De beeldvorming in een uitzending van EénVandaag over vreemdelingen in het tentenkamp in Ter Apel |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Leers |
|
![]() |
Bent u bekend met de inhoud van de uitzending van «EénVandaag» van 15 mei 2012?
Ja.
Is het waar dat het in de betreffende uitzending geïnterviewde Irakese gezin (bestaande uit vader Ahmed Reamah, zijn vrouw en twee kinderen) niet is uitgeprocedeerd, maar nog een (beroeps)procedure heeft lopen en op grond daarvan rechtmatig in Nederland verblijft?
Ik hanteer als uitgangspunt om terughoudend om te gaan met het verstrekken van informatie over individuele zaken. Daarom ga ik niet in op vragen over de specifieke procedure van de desbetreffende vreemdelingen, temeer daar de vreemdelingen in de uitzending zelf niets hebben gezegd over hun verblijfstatus of hun procedure. Zoals ik u heb gemeld in antwoord op Kamervragen van 10 mei 2012 (Aanhangsel Handelingen II 2011/12, nr. 2528) was de samenstelling van de groep wisselend doordat er dagelijks mensen kwamen en gingen. In het tentenkamp waren ook mensen die hun steun kwamen betuigen, zo ook mensen met de Nederlandse nationaliteit of vreemdelingen die bijvoorbeeld opvang hadden. Ik kan niet beoordelen of dit gezin tot de kern van de groep behoorde of enkel hun steun kwam betuigen.
Is het waar dat het betreffende gezin helemaal niet dakloos is / in een tent moet verblijven, maar gewoon in een AZC (asielzoekerscentrum) gehuisvest is?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht ‘Medewerkers verpleeghuis Slotervaart luiden noodklok over inkorten diensten’ |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Medewerkers verpleeghuis Slotervaart luiden noodklok over inkorten diensten»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het halveren van diensten van het personeel de kwaliteit van zorg voor de bewoners ernstig onder druk zet?
Het is niet per definitie zo dat het inkorten van diensten van het personeel de kwaliteit van zorg onder druk zet. De bewoners zijn er het meeste bij gebaat als er een goede spreiding van personeel is over de gehele dag zodat er ook op de piekmomenten voldoende mensen zijn om de zorg te verlenen. Uit navraag bij verpleeghuis Slotervaart blijkt mij dat de aanpassingen zich richten op een meer evenwichtige verdeling van de bezetting over de dag. Overigens blijkt dat er geen sprake is van het halveren van diensten.
Bent u bekend met het rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) over haar bezoek aan verpleeghuis Slotervaart, afgelegd in mei 2011?2 Hoe beoordeelt u het inkorten van de diensten, gezien het feit dat de IGZ de inzet van voldoende personeel als hoog risico aangemerkt heeft?
Ja. In het rapport van 2011 over verpleeghuis Slotervaart spreekt de IGZ over gering risico vanwege het hoge ziekteverzuim op sommige afdelingen en de daarmee samenhangende inzet van flex-medewerkers. Daarnaast is er sprake van hoog risico in verband met de kennis en kwaliteit van zorgmedewerkers op de werkvloer, wederom ook vanwege de inzet van flex-medewerkers. Het probleem dat hier speelt, betreft niet het totale aantal zorgmedewerkers maar de adequate inzet van goed geschoolde medewerkers die de bewoners goed kennen. De IGZ heeft dus geen oordeel uitgesproken over de inzet van voldoende personeel.
Wanneer heeft de IGZ dit verpleeghuis onaangekondigd bezocht, zoals in het rapport aangekondigd was? Heeft dit bezoek aangetoond dat verpleeghuis Slotervaart kwalitatief goede zorg kan leveren wanneer de diensten ingekort worden?
In 2011 is een groot aantal aangekondigde en onaangekondigde inspectiebezoeken gebracht aan zorginstelling Cordaan als gehele organisatie. In 2012 is de opdracht aan Cordaan gegeven om een aantal zaken op orde te brengen, waaronder de hierboven genoemde risico’s. Na de eerstvolgende rapportage van Cordaan over hun resultaten zal de IGZ zich beraden over de verdere aanpak.
Deelt u de mening dat de IGZ de komende tijd dit verpleeghuis onaangekondigd moet blijven bezoeken?
De IGZ zal in de komende tijd inderdaad zorginstelling Cordaan opnieuw bezoeken. Verpleeghuis Slotervaart is hier onderdeel van. Onaangekondigde bezoeken zullen hier dan zeker deel van uitmaken.
Bent u bereid partijen op te roepen met elkaar in gesprek te gaan om dit probleem op te lossen? Zo nee, waarom niet?
Mijn inspectie heeft een oordeel uitgesproken over de personele bezetting gedurende de dag (zie het antwoord op vraag 3). Ook heeft zij opdracht gegeven daar wat aan te doen (zie het antwoord op vraag 4). Aanvullend zie ik thans geen rol voor mij weggelegd.
Indien daarbij aanpassing van diensten aan de orde is, heeft de instelling de toestemming nodig van de ondernemingsraad (OR). Op deze manier kan ook het personeel dus invloed uitoefenen.
Het onderzoek naar de moord op Marianne Vaatstra |
|
Hero Brinkman (Brinkman) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Is het waar dat de politie reeds in het weekeinde van de moord informatie heeft ontvangen van de toen 13-jarige I.W. over mogelijke betrokkenheid van F. M. en A.H.1?
I.W. heeft op 10 september 1999 aangifte gedaan dat zij op die dag omstreeks 14:00 uur samen met een vriendin, rijdende op hun fietsen, lastig werden gevallen door twee, haar onbekende donker gekleurde mannen. Deze donker gekleurde mannen waren ook op de fiets en hadden I.W. tegen haar wil over haar wang en haren gestreken. Dit was ruim vier maanden na de moord op Marianne Vaatstra.
Is het waar dat I.W. heeft gezegd vervolgens telefonisch met de dood te zijn bedreigd door F.M. door het volgende te zeggen:»(a)ls jij niet stopt met praten, vermoorden we jou ook?» Is het waar dat zij van deze doodbedreiging samen met haar vader aangifte heeft gedaan op of omstreeks 4 mei 1999, welke aangifte is bevestigd door het rechercheteam?
De ouders van I.W. hebben aangegeven aan dat zij tussen 10 en 12 september 1999 een anoniem telefoontje hadden ontvangen dat I.W. na Marianne Vaatstra het volgende slachtoffer zou worden.
Welke onderzoeksinspanningen zijn naar aanleiding van deze aangifte verricht? Meer in het bijzonder: is F.M. hierover gehoord of als verdachte aangemerkt? Wat is de reden dat deze aangifte niet tot verdere vervolging of hechtenis van F.M heeft geleid? Hoe is het mogelijk dat een dergelijke aanwijzing van betrokkenheid en daderkennis van F.M. niet tot vervolging kwam en er geen publicatie over is geweest, terwijl andere verdenkingen wel met de pers zijn gedeeld?
Naar aanleiding van de aangifte van I.W. is er onderzoek gedaan naar de twee onbekende donker gekleurde mannen. De identiteit van de twee donker getinte mannen is, na onderzoek door de politie, niet bekend geworden.
Is het waar dat het onderzoekrapport van het Openbaar Ministerie (OM) over A.H. concludeert dat de juiste verdachte in Turkije is aangehouden en dat deze niet klein en dik is maar lang en slank, zoals de aangehouden A.H.? Klopt het dat vier personeelsleden van het toenmalige asielzoekerscentrum (AZC), die zowel A.H. als F.M. jarenlang hebben meegemaakt, hebben verklaard dat A.H. een hechte vriend was van F.M. en dat hij een klein gezet postuur had met een lengte van hooguit 1.65 meter? Klopt het bericht dat deze vier personeelsleden hebben verklaard dat zij de aangehouden A.H. niet kennen, dat zij door het rechercheteam minimaal twee keer zijn gehoord en dat dit ook bij proces-verbaal is bevestigd?
Met betrekking tot het onderzoek rondom A.H. verwijs ik u naar het op website van het openbaar ministerie te Leeuwarden geplaatste2 samenvatting van het onderzoeksrapport over het onderzoek naar aanleiding van de uitzendingen van het televisieprogramma Eén Vandaag in maart 2010.
Deelt u de mening dat, indien deze verklaringen juist zijn, de aangehouden A.H. in Turkije niet dezelfde A.H. is waarmee F.M. altijd werd gezien? Waarom zijn deze feiten niet genoemd in het onderzoeksrapport over A.H.?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat in het onderzoeksrapport van het het OM het volgende wordt gesteld: «(t)erwijl het rechercheteam bezig is de verblijfplaats van (A.H.) te achterhalen komt ook het verhaal van (G.V.) uit IJmuiden bij de politie binnen?» Hoe en via welke bron is het verhaal van G.V. bij de politie binnengekomen, daar G.V. beweert dat hij in 1990 nooit contact heeft gezocht met justitie, maar enkel heeft gesproken met een verslaggever van de Telegraaf over deze zaak?
Ja. De informatie is verkregen via een journalist van een landelijk dagblad. Overigens ga ik er in de beantwoording van deze vraag van uit dat niet 1990 maar 1999 is bedoeld door de vragensteller.
Kent u de antwoorden van uw voorganger in 2010 op eerdere vragen, waarin het volgende staat: «(g)elet op de gespannen situatie rondom het azc in Kollum werd besloten om F.M. over te plaatsen naar het azc te Drachten. Van daaruit is F.M. op 2 juni 1999 overgeplaatst naar het azc Alphen aan den Rijn. Als verblijfsvergunninghouder is hij, in mei 2000, vervolgens regulier gehuisvest»? Waarom werd F.M., en alleen hij, overgeplaatst naar een ander AZC?2
Ja, die antwoorden ken ik. F.M. is niet alleen, maar samen met zijn vader overgeplaatst. De reden voor deze overplaatsing had inderdaad te maken met de gespannen situatie rondom het AZC na de verkrachting van en moord op Marianne Vaatstra en het feit dat F.M. op dat moment werd verdacht van een verkrachting van S.v.R. Deze zaak is later geseponeerd.
Zoals ook in de samenvatting van het onderzoek (zie het antwoord op vraag 4) is gesteld, is van F.M. biologisch materiaal afgenomen en dat bleek niet overeen te komen met de DNA dadersporen welke zijn aangetroffen op en rond het lichaam van Marianne Vaatstra.
Is het waar dat verklaringen van twee medewerkers van het AZC Kollum (twee van de vier eerdergenoemde personeelsleden) en van de plaatsvervangende directeur die van deze overplaatsing getuige waren, bij u bekend zijn? Is het waar dat uit deze verklaringen blijkt dat de overplaatsing van F.M. op maandag 3 mei 1999 heeft plaatsgevonden, de eerste werkdag, twee dagen na de moord op Marianne Vaatstra? Is het waar dat de twee medewerkers hebben verklaard dat zij van de plaatsvervangend directeur te horen kregen dat F.M. naar het AZC Musselkanaal zou worden overgeplaatst? Weet u de plaatsvervangend directeur bovendien heeft verklaard dat F.M. voor deze overplaatsing op het politiebureau Buitenpost is gehoord? Weet u dat de plaatsvervangend directeur heeft bevestigd dat tot deze overplaatsing van F.M. door de driehoek (burgemeester, OM en politie) is besloten en dat hij met betrekking tot deze feiten door het rechercheteam is gehoord?
F.M. is niet op 3 mei, maar op 27 mei 1999 overgeplaatst naar het AZC te Drachten. Zie verder het antwoord op vraag 7.
Waarom wordt deze informatie niet behandeld in het onderzoekrapport over A.H.?
Omdat het door u bedoelde onderzoeksrapport slechts gaat over A.H en dus niet over de zaak-Vaatstra.
Wie was in de genoemde driehoek de verantwoordelijke hoofdofficier van Justitie tijdens de overplaatsing van F.M., naar verluidt op 3 mei 1999? Wie was in 2007 de initiatiefnemer tot het oprichten van het nieuwe 3D rechercheteam?
De verantwoordelijke hoofdofficier was destijds mr. H.N. Brouwer. Het Openbaar Ministerie Leeuwarden en de Korpsleiding politie Fryslân namen het initiatief tot het oprichten van het bedoelde team.
Is het waar dat het OM stelt dat F.M. niet betrokken was bij de moord op Marianne Vaatstra, omdat zijn dna niet overeenkomt met het gevonden daderspoor?
Ja. Zie het antwoord op vraag 7.
Deelt u de mening dat, indien er twee of meerdere daders betrokken zijn, dat enkel betekent dat hij niet de donor is van het gevonden spermaspoor, maar dat hij evengoed wel betrokken kan zijn bij de moord?
Er is geen enkele aanwijzing voor de betrokkenheid van meer daders. Sterker: uit het sporenonderzoek is komen vast te staan dat er sprake is van één dader. De pleger van het seksuele delict heeft Marianne Vaatstra ook om het leven gebracht.
Klopt het dat het OM in het rapport het volgende stelt: «Uit de Noorse dna-databank blijkt in 2010 bovendien dat het dna-profiel van de man niet overeenkomt met dat van de moordenaar van Marianne?» Weet u dat uit navraag bij de Noorse nationale politie3, die de Noorse databank beheert, is gebleken dat een dergelijk onderzoek op verzoek uit Nederland niet bekend is? Hoe verklaart u de discrepantie tussen deze bevinding en de bewering in het rapport? Als de conclusie is dat het dna-profiel van de mede gedetineerde van G.V. niet is vergeleken met de moordenaar van de Marianne Vaatstra, deelt u dan de mening dat dit moet gebeuren?
In mei 2010 is via Interpol Oslo alle benodigde en gevraagde informatie verkregen waaronder het DNA-profiel van de bedoelde gedetineerde. Het DNA-profiel van de medegedetineerde van G.V. bleek niet overeen te komen met de DNA dadersporen welke zijn aangetroffen op en rond het lichaam van Marianne.
Weet u dat, zoals gesteld in de tv-uitzending, het Y-Chromosomaal dna in mannelijke lijn wordt doorgegeven? Is het waar dat uit dna-onderzoek van de spermasporen blijkt dat de Haplogroep van de dader behoort tot R1b? Heeft u ook kennisgenomen van de mededeling van de programmamaker dat deze Haplogroep in meerderheid voorkomt in West-Europa en dat direct hierop wordt concludeert dat de dader dus niet van het AZC kan komen?
