De schoolverlaterskorting in de bijstand |
|
Sadet Karabulut |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u nog steeds van mening dat een opleiding de kansen op de arbeidsmarkt aanzienlijk kan vergroten en de kans op armoede en sociale uitsluiting kan verkleinen?1
Ja.
Acht u het in het kader van rechtsgelijkheid wenselijk dat schoolverlaters – die de opleiding succesvol hebben afgerond maar werkloos zijn – een schoolverlaterskorting van 20% voor de duur van 6 maanden krijgen als zij een bijstandsuitkering aanvragen?2
De Wet werk en bijstand (WWB) biedt het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid op grond van artikel 28 de norm of de toeslag voor zes maanden lager vast te stellen bij schoolverlaters. De belanghebbende heeft tijdens de studieperiode zijn bestedingen afgestemd op het beperkte inkomen uit studiefinanciering en zijn noodzakelijke bestaanskosten nemen niet onmiddellijk toe zodra de studieperiode is beëindigd en er een beroep op bijstand wordt gedaan. Het college heeft daarom de bevoegdheid de bijstand af te stemmen op de lagere noodzakelijke bestaanskosten van schoolverlaters tijdens hun studie. Gegeven dit uitgangspunt is van rechtsongelijkheid geen sprake.
Acht u het reëel dat alleenstaande ouders met minderjarige kinderen die zelfstandig wonen voor 6 maanden 20% gekort worden op de bijstandsuitkering en met hun kleine kind(eren) een half jaar onder het bestaansminimum moeten leven? Hoe verhoudt dit zich tot uw oproep aan gemeenten om specifieke aandacht te besteden aan de ondersteuning van kinderen die in armoede opgroeien?3
Het college kan rekening houden met de gezinssituatie van de aanvrager. Dat kan zowel categoriaal via de gemeentelijke verordening als individueel via afstemming van de bijstand op de (gezins-)omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende.
In dit verband wijs ik op mijn brief van 3 juli 2013 over intensivering van armoede- en schuldenbeleid aan uw Kamer waarin ik heb aangekondigd nadrukkelijk de aandacht van gemeenten te vragen voor ondersteuning van kinderen die in armoede opgroeien. In lijn met de regierol van gemeenten bij armoedebestrijding worden, mede ten behoeve van kinderen die in armoede opgroeien, extra middelen toegevoegd aan het gemeentefonds.
Bent u bereid om een uitzondering te maken op artikel 28 van de Wet Werk en Bijstand voor alleenstaande ouders met minderjarige kinderen? armoede- en schuldenbeleid
Gegeven doel en strekking van het artikel en de mogelijkheden van het college, zoals beschreven in de antwoorden op de vragen 2 en 3, zie ik geen aanleiding om in artikel 28 van de WWB een uitzondering te maken voor alleenstaande ouders met minderjarige kinderen.
Werknemers van PostNL die tijdens de staking het werk van de zelfstandige pakketbezorgers overnemen |
|
Paul Ulenbelt , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Is het u bekend dat tijdens de staking van zelfstandige pakketbezorgers, PostNL haar werknemers heeft opgeroepen om met hun privéauto’s het werk van de stakende pakketbezorgers over te nemen?
Het is mij bekend dat PostNL haar medewerkers heeft opgeroepen om in het weekend mee te helpen om de achterstand bij PostNL pakketten als gevolg van de staking weg te werken.
Bent u van mening dat deze handelwijze van PostNL in strijd is met het stakingsrecht? Kunt u uw antwoord toelichten? Indien dit strijdig is met het stakingsrecht, welke actie bent u dan bereid te ondernemen? Indien niet strijdig, welke mogelijkheden ziet u dan in de toekomst voor opdrachtnemers om door middel van staking aandacht te vragen voor onrecht?
Op vrijdag 28 juni hebben de stakende zzp’ers en PostNL een akkoord bereikt. Het is goed dat de partijen er onderling uitgekomen zijn. Er bestaat een verbod op het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (zoals uitzendkrachten) aan bedrijven waar gestaakt wordt (het zogenaamde onderkruipersverbod, zie artikel 10 Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs), maar niet op het inzetten van eigen personeel. Volgens het stakingsrecht hebben werkenden het recht om collectieve actie te voeren. Het stakingsrecht ligt in Nederland vast in de jurisprudentie. Op die wijze is geregeld dat – indien nodig – de rechter van geval tot geval de belangen kan afwegen van de bij het conflict betrokken partijen en van derden. Het is dus niet aan mij maar in voorkomend geval aan de rechter om een oordeel te vellen over eventuele strijdigheid met het stakingsrecht.
Op welke wijze zijn de medewerkers van PostNL, die met hun privéauto pakketten bezorgden, verzekerd geweest voor o.a. ongevallen? Klopt het dat verzekeraars in een groot aantal gevallen niet vergoeden als blijkt dat de auto verzekerd is voor privégebruik en niet voor werkgebruik? Indien blijkt dat PostNL geen juiste maatregelen heeft genomen om deze medewerkers te verzekeren, op welke wijze gaat u PostNL dan op dit onverantwoorde gedrag aanspreken?
PostNL heeft aangegeven dat de schade van de medewerkers zelf is verzekerd via het bedrijf. Indien medewerkers met hun privé auto schade aan derden toebrengen, materieel zowel als letsel, dan kan de WA verzekeraar van die auto’s inderdaad een uitkering weigeren omdat de auto voor zakelijk gebruik is ingezet en veelal alleen voor privé gebruik is verzekerd. In die gevallen wordt PostNL als opdrachtgever aangesproken en doet het bedrijf een beroep op de Algemene Bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering.
Het bericht "Voorstellen van Rederij Doeksen om de winterdienstregeling te versoberen en de tarieven te verhogen" |
|
Duco Hoogland (PvdA), Lutz Jacobi (PvdA) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat rederij Doeksen zich vanwege oneerlijke concurrentie genoodzaakt ziet de winterdienstregeling voor Terschelling en Vlieland te verschralen en de tarieven te verhogen?1 Zo ja, hoe beoordeelt u deze maatregelen?
Ja, ik heb kennis genomen van dit bericht. Ik neem de situatie heel serieus. Inmiddels heb ik een gesprek gevoerd met de waarnemend burgemeesters en verantwoordelijke wethouders van Terschelling en Vlieland. We hebben daarbij gevoelens uitgewisseld en in gezamenlijkheid gekeken naar lijnen die op korte termijn kunnen worden uitgezet en mogelijke oplossingen. Ik heb met de bestuurders van Terschelling en Vlieland afgesproken op korte termijn samen een aantal mogelijkheden nader te onderzoeken. Later deze zomer zullen wij hierop terugkomen.
Hoe beoordeelt u de ontstane situatie door opschorting van de concessie in afwachting van een uitspraak in een zaak aangespannen door de Eigen Veerdienst Terschelling (EVT), de maatschappij die nu de veerdiensttocht vaart tegen dumpprijzen?
De concurrentie met EVT leidt ertoe dat de continuïteit van de veerdienst van de houder van het openbaar dienstcontract onder druk is komen te staan. Daarover maak ik mij zorgen en ik ben in overleg met de eilandgemeenten over wat wij kunnen doen om de continuïteit niet in gevaar te brengen.
Welke mogelijkheden ziet u om aan deze voor de reiziger zeer slechte situatie een einde te maken?
Het onherroepelijk worden van de concessies zou de beste oplossing voor het probleem zijn. Maar daarover loopt nog een beroepsprocedure. Verder verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2.
Het bericht dat dertien politiechefs meer verdienen dan de minister |
|
Louis Bontes (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «dertien politiechefs verdienen meer dan de minister»?1
Ja.
Klopt dit bericht? Zo ja, deelt u de mening dat de salarissen die genoemd worden, tegen de afspraken in zijn van het arbeidsvoorwaardenkader voor de politietop? Zo nee, waarom niet?
Het bericht is gebaseerd op een overzicht van de top 200 WOPT inkomens. Het WOPT inkomen betreft het bruto jaarinkomen (inclusief o.a. opname van levensloop), vermeerderd met de pensioenafdracht (werkgevers én werknemersdeel) en stortingen in het kader van levensloop. Het WOPT-inkomen behelst meer dan alleen het salaris, jaarinkomen, of bezoldiging. Derhalve kan er op basis van de WOPT lijst niet zonder meer een vergelijking worden gemaakt die aangeeft hoeveel functionarissen meer verdienen dan het jaarsalaris van de minister.
In een vijftal gevallen gaat het, zoals in de brief van 3 juli jl. inzake Wob verzoek- RTL naar de zo meestverdienende politieambtenaren aan uw Kamer uiteen is gezet, inderdaad om salarissen die niet sporen met het nieuwe arbeidsvoorwaardenkader voor de politietop. Om in aanmerking te komen voor benoeming in de top 61 is overigens nadrukkelijk als voorwaarde gesteld dat de bezoldiging binnen de afgesproken kaders moet passen. Voor de gehele top 61 geldt dat de bezoldiging van betrokkenen daaraan voldoet.
Deelt u de mening dat deze politiechefs niet bijdragen aan de geloofwaardigheid van het leiderschap binnen de politie en dat zij de integriteit van de politieorganisatie aantasten? Zo nee, waarom niet?
Ten aanzien van de bezoldiging van de aangehaalde vijf personen ben ik, zoals in de brief van 3 juli aan uw Kamer is aangegeven, van mening dat ook hun bezoldiging binnen het nieuwe arbeidsvoorwaardenkader zou moeten passen, mede vanwege de voorbeeldfunctie die ook zij behoren uit te oefenen en de verantwoordelijkheid die zij dragen voor het aanzien van de politie.
