinternet beschikbaar te maken voor landen als Iran. Deze faciliteit wordt momenteel uitgewerkt. Daarnaast zijn vanuit het Mensenrechtenfonds middelen beschikbaar gesteld om internetvrijheid in Iran te bevorderen.
De overplaatsing van een Afghaans gezin met kinderen uit Akkrum naar de gezinslocatie in Katwijk |
|
Martijn van Dam (PvdA), Tofik Dibi (GL) |
|
Leers |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Afghaanse familie moet Akkrum verlaten»?1
Ja.
Is het waar dat deze familie op 11 april naar de vrijheidsbeperkende gezinslocatie in Katwijk wordt overgeplaatst? Wat zijn hier de redenen voor? Is het waar dat de asielprocedure van deze familie nog niet ten einde is?
Ik betracht steeds terughoudendheid met het verstrekken van informatie over individuele dossiers. In algemene zin kan ik u het volgende meedelen. Het gezin wordt niet naar de vrijheidsbeperkende gezinslocatie in Katwijk overgeplaatst. Op 16 april jl. heeft het gezin een nieuwe toelatingsaanvraag ingediend op basis van schrijnendheid. In dit geval heb ik besloten de vrijheidsbeperkende maatregel ten aanzien van het gezin op te heffen totdat op deze aanvraag is beslist. Het gezin mag voorlopig in Akkrum blijven. Wat de asielprocedure betreft, kan ik u melden dat het om een herhaalde aanvraag gaat. De aanvraag is afgewezen. Er loopt nog een hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Waarom krijgt dit gezin, dat bestaat uit jarenlang legaal in Nederland verblijvende ouders en twee in Nederland geboren schoolgaande kinderen, niet de gelegenheid om vanuit hun vertrouwde woonplaats, in Akkrum, waar zij al jaren wonen, te werken aan terugkeer naar Afghanistan?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat de ouders hebben aangegeven mee te willen werken aan zelfstandige terugkeer? Wat is desondanks de toegevoegde waarde om deze mensen in vrijheidsbeperking te plaatsen in Katwijk?
Neen. Uit het dossier blijkt geen actieve medewerking aan de terugkeer van het gezin naar Afghanistan. Voor het overige verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat deze overplaatsing onnodig is en voor de kinderen betekent dat zij gedwongen van hun eigen school moeten worden gehaald?
Dat het vooruitzicht van een overplaatsing naar een gezinslocatie leidt tot bezorgdheid bij dit gezin en in hun omgeving, begrijp ik. Dit zal zonder meer ook samenhangen met het vooruitzicht op terugkeer naar Afghanistan dat met een overplaatsing naar een gezinslocatie nogmaals wordt onderstreept. Dat neemt niet weg dat ik het belangrijk vind om als overheid duidelijk te zijn richting de mensen. Als de boodschap terugkeer is, dan moeten we daar als overheid ook naar handelen.
Het is aan de vreemdeling om zijn vertrek uit Nederland te organiseren in plaats van te kiezen voor een bestaan in Nederland zonder toekomst. Dat is ook in het belang van de kinderen. In dit geval is het van school veranderen niet aan de orde, omdat het gezin voorlopig in Akkrum kan blijven. In het algemeen geldt dat overplaatsingen, indien mogelijk, in schoolvakanties plaatsvinden. In een gezinslocatie krijgen kinderen dezelfde voorzieningen als in een azc.
Deelt u de mening dat het begrijpelijk is dat deze onnodige en kindonvriendelijke overplaatsing tot groot verzet leidt in de lokale gemeenschap van Akkrum?
Zie antwoord vraag 5.
Waarom wordt ten aanzien van vreemdelingen van wie de vertrektermijn van 28 dagen is verstreken (ook als zij nog in procedure zitten) standaard aangenomen dat er een risico is dat zij zich zullen onttrekken aan het toezicht (en zij daarmee in vrijheidsbeperking worden geplaatst)? Indien de mensen bekend zijn, een vaste woonplaats hebben en aangeven mee te willen werken aan terugkeer, is daar toch in het geheel geen sprake van? Bent u bereid op dit punt uw terugkeerbeleid aan te passen?
Ook als mensen bekend zijn, een vaste woonplaats hebben en aangeven mee te werken aan hun terugkeer, dan kan er aanleiding zijn om een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. De vrijheidsbeperkende maatregel vormt een belangrijk onderdeel van het terugkeerbeleid. Indien de vreemdeling na afloop van de termijn van 28 dagen nog niet is vertrokken, is van belang dat de facilitering van zijn vertrek wordt geïntensiveerd en het toezicht op hem wordt vergroot, zodat maximale inspanningen kunnen worden geleverd om het vertrek zo spoedig mogelijk te realiseren.
Verblijf in een gezinslocatie vindt plaats op basis van een vrijheidsbeperkende maatregel. Het is de bedoeling dat gezinnen daar werken aan hun terugkeer. De vrijheidsbeperkende maatregel moet ervoor zorgen dat gezinnen zich niet aan het toezicht van de overheid onttrekken en zoveel mogelijk beschikbaar zijn voor de vertrekprocedure van de DT&V.
Bent u bereid van de overplaatsing af te zien en hier, in het belang van de kinderen, in elk geval mee te wachten totdat het lopende schooljaar is afgelopen?
Zoals gemeld in antwoord op vraag 2 mag het gezin voorlopig in Akkrum blijven.