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat de Haplogroep R1b ook in delen van centraal Azie en West-Azie voorkomt? Bent u ervan op de hoogte dat voornoemde G.V. heeft gezegd dat zijn medegedetineerde, die hij heeft geïdentificeerd als A.H., tegen hem heeft verklaard dat zijn vader uit de Verenigde Staten zou komen? Deelt u de mening dat, indien deze informatie klopt, zeer wel mogelijk deze A.H. ook de Haplogroep R1b zou kunnen hebben?
Ja, ik ben ervan op de hoogte dat Haplogroep R1b ook elders kan voorkomen.
Uit politieonderzoek is gebleken wie de bewuste medegedetineerde van G.V. was. Dit bleek een korte, corpulente en getinte man te zijn. Zijn naam was echter niet A.H. Het autosomale DNA-profiel van deze medegedetineerde van G.V. bleek niet overeen te komen met de autosomale DNA dadersporen welke zijn aangetroffen op en rond het lichaam van Marianne. Nu deze persoon op basis van DNA onderzoek al is uitgesloten als dader van de moord/verkrachting van Marianne Vaatstra, is een onderzoek naar de Haplogroep van deze persoon niet meer relevant.
Is het waar dat uit een verklaring van een medewerker van het toenmalige Grenshospitium Tafelberg te Amsterdam naar voren komt dat in het weekeinde van de moord door twee politieagenten een asielzoeker uit Kollum werd aangeleverd voor uitzetting naar het buitenland? Weet u dat uit deze verklaring blijkt het ’s avonds laat was, nadat de administratie om hem dezelfde dag te registreren naar huis was? Weet u dat uit deze verklaring blijkt dat de asielzoeker A. werd genoemd en voldeed aan het latere signalement van de hoofdverdachte A.H. (klein en gedrongen)? Weet u de verklaring blijkt dat bij navraag bij de directie bleek dat hij de volgende dag reeds was uitgezet? Weet u dat de medewerker stelt hem van de latere opsporingsfoto te herkennen als de hoofdverdachte? Is het waar dat de huidige hoofdofficier van justitie van het parket Leeuwarden een aantal maanden geleden ook in kennis is gesteld van deze verklaring?
Zie antwoord vraag 4.
Wat zijn de opsporingshandelingen die het rechercheteam met betrekking tot deze verklaring heeft verricht en wat was daarvan het resultaat? In het geval niets is ondernomen, kunt u de reden daarvoor geven?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het bij een rechercheonderzoek niet alleen gaat om het bewijs dat iemand de dader is, maar ook om uit te sluiten dat een ander de dader zou kunnen zijn? Zo ja, deelt u de mening dat de juiste A.H. (klein en gezet postuur) moet worden opgespoord en dat zijn dna moet worden vergeleken met het dna van het gevonden spermaspoor? Zo ja, hoe gaat u dit initiëren?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht Treinpersoneel elke week slachtoffer van fysiek geweld |
|
Léon de Jong (PVV) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Treinpersoneel elke week slachtoffer van fysiek geweld»1?
Ja.
Is het waar dat iedere week treinpersoneel slachtoffer wordt van fysiek geweld? Zo ja, bent u bereid de meest recente cijfers rondom geweld in het openbaar vervoer naar de Kamer te sturen? Zo neen, waarom niet?
Deelt u de mening dat geweld tegen treinpersoneel verwerpelijk is en keihard moet worden aangepakt? Zo ja, welke maatregelen nemen dit kabinet en NS om geweld in de trein tegen te gaan?
Hoe gaat NS om met medewerkers die slachtoffer zijn geworden van geweld en met medewerkers die ingrijpen tegen geweld?
Deelt u de mening dat bij geweld tegen medewerkers in het openbaar vervoer de dader altijd een ov-verbod moet worden opgelegd? Zo ja, hoe vaak is er in het afgelopen jaar een ov-verbod opgelegd?
De Eurowob en open data |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Knapen (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «No compromise in sight on EU document secrecy»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de impasse in de onderhandelingen over de «Eurowob» tussen Europees Parlement en Europese Raad? Denkt u dat er op korte termijn overeenstemming bereikt kan worden?
Ik verwacht niet dat er op korte termijn overeenstemming wordt bereikt. De posities van de instellingen blijken nog teveel uiteen te lopen. Bovendien is tijdens de besprekingen in de raadswerkgroep op 8 juni jl. duidelijk geworden dat lidstaten het niet eens konden worden over een nieuw onderhandelingsmandaat voor het voorzitterschap voor de besprekingen met het EP. Nederland kon niet instemmen met dit mandaat omdat de tekst, net als het eerdere onderhandelingsmandaat, zou leiden tot minder transparantie en een stap terug zou betekenen ten opzichte van de huidige Eurowob. Het voorzitterschap beraadt zich nu op de vraag hoe nu verder.
Deelt u het standpunt dat de voorgestelde definitie van document te veel ruimte laat aan ambtenaren en Eurocommissarissen?
Het kabinet is geen voorstander van de door de Commissie voorgestelde definitie van het begrip document, omdat deze in feite een inperking zou betekenen van de reikwijdte van de Eurowob ten opzichte van de huidige praktijk. Nederland heeft in de raadswerkgroep juist gepleit voor het behoud van de brede definitie van document uit de huidige Eurowob.
Deelt u de mening dat slechts toegang tot documenten een beperking is van het vrije recht op informatie? Kunt u dit toelichten?
Ik ben het met u eens dat de EU-instellingen niet alleen de taak hebben om op verzoek informatie te verstrekken in de vorm van documenten, maar ook de taak hebben het publiek op andere manieren proactief te informeren over hun beleid, wetgeving en hun werkzaamheden, bijvoorbeeld via hun websites.
Deelt u de mening dat het overgrote deel van besluiten door de Europese Raad en door de Europese Commissie op enig moment van juridisch advies worden voorzien? Is het waar dat zonder toegang tot deze juridische adviezen het lastig is om een open debat te voeren over de juistheid van besluiten vanuit juridisch perspectief en dat daarmee verantwoording wordt afgezwakt? Kunt u dit toelichten?
Ik deel uw mening dat juridische adviezen een belangrijke rol spelen bij het interne besluitvormingsproces van de instellingen. Ik ben geen voorstander van een algemene aanname dat deze adviezen beschermd zouden moeten worden. Van een dergelijke aanname was sprake in het onderhandelingsmandaat waarmee de Raad het voorzitterschap op pad heeft gestuurd. Naar mijn mening moet de toegang tot juridische adviezen per geval worden beoordeeld. Het gaat erom een goede balans te vinden tussen enerzijds het belang van openbaarheid van juridische adviezen en anderzijds de mogelijkheid van instellingen om zich een mening te vormen over een lopend wetgevingsdossier in het kader van efficiënte besluitvorming. De bescherming van juridische adviezen is een van uitzonderingsgronden van de Eurowob. In lijn met de rechtspraak, is een beroep op deze uitzonderingsgrond alleen mogelijk als openbaarmaking zou leiden tot een concrete en daadwerkelijke ondermijning van het belang van een instelling om eerlijke en objectieve juridische adviezen te vragen en te ontvangen, waarbij die ondermijning redelijkerwijs voorzienbaar en niet louter hypothetisch dient te zijn.
Behoort Nederland tot de groep landen die tegen het huidige conceptakkoord is? Zo nee, hoe verhoudt zich dat tot uw uitspraken tijdens het algemeen overleg van 17 mei jongstleden dat de transparantie binnen de Europese instellingen hetzelfde niveau zou moeten kennen als in Nederland?
Ja. Nederland behoort ook tot de groep landen die niet kon instemmen met het nieuwe onderhandelingsmandaat voor het voorzitterschap, zoals gepresenteerd tijdens de raadswerkgroep op 8 juni jl., omdat deze tekst in de praktijk eveneens een achteruitgang zou betekenen ten opzichte van de huidige Eurowob.
Hoe beoordeelt u de brief van de Zweedse minister van Justitie Beatrice Ask waarin zij stelt dat het huidige conceptcompromis tot minder transparantie leidt?
Ik deel deze conclusie.
Hoe verhoudt zich deze trend naar minder transparantie met het open data beleid van de Europese Commissie? Kunt u dit toelichten?
Open data beleid gaat over het beschikbaar stellen van openbare overheidsinformatie. Bij open data gaat het dus alleen om openbare gegevens en dus niet om de vraag wat wel en niet openbaar is.
Het Nederlandse standpunt ten aanzien van de invoer van producten uit nederzettingen van de Westelijke Jordaanoever |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «EU takes aim at Israeli settler products»?1
Ja.
Is het waar dat u erop heeft aangedrongen om de Raadsconclusie van de Raad Buitenlandse Zaken van 14 mei jl. aan te passen? Indien ja, welke tekstuele aanpassingen waren volgens u nodig in deze Raadsconclusies?
Nederland heeft met andere EU-lidstaten op verschillende punten voorstellen gedaan voor aanpassing van de Raadsconclusies. Het uiteindelijke resultaat draagt de instemming van alle EU-lidstaten. Over de verschillende voorstellen doet het kabinet – zoals gebruikelijk – geen mededeling.
Deelt u de mening dat uw verzoek om aanpassing niet bevorderlijk werkt om tot een oplossing te komen in het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP)?
Neen.
Kunt u toelichten op welke wijze u uitvoering gaat geven aan het in de verklaring opgenomen standpunt dat «the EU and it’s member states reaffirm their commitment to fully and effectively implement existing EU legislation and the bilateral arrangements applicable to settlement products»?2
De bevoegde Nederlandse instanties controleren de invoer van producten van de Westelijke Jordaanoever. Hierbij wordt nagegaan of de wettelijk verschuldigde rechten worden geheven en/of heffingen worden ontweken.
Deelt u de mening dat, indien Nederland niet verhindert dat producten uit de bezette gebieden worden ingevoerd, Nederland feitelijk meewerkt aan de exploitatie van de bezettingen? Indien nee, waarom is dit volgens u dan niet het geval?
Invoer van producten uit de nederzettingen in de Palestijnse Gebieden is niet verboden. Het gaat erom dat het douanetarief van de EU op correcte wijze wordt toegepast.
Kunt u toelichten of de uitspraak van de Ierse minister van Buitenlandse Zaken – om de import van producten uit de bezette gebieden mogelijk te verbannen – ook navolging verdient in Nederland? Zo ja, hoe gaat u dat doen?
Nederland is tegen handelssancties als middel om het Midden-Oosten Vredesproces te beïnvloeden.
De plannen van een nieuw toetredende zorgverzekeraar |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bedrijf Anno12, dat voornemens is als zorgverzekeraar aan de slag te gaan? Zijn er contacten geweest met uw ministerie, gelet op uw grote wens om concurrentie te organiseren op de zorgverzekeringsmarkt? Zo ja, waar heeft het contact uit bestaan?1
Ja, ik ben bekend met de plannen van ANNO12. De initiatiefnemers houden het ministerie van VWS ambtelijk op de hoogte over de voortgang.
Zijn er reeds vergunningsverzoeken ingediend bij De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten? Zo ja, op welke termijn wordt door deze instanties een beslissing genomen?
Nee, er is nog geen vergunningsverzoek ingediend bij De Nederlandsche Bank (DNB). Ook heeft ANNO12 nog geen aanvraag tot goedkeuring van een prospectus, waarin de aanbieding van het financiële product wordt omschreven, ingediend bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Overigens is ook niet zeker dat goedkeuring van de AFM hiervoor is vereist, aangezien de participaties in ANNO12 mogelijk niet kwalificeren als een effect en dientengevolge geen verplichting tot een goedgekeurd prospectus bestaat.
Welke ander bedrijf is, naast Anno12, bezig zich te oriënteren of concrete stappen te zetten richting toetreding? Wie zijn de initiatiefnemers?
Voor zover ik weet, is er nog een ander initiatief, dat zich in de verkennende fase bevindt. De initiatiefnemers wensen in deze fase anoniem te blijven. In de Monitor Toetredingsdrempels Zorgverzekeringsmarkt van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), die ik op 31 mei 2012 aan de Tweede Kamer heb aangeboden (Tweede Kamer, 2011/12, 32 620, nr. 62), is op pagina 69 te lezen dat het een samenwerking betreft tussen een buitenlandse verzekeraar en een partij die op dit moment zorgverzekeringen aanbiedt, maar niet zelf als zorgverzekeraar op de markt actief is.
Wat zijn in de ogen van de andere initiatiefnemers, naast Anno12, de grootste drempels voor toetreding?
In bovengenoemde monitor is eveneens te lezen dat de andere initiatiefnemers de winstgevendheid op de zorgverzekeringsmarkt als belangrijk struikelblok noemen in de samenwerking. De buitenlandse investeerder eist namelijk een redelijk rendement op zijn financiële inbreng.
De algehele conclusie van het onderzoek van de NZa -dus niet specifiek in de ogen van de initiatiefnemers- is dat er op de zorgverzekeringsmarkt ruimte is voor toetreding en voor kleine zorgverzekeraars met een duidelijk eigen gezicht. Wel zijn er een aantal toetredingsdrempels, die te maken hebben met de kapitaaleisen, regelgeving en regeldruk, risicoverevening en afschaffing ex post compensaties, collectivisering van de markt en het toenemend belang van zorginkoop. Uit de praktijk zal moeten blijken of deze conclusie van de Nza terecht is.
Hebben beide initiatiefnemers van Anno12 een verleden bij bestaande verzekeraars? Zo ja, welke behalve Achmea?
Beide initiatiefnemers van ANNO12 hebben in het verleden gewerkt bij diverse verzekeraars. Beiden hebben overigens een verleden bij Agis Zorgverzekeringen, inmiddels gefuseerd met Achmea. Verder heeft één van de initiatiefnemers onder andere gewerkt bij Zorgverzekeraar VGZ en de andere bij ANOZ Zorgverzekeringen. Deze informatie is ook terug te vinden via de website van ANNO12 (www.ANNO12.nl).
Wat is uw reactie op het voornemen om verzekerden naast de maandelijkse premie een eenmalige inleg van € 850 te vragen? Deelt u de mening dat dit zich niet verdraagt met de acceptatieplicht voor de basisverzekering voor verzekeraars? Wilt u uw antwoord toelichten?