Wat gaat u er aan doen om deze onverkwikkelijke situatie zo snel mogelijk te beëindigen?
Zoals per brief van 3 juli jl. aan uw Kamer is bericht zijn er geen juridische mogelijkheden om de inkomens van bovengenoemde vijf betrokkenen direct te verlagen. Ik ben afhankelijk van de bereidheid van de betreffende functionarissen om op vrijwillige basis van het surplus aan inkomen af te zien. Om die reden zijn de afgelopen periode met deze functionarissen gesprekken gevoerd en is een moreel beroep op hen gedaan om vrijwillig af te zien van dat surplus aan inkomen om te bewerkstelligen dat het inkomen van alle functionarissen binnen de politie binnen het afgesproken kader past. Na overleg met hen is gebleken dat de bereidheid om vrijwillig af te zien van dit surplus niet aanwezig is. Dit betekent dat de door hen verworven arbeidsvoorwaarden vooralsnog moet worden gerespecteerd. Daarmee is deze situatie niet definitief. Voor de inkomenspositie van deze groep functionarissen geldt nu het met de politievakorganisaties afgesproken kader voor herplaatsingskandidaten in het kader van de personele reorganisatie. Dat betekent in het geval het aan de nieuwe functie verbonden salaris lager zou zijn dan het huidige salaris, een overgangstermijn van maximaal negen jaar geldt voor de desbetreffende functionaris, afhankelijk van het aantal dienstjaren. Gedurende die termijn behoudt betrokkene het huidige salaris.
Ongedocumenteerde alleenstaande minderjarige vreemdelingen |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de zorgen die eerder zijn uitsproken over het ongedocumenteerd zijn van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV’s) die geen recht hebben op asiel in Nederland?1
Ik herinner me de zorgen die zijn uitgesproken over ongedocumenteerde amv’s en heb begrip voor de kwetsbare situaties waarin deze jongeren zich bevinden. Op 22 juni 2012, 17 mei en 1 juli jl. is uw Kamer geïnformeerd over de onwenselijkheid van het verstrekken van een identiteitsbewijs aan onrechtmatige verblijvende amv’s3 4.
Voor de goede orde wil ik benadrukken dat, eerst en vooral, een amv niet zonder identiteitsbewijs in Nederland hoeft te verblijven. Een amv, die niet in aanmerking komt voor bescherming, is vrij om naar de diplomatieke vertegenwoordiging van het land van herkomst te gaan om daar een identiteitsbewijs aan te vragen. Er is dus geen reden waarom amv’s niet in bezit zouden kunnen zijn van een identiteitsbewijs, eventuele uitzonderingen daargelaten.
De kwetsbare situatie van amv’s wordt niet opgelost door het verstrekken van een identiteitsdocument. Ik deel dus niet de mening dat een identiteitsbewijs de kwetsbaarheid van amv’s kan verkleinen, zij hebben immers recht op opvang, scholing en medische zorg tot hun meerderjarigheid. Daarnaast creëert een identiteitsdocument verstrekt door de Nederlandse overheid ten onrechte de schijn van legaliteit.
In zijn algemeenheid geldt dat de overheid voor zijn handelen een wettelijke grondslag nodig heeft. Op grond van het vreemdelingenrecht kan een bewijs van rechtmatig verblijf worden verstrekt aan rechtmatig verblijvende vreemdelingen. Dit bewijs is in de wet op de identificatieplicht aangemerkt als rechtmatig identiteitsbewijs. De Vreemdelingenwet kent geen grondslag om documenten te verstrekken aan niet rechtmatig verblijvende vreemdelingen, ook niet indien zij amv zijn. Gelet op wat ik hiervoor heb aangegeven, zie ik ook geen noodzaak om een dergelijke grondslag te creëren.
Hoeveel ongedocumenteerde AMV’s bevinden zich in Nederland? Hoe groot is gemiddeld het deel van de totale instroom van AMV’s dat ongedocumenteerd is?
Er worden geen cijfers bijgehouden over ongedocumenteerde amv’s. In de praktijk blijkt een groot deel van de amv’s ongedocumenteerd.
Om een kader te geven: de asielinstroom van amv’s (eerste asielaanvragen) betreft 480 aanvragen in 2011, 700 aanvragen in 2010, 1.040 aanvragen in 2009 en 730 in 20085.
Op welke wijze waarborgt u dat ongedocumenteerde AMV’s niet extra kwetsbaar zijn voor uitbuiting, kinderhandel en een rechteloos bestaan in de illegaliteit in Nederland?
Voor amv’s ten aanzien van wie er indicaties zijn dat zij een risico lopen om slachtoffer te worden van mensenhandel is er de beschermde opvang. Voogdijinstelling Nidos indiceert de jongere voor een plaats in de beschermde opvang. Zoals ik u onlangs heb gemeld, verdwijnen er nauwelijks amv’s uit deze beschermde opvang6. Ik heb daarbij aangegeven welke, ook ten aanzien van de overige amv’s, inspanningen worden gedaan om verdwijningen te voorkomen en jongeren in geval van verdwijning op te sporen. Het al dan niet gedocumenteerd zijn, maakt hierbij geen verschil.
Mijn beleid is er voorts op gericht om amv’s aan wie geen asiel wordt verleend zo snel mogelijk terug te laten keren naar hun herkomstland of een derde land waar zij redelijkerwijs heen kunnen gaan onder de voorwaarde van adequate opvang. Hierbij is medewerking van de amv zelf en zijn omgeving onontbeerlijk. Als is vastgesteld dat de amv geen asielbescherming nodig heeft, dient hij zich te wenden tot de autoriteiten van zijn land van herkomst om documenten aan te vragen. Hierbij kunnen zij uiteraard ook ondersteuning krijgen door bijvoorbeeld de DT&V of IOM.
Deelt u de mening dat een identiteitsbewijs die kwetsbaarheid van AMV’s kan verkleinen? Deelt u daarnaast de mening dat een AMV-pasje geen dubbel signaal hoeft af te geven als dit geen rechtmatig verblijf oplevert, geen extra rechten in het leven roept en de AMV’s niet ontslaat van de verplichting om te werken aan terugkeer naar het land van herkomst? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze waarborgen andere Europese lidstaten dat ongedocumenteerde AMV’s die niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning, voldoende beschermd zijn tegen uitbuiting en kinderhandel? Welke lidstaten verlenen deze AMV’s rechtmatig verblijf en/of een identiteitsdocument? Kunt u bij dit antwoord in ieder geval het Duitse beleid betrekken?
Het risico om slachtoffer te worden van mensenhandel hangt niet per se samen met het illegaal zijn. Immers, in het verleden hebben we meegemaakt dat amv’s verdwenen uit de opvang terwijl zij nog in de asielprocedure zaten. Daartoe is de beschermde opvang ontwikkeld. Het feit dat een amv uitgeprocedeerd en ongedocumenteerd is, betekent niet altijd dat hij uit zicht is van de overheid. Amv’s hebben een voogd en recht op opvang en voorzieningen tot hun 18elevensjaar. Nederland zet zich in het algemeen in om mensenhandel en uitbuiting te voorkomen en dit geldt ook voor andere Europese landen.
Een van de doelstellingen van het Action Plan on Unaccompanied Minors 2010–2014 van de Europese Commissie is het voorkomen van onveilige migratie en mensenhandel. In de tussentijdse evaluatie7 beschrijft de Europese Commissie dat de EU en de Lidstaten migratie, en met name van kinderen, blijven integreren in ontwikkelingssamenwerking. Zo zijn er trainingen om vroegtijdig slachtoffers van mensenhandel te identificeren en kinderen en ouders worden geïnformeerd over de risico’s van illegale migratie. Voorts blijkt dat landen financiële steun vanuit de EU ontvangen om kinderen op te vangen. In meerdere gremia worden de gevaren van illegale migratie besproken.
Duitsland verleent geen identiteitsdocument aan onrechtmatig verblijvende amv’s. Ze hebben wel, net zoals in Nederland, een document voor asielzoekers dat rechtmatig verblijf aantoont. Daarnaast kent Duitsland een tijdelijk document dat uitzetting uitstelt (Duldung) bijvoorbeeld bij afwezigheid van de benodigde papieren of door medische noodzaak. Geen van beide gronden komt overeen met het identiteitsdocument voor amv’s waar in eerdere vragen op wordt gedoeld.
Waarom is het noodzakelijk om voor het verstrekken van een identiteitspas aan ongedocumenteerde AMV’s een wettelijke grondslag te creëren, nu die pas op zichzelf geen nieuwe wettelijke rechten in het leven roept? Welke varianten van de pas zijn er waarbij dit niet vereist is?2
Zie antwoord vraag 1.
De resultaten van het onderzoek van FNV naar het functioneren van Werk.nl |
|
Sadet Karabulut |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de resultaten van het onderzoek van FNV onder bijna 6.000 werkzoekenden naar het functioneren van de UWV-site www.werk.nl ?1
Ik ben de FNV erkentelijk voor haar betrokkenheid bij de dienstverlening van WW-gerechtigden en voor het onderzoek dat de FNV heeft laten uitvoeren. De uitkomsten van het FNV-onderzoek laten zien dat de digitale dienstverlening nog vaak tekortschiet. Ook de uitkomsten van het onafhankelijk onderzoek naar de klanttevredenheid dat UWV zelf heeft laten uitvoeren laten zien dat de digitale dienstverlening moet worden verbeterd.