Bent u bereid deze vragen nog vandaag te beantwoorden, en, indien dat niet lukt, geen onomkeerbare stappen te zetten?
Zie antwoord vraag 8.
Een sloopwerf voor zeeschepen en Harlingen |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Was u op de hoogte van de plannen van zeehaven Harlingen om een sloopwerf voor zeeschepen op haar grondgebied toe te staan, in het beschermde Waddengebied dus?1 Zo ja, sinds wanneer?
Ja, sinds 10 april 2012 toen hierover in Trouw een artikel is gepubliceerd. Het betreft een lokaal initiatief van het Harlinger Havenbedrijf en ondernemers. Het is in eerste plaats aan de gemeenteraad van Harlingen om het voorstel te beoordelen en al dan niet te ondersteunen.
Kunt u uiteenzetten op welke gronden de eventuele komst van een sloopwerf getoetst wordt en spelen de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) hier een rol in?
U vraagt naar de uitwerkingen van de plannen en de gevolgen daarvan en mijn reactie hierop. Op dit moment is nog geen uitwerking van het plan bekend. Dit betekent dat ik momenteel onvoldoende kan inschatten wat de mogelijke gevolgen zijn voor de omgeving, evenals de van toepassing zijnde afspraken, regels en richtlijnen. Uiteraard zullen de plannen aan alle bestaande afspraken, regels en richtlijnen moeten voldoen en zorgvuldig daaraan getoetst worden. Op dit moment is het in eerste plaats aan de gemeenteraad van Harlingen om het voorstel te beoordelen en al dan niet te ondersteunen.
Kunt u uiteenzetten welke consequenties dit zal hebben voor het Werelderfgoed en Natura 2000-gebied de Waddenzee? Zo neen, waarom niet? Bent u bereid dit te (laten) onderzoeken?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u uiteenzetten wat de verwachte hoeveelheid zeeschepen is die in de Harlinger haven gesloopt zullen worden als dit plan doorgang vindt?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat dit Natura 2000-gebied niet in gevaar gebracht mag worden door mogelijke vervuiling en ecologische rampen? Zo ja, op welke wijze kunt u garanderen dat er geen enkele kans hierop is als afgedankte schepen met olieresten en asbest dwars door de Waddenzee naar de haven van Harlingen getransporteerd zullen gaan worden? Zo neen, wat stelt de beschermde status van de Waddenzee dan voor?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat de bestaande vaargeul uitgebaggerd moet worden om het vervoer van diepstekende sloopschepen naar Harlingen mogelijk te gaan maken? Zo ja, deelt u de mening dat het uitbaggeren van de vaargeul niet toegestaan mag worden omdat dit een vergaande verstoring en aantasting van de ecologie teweeg zal brengen in dit Natura 2000-gebied? Zo neen, op welke zeeschepen is de sloopwerf dan gericht?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u uiteenzetten waarom niet wordt overwogen een sloopwerf voor zeeschepen te realiseren op een minder kwetsbare en beter geschikte plek, zoals de haven van Rotterdam welke al geschikt is voor het ontvangen van diepstekende zeeschepen, als het de ambitie is de jaarlijkse milieuvervuilende sloop van duizenden zeeschepen onder mensonterende omstandigheden in Bangladesh of India aan banden te leggen?
Het is in mijn optiek aan het bedrijfsleven en niet aan de rijksoverheid om dit soort initiatieven te ontwikkelen en daar lokaties voor te zoeken.
Deelt u de mening dat de moeizame verkoop van grond en kades sinds de aanleg van de nieuwe industriehaven in Harlingen geen reden mag zijn om de ernstig vervuilende en risicovolle sloop van zeeschepen mogelijk te maken aan de rand van een kwetsbaar uniek natuurgebied?
De gemeente Harlingen gaat in eerste plaats over de ontwikkelingen op haar grondgebied.
Deelt u de mening dat de bijzondere en kwetsbare natuurwaarden van de Waddenzee te allen tijden de bescherming moeten krijgen die zij verdienen en niet het onderspit mogen delven in een prestigekwestie om de Harlinger sloopwerf op een lijst van wereldwijd erkende scheepsslopers te krijgen? Zo neen, waarom niet?
De bijzondere en kwetsbare natuurwaarden van de Waddenzee worden beschermd door bestaande richtlijnen en wet- en regelgeving.
Deelt u de mening dat een vermelding van de Harlinger haven op een lijst van wereldwijd erkende scheepsslopers afbreuk doet aan het imago van het Werelderfgoed de Waddenzee? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de plannen voor het bouwen van een sloopwerf in Harlingen te blokkeren vanuit uw verantwoordelijkheid voor de unieke waddennatuur? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Financiering van de rechtspraak |
|
Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Betaal onze rechters voor het leveren van eindoplossingen»?1
Ja.
Deelt u de mening dat in plaats van de verhoging van de griffierechten er voor een ander systeem van financiering van de rechtspleging moet worden gekozen? Zo ja, welk systeem staat u voor ogen? Zo nee, waarom niet?
Neen. Internationaal wordt het Nederlandse systeem gezien als een best practice voor een goede financiering van de rechtspraak. Het budget van de rechtspraak wordt verhoogd als er meer zaken binnenstromen, terwijl het systeem gelijktijdig prikkels bevat voor het bevorderen van de efficiency. Om de kwaliteit te borgen is er naast het financieringssysteem ook sprake van een kwaliteitssysteem. Het huidige systeem van financiering en kwaliteitsborging functioneert goed, óók in tijden van economische crisis.
