Het bericht dat een 10-jarig meisje is aangerand door een illegaal in Nederland verblijvende Somalische bewoner van de “vluchtkerk” |
|
Sietse Fritsma (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Een aangekondigde aanranding»?1
Ja.
Hoe is het mogelijk dat deze psychopathische illegale Somalische vreemdeling, die al sinds 1995 in Nederland verblijft, vrij kon rondlopen, terwijl bekend is dat hij een verleden heeft van (seksuele) agressie en hij reeds herhaaldelijk met justitie in aanraking is geweest?
Kort na de aanranding in de vluchtkerk is betrokkene aangehouden. Hij verblijft sindsdien in voorlopige hechtenis in afwachting van zijn strafzaak.
De verwijdering van criminele en overlast gevende vreemdelingen acht ik een prioriteit. De op verdenking van aanranding aangehouden vreemdeling is eerder niet uitgezet omdat hij lijdt aan een psychische stoornis waarvoor in het land van herkomst onvoldoende behandelmogelijkheden zijn. Daarom was vreemdelingenbewaring, dat immers is gericht op gedwongen vertrek naar het land van herkomst, niet mogelijk. Verder stonden er op het moment van de aanranding geen strafbare feiten tegen betrokkene open die een basis boden om hem in detentie of voorarrest te houden.
Deelt u de mening dat uit dit trieste geval eens te meer blijkt dat, zolang niet tot uitzetting van dergelijke vreemdelingen kan worden overgegaan, zij vastgezet moeten worden zodat ze geen vrij spel hebben in onze samenleving en zodat er een prikkel is om uit Nederland te vertrekken? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u garanderen dat de dader van dit weerzinwekkende misdrijf niet meer vrij komt, maar achter slot en grendel verblijft tot hij alsnog uit Nederland kan worden verwijderd? Zo neen, waarom niet?
Betrokkene is gedagvaard wegens de aanranding in de vluchtkerk. Het is aan de rechter om te oordelen welke maatregel passend is, alle omstandigheden van het geval en de persoon van de dader meewegend. Ik kan niet vooruit lopen op het oordeel van de rechter.
Hoeveel andere criminele illegalen telt ons land? Wat doet u om al deze vreemdelingen uit te zetten dan wel vast te zetten zolang uitzetting niet lukt?
Het aanpakken van criminele illegale vreemdelingen heeft hoge prioriteit. Doel is het daadwerkelijke vertrek van deze vreemdelingen uit Nederland en daarmee de bescherming van de Nederlandse samenleving. De werkwijze is dat een criminele illegale vreemdeling direct na afloop van de strafrechtelijke detentie Nederland wordt uitgezet. In het geval dat uitzetting niet direct aansluitend aan de strafrechtelijke detentie mogelijk blijkt, kan een criminele vreemdeling in vreemdelingenbewaring worden gesteld.
Zoals ik ook heb aangegeven in de beantwoording van de schriftelijke vragen van de leden Helder en Fritsma (beiden PVV) over het bericht «België: bijna 20 criminele illegalen per dag»2, worden momenteel in samenwerking met de ketenpartners verbeteringen aangebracht op het terrein van managementinformatie. Hierbij wordt een koppeling gemaakt tussen de strafrechtketen en de vreemdelingenketen waarmee naar verwachting in 2014 gegevens beschikbaar komen over vreemdelingen die verdacht worden van een misdrijf.
Het totaal aantal verdachte of veroordeelde vreemdelingen dat door tussenkomst van de Dienst Terugkeer en Vertrek Nederland is uitgezet of aantoonbaar uit Nederland is vertrokken, wordt geregistreerd. In 2012 waren dat er circa 690.
De veiligheidssituatie in Irak |
|
Sharon Gesthuizen (SP), Marit Maij (PvdA), Joël Voordewind (CU) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Hoe apprecieert u de meest recent informatie die u op dit moment beschikbaar heeft over de veiligheidssituatie in bepaalde delen van Irak, met name in de regio in en rondom Bagdad en het noorden daarvan, gelet op de eerdere vragen over de actuele veiligheidssituatie in Irak?1
De veiligheidssituatie in Centraal- en Zuid-Irak lijkt sinds april 2013 te verslechteren ten gevolge van oplopende sektarische spanningen tussen de Sjiitische en Soennitische bevolkingsgroepen. In mijn antwoord op vraag 2 zal ik dit nader toelichten. Naar mijn opvatting kan echter uit de beschikbare informatie niet worden opgemaakt dat de situatie in Irak zo ernstig is dat terugkeer naar dat land een schending van artikel 3 EVRM oplevert. Verder wijs ik u nog op een achttal zeer recent door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens gewezen arresten (o.a. arrest van 27 juni 2013, no. 66523/10). In deze arresten concludeert het Hof dat de actuele situatie in Irak niet dusdanig is dat een asielzoeker bij terugkeer naar Irak louter door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico zou lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM. Deze uitspraken hebben naar mijn oordeel des te meer belang nu het Hof de te behandelen zaken ex nunc heeft beoordeeld en ten gevolge in de uitspraken rekening heeft gehouden met de periode tot aan het moment van de uitspraak.
Hoeveel ernstige geweldsincidenten zijn er dit jaar geweest in die gebieden? Is bij benadering bekend hoeveel doden en gewonden daarbij zijn gevallen? Hoe verhouden deze cijfers zich tot die over de jaren 2011 en 2012?
Volgens cijfers van de United Nations Assistance Mission to Iraq (UNAMI) zijn er in Irak in de maanden april, mei en juni respectievelijk 595, 963 en 685 burgerdoden gevallen. Dit duidt op een geweldstoename ten opzichte van de voorgaande periode. Dit geldt met name voor de regio Bagdad, maar ook in de andere delen van Centraal- en Zuid Irak is het aantal geweldsincidenten toegenomen. De veiligheidssituatie in de drie provincies formeel onder bestuur van de Kurdistan Regional Government (Dohuk, Erbil, Sulaimaniya) is in de afgelopen periode stabiel gebleven, en zelfs verbeterd!
In het algemeen ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat naar verwachting in het najaar zal verschijnen, zal in detail worden ingegaan op de veiligheidssituatie in Irak.
Op welk moment is de veiligheidssituatie in delen van Irak dusdanig verslechterd dat het instellen van het vertrekmoratorium noodzakelijk zou zijn?
Deze vraag is niet in zijn algemeenheid te beantwoorden. Het voeren van een vertrekmoratorium is overigens binnen het stelsel van de wet niet de meest geëigende stap bij een verslechterende veiligheidssituatie. Bij een wijzigende veiligheidssituatie, die aanleiding vormt voor een beleidsaanpassing, is primair een wijziging van het geldende toelatingsbeleid aangewezen. Op basis van de specifieke ontwikkelingen zal moeten worden bezien of, en zo ja welke beleidsmaatregelen zijn geïndiceerd.
De publiek-private aanbesteding van een nieuw te bouwen penitentiaire inrichting te Zaanstad |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat de Rijksgebouwendienst voornemens is om het consortium Pi2, waarin Ballast Nedam en Royal Imtech samenwerken, aan te wijzen voor het ontwerpen, bouwen, financieren en beheren van de te bouwen penitentiaire inrichting op Hoogtij in Zaanstad?1
Dit is correct. De Rijksgebouwendienst is voornemens consortium Pi2 aan te wijzen als geselecteerde gegadigde voor het project PPS PI Zaanstad (nieuwbouw). De gunning is gepland op 22 juli 2013.
Wanneer is besloten om dit traject in publiek-private samenwerking (PPS) te starten? Hoe verhoudt het verloop van dit traject zich tot de totstandkoming van het Masterplan Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI)? Klopt het dat dit traject is gestart ruim vóór het Masterplan DJI überhaupt naar de Tweede Kamer is gestuurd?
Reeds eind jaren’90 heeft DJI besloten tot de realisatie van een penitentiaire inrichting in Zaanstad. Nadat verschillende terreinen op geschiktheid zijn onderzocht (Hembrugterrein, Vijfhoekspark en weer Hembrugterrein) is begin 2007 een kavel verworven op bedrijventerrein Hoogtij te Westzaan. Conform het Ministerraadbesluit van 15 april 2005 dat voor alle rijkshuisvestingsprojecten met een investeringssom groter dan € 25 miljoen een Publiek Private Comparator moet worden opgesteld, is deze comparator vervolgens uitgevoerd om de meerwaarde voor pps te bepalen. Op basis van de uitkomst van dit onderzoek is in 2007 besloten tot de start van de aanbesteding van een DBFMO-contract. Aankondiging van de aanbesteding vond plaats op 9 maart 2009. In 2011 is de aanbesteding een periode opgeschort geweest om het programma van eisen aan te passen aan de laatste ontwikkelingen binnen DJI en om de PI meer toekomstbestendig en multifunctioneel te maken. Hiermee voldoet de PI volledig aan de ontwikkelingen op detentiegebied die in het Masterplan DJI 2013–2018 beschreven staan.
Wat zijn de risico’s die voor rekening van de Staat komen? Waarom is gekozen voor een PPS-traject in de wetenschap dat in vergelijkbare trajecten in de wegenbouw enorme verliezen voor rekening van de Staat zijn gekomen?
Het DBFMO-contract voor de realisatie en exploitatie van de penitentiaire inrichting in Zaanstad gaat uit van de rijksbrede modelovereenkomst DBFMO. Dit model is tot stand gekomen in samenwerking tussen de Rijksgebouwendienst, Rijkswaterstaat, het ministerie van Defensie en het ministerie van Financiën. Het model is gebaseerd op jarenlange ervaringen bij ruim twintig pps-projecten in Nederland en daarbuiten. De risico’s in het model worden bij die partij gelegd die ze het beste (en dus goedkoopste) kan beheersen. Er zijn hierbij geen onbeheersbare risico’s voor de Staat. Recente ervaringen met pps-projecten laten aanzienlijke financiële en kwalitatieve meerwaarde zien voor de pps- variant, waarover u in de jaarlijkse voortgangsrapportages «Voortgang in het beleid en de uitvoering van DBFM(O)» van het ministerie van Financiën bent geïnformeerd.
Bent u van mening dat het meer voor de hand had gelegen om pas met een dergelijk traject te beginnen nadat met de Tweede Kamer was overlegd?
Nee, dit besluit is genomen op basis van bestaand en met u gedeeld beleid. De Tweede Kamer is op de hoogte gesteld van het pps-project op Zaanstad in de hiervoor genoemde jaarlijkse voortgangsrapportages.
Bent u bereid om af te zien van de definitieve gunning op 22 juli a.s. totdat u met de Tweede Kamer heeft overlegd over exacte risico’s bij PPS-trajecten in het gevangeniswezen? Zo nee, waarom niet?
Nee, om redenen zoals eerder genoemd. Daarnaast zou het niet gunnen van het project leiden tot kosten van in ieder geval rond € 30 miljoen (bestaande uit kosten ontwerpvergoeding, schadevergoeding en kosten voor herbestemming of verkoop van het reeds aangeschafte kavel). Bovendien zal dan elders moeten worden voorzien in ruim 400 meerpersoonscellen conform het Masterplan.
Het bericht in Duitse media dat Afghaanse diplomaten niet terugkeren naar Afghanistan |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Abzug aus Afghanistan: Rette sich, wer kann», waaruit blijkt dat een significant aantal Afghaanse diplomaten in Duitsland niet terugkeert naar Afghanistan?1
Ik heb kennis genomen van het bericht dat in voorkomende gevallen diplomaten in het land waar ze werkzaam zijn asiel aanvragen.
Kunt u reageren op de genoemde cijfers? Is er een trend waarneembaar van gekwalificeerde Afghaanse vertegenwoordigers die niet terugkeren?
Vooralsnog beschik ikzelf, noch de IND, over duidelijke aanwijzingen dat hier sprake is van een trend.
Is bekend hoeveel Afghaanse vertegenwoordigers in Nederland asiel hebben aangevraagd of onvindbaar waren toen ze moesten terugkeren?
Door de IND wordt de professie van een asielaanvrager niet in de systemen geregistreerd. De door u gevraagde cijfers kunnen daarom niet automatisch gegenereerd worden uit de systemen van de IND. Ook wordt niet centraal geregistreerd hoeveel personen met de door u genoemde achtergronden onvindbaar zijn na werkbezoeken.
Indien een Afghaanse overheidsvertegenwoordiger of een Afghaanse burger, die een werkbezoek aan Nederland brengt, Nederland niet op de geplande datum verlaat en dit bij het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt gemeld, dan worden de IND en de lokale politie geïnformeerd. Andersom informeert de IND het ministerie van Buitenlandse Zaken indien een hoge Afghaanse vertegenwoordiger in Nederland asiel aanvraagt.
