Het bericht “Afghaanse tolk vreest bijltjesdag” |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Wassila Hachchi (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Afghaanse tolk vreest bijltjesdag»?1
We hebben kennis genomen van het artikel.
Heeft u onderzocht of Afghaanse tolken en andere medewerkers gevaar lopen na het transitieproces en de terugtrekking van de internationale aanwezigheid in algemene zin en de Nederlandse aanwezigheid in Kunduz in specifieke zin?
Hoe de situatie zich na de terugtrekking van de internationale, inclusief Nederlandse, aanwezigheid zal ontwikkelen, valt op dit moment niet te voorzien. Ook is onzeker welk gevolgen dat heeft voor de veiligheid van de Afghaanse medewerkers. Wel zijn al enkele veiligheidsmaatregelen getroffen voor Afghanen die voor Nederland werken en is een inventarisatie gemaakt van Afghaans personeel dat voor Nederland gewerkt heeft (zie ook antwoord op vraag2.
Hoeveel Afghanen werken met Nederland samen in Kunduz onder Nederlands contract?
Vier Afghanen hebben een tijdelijk contract met de Nederlandse ambassade in Kaboel als monitors van door Nederland gefinancierde projecten. Bij het vertrek van Nederland uit Kunduz wordt hun contract overgenomen door het Duitse Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit (GIZ). Daarnaast is één chauffeur die in Kunduz werkt formeel in dienst van de Nederlandse Ambassade in Kaboel.
De zestien Afghaanse tolken die werk verrichten voor de Nederlandse missie staan onder contract van de Duitse administratie.
Zijn er in het kader van dit samenwerkingsverband asielaanvragen gedaan? Zo ja, hoeveel? Zo neen, verwacht u deze?
Voor zover bekend hebben de in antwoord 3 genoemde Afghanen die onder Nederlands contract in Kunduz werken geen asielaanvragen gedaan. Overigens registreert de IND informatie niet op dit niveau.
Bent u van mening dat deze Afghanen, mochten zij een asielaanvraag doen, het reguliere proces moeten doorlopen of is er een lichter regime van kracht? Wat zijn de kenmerken van dit mogelijke lichtere regime?
Mensen die in levensgevaar verkeren omdat zij voor de Nederlandse missie gewerkt hebben, moeten op steun kunnen rekenen. Asielaanvragen worden op individuele basis beoordeeld, waarbij de specifieke situatie van de betrokken Afghaan, mede in relatie tot zijn werkzaamheden voor Nederland in Afghanistan, beoordeeld wordt tegen de achtergrond van de actuele situatie in Afghanistan. We zien geen aanleiding voor een bijzondere (collectieve) regeling.
Heeft u contact met uw Duitse collega over de bescherming van de positie van deze Afghanen na de transitie en terugtrekking? Zo ja, wat behelst dit contact?
Hierover is contact met Duitsland omdat Afghaans personeel dat voor Nederland werkt of heeft gewerkt een Duits contract heeft. Duitsland heeft bevestigd verantwoordelijk te zijn voor al het personeel dat een Duits contract heeft en neemt elk verzoek afzonderlijk in beschouwing.
Het bericht dat 800 huishoudelijk verzorgenden ontslagen worden |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Erkent u dat het ontslag van 800 thuiszorgmedewerkers door uw beleid komt? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Naar ik heb begrepen heeft de zorgorganisatie Sensire ervoor gekozen om voor 800 thuishulpen die werkzaam zijn bij Thuishulp Sensire B.V. ontslag aan te vragen. De achtergrond van deze aanvraag is volgens Sensire gelegen in het financiële risico dat zij zien voor de continuïteit van haar diensten als gevolg van onduidelijkheid over gemeentelijk beleid ten aanzien van de huishoudelijke hulp vanaf 2014. Het huidige contract van Sensire eindigt per 1 januari 2014. Het is een afweging van de organisatie zelf, welke keuzes zij maakt en op welke wijze ze daarbij anticipeert op mogelijke veranderingen en haar personeelsomvang aanpast. Het is aan de betreffende gemeenten om te voorzien in de continuïteit van de ondersteuning en tijdig daartoe één of meerdere aanbieders te contracteren.
In mijn brief aan u van 25 april 20132 heb ik aangegeven dat ik de voorgenomen maatregelen op het terrein van huishoudelijke hulp op een tweetal onderdelen heb verzacht. De huishoudelijke hulp blijft in 2014 voor nieuwe cliënten beschikbaar en vanaf 2015 worden de middelen beperkt tot 60% in plaats van tot 25%.
Hoeveel mensen zullen hun vertrouwde thuiszorgmedewerker verliezen? Wat is uw oordeel daarover?
Op dit moment valt niet te zeggen of het mogelijk blijft dat mensen hun vertrouwde thuiszorgmedewerker in 2014 kunnen behouden. Dat hangt namelijk af van de wijze waarop de betrokken gemeenten (Lochem, Bronckhorst, Doetinchem, Oost Gelre, Berkelland, Winterswijk, Aalten en Oude IJsselstreek) hun beleid ten aanzien van de huishoudelijke hulp gaan vormgeven en welke aanbieder(s) zij gaan contracteren. De besluitvorming in de betrokken gemeenten is nog gaande. Hierbij geldt de waarborg van artikel 10 van de Wmo, welke bepaling nieuwe aanbieders verplicht om met de oude aanbieders te overleggen over de overname van betrokken personeel. De gemeenten hebben de taak erop toe te zien dat dit overleg wordt gevoerd.
Hoe kunnen gemeenten hun taken uitvoeren als een grote zorgaanbieder staakt met het aanbieden van huishoudelijke verzorging? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het huidige contract dat Sensire heeft met de acht gemeenten eindigt per 1 januari 2014. Omdat het contract al tweemaal was verlengd, zouden gemeenten verplicht zijn om aan- of in te besteden. Afhankelijk van de gekozen procedure zouden andere thuiszorgaanbieders ook kunnen inschrijven op de opdracht. Ik heb onvoldoende aanleiding om te veronderstellen dat gemeenten in grote problemen komen als een zorgaanbieder besluit om ontslag aan te vragen voor haar medewerkers.
Deelt u de mening dat gemeenten in grote problemen komen wanneer zorgaanbieders besluiten zich terug te trekken? Zo ja, welke maatregelen gaat u hiertegen treffen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Baart het u ook zorgen dat zorgaanbieders aangeven dat zij de zorgverlening staken omdat het financieel niet haalbaar is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik onder 1 heb aangegeven is het aan de zorgaanbieders om afwegingen te maken die hun onderneming betreffen. Bij een aflopend contract heeft een zorgaanbieder niet de garantie dat hij ook een nieuw contract bij de gemeente zal verwerven. Ik heb niet het beeld dat de financiële haalbaarheid van de zorgverlening in zijn algemeenheid in het geding is. De continuïteit van de zorgverlening is gebaat bij goed opdrachtgeverschap van gemeenten en goed opdrachtnemerschap van aanbieders. Ter ondersteuning daarvan heb ik in 2012 en dit jaar handreikingen opgesteld, namelijk een handreiking voor gemeenten en aanbieders waarin de stappen beschreven staan om goed opdrachtgever- en opdrachtnemerschap te realiseren, en een handreiking voor gemeenten om te komen tot reële basistarieven voor de huishoudelijke hulp.
Ook de komende tijd zal ik gemeenten en aanbieders verder ondersteunen tijdens de transitie om te komen tot een nieuw stelsel voor zorg en ondersteuning. Het thema opdrachtgeverschap zal daar een belangrijke rol in spelen. Door in overleg met VNG en andere partijen een transitieplan op te stellen heb ik er vertrouwen in dat het goed mogelijk blijft voor aanbieders om zorgverlening te blijven bieden.
Hoe ziet u uw systeemverantwoordelijkheid voor de huishoudelijke verzorging als grote aanbieders hun zorgverlening staken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft u zelf wel eens meegelopen met huishoudelijk verzorgenden, en bent u er wel van op de hoogte hoe belangrijk het werk van huishoudelijk verzorgenden zijn? Zo ja, hoe kunt u dan akkoord gaan met deze bezuinigingen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben er van op de hoogte hoe belangrijk huishoudelijke ondersteuning is voor die mensen die hierop zijn aangewezen en deze ondersteuning niet zelf kunnen organiseren.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat er geen 800 ontslagen vallen bij Sensire, en dat mensen straks niet thuis zitten zonder hun huishoudelijke verzorging? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 heb aangegeven, is het een afweging van de organisatie zelf op welke wijze ze anticiperen op mogelijke veranderingen en vervolgens hun personeelsomvang aanpassen. Het is niet aan mij om in deze afweging te treden. Het is aan de betrokken gemeenten om vanaf 2014 de mensen voor wie huishoudelijke hulp noodzakelijk is, ondersteuning te bieden.
Hoeveel andere zorgaanbieders hebben besloten om te stoppen met het aanbieden van huishoudelijke verzorging? Welke zorgaanbieders zijn dit en hoeveel ontslagen zijn hiermee gemoeid?
Deze informatie is mij niet bekend. Wel blijf ik de situatie op de arbeidsmarkt nauwlettend volgen in het kader van het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn dat ik samen met sociale partners laat uitvoeren. Ook de uitkomsten van de Arbeidsmarkteffectrapportage kunnen hier inzichten opleveren. De eerste effectrapportage wordt komende zomer naar de Kamer verzonden.
Het bericht ‘vervolging om fraude met scharreleieren’ |
|
Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht waarin staat dat er eieren verkocht zijn als scharreleieren zonder dat was voldaan aan de daarvoor gestelde norm van bijvoorbeeld vloeroppervlakte voor de kippen?1
Ja.
Kunt u aangeven op welke wijze de controle op de echtheid van de keurmerken tot stand komt? Acht u deze werkwijze afdoende? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De handelsnormen voor kooi-, scharrel- en vrije uitloopeieren, zoals vastgelegd in de Europese handelsnormenverordening, bepalen aan welke voorschriften de betreffende houderijsystemen dienen te voldoen. Een deel van de voorschriften van deze handelsnormen, zoals de bezettingsdichtheid, is gekoppeld aan de welzijnsregelgeving voor legpluimveehouderijen in het Legkippenbesluit 2003.
De Nederlandse Controle Autoriteit Eieren (NCAE) (onderdeel van het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ) controleert als publiekrechtelijke toezichthouder ingevolge de Wet dieren de handelsnormen voor kooi-, scharrel- en vrije uitloopeieren. De NCAE controleert minimaal één keer per jaar elk legpluimveebedrijf. Wanneer een legpluimveebedrijf deelneemt aan het private kwaliteitsysteem IKB-Ei controleert de NCAE één keer per drie jaar. De controles vinden onaangekondigd plaats. Per stal controleert de NCAE of het aantal legkippen aan de hand van de afleveringsformulieren overeenkomt met het maximaal aantal legkippen dat volgens het stalmetingsrapport aanwezig mag zijn. Dit rapport geeft aan hoeveel legkippen op basis van de afmetingen van de stal en de wettelijke eisen ten aanzien van de bezettingsdichtheid in de betreffende stal mogen worden gehouden.
Het op fysieke wijze exact vaststellen van het aantal legkippen in scharrel- en vrije uitloopstallen, waar grote aantallen dieren vrij rondlopen in de stallen, is praktisch gezien niet mogelijk. De NCAE controleert de bezettingsdichtheid op basis van de administratie, waarin de legpluimveehouder verplicht is een aantal gegevens te registreren. Het gaat hierbij onder andere om het aantal aanwezige leghennen, de registratie van de dagelijkse eiproductie, de hoeveelheid afgeleverde eieren en contactgegevens van de afnemers.
Sanctionering van overtredingen van de handelsnormen kan plaatsvinden via tuchtrecht of strafrecht. De NCAE heeft geen bevoegdheid voor het verrichten van opsporingsonderzoek. Dit is een bevoegdheid van de NVWA.
Stichting Skal controleert als publiekrechtelijke toezichthouder op basis van de Landbouwkwaliteitswet of het keurmerk voor biologische eieren voldoet aan de voorschriften van de biologische regelgeving. Skal controleert minimaal één keer per jaar elk biologisch legpluimveebedrijf. De controles vinden zowel onaangekondigd als aangekondigd plaats. Tijdens de jaarlijkse controle wordt nagegaan of de afzet van het geregistreerde aantal biologische eieren mogelijk is met het aantal opgezette legkippen volgens de afleveringsformulieren, de aangekochte hoeveelheid veevoer en de mestproductie. Bij vermoedens van overbezetting wordt de administratie opgevraagd en verricht Skal aanvullend onderzoek of het aantal afgeleverde eieren overeenkomt met de door de afnemer geregistreerde aanvoer van de eieren. Vanwege de voorwaarde dat biologische leghennen in compartimenten van 3.000 dieren moeten worden gehouden, is een forse overbezetting visueel zichtbaar. Sanctionering van overtredingen van de normen uit de biologische regelgeving vindt plaats via tuchtrecht of strafrecht.