Uit de door ANNO12 op de website verstrekte informatie blijkt dat de eenmalige inleg niet verplicht wordt gesteld. Ook mensen die de inleg niet willen doen, kunnen zich verzekeren bij ANNO12. Daarom is deze inleg niet in strijd met de acceptatieplicht. Indien de uit de zorgverzekering van ANNO12 voortvloeiende rechten en plichten voor verzekerden die niet hebben ingelegd niet afwijken van die van verzekerden die wel hebben ingelegd, is dit niet strijdig met de Zorgverzekeringswet (Zvw).
Ik ga ervan uit dat mondige burgers hun eigen afweging kunnen maken of zij deze eenmalige inleg willen doen om een participatie in ANNO12 te verkrijgen.
Is het voor De Nederlandsche Bank überhaupt mogelijk een vergunning te verlenen als een deel van het benodigde startkapitaal nog niet voorhanden is, omdat het door potentiële verzekerden moet worden opgebracht?
Voor het verkrijgen van een vergunning voor het uitoefenen van het verzekeringsbedrijf eist de Wet op het financieel toezicht (Wft) dat een verzekeraar aantoont dat hij voldoende solvabel is. Dit is het geval als de verzekeraar beschikt over het minimum bedrag van het garantiefonds dat hoort bij de voorgenomen verzekeringswerkzaamheden. Een zorgverzekeraar is een reguliere schadeverzekeraar in de zin van de Wft met vergunningen voor de branches 1 (ongevallen) en 2 (ziekte). Op grond van het Besluit prudentiële regels Wft bedraagt het minimumbedrag van het garantiefonds voor een schadeverzekeraar met genoemde vergunningen € 2,3 miljoen. Dit is het bedrag dat de zorgverzekeraar beschikbaar moet hebben om een vergunning van DNB te krijgen.
Deelt u de mening dat Anno12 door het bewust kiezen voor een gezonde verzekerdenpopulatie de spelregels van de risicoverevening ontduikt aangezien maximaal wordt geprofiteerd van de «goede risico’s», terwijl de «slechte risico’s» op de overige verzekeraars worden afgewenteld? Wilt u uw antwoord toelichten?
Verzekeringsplichtigen kiezen hun zorgverzekeraar, niet andersom. Voor verzekeraars geldt daarbij een acceptatieplicht. Indien een verzekeringsplichtige die woont in het werkgebied van ANNO12 een zorgverzekering bij ANNO12 wil afsluiten, mag ANNO12 deze dus niet weigeren, ongeacht zijn of haar gezondheid. Er is van ontduiken van de spelregels van de risicoverevening geen sprake.
Wat is uw opvatting over het voornemen van de initiatiefnemers om verzekerden te gaan bevragen over hun gezondheidsbewustzijn en leefstijl, en op basis daarvan winst uit te keren? Is dit geen verkapte premiedifferentiatie achteraf? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het is lastig om deze vraag te beantwoorden, nu nog niet bekend is hoe ANNO12 dit voornemen in zal vullen. Indien de winst slechts wordt uitgekeerd aan degenen die een financiële inbreng hebben gedaan, is dit op zich niet te zien als een verkapte premiedifferentiatie, maar als een beloning voor de inbreng (zoals bijvoorbeeld ook dividend op een aandeel of rente op een lening). Voorts zal duidelijk zijn, dat er, voordat bovenstaand voornemen kan worden uitgevoerd, nog een aantal vraagstukken op het terrein van het privacyrecht en -als ook hulpverleners bij het aanleveren van de gezondheidsinformatie betrokken zouden moeten worden- het medisch beroepsgeheim moet worden opgelost.
Vindt u het toelaatbaar als een verzekeraar mensen financieel gaat belonen of financieel voordeel biedt omdat zij orgaandonor zijn? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het is verzekeraars niet toegestaan om verzekerden financieel te belonen, omdat zij orgaandonor zijn. Wel mogen verzekeraars verzekerden belonen indien zij hun keuze laten vastleggen bij het Donorregister. ANNO12 is dit laatste van plan. Deze keuze kan ook inhouden dat iemand zijn of haar organen en weefsels na overlijden niet beschikbaar stelt voor transplantatie.
Vindt u de uitspraak «ook mensen met een ziekte kunnen gezond gedrag vertonen» een geruststellend antwoord op de vraag of de nieuwe verzekeraar er alleen is voor gezonde mensen? Is het niet zo dat veel van de bekende chronische ziekten zoals diabetes, hart- en vaatziekten en COPD juist vaak worden geassocieerd met leefstijl? Hoe kan voorkomen worden dat deze mensen worden geweigerd door verzekeraars als Anno12 of financieel worden benadeeld ten opzichte van gezonde verzekerden? Wilt u uw antwoord toelichten?
De stelling dat ook mensen met een ziekte gezond gedrag kunnen vertonen, acht ik geheel juist.
Door gezond gedrag te vertonen, kan een ziekte in sommige gevallen verminderen of kunnen andere ziekten worden voorkomen.
Zoals ik al heb gemeld in mijn antwoord op vraag 8, geldt voor ANNO12 net als voor andere zorgverzekeraars een acceptatieplicht: iedere verzekeringsplichtige die kiest voor een door een bepaalde zorgverzekeraar aangeboden polis, moet door die zorgverzekeraar worden geaccepteerd. ANNO12 mag mensen dus niet weigeren op basis van hun leefstijl en geeft op zijn website overigens ook aan dat niet van plan te zijn. Tevens geldt er een verbod op premiedifferentiatie en mag de aangeboden polis niet inhouden dat mensen met een chronische ziekte op mindere of slechtere zorg recht hebben dan mensen zonder ziekte. Indien verzekerden -met of zonder chronische ziekten- van mening zijn dat zij benadeeld worden en er met de verzekeraar niet uitkomen, kunnen zij een klacht indienen bij de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ) of een zaak aanspannen bij de burgerlijke rechter. Indien zij denken dat een verzekeraar in strijd handelt met bijvoorbeeld de acceptatieplicht of het verbod op premiedifferentiatie, kunnen zij dit bovendien melden bij de NZa. De NZa houdt toezicht op de naleving van de Zvw door zorgverzekeraars.
Zorgverzekeraars die neuzen in medische gegevens |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat medewerkers van diverse zorgverzekeraars persoonlijke behandelplannen en gespreksverslagen hebben ingezien van mensen die geestelijke gezondheidszorg ontvangen? Klopt dit bericht? Zo nee, wat klopt er precies niet aan?1
In de Zorgverzekeringswet (Zvw) is de wettelijke basis gelegd voor inzage in medische dossiers door zorgverzekeraars indien en voor zover een dergelijke verwerking van medische persoonsgegevens noodzakelijk is voor de uitvoering van de Zvw. In de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Verwerking persoonsgegevens Zorgverzekeraars met bijbehorend Protocol Materiële Controle van Zorgverzekeraars Nederland (verder: de Gedragscode Zorgverzekeraars) is nader uitgewerkt hoe en onder welke omstandigheden zorgverzekeraars van die mogelijkheid gebruik kunnen maken bij materiële controle. De regeling waarborgt een zorgvuldige en proportionele werkwijze van zorgverzekeraars door het voorschrijven van een gefaseerde opbouw van die materiële controle.
De zorgverzekeraar mag stappen in een volgende fase (met instrumenten die een grotere inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van patiënten) niet eerder zetten dan nadat hij heeft vastgesteld dat met de stappen in de voorgaande fase niet kan worden volstaan om het door de zorgverzekeraar vastgestelde doel van de materiële controle te bereiken. Detailcontrole (in laatste instantie ook in de vorm van inzage in medische dossiers) is daardoor slechts mogelijk als de zorgverzekeraar richting de aanbieder kan aantonen dat met minder ingrijpende stappen het doel van de materiële controle niet kan worden bereikt. Inzage in medische dossiers kan dus uitsluitend plaatsvinden als uiterste middel, indien de proportionaliteit daarvan kan worden gemotiveerd.
Van zorgverzekeraar CZ heb ik begrepen dat de wijze waarop zij hun controle hebben uitgevoerd in overeenstemming is met de hierboven beschreven regels. CZ heeft eerst minder ingrijpende stappen gezet en vervolgens vastgesteld dat het noodzakelijk was om medische dossiers in te zien. De dossiercontrole (dus de detailcontrole) is uitgevoerd door een «functionele eenheid» onder verantwoordelijkheid van de medisch adviseur. De van de medisch adviseur afgeleide geheimhoudingsplicht geldt daarmee voor alle betrokkenen bij dit dossieronderzoek. Op deze wijze is de privacy van de betrokken patiënten gewaarborgd.
Op basis van bovenstaande informatie stel ik vast dat de door onder andere zorgverzekeraar CZ uitgevoerde controle past bij de rol van de verzekeraars in het stelsel. Uit deze controles is gebleken dat het grootste deel van de door Europsyche ingediende declaraties geen betrekking heeft op collectief verzekerde zorg. Europsyche diende declaraties in voor zorg die niet tot het basispakket behoort en dus niet uit de collectieve middelen vergoed mag worden. Dit was niet anders vast te stellen dan door de wijze waarop de controles zijn uitgevoerd. Gezien de problemen waarvoor wij ons gesteld zien met betrekking tot de betaalbaarheid van de zorg, ben ik verheugd dat de verzekeraars wat dit betreft hun rol oppakken.
Is het waar dat mensen thuis zijn gebeld door medewerkers van verzekeraars die over vertrouwelijke gegevens bleken te beschikken? Zo nee, wat is er werkelijk gebeurd? Indien u niet over deze gegevens beschikt, bent u dan bereid onderzoek te doen naar deze ernstige aantijging? Zo nee, waarom niet?
Zorgverzekeraar CZ heeft een telefonische enquête uitgevoerd om te verifiëren of er sprake was van onrechtmatigheden voorafgaand aan het dossieronderzoek. De medewerkers die deze enquête uitvoerden, opereerden onder de verantwoordelijkheid van de medisch adviseur en zijn gehouden aan het medisch beroepsgeheim. Op het moment van de enquête waren er geen vertrouwelijke gegevens uit het dossieronderzoek beschikbaar.
Wilt u uitzoeken of het klopt dat mensen zelfs zijn gebeld met de vraag of zij zich realiseren hoeveel zij de samenleving kosten? Zo nee, waarom niet?
Navraag bij zorgverzekeraar CZ leert dat deze vraag niet is gesteld in de telefonische enquête die zij hebben uitgevoerd in het kader van het verifiëren of er sprake was van onrechtmatigheden, voorafgaand aan het dossieronderzoek. Deze enquête was geprotocolleerd en bestond uit 9 vragen. De vragen richtten zich voornamelijk op de kwalificatie van de behandelaar en de naamsbekendheid en rol van Europsyche binnen de behandeling.
Is het waar dat zorgverzekeraar CZ controles door middel van inzage in dossiers of gespreksverslagen heeft laten uitvoeren door medewerkers die niet onder het medisch beroepsgeheim vallen? Zo ja, wat is hierover uw oordeel?
Zie antwoord vraag 2.
Is patiënten in alle gevallen vooraf om toestemming gevraagd voor inzage in het dossier en/of gespreksverslagen? Zo nee, wat is hierover uw oordeel en welke consequentie verbindt u hieraan?
Ik vind het van groot belang dat verzekeraars toezicht kunnen uitoefenen op uitgaven voor verzekerde zorg en dat daarbij een zorgvuldige omgang met de persoonsgegevens van verzekerden gewaarborgd is. In sommige gevallen is het noodzakelijk om medische dossiers van patiënten te kunnen inzien zonder toestemming van de verzekerde.
In verreweg de meeste gevallen is inzage in het medisch dossier door een zorgverzekeraar (een zware vorm van detailcontrole) niet nodig, omdat veelal minder vergaande vormen van controles soelaas kunnen bieden. Inzage in het medisch dossier van een individuele verzekerde is alleen in uiterste instantie mogelijk, namelijk pas als methoden die de privacy veel minder belasten niet toereikend zijn.
Voor het doorbreken van het beroepsgeheim door zorgaanbieders en het verwerken van medische persoonsgegevens door verzekeraars (zonder toestemming van de verzekerde/patiënt) bestaat in de Regeling zorgverzekering een afdoende wettelijke grondslag. Zie verder mijn antwoord op vraag 1.
Welke andere zorgverzekeraars hebben controles uitgevoerd door medewerkers die niet onder het medisch beroepsgeheim vallen?
Dossiercontrole door zorgverzekeraars dient altijd te gebeuren onder verantwoordelijkheid van een medisch adviseur zoals vastgelegd in de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Zorgverzekeraars. De geheimhoudingsplicht geldt daarmee voor alle betrokken medewerkers bij dit dossieronderzoek. Er zijn mij geen signalen bekend van verzekeraars die in strijd met het voorgaande materiële controles hebben uitgevoerd.
Is het waar dat slechts één zorgverzekeraar de controles uitsluitend heeft verricht met behulp van een medisch adviseur. Zo nee, welke zorgverzekeraars hebben nog meer op deze wijze gewerkt?
Zie antwoord vraag 6.
Aan welke controleregels moeten zorgverzekeraars voldoen? Wat is de sanctie indien zij deze overtreden?
De controleregels zijn vastgesteld in de Regeling zorgverzekering en nader uitgewerkt in de Gedragscode Zorgverzekeraars (Stcrt. 2012, nr. 401, pagina 49 e.v.). Voor een uitgebreide toelichting verwijs ik graag naar mijn antwoord op vraag 1.
De NZa is belast met het toezicht op de rechtmatige uitvoering door de zorgverzekeraars van hetgeen bij of krachtens de Zvw is geregeld (artikel 16, onderdeel b, van de Wet marktordening gezondheidszorg, verder Wmg). De NZa kan de bepalingen in de Zvw over de verwerking van persoonsgegevens bestuursrechtelijk handhaven met een last onder dwangsom en/of een bestuurlijke boete (artikel 83 respectievelijk artikel 89 Wmg). Bij overtreding van de gedragscode, en daarmee de Wet bescherming persoonsgegevens, kan het CBP handhavend optreden.
Tussen het CBP en de NZa is een protocol opgesteld waarin de samenwerking tussen beide partijen is geregeld2. Het doel van het protocol is tweeledig. Ten eerste om tot een verdeling te komen van het toezicht, daar waar sprake is van een samenloop in taken en bevoegdheden.