De dienstverlening van UWV ondergaat een drastische wijziging als gevolg van de taakstelling van het kabinet Rutte I en de wijziging van de wet SUWI per 1 juli 2012. De omvangrijke taakstelling betekende een halvering van het budget voor UWV Werkbedrijf. Dit heeft geleid tot een zeer ingrijpende aanpassing van de organisatie, werkprocessen en systemen van UWV. Deze aanpassing betrof de introductie van een geheel nieuw concept van dienstverlening, namelijk een breed toegepaste en verplichte digitale dienstverlening voor alle WW-gerechtigden. Door de nadruk te leggen op digitale dienstverlening kan met minder capaciteit een adequate ondersteuning aan werkzoekenden en werkgevers worden geboden. Een bijkomend voordeel van de digitale dienstverlening is de snelheid waarmee UWV in staat is het grote aantal aanvragen voor een WW-uitkering af te wikkelen.
De keuze voor digitale dienstverlening is een beleidsmatige keuze, waar de regering nog steeds achter staat.
Gezien het tempo van de ontwikkeling is vanaf het begin onderkend dat het traject risico’s en onzekerheden met zich mee zou brengen. Tevens is steeds onderkend dat de invoering een negatief effect op de klanttevredenheid zou kunnen hebben. Tot in 2015 is UWV bezig met het ontwikkelen van de digitale dienstverlening. De website werk.nl wordt «verbouwd terwijl de winkel open is». Gedurende het proces wordt tegen technische fouten aangelopen. De ontwikkelingen gaan gepaard met storingen en klachten. Gelet op de omvang en complexiteit van de transitie houd ik er rekening mee dat deze zich tot in 2015 blijven voordoen.
Het is van groot belang dat in geval van storingen alternatieve dienstverlening beschikbaar is. UWV biedt deze aan door telefonisch bereikbaar te zijn en klanten per post formulieren op te sturen. Daarnaast zorgt UWV gedurende de ontwikkeling van de digitale dienstverlening voor aanvullende dienstverlening. Ik heb UWV extra middelen toegekend waarmee UWV uitkeringsgerechtigden elke dinsdagmiddag persoonlijke ondersteuning biedt op de vestigingen. Binnenkort wordt deze mogelijkheid verder uitgebreid. Tot 2015 kunnen WW-gerechtigden dan iedere middag op de vestigingen terecht voor persoonlijke ondersteuning. Hiervoor zal UWV 130 medewerkers werven onder werkzoekende jongeren.
Het is belangrijk dat de mogelijkheid om naar de vestigingen te komen ook bij uitkeringsgerechtigden bekend is; omdat mij gebleken is dat dat nog niet het geval is zullen we dit de komende tijd beter communiceren.
Het verbeteren van de website heeft de hoogste prioriteit. UWV werkt continue aan de verbetering van de werking en toegankelijkheid van de digitale dienstverlening van UWV. Het verhogen van gebruikersgemak, bereikbaarheid, vernieuwen van de zoek- en matchingsmethoden, een duidelijke menustructuur en het tegengaan van foutmeldingen staan centraal bij het verbeteren van de dienstverlening van UWV. Bij het doorvoeren van verbeteringen maakt UWV gebruik van de inbreng van klantenpanels. Klanten kunnen via werk.nl tips en suggesties doorgeven. Verder kunnen klanten zich ook opgeven voor online onderzoek waarin zij hun mening kwijt kunnen over werk.nl. Actief meedenken over de dienstverlening van UWV kan via de cliëntenraad. Om de ervaringen met werk.nl samen te brengen ontwikkelt UWV op dit moment een community voor werkzoekenden en werkgevers. Op deze community kunnen gebruikers elkaar tips en trucs geven voor het vinden van een baan maar ook bijvoorbeeld over het gebruik van werk.nl.
In het overzicht hierna zijn de 10 meest voorkomende klachten (zoals deze bij UWV bekend zijn) over het gebruik van werk.nl opgenomen. In de tabel wordt tevens aangegeven wat er aan de naar voren gebrachte klachten kan worden gedaan en wanneer UWV denkt de klachten te hebben opgelost.
1
Werkzoekenden krijgen 3 opties voor het aanmaken van een cv, de optie terughalen oude cv werkt niet
Werkzoekenden kunnen direct aan de slag met het aanmaken van een cv. Eventueel reeds bekende gegevens worden automatisch vooringevuld en de werkzoekenden kunnen deze gegevens zonodig wijzigen.
Reeds opgelost
2
Werkzoekenden worden na enige tijd zonder waarschuwing uitgelogd op werk.nl
Werkzoekenden krijgen na inloggen met DigiD een melding voordat de sessie verloopt. De sessie kan dan met een klik weer (15 minuten) verlengd worden. Automatisch uitloggen gebeurt om verplichte veiligheidsredenen wanneer de klant 15 minuten lang voor het systeem niet waarneembaar actief is. Als de klant waarneembaar actief is, wordt de sessie bij elke actie automatisch verlengd voor 15 minuten.
Reeds opgelost
3
Werkzoekenden krijgen vacatures aangeboden buiten de gewenste zoekstraal
Werkzoekenden krijgen via de emailservice relevantere resultaten en daarmee geen resultaten meer buiten hun zoekstraal. Bij het zelfstandig zoeken naar vacatures wordt het mogelijk om vacatures met wisselende werklocatie binnen Nederland wel of niet te tonen. Werkgevers kunnen aan de vacaturezijde beter aangeven wat de werklocatie van een vacature is, zodat bij het opvoeren van vacaturegegevens geen onjuistheden meer ontstaan op dit punt.
Reeds opgelost
4
Werkzoekenden geven aan dat werk.nl veel oude of vervallen vacatures bevat
Bij werk.nl is een vacature standaard 14 dagen geldig en moet door de werkgever/intermediair handmatig worden verlengd. UWV presenteert de plaatsingsdatum van de vacature en die datum kan na meerdere verlengingen dus lang terug zijn in de tijd. werk.nl zal aan werkzoekenden de mogelijkheid bieden om per vacature feedback te geven, bijvoorbeeld of een vacature vervallen of niet correct is.
Eind 2013
5
Werkzoekenden kunnen maar max. 100 vacatureresultaten bekijken ipv alle resultaten
Werk.nl zal aangepast worden waarna werkzoekenden alle resultaten kunnen bekijken, ongeacht het aantal.
Eind 2013
6
Werkzoekenden geven aan dat vacatures vaak onvolledig zijn qua vacaturetekst, doordat UWV de tekst van externe vacatures niet integraal kan overnemen
Vacatureteksten worden soms onvolledig weergegeven doordat UWV de vacatures die via internet worden binnengehaald niet integraal mag overnemen in verband met geldende auteursrechten. Om aan dit probleem tegemoet te komen wordt in de vacaturedetails op werk.nl achter de vacaturetekst een tekst en link toegevoegd. Na het klikken op de link kan de werkzoekende vervolgens de volledige vacaturetekst bekijken.
Reeds opgelost
7
Werkzoekenden krijgen geen bevestiging van het doorgeven van sollicitaties als taak
Werkmap wordt aangepast zodat de werkzoekende na het doorgeven van een (sollicitatie)taak een bevestiging krijgt dat UWV de taak ontvangen heeft en geïnformeerd wordt over de wijze waarop UWV de taak ontvangen heeft.
Eind 2013
8
Werkzoekenden plaatsen hun cv op werk.nl en moeten apart aangeven dat dit gedaan is
Werkmap wordt aangepast zodat de taak «cv plaatsen» automatisch afgehandeld wordt wanneer de werkzoekende het cv op werk.nl beschikbaar stelt.
Eind 2013
9
Werkzoekenden klagen dat werk.nl vaak niet beschikbaar is
UWV streeft ernaar om binnen het servicewindow (van ma t/m do 18 uur en op vrij 11 uur) altijd beschikbaar te zijn. Buiten het service window («s nachts en in het weekend) kan werk.nl onbereikbaar zijn omdat UWV op die momenten onderhoud pleegt en verbeteringen doorvoert. In geval van een onbeschikbaarheid krijgt de klant een onderhoudsscherm te zien, met de reden en duur van de onbeschikbaarheid. Indien de aard van het onderhoud het toelaat, biedt UWV de klant de mogelijkheid de inschrijving bij UWV en de aanvraag van een uitkering tijdens het onderhoud toch te doen. Na 48 uur onbeschikbaarheid kunnen klanten via het klantencontactcentrum en de werkpleinen een schriftelijke inschrijving of aanvraag doen.
Continu verbeteren
10
Werkzoekenden weten niet goed waar ze terecht kunnen met vragen
De menustructuur van Werkmap wordt verbeterd zodat werkzoekenden beter hun weg vinden. Specifiek voor vragen wordt de routering van de hulpstructuur aangepast en worden de aangeboden antwoorden verbeterd.
Eind 2013
Wat is uw reactie op het gemiddelde rapportcijfer van 3.0 dat de respondenten gaven op de vraag of de vacatures van Werk.nl passen bij hun cv?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het acceptabel dat de respondenten gemiddeld een 2.6 geven als cijfer voor de mate waarin ze zich geholpen voelen met Werk.nl in het zoeken naar werk? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u er met het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) aan doen om te zorgen dat werkzoekenden zich wél geholpen voelen in het zoeken naar werk?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op het feit dat 58.6% van de ondervraagden het liefst in contact komen met het UWV door middel van een persoonlijk gesprek? Bent u nog steeds van mening dat het voldoende is om face to face dienstverlening alleen nog in te zetten voor groepen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt? Kunt u aangeven hoe groot de groep mensen met afstand tot de arbeidsmarkt is die gebruik maakt van de mogelijkheid tot face to face dienstverlening?