Mijn vertrekpunt is dat de pluimveehouder primair verantwoordelijk is voor het voldoen aan de wettelijke normen voor de bezetting en het aantal dieren in de stallen. Frauderende ondernemers, die zich niet aan de regels houden, kunnen op een harde aanpak rekenen. Dit schaadt het consumentenvertrouwen en brengt de goede naam van Nederland als pluimveeproductie- en exportland in gevaar.
Naar aanleiding van het nog lopende onderzoek naar fraude met eieren wordt het toezicht in de eierketen op dit moment nader geanalyseerd en wordt nagegaan welke mogelijkheden er zijn om de huidige gehanteerde toezichtsystematiek op de bezettingsdichtheid op legpluimveebedrijven te versterken. Uitgangspunt hierbij is of de feitelijke bezettingsdichtheid op deze bedrijven overeenkomt met de administratie. Ik zal uw Kamer over de resultaten informeren.
Kan het zijn dat dergelijke fraude met scharreleieren ook in andere sectoren voorkomt, bijvoorbeeld bij scharrelvlees van varkens? Zo nee, waarom niet? Op welke wijze vindt de controle hierop plaats? Acht u deze werkwijze afdoende? Zo ja waarom? Zo nee, waarom niet?
In andere sectoren zoals de varkenshouderij is het risico op fraude gering omdat de dieren in veel kleinere groepen worden gehouden dan in de pluimveestallen. Het aantal dieren in de stallen kan bij controles door de betreffende toezichthouders fysiek worden gecontroleerd.
Voor de productie van scharrelvarkensvlees gelden geen wettelijke normen. Er is een aantal private stelsels met productie voorwaarden voor scharrelvarkensvlees, waaronder het Beter Leven kenmerk van de Dierenbescherming. De controles in het kader van het Beter Leven kenmerk vinden plaats door geaccrediteerde Certificerende Instellingen, die ook betrokken zijn bij de controles van private kwaliteitsystemen (IKB). Deze instellingen voeren jaarlijks bij de deelnemende veehouderijbedrijven een controle uit van de productievoorwaarden van het Beter Leven kenmerk, waaronder de bezettingsdichtheid. Wanneer bij deze controle geen afwijkingen zijn geconstateerd wordt het Beter Leven certificaat afgegeven voor een periode van één jaar. In het kader van het toezicht op de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (onderdeel Stimuleringsregeling diervriendelijk produceren) voert de NVWA jaarlijks een audit uit van het Beter Leven kenmerk.
Het ingezetenencriterium en de bestrijding van straathandel |
|
Ard van der Steur (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de invoering van het ingezetenencriterium in het coffeeshopbeleid?
Ja.
Hoe beoordeelt u de berichten waaruit zou blijken dat de straathandel en de straatoverlast ernstig zouden zijn toegenomen in de regio waarin het ingezetenencriterium wordt gehandhaafd?
Het algemene beeld uit de informatie waarover ik beschik van de coffeeshopgemeenten in het zuiden van het land is dat de overlast sinds de afschaffing van het besloten clubcriterium is afgenomen. Er is minder overlast en de illegale markt wordt aangepakt. Dit beeld is onlangs nog bevestigd in een onderzoek van de politie academie over Maastricht. Sinds in mei de coffeeshops in Maastricht weer zijn gaan verkopen aan niet-ingezetenen, is de overlast weer toegenomen. We moeten niet terug naar de oude situatie, waarin drugstoeristen de stad overspoelden en veel overlast met zich meebrachten.
Limburgse coffeeshopgemeenten hebben de behoefte aan extra capaciteit uitgesproken. Ik ben bereid te ondersteunen waar nodig. Van een enkele gemeente zoals Roermond en Venray heb ik het signaal dat zij overlast ervaren van illegale handel, met name door bestaande jeugdgroepen. Met deze gemeenten heb ik goed contact over de aanpak van jeugdgroepen en overlast. Waar nodig is en wordt concrete hulp gegeven.
Hoe beoordeelt u de berichten waaruit zou blijken dat er onvoldoende effectief wordt opgetreden tegen straathandel en straatoverlast? Wat doet u concreet om de betreffende gemeenten, zoals met name Maastricht, te ondersteunen bij de strijd tegen straathandel en straatoverlast?
Zie antwoord vraag 2.
Kent u de uitspraak van de bestuursrechter in Maastricht over de sluiting van coffeeshops? Wat zijn naar uw oordeel de gevolgen van deze uitspraak en hoe beoordeelt u die gevolgen? Wat gaat u doen om eventuele negatieve gevolgen te keren?
Zoals ik uw Kamer meldde in mijn brief van 19 november 2012 is de invoering van het ingezetenencriterium succesvol. De toestroom van drugstoeristen is afgenomen en coffeeshops zijn de facto kleiner en meer beheersbaar geworden. Dit beeld is onlangs nog bevestigd in een onderzoek van de Politieacademie over Maastricht. Ook in Zeeland en Brabant wordt dit beeld bevestigd door onderzoek van de Politieacademie.
Sinds in mei 2013 de coffeeshops in Maastricht – naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank Maastricht van 25 april jongstleden – weer zijn gaan verkopen aan niet-ingezetenen is het succesvolle beeld ten aanzien van de invoering van het ingezetenencriterium verstoord. Tegen de uitspraak van de rechtbank wordt door de gemeente Maastricht hoger beroep ingesteld, mede in het licht van de uitspraken van Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 juni 2011 (LJN: BQ9684), de voorzieningenrechter te Den Haag van 27 april 2012 (LJN:BW4211) en het gerechtshof te Den Haag van 18 december 2012 (LJN: BY6073).
Is er voldoende capaciteit bij Openbaar Ministerie en de politie beschikbaar om in zuid-Nederland de straathandel en straatoverlast effectief te bestrijden? Wat hebt u concreet aan capaciteit beschikbaar gesteld en hoe is die ingezet? Welke maatregelen neemt u verder nog?
Ja, er is voldoende capaciteit in Zuid Nederland om de straathandel en straatoverlast effectief te bestrijden. De situatie wordt nauwlettend gevolgd. De gemeente Maastricht heeft nu extra capaciteit gekregen door een herschikking binnen de eenheid Limburg. Ik zal binnenkort naar Maastricht gaan waar ik ter plaatse de situatie zal bekijken en bespreken.
Klopt het dat het ingezetenencriterium landelijk is ingevoerd? In welke gemeenten wordt nu op handhaving daarvan ingezet? Wanneer voorziet u dat dit landelijk dekkend zal zijn, gegeven het afgesproken maatwerk in de betreffende gemeenten?
Ja, per 1 januari 2013 is het ingezetenencriterium landelijk ingevoerd. De handhaving geschiedt in overleg met de betrokken gemeenten en zo nodig gefaseerd, waarbij wordt aangesloten bij het lokale coffeeshop- en veiligheidsbeleid zodat er sprake is van lokaal maatwerk. Ik heb vertrouwen in de aanpak van het lokale gezag. De lokale driehoek weet het beste welke aanpak goed aansluit op het lokale veiligheid- en coffeeshopbeleid.
Zoals eerder toegezegd aan uw Kamer kom ik voor het zomerreces met een tussenstand over de invulling van het lokaal maatwerk in de gemeenten in Nederland.
Kunt u de Kamer voorzien van de cijfers omtrent de aanpak van grootschalige illegale hennepteelt in Nederland, omtrent de aanpak van drugstoerisme en omtrent de overlast van straathandel?
Er worden meer dan 5.000 hennepplantages per jaar geruimd. Daarnaast is er sprake van een stijging in het aantal onderzoeken naar criminele samenwerkingsverbanden op het gebied van hennepteelt. In 2009 waren er 46 projectmatige onderzoeken naar grootschalige hennepteelt, in 2012 waren dit er 77.
In de in antwoord op vraag 6 genoemde brief aan uw Kamer zal ik ook ingaan op het kwantitatieve beeld over 2013 met betrekking tot drugsgerelateerde overlast.
Het bericht "Almere nieuwe schaatscentrum" |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Lutz Jacobi (PvdA), Jacques Monasch (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het item: «Almere nieuwe schaatscentrum»?1
Ja
Weet u dat de KNSB zich reeds twee jaar geleden heeft gecommitteerd aan Thialf als het schaatscentrum van Nederland? Hoe beoordeelt u de betrouwbaarheid van de KNSB jegens Thialf wanneer deze toezeggingen terzijde worden geschoven?
Navraag bij de KNSB heeft mij geleerd dat de KNSB destijds op verzoek van de provincie een brief heeft geschreven met de kennis van toen, waarbij de twee andere initiatieven nog geen vaste vorm hadden. Zoals bekend hebben de KNSB en NOC*NSF op 27 februari jl. een tenderprocedure ingericht waaraan de drie partijen (Thialf Heerenveen, Icedome Almere en TranSportium Zoetermeer) zich hebben gecommitteerd. De betrouwbaarheid van de KNSB is daarmee naar mijn oordeel niet in het geding.
Bent u bereid inzage te geven in de overwegingen en criteria die gespeeld hebben rondom de toewijzing van deze nieuwe schaatsaccommodatie aan de gemeente Almere?
Het ministerie van VWS is niet betrokken bij de beoordeling en keuze voor één van de drie initiatieven. De KNSB en NOC*NSF hebben in overleg met de drie betrokken initiatiefnemers diverse criteria opgesteld en zij nemen de definitieve beslissing.
In hoeverre is het feit dat de provincie en Thialf de renovatie betalen meegewogen met het financiële argument om Almere aan te wijzen als locatie voor het nieuwe schaatscentrum?
Zie antwoord vraag 3
Deelt u de zorg dat het verdwijnen van Thialf uit Heerenveen verregaande gevolgen heeft voor de werkgelegenheid in de regio, de internationale statuur als topsportregio, de jeugdopleiding die daar is gevestigd, alsook de status van Thialf als nationaal en internationaal icoon voor schaatsplezier?
Dat is op dit moment nog niet aan de orde. Het is nog te vroeg om in dit stadium conclusies te trekken. Het is van belang dat eerst de definitieve keuze van NOC*NSF en de KNSB afgewacht wordt op 15 augustus 2013.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de KNSB en de provincie over een oplossing voor de aldus ontstane problematiek?
Nee, zie de antwoorden op de vragen 2 en 3.
Haaien als attractie in een club |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht «Haaien nieuwe attractie op Arnhemse Korenmarkt»?1
Ja.
Is het waar dat er plannen zijn voor een permanent aquarium met haaien in een club in Arnhem? Zo ja, wat vindt u ervan dat twee haaien opgesloten worden in een aquarium van 5,5 bij 2 meter ter vermaak en het aantrekken van bezoekers? Deelt u de mening dat (het risico op) aantasting van het welzijn van dieren niet te verantwoorden is voor dergelijke doelen?
Er bestaan plannen voor een aquarium in een club in Arnhem. Bij navraag bleek dat het aquarium een omvang krijgt van 500 cm lengte, 90 cm diepte en 130 cm hoogte. In het aquarium worden enkele gekweekte kleine haaiensoorten en groupersoorten van circa 30 cm lengte gehouden. Mogelijk komen daar nog enkele vissoorten bij. Het hangt van de inrichting van het aquarium en de directe omgeving ervan af of de natuurlijke leefomgeving benaderd wordt.
Het is mogelijk dat in een omgeving met een hoge geluidsdruk het geluid wordt overgedragen naar het zeewater in een aquarium. Het is bekend dat geluiden vissen, haaien en roggen kunnen verstoren. Dit kan ook het geval zijn met bepaalde geluidsfrequenties, zoals die voorkomen in een bar/dancing, trillingen veroorzaakt door dansende mensen en het gebruik van licht. Wanneer deze drie factoren zich tegelijkertijd voordoen is het mogelijk dat de dieren in een aquarium te veel worden belast en dat de biologische klok van de vissen wordt verstoord.
Het welzijn en de gezondheid van dieren in allerlei situaties wordt beschermd door artikel 36, lid 1, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Het is verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van een dier te benadelen. Mocht dit aan de orde zijn dan behoort een aquarium als aankleding van de ruimte wat mij betreft niet tot de categorie redelijke doelen. Op dit moment doet de situatie zich echter nog niet voor in de betreffende club. Ik heb de NVWA verzocht hiernaar nader onderzoek te doen.
Wat is de rol van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) als een dergelijk plan naar buiten komt? Is het waar dat er vooraf geen toetsing plaatsvindt op het welzijn van de dieren? Zo neen, hoe zit het dan?
De dierenwelzijnswetgeving kent, met uitzondering van het Dierentuinenbesluit, geen bepalingen waar toetsing van dergelijke plannen vooraf is voorgeschreven. Het Dierentuinenbesluit is in dit geval niet van toepassing. Wanneer een dergelijk plan naar buiten komt, maar niet is uitgevoerd, is er derhalve op dat moment nog geen rol voor de NVWA. Dit is wel het geval op het moment dat plannen worden gerealiseerd.
Kunt u bevestigen dat haaien gevoelig zijn voor geluid en gestresst kunnen raken in een klein aquarium in de omgeving van een club? Deelt u de mening dat een aquarium in een club geen natuurlijke leefomgeving is voor dieren en dit ook nooit zal worden? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de plannen om haaien te gebruiken als attractie tegen te houden? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid het houden van haaien als gezelschapsdieren in de toekomst te verbieden via de positieflijst waar de Kamer om heeft gevraagd? Wanneer kan de Kamer uw voorstel voor de positieflijst verwachten?