Ten tweede om elkaar die informatie te verschaffen die van belang kan zijn voor de handhavingactiviteiten van de ander. Beide organisaties houden toezicht op de naleving van de eisen die de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Zorgverzekeraars stellen aan het verrichten van materiële controles.
Bieden de controleregels ruimte voor inzage van persoonlijke medische en behandelinformatie van cliënten door mensen die niet onder het medisch beroepsgeheim vallen? Zo nee, bent u bereid te onderzoeken of alle zorgverzekeraars zich aan deze regels hebben gehouden? Zo ja, deelt u de mening dat hier sprake is van een onwenselijke schending van de privacy van patiënten en dat de regels of het toezicht op de naleving moeten worden aangescherpt? Wilt u uw antwoord toelichten?
De kern van de aanpak van materiële controle is te zorgen voor een controlesysteem dat de betrokkenen en de persoonlijke levenssfeer zo weinig mogelijk belast. Met dat doel is gekozen voor een aanpak die bevordert dat de inzet van detailcontrole waar mogelijk kan worden vermeden door de inzet van niet tot de personen herleidbare controlemiddelen in een vroegere fase van het onderzoek. Zie verder mijn antwoord op vraag 5.
Indien bij de uitvoering van detailcontrole persoonsgegevens van verzekerden worden verwerkt moet dit plaatsvinden onder verantwoordelijkheid van een medisch adviseur (wettelijke verplichting, artikel 7.4, tweede lid, Regeling zorgverzekering). De regeling is tot stand gekomen met instemming van het CBP en het veld. Zie ook mijn antwoord op de vragen 6 en 7. Er worden daarbij inderdaad geen eisen gesteld aan het opleidingsniveau van de betreffende medewerkers.
Bij de beantwoording van de vragen 6 en 7 heb ik tevens aangegeven dat er mij geen signalen bekend zijn van verzekeraars die in strijd met het vereiste, dat materiële controles moeten worden verricht onder verantwoordelijkheid van een medisch adviseur, hebben gehandeld. Nader onderzoek hiernaar acht ik niet noodzakelijk. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 8 heb aangegeven zijn er twee toezichthouders, het CBP en de NZa, die toezicht houden op de wijze waarop verzekeraars materiële controles uitvoeren.
Deelt u de mening van CZ dat het opleidingsniveau van controleurs die inzage hebben in privacygevoelige informatie niet relevant is? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 9.
Deelt u de mening dat interne integriteitsverklaringen van medewerkers van een zorgverzekeraar minder zwaar wegen dan het medische beroepsgeheim en de tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van medici en andere BIG-geregistreerden (Beroepen Individuele Gezondheidszorg)? Zo nee, wat is dan nog de betekenis van het beroepsgeheim en de tuchtrechtelijke aansprakelijkheid?
Zie antwoord vraag 9.
Welke lichtere controle-instrumenten hebben zorgverzekeraars tot hun beschikking? Hebben zij hiervan op adequate wijze gebruik gemaakt alvorens over te gaan tot het lezen van medische dossiers en gespreksverslagen? Indien u niet over deze gegevens beschikt, bent u dan bereid dit uit te zoeken? Zo nee, waarom niet?
In de Gedragscode Zorgverzekeraars is een stappenplan opgenomen. Alvorens eventueel over te gaan tot het inzien van medische dossiers, wat een vorm van detailcontrole is, dienen een algemene risicoanalyse en algemene controle plaats te vinden. Alleen wanneer de uitkomsten hiervoor aanleiding geven, zal detailcontrole worden ingezet. De instrumenten die kunnen worden ingezet in het kader van een algemene controle zijn onder meer het gebruik van de AO/IC-verklaring van de zorgaanbieder (dan wel bestuurs- en accountantsverklaringen), statistische analyses en verbands- en logicacontroles. Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen onderzoek naar aanleiding van risicoanalyse en onderzoek naar aanleiding van signalen. Bij onderzoek naar een concreet signaal, zoals het onderhavige onderzoek, is het niet nodig eerst een risicoanalyse en algemene controle te doen. Wel moet bij onderzoek naar een signaal eveneens de proportionaliteit in acht genomen worden (eerst minder ingrijpende procedures alvorens verdergaande stappen te nemen). Het inzien van medische dossiers vindt derhalve uitsluitend plaats als andere mogelijkheden niet voorhanden zijn.
In de onderhavige casus zijn eerst minder ingrijpende stappen gezet. Zoals de Regeling zorgverzekering voorschrijft, zijn er pas zwaardere middelen ingezet toen bleek dat er sprake was van ernstige verdenking van onrechtmatigheden. Dossierinzage is een zeer arbeidsintensieve manier van controleren. Zorgverzekeraars doen dit soort onderzoeken alleen als er aanleiding toe is. Op basis van de informatie die ik heb, stel ik vast dat zorgverzekeraars de signalen rond vermoedens over het declareren van niet verzekerde zorg serieus hebben opgepakt en dat zij daartoe alle in de Gedragscode Zorgverzekeraars vastgestelde stappen hebben doorlopen. Zo kan worden voorkomen dat we collectieve middelen inzetten voor zorg die niet vergoed had mogen worden. Dat dit heel belangrijk is vanuit het oogpunt van de betaalbaarheid van de zorg spreekt voor zich.
Deelt u de mening dat het vertrouwen van de burger in de zorg ernstig wordt geschaad als hij er niet langer zeker van kan zijn dat vertrouwelijke gesprekken en gevoelige dossierinformatie binnen de muren van de behandelkamer blijven? Zo nee, waarom niet?
Neen, die mening deel ik niet. Het kan niet zo zijn dat er zorg wordt vergoed die niet tot het basispakket behoort. Dit zet immers de betaalbaarheid van het hele zorgstelsel onder druk. De burger moet er ook op kunnen vertrouwen dat hier op gelet wordt. Daarvoor is het onontbeerlijk om persoonsgegevens te verwerken. Dat neemt niet weg dat zeer zorgvuldig met medische gegevens dient te worden omgegaan. Deze behoren immers tot de hoogste categorie van gevoeligheid en hebben daarom in het (internationale) recht bijzondere bescherming gevonden. In het kader van het privacyrecht en de Zvw staat dan ook voorop dat de verwerking van persoonsgegevens slechts is toegestaan voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de zorgverzekering en de Zvw. Dit noodzakelijkheidcriterium is dan ook cruciaal voor de beantwoording van de vraag tot welk detailniveau in het kader van materiële controle persoonsgegevens mogen worden ingezien, zoals geregeld in de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Zorgverzekeraars.
Op basis van de signalen die ik heb, stel ik vast dat de zorgverzekeraars hebben gehandeld zoals het protocol materiële controle, onderdeel van de Gedragscode Zorgverzekeraars, voorschrijft.
Wat stelt de opt-in-regeling van het Elektronisch Patiëntendossier nog voor als zorgverzekeraars via andere weg bij patiëntengegevens kunnen komen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Met een opt-in geven patiënten aan of zij willen dat hun gegevens beschikbaar zijn voor elektronische uitwisseling tussen zorgaanbieders waarmee zij een behandelrelatie hebben. Als patiënten niet willen dat gegevens op elektronische wijze worden uitgewisseld kunnen zij ervoor kiezen niet aan deze uitwisseling mee te doen.
Zorgverzekeraars krijgen echter geen toegang tot het EPD. Verder is van belang dat in de Gedragscode Zorgverzekeraars (artikel 4.9.4) is bepaald dat zorgverzekeraars de persoonsgegevens die worden verzameld in het kader van materiële controle, gericht op de zorgaanbieder, in beginsel niet mogen gebruiken voor een ander doel dan materiële controle van de betreffende zorgaanbieder. De gegevens van de patiënten mogen bijvoorbeeld niet worden gebruikt om hen uit te sluiten van een (aanvullende) verzekering. Dat is ook één van de redenen waarom materiële controle plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de medisch adviseur van de zorgverzekeraar.
Wat is het oordeel van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) over deze zaak? Indien het CBP hierover nog geen standpunt heeft ingenomen, bent u dan bereid dit College om advies te vragen? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u kortheidshalve naar mijn antwoord op de vragen 9, 10 en 11. Daarenboven wil ik er op wijzen dat zorgverzekeraars hun controles uitvoeren volgens de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Zorgverzekeraars waar het protocol materiële controle deel van uitmaakt. Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft voor deze gedragscode een goedkeurende verklaring afgegeven (Stcrt. 2012, nr. 401). Het is aan het CBP om te bepalen of onderzoek wenselijk is. Het CBP is een onafhankelijke toezichthouder en bepaalt zelf of en wanneer het onderzoek noodzakelijk is.
Is het CBP van mening dat de gedragscode voor zorgverzekeraars moet worden aangescherpt aangezien deze geen uitsluitsel geeft over zaken als inzage van patiëntengegevens door niet-medici en het onaangekondigd opbellen van verzekerden? Zo nee, waarom niet?
Zoals in mijn antwoorden op voorgaande vragen aangegeven, geven zowel de Regeling zorgverzekering als de Gedragscode Zorgverzekeraars wel uitsluitsel over dit soort zaken.
Bieden de wettelijke regels ruimte aan zorgverzekeraars voor verregaande privacyschendende controles, zoals inzage in gespreksverslagen? Kunt u de regelingen noemen waarin die ruimte precies wordt bepaald? Ziet u aanleiding deze aan te scherpen? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar mijn antwoorden op de vragen 5 alsmede de antwoorden op de vragen 9, 10 en 11.
Vindt u het nog wel verantwoord om het Elektronisch Patiëntendossier in handen van de zorgverzekeraars te geven, gelet op de toenemende signalen dat velen van hen geen boodschap hebben aan de medische privacy en deze ondergeschikt maken aan hun eigen bedrijfseconomische belangen?
Het EPD is en wordt niet in handen van zorgverzekeraars gegeven. De koepels van zorgaanbieders hebben besloten tot een doorstart van het Landelijk Schakel Punt (LSP). Zij hebben voor de financiering hiervan afspraken gemaakt met de zorgverzekeraars, zoals zij ook voor andere vormen van zorg doen. Zorgverzekeraars hebben ook geen toegang tot het LSP.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen, waarin u stelde de rechterlijke uitspraak tegen het verplicht vermelden van diagnose-informatie op ggz-declaraties te respecteren? Indien de Nederlandse Zorgautoriteit opnieuw zou handelen in strijd met de uitspraak van de rechter, bent u dan bereid in te grijpen? Zo nee, waarom niet?2
De NZa heeft op 5 juni 2012 (Stcrt. 2012, nr. 11860) uitvoering gegeven aan de opdracht van het CBB in de uitspraak van 8 maart 2012.
Herinnert u zich uw antwoord waarin u stelde dat uit gegevens uit het DBC-informatiesysteem (DIS) geen personen zijn te herleiden, omdat deze gegevens zijn gepseudonymiseerd? Hoe verhoudt dit antwoord zich dit tot de brief van het CBP aan u, waarin wordt gesproken over een aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) verstrekte sleutel waarmee «pseudo-entiteiten» alsnog kunnen worden geïdentificeerd? Wilt u uw antwoord toelichten?3
Door de toegepaste pseudonimisering zijn in het DBC-Informatiesysteem (DIS) geen personen te herleiden. Voor het CBS is een situatie gecreëerd waardoor het CBS de DIS-gegevens kan koppelen met de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Dat gaat als volgt in zijn werk. De DIS-gegevens worden eerst opgestuurd aan een zogenaamde trusted third party, die de DIS-pseudoniemen omzet in een speciaal CBS-pseudoniem en deze naar het CBS verstuurt. Het CBS stuurt vervolgens de benodigde GBA-gegevens versleuteld en dus onherkenbaar naar de trusted third party, die deze GBA-gegevens van hetzelfde CBS-pseudoniem voorziet als voor de DIS-gegevens, en de gepseudonimiseerde GBA-gegevens naar het CBS verstuurt. Daarmee kan het CBS dan de DIS-gegevens aan de GBA-gegevens koppelen. De DIS-pseudoniemen worden dus niet geïdentificeerd door deze procedure. Ten behoeve van statistische doeleinden is het CBS wettelijk gerechtigd om persoonsgegevens te verwerken (CBS-wet, artikel5.
Het CBP geeft overigens in de door u genoemde brief aan, dat het kan instemmen met de gehanteerde pseudonimiseringsprocedure voor de DIS, inclusief de voor het CBS gecreëerde variant.
Aan welke personen of instanties anders dan het CBS wordt de in vraag 20 genoemde sleutel nog meer verstrekt?
Deze sleutel wordt aan geen enkele andere personen of organisaties verstrekt.
Is het waar dat ook de Stichting ZorgTTP, die een schakel vormt in de pseudonymisering van DBC-registraties, medische gegevens in handen krijgt, zoals wordt gesteld in een document van de Stichting Informatievoorziening Zorg? Vindt u de beveiliging door middel van een wachtwoord dat bekend is bij het DIS afdoende bescherming? Wilt u uw antwoord toelichten?4
DIS-gegevens worden dubbel gepseudonimiseerd. Voordat een zorgaanbieder gegevens aanlevert bij Stichting ZorgTTP, worden de persoonsgegevens al eenmaal onomkeerbaar gepseudonimiseerd. Ook wordt er dan een scheiding aangebracht tussen persoonsgegevens en overige gegevens. Alleen de gepseudonimiseerde persoonsgegevens kunnen door ZorgTTP worden geopend, zodat ZorgTTP ze voor de tweede keer kan pseudonimiseren. De overige gegevens, zoals zorgproducten en zorgactiviteiten, zijn voor de ZorgTTP niet toegankelijk. Er kunnen door ZorgTTP dus geen medische gegevens worden ingezien. De overige gegevens, kunnen alleen door DIS worden geopend. Deze gegevens zijn mijns inziens afdoende beveiligd.
Het bericht dat zorgverzekeraars in medische gegevens van GGZ patiënten neuzen |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht «Zorgverzekeraars neuzen in medische gegevens GGZ1?
Ja, dit bericht is mij bekend.
Wat vindt u van de wijze van controle door onder andere zorgverzekeraar CZ bij Europsyche waarbij medewerkers van CZ persoonlijke behandelplannen en gespreksverslagen ingezien hebben? Op welke wijze wordt hier de privacy van patiënten bij controle van een zorgaanbieder gewaarborgd?