UWV heeft te maken met een grote taakstelling. Daardoor is het noodzakelijk om face to face dienstverlening grotendeels te vervangen door digitale dienstverlening voor WW-ers. Alle WW-ers worden na drie maanden door UWV opgeroepen voor een persoonlijk gesprek. Daarnaast is er voor circa 10% van de WW-ers ruimte voor aanvullende face to face dienstverlening. De overige WW-ers krijgen digitale dienstverlening en e-coaching. Ik blijf voortdurend in gesprek met UWV over een goede verhouding tussen digitale en face to face dienstverlening.
Zoals eerder aangegeven heb ik UWV extra middelen toegekend om tijdens de ontwikkeling van digitale dienstverlening persoonlijke ondersteuning aan te bieden. UWV biedt op dit moment elke dinsdagmiddag persoonlijke ondersteuning op de vestigingen. Binnenkort wordt deze mogelijkheid verder uitgebreid, dan kunnen uitkeringsgerechtigden iedere middag op de vestigingen terecht voor persoonlijke ondersteuning.
Deelt u de mening dat de gemiddelde beschikbaarheid van Werk.nl met 90.8% ondermaats is? Hoe ziet u deze beschikbaarheid in het licht van de norm voor websites van gemeentes die aan een beschikbaarheid van 99.9% moeten voldoen? Hoe gaat u er voor zorgen dat de beschikbaarheid van Werk.nl verbeterd wordt?
UWV streeft naar een beschikbaarheid voor werk.nl van 98% of hoger op maandbasis binnen het service window dat ik met UWV heb afgesproken. Binnen het service window dient de website van maandag tot donderdag 18 uur per dag beschikbaar te zijn en op vrijdag 11 uur. Om een goede beschikbaarheid en stabiliteit van het systeem te kunnen realiseren is onderhoud en aanpassing van werk.nl nodig. Daarnaast moeten regelmatig nieuw ontwikkelde functionaliteiten gelanceerd worden. Het onderhoud wordt buiten de service window gepleegd en wordt altijd vooraf aangekondigd. Uit de metingen van UWV blijkt dat de beschikbaarheid van werk.nl binnen de service window in het afgelopen jaar in 10 maanden rond of boven de 99% lag. De lagere beschikbaarheid in september 2012 en april 2013 werd veroorzaakt door groot onderhoud, ontwikkeling (update van functionaliteiten) en door storingen. Zie onderstaand figuur. FNV heeft door onderzoeksbureau Measure Works onderzoek laten doen naar de beschikbaarheid van werk.nl. Bij dit onderzoek werd geen onderscheid gemaakt naar de beschikbaarheid binnen en buiten de service window.
Na een grote release in het weekend van 27 en 28 juli jl. had UWV te kampen met een grote storing van werk.nl. Er waren problemen met de beschikbaarheid en werking van werk.nl. De storing heeft geduurd tot donderdag 8 augustus. Gedurende de storing heeft UWV een noodprocedure in werking gezet: op de website is aangekondigd dat klanten met het klantcontactcentrum konden bellen en zijn klanten gewezen op de mogelijkheid om per post formulieren op te vragen en om naar de vestigingen te komen. Ik zal u in de beantwoording van de Kamervragen van het lid Kooiman (SP) (2013Z15653) en het lid Schut-Welkzijn (VVD) (2013Z15716) nader informeren over de recente storing.
Ik ben van mening dat de gemiddelde beschikbaarheid van werk.nl niet ondermaats is. UWV streeft naar een beschikbaarheid van minimaal 98% in het service window; deze norm wordt in de meeste maanden door UWV gehaald. Een percentage van 98% voor de beschikbaarheid buiten het service window is ook op lange termijn niet realistisch gezien de noodzakelijke ontwikkelingen van het systeem. Een norm voor websites van gemeentes die voorschrijft dat zij aan een beschikbaarheid van 99.9% moeten voldoen is mij niet bekend.
Beschikbaarheid werk.nl, bron: UWV
Kunt u in chronologische volgorde uitputtend de procedure beschrijven hoe de digitale handhaving op de verplichtingen via Werk.nl plaatsvindt?
Er moet onderscheid worden gemaakt tussen de inspanningsverplichting enerzijds (zoals het verrichten van sollicitaties) en de inlichtingenverplichting anderzijds (zoals bijvoorbeeld het doorgeven van een werkhervatting). Meldingen met betrekking tot de inspanningsverplichting worden door de WW-gerechtigden via werk.nl aan UWV doorgegeven. Wijzigingen die betrekking hebben op de verplichting inlichtingen te verstrekken worden via uwv.nl doorgegeven. De procedure met betrekking tot de handhaving wordt hierna toegelicht.
UWV informeert de WW-gerechtigde bij de inschrijving over zijn rechten en plichten. Een klant kan in de werkmap zien of er nog een taak openstaat en binnen hoeveel dagen deze moet zijn afgehandeld. Als UWV constateert dat de klant zijn verplichtingen niet is nagekomen, biedt UWV de klant altijd de gelegenheid om uit te leggen hoe dat komt (verweer). Vervolgens beoordeelt de adviseur werk van UWV aan de hand van (het uitblijven van) het verweer, in hoeverre het de klant is aan te rekenen dat hij niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Bij deze beoordeling wordt ook betrokken of er sprake is geweest van niet-beschikbaarheid van de websites uwv.nl en werk.nl. Afhankelijk van de reden van het niet nakomen van de verplichting wordt de mate van verwijtbaarheid bepaald. Dat betekent dus ook dat het voor kan komen dat er geen maatregel wordt opgelegd. Als UWV besluit om een sanctie op te leggen, wordt de klant daarvan op de hoogte gesteld met de mededeling dat hij tegen deze beslissing bezwaar kan maken. Vervolgens kan de klant ook nog in beroep gaan tegen de sanctieoplegging.
Bij de toekenning van een WW-uitkering, stuurt UWV de klant per post een brief waarin staat dat de klant een overzicht van zijn plichten kan vinden op uwv.nl/mijnplichten. In die brief staat ook dat klanten wijzigingen in hun situatie binnen 1 week moeten doorgeven. Dat kan via «mijn uwv» op uwv.nl/werkloos. Ook in de werkmap is een link naar uwv.nl om wijzigingen door te geven.
Uitkeringsgerechtigden kunnen via een wijzigingsformulier op uwv.nl wijzigingen aan UWV doorgeven. Na elke inzending van een formulier via internet krijgt de klant via e-mail een automatisch gegenereerde ontvangstbevestiging. Bij het doorgeven van de wijziging wordt de klant de mogelijkheid geboden de wijziging te printen en/of als PDF bestand op te slaan voor de eigen administratie. Dat is een keuze van de klant. In de ontvangstbevestigingen wordt ondermeer een transactienummer genoemd. Dit transactienummer wordt toegevoegd aan de naam van het gearchiveerde document. Bij telefonisch contact met de klant over een via internet ingestuurd formulier, kan dat transactienummer gebruikt worden om te verifiëren of klant en UWV over hetzelfde formulier spreken. Als UWV de doorgegeven wijzigingen heeft verwerkt en deze consequenties hebben voor de uitkering, kan de klant in de betaalspecificatie, die hij elke 4 weken ontvangt, zien dat de hoogte van de uitkering is aangepast.
Als een klant in verband met de niet-beschikbaarheid van uwv.nl een wijziging niet tijdig kan doorgeven, dan wordt hiermee bij de beoordeling van de mate van verwijtbaarheid rekening gehouden en zal het opleggen van een maatregel achterwege blijven.
UWV wil de procedure met betrekking tot de handhaving verder verbeteren en voert daarvoor een extra check in. Als de klant niet op een bericht van UWV reageert, gaat UWV eerst na of de klant na zijn inschrijving nog gebruik heeft gemaakt van de werkmap. Indien hiervan geen sprake is, zoekt UWV op een andere manier contact met de klant om te achterhalen wat hiervan de reden is. Indien blijkt dat de klant in verband met het niet beschikbaar zijn van werk.nl niet kan voldoen aan zijn verplichtingen (doorgeven van sollicitatieactiviteiten, plaatsen van de cv), dan krijgen klanten geen boete of maatregel opgelegd en heeft dat geen gevolgen voor de uitkering. Deze extra check wordt op dit moment op alle vestigingen ingevoerd.
Kunt u aangeven hoe bij de digitale handhaving op de verplichtingen wederhoor plaatsvindt? Hoe kan iemand bijvoorbeeld bewijzen dat hij wel aan zijn verplichtingen heeft voldaan, maar dat dat door disfunctioneren van Werk.nl niet geregistreerd is?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de sancties die voortkomen uit de digitale handhaving per direct te stoppen, totdat de problemen bij Werk.nl zijn opgelost? Zo nee, waarom niet?
Het kan niet zo zijn dat sancties worden opgelegd als uitkeringsgerechtigden niet aan hun verplichtingen hebben kunnen voldoen omdat de website niet werkt. Dat gebeurt ook niet. Mensen die wijzigingen of sollicitaties niet kunnen doorgeven via de werkmap omdat de site niet beschikbaar is, zal UWV niet zonder meer een sanctie opleggen. Daar gaat altijd een oordeel van een medewerker van UWV aan vooraf die rekening houdt met de omstandigheden. De wijze waarop dit gebeurt is uiteengezet bij de beantwoording van de vragen 6 en 7. Als de site onbereikbaar is, wordt een alternatief aangeboden of wordt de handhaving opgeschort.