Op 19 juni jl. is een brief over de positieflijst over te houden zoogdieren naar de Tweede Kamer gestuurd, waarnaar ik kortheidshalve wil verwijzen.
Veiligheid van stationsgebieden bij vervoer gevaarlijke stoffen |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Riolering in stationsgebied aanpassen kan ramp voorkomen»?1
Ja.
Deelt u de mening van het hoofd Adviesgroep Stedelijk water en Riolering van Arcadis dat er wettelijke eisen moeten komen voor de riolering bij spoorlocaties, bijvoorbeeld over het verplicht scheiden van hemelwater en afvalwater op deze locaties bij aanleg of vervanging van riolering?
Zie antwoord 3.
Bent u bereid in samenwerking met de gemeenten het riool op de meest risicovolle spoorlocaties in kaart te brengen en te bezien of risico’s op deze locaties kunnen worden geïsoleerd door het aanbrengen van afsluitkleppen en door het realiseren van bergbezinkbassins?
Qua verantwoordelijkheidsverdeling is het zo geregeld dat de gemeente de zorgplicht heeft voor de inzameling en transport van stedelijk afvalwater en voor de doelmatige inzameling van afvloeiend hemelwater. Ook moeten gemeenten voorbereid zijn op eventuele (milieu)incidenten en calamiteiten die te maken hebben met riolering én op de bestrijding daarvan. Dat wil zeggen dat de rioleringsbeheerder (met als eindverantwoordelijke Burgemeester & Wethouders) de voorbereiding op incidenten op zich moet nemen.
De Leidraad Riolering module C4100 «Voorbereiden op incidenten en calamiteiten» is specifiek voor dit doel opgesteld en geeft aan op welke wijze gemeenten zich goed kunnen voorbereiden op rioleringsgerelateerde incidenten en calamiteiten. In de leidraad zijn van dergelijke incidenten enkele voorbeelden opgenomen, waaronder ook de verspreiding van giftige gassen in de riolering. De veiligheidsrisico's spelen hier vaak een belangrijke rol in.
In potentie zijn er vele type incidenten of calamiteiten met gevaarlijke stoffen denkbaar die gerelateerd zijn aan het rioleringsstelsel. Niet alleen op het spoor, maar ook op andere plekken zoals op de weg of op en langs het water. Het is aan de verantwoordelijke overheden, gemeenten en veiligheidsregio’s, na te gaan welke scenario’s (mogelijke incidenten en calamiteiten) denkbaar zijn en welke maatregelen zij nodig achten en in de betreffende regio’s effectief zijn. Het rijk is verantwoordelijk voor de generieke normen, de andere overheden voor de uitvoering hiervan op hun grondgebied.
Over het specifieke ongeval in Wetteren kan ik nu nog niet oordelen. Zodra de resultaten van het onderzoek in België beschikbaar komen zal ik nagaan of de specifieke situatie in Wetteren zich ook in Nederland kan voordoen. Op basis daarvan kan ik pas beoordelen of nadere voorwaarden of eisen bij spoorlocaties kunnen of moeten worden gesteld.
De uitzending van Zembla over de uitzending Wild West op zee, Parlevliet & Van der Plas vist op bestelling’ |
|
Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de inhoud van de uitzending van Zembla over «Wild West op zee»? Zo ja, wat is uw oordeel over de vermeende handelspraktijken van de firma Parlevliet en Van der Plas?
Ja. Ik heb kennisgenomen van de situaties die in genoemde uitzending aan de orde zijn gekomen. In een geval is door de Franse autoriteiten een boete van € 20.000 opgelegd voor het aan boord hebben van twee operationele netten en de opgave van een verkeerde maaswijdte in het logboek en daarmee een verkeerde vangst samenstelling. De reder is verplicht de lading ter waarde van € 580.000 terug te kopen. In een ander geval had een vaartuig van de Australische overheid aanvankelijk een vergunning gekregen om in Australische wateren op kleine pelagische vissoorten te vissen en is vervolgens een wetsvoorstel aangenomen met de strekking dat het vaartuig niet in Australische wateren mag gaan vissen alvorens onderzoek naar de mogelijke effecten op het ecosysteem is verricht. In het laatste geval loopt nog een onderzoek door de Duitse inspectiedienst BLE (Bundesanstalt für Landwirtschaft und Ernährung). Aangezien het in alle gevallen schepen onder een buitenlandse vlag betreft die onder de verantwoordelijkheid van de betreffende vlagstaten vallen, is Nederland door de verantwoordelijke autoriteiten niet geïnformeerd.
Heeft u gesproken met het bedrijf na de uitzending? Zo ja, kunt u verslag doen van dat gesprek?
Op de dag van de uitzending was een kennismakingsgesprek met de pelagische visserijsector gepland, waarbij ook een vertegenwoordiger van het door u genoemde bedrijf aanwezig was.
In het gesprek heeft de sector een toelichting gegeven op de Redersvereniging voor de Zeevisserij (RVA) en de Pelagic Freezer-trawler Association (PFA), het belang van de pelagische bedrijfstak voor de wereldvoedselvoorziening, de duurzaamheidagenda van de RVZ/PFA en de prioriteiten op het gebied van duurzame visserij in het actieplan van de PFA voor 2013 en 2014.
Ik heb verschillende uitgangspunten van mijn beleid toegelicht, waaronder mijn inzet voor een duurzaam visserijbeleid.
Wordt er op basis van de uitzending onderzoek gedaan naar de praktijken van de firma Parlevliet en Van der Plas? Zo ja, door welke instantie? Zo nee, waarom niet?
De Duitse inspectiedienst BLE verricht momenteel onderzoek naar mogelijke valsheid in geschrifte betreffende het vermeend illegaal teruggooien in zee van haring door een schip onder Duitse vlag van een Duitse dochteronderneming van genoemde Nederlandse reder in 2012. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) verleent desgevraagd ondersteuning, onder andere via uitwisseling van informatie. BLE heeft aangegeven op basis van de uitkomsten van het nog lopende onderzoek gepaste maatregelen te zullen nemen als die aan de orde zijn. Ik heb BLE verzocht mij hierover te informeren. Aansluitend zal ik uw Kamer informeren.
Wat is uw oordeel over het feit dat de schepen van Parlevliet en Van der Plas zo vaak van vlag wisselen?
De Nederlandse pelagische bedrijfstak bestaat uit drie bedrijven die alle pelagische dochterondernemingen in andere EU-lidstaten hebben.
Volgens het Nederlands Register van Vissersvaartuigen (NRV) zijn sinds 1999 zeven pelagische schepen in totaal elf maal ofwel van Nederland naar een andere lidstaat dan wel (terug) naar Nederland omgevlagd. In dit verband heeft de genoemde firma drie pelagische schepen in totaal zes maal omgevlagd.
Volgens het NRV zijn in dezelfde periode vier pelagische schepen in totaal negen maal ofwel vanuit Nederland naar de vlag van een land buiten de EU dan wel (terug) naar Nederland omgevlagd. Genoemde firma heeft geen pelagische schepen vanuit Nederland naar de vlag van een land buiten de EU of (terug) naar Nederland omgevlagd.
Weet u of dit een gangbare praktijk is?
Met omvlaggen wordt, zoals de Pelagic Freezer-trawler Association (PFA) aangeeft, het benutten van beschikbare quota of anderszins optimaliseren van de bedrijfsvoering beoogd. De vangstquota van een land of lidstaat kunnen alleen worden benut door een vissersvaartuig dat de vlag van dat land of die lidstaat draagt.
Zoals ik u heb gemeld in mijn brief van 31 mei jl. is binnen het akkoord over de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) overeengekomen het omvlaggen vanuit het EU-vlootregister naar de vlag van een derde land te ontmoedigen. Afgesproken is dat geen visvergunning zal worden verleend aan een vaartuig dat is uitgeschreven uit het EU-vlootregister en binnen 24 maanden weer terugkeert, tenzij wordt aangetoond dat het vaartuig gedurende de periode buiten de EU volledig in overeenstemming heeft gehandeld met de voorwaarden die voor EU-gevlagde schepen gelden.
Uit de Zembla-uitzending blijkt dat het toezicht en de controle op de zeevisserijsector onvoldoende is, omdat van onverwachte inspecties geen sprake is en de anonieme bronnen aangeven dat er volgens hen veel gesjoemel mogelijk is; bent u van mening dat het toezicht verscherpt dient te worden?
De handhaving inclusief de visserijcontrole op het Nederlandse deel van de Noordzee (kuststaatcontrole) wordt door alle handhavende diensten integraal in kustwachtverband met varende en vliegende eenheden uitgevoerd. Jaarlijks vinden circa 400 controles op zee plaats, met name gericht op de Noordzee platvisvloot. Met betrekking tot pelagische vaartuigen worden op zee beperkte controles uitgevoerd aangezien deze vaartuigen over het algemeen vissen in wateren van andere kuststaten, zoals het Verenigd Koninkrijk en Ierland.
De NVWA houdt in het bijzonder toezicht op het aanlanden (havenstaatcontrole). In dit verband controleert de NVWA hoeveelheden en gewichten, onder meer via kruiscontroles tussen de opgave in het logboek en wat zich aan boord bevindt, vangstopgave en verkoopgegevens, gebieden en gegevens van de satellietvolgapparatuur (VMS).
Ik ben in overleg met de pelagische visserijsector over de implementatie van een effectieve en controleerbare aanlandplicht. Het nemen van mogelijke aanvullende maatregelen zoals camera's en waarnemers aan boord komt hierbij nadrukkelijk aan de orde.
De ontwikkeling van effectief nationaal handhavings-, inspectie- en controlebeleid op de aanlandplicht zal in nauwe afstemming met de Europese
Commissie, het visserij controle agentschap en andere lidstaten plaatsvinden.
Kunt u aangeven hoeveel controles op zee er momenteel worden uitgevoerd op de visserijschepen? Is dit naar uw mening voldoende? Zo ja, waarop baseert u dit? Zo nee, wat gaat u dan doen om de controle te verbeteren?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u een overzicht geven van de visserijsubsidies of andere subsidies die de firma Parlevliet en Van der Plas de laatste tien jaar hebben ontvangen en kunt u daarbij zowel de bedragen als de doelen waarvoor deze middelen zijn ingezet beschrijven?
Tijdens de programmaperiode 2000–2006 van het FIOV (Financieringsinstrument voor de oriëntatie van de visserij) en de programmaperiode 2007–2013 van het EVF (Europees Visserijfonds) zijn geen individuele subsidies aan genoemde firma verleend. Alle gevallen van subsidieverlening in de periode 2000–2013 betroffen ofwel aanvragen van de Redersvereniging voor de Zeevisserij (RVZ) waarbij de genoemde firma is aangesloten dan wel individuele aanvragen van andere pelagische reders dan de genoemde firma.
In het overzicht hieronder zijn de subsidies aan de RVZ in de periode 2000–2013 weergegeven met vermelding van de bedragen en de doelen waarvoor de middelen zijn ingezet.
FIOV
Acties van het bedrijfsleven en van de overheid
Project Mauritanië voor inzicht in visbestanden en verlagen van bijvangsten
2002
€ 11.597.708
€ 5.740.311
€ 10.976.504
ja
FIOV
Innovatieve acties
Blauwe wijting ei-survey
2004
€ 223.188
€ 111.594
€ 223.188
ja
FIOV
Acties van het bedrijfsleven en van de overheid
MSC haringvisserij
2004
€ 74.483
€ 37.242
€ 74.483
ja
FIOV
Acties van het bedrijfsleven en van de overheid
Onderzoek veminderen van bijvangsten van ondermaatse horsmakreel bij vistuig aanpassingen
2005
€ 833.000
€ 350.000
€ 675.088
ja
FIOV
Innovatieve acties
Twinson project: experiment met sonars om selectiever te kunnen vissen op horsmakreel en makreel
2005
€ 1.670.727
€ 835.363
€ 1.195.680
ja
FIOV
Acties van het bedrijfsleven en van de overheid
Excluder project voor vermindering van bijvangsten van zeezoogdieren, met name in de nacht.
2007
€ 1.126.943
€ 448.933
€ 952.083
ja
EVF
Collectieve acties
Gebruik van data van pelagische visserijschepen bij pelagische bestandschattingen
2011
€ 127.088
€ 38.126
€ 65.163
nee
EVF
Collectieve acties
Vermijding van de vangst van evervis
2012
€ 350.000
€ 175.000
€ 0
nee
EVF
Collectieve acties
Ontwikkeling beheerplan horsmakreel
2012
€ 68.625
€ 34.312
€ 0
nee
EVF
Collectieve acties
Implementatie van het structurele gebruik van data van pelagische visserij
2012
€ 162.594
€ 81.297
€ 0
nee
Zoals gebleken wist de Duitse overheid niets af van de boete die door de Franse justitie aan de firma Parlevliet en Van der Plas is opgelegd, terwijl het schip onder Duitse vlag voer; bent u van mening dat het goed zou zijn als er een internationaal register komt, waarin gemeld wordt welke reder voor welk vergrijp een boete opgelegd heeft gekregen?