In de Zorgverzekeringswet (Zvw) is de wettelijke basis gelegd voor inzage in medische dossiers door zorgverzekeraars indien en voor zover een dergelijke verwerking van medische persoonsgegevens noodzakelijk is voor de uitvoering van de Zvw. In de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Verwerking persoonsgegevens Zorgverzekeraars met bijbehorend Protocol Materiële Controle van Zorgverzekeraars Nederland (verder: de Gedragscode Zorgverzekeraars) is nader uitgewerkt hoe en onder welke omstandigheden zorgverzekeraars van die mogelijkheid gebruik kunnen maken bij materiële controle. De regeling waarborgt een zorgvuldige en proportionele werkwijze van zorgverzekeraars door het voorschrijven van een gefaseerde opbouw van die materiële controle.
De zorgverzekeraar mag stappen in een volgende fase (met instrumenten die een grotere inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van patiënten) niet eerder zetten dan nadat hij heeft vastgesteld dat met de stappen in de voorgaande fase niet kan worden volstaan om het door de zorgverzekeraar vastgestelde doel van de materiële controle te bereiken. Detailcontrole (in laatste instantie ook in de vorm van inzage in medische dossiers) is daardoor slechts mogelijk als de zorgverzekeraar richting de zorgaanbieder kan aantonen dat met minder ingrijpende stappen het doel van de materiële controle niet kan worden bereikt. Inzage in medische dossiers kan dus uitsluitend plaatsvinden als uiterste middel, indien de proportionaliteit daarvan kan worden gemotiveerd.
Van zorgverzekeraar CZ heb ik begrepen dat de wijze waarop zij hun controle hebben uitgevoerd in overeenstemming is met de hierboven beschreven regels. CZ heeft eerst minder ingrijpende stappen gezet en vervolgens vastgesteld dat het noodzakelijk was om medische dossiers in te zien. De dossiercontrole (dus de detailcontrole) is uitgevoerd door een «functionele eenheid» onder verantwoordelijkheid van de medisch adviseur. De van de medisch adviseur afgeleide geheimhoudingsplicht geldt daarmee voor alle betrokkenen bij dit dossieronderzoek. Op deze wijze is de privacy van de betrokken patiënten gewaarborgd.
Op basis van bovenstaande informatie stel ik vast dat de door onder andere zorgverzekeraar CZ uitgevoerde controle past bij de rol van de verzekeraars in het stelsel. Uit deze controles is gebleken dat het grootste deel van de door Europsyche ingediende declaraties geen betrekking heeft op collectief verzekerde zorg. Europsyche diende declaraties in voor zorg die niet tot het basispakket behoort en dus niet uit de collectieve middelen vergoed mag worden. Dit was niet anders vast te stellen dan door de wijze waarop de controles zijn uitgevoerd. Gezien de problemen waarvoor wij ons gesteld zien met betrekking tot de betaalbaarheid van de zorg, ben ik verheugd dat de verzekeraars wat dit betreft hun rol oppakken.
Wat vindt u van het feit dat bij de controle door zorgverzekeraars bij Europsyche niet-medische medewerkers die wel een geheimhoudingsverklaring ondertekend hebben, maar dat dit een veel geringere status heeft dan het formele beroepsgeheim van medici en andere BIG-geregistreerden (Beroepen Individuele Gezondheidszorg)? Vindt u het wenselijk dat deze gegevens bij niet-medische medewerkers terecht gekomen is bij deze controle?
Zoals in mijn antwoord op vraag 2 aangegeven, is de dossiercontrole uitgevoerd door een «functionele eenheid» onder verantwoordelijkheid van de medisch adviseur. De geheimhoudingsplicht geldt daarmee voor alle betrokken medewerkers bij dit dossieronderzoek. De geheimhoudingsverklaring die de medewerkers hebben ondertekend, geldt voor hen evenzeer als voor medici of andere BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaren.
Wat vindt u van de keuze van de zorgverzekeraars om te kiezen voor dossierinzage, een zeer zwaar middel, terwijl er ook allerlei lichtere controlemiddelen ter beschikking staan voor het uit te voeren onderzoek en deze lichtere middelen ook eerst moeten worden gebruikt zoals vermeld staat in ministeriële Regeling Zorgverzekering? Wat gaat u eraan doen om er zorg voor te dragen dat zorgverzekeraars niet direct naar dossierinzage grijpen bij de controle van zorgaanbieders?
Zoals ik ook in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven, zijn eerst minder ingrijpende stappen gezet. Zoals de Regeling zorgverzekering voorschrijft, zijn er pas zwaardere middelen ingezet toen bleek dat er sprake was van ernstige verdenking van onrechtmatigheden. Dossierinzage is een zeer arbeidsintensieve manier van controleren. Zorgverzekeraars doen dit soort onderzoeken alleen als er aanleiding toe is. Op basis van de informatie die ik heb, stel ik vast dat zorgverzekeraars de signalen rond vermoedens over het declareren van niet verzekerde zorg serieus hebben opgepakt en dat zij daartoe alle in de Gedragscode Zorgverzekeraars vastgestelde stappen hebben doorlopen. Zo kan worden voorkomen dat we collectieve middelen inzetten voor zorg die niet vergoed had mogen worden. Dat dit heel belangrijk is vanuit het oogpunt van de betaalbaarheid van de zorg spreekt voor zich.
Deelt u de mening dat de wijze van controleren, zoals uitgevoerd bij Europsyche, waarbij psychiatrische patiënten opgebeld werden door niet-medische medewerkers van zorgverzekeraars die over vertrouwelijke gegevens beschikten van deze patiënten, zeer confronterend is voor patiënten in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) en schadelijk voor de vertrouwensrelatie tussen hulpverlener en patiënt gezien de ziektebeelden van deze patiënten? Wat gaat u eraan doet dat dit niet meer gebeurt?
Zorgverzekeraar CZ heeft een telefonische enquête uitgevoerd om te verifiëren of er sprake was van onrechtmatigheden voorafgaand aan het dossieronderzoek. De medewerkers die deze enquête uitvoerden, opereerden onder de verantwoordelijkheid van de medisch adviseur en zijn gehouden aan het medisch beroepsgeheim. Op het moment van de enquête waren er geen vertrouwelijke gegevens uit het dossieronderzoek beschikbaar.
Ik kan mij voorstellen dat patiënten die opgebeld worden door hun verzekeraar daarvan schrikken. Aan de andere kant ben ik van mening dat ook psychiatrische patiënten moeten weten dat zorg die niet in het basispakket zit, niet vergoed kan worden als ware het verzekerde zorg. Daar hebben we gezamenlijk in Nederland voor gekozen. Op genezing gerichte geestelijke gezondheidszorg moet beschikbaar blijven voor psychiatrische patiënten, dat is van groot belang. En om dat te kunnen blijven garanderen, is het essentieel dat alleen zorg die daadwerkelijk in het basispakket zit, vergoed wordt.
Deelt u de mening dat een onderzoek naar de gang van zaken door het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) wenselijk is? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
De zorgverzekeraars voeren hun controles uit volgens de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Zorgverzekeraars waar het protocol materiële controle deel van uitmaakt. Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft voor deze gedragscode een goedkeurende verklaring afgegeven (Stcrt. 2012, nr. 401). Het is aan het CBP om te bepalen of onderzoek wenselijk is. Het CBP is een onafhankelijke toezichthouder en bepaalt zelf of en wanneer het onderzoek noodzakelijk is.
De export van censuur technologie |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Containing Weapons of Mass Surveillance»?1
Ja.
Is het waar dat Amerikaanse en Europese bedrijven nog steeds censuur technologie exporteren naar landen waar mensenrechten, inclusief de vrijheid van meningsuiting en de toegang tot informatie, dagelijks worden geschonden?
De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft uw Kamer hierover geïnformeerd op 16 januari 2012 in antwoord op uw vragen (kenmerk 2011Z20447). Het is niet mogelijk vast te stellen of bedrijven uit Europese landen en de Verenigde Staten censuurtechnologie exporteren naar landen waar mensenrechten worden geschonden. Datzelfde geldt voor landen die lid zijn van de coalitie Freedom Online.
Bestaat er een lijst van bedrijven die nog steeds dit soort technologie exporteren naar landen waar mensenrechten worden geschonden? Zo ja, kunt u die openbaar maken? Zo neen, kunt u die ofwel zelf ofwel in Europees verband opstellen en vervolgens openbaar maken?
Er bestaat geen lijst van bedrijven die censuurtechnologie exporteren naar landen waar mensenrechten worden geschonden. Omdat bedrijven in deze branche veelal technologie exporteren die breed kan worden ingezet – bijvoorbeeld ook voor lawful interception, is het niet wenselijk een dergelijke lijst van bedrijven op te stellen. Nederland heeft er bij de Europese Commissie voor gepleit ook censuur- en filtertechnologie onder de reikwijdte van de EU dual use verordening te brengen. De Commissie komt naar verwachting eind 2012 met een voorstel hierover.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-El Fassed/Nicolai over vrije nieuwsgaring?2 Kunt u dit toelichten?
Nederland heeft de speciaal rapporteur voor vrijheid van meningsuiting van de VN, Frank la Rue, ondersteund in het aandacht vragen voor zijn rapport van 16 mei 2011 over bescherming van vrijheid van meningsuiting online. In het rapport wordt onder andere aandacht besteed aan de grenzen die internationale verdragen stellen aan de beperking van vrijheid van meningsuiting online en aan toegang tot internet. Nederland heeft de speciaal rapporteur eveneens gesteund in het uitdragen van de conclusies van dit rapport en het aangaan van discussie daarover, onder andere tijdens een speciaal panel over internetvrijheid gehouden tijdens de 19e Mensenrechtenraad in maart 2012.
Handhaving van vrije nieuwsvergaring is binnen VN-kader voor veel landen een nog onbekend onderwerp. Nederland speelt – samen met andere leden van de Freedom Online coalitie als Zweden en de Verenigde Staten – een leidende rol bij bewustwording hierover, onder meer door ondertekening van een interregionale verklaring over internetvrijheid in de 17e Mensenrechtenraad.
Bestaat er een index van landen die door middel van censuur technologieën de vrije meningsuiting en nieuwsgaring schenden? Acht u een dergelijke lijst wenselijk? Zo neen, waarom niet?
Internationale NGO’s zoals Freedom House en Reporters without Borders rapporteren jaarlijks over internetvrijheid in landen wereldwijd, waarbij ook de inzet van dergelijke technologie in kaart wordt gebracht. Deze informatie wordt door het ministerie nauwlettend gevolgd.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-El Fassed c.s. over een internationaal wapenhandelverdrag?3 Kunt u dit toelichten?
Nederland heeft tijdens de laatste zitting van het voorbereidend comité van het VN-wapenhandelsverdrag gepleit voor een brede reikwijdte van dat verdrag, inclusief dual-use goederen gerelateerd aan conventionele wapens en «riot control» wapens (waaronder traangas). Dit standpunt is tevens opgenomen in de nationale inbreng van Nederland over elementen voor het wapenhandelsverdrag dat in maart 2012 naar de Secretaris-Generaal van de VN is verstuurd. Ten slotte heeft Nederland getracht deze categorieën tevens deel te laten uitmaken van de collectieve inzet van de EU.
Nederland heeft de leden van de Freedom Online coalitie geïnformeerd over zijn standpunt t.o.v. uitbreiding van de dual-use verordening in de EU. Daarnaast staat in de oprichtingsverklaring van de coalitie dat de leden zich zullen inzetten om bedrijven aan te sporen in hun bedrijfsvoering de export en misbruik van dergelijke technologie tegen te gaan.
Aangezien het verdrag zich dient te richten op regulering van de handel in militaire goederen bestaat er zowel binnen als buiten de EU geen steun voor het onder de reikwijdte van het wapenhandelsverdrag brengen van dual-use goederen en «riot control» wapens. Internetfilterapparatuur valt volgens alle partners die hierover zijn benaderd niet onder de doelstellingen van dit verdrag.
Is het waar dat landen die lid zijn van de Coalition Freedom Online, doe door u in 2011 is opgericht, nog steeds de export van censuur technologie toestaan? Zo ja, in welke landen is dat nog steeds het geval?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze maakt u gebruikt van deze internationale coalitie om de export van censuurtechnologie als produkten voor tweeërlei gebruik middels de onderhandelingen voor een wapenhandelsverdrag te reguleren? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u deze vragen voor 14 juni 2012 beantwoorden?
Ik heb er naar gestreefd deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Homofobie in Oekraïne |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Gay Parade Kiev afgelast wegens geweld»?1
Ja.
Is het waar dat de politie niet in staat was de veiligheid van deelnemers te garanderen, dat bij de persconferentie van de organisatie van de Kiev Pride, waar bekend werd gemaakt dat het evenement werd afgeblazen, sprekers het zwijgen is opgelegd en dat deelnemers zijn mishandeld? Kunt u dit toelichten?
De eerste Kyiv Pride Parade, gepland voor zondag 20 mei jl., heeft geen doorgang kunnen vinden omdat er onvoldoende garantie bestond over de veiligheid van de deelnemers, ondanks afspraken met Gemeente Kiev en politie, en overleg met de Gay Alliance, die optrad namens diverse LGBT-organisaties. Tot het laatste moment is de locatie waar de parade zou plaatsvinden geheim gehouden. Toen duidelijk werd dat anti-homodemonstranten op de hoogte waren van de locatie en zich opmaakten voor een hardhandige confrontatie, hebben de organisatoren besloten de Kyiv Pride Parade af te blazen. Later op de dag heeft een persconferentie plaatsgevonden, waarop door de organisatoren de afgelasting van de Kyiv Pride Parade is toegelicht. Aan sprekers bij deze persconferentie is geen spreekverbod opgelegd. De gewelddadige mishandeling van twee deelnemers vond plaats na afloop van de persconferentie, toen zij op een taxi stonden te wachten.
Hoe beoordeelt u het handelen van de Oekraïense overheid? Kunt u dit toelichten?
Ik acht het handelen van de Oekraïense autoriteiten ontoereikend om een vreedzaam verloop van de manifestatie te garanderen.
Deelt u de mening dat de gebeurtenissen rond het aflasten van de Kiev Pride en de concept wetsvoorstellen die informatie over homoseksualiteit verbieden in Oekraïne in tegenspraak zijn met de afspraken over discriminatiebestrijding in het visaliberalisatieproces? Kunt u dit toelichten?