Wat is uw mening over het in het artikel gestelde dat rechtspraak het beste kan worden betaald naar mate van gebruik? Kunt u daarbij ingaan op de stelling dat indien een rechtszaak na een inleidende zitting (comparitie) wordt beëindigd de kosten daarvan lager zijn met een goed tarief verdeeld over twee partijen, eventueel naar draagkracht?
Ik ben van mening dat het in zijn algemeenheid goed is als burgers meer gaan betalen voor het gebruik van rechtspraak, en dat daardoor de bijdrage uit de algemene middelen navenant kan verminderen. Dat betekent echter niet dat deze relatie zo direct gelegd kan en mag worden voor iedere individuele rechtszaak. De systematiek om het te betalen griffierecht van een civiele zaak te koppelen aan het afronden van een inleidende zitting (comparitie), zodat in geval van een succesvolle comparitie beide partijen een lager griffierecht betalen dan wanneer beiden de zaak doorzetten en een schriftelijk vonnis verlangen, acht ik om een aantal redenen niet wenselijk. Als partijen in een dergelijke situatie een lager griffierecht betalen, betekent dit dat de instaptarieven voor andere zaken aanzienlijk moeten worden verhoogd. Dat is niet wenselijk met het oog op de toegankelijkheid. Dergelijke «pay as you go»-systemen hebben bovendien als nadeel dat partijen voorafgaand aan de procedure niet goed weten wat het geschil gaat kosten en welk financieel risico ze daardoor lopen. In het systeem dat ik voorsta, weet iedere partij vooraf precies wat de griffierechten zijn. Dit stimuleert dat alleen die zaken voor de rechter komen waarbij andere alternatieven zijn uitgeprobeerd. Tot slot worden in het huidige systeem de griffierechten in één keer definitief vooraf betaald. Zo’n eenvoudig systeem is transparant en geeft lage uitvoeringslasten.
Bevat het huidige systeem van financiering van de rechtspleging financiële prikkels die leiden tot een goede, snelle rechtspraak of prikkels die leiden tot differentiatie en innovatie in prijzen en diensten? Zo ja, welke prikkels zijn dit dan? Zo nee, bent u voornemens dergelijke prikkels wel in te gaan bouwen?
Het huidige systeem leidt mijns inziens tot een kwalitatief goede en snelle rechtspraak. Dat blijkt onder andere uit het rapport Visitatie gerechten 2010 en het klantwaarderingonderzoek rechtspraak 2011.
Bij het aanwenden van het budget hebben rechtbanken een grote mate van vrijheid in het organiseren van het rechtspreken, gegeven de specifieke omstandigheden waarin een rechtbank verkeert. Deze mogelijkheid tot maatwerk prikkelt tot efficiëntie en kwaliteit van de gerechten. In het huidige systeem worden de prijzen voor drie jaar vastgelegd. Ook dit geeft een prikkel om zaken snel en efficiënt te behandelen: efficiency wordt niet meteen afgeroomd, maar kan door de rechtspraak worden gebruikt om het systeem kwalitatief te verbeteren, efficiënter in te richten of te innoveren.
De innovatie van de rechtspraak kan ook op allerlei andere manieren worden bevorderd. Bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van een innovatiebudget voor goede initiatieven, buiten de reguliere bekostiging om. Deze weg volg ik door middel van de Innovatieagenda Rechtsbestel. De innovatieagenda Rechtsbestel leidt tot simpele procedures, meer alternatieve geschilbeslechting en verdergaande digitalisering van de rechtspraak.
Bent u bereid met de diverse betrokken organen te overleggen over een financieringssysteem van de rechtspraak waarbij de bovengenoemde prikkels wel worden ingebouwd met behoud van de publieke dienstverlening, waaronder een goed toegankelijke rechtspraak? Zo ja, op welke termijn kan de Kamer de uitkomsten van dit overleg tegemoet zien? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zie de antwoorden op vraag 1 tot en met 4.
27 hongerstakers in gevangenissen in Marokko |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «27 hongerstakers in gevangenissen in Marokko»?1
Ja.
Wat is uw opvatting over het gegeven dat 27 politieke gevangen in hongerstaking zijn omdat zij geen eerlijk proces krijgen, gemarteld worden en mensonwaardig worden behandeld?
In algemene zin vormt de situatie in Marokkaanse gevangenissen reden tot zorg; zo ook in dit geval. De in het artikel genoemde 27 hongerstakers bevinden zich in Marokkaanse gevangenissen verspreid over het hele land en hun motieven lopen uiteen. De meeste hongerstakers vragen aandacht voor de bij hen toegepaste rechtsgang die niet zou voldoen aan de minimale processtandaarden zoals erkend in het Marokkaanse strafprocesrecht. Daarnaast wordt aandacht gevraagd voor de erbarmelijke omstandigheden en mishandelingen in de gevangenissen.
Deelt u de mening dat het noodzakelijk is om een onderzoek in te stellen naar mogelijke martelingen van deze 27 gevangenen? Indien ja, bent u bereid om dit aan te kaarten bij de Marokkaanse autoriteiten? Indien nee, waarom niet?
De Marokkaanse Nationale Raad voor de Mensenrechten heeft een onderzoek naar de gebeurtenissen gestart en een bezoek aan de gevangenissen gebracht. Daarnaast vaardigde de «Directeur Generaal voor het Gevangeniswezen» van de Marokkaanse regering een instructie aan alle gevangenisdirecteuren uit om te allen tijde de in de Marokkaanse Grondwet verankerde mensenrechten te eerbiedigen.