Inspectiebevindingen worden tussen de autoriteiten van betrokken staten uitgewisseld. Uit navraag bij de Duitse inspectiedienst BLE is gebleken dat er contact tussen Frankrijk en Duitsland is geweest en de BLE op de hoogte was.
Overeenkomstig de voorschriften van de Controleverordening zijn de EU-lidstaten verplicht een register van overtredingen bij te houden. Daarnaast bestaan met betrekking tot vaartuigen die zich structureel met Illegale, Ongemelde en Ongereglementeerde (oftewel IOO-)visserij bezighouden zogenaamde IOO-lijsten die door regionale visserij beheerorganisaties en de Europese Commissie worden opgesteld en openbaar zijn. Een internationaal register van boetes opgelegd aan reders heeft mijns inziens niet op voorhand toegevoegde waarde.
Welke instrumenten heeft u in handen om reders aan te pakken die zich schuldig maken aan illegale praktijken, wanneer ze hun schepen onder buitenlandse vlaggen hebben varen? Zijn dit voldoende instrumenten? Zo ja, waar baseert u dit op? Zo nee, wat zou u dan willen toevoegen?
Afhankelijk van de plaats waar een overtreding plaats vindt, is het aan de vlagstaat, de kuststaat of de havenstaat om op te treden. Mede ingevolge het VN Zeerechtverdrag en de Europese controleverordening voor Europese wateren is de vlagstaat verantwoordelijk voor alle activiteiten van zijn vaartuigen waar ook ter wereld. De kuststaat is verantwoordelijk voor het toezicht op de visserijactiviteiten van alle vaartuigen in zijn Exclusieve Economische Zone (EEZ of 200-mijlszone) en voert de controles op zee uit. De havenstaat is verantwoordelijk voor het toezicht op alle vaartuigen die in zijn havens aanlanden en vis afzetten. Het betreft een sluitend instrumentarium waarin het internationaal zeerecht voorziet.
Heeft u voldoende zicht op het handhaven van de visserijquota? Zo ja, waar baseert u dit op? Zo nee, kunt u dan aangeven op welke wijze Nederlandse reders zich aan de geldende vangstbeperkingen houden?
Ja. De benutting van visserijquota wordt gecontroleerd aan de hand van elektronische logboeken met de vangstopgaven van de visser, de verkoopgegevens en tellingen door de NVWA. De NVWA controleert de verschillende documenten en doet steekproeven zowel op zee als aan de wal. Daarnaast worden de quota van de belangrijkste visbestanden mede door de producentenorganisaties in zogeheten co-management beheerd. Gedurende het lopende jaar kunnen alsnog quota van andere lidstaten bij geruild worden om eventuele overschrijdingen te compenseren. Overschrijdingen van quota zijn sporadisch. In geval van een overschrijding krijgt de visser een boete en worden de quota in het navolgende jaar door de Europese Commissie op de lidstaat gekort. Quota overschrijdingen leiden niet tot een economisch voordeel. Net als andere lidstaten krijgt Nederland regelmatig controles van de Europese Commissie. Het Nederlandse systeem biedt voor de Europese Commissie voldoende garanties.
Tot slot heeft de pelagische sector MSC certificeringen voor onder meer de visserij op Noordzee haring. Daarmee voldoen deze visserijen aan de basisprincipes van MSC: gezondheid van het visbestand, behoud van het ecosysteem en goed beheer.
Kunt u de vragen beantwoorden voor het algemeen overleg Visserij voorzien op 20 juni 2013?
Ja.
Regeldruk door informatie-uitvragen van de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer van de Belastingdienst en van het Centraal Bureau voor de Statistiek |
|
Helma Neppérus (VVD), Anne-Wil Lucas-Smeerdijk (VVD), Erik Ziengs (VVD) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de werkwijze van de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer (CDIU) van de Belastingdienst ten aanzien van het verzamelen van statistieken van aanbestedende diensten?
Ja.
Is het waar dat de CDIU voor het verkrijgen van de benodigde data zoveel mogelijk gebruik maakt van het systeem Tenders Electronic Daily (TED) en van TenderNed, maar in het geval van ontbrekende data aanbestedende diensten afzonderlijk benadert met verzoeken om deze data aan te leveren? Zo ja, in welke mate kan het CDIU de benodigde informatie verkrijgen via TED en TenderNed? In welke mate worden aanbestedende diensten apart aangeschreven met deze verzoeken?
De CDIU maakt gebruik van gegevens die de Europese Commissie aanlevert aan het ministerie van Economische Zaken. Deze gegevens zijn ontleend aan TED. Aanbestedende diensten zijn verplicht om hun gunningsbeslissingen te melden aan TED. De praktijk is echter dat aanbestedende diensten daarbij niet altijd alle gevraagde gegevens aanleveren. Vooral de waarden van de gegunde aanbestedingen worden vaak niet gemeld. Om te kunnen voldoen aan de Europese statistiekverplichting die voortvloeit uit de Aanbestedingsrichtlijn dienen deze ontbrekende gegevens alsnog bij aanbestedende diensten te worden opgevraagd.
Mede om beter te kunnen voldoen aan de statistiekverplichting is in de nieuwe Aanbestedingswet 2012, die op 1 april 2013 in werking is getreden, bepaald dat aanbestedingen via TenderNed moeten worden aangekondigd. Ook de meldingen van gunningsbeslissingen dienen vanaf 1 april 2013 via TenderNed te verlopen. Het is de bedoeling om in de toekomst de verzameling van gegevens in verband met de statistiekverplichting elektronisch via TenderNed te laten verlopen. Aanbestedende diensten hoeven dan niet langer jaarlijks een aantal formulieren in te vullen.
Is het waar dat aanbestedende diensten de gevraagde gegevens alleen per post kunnen aanleveren? Zo ja, waarom hebben deze diensten geen mogelijkheid om hun data digitaal aan te leveren? Bent u bereid dit mogelijk te maken voor aanbestedende diensten?
De CDIU heeft brieven gestuurd aan aanbestedende diensten met de vraag om ontbrekende informatie via de post aan te leveren. Verwerking per post heeft voor de CDIU de voorkeur omdat verwerking van elektronische aangeleverde bestanden bewerkelijker is. Met aanbestedende diensten die contact opnemen met de CDIU worden overigens ook vaak afspraken gemaakt om de informatie per mail aan te leveren.
Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven is het de bedoeling in de toekomst de verzameling van gegevens elektronisch via TenderNed te laten verlopen.
Bent u van mening dat aanbestedende diensten en ondernemers zo min mogelijk administratieve hinder zouden mogen ondervinden van statistiekverplichtingen, opgelegd vanuit nationale en/ of Europese wet- en regelgeving?
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel statistiek-uitvragen in het kader van de statistiekverplichtingen voor ondernemers voortkomen uit Nederlandse wet- en regelgeving en hoeveel uit Europese wet- en regelgeving?
Ongeveer 98% van de lastendruk door verplichte statistieken gericht op het bedrijfsleven, is het gevolg van Europese verordeningen. De verordening die de meeste enquêtedruk met zich brengt is de verordening betreffende de communautaire statistieken van handel in goederen tussen de lidstaten (ook wel Intrastat genoemd). Deze enquête veroorzaakt ruim de helft van de lastendruk die het gevolg is van de statistiekverplichtingen. Bijgevoegd is een totaaloverzicht van de verplichte statistieken. Ik kom hiermee tevens tegemoet aan het verzoek van de Kamer, geuit tijdens het Wetgevingsoverleg Ondernemerschap van 17 december jongstleden, om een overzicht van de statistiekverplichtingen van Europese origine.
Daar waar mogelijk wordt telkens weer getracht de administratieve lastendruk voor bedrijven verder te verminderen. Zo ziet het CBS mogelijkheden om bij Intrastat met andere statistische methoden en technieken de maandelijkse enquêtedruk bij driekwart van de bedrijven te verminderen. Realisatie van deze vermindering is afhankelijk van toekomstige wijziging in Europese regelgeving, die op zijn vroegst in 2014 zal plaatsvinden. Nederland spant zich in om binnen Europa zoveel mogelijk steun voor dit voorstel te verkrijgen.
Naast het verminderen van het aantal enquêtes, worden ook andere initiatieven genomen om de lastendruk te verminderen. Zo wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van reeds beschikbare registraties en pas wanneer die ontbreken of onvoldoende informatie bevatten, worden enquêtes gebruikt. Daarnaast wordt gewerkt aan betere aansluiting van de enquêtes bij de administratie van ondernemers om zo het invullen gemakkelijker te maken.
Bent u bekend met de werkwijze van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) ten aanzien van enquêtering van ondernemers en met het softwareprogramma dat door ondernemers moet worden gedownload voor het uitvoeren van de aanleverplicht? Is het waar dat dit programma al jarenlang regelmatig niet naar behoren functioneert?
Voor de enquêtering bij bedrijven maakt CBS overwegend gebruik van online vragenlijsten. Deze vragenlijsten hoeven niet te worden gedownload en kunnen via de internetbrowser worden ingevuld. Voor de jaarstatistiek geldt dat de vragenlijst moet worden gedownload en lokaal worden geïnstalleerd. Dit werkt voor zover bekend naar behoren. In gevallen waar gebruik wordt gemaakt van operating systemen anders dan Windows, kan dit complicaties geven. Er is inmiddels gestart met het vervangen van de vragenlijsten voor de jaarstatistiek door een via de internetbrowser in te vullen variant. Aangezien de vragenlijsten per branche verschillen, gebeurt dit branchegewijs.
Bent u bereid om het CDIU en het CBS te verzoeken hun werkwijzen aan te passen, zodat aanbestedende diensten en ondernemers geen onnodige administratieve hinder meer hoeven te ondervinden van de genoemde problemen? Welke verbetermogelijkheden ziet u?
Het CBS betrekt de basisgegevens voor de statistieken zoveel mogelijk uit bestaande registraties. Deze registraties alleen zijn echter niet in alle gevallen toereikend, waardoor aanvullend uitvraag bij bedrijven noodzakelijk blijft. Het CBS verzamelt de gegevens op zo’n manier dat de administratieve lasten voor ondernemingen en instellingen zo laag mogelijk zijn. Belangrijk daarbij zijn het gebruik van registerdata, verbeterde statistische technieken en methoden en de overgang van papieren naar digitale vragenlijsten. Het CBS werkt hierbij intensief samen met ondernemers en ondernemersorganisaties om het aanleveren van gegevens voor ondernemers zo gemakkelijk mogelijk te maken.
Zoals al is opgemerkt in het antwoord op vraag 2 is het de bedoeling de verzameling van gegevens over aanbestedingen uit hoofde van de statistiekverplichting elektronisch via TenderNed te laten verlopen. In verband met deze statistiekverplichting worden nooit gegevens gevraagd aan ondernemers, maar alleen aan aanbestedende diensten en een aantal speciale sectorbedrijven die onder de aanbestedingsregels vallen.
Ziet u mogelijkheden om de uitvraag van gegevens door het CDIU en het CBS tezamen met de uitvraag door de overheid van andere informatie in één verzoek bij de ondernemer neer te leggen? Kan dit bijvoorbeeld worden gekoppeld aan de digitale ondernemerspleinen die met de huidige herziening van de Wet op de Kamer van Koophandel worden opgericht?
Het digitale ondernemersplein heeft vooral tot doel om overheidsinformatie gestroomlijnd via één kanaal te ontsluiten en is niet gericht op het verzamelen van gegevens. Verbetering en vereenvoudiging van de gegevensuitvraag bij statistiek vindt eerder via bovengenoemde trajecten plaats.
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 8 worden uit hoofde van de statistiekverplichting in verband met aanbestedingen geen gegevens gevraagd aan ondernemers, maar alleen aan aanbestedende diensten en een aantal speciale sectorbedrijven.
In tabel 1 zijn de verplichte statistieken opgenomen zoals deze in 2011 zijn uitgevraagd bij ondernemingen. Hierbij zijn de statistiekverplichtingen gegroepeerd naar de omvang van de gegenereerde lastendruk in 2011. Tevens is aangegeven of deze statistieken zijn gebaseerd op Europese wetgeving, nationale wetgeving of een combinatie hiervan. Deels zijn gelijksoortige statistieken geclusterd.
Tabel 2 bevat de statistische verplichtingen waarbij het bedrijfsleven slechts éénmaal in de twee tot vijf jaar wordt bevraagd. Deze statistieken stonden in 2011 niet op het programma.