Is bekend hoeveel Afghanen die werkbezoeken hebben gebracht aan Nederland asiel hebben aangevraagd of onvindbaar waren toen ze moesten terugkeren?
Zie antwoord vraag 3.
Op welke manier gaan Nederland en de Europese Unie met dit vraagstuk om?
Er is geen specifiek Europees beleid voor dit vraagstuk. Visumaanvragen worden getoetst aan de EU/Schengenregelgeving, een belangrijke component die wordt getoetst, is of de tijdige terugkeer van de visumaanvrager voldoende is gewaarborgd. Niettemin is er geen wettelijke grondslag om een visumhouder het indienen van een asielverzoek te onthouden.
Het artikel ‘Gemeenten mikpunt van Russische spionage’ |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Gemeenten mikpunt van Russische spionage»?1
Ja.
Is het waar dat Nederlandse gemeenten mikpunt zijn van spionageactiviteiten door buitenlandse inlichtingendiensten?
Ja, zoals ook in het Jaarverslag 2012 van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) (Kamerstuk 30 977, nr. 52) vermeld staat, zijn Nederlandse overheidsorganisaties doelwit van inlichtingenactiviteiten van buitenlandse mogendheden. In de Kwetsbaarheidsanalyse spionage (Kamerstuk 30 821, nr. 11) wordt informatie uit gegevensbestanden van de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) als voorbeeld genoemd van databestanden die op de belangstelling van buitenlandse inlichtingendiensten kunnen rekenen.
Deelt u de mening van het plaatsvervangend hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) dat ambtenaren zich onvoldoende realiseren dat ze interessante informatie voor buitenlandse geheime diensten in huis hebben?
Ja, het blijkt dat ambtenaren zich niet altijd bewust zijn van het feit dat zij, omdat zij bijvoorbeeld toegang hebben tot bepaalde vertrouwelijke informatie, mogelijk een interessant doelwit voor buitenlandse inlichtingendiensten zijn.
Op welke wijze wordt bij de inrichting van de basisregistratie personen rekening gehouden met de door de AIVD gesignaleerde kwetsbaarheid van de gemeentelijke basisadministratie Persoonsgegevens (GBA)?
Voor de inrichting van de basisregistratie personen (BRP) is de beveiliging van gegevens een belangrijk uitgangspunt. Het betreft immers persoonsgegevens. De door de AIVD gemaakte analyses vormen voor het programma «mGBA» een belangrijke bron om de inmiddels voorgenomen maatregelen te toetsen op hun effectiviteit en robuustheid.
Zijn lokale bestuurders zich voldoende bewust van de noodzaak van informatiebeveiliging? Op welke wijze bevordert u dat bewustzijn?
Om het bewustzijn en de kennis over informatieveiligheid bij bestuurders en topmanagers in het openbaar bestuur te verbeteren en te borgen, heb ik de taskforce Bestuur en informatieveiligheid dienstverlening ingericht (Kamerstuk 26 643, nr. 269). Deze taskforce staat de ministeries, uitvoeringsorganisaties, gemeenten, provincies en waterschappen bij bij het verbeteren van hun bewustzijn van informatieveiligheid. De wijze waarop dit bereikt wordt, is door het maken van afspraken met de verschillende overheidslagen, in het kader van een verplichtende zelfregulering voor informatieveiligheid.
Welke maatregelen neemt u om zowel ambtenaren als politiek verantwoordelijke bestuurders te waarschuwen voor de risico’s van spionage?
De AIVD publiceert over spionage om de bewustwording te vergroten. Voorbeelden hiervan zijn de brochures «Spionage in Nederland» en «Digitale Spionage» en de Jaarverslagen van de Dienst. Daarnaast heeft de AIVD bijvoorbeeld bijgedragen aan het Cyber Securitybeeld Nederland 3, dat de minister van Veiligheid en Justitie op 3 juli jl. aan uw Kamer heeft aangeboden. Ook heeft de AIVD, samen met de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), de Handleiding Kwetsbaarheidsanalyse Spionage en een bijbehorende e-learning module ontwikkeld. Deze handleiding bevat een stappenplan voor organisaties om zelf een analyse te maken van de kwetsbaarheid voor spionage. Deze Handleiding kan ook door gemeenten gebruikt worden. Tot slot geeft de AIVD voorlichting aan overheden, bedrijfsleven en kennis- en onderwijsinstellingen over de risico's van spionage en de mogelijkheden om de weerbaarheid te vergroten en verzorgt op verzoek awareness-presentaties.
Mededeling op site SVB dat na 2015 een eenmalige uitkering zoals een afkoopsom kan leiden tot intrekking van partnertoeslag AOW |
|
Paul Ulenbelt |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Waarom meldt de site van de SVB het volgende: «Krijgt uw partner op of na 1 januari 2015 eenmalig een uitkering zoals een afkoopsom? En is de uitkering zo hoog dat de toeslag wordt stopgezet? Dan vervalt uw toeslag vanaf dat moment voor altijd. Dit geldt ook als het inkomen van uw partner gedurende 1 maand hoger is doordat uw partner die maand bijvoorbeeld extra uren heeft gewerkt.»?1
Het desbetreffende bericht op de site van de SVB staat los van het wetsvoorstel «Wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde het recht op partnertoeslag van de gehuwde pensioengerechtigde van wie de echtgenoot jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd afhankelijk te maken van het gezamenlijk inkomen van die pensioengerechtigde en diens echtgenoot» (33 687), hierna te noemen: wetsvoorstel wijziging partnertoeslag. Het bericht heeft te maken met artikel 8, tweede lid, van de Algemene Ouderdomswet. Dit lid is met ingang van 1 januari 2013 ingevoegd bij de Wet vereenvoudiging regelingen SVB. Zie ter toelichting de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel (Kamerstukken II 2011/12, 33 318, nr. 3, p. 20 en 21). In het bedoelde tweede lid wordt geregeld dat na 1 januari 2015 als gevolg van een wijziging van het inkomen van de jongere echtgenoot geen recht op partnertoeslag meer kan ontstaan. Bij dit wetsvoorstel is niet expliciet ingegaan op de gevolgen van incidentele inkomstenstijgingen. Het bericht op de SVB-site was in die zin voorbarig. In het door de Tweede Kamer uitgebrachte verslag op het wetsvoorstel wijziging partnertoeslag zijn ook vragen gesteld over incidentele inkomens. Ik kom bij de beantwoording op dit punt terug. Het desbetreffende bericht is inmiddels op de site van de SVB aangepast.
Is het waar dat voornoemde aankondiging voorbarig is omdat de Tweede Kamer het wetsvoorstel dat dit moet bewerkstelligen nog moet behandelen?
Zie antwoord vraag 1.
Wilt u de SVB verzoeken om het bericht aan te passen en te vermelden dat het een door de regering voorgenomen wijziging is? Zo nee waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Onduidelijke regels omtrent identificatieplicht voor zzp’ers |
|
Mei Li Vos (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich de antwoorden op vragen van de leden Mei Li Vos en Recourt over identiteitsfraude door slecht bewaarde paspoortkopieën?1
Ja.
Bent u bekend met de onduidelijkheden onder zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) over identificatieplicht bij het aannemen van een opdracht?
Klachten over onduidelijkheden en tegenstrijdige adviezen over de vermeende identificatieplicht zijn mij niet bekend. Zzp’ers zijn niet verplicht zich te identificeren bij het aannemen van opdrachten. Deze verplichting ontstaat pas als de opdrachtgever ervoor kiest om van de opdrachtnemer een Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) te verlangen.
Bent u op de hoogte van de klachten van zzp’ers over de tegenstrijdige adviezen die de Belastingdienst, het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) en sommige zzp-organisaties verstrekken over identificatie? Wat is uw reactie daarop?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe dient een zzp’er die alleen digitaal communiceert met de opdrachtgever zich te identificeren?
De identiteit van een persoon kan door de opdrachtgever slechts worden vastgesteld als de opdrachtnemer fysiek aanwezig is, zodat de opdrachtgever kan controleren of persoon en identiteitsbewijs met elkaar overeenkomen. Voor het overige verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2 en 3.
Op welke wijze dient het document waarmee de zzp’er zich identificeert door de opdrachtgever behandeld te worden?
Indien de opdrachtgever een kopie vraagt teneinde vrijwaring van mogelijke inhoudingsplicht voor de loonheffingen te verkrijgen, heeft deze opdrachtgever een wettelijke plicht om deze kopie gedurende zeven jaren te bewaren. Aard en nummer van het identiteitsbewijs dienen bij deze kopie te worden bewaard.
Hoe wordt de privacy van de opdrachtnemer (zzp’er) die vanuit huis werkt beschermd? Bent u bereid de zzp’ers en opdrachtgevers én alle betreffende organisaties eenduidige richtlijnen omtrent identificatie door opdrachtnemers (zzp’ers) te verschaffen zodat onduidelijkheden over identificatie tot het verleden behoren? Zo nee, waarom niet?
In het handelsregister staat van elke onderneming het (zaken)adres geregistreerd, alsmede het adres van degene(n) aan wie de onderneming toebehoort: een of meer natuurlijke persoon/personen, dan wel een rechtspersoon. Openbaarheid van dit gegeven -via een uittreksel uit het handelsregister- is nodig om bijvoorbeeld een verhaalsactie te kunnen instellen tegen de eigenaar van de onderneming. Bij zogeheten adresbestanden wordt door de KvK uitsluitend het zakelijk adres van een onderneming verstrekt. Soms valt dat zakelijk adres samen met het woonadres van de eigenaar. Die keuze is vol aan de eigenaar; hij kan ook -om zijn privacy te beschermen- besluiten het bedrijf op een ander adres te vestigen. In dat geval is het woonadres alleen via een uittreksel te traceren, hetgeen een zekere drempel opwerpt. Het woonadres van de bestuurder van een rechtspersoon (bijvoorbeeld de dga van een BV, een rechtsvorm die ook veelvuldig door zzp’ers wordt gebruikt) kan op grond van de wet slechts worden ingezien door bestuursorganen alsmede advocaten, notarissen en deurwaarders. In situaties van concrete dreiging kan ook het woonadres van een natuurlijk persoon (eenmanszaak) door de KvK worden afgeschermd; het kan dan alleen worden ingezien door de hierboven genoemden.
Om fraude met kopieën van identiteitsdocumenten te voorkomen en de regels te verduidelijken heeft het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) reeds richtsnoeren opgesteld voor het overnemen van persoonsgegevens en het kopiëren en scannen van identiteitsdocumenten. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft van 15 januari tot en met 31 maart 2013 een publiekscampagne gevoerd. Het doel was enerzijds om alle burgers te informeren over de risico’s van het afgeven van een kopie van een identiteitsbewijs, anderzijds om maatregelen aan te reiken om fraude met identiteitsdocumenten te verminderen. Een maatregel is dat burgers doel en datum op een kopie schrijven. Daarmee kan misbruik bij een andere organisatie of op een andere datum worden voorkomen. In de beantwoording van de in vraag 1 genoemde Kamervragen van 9 oktober 2012 is aangegeven dat zzp’ers wordt aangeraden dit ook te doen.
De besteding van hulpgelden voor Srebrenica |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitzending van KRO-Brandpunt van 7 juli jl.?1
Ja.
Is het waar dat er nog steeds honderden vluchtelingen in noodwoningen in Tuzla wachten op een huis in Srebrenica?
In Tuzla verblijven nog altijd 1.367 families (4.070 personen) in zogenaamde collective centers en andere alternatieve accommodatie. Volgens het voor vluchtelingenzaken verantwoordelijke Ministerie van de Federatie Bosnië en Herzegovina zijn 398 families afkomstig uit de gemeente Srebrenica. Formeel willen al deze personen terugkeren. Dit is ook een vereiste om in aanmerking te komen voor de status van displaced person, die toegang geeft tot bepaalde (basis-) voorzieningen als medische zorg. In de praktijk echter wil of kan lang niet iedereen terugkeren. De redenen hiervoor zijn onder andere: (i) trauma; (ii) het feit dat oudere vluchtelingen uit afgelegen dorpjes daar niet meer kunnen leven door gebrek aan voorzieningen als winkels; (iii) het feit dat jongere generaties een (school-) leven elders hebben, een gebrek aan arbeidsmogelijkheden hebben of geen rechten op bezittingen waarnaar zij kunnen terugkeren. In 2012 waren er volgens het Ministerie 278 aanvragen voor terugkeer naar Srebrenica, maar geen daarvan uit de collective centers.
Klopt de uitspraak van burgemeester Durakovic van Srebrenica, dat sinds de wederopbouw jaarlijks gemiddeld maar 10 huizen zijn bijgebouwd? Indien ja, kunt u aangeven waarom zo weinig woningen zijn gerealiseerd?