Bent u bereid om in bilateraal en EU-verband deze kwestie aan te kaarten bij de Marokkaanse regering? Indien nee, waarom niet?
Inmiddels kwamen 7 van 27 hongerstakers vrij. Daarnaast is een deel van de hongerstakers na gesprekken met lokale autoriteiten gestopt met de hongerstaking. In de mensenrechtendialoog die door de EU met Marokko wordt gevoerd in het kader van het Europese Nabuurschapsbeleid, zal de voortgang van onderzoek en actie worden besproken.
Het handhaven door De Nederlandsche Bank (DNB) van gunstiger rekenrente pensioenen |
|
Roos Vermeij (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «DNB handhaaft gunstiger rekenrente pensioenen»?
Ja.
Kunt u zich nog herinneren dat u op eerdere vragen over de aanpassing van de rentecurve door DNB heeft geantwoord dat «Er is afgesproken dat DNB per maand bepaalt of de marktomstandigheden reden geven tot aanpassing van de rentetermijnstructuur. In geval van marktverstoringen is aanpassing wenselijk.»?1
Ja.
Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot het voornemen van DNB om de maatregel te handhaven «in ieder geval tot duidelijk is wat de gevolgen zijn van de hoofdlijnen van het nieuwe financiële toetsingskader voor pensioenfondsen»?2
Op basis van artikel 126 van de pensioenwet en artikel 2 van het besluit FTK (dat verder is uitgewerkt in de DNB beleidsregel Vaststelling Methode Rentetermijnstructuur), heeft DNB de bevoegdheid om in bijzondere economische omstandigheden in te grijpen in de bepaling van de methode voor de berekening van de technische voorzieningen.
De marktomstandigheden zijn sinds december 2011 uitzonderlijk. Daarom heeft DNB in overleg met SZW besloten tot rentemiddeling over een periode van drie maanden bij de bepaling van de rentetermijnstructuur van december 2011 tot en met maart 2012.
Vanuit zowel de pensioen- als de verzekeringssector is aan DNB gevraagd om meer duidelijkheid te verschaffen rondom de maandelijkse beoordeling van de rentetermijnstructuur.
Door de intentie uit te spreken om rentemiddeling te continueren, totdat duidelijk is wat de gevolgen zijn van de hoofdlijnen van het nieuwe financiële toetsingskader voor pensioenfondsen, beoogt DNB bij te dragen aan rust en duidelijkheid voor de sector.
Deelt u de mening dat DNB zich hiermee niet meer alleen baseert op de «voortdurende uitzonderlijke marktomstandigheden», maar ook rekening lijkt te houden met de uitkomst van een politiek proces?
Nee. Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 3 beoogt DNB met de uitgesproken beleidsintentie bij te dragen aan rust en duidelijkheid voor de pensioensector. Van een vooruitlopen op de uitkomst van een politiek proces is geen sprake.
Deelt u de mening dat hiermee de indruk gewekt kan worden dat het nieuwe financieel toetsingskader de aangekondigde kortingen per 1 april 2013 teniet kan doen?
Nee. Voor het antwoord op de vraag of de aangekondigde kortingen doorgevoerd moeten worden, moet de stand van de dekkingsgraad per 31 december 2012 worden afgewacht.
Relevant is dan wel de wijze waarop die dekkingsgraad moet worden bepaald. Zoals ik al eerder heb aangegeven zal het kabinet na publicatie van de hoofdlijnen van het nieuwe financiële toetsingskader in overleg treden met de Stichting van de Arbeid en de Pensioenfederatie om een goede overgang mogelijk te maken. Mede op basis van dit overleg en advisering door DNB, zal het kabinet bezien of en op welke wijze het beoogde nieuwe toetsingskader op evenwichtige wijze kan worden betrokken bij de vaststelling van de premiestelling voor 2013 en de eventueel in dat jaar door te voeren kortingen.
Deelt u de mening dat het nieuwe financieel toetsingskader de koek niet opeens groter maakt?
Ja. Het nieuwe financieel toetsingskader verandert niets aan de marktwaarde van de beleggingen van pensioenfondsen. Dit vermogen – de koek – wordt door het nieuwe kader niet opeens groter.
De verspreiding van miljoenen korans door salafisten Duitsland |
|
Joram van Klaveren (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Salafisten delen in Duitsland 25 miljoen gratis korans uit»?1
Ja.
In hoeverre deelt u de zorg van Duitse binnenlandse veiligheidsdienst en waar bestaat deze zorg uit?
Activiteiten van salafisten in Nederland vormen op dit moment geen dreiging tegen de nationale veiligheid. De weerstand tegen radicalisering binnen de moslimgemeenschap in Nederland is groot, mede door initiatieven vanuit het lokaal bestuur. Het kabinet blijft aandacht houden voor ontwikkelingen rondom het salafisme in Nederland.
Zijn er plannen van personen en/of organisaties bekend die een dergelijke actie willen ondernemen in Nederland? Zo ja, om welke organisaties en/of personen gaat het?
Nee, er zijn geen plannen bekend.
Deelt u de mening dat de verspreiding van miljoenen haatboeken (korans) door salafistische organisaties een gevaar vormt voor de openbare orde? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet neemt afstand van de kwalificatie van de Koran als een haatboek. Het verspreiden van een wijdverspreid religieus geschrift als zodanig vormt geen gevaar voor de openbare orde. Als er aanwijzingen zijn dat een eventuele vergelijkbare verspreiding van de Koran in Nederland tot verstoring van de openbare orde zal leiden, dan worden uiteraard passende maatregelen genomen.