Statistieknaam
EU
Nat
Internationale handel in goederen (Intrastat)
X
Productiestatistieken
X
X
Omzetstatistieken maand en kwartaal
X
X
Bedrijfsopleidingen (CVTS)
X
Bedrijfstelling (per 2013 geen enquêtering meer)
X
Financiën grote ondernemingen, jaarrekening
X
Goederenvervoer over de weg (grote vragenlijst)
X
ICT-gebruik bedrijven
X
Innovatie-enquête (1 x per 2 jaar)
X
Investeringen
X
X
Milieukosten bedrijven
X
Producentenprijzen
X
X
Vacatures & ziekteverzuim
X
X
Aardoliegrondstoffen en -producten
X
X
Bedrijfsafvalstoffen
X
Bedrijfstelling starters (per 2013 geen enquêtering meer)
X
Conjunctuurtest
X
Conjunctuurenquête Nederland (COEN), online, kwartaal en jaar
X
Consumentenprijzen
X
X
Consumptief krediet
X
Enquête regionale werkgelegenheid
X
Huurenquête
X
X
Investeringsverwachtingen
X
Kwartaalstatistiek financiën van ondernemingen
X
Logiesaccomodaties
X
X
Oogstramingen (-akkerbouw en -appels en peren)
X
Prijsindexcijfers diverse diensten
X
Prodcom-enquête
X
Recreatiecentra en -instellingen (1 x per 2 jaar)
X
Verbruik van energie; industrie
X
Winning, omzetting en verbruik van energiedragers
X
Zeevaart en containervervoer over zee
X
Duurzame energie
X
Landbouwstatistieken biologische landbouw
X
Landbouwstatistieken groente open grond
X
Landbouwstatistieken varkensstapel
X
Productiemiddelen electriciteit
X
R&D (bedrijven en instellingen)
X
Spaargelden
X
Waterkwaliteitsbeheer, afvalwater – zuiveringsslib van particuliere bedrijven
X
De lastendruk wordt berekend door het aantal ontvangen vragenlijsten te vermenigvuldigen met de invultijd en de kosten (uurtarief). Deze berekeningswijze wordt aangeduid met Standaard Kostmodel en wordt in de EU gebruikt voor de meting van de lastendruk.
Statistieknaam
EU
Nat
Areaal fruit (productiepotentieel soorten fruitbomen)
X
Landbouw: bestrijdingsmiddelen
X
Sportaccommodaties en watersport
X
Sportorganisaties: sportscholen en -instructeurs (excl. zeil- en surf-)
X
Natuurbeleid moet weg van details |
|
Pieter Litjens (VVD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het advies «Onbeperkt Houdbaar, naar een robuust natuurbeleid» uitgevoerd door de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI)?1
Ja, dit advies is mij op 16 mei jl. aangeboden.
Deelt u de conclusies van het advies dat het Nederlandse natuurbeleid te technocratisch en te ingewikkeld als gevolg van de extreme focus op het beschermen van specifieke planten- en diersoorten, zoals de korenwolf en korfslak, en dat dit een van de redenen is voor de vermindering van het draagvlak voor natuurbeleid in het afgelopen decennium? Zo nee, waarom niet?
Het advies getuigt van anders denken over natuur, zonder aan natuurbescherming en natuurbehoud af te doen. Het houdt ons een spiegel voor.
Het beschrijft de effecten van natuurbeleid dat zich teveel richt op de maakbaarheid van natuur en adviseert meer nadruk te leggen op randvoorwaarden en de eigen kracht van natuur. Dat idee spreekt mij aan.
Op dit punt en op de relatie met het draagvlak voor natuurbeleid zal ik nader ingaan in mijn officiële reactie op het advies dat ik uw Kamer zal doen toekomen. Het advies zal vervolgens een bouwsteen zijn voor de natuurvisie die ik momenteel ontwikkel. Verder zal ik de algemene noties van het advies ook betrekken bij de besluitvorming over de invulling van de Nota van Wijziging van het voorstel van de wet natuurbescherming.
Deelt u de opvatting dat het advies aanknopingspunten biedt om het strikte Nederlandse natuurbeleid op onderdelen aan te passen, zoals het sturen op randvoorwaarden in plaats van gedetailleerde doelen, geen afzonderlijk soortenbeleid en middelen te besteden aan het beter beheren van bestaande natuurgebieden? Zo ja, op welke wijze gaat u dit oppakken?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat agrarisch natuurbeheer juist wel kansen biedt en een onmisbare schakel vormt voor het toekomstig natuurbeheer in Nederland in tegenstelling tot de conclusie van het rapport dat stelt dat de circa 40 miljoen euro die jaarlijks werden besteed aan beheersovereenkomsten met boeren nauwelijks hebben geleid tot het herstel van de biologische diversiteit? Zo nee, waarom niet?2
Ja, ik deel de opvatting dat agrarisch natuurbeheer wel degelijk kansen biedt en een onmisbare schakel vormt voor het toekomstig natuurbeheer in Nederland. Ik ben echter niet blind voor het signaal van het RLI-rapport. De effectiviteit zal versterkt moeten worden. Ik heb uw Kamer recent geïnformeerd over het nieuwe stelsel van agrarisch natuurbeheer.
Bent u bereid om de aanbevelingen en conclusies van het advies te betrekken bij de natuurvisie en de nieuwe natuurwet? Zo ja, kunt u aangeven op welke wijze u de uitkomsten hierbij gaat betrekken?
Zie antwoord vraag 2.
De rechtmatigheid van Amerikaanse drone aanvallen in Pakistan |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw uitspraak tijdens een algemeen overleg op 27 maart 2013 dat de Amerikaanse aanvallen met drones in Jemen vooraf worden goedgekeurd door de Jeminitische autoriteiten waardoor die aanvallen in internationaalrechtelijke zin gedekt zijn?1
Ja.
Bent u ermee bekend dat de Pakistaanse autoriteiten herhaaldelijk hebben aangegeven geen toestemming te geven voor Amerikaanse drone aanvallen, bijvoorbeeld in februari dit jaar toen de Pakistaanse ambassadeur in de Verenigde Staten zei dat drone aanvallen van de CIA een duidelijke schending van de Pakistaanse soevereiniteit zijn en het internationaal recht schenden,2 in augustus vorig jaar toen de Pakistaanse «high commissioner» voor Londen zei dat drone aanvallen de Pakistaanse soevereiniteit, de nationale integriteit en het VN charter schenden3 en in juni vorig jaar toen het Pakistaanse ministerie van Buitenlandse Zaken in een verklaring stelde dat drone aanvallen tegen het internationaal recht ingaan en de soevereiniteit van het land schenden?4
Ja.
Is u verder bekend dat verwijzend naar de Pakistaanse soevereiniteit en territoriale integriteit het Pakistaanse parlement in april vorig jaar unaniem stelde dat het Amerikaanse leger per direct drone aanvallen in het land moet beëindigen?5
Ja.
Bent u op de hoogte van de recente uitspraak van een Pakistaanse rechtbank dat drone aanvallen absoluut illegaal zijn en een onverholen schending van de Paksistaanse soevereiniteit zijn?6
Ja.
Bent u tenslotte op de hoogte van de door de Special Rapporteur on the promotion and protection of human rights and fundamental freedoms while countering terrorism van de Verenigde Naties, Ben Emmerson, na een bezoek aan Pakistan afgelegde verklaring dat «the position of the Government of Pakistan is quite clear. It does not consent to the use of drones by the United States on its territory and it considers this to be a violation of Pakistan's sovereignty and territorial integrity. As a matter of international law the US drone campaign in Pakistan is therefore being conducted without the consent of the elected representatives of the people, or the legitimate Government of the State. It involves the use of force on the territory of another State without its consent and is therefore a violation of Pakistan's sovereignty.»?7
Ja.
Deelt u de opvatting dat uit bovenstaande geconcludeerd kan worden dat de Pakistaanse autoriteiten vooraf geen goedkeuring voor Amerikaanse drone aanvallen verschaffen? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, op basis van bovenstaande bronnen kan het kabinet dit niet zonder meer vaststellen. De VS heeft in een initiële reactie op de uitspraken van Emmerson gewezen op de intensieve veiligheidsdialoog met Pakistan, zonder daarbij in nader detail te willen treden. Het al dan niet geven van toestemming is uiteindelijk een bilaterale aangelegenheid tussen de VS en Pakistan, waarin het kabinet geen volledig inzicht heeft.
Deelt u verder de opvatting dat, aangezien de Pakistaanse autoriteiten geen toestemming geven voor Amerikaanse drone aanvallen, deze aanvallen de Pakistaanse soevereiniteit schenden en daarom illegaal zijn? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid bij uw Amerikaanse collega’s aan te dringen op de beëindiging van illegale drone aanvallen in Pakistan? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het licht van bovenstaand antwoord ziet het kabinet daartoe geen aanleiding. Wel is het kabinet in meer algemene zin in gesprek met de VS over de inzet van drones, waarbij het belang van naleving van het internationaal recht als ook van verhoogde transparantie over aanvallen met drones wordt benadrukt. In dit verband verwelkomt het kabinet het recente voornemen van de VS om transparanter te zijn over drone aanvallen.
De benoeming van Iran tot voorzitter van de VN Ontwapeningsconferentie |
|
Joël Voordewind (CU), Harry van Bommel (SP), Kees van der Staaij (SGP), Raymond de Roon (PVV), Han ten Broeke (VVD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Iran defends post as chair of U.N. disarmament conference»? 1
Ja.
Deelt u de mening dat (nucleaire) ontwapening, waarvan het proces al enkele jaren in een impasse verkeert, een belangrijk proces is dat de volle steun van de Nederlandse overheid verdient? Deelt u bovendien de mening dat de verkiezing van Iran als voorzitter van deze VN-conferentie op zijn zachtst gezegd grote twijfels oproept over de mogelijkheid vooruitgang te boeken, ook gegeven de VN-sancties tegen Iran? Zo nee, waarom niet?
Nederland is een groot voorstander van (nucleaire) ontwapening en non-proliferatie, waarbij het uiteindelijke doel is een wereld zonder kernwapens. De Ontwapeningsconferentie heeft een belangrijke rol hierin te spelen als voornaamste multilaterale forum op dit terrein. Nederland betreurt de al vijftien jaar durende impasse in de Ontwapeningsconferentie en zet zich actief in om multilaterale ontwapeningsonderhandelingen op gang te brengen. Verdere toelichting op het Nederlandse beleid op het gebied van nucleaire ontwapening en non-proliferatie gaat u toe in een beleidsbrief die in voorbereiding is.
Het voorzitterschap van de Ontwapeningsconferentie rouleert op alfabetische volgorde tussen de lidstaten. Er is derhalve geen sprake van verkiezing. Het Iraans voorzitterschap (27 mei t/m eind juni 2013) is in dat opzicht noch een verrassing noch een bewuste keuze, maar inherent aan het Iraans lidmaatschap van de Ontwapeningsconferentie. Het gegeven dat er sancties bestaan tegen Iran betekent niet dat Iran is uitgesloten van deelname aan internationaal overleg.
Heeft u kennisgenomen van het besluit van de Verenigde Staten om elke vergadering van de conferentie te boycotten zolang deze onder leiding van Iran staat? Bent u bereid dit voorbeeld te volgen en hiervoor steun te zoeken bij uw Europese collega’s? Zo nee, waarom niet?
De VS heeft in Genève nadrukkelijk aangegeven de vergaderingen van de ontwapeningsconferentie niet te zullen boycotten. Tijdens het Iraanse voorzitterschap zal de VS echter niet op ambassadeursniveau vertegenwoordigd zijn. Israël volgt dezelfde lijn. Canada heeft als enige aangegeven in het geheel niet vertegenwoordigd te zijn tijdens het Iraanse voorzitterschap. De EU-lidstaten en andere Westerse landen hebben aangegeven de vergadering zoals gebruikelijk bij te wonen.
Ik ben me bewust van het dilemma dat het Iraans voorzitterschap met zich meebrengt, maar meen tegelijk dat de verschillende belangen tegen elkaar moeten worden afgewogen. Enerzijds is het Iraans voorzitterschap in het licht van de zorgen over het Iraanse nucleaire programma onwenselijk. Anderzijds zet Nederland zich in voor multilaterale ontwapening en is de Ontwapeningsconferentie daarvoor het forum bij uitstek. Het niet vertegenwoordigd zijn (op ambassadeursniveau) heeft gevolgen voor de rol die Nederland in dat proces kan spelen. De Nederlandse ambassadeur zal deelnemen, maar is geïnstrueerd de vergadering te verlaten wanneer het Iraanse voorzitterschap de Durban-criteria zou schenden. Deze criteria omvatten dreigementen tegen Israël, ontkenning van de Holocaust, dreigementen tegen de EU en de positieve kwalificatie van het Iraanse nucleaire programma.
Misstanden met uitvaartverzekeringen |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Bijbetalen voor uitvaartpolis»?1
Ja, ik ken het artikel. Ik heb de AFM erop geattendeerd dat er mogelijk sprake is van dubbel betalen voor advies. De AFM zal van geval tot geval beoordelen of er regels worden overtreden. De AFM bepaalt in hoeverre zij in deze handhavend op zal treden.
Bent u bereid de Autoriteit Financiële Markten (AFM) erop te wijzen en, indien nodig, te vragen handhavend op te treden omdat volgens de Consumentenbond de regels van het provisieverbod overtreden worden door uitvaartverzekeraars door advieskosten te rekenen aan bestaande klanten die al provisie hebben betaald waardoor deze klanten dubbel worden aangeslagen?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat consumenten dubbel betalen voor advies, zoals gesteld in het artikel? Zo ja, welke actie bent u bereid daartegen te ondernemen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u de wirwar aan kosten voor advies, distributie en administratie, zoals deze blijkt uit de vergelijkende tabel in het artikel? Bent u het er mee eens dat hierdoor het vergelijken van de kosten van een uitvaartverzekering voor consumenten wordt bemoeilijkt?