Goede handhaving is van groot belang voor het draagvlak van de sociale zekerheid. Opschorten van handhaving is niet wenselijk. Wel dient de handhaving gebaseerd te zijn op de afspraken die daarover gemaakt zijn.
Bent u op de hoogte van het onderzoek dat het UWV op 2 juli 2013 heeft gepresenteerd? Wat is uw reactie op de veel positievere resultaten uit dit onderzoek? Kunt u de Kamer de resultaten van dit onderzoek toesturen? Heeft u een verklaring voor de grote verschillen in de resultaten van de onderzoeken uitgevoerd door FNV en UWV?
UWV heeft dit voorjaar twee onderzoeken laten uitvoeren naar de mening van klanten: uitkeringsgerechtigden en werkzoekenden. Door bureau RMI is begin 2013, zoals elke vier maanden, een onderzoek gedaan naar de klantgerichtheid van de dienstverlening onder uitkeringsgerechtigden. De klantgerichtheid over de dienstverlening wordt gewaardeerd met een 6,9. Daarnaast is door bureau Desan in mei 2013 een onderzoek uitgevoerd onder 8000 mensen met een WW-uitkering naar de waardering van de dienstverlening voor werkzoekenden. Uit dit onderzoek blijkt dat werkzoekenden de totale dienstverlening met een 6,0 waarderen. Met name het digitaal aanvragen van een werkloosheidsuitkering en de verwerking daarvan via werk.nl wordt positief beoordeeld met een 7,0. Werkzoekenden zijn echter kritisch op de website werk.nl. De bereikbaarheid wordt gewaardeerd met een 4,8. De werkmap krijgt een 5,9. Bijgevoegd ontvangt u de beide rapportages van de onderzoeken die UWV heeft laten uitvoeren2.
De verschillen in uitkomsten tussen de onderzoeken uitgevoerd door FNV en in opdracht van UWV zijn mogelijk te verklaren door de verschillende onderzoeksmethoden en responsgroepen. FNV heeft een enquête laten uitvoeren via haar website naar de ervaringen met werk.nl onder burgers. In het onderzoek dat UWV heeft laten uitvoeren is een steekproef van uitkeringsgerechtigden ondervraagd. Ik wil mij echter niet richten op de verschillen, maar op de overeenkomsten. Uit beide onderzoeken komt naar voren dat werkzoekenden nog niet tevreden zijn over de website. Werk.nl kan en moet dus verder verbeteren. Ook UWV is van de urgentie hiervan doordrongen.
Deelt u de mening dat met de toenemende groep werklozen arbeidsbemiddeling hoge prioriteit zou moeten zijn van het kabinet? Bent u bereid niet verder te bezuinigen op de dienstverlening van het UWV, zodat een grotere groep mensen face to face dienstverlening kan ontvangen en mensen zich weer geholpen voelen door het UWV bij het vinden van werk? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven aangegeven heeft de regering gekozen voor een beperking van het budget voor UWV Werkbedrijf. De regering streeft naar een efficiënte werking van de arbeidsmarkt waarbij de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven voorop staat. De afgelopen periode konden door het digitaliseren van de dienstverlening grote besparingen gerealiseerd worden.
De taakstelling op UWV Werkbedrijf die voortvloeit uit de wetswijziging 2012 zal onverkort worden doorgevoerd. Zoals eerder gezegd is de keuze voor digitale dienstverlening een beleidsmatige keuze, waar de regering nog steeds achter staat. Daarbij is wel van belang dat UWV de digitale dienstverlening in hoog tempo verder verbetert. Het verbeteren van de website heeft dan ook de hoogste prioriteit van UWV. Tevens heb ik reeds aangegeven dat ik over een goede verhouding tussen digitale en face to face dienstverlening in gesprek met UWV blijf.
Voor de periode tot 2015 zijn er door het kabinet aanvullende maatregelen getroffen. Na 3 maanden worden alle WW-gerechtigden opgeroepen voor een persoonlijk gesprek en op de vestigingen zijn inloopmiddagen om werkzoekenden persoonlijk te ondersteunen bij het werken met de digitale dienstverlening. Daarnaast heeft het kabinet extra middelen beschikbaar gesteld voor de dienstverlening van 55-plussers en jongeren waarmee ook meer face to face dienstverlening kan worden aangeboden.
Met deze verbeteringen en aanvullende maatregelen verwacht ik dat aan alle werkzoekenden adequate dienstverlening kan worden geboden.
Het keurmerk eerlijke teelt champignons |
|
Paul Ulenbelt |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Keurmerk eerlijke teelt champignons onder vuur»?1
Ik betreur het dat er onduidelijkheid is ontstaan over de overeenkomsten en verschillen tussen het keurmerk Fair Produce en het Grasp-assement. Hoewel zowel Fair Produce als Grasp ((GlobalGAP Risk Assesment on Social Practice) bedoeld zijn voor de retailers (de supermarkten), kijken ook consumenten hiernaar. Inmiddels hebben stichting Fair Produce en Global GAP Nederland een persbericht uitgebracht, waarin helder wordt weergegeven wat de verschillen en overeenkomsten zijn. Grasp is een toevoeging op een internationaal keurmerk (GlobalGAP), dat zich met name richt op voedselveiligheid. Grasp is echter geen certificering, maar meer een eerste check op basis van de administratie van het bedrijf hoe het zit met de arbeidvoorwaarden. Fair Produce is wel een certificeringssysteem en richt zich primair op arbeidsvoorwaarden en doet intensievere controles, waarbij de administratie van het bedrijf wordt vergeleken met de werkelijkheid op de werkvloer. Medewerkers van het bedrijf worden daarbij ook geïnterviewd in hun eigen taal. Ook wordt een aantal bovenwettelijke eisen gesteld.
Fair Produce geeft dus meer waarborgen voor eerlijk werkgeverschap dan Grasp. In bepaalde sectoren zal Grasp voldoen, in andere zal Fair Produce beter passen. Het lijkt me goed als sectoren, handelsorganisaties, werknemersorganisaties, retailers, Grasp en Fair Produce met elkaar nadere afspraken maken over bereik en inzet van beide instrumenten.
Staat u nog steeds achter het Fair Produce keurmerk? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet staat voor eerlijke arbeidsvoorwaarden en goede arbeidsomstandigheden voor iedereen. Misstanden pakken we aan met bijvoorbeeld het actieplan aanpak schijnconstructies en de aanpak van malafide uitzendbureaus. Keurmerken zijn een instrument van de markt om misstanden aan te pakken. Ik sta achter alle keurmerken die dit als doel hebben, dus ook achter het Fair Produce keurmerk.
Bent u van mening dat wanneer de arbeidsinspectie bij een inval overtredingen constateert het terecht is dat het Fair Produce keurmerk wordt ingetrokken, zoals bijvoorbeeld bij een grote champignonteler in Ammerzoden gebeurde? Zo nee, waarom niet?
Fair Produce heeft in zijn certificeringsvoorwaarden opgenomen dat in bepaalde situaties het keurmerk kan worden ingetrokken. De certificeringsvoorwaarden zijn een zaak tussen de Stichting Fair Produce en de telers. Ik kan mij hier goed in vinden.
Acht u het wenselijk, bijvoorbeeld in het belang van heldere communicatie richting de consument, dat er naast het Fair Produce keurmerk nog andere keurmerken en/of certificaten bestaan?
Zie antwoord op vraag 1.
Bent u van mening dat het GRASP (Global GAP Risk Assesment on Social Practice) certificaat van NAK Agro afdoende is om middeleeuwse toestanden zoals uitbuiting en onderbetaling te voorkomen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zoals NAK Agro zelf ook heeft aangegeven, is Grasp geen certificeringsysteem maar een vrijwillige beoordeling op basis van de administratie van het bedrijf of een ondernemer voldoet aan de arbeidswetgeving. Initiatieven van de sector zoals Grasp en Fair Produce juich ik toe, maar dat is niet voldoende om uitbuiting en onderbetaling te voorkomen. Het blijft nodig dat de Inspectie SZW intensief controleert. Zie ook het antwoord op vraag 7.
Bent u bereid om met de sector in gesprek te gaan teneinde de overstap naar een minder helder en verregaand keurmerk of certificaat te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
De afgelopen maanden heb ik samen met de Land- en Tuinbouw Organisatie (LTO) en het Centraal Bureau Levensmiddelen (CBL) gesproken over een gezamenlijke agenda om misstanden op het gebied van arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden in de land- en tuinbouw aan te pakken. Ik heb de Tweede Kamer hier inmiddels over geïnformeerd door middel van een brief. Ik ga er vanuit dat alle partijen de gemaakte afspraken zullen nakomen. Bovendien hebben de organisaties achter Fair Produce en Grasp, zoals hierboven ook aangegeven, in een persbericht laten weten dat er duidelijke verschillen bestaan tussen Fair Produce en Grasp. Ik vertrouw er op dat supermarkten en telers deze verschillen ook zien.
Fair Produce heeft inmiddels 100 van de 135 telers gecertificeerd; kunt u aangeven of de inspectie SZW bij deze 35 niet gecertificeerde bedrijven op bezoek is gegaan? Zo ja, wat waren de bevindingen? Zo nee, waarom niet?