Op welke wijze bent u van plan dergelijke acties in Nederland te verhinderen?
Zie antwoord vraag 4.
Het rapport 'Fond de Commerce' |
|
Kathleen Ferrier (CDA) |
|
Knapen (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het rapport Fond de Commerce?1
Ja.
Deelt u de mening van de onderzoekers dat door te veel focus op slachtoffers van seksueel geweld in Congo er te weinig aandacht is voor «gewone» ontwikkelingssamenwerking?2 Zo neen, waarom niet?
Het probleem van seksueel geweld in de Democratische Republiek van de Congo (DRC) is ernstig en de internationale belangstelling daarvoor is dan ook terecht. De Nederlandse hulpinspanningen op dit terrein zijn een aanvulling op andere vormen van ontwikkelingssamenwerking en gaan niet ten koste daarvan. Ik deel echter de conclusie van het rapport dat de internationale hulpinspanningen niet altijd optimaal zijn afgestemd op de bredere Congolese context. Daardoor kunnen onbedoeld schadelijke bijeffecten ontstaan.
Kunt u aangeven op welke wijze de Nederlandse regering ervoor zorgt dat er evenwicht is in de bestedingen van de financiële middelen voor Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR), zowel in Congo als ook in andere landen?
Bij het vormgeven van de inzet op dit terrein in de DRC is er bewust voor gekozen om geen activiteiten te ondersteunen in de provincies Noord- en Zuid-Kivu waar al veel donoren actief zijn. In plaats daarvan financiert Nederland, conform de motie El Fassed (32 605, nr. 35), een programma in de provincie Maniema waar de problematiek eveneens ernstig is maar vrijwel geen donoren aanwezig zijn. Het gaat daarbij om een project van de NGO’s Heal Africa en de American Bar Association dat is genomineerd voor de Women Deliver Top 50 van meest innovatieve oplossingen voor meisjes en vrouwen wereldwijd. Daarbij is rekening gehouden met het voorkomen van de onbedoelde neveneffecten die het rapport benoemt.
In niet-fragiele staten speelt de problematiek zoals in de DRC minder. In de meerjarige strategische plannen is in 8 van de 15 partnerlanden gekozen voor het speerpunt SRGR na een uitgebreide contextanalyse, waar de mogelijke meerwaarde van Nederland en de prioriteiten van de aanwezige donoren deel van uitmaakten.
Kunt u aangeven op wat voor manier er door andere donoren met dit dilemma wordt omgegaan en of dit onderwerp van gesprek is in het verband van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), de EU of de VN? Als dit niet het geval is, bent u dan bereid om u in te zetten voor het starten van een dergelijke dialoog op niveau van donoren die inzetten op SRGR? Zo neen, waarom niet?
Zowel de OESO als de VN hebben richtlijnen voor SRGR, donorcoördinatie, en ontwikkelingssamenwerking in fragiele staten. Als lidstaat van deze organisaties, maar ook in EU-verband, maakt Nederland zich hier hard voor. In sommige landen speelt Nederland daarbij een leidende rol, zoals in de afgelopen jaren in de DRC.
Zelfmoord in detentie |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de (nog niet beantwoorde) Kamervragen over het aantal sterfgevallen, specifiek zelfmoord, in detentie?1
Ja, inmiddels heb ik op 12 april jl. uw Kamervragen over sterfgevallen tijdens detentie beantwoord.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat een verdachte zelfmoord heeft gepleegd in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught?2
Ja.
Is het waar dat een verdachte zichzelf van het leven heeft beroofd terwijl hij in PI Vught zat? Waar en in welke omstandigheden verkeerde de verdachte toen hij zichzelf van het leven beroofde?
Betrokkene verbleef in het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) Vught en heeft zich in de nacht van 7 op 8 april jl. van het leven beroofd. Op 8 april is betrokkene ’s ochtends in de cel aangetroffen.
Momenteel wordt onderzoek gedaan naar de toedracht van dit sterfgeval. In de eerste plaats heeft het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) zelfstandig een onderzoek gestart zoals beschreven in de landelijke richtlijn «overlijden in een justitiële inrichting». Hiervoor is een calamiteitenonderzoekscommissie ingesteld.
In de tweede plaats is dit incident bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gemeld. Ten slotte is het sterfgeval bij het Openbaar Ministerie (OM) gemeld. In opdracht van het OM heeft de rijksrecherche de zaak bezien en heeft besloten geen nader onderzoek te doen.
Pas als de onderzoeken van de IGZ en het calamiteitenonderzoek zijn afgerond kunnen uitspraken over de toedracht worden gedaan.
Deelt u de zorgen over het aantal sterfgevallen in detentie? Zo ja, bent u bereid hier onderzoek naar te doen?
Vanuit de zorgplicht voor gedetineerden en de grote impact op nabestaanden, medegedetineerden en personeel vind ik het van belang dat ieder sterfgeval onderzocht wordt, om zo te kijken of er een relatie is tussen het sterfgeval en de verleende zorg. Daarom worden alle sterfgevallen bij de IGZ gemeld. Naar aanleiding van deze melding kan de IGZ tot nader onderzoek besluiten. Ook beziet de Dienst Justitiële Inrichtingen DJI na iedere suïcide(poging) of het beleid en de in dat verband opgestelde protocollen aanpassing behoeven of anderszins additionele maatregelen moeten worden getroffen.