Op grond van het door de EU en Oekraïne gezamenlijk overeengekomen Actieplan voor Visumliberalisatie is Oekraïne verplicht om alomvattende anti-discriminatiewetgeving aan te nemen, conform aanbevelingen van de VN, de Raad van Europa, en de OVSE. Aanvaarding van voorgestelde wetgeving die uiting van en publicatie over homoseksueel gedrag zou verbieden acht ik hiermee in strijd.
Bent u bereid om in Europees verband de druk op de Oekraïense regering op te voeren om de wetsvoorstellen in te trekken of daar een veto over uit te spreken en om een goede anti-discriminatie wet in te voeren, inclusief seksuele oriëntatie, voordat verdere stappen in dit proces gezet kunnen worden? Kunt u dit toelichten?
Tijdens haar bezoek aan Oekraïne op 9 juni jl. in het kader van EK Voetbal, heeft minister Schippers gesproken met LGBT-organisaties in Kharkiv, die de minister hebben geïnformeerd over wijdverbreide intolerantie jegens LGBT in Oekraïne. Voor details van de gevoerde gesprekken verwijs ik naar het verslag van minister Schippers dat zij naar uw Kamer heeft gestuurd. In het EU-Oekraïne Subcomité voor Recht, Vrijheid en Veiligheid, dat op 31 mei en 1 juni jl. in Kiev plaatsvond, zijn de Oekraïense autoriteiten op Nederlandse instigatie uitdrukkelijk aangesproken op de voorgestelde wetgeving en de gebeurtenissen rond de afgelasting van de Kyiv Pride Parade. Ook bij andere gelegenheden wordt in Europees verband bij de Oekraïense autoriteiten aangedrongen op aanpassing van de voorgestelde wetgeving.
Welke overige stappen bent u bereid in Europees verband te nemen om er voor te zorgen dat homofobie wordt bestreden en de rechten van homo’s en lesbiennes worden gewaarborgd? Kunt u dit toelichten?
Zoals aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1155), is door mij en andere collega’s van EU-lidstaten in de Raad Buitenlandse Zaken van 14 mei jl. onderstreept dat van ondertekening van het Associatieakkoord met Oekraïne geen sprake kan zijn zolang geen zichtbare verbeteringen zijn opgetreden op het gebied van mensenrechten en rechtsstaat. Ook wordt Oekraïne er in het kader van de EU-Oekraïne-visumdialoog op gewezen, dat aanvaarding van een alomvattende anti-discriminatiewetgeving, conform aanbevelingen van de VN, de Raad van Europa, en de OVSE, een noodzakelijke voorwaarde is voor visumliberalisatie.
De komst van een geweldpredikende imam |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
Leers , Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Ben u bekend met het artikel «Sharia4Belgium naar Nederland»?1
Ja.
Op welke locatie en op welk tijdstip vindt de Global Shariah Conference plaats?
De organisatie heeft op internet aangekondigd dat de conferentie op zaterdag 26 mei vanaf 18:00 zal plaatsvinden. De precieze locatie is niet bekend gemaakt.
Bent u bekend met het gegeven dat de islamitische spreker Abu Imran veroordeeld is voor het oproepen tot geweld?
Op 10 februari 2012 is de genoemde spreker in België veroordeeld voor het aanzetten tot haat jegens niet-moslims en voor belaging van de echtgenoot van wijlen Marie-Rose Morel.
In hoeverre deelt u de visie dat personen die zich keren tegen de democratie en oproepen tot geweld een gevaar vormen voor de democratische rechtsorde?
Personen die hun volgelingen oproepen om hier geweld te plegen op basis van antidemocratische denkbeelden kunnen een gevaar vormen voor de democratische rechtsorde.
Bent u bereid de betreffende spreker, die moslims oproept tot geweld, de toegang tot Nederland te ontzeggen? Zo nee, waarom niet?
Ik verwacht niet dat genoemde persoon Nederland daadwerkelijk zal bezoeken. Marokko heeft België in 2008 om zijn uitlevering verzocht wegens handel in verdovende middelen. België levert echter geen Belgische staatsburgers uit aan Marokko. Indien betrokkene in Nederland zou worden aangetroffen doet zich een dergelijke belemmering niet voor.
De verhouding tussen de politie en buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Handhavingsbeleid gemeente veelvormig en versnipperd»?1 Kent u de paragraaf over gemeentebrigadiers in het hoofdstuk Veiligheid uit de nota «Keuzes voor de toekomst van Nederland»?2
Ja.
Deelt u de mening van de voorzitter van de Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie (SMVP) dat de politie een terugtrekkende beweging maakt vanwege de steeds ruimere taakstelling van buitengewone opsporingsambtenaren (boa's)? Zo ja, baart u dit zorgen en waarom? Zo nee, waarom niet?
Het verzorgen van veiligheid in het publieke domein is een zaak van alle betrokken partijen, niet alleen van de politie. De burgemeester kan diverse middelen inzetten bij het waarmaken van zijn verantwoordelijkheden op dit gebied. Eén van die middelen is de inzet van gemeentelijk toezicht en handhaving. Deze gemeentelijke buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s), werken naast en samen met de politie, niet in plaats van de politie. De taken van de boa’s en de (bekwaamheids)eisen waaraan zij dienen te voldoen, staan omschreven in de circulaire buitengewone opsporingsambtenaren en de daarin genoemde zes domeinen waar boa’s kunnen worden ingezet.3 Behoudens de pilot met de winkelboa’s, waarbij een (vooralsnog tijdelijke) uitbreiding van domein I (Openbare ruimte) plaatsvindt met opsporingsactiviteiten op het gebied van winkeldiefstal, zijn er geen uitbreidingen voorgenomen. De ontwikkelingen baren mij derhalve geen zorgen, temeer daar ook de bestuurlijke regie van de gemeente en de operationele regie vanuit de politie en het dagelijkse toezicht op de boa’s onverkort blijven gelden. Zie verder het antwoord op vraag 5.
Deelt u de conclusie van SMVP dat er sprake is van een wildgroei aan uniformen, taken en uitrusting van de boa’s? Zo ja, wat gaat u hier aan doen? Zo nee, hoe is de situatie dan wel?
De grote variatie aan uniformen voor gemeentelijke handhavers is mij bekend. Daarom heb ik in mijn brief van 5 maart jl. aan uw Kamer (Kamerstukken 28 684, nr. 340) aangegeven samen met de VNG te onderzoeken of één uniform voor gemeentelijke handhavers mogelijk is. De conclusie van het SMVP wat betreft de wildgroei van taken deel ik niet. De circulaire Boa bevat criteria voor de maximale toekenning van bevoegdheden en uitrusting. Hiervoor moet de noodzaak zijn aangetoond en dienen de boa’s te voldoen aan de criteria van betrouwbaarheid en bekwaamheid. Het is aan de gemeenten om samen met de politie en het OM te bepalen of zij het totale pakket aan bevoegdheden en uitrusting toegekend willen krijgen. Vervolgens wordt er door mij op de daartoe strekkende aanvraag beslist.
Deelt u de mening dat gemeentelijk beleid gericht op toezicht en handhaving veelvormig en versnipperd is, dat het opleidingsniveau van boa’s in gemeenten sterk wisselt en dat het de vraag is of de kwaliteit van optreden in alle gevallen gewaarborgd is? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat de taken en bevoegdheden van gemeentelijke toezichthouders en handhavers afgebakend en gestroomlijnd dienen te worden? Zo nee, waarom niet?
De taken en bevoegdheden zijn omschreven in de circulaire buitengewone opsporingsambtenaren. Hoe het gemeentelijk beleid voor toezicht en handhaving verder wordt vorm gegeven is aan de gemeenten zelf. De vormgeving van het beleid en de organisatie is immers mede afhankelijk van de lokale situatie, verantwoordelijkheden en prioriteiten. Ik ben niet voornemens hier verder wijzigingen in aan te brengen. Wel acht ik het van belang dat wordt gekomen tot een uniforme kwaliteitsverbetering van boa’s. Daarom ga ik de eisen aan de examinering van boa’s aanscherpen. Per 1 oktober a.s. worden boa’s en aspirant-boa’s niet meer alleen getoetst op kennis van wet- en regelgeving. Men moet voortaan ook aantonen dat men in staat is conflictsituaties te hanteren en daarbij ook over vaardigheden beschikt om de-escalerend te kunnen optreden. Voor de gemeentelijke boa’s komt er daarnaast een systeem van permanente her- en bijscholing.
Deelt u de mening dat de aansturing van boa’s en de operationele regie van de politie en samenwerking met de politie in veel gevallen tekort schiet en dat een integraal veiligheidsbeleid meestal een papieren werkelijkheid blijft? Zo ja, hoe gaat u dit verbeteren? Zo nee, waarom en op welke punten acht u de conclusies van SMVP dan niet adequaat?
Voor de lokale veiligheid in de gemeente is het integraal veiligheidsplan de basis. De gemeenteraad stelt daarbij de doelen en prioriteiten vast. Ter concretisering van het integraal veiligheidsplan overlegt het college van burgemeester en wethouders vervolgens met de partners hoe de taakverdeling bij het halen van die doelen er uit moet zien. De burgemeester en de officier van Justitie maken, in afstemming met de politie, in de driehoek afspraken over de taakverdeling tussen gemeentelijke toezichthouders en handhavers en de politie. Daarbij moeten ook de gevolgen voor de andere partijen aan bod komen. Handhavers moeten, voor zover zij opsporingstaken verrichten, samenwerken met de politie. De politie kan als direct toezichthouder tevens aanwijzingen geven aan een boa met het oog op de goede samenwerking. Op lokaal niveau geeft de politie aan de operationele regie verder vorm door ook toe te zien op de onderlinge operationele samenwerking, afspraken te maken over de dagelijkse uitvoeringspraktijk en de dagelijkse prioritering, het signaleren van misstanden en het verlenen van wederzijdse assistentie. Deze worden veelal in handhavingsarrangementen en werkafspraken neergelegd. Om dit meer uniform te laten plaatsvinden, ben ik voornemens deze concrete vormgeving van de operationele regierol ook in regelgeving vast te leggen.
Deelt u de mening dat, mede door de – ook door de SMVP geconstateerde – onduidelijke positie van boa’s, per gemeente één gemeentelijke handhavingsdienst moet komen in de vorm van gemeentebrigadiers, zoals verwoord in bovengenoemde nota? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
De veronderstelling dat het rapport van de SMVP noopt tot het oprichten van een gemeentelijke handhavingsdienst in de vorm van gemeentebrigadiers deel ik niet. Boa’s hebben een eigenstandige taak op het gebied van overlast en verloedering. Het gaat hier over relatief lichte overtredingen die desalniettemin grote invloed kunnen hebben op de leefbaarheid en de veiligheidsbeleving. De regelgeving en de daarvoor gestelde kaders zijn afdoende. Zoals uit mijn antwoord op vraag 2 blijkt, is het niet mijn intentie om de bevoegdheden van de boa verder uit te breiden, met uitzondering van de mogelijkheid om op te treden bij eenvoudige winkeldiefstal, de pilot met de winkelboa dus. De wijze waarop de betreffende taken binnen een gemeente worden vorm gegeven en hoe dit in de gemeentelijke organisatie wordt ingericht, is aan de gemeenten. Ook hier is geen aanleiding tot het stellen van nadere regels of het voorschrijven van de wijze waarop dit dient te gebeuren.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de taken en bevoegdheden van de boa’s ten opzichte van de nationale politie duidelijk worden ingekaderd?
Het wetsvoorstel tot vaststelling van een nieuwe Politiewet dat momenteel bij de Eerste Kamer aanhangig is (Kamerstukken 30 880) brengt geen verandering aan in het beleid ten aanzien van boa’s. Evenmin is de ontwikkeling dat gemeenten, naast de politie, ook eigen toezicht en handhaving inzetten, een gevolg van de in dat voorstel beoogde bestelwijziging. Gemeenten hebben al sinds 1994 de mogelijkheid om boa’s aan te stellen. De taken en bevoegdheden zijn in de bestaande regelgeving voldoende omschreven en ingekaderd. Dat gemeentelijke diensten straattoezicht en handhaving verzorgen binnen de domeinen die de circulaire boa’s noemt betekent overigens niet dat de politietaak hierdoor is ingeperkt. Wel kan onderling een taakverdeling worden gemaakt met daarbij afspraken over de wijze waarop en de intensiteit waarmee toezicht wordt gehouden. De afstemming van de inzet van de gemeentelijke straattoezicht- en handhavingsdiensten en de politie vindt plaats in de driehoek en dient gemaakt te worden op basis van lokale prioriteiten, kunde, verantwoordelijkheden en bevoegdheden.
De ontstane situatie in Ter Apel |
|
Sharon Dijksma (PvdA), Tofik Dibi (GL), Joël Voordewind (CU), Sharon Gesthuizen (GL), Gerard Schouw (D66) |
|
Leers |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Is het waar dat vandaag rond de klok van 15.20 uur een ontruiming van het tentenkamp van uitgeprocedeerden in Ter Apel is begonnen?
In mijn brief van 21 mei 2012 heb ik u gemeld dat ik de bewoners van het tentenkamp in Ter Apel onderdak heb aangeboden tot de komst van de Iraakse minister van Migratie medio juni 2012. Dit onderdak is echter niet vrijblijvend, maar dienstig aan terugkeer en is geboden aan deze specifieke groep in hun specifieke situatie. Hierdoor is het voortbestaan van het tentenkamp overbodig geworden. Dit heb ik in een persoonlijk gesprek met de woordvoerders van de Iraakse actievoerders nogmaals toegelicht.
Daags erna, op 22 mei 2012, heeft de burgemeester van Vlagtwedde, waar Ter Apel onder valt, vanuit haar verantwoordelijkheid voor de openbare orde aan de woordvoeders van de bewoners van het tentenkamp uitgelegd dat er verschillende inspecties hebben plaatsgevonden (gezondheid, brandveiligheid en watervoorziening). Op basis van deze inspecties heeft de burgemeester geconstateerd dat de veiligheid van de mensen in het kamp niet langer gegarandeerd kan worden. Om die reden is de burgemeester op 22 mei 2012 gestart met voorbereidingen om de actie te beëindigen. Daarbij heeft de burgemeester de woordvoerders met klem geadviseerd het aanbod tot tijdelijk onderdak te accepteren.