Fair Produce heeft blijkens het overzicht van gecertificeerde bedrijven op haar website 93 teeltbedrijven, 22 handelsbedrijven en 19 snijbedrijven gecertificeerd (meetmoment 13-08-2013). Het interventieteam Champignons richt zich in eerste aanleg op de ondernemingen die vallen in de categorie «teeltbedrijven». In dit deel van de paddenstoelensector is de factor arbeid een zeer belangrijke kostenpost. Het interventieteam heeft verschillende soorten inspecties uitgevoerd bij de teeltbedrijven die volgens de lijst van Fair Produce niet zijn gecertificeerd. Bij 54 ondernemingen is de afgelopen jaren een bedrijfsbezoek uitgevoerd. Bij 31 ondernemingen, die volgens de lijst van Fair Produce niet zijn gecertificeerd, is naast een administratieve toets ook de bedrijfsleiding en het personeel bevraagd. 2 ondernemingen werden akkoord bevonden, 3 ondernemingen failleerden na de inspectie. Bij 26 ondernemingen werden direct vervolgonderzoeken geïnitieerd. Deze onderzoeken richt(t)en zich op mogelijke overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen, de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, onveilige arbeidsomstandigheden, onveilige huisvesting, het Wetboek van Strafrecht of het niet naleven van fiscale regels.
Acht u het wenselijk om, gezien de grote misstanden in de champignonsector, de aandacht van de Inspectie SZW voor deze sector verder op te voeren? Zo nee, waarom niet?
De Inspectie SZW werkt risicogericht en zet de capaciteit daar in waar het meeste effect bereikt kan worden. Bij het maken van keuzes over de inzet van de capaciteit maakt de inspectie gebruik van risico- en omgevingsanalyses. Op basis van deze analyses is de toezichtcapaciteit in de champignonteelt verhoogd. In deze sector doen zich namelijk relatief veel problemen voor met (arbeidsmarkt)fraude. Sinds 2007 is het Interventieteam Champignons actief, waarvan in 2012 de capaciteit is uitgebreid. In dit Interventieteam wordt samengewerkt tussen verschillende handhavende instanties, zoals de Inspectie SZW, Belastingdienst, Regionale Kenniscentra Fraudebestrijding (RCF), gemeenten, Politie en het UWV. De Inspectie SZW zet dus al volop in op handhaving in de champignonsector.
Discriminatie van zwangere vrouwen op de werkvloer |
|
Mona Keijzer (CDA), Enneüs Heerma (CDA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Peiling voor vrouwen over zwanger en werk» en het onderzoek van het college voor de rechten van de mens naar de ervaringen van zwangere vrouwen op de werkvloer?1
Ja.
Onderschrijft u de zorgwekkende conclusie van het onderzoek dat 45% van de zwangere vrouwen te maken heeft met negatieve ervaringen op de werkvloer als gevolg van de zwangerschap? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is uw oordeel hierover en wat gaat u er aan doen?
Elk geval van (mogelijke) discriminatie is ongewenst en onacceptabel. Uit het onderzoek «Hoe is het bevallen?» (2012) van de Commissie Gelijke behandeling (thans College voor de Rechten van de Mens) blijkt dat 45% van de vrouwen die in de periode 2007 tot en met maart 2011 zwanger waren of moeder zijn geworden én tijdens de zwangerschap of het moederschap werkten of werk zochten, een situatie heeft meegemaakt die mogelijk op discriminatie wijst.
Bij brief van 22 maart 2012 (Kamerstukken II, 2011/2012, 30 420, nr. 162) heeft de toenmalige Staatssecretaris van SZW, mede namens de toenmalige minister van OCW, gereageerd op dit onderzoek. In het onderzoek wordt gesteld dat het probleem niet is dat er onvoldoende regelgeving is die discriminatie vanwege zwangerschap en moederschap verbiedt, maar dat werkgevers en werknemers onvoldoende op de hoogte zijn van hun rechten en plichten die uit de regelgeving voortvloeien. De aanbevelingen uit het onderzoek die aan de overheid zijn gericht, hebben dan ook betrekking op voorlichting. Om die reden is de informatie over zwangerschap/ouderschap en werk op de website www.rijksoverheid.nl gebundeld en derhalve beter vindbaar. Ook is een verwijzing toegevoegd naar de webpagina www.zwangerenwerk.nl van het College voor de Rechten van de Mens.
Het voorkomen en bestrijden van discriminatie op de arbeidsmarkt is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Daarom heeft de Staatssecretaris van SZW op 18 februari 2013 aan de sociaaleconomische Raad (SER) een advies gevraagd over discriminatie op de arbeidsmarkt. Dit advies wordt eind 2013 verwacht. Naar aanleiding van dit advies zal worden bezien of en zo ja welke vervolgacties op het gebied van arbeidsmarktdiscriminatie nodig zijn.
Deelt u de mening dat zwangerschapsdiscriminatie de combinatie van arbeid en zorg voor jonge moeders verder onder druk zet?
Zwangerschapsdiscriminatie kan leiden tot problemen ten aanzien van de combinatie van arbeid en zorg van jonge moeders. Bijvoorbeeld in het geval van het niet verlengen van een contract als gevolg van een zwangerschap. Zwangerschapsdiscriminatie maakt deel uit van de adviesaanvraag aan de SER over discriminatie op de arbeidsmarkt. Naar aanleiding van het SER advies dat eind van dit jaar wordt verwacht, wordt bezien of, en zo ja welke, acties ten aanzien van zwangerschapsdiscriminatie nodig zijn.
Deelt u de door het college constateerde toename van zwangerschapsdiscriminatie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe bent u voornemens extra inzet te plegen om dit tegen te gaan?
Uit het jaarverslag van het College voor de Rechten van de Mens (College) blijkt niet dat zwangerschapsdiscriminatie vaker voorkomt maar dat het College meer oordelen over zwangerschapsdiscriminatie uitspreekt (17 in 2011 en 27 in 2012). Uit het jaarverslag kan wel worden geconcludeerd dat meer vrouwen die te maken hebben met zwangerschapsdiscriminatie de weg naar het College weten te vinden. Dit is een positieve ontwikkeling. Zoals al is aangegeven heeft de staatssecretaris van SZW op 18 februari 2013 aan de Sociaal-Economische Raad een advies gevraagd over discriminatie (inclusief zwangerschapsdiscriminatie) op de arbeidsmarkt.
Deelt u de mening dat dit onderwerp geagendeerd dient te worden tijdens de te houden gezins-top later dit jaar? Zo nee, waarom niet?
Ten aanzien van de combinatie van arbeid en zorg heeft de Minister van SZW in zijn brief van 2 juli 2013 (Kamerstukken II, 2012/13, 32 855, nr. 14) aangegeven dat het voornaamste beleidsdoel van het kabinet is om randvoorwaarden te creëren zodat werknemers hun verantwoordelijkheid voor het combineren van arbeid en zorg kunnen blijven nemen. Dit betreft ook werkneemsters die zwanger zijn of net moeder zijn geworden. Deze randvoorwaarden staan centraal bij de arbeid-en-zorgtop die dit najaar zal plaatsvinden.
Het bericht dat klinische verloskunde verdwijnt in Sittard-Geleen |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het voornemen van de ziekenhuizen Atrium en Orbis om de afdeling klinische verloskunde in Sittard-Geleen te sluiten en te concentreren in de locatie Heerlen? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Zolang aan de normen voor kwaliteit en bereikbaarheid wordt voldaan heb ik hierover geen oordeel.
Welke redenen voeren Orbis en Atrium aan om klinische verloskunde te concentreren in Heerlen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De ziekenhuizen geven aan vanaf medio 2009 en met name in de periode 2011–2013 intensief onderzoek te hebben gedaan naar de meerwaarde van samenwerking/fusie. Onder andere door de maatschappen gynaecologie is, als onderdeel van dit onderzoek, een strategisch plan opgesteld dat door beide maatschappen is geaccordeerd en ondertekend. De conclusie van dit strategische plan was dat door klinische concentratie van de gynaecologie en de verloskunde het aanbod en de kwaliteit van de zorg naar de toekomst toe duurzaam kan worden geborgd. De voordelen zitten onder andere in het bundelen van kennis en kunde op één locatie, het verbeteren van de dienstbelasting van specialisten en (gespecialiseerde) ondersteuning, het optimaliseren van opvang van acute situaties en complicaties en het beter benutten van de capaciteit van verloskamers/couveuses en neonatologie/verpleegafdeling. Overigens betreffen de concentratieplannen alleen de klinische verloskunde. Op alle locaties blijft de poliklinische en dagverplegingszorg gehandhaafd. Met andere woorden de gynaecologen blijven op beide (hoofd)locaties van het fusieziekenhuis waar nu poli wordt gehouden ook in de toekomst poliklinisch actief.
Zijn zorgverleners en cliënten- en ondernemingsraden betrokken bij de voornemens om de afdeling klinische verloskunde te concentreren in Heerlen? Zo ja, hebben zij hiermee ingestemd? Zo nee, waarom niet?
De ziekenhuizen geven aan dat zowel zorgverleners als cliënten- en ondernemingsraden in de afgelopen 2 jaar systematisch en op regelmatige basis op de hoogte zijn gebracht van de ontwikkelingen in de fusieactiviteiten in algemene zin, en de afgelopen 7 maanden over de concentratieplannen in het bijzonder. Overigens hebben de ziekenhuizen mij laten weten dat het voorgenomen fusiebesluit tussen Atrium MC en Orbis Medisch en Zorgconcern nog door middel van een adviesaanvraag aan alle relevante gremia (zoals Cliëntenraad, Ondernemingsraad, Bestuur Medische Staf en Verpleegkundige Adviesraad) zal worden voorgelegd. Bij die adviesaanvraag worden de betrokken gremia in staat gesteld om hun definitieve oordeel te geven over het fusievoornemen.