Het aantal sterfgevallen tijdens detentie fluctueert. In 2010 hebben zich 28 sterfgevallen voorgedaan. Zoals aangegeven in mijn brief van 7 september 20113 zijn 25 van deze sterfgevallen bij de IGZ gemeld. Deze 25 gevallen heeft de IGZ geanalyseerd. De IGZ heeft geconstateerd dat bij deze gevallen geen verband te leggen was tussen de verleende zorg en het overlijden, en daarom niet te vermijden waren.
In 2011 hebben zich 40 sterfgevallen voorgedaan. De Nationale Ombudsman (NO) heeft tien van deze sterfgevallen onderzocht en concludeert in het op 12 april jl. uitgebrachte rapport «Overlijden in detentie» dat in geen van deze gevallen er een verband was met de door DJI verleende zorg. Wel constateert de NO dat de door DJI en IGZ gehanteerde procedures nog verbeterd kunnen worden.
Zoals eerder aangegeven4 is tevens een onderzoek uitgevoerd naar determinanten voor suïcide tijdens detentie. Mede op basis van dit onderzoek bezie ik of het door DJI gehanteerde suïcidepreventiebeleid aangepast moet worden. Ik zal de bevindingen van dit onderzoek betrekken bij mijn beleidsreactie op het onderzoek van de NO en uw Kamer daarover voor het zomerreces informeren.
Deelt u eveneens de zorgen dat PI Vught de laatste maanden vaak met heftige gebeurtenissen in het nieuws is? Zo ja, bent u bereid deze gebeurtenissen te analyseren en te kijken waarom met name in deze PI zo vaak iets voorvalt?
Uit het laatste doorlichtingsrapport van de Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt) blijkt dat de PI Vught over het geheel genomen goed functioneert. Op 1 december 2011 heb ik uw Kamer in de gebundelde beleidsreactie bij de ISt-rapporten over de bevindingen geïnformeerd. De ISt constateert dat, waar in het verleden in de PI Vught de nadruk op beheersing en strikte naleving van geldende regels lag, er thans ook aandacht is voor een flexibele, persoonsgerichte aanpak, waarvan naast veiligheid ook zorg een belangrijk onderdeel is. Voorts beoordeelt de ISt de PI Vught als een professionele organisatie waar de directie vakmanschap centraal stelt. Daarnaast heeft de IGZ in 2011 een toezichtsbezoek aan de PPC’s gebracht. In september heb ik de Tweede Kamer over de uitkomsten daarvan geïnformeerd. Hoofdconclusie van de IGZ is dat de PPC's voldoen aan de normen van verantwoorde zorg.
PI Vught is één van de grootste pi’s van Nederland en heeft uiteenlopende bestemmingen. Zo maken de Landelijke Afzonderingsafdeling, de Landelijke Afdeling voor Beheersproblematische gedetineerden en de Extra Beveiligde Inrichting onderdeel van de pi uit. Daarnaast heeft PI Vught ook een standaard gevangenis, een PPC, een afdeling waar de maatregel Inrichting Stelselmatige Daders ten uitvoer wordt gelegd en een tbs-afdeling. De detentiepopulatie van PI Vught kenmerkt zich door de veelvuldige aanwezigheid van beheers- danwel ernstige psychiatrische problematiek. Mede in dit licht zijn incidenten nooit volledig uit te sluiten. Bij elk incident wordt daarom bezien in hoeverre er een structureel probleem aan ten grondslag ligt. Om die reden vindt bij sterfgevallen bijvoorbeeld altijd incidentonderzoek plaats.
Sinds 1 januari jl. hebben zich, naast deze suïcide, twee andere sterfgevallen in PI Vught voorgedaan. In één geval ging het om een gedetineerde die als gevolg van een hersenbloeding in een burgerziekenhuis overleed. Daarnaast is een gedetineerde in het ziekenhuis overleden nadat hij onwel werd tijdens het separeren. Voor al deze sterfgevallen geldt dat, op de in antwoord op vraag drie omschreven wijze, onderzoek plaatsvindt. Pas als deze onderzoeken zijn afgerond kunnen uitspraken over de toedracht worden gedaan.
Bent u bereid deze vragen samen met de bovengenoemde Kamervragen over sterfgevallen in detentie te beantwoorden voor het algemeen overleg over het gevangeniswezen op 25 april 2012?
Ja.
De mogelijkheid om banksparen ook mogelijk te maken voor het aankopen van het pensioen |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «20% meer pensioen mogelijk door wetswijziging»?1
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel mensen op dit moment een pensioenverzekering hebben?
Het aantal actieve deelnemers dat een verzekerde regeling in de tweede pijler heeft bedroeg in 2011 ruim een miljoen. Overigens bestaan verzekerde regelingen zowel uit premieovereenkomsten als uitkeringsovereenkomsten. Alleen bij een premieovereenkomst is de uitkomst afhankelijk van de opbrengst van de beleggingen. Ongeveer de helft van de deelnemers bij een verzekeraar heeft een premieovereenkomst.
Deelt u de mening dat een verdere concurrentie op de markt voor de aankoop van pensioenen kan leiden tot een hogere pensioenuitkering voor de deelnemers?