De woordvoerders van de Iraakse groep hebben heden laten weten dat ze ingaan op mijn aanbod. De groep Irakezen heeft hierop het terrein vrijwillig verlaten en wordt overgebracht naar verschillende locaties van het COA onder oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel volgens artikel 56 van de Vreemdelingenwet. De vrijheidsbeperkende maatregel maakt het mogelijk deze vreemdelingen in het zicht van de overheid te houden ter voorbereiding van terugkeer. Deze maatregel betekent dat de vreemdelingen de locatie van het COA mogen verlaten, maar wel verplicht zijn om binnen de grenzen van de gemeente te blijven waar de locatie van het COA is gevestigd. Ook zullen de vreemdelingen zich wekelijks moeten melden bij de Vreemdelingenpolitie. Met de groep Irakezen is afgesproken dat tot de komst van de Iraakse minister de terugkeeractiviteiten beperkt blijven tot activiteiten die informatief van aard zijn. Er vinden gedurende deze periode geen vertrekgesprekken plaats.
De overige bewoners van het tentenkamp zijn, behoudens enkele individuele uitzonderingen, voor zover op dit moment bekend, niet ingegaan op mijn aanbod.
In de middag van 23 mei 2012 heeft de burgemeester, gelet op de vrees voor de veiligheid en gezondheid van de aanwezige personen, een noodbevel en een noodverordening uitgevaardigd op grond van de gemeentewet. Op basis hiervan is de actievoerders aangezegd om hun actie te beëindigen. Indien het naar aanleiding hiervan komt tot staande houdingen van actie voerende vreemdelingen, zal hen een vrijheidsbeperkende maatregel worden opgelegd en zullen zij als nog in een vrijheidbeperkende locatie worden ondergebracht conform mijn brief van 21 mei 2012.
Met de noodverordening wordt voorkomen dat in de toekomst vreemdelingen opnieuw een tentenkamp oprichten in Ter Apel.
Conform mijn toezegging gedaan in het spoeddebat van 15 mei 2012, zal ik u schriftelijk zo spoedig mogelijk volledig informeren zodra de actie is afgelopen.
Wilt u de Kamer per ommegaande en uiterlijk vóór 17 uur vandaag, i.e. woensdag 23 mei, informeren over de stand van zaken? Kunt u hierbij ingaan op de toedracht en de gang van zaken bij de ontruiming alsmede de ontruiming in relatie tot het eerdaags dienende kort geding? Kunt u hierbij ook ingaan op de (medische) toestand waarin mensen die tot vandaag het tentenkamp bewoonden verkeren?
Zie antwoord vraag 1.
De sluiting van Klaver 6 |
|
Nine Kooiman , Renske Leijten |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Wat is uw reactie op de sluiting van Klaver 6, waardoor de zorg voor kinderen met een intensieve zorgvraag in gevaar komt? Wilt u uw antwoord toelichten?1
Ik heb de uitzending over «Klaver 6» gezien. Het gaat om zes zwaar- gehandicapte kinderen met een zeer intensieve zorgvraag. Philadelphia, de zorgaanbieder waar «Klaver 6» onderdeel van uitmaakt, is van plan de zorg voor deze kinderen anders te organiseren dan nu. De zorg dient niet in gevaar te komen. Dat hoeft ook niet bij een andere manier van organiseren.
Hoe neemt u de angst van de ouders weg die bang zijn dat de kwaliteit van leven van hun kinderen achteruit gaat in een grootschalige instelling? Wilt u uw antwoord toelichten?
In de uitzending is door mevrouw Prins, bestuursvoorzitter van Philadelphia, aangegeven dat het concept van kleinschalige zorg wordt gehandhaafd. De zorg wordt alleen – zo is het streven – op een andere locatie, kleinschalig bij elkaar en dus efficiënter, georganiseerd. De ouders zou ik willen meegeven ook met dit in het achterhoofd naar de voorstellen van Philadelphia te kijken. Ik zie op voorhand geen reden om ervan uit te gaan dat de kwaliteit van leven van de kinderen achteruit zou gaan. Bovendien ziet de inspectie er op toe dat er verantwoorde zorg wordt geleverd. Ik vraag de IGZ om extra alert te zijn gezien de emoties op dit moment.
De keuze om «Klaver 6» te sluiten en de zorg op een andere manier te organiseren is een besluit van de aanbieder. De Raad van Bestuur van Philadelphia is daar uiteindelijk verantwoordelijk voor. Ik benadruk dat deze keuze niet het gevolg is van een (aangekondigde) bezuinigingsmaatregel. In mijn beleid van bekostiging naar zorgzwaarte komen voor deze zorgintensieve kinderen gelden eerlijker beschikbaar dan voorheen, op basis van een «gemiddelde bedprijs».
Garandeert u dat deze kinderen goede zorg blijven behouden, zodat de kwaliteit van leven niet achteruit gaat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om de sluiting van Klaver 6 tegen te houden?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat juist de kleinschaligheid bijdraagt aan de menselijke maat van de zorg die deze kinderen krijgen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Kleinschaligheid kan inderdaad bijdragen aan zorg met menselijke maat. Dat kan op verschillende manieren gestalte krijgen. Het is mogelijk het concept kleinschalige zorg in een andere setting te handhaven door bijvoorbeeld meerdere kleinschalige woongroepen te clusteren. In elke woongroep kan dan de zorg zo georganiseerd zijn dat de menselijke maat bewaard blijft. Uit de woorden van mevrouw Prins maak ik op dat dit laatste de bedoeling is bij het anders organiseren van de zorg.
Erkent u dat juist het vaste team van medewerkers rust brengt bij de kinderen op Klaver 6? Wat gaat u doen om zorgaanbieder Philadelphia te stoppen met het uit elkaar halen van het vaste team? Kunt u uw antwoord toelichten?
Stabiliteit binnen een team van medewerkers is uiteraard van groot belang, zeker als het om een groep kwetsbare kinderen gaat. Het is bij uitstek een verantwoordelijkheid van zorgaanbieders om dit te realiseren.
Wat is uw reactie op de uitspraak van G. Prins dat de intensieve zorg die Klaver 6 biedt te duur is? Deelt u de mening dat het onverantwoord is dat Philadelphia op intensieve zorg wil bezuinigen? Wilt u uw antwoord toelichten?2
Mevrouw Prins heeft niet gezegd dat de zorg op zichzelf beschouwd te duur is. Het is ook niet zo dat Philadelphia op intensieve zorg gaat bezuinigen. Mevrouw Prins heeft aangegeven dat het aantal cliënten op de locatie te klein is voor een rendabele exploitatie. Daarom wil Philadelphia de zorg efficiënter organiseren, met behoud van het concept kleinschalige zorg. Dit zoals de zorg voor vergelijkbare cliënten in een kleinschalige setting in de instelling is georganiseerd.
De zorg is nu op (grote) afstand van andere locaties georganiseerd. Dat heeft belangrijke nadelen; zo kan bijvoorbeeld de nachtwacht niet gedeeld worden met aangrenzende groepen. De cliënten beschikken over een indicatie voor een passend ZZP, zodat aan hun zorgvraag tegemoet kan worden gekomen.
Hoe is te verklaren dat deze zorg te duur is, mede in het licht van het op kostprijs brengen van de ZZP’s (Zorgzwaartepakketten)? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is de kostenberekening van Philadelphia, en wat zijn de inkomsten? Bent u van mening dat de berekening reëel is?
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u het een voormalig zorgmanager van het jaar passen om kinderen en hun ouders die passende en menselijke zorg geregeld hebben, zo in onzekerheid te storten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 3.
Wat is het eigen vermogen van Philadelphia?
Het eigen vermogen bedraagt volgens de laatste jaarrekening € 38 759 281.
Erkent u dat Philadelphia in de afgelopen jaren het eigen vermogen heeft opgekrikt via de gelden die ze krijgen voor zorgverlening? Hoe oordeelt u over het niet besteden van zorggelden aan direct zorg, maar aan de vermogenspositie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is voor iedere organisatie belangrijk een gezonde vermogenspositie op te bouwen. Dat geldt dus ook voor zorgorganisaties.
Het eigen vermogen van Philadelphia als percentage van de opbrengst (de solvabiliteit) is 11,5% en daarmee lager dan de 15–20% die het Waarborgfonds voor de zorg adviseert.
Wat is het zogenaamde «vulpercentage» van de indicaties bij Philadelphia? Bent u bereid dit uit te zoeken?
Het vulpercentage is de term voor het percentage van een geïndiceerde klasse dat daadwerkelijk geleverd c.q. gebruikt wordt. Bij ZZP’s is er geen sprake van een vulpercentage daar er niet wordt geïndiceerd op uren, maar op bredere «pakketten». Het is aan de zorgkantoren om binnen de contracteerruimte afspraken te maken met zorgaanbieders die recht doen aan de indicaties van zorgvragers.
Hoeveel kleinschalige locaties binnen Philadelphia worden op dit moment bedreigd door het uiteen halen van het vaste team, dan wel het onderbrengen van bewoners in grootschaligere settings?
Op dit moment speelt dit alleen bij «Klaver 6», zo heeft Philadelphia mij laten weten.
Is u bekend hoeveel andere kleinschalige zorginstellingen, die intensieve zorg voor kinderen bieden, in gevaar zijn? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Wilt u uw antwoord toelichten?
Nee, dat is mij niet bekend. Ik heb tot dusver geen signalen ontvangen dat er andere kleinschalige zorginstellingen voor kinderen worden opgeheven.
Het is een eigen verantwoordelijkheid en keuze van zorgaanbieders om de zorg voor hun cliënten (binnen de kaders van de vigerende wet- en regelgeving) vorm te geven. Ex ante onderzoek lijkt me daarom niet opportuun.
De sluiting van de Erica Terpstrahal in Wezep |
|
Jeroen Dijsselbloem (PvdA) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
![]() |
Herinnert u zich de Glen Mills School, onderdeel van de Hoenderloo-groep, die in 1999 in Wezep (gemeente Oldebroek) werd geopend?1
Ja.
Is het waar dat uw ambtsvoorganger, mevrouw Terpstra, financiële middelen beschikbaar heeft gesteld voor de Glen Mills op de locatie van de voormalige Willem de Zwijgerkazerne?
In 1998 heeft mijn ambtsvoorganger, mevrouw Terpstra, in een Algemeen Overleg toegezegd de Glen Mills School voor een periode van vier jaar te financieren, afhankelijk van de resultaten. Van 1999 tot en met 2002 heeft de Glen Mills School een subsidie ontvangen voor 50 plaatsen à raison van 70 000 gulden per plek. Het bedrag is later opgehoogd met huisvestingskosten en OVA kosten. Dit bedrag was een all-in bedrag. Ook heeft Glen Mills subsidie gekregen voor de voorbereidingskosten. De subsidie was gebaseerd op het Besluit tijdelijke regeling bekostiging jeugdhulpverlening. Vanaf 1 januari 2003 is de projectsubsidie voor Glen Mills omgezet in een instellingssubsidie voor 50 plaatsen jeugdhulpverlening. In 2007 is de verantwoordelijkheid voor de jeugdhulpverlening overgedragen aan de provincies met het bijbehorende budget. Vanaf dat moment werd Glen Mills niet meer rechtstreeks door VWS gefinancierd.
Is het waar dat een moderne sportaccommodatie (gebouwd naar NOC*NSF-normen) onderdeel van deze investeringsbijdragen door het Rijk was?
De verstrekte subsidie was bedoeld voor 50 plaatsen jeugdhulpverlening inclusief huisvestingskosten. Deze huisvestingskosten betroffen de huur van de kazerne waar Glen Mills gevestigd was. Er was dus geen sprake van een investeringsbijdrage. VWS heeft geen bijdrage verstrekt voor de bouw van de sporthal.
Waren de Rijksbijdragen uitsluitend afkomstig van het ministerie van VWS of ook van het ministerie van Justitie of andere ministeries?
Niet alleen het ministerie van VWS maar ook het ministerie van Justitie financierde plaatsen bij de Glen Mills School. Het ministerie van OCW verstrekte een bijdrage voor het onderwijs op de Glen Mills School.
Onder welke voorwaarden werden de Rijksmiddelen beschikbaar gemaakt?
Bij de verstrekking van de projectsubsidie in 1999 zijn een aantal voorwaarden gesteld. Er moest een halfjaarlijks gesprek plaats vinden over de voortgang van het project Glen Mills. In de voortgangsrapportage moesten de behaalde resultaten worden vermeld, de personele bezetting en de kwaliteit van het personeel, het aanbod, de doorlooptijd en waar mogelijk de resultaten ten aanzien van de cliënten. Het ondernemingsplan dat in 1998 was opgesteld moest omgezet worden in een uitvoeringsplan met daarin alle gemaakte afspraken.
Daarnaast moest de begroting van de Glen Mills School het onderscheid tussen de VWS subsidie en subsidie van Justitie duidelijk zichtbaar maken.
Is het waar dat deze sportlocatie vervolgens uit dankbaarheid per ommegaande naar Erica Terpstra is vernoemd?
Ik ben niet op de hoogte van de beweegredenen die destijds zijn gehanteerd bij de naamgeving van de sporthal. Wel gebeurt het vaker dat sportaccommodaties worden vernoemd naar bekende (sport)personen.
Wie is eigenaar van deze met publieke middelen gefinancierde Erica Terpstrahal in Wezep, nu Glenn Mills niet meer bestaat?
De ondergrond van de sporthal is eigendom van woningcorporatie DeltaWonen uit Zwolle. Eigenaar van de opstal van de Erica Terpstrahal is de Hoenderloo-Groep/Pluryn. Er is sprake van een erfpachtovereenkomst tot 1 januari 2033.
Bent u bekend met het gegeven dat sinds 2010/2011 het lokale onderwijs (Agnieten College en de Johan Frisoschool) en enkele binnensportverenigingen de hal gebruiken voor verenigingsactiviteit, waarbij wordt gehuurd van de Hoenderloo groep via gemeente Oldebroek?
Ik heb van de gemeente Oldebroek vernomen dat deze de Erica Terpstra-hal vanaf oktober 2010 heeft gehuurd van de Hoenderloo-Groep/Pluryn ten behoeve van het lokale onderwijs (Agnieten College) en enkele lokale sportverenigingen.
Is het waar dat de Hoenderloo-groep (tijdens de nationale sportweek) de sportverenigingen op staande voet uit de hal heeft gezet als drukmiddel in de onderhandelingen met de emeente over de verkoop van de hal?