Op dit moment is het nog niet altijd even duidelijk voor een consument wat advies- en distributiekosten zijn. Vanaf 1 juli geldt de verplichting om een gestandaardiseerd dienstverleningsdocument te verstrekken aan de klant ook voor directe aanbieders. Met het gestandaardiseerde document wordt het vergelijken voor de consument gemakkelijker. In het dienstverleningdocument moeten verzekeraars onder meer een indicatie geven van de advies- en distributiekosten. Zij dienen dat te bepalen op basis van een kostprijsmodel. De accountant zal dit controleren en de AFM houdt hier toezicht op.
In 2011 publiceerde de AFM een zeer kritisch rapport over de uitvaartbranche2: er zou onder andere sprake zijn van productpush, onaanvaardbare emotionele druk bij telefonische verkoop, niet passend productaanbod, omzetgedreven beleid, onzorgvuldige advisering en verkoop van producten; zijn deze problemen momenteel verholpen? Zo nee, waar signaleert u of de AFM nog problemen in de sector? Zo ja, welke acties zijn ondernomen door de AFM en door de verzekeringsbranche op dit vlak?
Het is mij bekend dat de AFM dergelijke signalen heeft gegeven. Hiervan werd melding gemaakt in het onderzoek van de AFM in 2011. De AFM heeft in 2012 een opvolging gegeven aan het door lid Nijboer aangehaalde onderzoek. Uit deze opvolging bleek dat de onderzochte instellingen de aanbevelingen uit het rapport hebben opgepakt en ten aanzien van deze aanbevelingen verbeteringen lieten zien. Wel heeft de AFM nadien bij een aantal uitvaartverzekeraars tekortkomingen geconstateerd op het gebied van intern beloningsbeleid. De AFM overweegt hiervoor formele maatregelen op te leggen. De markt voor uitvaartverzekeringen blijft bijzondere aandacht van de AFM vragen. Zo lijkt een aantal uitvaartverzekeraars in hun gedrag grote moeite te hebben om het belang van de cliënt centraal te stellen. Daarnaast ontvangt de AFM de laatste tijd signalen dat er adviseurs en bemiddelaars actief zijn die niet transparant zijn over de kosten van het advies en de bemiddeling bij uitvaartverzekeringen (bijvoorbeeld bij het oversluiten van een uitvaartverzekering). De AFM doet hier momenteel onderzoek naar.
Is het u bekend dat de AFM al sedert 2008 «early warning signals» gaf aan de branche? Deelt u de verontwaardiging dat de uitvaartbranche nog steeds onvoldoende voortgang lijkt te boeken?3
Zie antwoord vraag 5.
Klopt de inschatting dat 80 procent van de Nederlanders zich verzekert voor iets wat met zekerheid gebeurt?4 Is er sprake van oververzekering in deze markt? Zo ja, welke acties worden daartegen ondernomen?
De AFM heeft in haar rapport uit 2011 aangegeven dat 70% van de Nederlandse huishoudens één of meer uitvaartverzekeringen heeft. Dit getal wordt ook door de NMa gemeld in de Monitor Financiële Sector in 2006. Ik heb geen actuelere informatie over de precieze omvang van de markt voor uitvaartverzekeringen. Overigens kunnen er wel redenen zijn dat men zich verzekert voor «iets dat met zekerheid gebeurt». Problematisch zou kunnen zijn dat sommige mensen zich verzekeren voor iets waar ze geen verzekering voor nodig hebben, bijvoorbeeld omdat ze voldoende spaargeld hebben. Voor een deel valt dit waarschijnlijk te verklaren uit de «product push» in het verleden, vanwege provisie. Daarom zijn ook uitvaartverzekeringen onder het provisieverbod gebracht. Of er sprake is van «oververzekering» is echter moeilijk te beoordelen, omdat consumenten ook kunnen kiezen voor dienstverlening (ontzorging) bij uitvaartverzekeringen. Daar kunnen klanten bewust voor kiezen ook al hebben ze voldoende spaargeld.
Worden consumenten in het algemeen goed geïnformeerd over de dekking en kosten van een uitvaart en over de verschillende onderdelen van de kosten van een uitvaart, waaronder grafrechten, notariskosten, de koffietafel, de uitvaart, de afscheidsbijeenkomst, et cetera? Welke acties worden ondernomen om dit te borgen, in het bijzonder voor in-naturapolissen?
Als er signalen zijn die er op duiden dat consumenten niet goed geïnformeerd worden op dit terrein, dan kan de AFM hier vanuit haar risico-georienteerde toezicht tegen optreden. De AFM heeft als vervolg op het onderzoek van 2011 in 2012 bij enkele uitvaartverzekeraars een follow-up onderzoek uitgevoerd naar informatieverstrekking bij telefonische verkoop. Hieruit bleek dat de onderzochte uitvaartverzekeraars opvolging hebben gegeven aan de aanbevelingen zoals de AFM die in haar rapport «Onderzoek naar de distributie van uitvaartverzekeringen» had verwoord.
De AFM zag op grond van de resultaten uit de follow-up geen aanleiding om vervolgonderzoek naar de telefonische informatieverstrekking van uitvaartverzekeraars in te stellen. De AFM houdt risico-georiënteerd toezicht. Na de follow-up in 2012 heeft de AFM in zijn algemeenheid geen onderzoek meer gedaan naar de informatieverstrekking over uitvaartverzekeringen. Wel heeft de AFM het afgelopen jaar een tweetal losstaande signalen op het gebied van informatieverstrekking van uitvaartverzekeraars behandeld. De AFM houdt aandacht voor dit onderwerp.
Heeft u kennisgenomen van ILGA-Europe Annual Review of the Human Rights Situation of Lesbian, Gay, Bisexual, Trans and Intersex People in Europe 2013?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat Nederland is gezakt in de ranglijst? Hoe zorgt u ervoor dat Nederland in de internationale gemeenschap een voortrekkersrol blijft vervullen wat betreft rechten voor LHBT’s?
De Nederlandse overheid streeft naar gelijke rechten voor en sociale acceptatie van LHBT personen. De ILGA Europe Annual Review is een goede graadmeter voor de juridische mensenrechtensituatie van LHBT personen in een land. ILGA Europe hanteert dit jaar een andere systematiek van toewijzing van punten dan de afgelopen jaren en heeft bij de overhandiging van de review aan minister Bussemaker, tijdens het IDAHO (Internationale Dag tegen Homofobie) Forum op 16 mei jl., aangegeven dat een vergelijking met de vorige ranglijsten daardoor niet echt gemaakt kan worden. Nederland staat als achtste land genoemd omdat drie landen de vierde positie met elkaar delen. In de systematiek van 2013 staat Nederland, de facto, op de 6e positie, achter het Verenigd Koninkrijk (1), België (2), Noorwegen (3), Zweden, Spanje en Portugal (die de 4e positie delen) en Frankrijk (5). De ambitie blijft, zoals beschreven in de Emancipatiebrief 2013–2016 (Kamerstuk 30 420, nr. 180) van de minister van OCW, om in 2016 opgeklommen te zijn in de ranglijst. Een nieuw verschenen onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) «towards tolerance – exploring changes and explaining differences in attitudes towards homosexuality in Europe»wijst uit dat Nederland internationaal nog altijd koploper is wat betreft acceptatie van homoseksualiteit.
Internationaal heeft Nederland een sterk profiel op LHBT gebied. Binnen het mensenrechtenbeleid van de minister van Buitenlandse Zaken blijft het beschermen en promoten van LHBT rechten één van de speerpunten. Nederland blijft zich sterk maken voor het belang van gelijke rechten in internationale fora, zoals de VN, de EU en de Raad van Europa. Daarnaast ondersteunt het ministerie van Buitenlandse Zaken, via het mensenrechtenfonds, verschillende maatschappelijke organisaties die zich internationaal inzetten voor LHBT mensenrechten. Nederland zal ook een actieve rol blijven spelen via onze ambassades. Zij zullen o.a. gelijke rechten voor LHBT bespreken in politieke dialoog, contacten onderhouden met lokale LHBT-organisaties en hen ondersteunen door bijvoorbeeld te participeren in Gay Prides.
Hoe beoordeelt u de mensenrechtensituatie in Europa voor LHBT’s? Welke landen vragen naar uw mening aandacht?
Binnen Europa zijn zowel positieve als negatieve trends waar te nemen. Een positieve trend is de legalisering van het homohuwelijk in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.
Negatieve trends, die om extra aandacht vragen, zijn Gay Pride onderbrekingen en de anti-homoseksualiteit propaganda wetten, voornamelijk in een aantal Raad van Europa lidstaten. Deze ontwikkelingen tasten fundamentele vrijheden van LHBT personen aan, zoals, het recht op vrijheid van meningsuiting en vreedzame demonstratie. Deze ontwikkelingen houdt het ministerie van Buitenlandse Zaken nauwlettend in de gaten. Zo heeft minister Timmermans zich duidelijk uitgesproken over de gewelddadige verstoring van de Gay Pride in Georgië, Tbilsi, en de anti-homoseksualiteit propagandawetten in Rusland.
Hoe staat u tegenover het voorstel van het COC om Eurocommissaris Vivian Reding (Burgerrechten) op te roepen een EU Actieplan LHBT-emancipatie op te stellen en te pleiten voor een Europese anti-discriminatie richtlijn? Bent u bereid op deze punten actie te ondernemen?
Het kabinet steunt het voorstel van het COC. Tijdens het IDAHO Forum, dat van 15-17 mei plaatsvond in Den Haag, heeft Minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, gezamenlijk met 10 Europese Ministers een oproep aan Eurocommissaris Reding gedaan, om de inspanningen van EU-lidstaten om discriminatie van LHBT personen te bestrijden, te coördineren en te promoten op Europees niveau. De Nederlandse overheid zal zich sterk blijven maken voor dit initiatief.
Het onderzoek van de Europese Commissie (EC) naar een vermeend Europees oliekartel |
|
Attje Kuiken (PvdA), Jan Vos (PvdA), Mei Li Vos (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u toelichten welke aanwijzingen de Europese Commissie heeft dat er sprake zou zijn van een groot oliekartel in Europa?1
De Europese Commissie heeft in een persbericht bevestigd momenteel onderzoek te doen naar mogelijke overtredingen van de Europese mededingingsregels in de olie- en biobrandstofsectoren.2 Vanwege het onderzoeksbelang is de Europee Commissie zeer terughoudend in het geven van mededelingen die de inhoud van haar onderzoeken raken. Ik beschik niet over andere informatie over dit onderzoek dan staat vermeld in het persbericht van de Commissie.
Kunt u aangeven hoelang dit onderzoek zal gaan duren en wanneer de eerste resultaten bekend worden?
Volgens de Europese Commissie zijn er voor dit onderzoek geen wettelijke termijnen van toepassing. De doorlooptijd van het onderzoek is afhankelijk van verschillende factoren, zoals de complexiteit van de zaak, de mate waarin de betrokken ondernemingen meewerken aan het onderzoek en de mate waarin zij gebruik maken van hun rechten van verdediging.
Klopt het dat het onderzoek van de Europese Commissie zich toespitst op de totstandkoming van de ruwe olieprijs? Of ook op manipulatie van hieraan afgeleide markten zoals de benzinemarkt?
De Commissie geeft in haar persbericht aan te vermoeden dat de bedrijven een kartel hebben gevormd om de gepubliceerde prijzen van een aantal olie- en biobrandstofproducten te manipuleren. Verder heeft de Europese Commissie het vermoeden dat de bedrijven andere bedrijven mogelijk hebben gehinderd om deel te nemen aan het prijsvormingsproces. In het persbericht van de Europese Commissie worden geen mededelingen gedaan over de concrete aanwijzingen en verdenkingen die de Europese Commissie heeft over het bestaan van een Europees oliekartel.
Kunt u globaal aangeven hoeveel de Nederlandse consumenten en bedrijven in 2011 en 2012 teveel hebben betaald aan de benzinepomp als blijkt dat de ruwe olieprijs over de hele linie 1% te hoog is vastgesteld?
Omdat het hier om een eerste formele onderzoekshandeling van de Europese Commissie gaat ten aanzien van een mogelijke overtreding van de mededingingsregels, wil ik niet op de zaken vooruitlopen door te speculeren over de mogelijk te veel betaalde prijs aan de pomp door consumenten en bedrijven in Nederland.
Kunt u toelichten hoe sterk de verdenking van kartelvorming is die de Europese Commissie heeft ten aanzien van de genoemde oliebedrijven en Platt?
Zoals hierboven bij het antwoord op vraag 3 aangegeven, heeft de Commissie in haar persbericht geen mededelingen gedaan over de concrete verdenkingen.