De Pensioenwet biedt deelnemers aan een premie- of kapitaalovereenkomst al de mogelijkheid om met het kapitaal dat is opgebouwd op pensioendatum bij een andere pensioenuitvoerder de uitkering in te kopen. Deze «shop» mogelijkheid is ingevoerd om de concurrentie te bevorderen.
Kunt u cijfermatig aangeven wat de financiële consequenties zijn van het verschil in kosten van de pensioenaanbieder op de aan te kopen pensioenuitkering?
Het is niet mogelijk om aan te geven wat de financiële consequenties zijn. De reden hiervoor is dat de aanbieders van bancaire producten (spaar- en beleggingsproducten) en verzekeraars verschillende instellingen zijn die verschillende producten voeren. In het «banksparen» bestaat geen identieke tegenhanger van de levenslange pensioenuitkering. Er kan dus geen vergelijkend warenonderzoek plaatsvinden zonder subjectieve aannames te maken over producten die nu nog niet bestaan.
In ieder geval gelden voor aanbieders van bancaire producten andere solvabiliteitseisen dan voor verzekeraars omdat het business model en het risicoprofiel van aanbieders van bancaire producten en verzekeraars verschillend zijn. Omdat de verzekeraar de uitkering garandeert tot aan het overlijden, loopt de verzekeraar het langleven risico, dit in tegenstelling tot een aanbieder van een bancair product. Deze extra buffereisen die voor verzekeraars gelden hebben ook een doorwerking in de kosten.
Kunt u aangeven in hoeverre banksparen een passend product kan zijn voor de aankoop van een pensioenuitkering? Wat zijn, naast bijvoorbeeld het feit dat banksparen niet kan voorzien in het afdekken van het langlevenrisico, andere beperkingen voor het gebruik van banksparen bij het aankopen van pensioen?
Het ontbreken van de mogelijkheid van het afdekken van het langlevenrisico noopt er toe dat er altijd een verzekeraar in de uitkeringsfase betrokken moet worden. De belangrijkste uitdaging ligt in de benodigde samenwerking tussen deze instellingen.
Bent u bereid te onderzoeken of, en zo ja hoe, banksparen gebruikt kan worden voor de aankoop van pensioen? Kunt u ook aangeven wat er daarvoor (wettelijk) geregeld moet worden?
Uitgaande van de verplichting tot het afdekken van het langlevenrisico lijkt het mij goed dat marktpartijen in de eerste plaats bekijken of en hoe het pensioen in de uitkeringsfase zou kunnen worden gesplitst in een bancair deel en een verzekeringsdekking en hoe en waar het langlevenrisico in de uitkeringsfase verzekerd zou kunnen worden. Daarbij zouden ze ook kunnen aangeven hoe het opsplitsen van het pensioenproduct kostentechnisch aantrekkelijk kan zijn. Ook is van belang dat wordt aangetoond hoe wordt gewaarborgd dat pensioengerechtigden geen hinder ondervinden van de samenwerking en informatie-uitwisseling die nodig zal zijn tussen beide instanties en op welke wijze de rechten van gepensioneerden gewaarborgd blijven. Als uit die analyse blijkt dat het realistisch is dat product ook daadwerkelijk op de markt te verkrijgen zal zijn en tot voordeel van werkgevers en werknemers zal kunnen strekken, dan ben ik bereid in gesprek te gaan over wettelijke belemmeringen, zoals de verplichting voor een pensioenuitvoerder als de PPI om bij de uitvoering van Nederlandse regelingen de uitkeringsfase in het geheel aan een verzekeraar te laten. In dat gesprek zal ook aan de orde moeten komen hoe met verschillen in het businessmodel en risicoprofiel van aanbieders van bancaire producten en verzekeraars kan worden omgegaan.
Leerlingen die apart gezet worden bij het overblijven in geval van een betalingsachterstand van de ouders |
|
Metin Çelik (PvdA) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Schuld: kind klas uit»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de situatie waarbij een kind bij het overblijven, los van de andere kinderen, in een aparte ruimte wordt gezet wanneer ouders in gebreke blijven met betaling voor het overblijven?
In een dergelijke situatie heeft de school mijns inziens voldoende andere mogelijkheden om ouders aan te sporen om te betalen zonder dat de kinderen daar iets van merken.
In dit geval gaat het om een voorval van een aantal weken geleden waarbij een overblijfouder een leerling uit groep acht tussen de middag apart heeft gezet omdat de ouders het overblijfgeld niet zouden hebben betaald. Overigens bleek die maatregel achteraf voorbarig omdat de ouders konden aantonen dat zij wel hadden betaald.
Hoe beoordeelt u het effect van deze maatregel op het kind, ook in relatie tot andere kinderen in de klas en school?
Uit het door u meegestuurde artikel uit De Stentor blijkt dat het kind van het voorval geen last heeft gehad en er volgens de ouders vrij laconiek op gereageerd.
Deelt u de mening dat scholen niet het kind mogen gebruiken om betaling af te dwingen bij ouders, ook al staat de school in haar recht met de vordering van uitstaande bedragen voor overblijven?
Ouders en school zijn samen verantwoordelijk voor de organisatie rond het overblijven. Dit houdt in dat zij ook afspraken moeten maken over hoe te handelen als betalingen uitblijven.
Er zijn op dit punt voldoende mogelijkheden voor een aanpak denkbaar waar een kind niets van hoeft te merken. De school zorgt voor publicatie van de gezamenlijke afspraken in de schoolgids, zodat ouders die van de extra faciliteit gebruik willen maken, weten waar ze aan toe zijn.