De Nederlandse bijdrage aan de wederopbouw werd vanwege de politieke situatie in Bosnië-Herzegovina pas vanaf 2002 mogelijk en omvatte naast de gemeente Srebrenica ook de aangrenzende gemeenten Bratunac, Milici en Zvornik. Met Nederlandse assistentie zijn sinds 2002 in die gemeenten ruim 2000 woningen gebouwd of hersteld.
Is het waar dat Nederland sinds 1995 120 miljoen euro steun heeft verleend aan Srebrenica? Kunt u aangeven hoeveel daarvan was bedoeld voor wederopbouwactiviteiten?
Sinds 1995 heeft Nederland in Bosnië-Herzegovina voor circa 120 miljoen aan projecten uit laten voeren die geheel of gedeeltelijk aan Srebrenica zijn gerelateerd. Deze assistentie valt uiteen in de volgende categorieën: opsporing en identificatie van vermiste personen; institutionele capaciteit op staatsniveau in Bosnië en Herzegovina voor de vervolging van oorlogsmisdadigers; psycho-sociale steun voor slachtoffers en nabestaanden; duurzame terugkeer (huisvesting, werkgelegenheid en integratie); economische ontwikkeling en bestuurlijke capaciteit; versterking maatschappelijk middenveld met speciale aandacht voor jongeren; en herdenking en herinnering.
Aan wederopbouwprojecten in Srebrenica, Bratunac en Milici (de gemeenten met de grootste aantallen slachtoffers bij de genocide van juli 1995) en in mindere mate in aangrenzende gemeenten als Zvornik, is ongeveer 52 miljoen euro besteed. Het gaat daarbij onder andere om herstel van woningen; infrastructuur (zoals elektriciteitskabels, waterleidingen en wegen); steun voor economische ontwikkeling en het scheppen van banen; en capaciteitsversterking van de gemeenten, private sector en het maatschappelijk middenveld.
Kunt u aangeven waarom de geprojecteerde jaarlijkse uitgaven aan het programma voor de Srebrenica regio, zoals staat in het «goedkeuringsmemorandum 2011 – Sarajevo – algemeen beleidskader», achterblijven bij de beschikbare 5 miljoen euro? Hoe verhoudt deze onderuitputting zich tot het naar voren halen van gelden voor het Srebrenica Regional Recovery Programma voor 2013 naar 2012?
In het goedkeuringsmemorandum van begin 2011 ging de departementsleiding akkoord met het verzoek van de Nederlandse ambassade in Sarajevo om in 2012 5 miljoen euro beschikbaar te blijven stellen aan Srebrenica. Jaarplannen en goedkeuringsmemoranda bevatten een meerjarige doorkijk, maar gaan in principe slechts over het komende kalenderjaar.
De uitgaven (in euro’s) aan Srebrenica in de afgelopen jaren waren als volgt:
2005
8,6 miljoen
2006
7,3 miljoen
2007
6,5 miljoen
2008
7,6 miljoen
2009
5,0 miljoen
2010
5,0 miljoen
2011
4,3 miljoen
2012
5,0 miljoen
In sommige jaren zijn de uitgaven aan Srebrenica hoger uitgevallen dan 5 miljoen euro omdat Nederland toen nog een omvangrijk Ontwikkelingssamenwerkingsprogramma had in Bosnië-Herzegovina, dat ook Srebrenica ten goede kwam. Dit programma is in 2011 geheel uitgefaseerd.
In 2011 zijn de uitgaven aan Srebrenica lager uitgevallen dan 5 miljoen euro. In dat jaar heeft de Nederlandse ambassade niet genoeg voorstellen voor projecten in Srebrenica ontvangen waarvan de kwaliteit en een efficiënte inzet van middelen gewaarborgd zouden zijn.
Is bekend hoeveel van het beschikbare geld voor Srebrenica daadwerkelijk is besteed aan de beoogde doelen en hoeveel is opgegaan aan vaste lasten van de partnerorganisaties?
Het beschikbare geld is daadwerkelijk besteed aan de onder antwoord 4 genoemde doelen. Om het geld zo efficiënt mogelijk te besteden en misbruik te voorkomen werkt Nederland uitsluitend samen met betrouwbare partnerorganisaties. Veelal zijn dat buitenlandse c.q. internationale organisaties met een vestiging in Bosnië-Herzegovina. Het toezicht dat Nederland via deze organisaties kan uitoefenen op een correcte besteding van de middelen en de expertise die via deze organisaties kan worden overgedragen wegen ruimschoots op tegen de kosten die gemoeid zijn met de «overhead» (5 tot 7%) en andere vaste lasten van deze organisaties, zoals personeelskosten van de technische assistentie.
Hoe wordt toegezien op de correcte en effectieve besteding van het geld voor Srebrenica?
De ambassade in Sarajevo is verantwoordelijk voor de selectie en monitoring van projecten. Hiervoor hanteert de ambassade dezelfde procedures als andere Nederlandse ambassades die OS-geld in beheer hebben. De ambassadestaf onderhoudt intensief contact met de partnerorganisaties en ziet daarbij nauw toe op de budgetten en financiële rapportages. Bij projectbedragen boven 1 miljoen euro per jaar wordt jaarlijks een externe audit van de partnerorganisatie uitgevoerd.
De partnerorganisaties zien op hun beurt toe op eventuele werkzaamheden door derden als onderaannemers. Bij infrastructurele werken worden bijvoorbeeld controles op meerdere niveaus toegepast voor de beoordeling van offertes, om het risico van zowel «externe» als «interne» corruptie te beperken. In de door Nederland gefinancierde projecten wordt daarnaast veel aandacht besteed aan de selectie van begunstigden op basis van objectieve criteria. Daar waar de Bosnische autoriteiten op basis van het Dayton-verdrag een leidende rol hebben in dit proces is het externe toezicht zo goed mogelijk vormgegeven. Jarenlang gebeurde dit door plaatselijk gevestigde task forces onder auspiciën van het Kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger. Ook lokale ngo’s en nabestaandenorganisaties zijn soms bij deze toetsing betrokken.
Ten slotte hebben de ambassadeur en zijn medewerkers geregeld contact met lokale ambtsdragers, projectbegunstigden, nabestaandenorganisaties en de lokale vertegenwoordigers van organisaties als het Kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger en de OVSE.
Heeft de ambassade in Sarajevo signalen ontvangen van corruptie bij de besteding van hulpgelden in Srebrenica? Zo ja, hoe is daarop gereageerd?
De ambassade in Sarajevo is bekend met het bestaan van geruchten dat de buitenlandse, inclusief Nederlandse, hulpgelden niet goed worden besteed. In contacten met overheidsinstanties en met de nabestaandenorganisaties wordt aangegeven dat Nederland iedere gespecificeerde fraudemelding zal onderzoeken. Zij worden aangemoedigd eventuele problemen bij de ambassade te melden. Dergelijke specifieke meldingen zijn niet ontvangen.
Klachten die wel zijn ontvangen, veelal van Bosniaakse (= Moslim-) organisaties, hadden vrijwel altijd betrekking op de perceptie dat niet de juiste personen of bevolkingsgroepen profiteerden van de hulp. De ambassade heeft hier, gezien de politiek gevoelige context, veel aandacht aan besteed. De uitvoerende organisaties hebben er alles aan gedaan om openheid te geven over de toegepaste criteria en hebben in sommige gevallen de klagende organisaties nauwer betrokken bij het proces (uiteraard zonder de criteria te wijzigen).
Is het waar dat de directeur van de lokale afdeling van CARE International is ontslagen? Zo ja, kunt u aangeven wat de reden was van zijn vertrek en of er een relatie is met vermeende corruptie?
Uit informatie die wij kregen van CARE is gebleken dat de directeur van de vestiging van CARE International in Sarajevo niet is ontslagen. Uit navraag is gebleken dat de burgemeester van Srebrenica in de uitzending van Brandpunt verwijst naar een medewerker van CARE die een project in Srebrenica coördineerde. De leiding van CARE heeft de betrokkenheid van deze medewerker bij dat project in 2008 beëindigd. Hieraan lagen geen verdenkingen van corruptie ten grondslag. Het laatste Nederlandse project met CARE in Srebrenica eindigde overigens in 2008.
Wat is uw oordeel over de effectiviteit van de besteding van het geld dat Nederland de afgelopen jaren voor Srebrenica beschikbaar heeft gesteld?
Ik ben van mening dat de Nederlandse assistentie aan Srebrenica in de afgelopen jaren overwegend effectief is geweest en heeft bijgedragen aan de vooraf geformuleerde doelstellingen. Dat geldt niet voor alle verstrekte assistentie. Daarbij dient in ogenschouw te worden genomen dat de activiteiten plaatsvinden in een weerbarstige context, waarin naast de verwoestingen van de oorlog en de verloren afzetmarkt als gevolg van het uiteenvallen van Joegoslavië ook de aanhoudende politieke crisis in Bosnië-Herzegovina een rol speelt.
Mede dankzij de Nederlandse assistentie is bijna 90% van de slachtoffers van de genocide van 1995 geïdentificeerd, zijn belangrijke verantwoordelijken vervolgd en veroordeeld voor hun aandeel in de wreedheden van de oorlog, zijn woningen en infrastructurele voorzieningen gebouwd of hersteld, zijn honderden banen gecreëerd en huishoudens aan stabiele inkomens geholpen, is psycho-sociale zorg verleend aan overlevenden, is bijgedragen aan het herdenkingscentrum te Potocari en is de capaciteit versterkt van zowel lokale ngo’s, de particuliere sector als de lokale autoriteiten. Met dit alles is de terugkeer van vele ontheemden gefaciliteerd. Om veel redenen, die verband houden met de moeizame lokale context, is dit proces van terugkeer lang niet compleet en is de Srebrenica tot de dag van vandaag een sterk verdeelde gemeente langs «etnische» lijnen. Toch steekt de economische ontwikkeling in Srebrenica en nabije omgeving, mede dankzij de Nederlandse assistentie, positief af tegen die in sommige naburige steden en dorpen.
De deelname van Sam Rainsy aan de Cambodjaanse verkiezingen |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Cambodia's Sam Rainsy to return for election» en de nog altijd voortdurende ballingschap van Sam Rainsy als gevolg van zijn politieke vervolging?1
Ja.2
Bent u bekend met de uitspraken van het Europees Parlement, het Congres van de Verenigde Staten en verschillende mensenrechtenorganisaties inzake de verhinderde deelname aan de Cambodjaanse politiek van Sam Rainsy? Zo ja, hoe beoordeelt u deze?
Ja. Het is zorgelijk dat de vrijheid van meningsuiting onder druk staat. Ook NL heeft de Cambodjaanse overheid meerdere malen, in VN- en EU-verband, hierop aangesproken. In EU-verband vinden regelmatig demarches plaats over de mensenrechtensituatie in Cambodja. NL ondersteunde onlangs de verlenging van het mandaat van de VN Speciale Rapporteur voor Cambodja, m.n. voor monitoring van mensenrechten ontwikkelingen rond de parlementsverkiezingen van 28 juli in Cambodja.
Deelt u de mening dat uit de akkoorden van Parijs verplichtingen voortkomen die op dit moment onvoldoende worden nageleefd, bijvoorbeeld waar het gaat om zijn vrijheid van meningsuiting en zijn mogelijkheid om deel te nemen aan de verkiezingen?
Met het uitschrijven van verkiezingen waaraan ook de oppositie zal kunnen deelnemen, voldoet Cambodja aan o.m. artikel 12 van de Agreement on a comprehensive political settlement of the Cambodia conflict (onderdeel van de 1991 Paris Peace Agreements): «the Cambodian people shall have the right to determine their own political future through the free and fair election of a constituent assembly [...]». De aanbevelingen van de Speciale Rapporteur behelzen o.m. het vinden van een politieke oplossing die het Rainsy mogelijk maakt als oppositieleider een rol te spelen in de Cambodjaanse politiek.
Bent u bereid om u in te zetten voor het intrekken van de aanklachten tegen Sam Rainsy en het herstel van zijn parlementaire immuniteit? Bent u tevens bereid om u in te zetten voor de deelname van Sam Rainsy aan de Cambodjaanse verkiezingen van 28 juli? Zo ja, op welke manier bent u van plan invulling aan die inzet te geven?
Nederland heeft zich aangesloten bij het EU-standpunt over de verkiezingen in Cambodja, waarin de EU pleit voor transparante en geloofwaardige verkiezingen. Eerder is door de EU aan de National Election Commission technische assistentie aangeboden, die van grote waarde blijkt te zijn in de organisatie van de verkiezingen. In tegenstelling tot in 2008 stuurt de EU ditmaal geen waarnemersmissie naar de verkiezingen in juli.