Ik heb begrepen dat de gemeente en de Hoenderloo-Groep/Pluryn in gesprek waren over overname van de sporthal door de gemeente Oldebroek. Afgesproken was de huur van de sporthal te beëindigen indien geen overeenstemming zou worden bereikt over de overname. Na het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Oldebroek om af te zien van aankoop van de sporthal, heeft de Hoenderloo- groep/ Pluryn, conform eerder gemaakte afspraak, de huur van de hal beëindigd.
Acht u het juist dat een sportaccommodatie die met publieke middelen is gebouwd nu opnieuw met publieke middelen moet worden overgenomen door de gemeente van de Hoenderloo-groep?
De sporthal lijkt grotendeels uit private middelen te zijn gefinancierd en dus in eigendom van een private partij. Hier heb ik geen zeggenschap over. Ten overvloede wijs ik u erop dat het rijk geen sportaccommodatiebeleid voert, anders dan bij noodzakelijke aanpassingen van accommodaties in verband met topsportevenementenbeleid.
Bent u bereid te bevorderen dat de Erica Terpstrahal wordt overgedragen aan de gemeente ten behoeve van het onderwijs en de sportverenigingen van Wezep?
Zie antwoord vraag 10.
Het teruglopende aantal vacatures en opdrachten voor zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) |
|
Mariëtte Hamer (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat het aantal vacatures in Nederland het afgelopen jaar met 14% is afgenomen?1
Ja.
Deelt u de mening dat de regering maatregelen moet nemen om het aantal vacatures in de sectoren met de grootste dalingen, namelijk de industrie, horeca, zorg en financiële sector, op peil te houden? Zo nee, waarom niet?
De beslissing al dan niet een vacature open te stellen in een bepaalde sector is aan de ondernemers/werkgevers in die sector. Verschillen in bijvoorbeeld technologische ontwikkeling – en daarmee in de ontwikkeling van arbeidsproductiviteit – vormen de drijvende kracht achter eventuele werkgelegenheidsverschuivingen.
De overheid draagt bij aan een gunstige werkgelegenheidsontwikkeling via een goed ondernemersklimaat, dat ondernemers de ruimte geeft om te groeien en desgewenst het personeelsbestand uit te breiden. Daarbij is ook van belang dat de arbeidskosten (zowel in financiële als in niet-financiële zin) zich gunstig ontwikkelen. Overigens behoort de werkloosheid in Nederland – inclusief de jeugdwerkloosheid – tot de laagste van Europa.
Hoeveel mensen zijn het afgelopen jaar nieuw ingestroomd op de arbeidsmarkt maar zijn werkloos gebleven, aangezien er onvoldoende vacatures waren?
Jaarlijks vinden veel verschuivingen plaats op de arbeidsmarkt. Schoolverlaters, herintreders en zij-instromers betreden de arbeidsmarkt, anderen gaan met pensioen, stoppen al dan niet tijdelijk met werken of verliezen hun baan. Arbeidsplaatsen worden geschrapt en op andere plekken ontstaan weer nieuwe banen. Uit CBS-cijfers blijkt dat in het derde kwartaal 2011 er een eenmalig extra aanbod was van jongeren tussen de 15 en 25 jaar. De bruto arbeidsparticipatie steeg in augustus en september sterk, terwijl deze anderhalf jaar constant was geweest. Relatief veel jongeren zijn in deze periode langer onderwijs blijven volgen, mogelijk bestond een deel van het extra aanbod uit jongeren die langer hebben doorgeleerd. Veel van de jongeren die in de zomer van 2011 in groteren getale de arbeidsmarkt op stroomden vonden ook daadwerkelijk een baan, getuige de eveneens stijgende netto arbeidparticipatie onder deze groep.
Wat was de toe- of afname van het aantal opdrachten van zzp’ers het afgelopen jaar? Deelt u de mening dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) hier melding van zou moeten maken?
Het aantal opdrachten van zzp’ers vormt geen bruikbare beleidsinformatie, omdat dit een diffuse eenheid betreft die op zichzelf geen informatie verschaft over de participatie van zzp’ers op de arbeidsmarkt. Informatie over de participatie en arbeidsduur van zzp’ers en de werkloosheid onder zzp’ers brengt het CBS reeds in afdoende mate in beeld.
Welke extra maatregelen neemt u om de dynamiek op de arbeidsmarkt te behouden, aangezien het Centraal Planbureau (CPB) raamt dat bij ongewijzigd beleid de werkloosheid in 2012 en 2013 verder oploopt en de gevolgen voor zzp’ers in deze voorspellingen nog niet eens zijn opgenomen?
Voor 2013 wordt een pakket aan bezuinigingen en hervormingen voorbereid om de Nederlandse economie verder te versterken. Onderdeel van dit pakket zijn ook maatregelen op het gebied van de WW en het ontslagrecht die tot doel hebben de dynamiek op de arbeidsmarkt te behouden, de kansen van werkzoekenden te verbeteren en de verschillen tussen vaste en tijdelijke werknemers te verkleinen.
Een gepland bezoek van de woordvoerder van Sharia4Belgium aan Nederland |
|
Sharon Dijksma (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
|
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het geplande bezoek van de woordvoerder van Sharia4Belgium, Fouad Belkacem, op zaterdag 26 mei 2012 aan Amsterdam en zijn deelname aan een bijeenkomst van Shariah4Holland1?
Wat doet u om te voorkomen dat op deze bijeenkomst strafbare feiten worden gepleegd?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek naar de ordeverstoringen en bedreigingen door genoemde organisaties van een debat in de Balie op 8 december 2011 over modernisering van de islam? Zijn er strafbare feiten geconstateerd in de Balie en is daar aangifte van gedaan? Is de heer Belkacem of de organisator van de bijeenkomst op 26 mei 2012 in deze zaak aan te merken als verdachte?
Bent u op de hoogte van de recente veroordeling van de woordvoerder van Sharia4Belgium voor belediging en smaad in België? Wilt u contact opnemen met uw Belgische collega over de uitvoering van deze straf en de wenselijkheid dat de veroordeelde het land verlaat?
Zijn de incidenten rond deze twee organisaties voor u reden om te vrezen voor de openbare orde bij de bijeenkomst in Amsterdam op zaterdag 26 mei 2012? Wat kunt u doen om dit gevaar af te wenden?
Ziet u mogelijkheden om de heer Belkacem tot ongewenst vreemdeling te verklaren? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen voor 25 mei 2012 beantwoorden?
Het bericht dat C1000 begint met een EK-oorlog |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «C1000 begint EK-oorlog»1?
Ja.
Kunt u – mede in het licht van de doelstelling van de Drank- en Horecawet om het overmatig alcoholgebruik tegen te gaan – aangeven hoe u tegen dergelijke bieroorlogen aankijkt? Bent u van mening dat dergelijke stuntprijsacties onwenselijk zijn?
Ik kan mij voorstellen dat goedkope drank aantrekkelijk is voor jongeren. Daarom voer ik ook een afgewogen beleid, waar naast voorlichting aan jongeren en ouders, ook prijsbeleid onderdeel van uitmaakt.
Ik zie drankgebruik onder jongeren als een probleem dat met name een lokale aanpak vergt. Ik ben dan ook voorstander van een aanpak op gemeentelijk niveau. Op 22 mei jl. is in de Eerste Kamer de wijziging van de Drank- en Horecawet aanvaard. Met die nieuwe wet hebben gemeenten straks meer instrumenten voor het inrichten van hun preventiebeleid gericht op alcoholgebruik onder jongeren. Burgemeesters krijgen met de nieuwe Drank- en Horecawet bijvoorbeeld extra bevoegdheden om op lokaal niveau ongewenste prijsacties met alcohol tegen te gaan, zoals stuntprijzen of happy hours.
Bent u bekend met de wetenschappelijke studies waaruit blijkt dat er een relatie is tussen de hoogte van de prijs van alcoholhoudende dranken en de omvang van de alcoholconsumptie en de schade die daaruit voortkomt2? Deelt u de mening dat met name minderjarigen en jongvolwassenen voor dergelijke stuntacties erg gevoelig zijn omdat ze én heel voordelig aan alcohol kunnen komen én worden gestimuleerd om heel veel alcohol te nuttigen? Vindt u dat ook onwenselijk?
Zie antwoord vraag 2.
Valt een dergelijke actie volgens u nog steeds onder de door de branche zelf opgestelde alcoholcode? Is een dergelijke actie in overeenstemming met de Europese richtlijn, waarin onder andere staat dat de reclame geen onmatig alcoholgebruik mag aanmoedigen?
In Nederland bestaat een stelsel van zelfregulering. Hiertoe heeft de branche een Reclamecode voor Alcoholhoudende Dranken opgesteld. In die code zijn ook beperkingen gesteld aan het gratis verstrekken van drank en de toelaatbaarheid van kortingsacties. Een korting mag maximaal 50% van de normale verkoopprijs bedragen. De actie van C1000 valt binnen die maximaal toegestane kortingspercentages. Bij overtreding van de Reclamecode kan de Reclame Code Commissie of het College van Beroep bij de reclamecode aangesloten bedrijven een boete opleggen.
Het kabinet hecht veel belang aan de zelfregulering, mede gelet op de langs die weg reeds bereikte beperkingen van reclame. Mede tegen die achtergrond is het kabinet niet voornemens verdergaande wettelijke maatregelen te nemen. Zoals ik heb toegelicht in het antwoord op de vorige vraag, ben ik voorstander van een lokale aanpak van alcoholgebruik onder jongeren. De gewijzigde
Drank- en Horecawet biedt daartoe voldoende handvatten.
Deelt u de mening dat het instrument van zelfregulering onvoldoende zwaar is, niet ver genoeg reikt en derhalve een onvoldoende bijdrage levert aan het alcoholpreventiebeleid richting jongeren? Bent u daarom alsnog bereid om artikel 15 van de Audiovisuele Mediadiensten Richtlijn (AVMDR) in de wet op te nemen?
Zie antwoord vraag 4.
Zou u voor het tegengaan van dergelijke landelijke stuntacties een landelijk verbod op het verkopen van alcoholhoudende dranken onder de kostprijs willen overwegen?
Ik vind dergelijke maatregelen een zaak waar lokale afwegingen noodzakelijk zijn. Daarom heb ik in de nieuwe Drank- en Horecawet extra verordenende bevoegdheden opgenomen voor burgemeesters om op lokaal niveau ongewenste prijsacties met alcohol tegen te gaan, zoals stuntprijzen of happy hours, in het belang van de volksgezondheid of de openbare orde. Deze vorm van lokaal maatwerk acht ik samen met de Reclamecode voor Alcoholhoudende Dranken afdoende. VWS is in zijn algemeenheid in gesprek met het CBL via het
Regulier Overleg Alcoholbeleid. Ik hoop wel dat er op lokaal niveau gesprekken met o.a. supermarkten plaatsvinden om alcoholgebruik onder jongeren verder te beperken.
Meier et al., (2008b). Independent review of the effects of alcohol pricing and promotion: Part B. Modelling the potential impact of pricing and promotion policies for alcohol in England: Results from the Sheffield Alcohol Policy Model Version 2008 (1–1). University of Sheffield, UK. Study commissioned by the Department of Health.
Meier, P. et al., (2009). Model-based appraisal of alcohol minimum pricing and off-licensed trade discount bans in Scotland. A Scottish adaptation of the Sheffield Alcohol Policy Model version 2.
Meier, P. (2009). Sheffield report analyses effects of minimum pricing for alcohol in Scotland. Quote opgehaald van: http://www.sheffield.ac.uk/mediacentre/2009/1351.html op 1 oktober 2009.
Bent u bereid om in overleg te treden met het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) om te bezien hoe soortgelijke stuntacties rondom het EK gestopt en voorkomen kunnen worden?
Zie antwoord vraag 6.
De veiligheid van bewoners van verpleeghuis Mariahoeve |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten over bewoners van verpleeghuis Mariahoeve die overleden zijn na het eten van een chloortablet en een plastic handschoen? Bent u bekend met het bericht dat de toediening van morfine door een verpleegster van ditzelfde verpleeghuis is stopgezet, zonder toestemming van een arts en de familie?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat dergelijke incidenten te allen tijde voorkomen kunnen worden?
Nee. Incidenten kunnen altijd gebeuren, hoe oplettend de zorgmedewerkers ook zijn of hoe gedegen het kwaliteitsbeleid van de zorginstelling ook is. Ik vind het echter essentieel dat er alles aan wordt gedaan om te voorkomen dat dergelijke vreselijke incidenten gebeuren. Een goed kwaliteitsbeleid en een actieve commissie melding incidenten binnen de zorginstelling zijn hiervoor van groot belang.
Wat vindt u ervan dat dit verpleeghuis pas actie onderneemt nadat dergelijke incidenten tot de dood geleid hebben?
Ik heb contact opgenomen met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). De IGZ constateert dat deze zorginstelling veel aandacht heeft voor de veiligheid van cliënten. De IGZ is van mening dat de zorginstelling de kwaliteit goed bewaakt, met name door een pro-actieve aanpak om incidenten zoveel mogelijk te voorkomen.
Zijn de beschreven incidenten allemaal gemeld bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg? Zo ja, wat heeft de Inspectie met de meldingen gedaan? Zo nee, welke actie gaat u ondernemen tegen organisatie Florence omdat de incidenten niet gemeld zijn?
Ja, de incidenten zijn gemeld bij de IGZ. De IGZ heeft de meldingen onderzocht. Aan de hand van de resultaten van het onderzoek zijn door de zorginstelling verbetermaatregelen genomen.
De zaak van het inslikken van de chloortablet is nog niet afgerond. Na afronding van het onderzoek zal de IGZ zich bezinnen op de te nemen maatregel.
Wanneer heeft de Inspectie voor het laatst een bezoek gebracht aan verpleeghuis Mariahoeve? Deelt u de mening dat dit verpleeghuis vaker, onaangekondigd bezocht moet gaan worden, al dan niet door «mystery guests»?
De IGZ heeft in 2010 en 2011 meerdere bezoeken gebracht aan zorginstelling Florence. De locatie Mariahoeve is niet specifiek bezocht. Zoals ik al in antwoord 4 aangeef, zal de IGZ zich nog bezinnen op de te nemen maatregelen wanneer het onderzoek naar het incident is afgerond.