Zijn scholen naar uw inschatting in voldoende mate in staat om andere wegen te bewandelen om een betaling te forceren richting ouders, bijvoorbeeld via juridische weg en met gebruikmaking van een incassobureau?
Ja.
Bent u bereid om duidelijk kenbaar te maken dat scholen niet het kind mogen benadelen indien de ouders ernstig in gebreke blijven met betaling en dat zij andere methoden moeten hanteren om uitstaande bedragen te innen van ouders?
Het is in de eerste plaats aan de school en de ouders om hierover afspraken te maken. Er zijn mijn inziens voldoende alternatieven mogelijk waarbij een kind niet benadeeld wordt. Zie ook mijn antwoord op vraag 4 en 5.
Het verzwijgen van feiten rondom het wapenvergunning voor Tristan van der V. |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Politie verzweeg feiten wapenvergunning Tristan»?1
Ja.
Bevat het bericht van de NOS feitelijke onjuistheden? Zo ja, welke dan?
De Rijksrecherche heeft uitvoerig onderzoek gedaan naar het verlenen van de wapenvergunning aan Tristan van der V. Daarbij is ook onderzoek gedaan naar de weigering van een aanvraag van een wapenvergunning in 2005. De daarbij betrokken ambtenaar is door de Rijksrecherche gehoord. Dat reeds in 2005 bij de betrokken ambtenaar kennis was van de psychische problemen van Tristan van der V. is in dat onderzoek niet aan het licht gekomen. In de berichtgeving van de NOS is sprake van anonieme bronnen. De politie en het Openbaar Ministerie roepen de bronnen waarop de NOS zich baseert op zich te melden bij de Rijksrecherche.
Hebben politie en justitie de volledige waarheid verteld rondom de gang van zaken bij de verlening van de wapenvergunning aan Tristan van der V.? Zo ja, hoe verhoudt zich het genoemde bericht, waarin wordt gesteld dat de politiemedewerker geweten moet hebben dat Tristan van der V. psychische problemen had, tot uw rapportage over de verlening van dit wapenvergunning? Zo nee, kunt u dan precies aangeven welke feiten tot nu toe onbekend dan wel achtergehouden zijn? Zo nee, hoe kan het dat de NOS wel de juiste informatie heeft en u niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is er in een regionaal overleg gesproken over de wapenvergunning en de psychische achtergrond van Tristan van de V.? Zo ja, waarom is de vergunning dan toch verleend? Zo nee, waarom is dit niet eerder bekend geworden?
Tijdens een regiovergadering Bijzondere Wetten District Rijn- Veenstreek op 3 oktober 2005 is de afwijzing van de aanvraag van de wapenvergunning van Tristan van der V. aan de orde geweest. Blijkens het verslag van deze vergadering is de psychische achtergrond van Tristan van der V. niet besproken.
Met betrekking tot de aanvraag in 2008 verwijs ik naar de bevindingen van de rijksrecherche zoals vermeld in het samenvatting van de resultaten van Rijksrechercheonderzoek.
Bestond of bestaat er een fysieke dossiermappen over de wapenvergunninghouder Tristan van der V.? Zo ja, bevat(te) die meer informatie dan tot nu toe bekend is geworden, onder andere over zijn psychische gesteldheid? Zo ja, welke informatie betreft dit en waarom is dit niet eerder bekend geworden?
Zowel bij de aanvraag in 2005 als in 2008 is een fysiek dossier aangelegd. Ten aanzien van het fysieke dossier van 2005 citeer ik uit het rapport «wapenbezit door sportschutters» van de Onderzoeksraad voor Veiligheid:
«De correspondentie over de aanvraag en de weigering werd opgenomen in het papieren dossier, maar niet in het geautomatiseerde Vergunningen- en OntheffingenSysteem (VOS) dat het bureau Bijzondere Wetten destijds gebruikte. Het systeem liet namelijk niet toe om deze weigeringen te registreren. (...)
Bij de overgang van VOS naar Verona werd het papierendossier, waarin de afwijzing was vermeld, namelijk niet volledig overgezet in het nieuwe systeem. Het papieren dossier is niet bewaard gebleven, waardoor de documentatie over de eerste verlofaanvraag en de weigering uit 2005 niet in de geraadpleegde informatiesystemen aanwezig was.»
Het fysieke dossier uit 2008 is aanwezig en bevat de vergunningaanvraag en aan te leveren bijlagen en de afgegeven beschikking. Er zitten geen documenten in over de psychische gesteldheid van Tristan van de V.
Heeft of had de Politie Hollands-Midden van de gedwongen opname van Tristan van der V. in 2006 moeten weten via de wapenvergunning van zijn vader? Zo ja, was dit ook het geval of had het geval moeten zijn? Zo nee, waarom niet?
De Rijksrecherche heeft deze vraag meegenomen in het onderzoek. Ik citeer uit de samenvatting van het rapport: «Hoewel het in de praktijk niet vaak zou voorkomen, had de bewuste registratie wel betrokken kunnen worden bij de beoordeling van de verlenging van het verlof in 2007. Of dit mogelijk tot een andere uitkomst had geleid, is maar de vraag.
Vader had een eigen kluis voor zijn wapens. Een mogelijkheid was ook geweest dat een voorschrift was opgenomen dat vader zijn wapens in een kluis bij de schietvereniging zou bewaren.»
Wilt u deze vragen uiterlijk dinsdag 10 april 2012 te 12.00 uur beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.