De Cambodjaanse koning heeft op 14 juli Sam Rainsy op verzoek van premier Hun Sen gratie verleend. Sam Rainsy zal naar verwachting nog voor de verkiezingsdatum van 28 juli terugkeren naar Cambodja.
Het bericht dat het Slotervaartziekenhuis in grote financiële problemen verkeert |
|
Henk van Gerven (SP), Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Hoe oordeelt u over het bericht dat het Slotervaartziekenhuis in grote financiële problemen verkeert?1
Ik begrijp dat belanghebbenden zich zorgen maken over de financiële situatie van het ziekenhuis. Ik heb op het moment geen signalen dat er acute financiële problemen zijn bij het Slotervaartziekenhuis. In het jaarverslag van het Slotervaartziekenhuis over 2012 worden enkele risico’s onderkend met betrekking tot de continuïteit van het ziekenhuis. Echter, het jaarverslag vermeldt ook een aantal acties welke ondernomen is ter beheersing van die risico’s, op basis waarvan het ziekenhuis concludeert dat de continuïteit van de organisatie is geborgd en dat de activiteiten in de nabije toekomst kunnen worden voortgezet2. Met de specifieke gegevens aangaande de financiële situatie ben ik niet bekend. Het is aan het ziekenhuis en aan de ING Bank zelf om antwoord te geven op deze vragen. Mij gaat het er om dat de continuïteit van cruciale zorg in het betreffende gebied geborgd is. Ik heb op dit moment geen signalen dat er een risico is voor de continuïteit van zorg. Omdat het Slotervaartziekenhuis niet onmisbaar is om cruciale zorg te borgen, is er voor mij geen rol bij een eventueel faillissement.
Is het waar dat de ING Bank het kredietplafond van het Slotervaartziekenhuis van 52 naar 28 miljoen euro heeft verlaagd? Wat betekent dit voor de financiële positie van het Slotervaartziekenhuis?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de ING Bank dreigt het kredietlimiet van 28 miljoen euro elk kwartaal met 1 miljoen euro te verminderen? Zo ja, heeft de ING Bank dit dreigement ten uitvoer gebracht? Zo nee, hoe groot is de kans dat zij dit alsnog doet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de ING Bank dreigt een debetrente van 3,85 procent boven de gebruikelijke maandrente in rekening te brengen? Zo ja, heeft de ING Bank dit dreigement ten uitvoer gebracht? Zo nee, hoe groot is de kans dat zij dit alsnog doet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de ING Bank dreigt de rekening courant te blokkeren? Zo ja, heeft de ING Bank dit dreigement ten uitvoer gebracht? Zo nee, hoe groot is de kans dat zij dit alsnog doet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe groot is de kans dat de direct opeisbare lening van 21 miljoen euro wordt opgeëist door de erven Schram? Is het voortbestaan van het Slotervaartziekenhuis in dat geval in direct gevaar? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het jaarverslag van het Slotervaartziekenhuis over 2012 meldt over deze lening het volgende: het bestuur van het Slotervaartziekenhuis heeft ervoor gezorgd dat de lening van € 26 mln. naar € 21 mln. is afgenomen onder een aandelenemissie aan Delta Onroerend Goed (Delta). Met Delta is overeengekomen dat haar vordering in de komende vijf jaar niet zal worden opgeëist. Mij is geen andere informatie bekend. Ik heb op dit moment dus geen reden om aan te nemen dat de lening zou worden opgeëist voor het einde van deze periode.
Hoe is de liquiditeitspositie van het Slotervaartziekenhuis op dit moment? Heeft het Slotervaartziekenhuis nog voldoende liquide middelen om de salarissen te blijven betalen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik hierboven aangaf heb ik geen signalen ontvangen dat er op dit moment acute financiële problemen zijn bij het Slotervaartziekenhuis. Ik ben niet verantwoordelijk voor de financiële positie van het Slotervaartziekenhuis, bovendien beschik ik niet over deze informatie.
Kunt u een uitgebreide beschrijving geven van de actuele stand van zaken wat betreft de financiële positie van het Slotervaartziekenhuis?
Zie antwoord vraag 7.
Vindt u het wenselijk dat een ziekenhuis ten onder dreigt te gaan door getouwtrek tussen verschillende eigenaren? Zijn de patiënten van het Slotervaartziekenhuis daar volgens u bij gediend? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik betreur het dat er onduidelijkheid is over wie de eigenaar van het Slotervaartziekenhuis precies is. Onder de huidige wetgeving is niet openbaar wie de aandeelhouders van een besloten vennootschap (zoals het Slotervaartziekenhuis) zijn, tenzij er slechts één aandeelhouder is. Dit kabinet wil daar verandering in brengen. De minister van Veiligheid en Justitie (V&J) heeft wetgeving in voorbereiding die strekt tot de instelling van een centraal aandeelhoudersregister. Dit register biedt de mogelijkheid eenvoudig vast te stellen wie de aandeelhouders zijn en welke aandelen (in welke rechtspersonen) bepaalde personen hebben.3
Patiënten moeten erop kunnen vertrouwen dat zij zorg ontvangen die voldoet aan de daarvoor geldende eisen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft dan ook direct nadat er onduidelijkheid ontstond over de situatie bij het Slotervaartziekenhuis, de naleving van de wetgeving en normen op het gebied van governance onderzocht. De weerslag van dit onderzoek vindt u bijgevoegd.4 Ik heb op het moment geen aanwijzingen dat de kwaliteit niet voldoende zou zijn of dat het ziekenhuis, in terminologie van de vragensteller, «ten onder zou gaan».
Mocht het ziekenhuis onverhoopt in surseance raken of failliet gaan dan ziet de IGZ erop toe dat de veiligheid en kwaliteit van de zorg daardoor niet in gevaar komt. De verzekeraars zijn verantwoordelijk voor het garanderen van continuïteit van zorg voor hun verzekerden. De NZa controleert of de zorgverzekeraars hun zorgplicht voldoende naleven.
Deelt u de indruk dat het in de bestuurskamer van het Slotervaartziekenhuis enkel nog over financiële belangen gaat terwijl het daar eigenlijk over het bieden van goede zorg zou moeten gaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben niet bekend met de onderwerpen waar de raad van bestuur over spreekt. De raad van toezicht van het Slotervaartziekenhuis heeft tot taak toezicht te houden op het besturen door de raad van bestuur en de raad van bestuur waar nodig aan te spreken.
De IGZ houdt toezicht of kwalitatief goede zorg wordt geleverd en of wordt voldaan aan de governanceregelgeving. Ik heb op dit moment geen aanwijzingen dat hier niet aan wordt voldaan.
Hoeveel geld heeft de voormalig bestuursvoorzitter van het Slotervaartziekenhuis onttrokken aan het Slotervaartziekenhuis?2
Het Slotervaartziekenhuis is zelf verantwoordelijk voor een goed financieel beheer. De raad van bestuur is eindverantwoordelijk voor en belast met het besturen van de zorgorganisatie. Dit houdt onder meer in dat de bestuurders verantwoordelijk zijn voor het beheersen van de risico’s verbonden aan de activiteiten van de zorgorganisatie en voor de financiering van de zorgorganisatie. De raad van toezicht houdt hier toezicht op. Het is dan ook aan het ziekenhuis zelf om antwoord te geven op deze vragen. Overigens meldt het jaarverslag van het Slotervaartziekenhuis over 2012 voor de voormalig bestuursvoorzitter een reservering voor de verwachte kosten voor het brutoinkomen van € 330.000,-.
Indien het ziekenhuis van mening is dat er onrechtmatige betalingen zijn gedaan aan de voormalig bestuursvoorzitter of aan andere partijen kunnen zij hiervoor een juridische procedure starten.
Kunt u een overzicht geven van de inkomsten van de voormalig bestuursvoorzitter? Is hierbij sprake geweest van fraude? Zo ja, wat gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Is het waar dat er privéuitgaven zijn gedaan met de creditcard van het ziekenhuis? Zo ja, om welke bedragen gaat het? Is dit naar uw oordeel de juiste manier om met geld om te gaan dat bedoeld is voor zorg?
Zie antwoord vraag 11.
Is het waar dat 68 verkeersboetes die de voormalige bestuursvoorzitter kreeg, betaald zijn door het Slotervaartziekenhuis? Om welke bedragen gaat het? Is dit naar uw oordeel de juiste manier om met geld om te gaan dat bedoeld is voor zorg?
Zie antwoord vraag 11.
Is het waar dat u begin februari 2013 contact heeft gehad met mevrouw Erbudak? Zo ja, waar heeft u met haar over gesproken?3
Hoewel ik in 2013 geen contact heb gehad met mevrouw Erbudak of andere bestuurders van het Slotervaartziekenhuis, had dit zomaar wel gekund. Het behoort immers tot mijn taak als minister van Volksgezondheid om contacten te onderhouden met diverse partijen in het zorgveld om op de hoogte te blijven van wat er speelt. Ik heb derhalve in 2013 wel contact gehad met vele bestuurders van andere ziekenhuizen.
Heeft u dit jaar vaker contact gehad met mevrouw Erbudak of andere bestuurders van het Slotervaartziekenhuis? Zo ja, wanneer en wat was de inhoud van dat contact?
Zie antwoord vraag 15.
Kunt u een overzicht geven van alle contacten die er dit jaar zijn geweest tussen uw ministerie en het Slotervaartziekenhuis? Wat was de aard en inhoud van die contacten?
Er is begin februari ambtelijk contact geweest tussen het ministerie en mevrouw Erbudak. Mevrouw Erbudak heeft daarbij het ministerie geïnformeerd over de stand van zaken van de contractonderhandelingen met Achmea. Ook na februari is nog enkele malen ambtelijk contact geweest over de stand van zaken. Het ministerie is in dezelfde periode ook door Achmea geïnformeerd over de stand van zaken.
Hoe groot is het risico dat het Slotervaartziekenhuis na het Ruwaard van Putten ziekenhuis het volgende ziekenhuis is dat failliet gaat? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Slotervaartziekenhuis is zelf verantwoordelijk voor de eigen bedrijfsvoering en stelt in het jaarverslag over 2012 dat het de risico’s in voldoende mate beheerst. Het is dan ook niet aan mij om dat risico anders in te schatten. Ik kan mij voorstellen dat de verzekeraar de financiële positie van het ziekenhuis goed in de gaten houdt in het kader van haar zorgplicht. Ik ben verantwoordelijk voor het waarborgen van de continuïteit van cruciale zorg, wanneer een verzekeraar niet aan zijn zorgplicht kan voldoen. Omdat het Slotervaartziekenhuis niet onmisbaar is om cruciale zorg te borgen, is er voor mij geen rol bij een eventueel faillissement.
Hoe aantrekkelijk is het voor investeerders om te investeren in ziekenhuizen, nu zorgverzekeraars ziekenhuizen steeds meer de duimschroeven aandraaien? Verwacht u dat deze houding van zorgverzekeraars tot meer faillissementen van ziekenhuizen zal leiden? Kunt u uw antwoord toelichten?4
Ik verwacht dat zorgaanbieders investeringskeuzes vooraf goed doordenken. Daar hoort bij dat zij voorafgaand aan een investering een goede business case opstellen, dit in nauw overleg met de zorgverzekeraars. Een goede business case zal ook door investeerders worden verlangd alvorens zij overgaan tot investeren. Op deze manier kunnen financiële risico’s worden ondervangen en kansen op faillissement worden verkleind.
De zorgverzekeraar zal in de onderhandelingen met de zorgaanbieder een goede balans moeten vinden tussen kwaliteitsverbetering en efficiëntie aan de ene kant en continuïteit van zorg voor zijn verzekerden aan de andere kant. Wanneer een zorgaanbieder kwalitatief slechte zorg levert of te duur is, kan een zorgverzekeraar besluiten om bij die zorgaanbieder geen zorg in te kopen. Desalniettemin is een faillissement niet in het belang van een zorgverzekeraar. Zorgverzekeraars hebben immers de zorg die door ziekenhuizen wordt geleverd nodig om aan hun zorgplicht te voldoen. Daarnaast raken verzekeraars ook eventueel gegeven bevoorschottingen kwijt bij een faillissement en moeten zij op korte termijn met andere aanbieders afspraken maken om aan hun wettelijke zorgplicht te voldoen. Zowel zorgverzekeraars als investeerders als zorgaanbieders hebben dus een belang dat een zorgaanbieder niet in financiële problemen geraakt.