In antwoord op eerdere vragen2 geeft u aan dat de NMa in haar onderzoek naar vermeende prijsafspraken op de benzinemarkt stelt dat de benzineprijs sterk correleert met de ruwe olieprijs en dat de NMa mede daarom aangaf dat er geen sprake is van kartelvorming; nu de ruwe olieprijs onder verdenking staat van manipulatie door de grote oliebedrijven, wat is het onderzoek van de NMa nu nog waard? Kunt u dit toelichten?
De samenhang tussen de olieprijs en de prijs aan de pomp betrof onderwerp van onderzoek door extern onderzoeksbureau EIM naar de werking van de benzinemarkt en de opbouw van de brandstofprijs.4 Hieruit komt naar voren dat de hoogte van de prijzen aan de pomp zeer sterk gecorreleerd is met de ruwe olieprijs. Indien sprake zou zijn van een Europees kartel onder oliemaatschappijen is het waarschijnlijk dat dit een verhogend effect heeft op de pompprijzen in Nederland.
Het onderzoek door EIM naar de werking van de benzinemarkt en de opbouw van de brandstofprijs staat los van het toezicht op de naleving van de Mededingingswet door de Autoriteit Consument en Markt (de ACM, voorheen de Nederlandse Mededingingsautoriteit). De ACM houdt de Nederlandse benzinemarkt nauwlettend in de gaten en zal handhavend optreden indien daartoe aanleiding is.
Kunt u aangeven wat uw rol en de rol van de Autoriteit Consument en Markt (ACM, voormalig NMa) zal zijn in het kartelonderzoek van de EC?
De minister van Economische Zaken heeft geen rol bij het lopende kartelonderzoek van de Europese Commissie. De ACM kan wel een rol hebben bij dit onderzoek. Zij kan op basis van Europese Verordening 1/2003 assistentie verlenen bij onderzoekshandelingen van de Europese Commissie, voor zover die op Nederlands grondgebied worden uitgevoerd. Ook zal de Europese Commissie, alvorens tot een beschikking te komen, een adviescomité bestaande uit vertegenwoordigers van de nationale mededingingsautoriteiten om advies vragen.
Deelt u de mening dat ook in Nederland de ACM absoluut nieuw onderzoek moet doen naar vermeende kartelafspraken op de Nederlandse benzinemarkt als blijkt dat er daadwerkelijk is gemanipuleerd? Hoe groot moeten naar uw mening de verdenkingen zijn van de Europese Commissie om de ACM op korte termijn al onderzoek te laten doen naar manipulatie van de benzineprijs?
Het is aan de ACM om als onafhankelijke toezichthouder te beoordelen of er aanleiding is om een onderzoek te starten naar een mogelijke overtreding van de Mededingingswet. Indien uit het onderzoek van de Commissie zou volgen dat sprake is geweest van een Europees oliekartel volgt daaruit niet dat ook sprake is van een kartel op de Nederlandse benzinemarkt. Zoals ik ook heb aangegeven in antwoord op vraag 6, houdt de ACM de Nederlandse benzinemarkt nauwlettend in de gaten.
Kunt u aangeven wat de conclusies zijn uit het Duitse onderzoek naar kartelafspraken op de benzinemarkt waaraan u in uw eerdere antwoorden (zie vraag3 refereert?
In mei 2011 heeft het Bundeskartellamt (de Duitse mededingingsautoriteit) een rapport gepubliceerd over zijn onderzoek naar de Duitse benzinemarkt.5 Dit sectoronderzoek vond plaats naar aanleiding van klachten uit de markt over het prijsgedrag van de vijf grootste oliemaatschappijen in Duitsland. In het rapport wordt een analyse gegeven over de werking van de Duitse benzinemarkt
Het Bundeskartellamt concludeert dat de Duitse benzinemarkt gedomineerd wordt door vijf grote oliemaatschappijen. Het Bundeskartellamt zal om deze reden eventuele overnames door de grote oliemaatschappijen strikt toetsen, bijvoorbeeld door ze te verbieden of onder specifieke voorwaarden toe te staan. Daarnaast geeft het Bundeskartellamt aan maatregelen te nemen tegen oliemaatschappijen die naar zijn mening misbruik maken van hun economische machtspositie, bijvoorbeeld door aan eindgebruikers een lagere brandstofprijs te vragen dan aan concurrenten. Ook zal het Bundeskartellamt nader bezien of specifieke bepalingen in de contracten tussen oliemaatschappijen en onafhankelijke pompstations aanleiding geven tot ingrijpen op grond van het mededingingsrecht. Het gaat hierbij onder meer om verticale prijsbinding, waarbij oliemaatschappijen rechtstreeks de prijs bepalen die onafhankelijke pomphouders aan de pomp dienen te hanteren.
De kwaliteit van rechtspraak in Zeeland |
|
André Bosman (VVD), Ard van der Steur (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten over de zorgen rond de kwaliteit van zowel het openbaar ministerie als de rechterlijke macht in Zeeland?1
Ja.
Deelt u de zorgen die in deze berichten worden geuit, onder andere door de president van de rechtbank en het Openbaar Ministerie? Zo nee, waarom niet?
Er is niet één oorzaak voor de problemen aan te wijzen; diverse factoren spelen een rol. In het kader van de Wet herziening gerechtelijke kaart is het aantal parketten per 1 januari 2013 teruggebracht naar tien. Vanwege de fusie van de parketten Breda en Middelburg moeten verschillende manieren van werken alsook processen en producten van de afzonderlijke ketenpartners worden aangepast om te komen tot een eenvormige en efficiëntere manier van werken. Het OM voert intensief overleg met de netwerkpartners om tot optimalisatie te komen. Ook is er intensief contact met de balie. Er is sprake van intensieve monitoring. Ik heb geen aanwijzingen dat de geconstateerde problemen structureel van aard zijn en ga ervan uit dat zij spoedig worden opgelost.
Wat is de oorzaak van de geconstateerde problemen en wat doet u eraan om die op te lossen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de bijkomende zorg wegnemen dat als gevolg van de voorgenomen bezuinigingen en de reorganisatie die in de toekomst nog noodzakelijk zijn, de problemen nog groter worden en ernstige gevolgen kunnen hebben op de veiligheid en de vervolging en berechting van criminelen? Zo ja, hoe precies? Zo nee, waarom niet?
Parallel aan deze antwoorden stuur ik uw Kamer een brief waarin ik, zoals mij is verzocht tijdens de regeling van werkzaamheden van 28 mei jongstleden, meer uitgebreid inga op de situatie bij het Openbaar Ministerie, waaronder de gevolgen van de voorgenomen bezuinigingen. Ik verwijs u naar de inhoud van deze brief.
De bouw van een Turkse enclave in Rotterdam |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Eigen wijk voor Turken»?1
Ja.
Deelt u de visie dat het bouwen van complete stadsdelen voor Turken de segregatie als gevolg van de massa-immigratie alleen maar zal doen toenemen? Zo neen, waarom niet?
Indien er sprake zou zijn van een te realiseren stadsdeel enkel voor Turken kan dit leiden tot segregatie. Dit acht ik dit onwenselijk, mede in het kader van de ontwikkeling van Rotterdam Zuid. Het mag niet zo zijn dat mensen worden uitgesloten om zich ergens te vestigen op basis van etnische kenmerken. De gemeente Rotterdam heeft mij medegedeeld dat de eventueel te bouwen wijk Turkoois 100% Zuid niet enkel bedoeld is voor bewoners met een Turkse achtergrond, hoewel het ontwerp mogelijk Turkse ouderen zal aanspreken. De wijk wordt voor iedereen die dat wil opengesteld en de initiatiefnemers streven ernaar een wijk te bouwen waar verschillende generaties met diverse achtergronden kunnen samenleven.
Denkt u dat Turken zich dienen aan te passen aan Nederland in plaats van andersom? Zo neen, waarom niet?
Uitgangspunt is dat wie er voor kiest om in Nederland een toekomst op te bouwen, zich richt naar de Nederlandse samenleving en de waarden die hier gelden. Als Nederlandse samenleving moeten wij in staat zijn verschillen te accepteren en mensen niet uit te sluiten op basis van hun achtergrond. Het staat mensen vrij om, binnen de grenzen van de rechtstaat, te leven naar eigen culturele en religieuze inzichten.
Welk maatregelen bent u van plan te treffen ten einde de bouw van deze Turkse enclave te stoppen en deze onzalige ontwikkeling ook elders in het land te voorkomen?
Ik zal geen maatregelen nemen. De eventuele ontwikkeling van dit project en projecten als deze zijn een lokale aangelegenheid. Uit informatie van de gemeente Rotterdam blijkt dat de gemeente met de initiatiefnemers in gesprek is over de programmatische en stedenbouwkundige kaders en randvoorwaarden. De gemeente heeft hierover nog geen definitief standpunt ingenomen.
Bent u bereid alle Turken, zowel jong als oud, die zich in Nederland niet thuis voelen te adviseren zo spoedig mogelijk het land te verlaten en permanent te kiezen voor Turkije?
Hiertoe ben ik niet bereid. Het terugkeren naar het land van herkomst is een individuele vrije keuze.
De regeling aanwijzing groep chronisch zieken en gehandicapten |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de brief van de Nederlandse Woonbond, Platform VG en de Chronisch Zieken en Gehandicapten Raad Nederland (CG-Raad) over de hardheidsclausule voor chronisch zieken en gehandicapten in het kader van de inkomensafhankelijke huurverhoging?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat chronisch zieken en gehandicapten waarvan niet verwacht kan worden dat zij verhuizen, geen inkomensafhankelijke huurverhoging moeten krijgen? Zo nee, waarom niet?
Ja, in beginsel deel ik de opvatting dat chronisch zieken en gehandicapten waarvan niet verwacht kan worden dat zij verhuizen, geen inkomensafhankelijke hogere huurverhoging hoeven te betalen. Daarom kan de aangewezen groep chronisch zieken en gehandicapten bezwaar maken tegen een inkomensafhankelijk hoger huurverhogingsvoorstel.
Kunt u uiteenzetten hoeveel huurders met een chronische ziekte of handicap, naar verwachting, buiten de huidige hardheidsclausule zullen vallen?
Nee, over deze gegevens beschik ik niet.
Bent u bereid de hardheidsclausule te herzien en te verruimen omdat door de scherpe afbakening een aantal groepen chronisch zieken en gehandicapten getroffen wordt door de inkomensafhankelijke huurverhoging? Zo ja, hoe komt de hardheidsclausule eruit te zien? Zo nee, waarom niet?
Bij de definiëring van de aangewezen groep is aangesloten bij de al bestaande uitzonderingen voor chronisch zieken en gehandicapten in de huurregelgeving (huurtoeslag, inkomensgrens voor toewijzing van betaalbare huurwoningen van woningcorporaties, het woningwaarderingsstelsel). Daarbij is van belang dat de regeling uitvoerbaar is voor verhuurders en, in geval van geschillen, de huurcommissie. Ook voor huurders is deze duidelijkheid vooraf wenselijk. Verhuurders en de huurcommissie moeten kunnen toetsen of het huishouden tot de aangewezen groep chronisch zieken en gehandicapten behoort. Het hanteren van eenduidige en door derden verstrekte gegevens zijn hiervoor noodzakelijk.
De regeling is uitvoerbaar doordat huurders hun bezwaar tegen het huurverhogingsvoorstel moeten onderbouwen met de in de regeling genoemde door derden verstrekte geobjectiveerde bewijsmiddelen.
Bent u bereid chronisch zieken en gehandicapten die in een bij de bouw geschikt gemaakte woning wonen of de aanpassingen uit eigen middelen hebben betaald, tegemoet te komen en uit te zonderen van de inkomensafhankelijke huurverhoging? Zo nee, waarom niet?
Als huurders een bij de bouw reeds voor chronisch zieken en gehandicapten aangepaste woning bewonen, zullen zij die woning toegewezen hebben gekregen vanwege hun chronische ziekte of handicap. In dat geval is in de administratie van de verhuurder terug te vinden dat die aangepaste woning specifiek vanwege die aanpassing(en) aan de huurder is toegewezen. Ik verwacht dat verhuurders in die gevallen ook de huurverhoging naar aanleiding van een bezwaarschrift van de huurder zal beperken tot inflatie+1,5%. Er is dan immers een bewijs beschikbaar in de administratie van de verhuurder en ik verwacht dat de verhuurder in deze gevallen ook geen doorstroming beoogt van het huishouden en het bezwaar van huurders zullen honoreren.
Het moet dan wel gaan om voor specifieke (groepen) chronische zieken of gehandicapten aangepaste woningen. Als de woning enkel een nultredenwoning is, is er geen sprake van een aangepaste woning.
Ook als het gaat om zelfaangebrachte voorzieningen aan de woning waarvoor toestemming van de verhuurder nodig is (voorzieningen die bij het einde van de huur niet zonder noemenswaardige kosten ongedaan kunnen worden gemaakt of verwijderd kunnen worden) zal in de administratie van verhuurders een bewijs beschikbaar zijn van de aangebrachte voorzieningen. Bij het vragen van toestemming voor het aanbrengen van de voorzieningen zullen de huurders hebben moeten aantonen die voorzieningen nodig te hebben. Ook in die gevallen kunnen verhuurders coulance betrachten en de huurverhoging na het bezwaar van de huurder beperken tot inflatie+1,5%.