Hoe oordeelt u over de reacties van zelfstandig verloskundigen, en cliënten- en ondernemingsraden die aangeven dat in acute situaties de reisafstand wel eens veel te groot kan zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
De zorgverzekeraar dient er vanuit zijn zorgplicht voor te zorgen dat de bereikbaarheid in de regio is geborgd. Ook na de beoogde concentratie moet aan de 45-minutennorm worden voldaan. Toetssteen hiervoor is de doorrekening met de vigerende modellen van het RIVM. In de gevoelige ziekenhuisanalyse van het RIVM uit 2011 waren Orbis en Atrium geen van beide gevoelig voor de 45 minuten. Afhankelijk van wanneer de plannen in werking gaan treden zal een nieuwe doorrekening moeten worden gemaakt met het dan vigerende referentiekader en het bijbehorende (snellere) rijtijdenmodel.
In hoeverre komt de bereikbaarheid van de zorg in gevaar als de afdeling klinische verloskunde in Sittard-Geleen wordt gesloten? Hoeveel inwoners in de omgeving van Sittard-Geleen zullen bij het sluiten van de afdeling verloskunde van het ziekenhuis Orbis niet meer binnen de bereikbaarheidsnorm van 45 minuten vallen?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is de precieze rol geweest van de zorgverzekeraars? Kunt u nader ingaan op hun financiële belangen bij deze grootse fusie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Naar ik heb begrepen heeft CZ medio 2009 aangedrongen op een intensievere samenwerking tussen Atrium en Orbis om zodoende onder andere te kunnen komen tot een efficiënter gebruik van capaciteiten. Van een verdere rol of (financiële) belangen van de verzekeraar bij de fusie ben ik niet op de hoogte.
Hoe oordeelt u over de reactie van de bestuurders van Orbis en Atrium die hebben aangegeven dat 90% van de bevallingen prima te plannen is? Deelt u de mening dat 10% van de vrouwen hierdoor in gevaar kunnen komen, als zij in acute noodsituatie niet op tijd in het ziekenhuis kunnen zijn? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Voor alle vrouwen in de regio is het van belang dat in de nieuwe plannen wordt voldaan aan de normen voor kwaliteit en bereikbaarheid. Zie verder mijn antwoord op de vragen 4 en 5.
Hoeveel (gedwongen) ontslagen zullen er komen, indien de afdeling klinische verloskunde geconcentreerd wordt in Heerlen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Over de precieze gevolgen van de concentratie voor het personeel is op dit moment nog niets te zeggen.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat de afdeling verloskunde in Sittard-Geleen moet sluiten?
Zolang met de concentratieplannen wordt voldaan aan de normen voor kwaliteit en bereikbaarheid zie ik geen reden dit te voorkomen. Respectievelijk de IGZ en de NZa zien hierop toe.
Erkent u dat fusie altijd leidt tot het opheffen van een klinische verloskunde afdeling? Vindt u dat wenselijk? Kunt u uw antwoord toelichten?
Iedere fusie is anders en er kan naar mijn mening dus niet op een dergelijk generalistische wijze worden gesproken over de effecten van een ziekenhuisfusie.
Waarom worden beide klinische verloskundige afdelingen in het Atrium en Orbis niet behouden? Wat is precies het bezwaar? Is dit een bezwaar van de zorgverzekeraars? Is dit een bezwaar van het Atrium en Orbis? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoorden op de vragen 2 en 6.
Wat is het standpunt van de gynaecologen in het Orbis ziekenhuis? Klopt het dat zij het verdwijnen van de klinische verloskunde uit Sittard-Geleen onwenselijk vinden? Zijn er medische redenen die tot concentratie noden of zijn het vooral financiële afwegingen die aan het concentratievoorstel ten grondslag liggen?
Zie mijn antwoord op vraag 2. De betrokken medisch specialisten hebben zelf het strategische plan Gynaecologie opgesteld. De maatschappen vinden concentratie derhalve niet ongewenst.
Is het aantal van 1360 bevallingen in 2012 niet voldoende om de klinische verloskunde voor Sittard-Geleen te behouden, uitgaande van het streven, dichtbij als het kan, verder weg als het om medisch inhoudelijke redenen gewenst is?2 Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?
Voor de redenen van de concentratie verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2. Ten aanzien van het adagium «Dichtbij als het kan, verder weg als het om medisch inhoudelijke redenen gewenst is», wijs ik er nogmaals op dat de concentratieplannen alleen de klinische verloskunde betreffen. Op alle locaties blijft de poliklinische en dagverplegingszorg gehandhaafd.
Bent u bereid maatregelen te treffen om te zorgen dat de afdeling klinische verloskunde in zowel het Atrium als het Orbis behouden kan blijven? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 9.
Kunt u meer informatie geven over de concentratie van andere zorg, waarvan het voornemen is deze te concentreren in het Atrium of het Orbis? Zo nee, waarom niet?
Hierover zijn nog geen concrete plannen bekend. Wel hebben de ziekenhuizen mij geïnformeerd over de uitgangspunten van de voorgenomen fusie. In de nieuwe organisatie zijn twee volwaardige hoofdlocaties operationeel, met daarbij 24/7 spoedeisende hulp (SEH), Eerste Hart Hulp (EHH), Intensive Care (IC), Coronairy Care Unit (CCU) en OK-functies. Daarnaast zijn in de visie 13 specialismen benoemd waarvan de klinische opnamen en behandelingen worden geleverd in patiëntgerichte klinische centra. Deze klinische centra worden bij voorkeur geconcentreerd op één van de twee locaties. De poliklinieken zullen naar verwachting wel op beide locaties open blijven.
De toekomst van het European Institute of Public Administration |
|
Mark Verheijen (VVD), Manon Fokke (PvdA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «EIPA mogelijk weg uit Maastricht»?1
Ja.
Onderschrijft het kabinet het belang van een Europees instituut als EIPA voor de Europese uitstraling en regionale economie van de regio Maastricht?
Ja, het EIPA levert een bijdrage aan de Europese uitstraling en de economie van de regio Maastricht.
Bij welk ministerie rust na de subsidie-afbouw van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de verantwoordelijkheid voor de ondersteuning van het EIPA in de toekomst en op welke wijze wordt deze vormgegeven?
Het kabinet beziet de mogelijkheid om met een aanvullende bijdrage vanuit de regio de ondersteuning van het EIPA voort te zetten. Waar de uiteindelijke verantwoordelijkheid na de subsidie-afbouw komt te liggen, wordt mede in dit licht bezien.
Deelt het kabinet de angst van het EIPA voor een zogenaamd «domino-effect» waarbij andere Europese lidstaten hun subsidie verminderen als gevolg van de aangekondigde Nederlandse korting?
De beslissing van één donor om een subsidiebijdrage te veranderen, kan leiden tot een heroverweging van de bijdrage door andere donoren. Waarschijnlijker is dat de huidige financieel-economische omstandigheden in andere lidstaten ten grondslag liggen aan eventuele heroverwegingen ten aanzien van lidstaat-bijdragen aan het EIPA.
Bent u bereid over de positie en toekomst van het EIPA overleg te voeren met de provincie Limburg en/of de gemeente Maastricht?
Op 2 juli jl. zijn brieven verstuurd aan zowel de Commissaris van de Koning in de Provincie Limburg als aan de burgemeester van Maastricht met daarin het verzoek mee te denken over een aanvullende bijdrage aan het EIPA vanuit de regio. Zodra er duidelijkheid is rondom de financiële positie van EIPA zal het kabinet de Kamer daarover informeren.
Het European Institute of Public Administration verdwijnt mogelijk uit Maastricht als het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een deel van de subsidie voor het instituut intrekt. Dat zegt Marga Pröhl, directeur van het instituut dat jaarlijks 15.000 Europese ambtenaren opleidt en onderzoek doet naar openbaar bestuur en Europees beleid en regelgeving.
EIPA is in 1981 op initiatief van Nederland opgericht. Dat gebeurde met de toezegging dat de Nederlandse staat EIPA zou subsidiëren. Nederland wil die subsidie nu fors verminderen. Een slechte zaak, aldus het EIPA, omdat in tijden van crisis opleiding van ambtenaren onmisbaar is.
Een overschot dat ontstaat van studenten die zijn opgeleid voor de kinderopvang |
|
Tanja Jadnanansing (PvdA) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Is het waar dat er in 2015 een overschot ontstaat van ruim 14 duizend gediplomeerden van opleidingen voor kinderopvang?1
Nee.
Het Kenniscentrum Calibris wijst erop dat er knelpunten ontstaan voor arbeidskrachten in de kinderopvangbranche.
Calibris baseert dit op informatie van het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn en maatschappelijke dienstverlening, Jeugdzorg en Kinderopvang (WJK).2
Een personeelsoverschot in de kinderopvangbranche is echter niet hetzelfde als een overschot aan gediplomeerden. Gediplomeerden kunnen immers ook in andere sectoren aan het werk komen. Dit laat het onderzoek van het Researchcentrum Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) onder gediplomeerde schoolverlaters zien.3 Voor het kabinet is het belangrijker dat gediplomeerden snel een baan op niveau vinden dan een baan die precies in het verlengde van de opleiding ligt.4
Hoe beoordeelt u het dat regionale opleidingscentra niettemin mensen blijven opleiden voor de kinderopvang terwijl er juist sprake is van groot banenverlies in de kinderopvang?
Allereerst moet onderkend worden dat het opleiden voor de arbeidsmarkt altijd moeilijk blijft, aangezien deze conjunctuurgevoelig is.
Het aantal nieuwe inschrijvingen voor middelbaar beroepsopleidingen die voorbereiden op een baan in de kinderopvang is in de periode 2008–2011 toegenomen.5 In 2012 is er echter een daling van ruim 40% in het aantal nieuwe inschrijvingen waar te nemen (ten opzichte van 2011).6 Dit laat zien dat de ontwikkelingen in de kinderopvangbranche invloed hebben op de studiekeuze van deelnemers.