Heeft u lering getrokken uit het faillissement van het Ruwaard van Putten ziekenhuis? Bent u van plan nu vroegtijdig in te grijpen om een faillissement te voorkomen? Zo ja, wat bent u van plan te ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Hoewel ik het faillissement van het Ruwaard van Puttenziekenhuis betreur voor het personeel, zie ik geen aanleiding om mijn beleid te wijzigen. De continuïteit van zorg is voor mij het uitgangspunt, niet de continuïteit van de zorgaanbieder. Het voorkomen van faillissementen van zorgaanbieders door het leveren van steun houdt geen pas met de verantwoordelijkheden van zorginstellingen zelf en zou juist leiden tot verdere stijging van de kosten. Door te allen tijde garant te staan voor het voortbestaan van een aanbieder, zijn meer financiële middelen nodig die door burgers moeten worden opgebracht. Steun aan zorgaanbieders stimuleert hen (en andere stakeholders zoals zorgverzekeraars en financiers) immers niet om hun keuzes goed te overwegen. Mijn verantwoordelijkheid is beperkt tot het waarborgen van continuïteit van cruciale zorg, wanneer een zorgverzekeraar niet aan zijn zorgplicht kan voldoen. Het Slotervaartziekenhuis is niet onmisbaar om de continuïteit van cruciale zorg te waarborgen, aangezien er in de regio Amsterdam verschillende andere algemene en academische ziekenhuizen voorhanden zijn.
Gaat u het Slotervaartziekenhuis gebruiken als voorbeeld om uw voorstel om winstuitkeringen door ziekenhuizen mogelijk te maken te promoten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb geen reden om aan te nemen dat het wetsvoorstel om winstuitkeringen mogelijk te maken van invloed zal zijn op de kans dat de recente gebeurtenissen bij het Slotervaartziekenhuis bij meer aanbieders van medisch-specialistische zorg zullen plaatsvinden. Dit gezien het feit dat de gebeurtenissen bij het Slotervaart geen betrekking hadden op het uitkeren van winst, maar op de contractering van zorg en een daarmee gepaard gaan verschil van mening over het te voeren beleid tussen de eigenaren. Het wetsvoorstel om winstuitkeringen door ziekenhuizen mogelijk te maken ligt momenteel in de Tweede Kamer en heeft dus nog geen kracht van wet. Het wetsvoorstel stelt bovendien juist strenge voorwaarden aan aanbieders van medisch-specialistische zorg die winst willen uitkeren (en dus ook aan investeerders). Met deze voorwaarden ten aanzien van de kwaliteit en de financiële positie van aanbieders van medisch-specialistische zorg ga ik mogelijke risico’s juist tegen die het aantrekken van privaat kapitaal in de medisch-specialistische zorg met zich mee zou kunnen brengen. Ik zie het wetsvoorstel derhalve als een substantiële verbetering van de huidige praktijk.
De “guidelines on the promotion and protection of freedom of religion or beliefs” |
|
Kees van der Staaij (SGP), Pieter Omtzigt (CDA), Joël Voordewind (CU) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Wanneer heeft u kennisgenomen van de «guidelines on the promotion and protection of freedom of religion or beliefs», aangenomen op de Raad Buitenlandse Zaken van 24 juni jl, waarin precies beschreven wordt wat de EU verstaat onder vrijheid van godsdienst en hoe zij die toepast in haar beleid naar andere landen met zeer precieze richtlijnen onder andere op het gebied van gewetensbezwaren en een zeer beperkte uitleg van de wijze waarop mensen hun godsdienst in groepsverband mogen belijden als recht?
Deze richtsnoeren zijn besproken in de Raadswerkgroep Mensenrechten (COHOM).
Wat is de reden dat noch de geannoteerde agenda van 14 juni, noch het verslag van 27 juni ook maar één woord aandacht schonk aan het voorgenomen en het genomen besluit?
De richtsnoeren zijn tijdens de bijeenkomst van de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) van 24 juni jl. niet inhoudelijk besproken. Zij vormen een uitwerking van de mensenrechtenstrategie die werd aangenomen tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 25 juni 2012. De positie van Nederland is voorafgaand aan deze Raadsbijeenkomst met uw Kamer afgestemd. Zoals tijdens het AO godsdienstvrijheid van 15 mei jl. aan uw Kamer toegezegd, wordt uw Kamer per brief over de aanname van deze richtsnoeren geïnformeerd. Dit geldt ook voor de richtsnoeren over de rechten van LHBT-personen. In het overleg van 15 mei jl. heb ik u geïnformeerd dat de richtsnoeren over vrijheid van godsdienst en levensovertuiging waarschijnlijk bij de RBZ in juni zouden worden aangenomen.
Herinnert u zich dat de fracties van CU, SGP en CDA u een initiatiefnota godsdienstvrijheid aangeboden hebben in het debat over godsdienstvrijheid op 15 mei jl. en dat u daarin zei: «Als de mensenrechtenbrief in de Kamer besproken is, ga ik proberen daar ook in Europees verband meer steun voor te krijgen. Dan zal ik ook navraag doen naar de strategie. In dat kader zal ik een en ander aan de Kamer terugkoppelen.»?
Ja. Ik heb toegezegd te zullen proberen in Europees verband steun te krijgen voor de mensenrechtenbrief – nadat die in de Kamer is besproken – en daarbij ook navraag te doen naar de stand van de uitvoering van de EU-strategie mensenrechten. De aanname van deze richtsnoeren, maar vooral de uitwerking ervan, is deel van de uitvoering van die EU-strategie.
Heeft u, nu deze richtlijnen besproken werden voordat de mensenrechtennota in de Kamer besproken is, het idee om ook in Europees verband een ranglijst van vervolgde religieuze minderheden en godsdienstvrijheid besproken? Zo ja, hoe was de reactie en zo nee, wanneer zult u dat wel doen?
Nee. Zoals toegezegd aan de Kamer zal ik de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, als onderdeel van het Nederlandse mensenrechtenbeleid, in EU-verband bespreken nadat de mensenrechtennota in de Kamer is besproken.
Deelt u de mening dat het zeer gepast geweest zou zijn als u van tevoren gemeld zou hebben dat deze richtlijnen, die gelden voor het buitenlands beleid van de Unie en opgesteld waren in het Europees Parlement en daar goedgekeurd, ter besluitvorming voorlagen in de Europese Raad en dat u dan het Nederlandse parlement in staat gesteld zou hebben zich hier een mening over te vormen?
Tijdens het AO godsdienstvrijheid is de Kamer geïnformeerd dat de RBZ de richtsnoeren waarschijnlijk in juni zou aannemen. Het document is niet opgesteld in het Europees Parlement, maar door de Raadswerkgroep Mensenrechten, en vastgesteld door de Raad. Het Europees Parlement heeft wel aanbevelingen gedaan aan de Raad. De richtsnoeren vormen een publiek document waarover de Kamer zich uiteraard een mening kan vormen.
Op welke wijze gaat u het Nederlandse parlement in staat stellen zich een oordeel te vormen over deze richtlijnen en die mee te laten wegen in de besluitvorming?
Zie antwoord vraag 5.
Staat het Nederlandse parlement nu voor een voldongen feit bij het besluit over aanname van deze richtlijnen over godsdienstvrijheid?
De richtsnoeren vormen deel van de uitvoering van de met uw Kamer besproken Mensenrechtenstrategie van de EU. Zij helpen EU-delegaties en ambassades van lidstaten – waaronder Nederlandse vertegenwoordigingen – het EU-mensenrechtenbeleid uit te voeren. Op basis van hun terugkoppeling zal te zijner tijd evaluatie van de richtsnoeren plaatsvinden. Uiteraard zijn ook de meningen van onder andere het Europees Parlement, nationale parlementen en het maatschappelijk middenveld over de uitvoering van dit beleid van belang.
De bereikbaarheid van de jachthaven van Schiermonnikoog |
|
Lutz Jacobi (PvdA), Albert de Vries (PvdA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de afnemende bereikbaarheid van de jachthaven van Schiermonnikoog omdat de jachthaven dit jaar niet wordt uitgebaggerd?
Ja. Ik heb vernomen dat de gemeente Schiermonnikoog in 2012 heeft besloten om in 2013 de jachthaven niet uit te baggeren.
Klopt het dat het vanwege nieuwe Natura 2000-regelgeving niet langer mogelijk is om het slib dat loskomt bij het uitbaggeren van de vaargeul in deze jachthaven, direct naast deze jachthaven te storten en te gebruiken voor kweldervorming?
Enkele jaren na aanleg van de jachthaven begin jaren negentig is de gemeente wegens onvoldoende capaciteit van het baggerdepot begonnen om zonder vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet de onderhoudsbagger te storten op het wad ten oosten van de jachthaven. Dit was ook toen al een activiteit die had moeten worden getoetst aan de Natuurbeschermingswet. In de loop van jaren heeft dit geleid tot een voortschrijdende aantasting en verruiging van het ter plaatse aanwezige beschermde habitattype (waarvoor een behoudsdoelstelling geldt).
In 2007 is door het toenmalige ministerie van LNV aan de gemeente verzocht om wegens deze voortschrijdende aantasting een betere oplossing te vinden voor het verspreiden van de onderhoudsbagger uit de jachthaven.
De gemeente heeft desondanks in 2009 een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet aangevraagd voor het verspreiden van baggerspecie wederom ten oosten van de jachthaven onder de vermelding dat naar verwachting hierdoor langs de waddendijk een kwelder zou ontstaan. Hierbij was nog geen nader onderzoek gedaan op grond waarvan natuurlijke kwelderontwikkeling verwacht mocht worden. Na overleg met de gemeente over het ontbreken van de voor de beoordeling benodigde informatie is de gemeente in de gelegenheid gesteld de gevraagde informatie alsnog in te dienen. Omdat de gemeente hiervan geen gebruik heeft gemaakt is de aangevraagde vergunning in 2010 geweigerd.
Bent u er bekend mee dat de betrokken natuurpartijen vinden dat het slib uit deze jachthaven wel voor kweldervorming kan worden gebruikt, omdat deze jachthaven schoon slib heeft en heel kleinschalig en bijzonder is? Wat vindt u van de mening van deze natuurpartijen?
Ja, ik ben hiermee bekend. Ook in het kader van het programma «Naar een Rijke Waddenzee» wordt deze mogelijkheid verkend. De milieuhygiënische kwaliteit van het beschikbare baggerslib is echter slechts één van de aspecten die relevant zijn voor de beoordeling of kweldervorming realiseerbaar is. Naar overige relevante aspecten heeft nog onvoldoende nader onderzoek plaatsgevonden.
Zijn er maatregelen te treffen om de afvoer van slib naar de daarvoor gebruikelijke plek in de nabijheid van de haven alsnog mogelijk te maken?
Tot vorig jaar heeft de gemeente gebruik kunnen maken van het bestaande baggerdepot. Dat depot zit bijna vol. De gemeente heeft een verkennend gesprek gevoerd met Rijkswaterstaat over de mogelijkheid om de onderhoudsbagger via het toekomstig onderhoudscontract van Rijkswaterstaat te laten afvoeren naar een verspreidingslocatie voor baggerspecie in de Waddenzee. In het najaar ontstaat hierover meer duidelijkheid.
FRAGO 242 |
|
Jasper van Dijk (SP), Harry van Bommel (SP) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw antwoord op eerdere vragen dat de achtereenvolgende Nederlandse detachementscommandanten die opereerden onder het commando van het Britse hoofdkwartier MND-SE niet bekend waren met FRAGO 242?1
Ja.
Kunt u aangeven of FRAGO 242, anders dan bij de detachementscommandanten, wel bekend was bij het Nederlandse contingentscommando bij het Britse regionale hoofdkwartier MND-SE, waaronder Stabilisation Force Iraq (SFIR) viel?
Voor de beantwoording van de eerdere vragen zijn de archieven van de detachementscommandanten, de contigentscommandando’s en de directie operaties van het ministerie van Defensie onderzocht en is met personeel gesproken dat destijds betrokken was bij de uitvoering van de missie. FRAGO 242 of verwijzingen hiernaar zijn hierbij niet aangetroffen.
De toekomst van de collectie van het Geldmuseum in Utrecht |
|
Mona Keijzer (CDA), Vera Bergkamp (D66) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bereid om met elkaar een eenduidige visie te formuleren met betrekking tot de toekomst van de collectie van het Geldmuseum in Utrecht en die aan de Kamer te zenden?
Ja. De eigenaren van de verschillende deelcollecties van het Geldmuseum, te weten de Nederlandsche Bank, het ministerie van Financiën en het ministerie van OCW, zijn daarover reeds in gesprek. De Kamer wordt hierover te zijner tijd nader geïnformeerd.
Kunt u in ieder geval aangeven waarom het ministerie van Financiën de relatie met het Geldmuseum in mei 2013 onverwacht heeft opgezegd en op welke manier het sluiten van de deuren van het Geldmuseum een noodzakelijke besparing oplevert?