Als het gaat om gemakkelijk te verwijderen voorzieningen zal een verhuurder toch een bewijs moeten krijgen dat die aangebrachte voorzieningen noodzakelijk waren wegens een specifieke chronische ziekte of specifieke handicap van een van de bewoners. Zoals in de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Huurverhoging op grond van inkomen (Handelingen II, 33 129, 4 april 2012, pag. 72-7-100 en 72-7-101) is aangegeven, kan het niet de bedoeling zijn dat huurders enkel door het aanbrengen van een beugel in toilet of badkamer de inkomensafhankelijke hogere huurverhoging kunnen ontwijken. Daarom is in de regeling het bewijsmiddel van een Wmo- of Wvg-beschikking voor voorzieningen aan de woning vereist.
Kunt u zich voorstellen dat er huurders met een chronische ziekte of handicap zijn die onder de 10-uursgrens van de AWBZ zorg zitten, maar waarvan niet verwacht kan worden dat zij verhuizen? Zo ja, bent u bereid de 10-uursgrens te laten vervallen? Zo nee, waarom niet?
Bij de hantering van de 10-uur-per-weekgrens wordt niet alleen aangesloten bij de Tijdelijke regeling diensten van algemeen en economisch belang toegelaten instellingen, maar ook aan aanpalende regelgeving met betrekking tot de zorg waarbij de 10-uur-zorg-per-weekgrens wordt gehanteerd, zoals de Tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG).
Omdat deze 10-uur-grens breder wordt gehanteerd, zie ik geen aanleiding om de grens voor de regeling Aanwijzing groep chronisch zieken en gehandicapten lager te leggen.
Bent u bereid de regeling aan te passen voor chronisch zieken en gehandicapten die door het gebruik maken van mantelzorgers een lagere zorgindicatie hebben en hierdoor buiten de hardheidsclausule vallen? Zo ja, hoe komt deze regeling eruit te zien? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Welke maatregelen wilt en kunt u nemen om mantelzorgers te ontzien die inwonen bij chronisch zieken of gehandicapten die door de scherpe afbakening buiten de hardheidsclausule vallen?
Voor de uitvoerbaarheid van de regeling is vereist dat verhuurders en de huurcommissie kunnen toetsen of een lid van het huishouden een mantelzorger is die een zorgbehoevende verzorgt. Daarvoor is een door derden verstrekt geobjectiveerd bewijsmiddel vereist. Uit dat bewijs zou moeten blijken dat door de inwonende mantelzorger geleverde zorg (naar de aard van de AWBZ) de zorgindicatie lager uitvalt dan 10 uur per week. Een dergelijk bewijs is niet voorhanden.
Een bewijs van mantelzorg (zonder de relatie met de uren AWBZ-zorg) zou wellicht een verstrekt mantelzorgcompliment voor inwonende mantelzorgers kunnen zijn. In antwoorden op Kamervragen van het lid Bergkamp (D66) over het mantelzorgcompliment (Handelingen II, 2012/13, Aanhangsel nr. 2055) is aangegeven dat de regeling van het mantelzorgcompliment fundamenteel wordt heroverwogen en dat de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport uw Kamer voor de zomer nader zal informeren over het mantelzorgcompliment. Die heroverweging van het mantelzorgcompliment kan mogelijk aanleiding zijn de regeling Aanwijzing chronisch zieken en gehandicapten opnieuw te bezien.
De verplaatsing van de teelt van cannabis naar andere Europese landen |
|
Myrthe Hilkens (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Wietkwekers wijken uit»?1
Ja.
Is het waar dat er sprake is van verplaatsing van de wietteelt van Nederland naar andere Europese landen? Zo ja, heeft u inzicht in de aard en de omvang hiervan?
Zowel het Europol EU Drug Markets Report uit januari 2013 als het Nationaal Dreigingsbeeld (NDB) Georganiseerde Criminaliteit 2012 dat op 13 maart jl. aan uw Kamer is gestuurd geven aan dat er steeds meer kwekerijen worden ontdekt in het buitenland. In deze rapporten wordt tevens aangegeven dat Nederlandse misdaadondernemers betrokken zijn bij deze kwekerijen in het buitenland. Het NDB geeft echter ook aan de betrokkenheid van Nederlanders afneemt, bijvoorbeeld als het gaat om Duitse en Belgische kwekerijen. Indien Nederlandse misdaadondernemers nog betrokken zijn, zouden ze steeds minder een hoofdrol spelen. Nadat de buitenlandse kwekers het kunstje geleerd hebben, zouden ze als zelfstandig kweker verder gaan.
Een mogelijke reden die de Criminaliteitsbeeldanalyse Georganiseerde hennepteelt voor bovenstaande verschuivingseffecten noemt is dat deze het gevolg zijn van toegenomen aandacht van de politie in Nederland voor de bestrijding van de hennepteelt.
Wat is volgens u de reden van deze verplaatsing?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u contact gehad met Europol over de verplaatsing van de wietteelt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat was de aard en de uitkomst van dat contact?
Met de buurlanden wordt op meerdere niveaus regelmatig overlegd over het Nederlandse softdrugsbeleid. Zo heeft op 6 juni 2013 een overleg plaatsgevonden tussen de ministers van de Benelux-landen, waarbij ook gesproken is over de gevolgen van de meest recente aanpassingen van het coffeeshopbeleid. Politie en openbaar ministerie hebben contact met buurlanden in het kader van specifieke strafrechtelijke onderzoeken, maar bespreken bijvoorbeeld ook jaarlijks in bredere zin de te volgen strategie binnen het zogeheten Hazeldonkoverleg tussen Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk. Het contact met Europol over dit onderwerp vindt met name op operationeel niveau plaats.
Nederland zal vanzelfsprekend een (ondersteunende) rol blijven spelen bij de strafrechtelijke handhaving in het buitenland, bijvoorbeeld door deelname aan Joint Investigation Teams of door het geven van opvolging aan rechtshulpverzoeken. Los van ieders eigen verantwoordelijkheid blijft het van onmiskenbaar belang dat we op Europees niveau waar mogelijk de handen ineen slaan.
Heeft u tevens contact gehad met uw collega’s in andere Europese landen waar de teelt van cannabis drastisch gestegen zou zijn en die dat wijten aan het softdrugsbeleid van Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat was de aard en de uitkomst van dat contact?
Zie antwoord vraag 4.
Is het waar dat andere landen de opsporing van de wiettelers niet aankunnen? Is het tevens waar dat u zich daar niet verantwoordelijk voor voelt gezien de volgende opmerking van uw woordvoerder: «(het) strenge beleid in ons land heeft effect. Het water stroomt naar het laagste punt. Elk land is verantwoordelijk voor de eigen opsporing»?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat, als zou blijken dat Nederlanders verantwoordelijk zijn voor de toename van de wietteelt in andere landen van de Europese Unie (EU), u dan ook een taak heeft bij het ondersteunen van de bestrijding daarvan? Zo ja, op welke wijze gaat u dit vorm geven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Waarom heeft u zich wel verantwoordelijk gevoeld voor klachten van andere EU-landen over de verkoop van cannabis en de wietpas maar voelt u die verantwoordelijkheid nu niet?
Zie antwoord vraag 4.
De antwoorden op Kamervragen over het bericht ‘forse groei rijscholen is ongewenst’ |
|
Farshad Bashir (SP) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u uw bewering1 dat er geen signalen zijn dat nieuwe rijscholen slechter presteren dan de gevestigde, onderbouwen aan de hand van de slagingspercentages zoals die te vinden zijn op www.rijschoolgegevens.nl , aangezien deze gegevens een ander beeld laten zien?
De informatie op www.rijschoolgegevens.nl gaat over examenresultaten van rijscholen in een specifieke regio. De publicatie van de slagingspercentages van de ingeschreven rijopleiders is bedoeld als informatie voor burgers en geeft geen informatie over de kwaliteit van rijscholen. Op de site kan niet worden nagegaan of rijscholen nieuw zijn, maar wel op basis van de Kamer van Koophandel gegevens waarnaar de site verwijst. Daarom kan aan de hand van de gegevens van de website niet worden onderbouwd dat nieuwe rijscholen slechter presteren dan de gevestigde.
Ik stel eisen aan de examens om rijinstructeur te worden en om rijinstructeur te blijven; deze gelden voor alle rijinstructeurs, zowel van nieuwe als van langdurig gevestigde rijscholen. De kwaliteit van een rijschool is afhankelijk van veel meer factoren, zoals de «klik» tussen een rijinstructeur en de aspirant bestuurder en nadere afspraken en verwachtingen. Dit allemaal kan en wil de Rijksoverheid niet regelen en kan de branche zelf regelen.
Bent u het eens met de rijschoolbranche dat de controle en handhaving van de bevoegdheid op basis van de Wet rijonderricht motorvoertuigen 1993 (WRM) ver onder de maat is en het in de praktijk gewoon mogelijk is om zonder geldige bevoegdheid door te gaan met lesgeven? Zo ja, hoe gaat u de handhaving en controle verbeteren? Zo nee, waar blijkt het uit dat het onmogelijk is om zonder bevoegdheid les te geven?
Mij is niet bekend dat de controle en handhaving van de bevoegdheid op basis van de WRM onder de maat is en tot problemen leidt. Ik ontvang vooral brieven van individuele rijscholen die ongerust zijn over de strenge wettelijke eisen die worden gesteld op basis van de WRM. Rijscholen die zijn ingeschreven bij het CBR dienen een uittreksel van de Kamer van Koophandel en een kopie van hun WRM-bevoegdheidspas te kunnen overleggen. Hiernaast kan iedere burger op de website van IKBI opzoeken of een rijinstructeur is bevoegd. Als iemand er achter komt dat een rijinstructeur zonder WRM bevoegdheid les geeft is het belangrijk dat er aangifte wordt gedaan bij de politie.
Hiernaast kan het IBKI op grond van artikel 21 van de WRM de lesbevoegdheid van een rijinstructeur intrekken nadat zij een melding door de politie hebben ontvangen en de rijinstructeur door hun is getoetst op vakbekwaamheid.
Is het ook specifiek voor de rijschoolbranche onderzocht dat het beschikken over algemene ondernemersvaardigheden de overlevingskansen van een zelfstandige rijinstructeur niet verbetert of is dit een algemene stelling van u?
Nee, het gaat hierbij om een algemene conclusie uit onderzoeken die hebben geleid tot de afschaffing van de vestigingswet in 2007. In plaats van bepaalde vakdiploma's dwingend voor te schrijven, kan men het aan de burger overlaten om te letten op keurmerken die door de brancheorganisaties zelf worden toegekend.
Keurmerken kunnen meer zeggen over de kwaliteit van rijscholen dan vakdiploma’s in het algemeen en het diploma ondernemersvaardigheid in het bijzonder.
Kunt u aangeven hoeveel procent van de nieuwe rijscholen binnen twee jaar weer afhaakt en in hoeveel procent van de gevallen het hier gaat om een ondernemer die was gestart met behoud van uitkering?
Zoals in het CBR jaarverslag van 2012 gemeld waren er in 2012 7.867 opleiders bij het CBR ingeschreven. Volgens informatie van het CBR waren er van de 484 opleiders die in 2012 uitgeschreven zijn, in totaal 141 opleiders twee jaar of korter ingeschreven.
Mij is niet bekend in hoeveel gevallen het gaat om een ondernemer die was gestart met behoud van uitkering. Wel kan ik mededelen dat weinig UWV gerechtigden een eigen rijschool starten. Hierop is mijn ambtgenoot van SZW ook bij de beantwoording van de Kamervragen van lid Kuiken en lid Hamer ingegaan.
Is het waar dat het Innovam Branchekwalificatie-instituut (IBKI) enkel een register publiceert met bevoegde rijinstructeurs en examens afneemt, maar niet optreedt als een rijinstructeur zich onttrekt van bijscholing en de op dat moment ongeldig geworden WRM-pas niet terug stuurt? Kunt u uw antwoord toelichten?
IBKI treedt ook op als een rijinstructeur zich onttrekt van bijscholing en de op dat moment ongeldig geworden WRM-pas niet terug stuurt.
IBKI geeft WRM-certificaten af waar de einddatum van de lesbevoegdheid op staat afgedrukt. Een rijinstructeur kan zich niet onttrekken aan de bijscholing. Een rijinstructeur kan slechts besluiten om geen bijscholing te volgen. De lesbevoegdheid eindigt dan van rechtswege op de datum die op het WRM-certificaat staat vermeld.
Overigens worden rijinstructeurs twee keer gewaarschuwd wanneer hun bevoegdheid dreigt te verlopen: circa 6 maanden en circa 6 weken voor einde lesbevoegdheid.
Kunt u deze vragen voor het algemeen overleg Wegverkeer en verkeersveiligheid op 21 mei 2013 beantwoorden?
Op een deel van de vragen ben ik tijdens het Algemeen Overleg Wegverkeer en Verkeersveiligheid reeds mondeling ingegaan. Het was niet mogelijk om de vragen voor het AO schriftelijk te beantwoorden.