Nadat in 2012 bekend werd dat het ministerie van OCW zijn subsidie aan het Geldmuseum per 2013 zou verminderen, heeft het ministerie van Financiën met een aanvullende bijdrage het mede mogelijk gemaakt om het museum in 2013 open te houden. Hierdoor werd tijd gewonnen om op een gepaste wijze met het Geldmuseum de toekomstmogelijkheden te onderzoeken. Uit het onderzoek heeft het ministerie van Financiën geconcludeerd dat de continuïteit van het Geldmuseum niet meer is gegarandeerd, waarna besloten is de subsidierelatie te beëindigen. Het Geldmuseum zag zich daardoor genoodzaakt te sluiten per 1 november 2013. Reeds vanaf de aanvang van het onderzoek was voor alle partijen duidelijk dat dit een mogelijke uitkomst zou kunnen zijn. Over de hoogte van de op termijn te realiseren besparingen kunnen echter nog geen uitspraken gedaan worden, omdat toekomstige opslag en beheer van de collectie, alsmede de kosten hiervan, nog nader worden onderzocht. De Kamer zal hierover te zijner tijd worden geïnformeerd.
Wat zijn de kosten van het beheer van de collectie van het Geldmuseum als geheel en waaruit worden die in de toekomst gedekt?
Uit het jaarverslag over 2012 van het Geldmuseum blijkt dat de beheer- en behoudsactiviteit van de collectie als geheel ongeveer 630.000 euro kost. Waaruit de kosten van het toekomstige beheer worden gedekt is afhankelijk van wat er met de collectie gaat gebeuren. Dat is nu nog niet bekend, maar zal te zijner tijd met de Tweede Kamer worden gedeeld.
Waarom is er niet voor gekozen om het plan van de door het ministerie van Financiën in het leven geroepen werkgroep over de toekomst van het Geldmuseum uit te voeren?
De door het ministerie van Financiën in het leven geroepen werkgroep heeft eind 2012 en begin 2013 verschillende toekomstopties voor het Geldmuseum onderzocht. Zelfs in het uiteindelijke advies van de werkgroep zou het museum genoodzaakt zijn de deuren te sluiten. Het voorstel van de werkgroep was om te kijken naar de mogelijkheid om een nieuw, bij DNB onder te brengen, financieel educatief centrum op te zetten, met inzet van expertise en middelen van het Geldmuseum, alsmede van andere relevante partijen. Van deze optie is afgezien omdat het gepaard zou gaan met hoge investeringskosten (additionele verbouwingskosten bij DNB werden geschat op € 4 miljoen), waardoor de financiers van het Geldmuseum wederom geconfronteerd werden met een financieringsvraagstuk. Alternatief was om op zoek te gaan naar mogelijke andere medefinanciers, maar aan de haalbaarheid van een sluitende begroting werd sterk getwijfeld.
Wat gaat er gebeuren met de collectie van het Geldmuseum? Wordt die verdeeld over de drie eigenaren of bij elkaar in een depot bewaard? Bent u verantwoordelijk voor de collectie als geheel of voor een bepaald deel? Hoe gaat u de collectie beschermen?
Iedere eigenaar is verantwoordelijk voor zijn deel van de collectie. De minister van OCW heeft collectiebeleid geformuleerd, onder andere over bescherming van collectie. Zie daarvoor de Museumbrief «Samen werken, Samen Sterker» van 10 juni 2013.1 Voor de overige deelantwoorden op vraag 5 verwijs ik naar het antwoord op vraag 1.
Wat gaat er gebeuren met het gebouw en de functie van de Rijksmunt?
De Koninklijke Nederlandse Munt (KNM) is eigenaar van het gebouw aan de Leidseweg 90 in Utrecht. Het Geldmuseum huurt een gedeelte van het gebouw van KNM. Het ministerie van Financiën heeft als aandeelhouder aan KNM gevraagd om verschillende alternatieven voor de huisvesting van de onderneming te onderzoeken. Vooralsnog betekent sluiting van het Geldmuseum dat KNM op zoek gaat naar een nieuwe huurder. De sluiting van het Geldmuseum heeft geen invloed op de functie van KNM.
Herkeuring van jonggehandicapten |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Acht u het getuigen van een betrouwbare staatssecretaris wanneer u in januari van dit jaar met trots verkondigt dat jonggehandicapten niet massaal aan een herkeuring zullen worden onderworpen om nog geen vijf maanden later het tegenovergestelde te doen?1 2
De beoordeling op arbeidsvermogen van het zittend bestand van de Wajong en de overdracht van mensen met arbeidsvermogen naar gemeenten is opgenomen in het sociaal akkoord3. Samen met sociale partners is het kabinet tot een pakket gekomen waar ik achter sta. De meerwaarde van het sociaal akkoord is dat de sociale partners zich nu ook hebben verbonden aan de doelstelling om meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen. Werkgevers stellen zich (oplopend tot 2026) garant voor 100.000 extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen en voor mensen met een arbeidsbeperking die minimaal het wettelijk minimumloon kunnen verdienen door gebruik te maken van een voorziening gericht op persoonlijke ondersteuning op de werkplek. Daarnaast stelt de overheid zich garant voor 25.000 extra banen voor deze groep. De afspraken uit het sociaal akkoord verbreden het draagvlak voor de Participatiewet en daarmee het draagvlak om meer banen voor mensen met een arbeidsbeperking te realiseren. Dat doel heeft altijd voorop gestaan.
Is al bekend hoe de herkeuringen eruit zullen zien? Zo ja, hoe en wat? Zo nee, hoe is het mogelijk dat u nu al spreekt over aantallen wajongers die na herkeuring in de bijstand zullen belanden of het recht op uitkering volledig verliezen vanwege partnertoets en/of gezinsbijstand?3 4 5
Zoals ik in mijn brief van 27 juni7 heb gemeld, zullen de Wajongers, conform het sociaal akkoord, worden beoordeeld op arbeidsvermogen. Hoe beoordeling van het zittend bestand van de Wajong precies zal worden vormgegeven wordt nog nader uitgewerkt. De aantallen die ik in de media heb genoemd, komen voort uit ramingen die zijn gemaakt op basis van gegevens van het UWV. Ook het moment waarop mensen overgaan naar gemeenten wordt nader uitgewerkt in overleg met VNG, UWV en sociale partners. Het is voor de mensen die het betreft van belang dat deze overgang zorgvuldig zal plaatsvinden.
Hoe kan het dat u vorige week sprak over 190.000 wajongers die in de bijstand zullen belanden na herkeuring en in de Nieuwsuur uitzending van 6 juli 2013 spreekt over 130.000 wajongers? Goochelt u met wajongers of hoe zit het anders?6 7 8
Volgens de ramingen zijn er aan het eind van 2014 ongeveer 240.000 Wajongers. De inschatting is dat 100.000 hiervan geen arbeidsvermogen hebben. Zij behouden hun Wajong-uitkering.
Waarom spreekt u wel in de media over aantallen wajongers die na herkeuring in de bijstand zullen belanden maar heeft u verzuimd dit in de brief aan de Tweede Kamer te melden?9
Conform mijn eerdere toezegging aan de Tweede Kamer heb ik u in mijn brief van 27 juni op hoofdlijnen geïnformeerd over de vormgeving van de Participatiewet na het sociaal akkoord.
Gelet op het feit dat in de media verschillende aantallen circuleerden en om onnodige onrust voor de mensen die het betreft te voorkomen, heb ik besloten om inzicht te geven in de ramingen van het UWV.
Het rentebesluit van de ECB |
|
Jacques Monasch (PvdA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat de Europese Centrale Bank (ECB) de rente nog lange tijd laag zal houden?1
Ja.
Welke invloed heeft dit besluit van de ECB op de hoogte van hypotheekrenteaftrek in Nederland? Kunt u dit toelichten?
Een lage rente van de ECB kan zich doorvertalen in een lagere rente die een aanbieder van hypotheken betaalt voor het financieren van diverse portefeuilles. Indien met deze rente de hypotheekportefeuille wordt gefinancierd, kan dit zich doorvertalen in een lagere hypotheekrente en daarmee een lagere hypotheekrenteaftrek. Aanbieders gebruiken echter ook andere, langer lopende, financiering en deposito’s om de hypotheekportefeuille mee te financieren. Het is aan aanbieders zelf om te bepalen of en zo ja in welke mate zij het eventuele voordeel van lage financieringskosten doorberekenen middels een lagere hypotheekrente. Daarnaast zijn andere variabelen van invloed op de hoogte van de hypotheekrente. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) benoemt in haar studie «Concurrentie op de hypotheekmarkt» van 18 april 2013 de financieringsopslag, hypotheekspecifieke risico-opslagen en een opslag voor operationele kosten.2 Verder kunnen de totale omvang van de hypotheekportefeuille op de balans, strategische doelstellingen en concurrentie afwegingen van invloed zijn op het prijsbeleid van aanbieders. Een gezonde en goed werkende hypotheekmarkt vergroot de kans dat middels concurrentie druk op de prijzen ontstaat. Dit onderwerp heeft dan ook mijn continue aandacht en die van mijn collega’s van Economische Zaken en voor Wonen en Rijksdienst.
De ACM heeft aangegeven dat capaciteitsrestricties en een gebrek aan toetreding de belangrijkste redenen zijn waarom de marges op Nederlandse hypotheken de afgelopen jaren zijn gestegen. Het kabinet heeft verschillende maatregelen genomen om deze belemmeringen weg te nemen. Naast het gegeven dat de afgelopen jaren duidelijk is geworden dat banken met lage kapitaalratio’s kwetsbaar zijn en dat banken hun kapitaalpositie dienen te versterken, is de hoge Nederlandse hypotheekschuld een belangrijke oorzaak van de capaciteitsrestricties die aanbieders ervaren. Met de recente maatregelen op de hypotheekmarkt wordt de groei van de hypotheekschuld afgeremd en worden de risico’s voor de consument en de aanbieder verkleind.3 Dat kan de financierbaarheid van de Nederlandse hypotheekportefeuilles vereenvoudigen wat kan resulteren in een drukkend effect op de hoogte van de rente. Bovendien maken deze maatregelen het eenvoudiger voor buitenlandse toetreders om de Nederlandse markt te betreden wat de concurrentie op de hypotheekmarkt kan vergroten.
Daarnaast zijn met de inwerkingtreding van het Wijzigingsbesluit Financiële Markten 2013, verschillende maatregelen van kracht geworden die de werking van de hypotheekmarkt verbeteren en de positie van de consument versterken.4
Bovendien is de ACM een studie gestart naar mogelijkheden voor verbetering van de marktwerking in de bancaire sector, waaronder de hypotheekmarkt. Daarbij wordt specifiek aandacht besteed aan de toetredingsmogelijkheden op de markt. Op korte termijn zal ik de Tweede Kamer tevens de visie op de Nederlandse bancaire sector toesturen waarbij ook zal worden stilgestaan bij de concurrentie in de bancaire sector.
Bent u bereid om met de banken in overleg te treden om te bespreken hoe zij, mede gelet op dit ECB-besluit, de hypotheekrente naar beneden kunnen en gaan brengen? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Twee Chinese tolken die door de Immigratie- en naturalisatiedienst (IND) op non-actief zijn gezet |
|
Harry van Bommel (SP), Sharon Gesthuizen (SP) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw antwoorden van 26 april jl. op de vragen van 19 maart jl.1 en uw antwoorden van 1 juli jl. op vervolgvragen van 27 mei jl.?2
Ja.
Erkent u dat het in ieder geval onwenselijk is als er tolken en vertalers in het IND-tolkenbestand staan geregistreerd die niet aan de gestelde bijscholingseisen voldoen? Zo nee, waarom niet? Hoeveel tolken en vertalers staan er nog ingeschreven in het IND-tolkenbestand die niet voldoen aan deze bijscholingseisen? Staan betreffende Chinese tolken nog steeds geregistreerd in dit tolkenbestand? Op welke gronden kunnen tolken en vertalers uit dit bestand worden verwijderd?
Tolken en vertalers die ingeschreven zijn in het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv) of zijn geplaatst op de Uitwijklijst hebben een bijscholingsverplichting om de inschrijvingsperiode na 3 of 5 jaar te kunnen verlengen. Dit is vastgelegd in het Besluit permanente educatie Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) van 22 december 2011. Deze bijscholingsplicht is alleen wettelijk vastgelegd voor register- en uitwijklijsttolken.
De IND is in beginsel verplicht registertolken in te zetten in de procedures. Indien het niet mogelijk is een registertolk in te zetten kan gemotiveerd worden afgeweken van deze afnameverplichting. De Wbtv biedt deze ruimte ook: wanneer wegens de vereiste spoed een in het register ingeschreven beëdigde tolk of vertaler niet tijdig beschikbaar is of wanneer het register geen tolk of vertaler bevat die gekwalificeerd is voor de vereiste bron- of doeltaal wordt van deze afnameplicht afgeweken.
De IND maakt gebruik van circa 900 tolken, van wie circa 360 tolken niet staan ingeschreven in het register of opgenomen zijn op de uitwijklijst. Deze tolken voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen alvorens zij worden opgenomen in het IND-tolkenbestand, zoals een goede, actieve en actuele kennis van het Nederlands en de vreemde taal en het kunnen voeren van een vloeiende conversatie in beide talen. Daarnaast moet de tolk voldoen aan eisen aangaande zijn werk- en denkniveau, alsmede op het gebied van tolkvaardigheden.
De IND valt niet onder het Besluit permanente educatie van de Wbtv zoals het Rbtv, en heeft voor deze tolken geen standaard bijscholingseisen ten behoeve van verlenging van inschrijving. De IND stelt geen algemene bijscholingseisen aan tolken, mede daar er op het gebied van de door die tolken gesproken vreemde talen vaak geen tolkenopleidingen bestaan. Aan individuele tolken kunnen indien daartoe aanleiding bestaat bijscholingseisen worden opgelegd op het gebied van de Nederlandse taal, tolkhouding en tolkvaardigheden om zodoende aan de kwaliteitseisen te blijven voldoen.
De IND hecht grote waarde aan de integriteit van tolken. Tolken die in het IND-tolkenbestand zijn opgenomen zijn gehouden aan naleving van de Gedragscode tolken van de IND. Gronden voor verwijdering uit het IND-tolkenbestand kunnen zijn een overtreding van een of meerdere artikelen uit de Gedragscode tolken IND (zie www.ind.nl), zoals:
De betreffende Chinese tolken zijn niet meer opgenomen in het IND-tolkenbestand.
Worden er verschillende (bij)scholingseisen gesteld aan inschrijving bij het Register beëdigde tolken en vertalers op de uitwijklijst respectievelijk in het IND-tolkenbestand? Zo ja, waarom? Welke scholingseisen worden gesteld?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe komt het dat de rechtbank onvoldoende op de hoogte was over de gerezen twijfel aan de integriteit van betrokken tolken? Hoe zal dit in de toekomst worden voorkomen? Wat is de normale procedure om alle instanties hierover snel en effectief te informeren?
In mijn antwoord op eerdere vragen3 heb ik reeds beschreven wat in dit geval is gebeurd, evenals de maatregelen die in reactie daarop genomen zijn. In aanvulling hierop kan ik nog melden dat wanneer een tolk of vertaler is opgenomen in het Register beëdigde tolken en vertalers deze inschrijving kan worden doorgehaald indien zich ernstige feiten of omstandigheden aandienen aangaande de integriteit of de vakbekwaamheid van een beëdigde tolk of vertaler. Van een beschikking tot doorhaling of tijdelijke doorhaling wordt mededeling gedaan in de Staatscourant en deze wordt onder de aandacht gebracht van de instanties met een afnameplicht.
In welke procedures, anders dan asielprocedures, zijn de twee Chinese tolken nog meer ingezet? Hoeveel procedures betreft het? Zijn de Oeigoerse betrokkenen geïnformeerd over de betrokkenheid van deze tolken? Zo nee, waarom niet?
Uit de IND systemen kwam naar voren dat in minder dan vijf reguliere procedures de betreffende tolken mogelijk zijn ingezet. Hierin bleek reeds sprake te zijn van rechtmatig verblijf. Evenals in asielzaken waarin reeds sprake is van rechtmatig verblijf zijn zij niet actief benaderd omdat (gedwongen) terugkeer naar China niet aan de orde is. Wel zal in hun dossier bij de IND een aantekening worden opgenomen als vaststaat dat er een contactmoment is geweest met één van beide tolken.
Hoeveel Oeigoeren is alsnog de vergunning geweigerd wegens gevaar voor de openbare orde? Is in hun zaak ook onderzocht of er belastende informatie aan China is verstrekt over hun asielaanvraag? Zo nee, waarom niet? Erkent u dat zij hierdoor mogelijk meer gevaar lopen bij terugkeer? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze gaat u voorkomen dat deze Oeigoeren gevaar lopen bij terugkeer?
In een zeer klein aantal gevallen, minder dan 10, is sprake van een gevaar voor de openbare orde en is om die reden geen verblijfsvergunning verleend. In deze gevallen is schending van artikel 3 EVRM aangenomen. In een dergelijke situatie is uitzetting naar het land van herkomst niet aan de orde.
Erkent u dat uit opeenvolgende ambtsberichten over China blijkt dat er zeker een kans is dat familieleden van Oeigoeren die in het buitenland verblijven, te maken kunnen krijgen met negatieve aandacht van de autoriteiten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze gaat u dan zoveel mogelijk voorkomen dat familieleden in China problemen of negatieve aandacht krijgen van Chinese autoriteiten?
Het kan voorkomen dat familieleden van Oeigoeren die in het buitenland actief zijn op het gebied van mensenrechten of van Oeigoeren die worden gezocht, van de zijde van de Chinese autoriteiten problemen ondervinden. In het algemeen zal de vrees voor negatieve aandacht voor familieleden samenhangen met de redenen voor een asielaanvraag. Dit zal dan worden meegewogen in de beoordeling van de aanvraag. Het is een uitgangspunt van het asielbeleid dat de autoriteiten van de landen van herkomst van asielaanvragers niet worden geïnformeerd over asielaanvragen.
Nederland zal bij de Chinese autoriteiten blijven aandringen op het respecteren van mensenrechten, in het bijzonder van de rechten van minderheden, zoals de vrijheid van religie, vrijheid van vreedzame vergadering en vrijheid van meningsuiting.
Op welke wijze blijft u de situatie van Oeigoeren in China nauwlettend volgen?
De Nederlandse ambassade rapporteert met enige regelmaat over de politieke ontwikkelingen in Xinjiang. Daarnaast brengt het ministerie van Buitenlandse Zaken regelmatig een ambtsbericht uit over China ten behoeve van het asiel- en terugkeerbeleid. De laatste dateert van december 2012.
Ook hebben de landenspecialisten van Bureau Land en Taal van de IND specifieke kennis over de landen van herkomst en zijn hierdoor ook goed geïnformeerd over de situatie van Oeigoeren in China. Zij zijn steeds op de hoogte van de laatste rapporten en hebben een signalerende functie.
Ongedocumenteerde alleenstaande minderjarige vreemdelingen |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de zorgen die eerder zijn uitsproken over het ongedocumenteerd zijn van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV’s) die geen recht hebben op asiel in Nederland?1
Ik herinner me de zorgen die zijn uitgesproken over ongedocumenteerde amv’s en heb begrip voor de kwetsbare situaties waarin deze jongeren zich bevinden. Op 22 juni 2012, 17 mei en 1 juli jl. is uw Kamer geïnformeerd over de onwenselijkheid van het verstrekken van een identiteitsbewijs aan onrechtmatige verblijvende amv’s3 4.
Voor de goede orde wil ik benadrukken dat, eerst en vooral, een amv niet zonder identiteitsbewijs in Nederland hoeft te verblijven. Een amv, die niet in aanmerking komt voor bescherming, is vrij om naar de diplomatieke vertegenwoordiging van het land van herkomst te gaan om daar een identiteitsbewijs aan te vragen. Er is dus geen reden waarom amv’s niet in bezit zouden kunnen zijn van een identiteitsbewijs, eventuele uitzonderingen daargelaten.
De kwetsbare situatie van amv’s wordt niet opgelost door het verstrekken van een identiteitsdocument. Ik deel dus niet de mening dat een identiteitsbewijs de kwetsbaarheid van amv’s kan verkleinen, zij hebben immers recht op opvang, scholing en medische zorg tot hun meerderjarigheid. Daarnaast creëert een identiteitsdocument verstrekt door de Nederlandse overheid ten onrechte de schijn van legaliteit.
In zijn algemeenheid geldt dat de overheid voor zijn handelen een wettelijke grondslag nodig heeft. Op grond van het vreemdelingenrecht kan een bewijs van rechtmatig verblijf worden verstrekt aan rechtmatig verblijvende vreemdelingen. Dit bewijs is in de wet op de identificatieplicht aangemerkt als rechtmatig identiteitsbewijs. De Vreemdelingenwet kent geen grondslag om documenten te verstrekken aan niet rechtmatig verblijvende vreemdelingen, ook niet indien zij amv zijn. Gelet op wat ik hiervoor heb aangegeven, zie ik ook geen noodzaak om een dergelijke grondslag te creëren.
Hoeveel ongedocumenteerde AMV’s bevinden zich in Nederland? Hoe groot is gemiddeld het deel van de totale instroom van AMV’s dat ongedocumenteerd is?
Er worden geen cijfers bijgehouden over ongedocumenteerde amv’s. In de praktijk blijkt een groot deel van de amv’s ongedocumenteerd.
Om een kader te geven: de asielinstroom van amv’s (eerste asielaanvragen) betreft 480 aanvragen in 2011, 700 aanvragen in 2010, 1.040 aanvragen in 2009 en 730 in 20085.
Op welke wijze waarborgt u dat ongedocumenteerde AMV’s niet extra kwetsbaar zijn voor uitbuiting, kinderhandel en een rechteloos bestaan in de illegaliteit in Nederland?
Voor amv’s ten aanzien van wie er indicaties zijn dat zij een risico lopen om slachtoffer te worden van mensenhandel is er de beschermde opvang. Voogdijinstelling Nidos indiceert de jongere voor een plaats in de beschermde opvang. Zoals ik u onlangs heb gemeld, verdwijnen er nauwelijks amv’s uit deze beschermde opvang6. Ik heb daarbij aangegeven welke, ook ten aanzien van de overige amv’s, inspanningen worden gedaan om verdwijningen te voorkomen en jongeren in geval van verdwijning op te sporen. Het al dan niet gedocumenteerd zijn, maakt hierbij geen verschil.
Mijn beleid is er voorts op gericht om amv’s aan wie geen asiel wordt verleend zo snel mogelijk terug te laten keren naar hun herkomstland of een derde land waar zij redelijkerwijs heen kunnen gaan onder de voorwaarde van adequate opvang. Hierbij is medewerking van de amv zelf en zijn omgeving onontbeerlijk. Als is vastgesteld dat de amv geen asielbescherming nodig heeft, dient hij zich te wenden tot de autoriteiten van zijn land van herkomst om documenten aan te vragen. Hierbij kunnen zij uiteraard ook ondersteuning krijgen door bijvoorbeeld de DT&V of IOM.
Deelt u de mening dat een identiteitsbewijs die kwetsbaarheid van AMV’s kan verkleinen? Deelt u daarnaast de mening dat een AMV-pasje geen dubbel signaal hoeft af te geven als dit geen rechtmatig verblijf oplevert, geen extra rechten in het leven roept en de AMV’s niet ontslaat van de verplichting om te werken aan terugkeer naar het land van herkomst? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze waarborgen andere Europese lidstaten dat ongedocumenteerde AMV’s die niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning, voldoende beschermd zijn tegen uitbuiting en kinderhandel? Welke lidstaten verlenen deze AMV’s rechtmatig verblijf en/of een identiteitsdocument? Kunt u bij dit antwoord in ieder geval het Duitse beleid betrekken?
Het risico om slachtoffer te worden van mensenhandel hangt niet per se samen met het illegaal zijn. Immers, in het verleden hebben we meegemaakt dat amv’s verdwenen uit de opvang terwijl zij nog in de asielprocedure zaten. Daartoe is de beschermde opvang ontwikkeld. Het feit dat een amv uitgeprocedeerd en ongedocumenteerd is, betekent niet altijd dat hij uit zicht is van de overheid. Amv’s hebben een voogd en recht op opvang en voorzieningen tot hun 18elevensjaar. Nederland zet zich in het algemeen in om mensenhandel en uitbuiting te voorkomen en dit geldt ook voor andere Europese landen.
Een van de doelstellingen van het Action Plan on Unaccompanied Minors 2010–2014 van de Europese Commissie is het voorkomen van onveilige migratie en mensenhandel. In de tussentijdse evaluatie7 beschrijft de Europese Commissie dat de EU en de Lidstaten migratie, en met name van kinderen, blijven integreren in ontwikkelingssamenwerking. Zo zijn er trainingen om vroegtijdig slachtoffers van mensenhandel te identificeren en kinderen en ouders worden geïnformeerd over de risico’s van illegale migratie. Voorts blijkt dat landen financiële steun vanuit de EU ontvangen om kinderen op te vangen. In meerdere gremia worden de gevaren van illegale migratie besproken.
Duitsland verleent geen identiteitsdocument aan onrechtmatig verblijvende amv’s. Ze hebben wel, net zoals in Nederland, een document voor asielzoekers dat rechtmatig verblijf aantoont. Daarnaast kent Duitsland een tijdelijk document dat uitzetting uitstelt (Duldung) bijvoorbeeld bij afwezigheid van de benodigde papieren of door medische noodzaak. Geen van beide gronden komt overeen met het identiteitsdocument voor amv’s waar in eerdere vragen op wordt gedoeld.
Waarom is het noodzakelijk om voor het verstrekken van een identiteitspas aan ongedocumenteerde AMV’s een wettelijke grondslag te creëren, nu die pas op zichzelf geen nieuwe wettelijke rechten in het leven roept? Welke varianten van de pas zijn er waarbij dit niet vereist is?2
Zie antwoord vraag 1.
De uitzending 'Zwarte Zwanen, gokken met uw pensioenpremie' |
|
Henk Krol (50PLUS) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de documentaire «Zwarte Zwanen, gokken met uw pensioenpremie» die 1 juli jl. door omroep MAX is uitgezonden? Zo ja, wat was daarop uw reactie?
Ja. In het programma werd ingegaan op de pensioenwereld. Onder andere werd stilgestaan bij het fenomeen «zwarte zwanen». Dat zijn gebeurtenissen waarvan beleggers nu nog niet (kunnen) weten dat het een risico is. Aandacht voor het onderwerp pensioen in de media bezie ik als positief. Het is van belang dat mensen betrokken worden bij het debat over dit onderwerp.
Kunt u aangeven hoe het toezicht is geregeld op alle verschillende partijen die betrokken zijn bij het beleggen van pensioengeld in Nederland en soms ook ver daarbuiten? Wie is waar verantwoordelijk voor? Is dit toezicht vanwege de mate van versnipperdheid überhaupt wel praktisch uitvoerbaar?
Het bestuur van een pensioenfonds is verantwoordelijk voor het pensioenfonds. De Pensioenwet bevat tal van normen waaraan het fondsbestuur zich moet houden. Het bestuur dient onder andere te zorgen voor een evenwichtige belangenafweging en zorg te dragen voor een beheerste bedrijfsvoering. DNB en AFM zien daar op toe.
Uw vraag gaat specifiek over de situatie van uitbesteding. Uitbesteding is één van de onderwerpen waar bestuurders een beslissing over moeten nemen. Als een fonds wil uitbesteden, dan is het eveneens aan de fondsbestuurders een goede uitbestedingsovereenkomst tot stand te brengen en er op toe te zien dat de partij waaraan uitbesteed wordt, het contract naleeft.
Met de 6 augustus in het Staatsblad gepubliceerde Wet versterking bestuur pensioenfondsen zullen bedrijfstakpensioenfondsen vanaf juli 2014 bovendien een Raad van Toezicht moeten hebben. Deze is verantwoordelijk voor het intern toezicht bij een fonds. De Raad van Toezicht is wettelijk belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. Uitbesteding valt daar ook onder.
De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten kijken ook ten aanzien van uitbesteding of de wettelijke regels worden nageleefd. En kijken daarbij onder andere naar het risicomanagement bij uitbesteding.
Daarnaast houden DNB en AFM op onderdelen toezicht op in Nederland gevestigde financiële instellingen waaraan fondsen kunnen uitbesteden, zoals vermogensbeheerders. Zo worden er minimumeisen gesteld aan het aan te houden kapitaal van vermogensbeheerders en zijn er nadere eisen aan de betrouwbaarheid en geschiktheid van de dagelijkse beleidsbepalers van zowel fondsen als vermogensbeheerders. Buitenlandse vermogensbeheerders vallen niet onder het toezicht van DNB en AFM, maar vallen binnen het toezichtregime van de betreffende landen.
Binnen het huidig regelgevend kader is het toezicht praktisch uitvoerbaar. Het kabinet heeft regelmatig contact met DNB en AFM over eventuele knelpunten in wetgeving die kunnen ontstaan door ontwikkelingen in de maatschappij of bij fondsen en vermogensbeheerders.
Zou er in het kader van toezicht een vergelijking te treffen zijn of moeten zijn met de civielrechtelijke regel dat een hoofdaannemer aansprakelijk is voor fouten van de door hem ingehuurde onderaannemers? Zo nee, zou u het wenselijk vinden een zodanige regel van toepassing te verklaren op de pensioenfondsen?
De situatie bij fondsen is vergelijkbaar met die bij aannemers. Deelnemers hebben civielrechtelijk de mogelijkheid het pensioenfonds aansprakelijk te stellen voor fouten door de partij waaraan is uitbesteed. Pensioenfondsbestuurders zijn verantwoordelijk voor het pensioen van hun deelnemers en dus ook voor de beslissing tot uitbesteding van taken, zoals het beleggen van een deel van het vermogen. Of een fonds in een specifiek geval aansprakelijk is, hangt uiteraard af van de omstandigheden van dat geval en is aan de rechter.
Vindt u het terecht dat er, in tijden dat er tot wel 6% gekort wordt op pensioenen van het pensioenfonds metaal en techniek, vijf miljoen euro wordt bijgestort in het pensioenfonds van de pensioenuitvoerder MN waarop niet gekort is, betaald uit het pensioenfonds metaal en techniek waarop wel gekort is? Als u dit niet vindt zou u dan bereid zijn maatregelen te nemen die moeten voorkomen dat dit in de toekomst nogmaals kan gebeuren?
Pensioen is een arbeidsvoorwaarde. Het ondernemingspensioenfonds van MN heeft een privaatrechtelijke arbeidsvoorwaardelijke overeenkomst met het bedrijf MN. In dat kader is overeengekomen dat MN een storting doet ten behoeve van het pensioen van de eigen werknemers. Die storting is volgens MN gerealiseerd uit het bedrijfsresultaat van het bedrijf. Dat bedrijfsresultaat is onder andere afhankelijk van de mate waarin contractuele overeenkomsten met pensioenfondsen, zoals het pensioenfonds voor de metaal en techniek, op efficiënte wijze nagekomen kunnen worden.
Het pensioenfondsbestuur van PMT is zelf verantwoordelijk voor onderhandelingen met de pensioenuitvoeringsorganisatie over de prijs van de diensten die door de pensioenuitvoerder geleverd worden.
Deelt u de mening dat er meer openheid en transparantie moet komen over de hoogte van de kosten en de mate van risico die pensioenfondsen nemen? Bent u bereid dit juridisch te regelen?
Het is van groot belang dat pensioenfondsen transparant zijn over de uitvoeringskosten en risico’s die horen bij pensioen. Zowel de pensioensector als ikzelf werken hier hard aan.
De Pensioenfederatie heeft, in reactie op het rapport van de AFM over kosten in 2011 en de daarop volgende vraag vanuit de Tweede Kamer om transparantie van deze kosten, in november 2011 aanbevelingen uitgebracht ter verbetering van de rapportage over uitvoeringskosten en vermogensbeheerkosten, gevolgd door gedetailleerdere aanbevelingen inzake vermogensbeheerkosten in maart 2012.
In juni 2012 stuurde ik u in dit kader bovendien het rapport «pensioen in duidelijk taal». Hierin staat onder meer dat de individuele deelnemer aan een pensioenregeling op eenvoudige wijze inzicht moet kunnen krijgen in de kosten die gemoeid zijn met de uitvoering van zijn pensioenregeling. Zo zou bijvoorbeeld op de website van een pensioenfonds op een toegankelijke en op de gebruiker afgestemde manier over uitvoeringskosten gecommuniceerd moeten worden. Pensioenfondsen zullen bovendien in het jaarverslag moeten ingaan op de uitvoeringskosten. Op dit moment wordt door mij bezien of dit juridisch vastgelegd moet worden. Ik onderzoek naar aanleiding van de aanbevelingen in het rapport hoe koopkrachteffecten en risico’s kunnen worden vertaald naar persoonlijk relevante informatie. Het doel is om koopkrachteffecten en risico’s op een uniforme wijze in op het individu gerichte pensioeninformatie te verwerken, zoals het pensioenregister. Ik ben voornemens een wetsvoorstel in te dienen om inzicht in risico’s voor de deelnemer te realiseren.
Deelt u de mening dat het aan pensioenopbouwers en gepensioneerden niet uit te leggen is dat er salarissen uitbetaald worden aan pensioenuitvoerders- en beleggers tot wel 60 maal de Balkenendenorm in tijden dat er op hun pensioen(opbouw) gekort moet worden?
Pensioenfondsen zijn zelf verantwoordelijk voor de wijze waarop zij de contractuele relatie met partners waaraan zij uitbesteden vormgeven. Bij die verantwoordelijkheid hoort ook dat zij de invulling van de maatschappelijke componenten van het contract, zoals het beloningsbeleid bij de partners aan wie uitbesteed wordt, afwegen en hierover transparant zijn naar hun deelnemers. De wetgeving die dit ondersteunt is per augustus 2013 in werking getreden. Ik constateer daarbij dat fondsen ook zonder wetgeving hun verantwoordelijkheid nemen, bijvoorbeeld door in het programma «zwarte zwanen» een toelichting te geven op het door hen gevoerde beleid. Fondsbestuurders lieten in het programma blijken de salarissen van enkele organisaties waaraan zij uitbesteden bizar te vinden. Ik ben het hier mee eens. Zelf zal ik het onderwerp daarom waar opportuun uiteraard ook onder de aandacht van fondsen blijven brengen.
Deelt u de mening dat goede prestaties met een marktconform salaris beloond mogen worden maar dat er dan tevens een mogelijkheid moet zijn om slecht presteren te kunnen bestraffen, omdat er anders immers geen prikkel tot het nemen van voorzichtigheid is?
Het is inderdaad niet in het belang van de deelnemer als bestuurders en anderen die bijdragen aan een goede pensioenvoorziening voor de deelnemer eenzijdig beloond worden. Dat kan aanzetten tot het nemen van onverantwoorde risico’s. In dat kader heb ik in mijn besluit over onder andere beheerst beloningsbeleid opgenomen dat het beloningsbeleid van pensioenfondsen niet mag aanzetten tot het nemen van meer risico’s dan voor het pensioenfonds aanvaardbaar is. Bovendien moeten fondsen transparant zijn over het beleid dat zij hanteren ten aanzien van het beloningsbeleid van de partijen aan wie ze uitbesteden. Voor beleggingsondernemingen en beleggingsinstellingen gelden daarnaast ook (Europese) regels in het kader van beloningen, waarbij de nadruk ligt op beheersing van ongewenste effecten van variabele beloning op het nemen van risico’s. DNB en AFM zien hier op toe.
Herrie van politiehelicopters |
|
Nine Kooiman (SP), Paulus Jansen |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Zijn er regels voor de inzet van politiehelicopters? Zo ja, welke?
Ja, er zijn wettelijke regels voor de inzet van politiehelikopters.
Naast de vliegtechnische regels die de Wet luchtvaart stelt, zijn er regels van politie zelf met betrekking tot de inzet. De rechtmatigheid van inzet van de politiehelikopter ligt besloten in artikel 3 van de Politiewet.
Worden er specifieke eisen gesteld aan de inzet van politiehelicopters tijdens nachtelijke uren?
Politiehelikopters kunnen boven stedelijk gebied en tijdens de nacht overlast veroorzaken voor de lokale bevolking. Inzet van een helikopter gaat onvermijdelijk gepaard met geluid.
Er worden specifieke eisen gesteld aan de inzet van politiehelikopters.
De inzetten worden getoetst aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en prioriteit. Overlast is hierbij een van de factoren die wordt meegewogen
De politiehelikopter wordt slechts daar ingezet waar de helikopter, aanvullend op het traditionele politieoptreden, van toegevoegde waarde is.
De politiehelikopter mag worden ingezet wanneer er sprake is van een van de volgende situaties:
het redden van mensenlevens;
veiligheid ten behoeve van politieoptreden in verband met bijzonder moeilijke, ingewikkelde en niet overzichtelijke aanhoudingssituatie‘s;
aanhoudingen van verdachten in het segment van high impact crime, inclusief gevaarlijke achtervolgingen.
Onderschrijft u dat politiehelicopters, in het bijzonder boven stedelijk gebied en tijdens de nacht, grote overlast kunnen veroorzaken voor de lokale bevolking? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe denkt u deze overlast tot redelijke proporties te beperken? Wilt u in uw antwoorden in ieder geval ingaan op de opties de inzet van helicopters te beperken tot situaties waarbij er sprake is van een acuut veiligheidsrisico en alternatieven ontbreken, het inzetten van stiller materieel en het opstellen van vlieginstructies om waar mogelijk woonwijken zoveel mogelijk te ontzien?
Zie antwoord vraag 2.