Samen met de minister van SZW zet ik alles op alles om jongeren zo goed mogelijk voor te bereiden op de arbeidsmarkt.7 Het programma School- ex 2.0 is onlangs gestart. Met School-ex worden de studenten vlak vóór en rond hun diplomering desgewenst begeleid naar een (vervolg)opleiding met een beter arbeidsmarktperspectief. Daarnaast worden aankomende studenten ondersteund in het maken van hun studiekeuze met voldoende mogelijkheden op de regionale arbeidsmarkt.
Ook komt er voor het schooljaar 2014/2015 digitaal een studiebijsluiter beschikbaar, zodat studenten het arbeidsmarktperspectief van een opleiding beter kunnen inschatten.
In mijn brief «Aanbod van mbo-opleidingen» (Kamerstuk, vergaderjaar 2011–2012, 31 524, nr. 129) heb ik aangegeven welke acties ik in gang zet om tot een betere aansluiting van het middelbaar beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt te komen.
Deelt u de mening van de onderwijsmanager kinderopvang van ROC Mondriaan dat de mensen die nu aan de opleiding beginnen over drie jaar, wanneer zij op de arbeidsmarkt komen, weer nodig zijn?
Opvang van kinderen blijft ook in de toekomst relevant.
Het ROA publiceert eind 2013 de ontwikkeling van de arbeidsmarkt voor verzorgend personeel tot en met 2018. De opleidingen die voorbereiden voor een carrière in de kinderopvang maken daar deel van uit.8 Hoe de arbeidsmarkt in de kinderopvangbranche er over drie jaar exact zal uitzien kan op basis van het huidige beschikbare onderzoek niet worden voorspeld.
Ziet u alternatieven voor een leerlingenstop?
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op vraag 2.
Mishandeling van pony’s |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat er filmpjes op het internet staan waarin vrouwen veel te kleine pony’s berijden en mishandelen?1 Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Kunt u bevestigen dat de vrouwen, die de pony’s berijden, en de organisaties die betrokken zijn bij het produceren of aanbieden van deze filmpjes Nederlands zijn en dat deze filmpjes waarschijnlijk van een Nederlands productiehuis komen? Zo nee, waarom niet?
Er loopt momenteel een strafrechtelijk onderzoek. In verband met het opsporingsbelang kunnen over het strafrechtelijk onderzoek geen mededelingen worden gedaan.
Deelt u de mening dat het dierenleed dat in de filmpjes te zien is onacceptabel is en de makers van deze filmpjes de wet overtreden? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid het toezicht op dierenmishandeling te verscherpen en in te grijpen, zodat de betrokkenen bij deze en soortgelijke filmpjes opgepakt worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
De inzet op de handhaving van het verbod op mishandeling en verwaarlozing is substantieel verhoogd met de komst van het meldnummer 144 en de taakaccenthouders bij de politie. De politie, de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming en de NVWA werken intensief samen op dit terrein, hetgeen heeft geresulteerd in een stijging van het aantal zaken dat wordt opgepakt. De politie doet voorts reeds onderzoek naar deze zaak. Ik zie dan ook geen aanleiding hierin een verdere verscherping aan te brengen.
De bonussen bij Robeco |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van RTL «Robeco-top verdeelt 33 miljoen aan bonus» en de brief van de Nederlandsche Bank (DNB) hierover?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat het triest is dat «De Coöperatieve Centrale Raiffeissen-Boerenleenbank» zo diep is gezakt dat deze tegen de (geest van de) wet in, DNB verzoekt om «het project Magnolia transaction success bonus» goed te keuren?
Ik heb DNB om uitleg gevraagd met betrekking tot de overwegingen bij het goedkeuren van de transactiebonussen. Volgens DNB zijn dergelijke bonussen internationaal gebruikelijk, ook voor Nederlandse bedrijven die internationaal opereren. DNB heeft tevens aangegeven dat een éénmalige ontheffing is verleend van artikel 13 van de Regeling beheerst beloningsbeleid Wft 2011, omdat de betreffende bonussen bedoeld zijn om de prudente bedrijfsvoering van Robeco te waarborgen gedurende het verkoopproces en om de continuïteit van de instelling veilig te stellen. DNB heeft daarnaast laten weten dat additionele voorwaarden gesteld zijn door het laten opnemen van Key Performance Indicators (KPI's), een retentieperiode voor medewerkers, en de formulering van een claw back-clausule, zodat het gegarandeerde karakter van de transactiebonussen wordt beperkt.
Desalniettemin acht ik dergelijke excessieve gegarandeerde bonussen ongepast en in strijd met de huidige tijdsgeest. Ik ben er niet van overtuigd dat bonussen van deze omvang in de huidige economisch moeilijke tijden noodzakelijk zijn om sleutel personeel te behouden. Hiertoe zal ik na het zomerreces een wetsvoorstel gaan consulteren dat het beloningsbeleid van financiële ondernemingen verder reguleert en bonussen aan banden legt. Dit wetsvoorstel zal tevens tot gevolg hebben dat een dergelijke ontheffing ten aanzien beloningsbeleid in de toekomst niet langer mogelijk is. Ik zal uw Kamer over de contouren van dit wetsvoorstel en mijn visie ten aanzien van beloningsbeleid informeren.
Hoe staat de regering tegenover de uitkeringen van dit soort excessieve bonussen in moeilijke economische tijden?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het bericht dat de voorgestelde bonus in strijd is met artikel 13 van de Regeling beheerst beloningsbeleid van de Wet op het financieel toezicht, maar dat DNB niettemin instemt met het bonusplan? Is dit niet in strijd met zowel de letter als de geest van de Wet op het financieel toezicht? Zo ja, wat kan eraan worden gedaan om de wet te handhaven? Hoe beoordeelt u de legitimiteit van de bonussen?
Zie antwoord vraag 2.
Is het mogelijk de uitkering alsnog te blokkeren, dan wel terug te halen via de «claw back» regeling? Zo nee, waarom niet?
Ik heb deze vraag aan DNB voorgelegd. DNB heeft aan mij aangegeven dat uitbetaling van de transactiebonussen nog niet heeft plaatsgevonden. DNB heeft aan de ontheffing de eis verbonden dat de transactiebonussen pas 3 maanden na closing worden uitbetaald. De closing had plaats op 30 juni 2013; derhalve is de 3 maanden-termijn nog niet verstreken. Daarnaast stelt DNB dat een medewerker aan KPI’s moet voldoen om in aanmerking te komen voor een transactiebonus. Heeft een medewerker niet (geheel) voldaan aan deze voorwaarden, dan zal Rabobank de transactiebonus niet (geheel) uitbetalen, aldus DNB.
DNB heeft hiernaast aan mij aangegeven dat Rabobank na uitbetaling nog de mogelijkheid heeft om de uitbetaalde transactiebonus terug te vorderen. Hiertoe bestaat een verplichting indien de toekenning en uitbetaling van de transactiebonus is gebaseerd op incorrecte informatie of misleiding met betrekking tot de voorwaarden waarvan de transactiebonus afhankelijk is gemaakt.
Bent u het er mee eens dat het onverteerbaar is dat, terwijl het inkomen van een ieder onder druk staat, nog altijd torenhoge bonussen worden uitgekeerd in de financiële sector? Bent u het er mee eens dat er – om een einde te maken aan het korte termijn winstbejag van bankiers – zo snel als mogelijk een einde aan de bonuscultuur in de financiële sector moet komen?
Ik vind met u dat er een einde moet komen aan het uitkeren van excessieve bonussen in de financiële sector. Ik zal uw Kamer kort na het zomerreces informeren over de hoofdlijnen van de Wet beloningsbeleid, waarin ik een integraal en overzichtelijk pakket aan maatregelen presenteer ten aanzien van het beloningsbeleid in de financiële sector. Het bonusplafond van 20% zal hier onderdeel van uitmaken.
Wanneer volgt het wetsvoorstel (zoals afgesproken in het regeerakkoord) om de bankiersbonussen aan banden te leggen en te maximeren op 20 procent van de vaste beloning? Wilt u bevorderen dat dit wetsvoorstel op zo kort mogelijke termijn bij de Tweede Kamer wordt ingediend?
Zie antwoord vraag 6.
De arrestatie van tientallen mensen tijdens een Gay Pride demonstratie in Rusland |
|
Michiel Servaes (PvdA), Keklik Yücel (PvdA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() |
Bent u ermee bekend dat, op grond van nieuwe wetgeving in Rusland die «propaganda voor niet-traditionele seksuele relaties» verbiedt, de politie hard heeft opgetreden om een Gay Pride demonstratie in Sint-Petersburg te beëindigen en daarbij tientallen mensen heeft gearresteerd?
Ja.
Deelt u de afkeuring over het beëindigen van deze demonstratie en het optreden van de Russische politie?
Ja, ook het kabinet keurt het af dat een door de lokale autoriteiten goedgekeurde demonstratie binnen 10 minuten door de politie is beëindigd.
Heeft u contact gehad met uw Russische collega over de nieuwe anti-homowetgeving en de uitwerking van deze wetgeving tijdens de Gay Pride van afgelopen weekend in Sint-Petersburg? Zo ja, heeft u uw zorgen aan hem overgebracht? Zo nee, bent u voornemens op korte termijn contact op te nemen met uw Russische collega, bilateraal of in EU-verband?
De leden van het kabinet spreken bij iedere gelegenheid met de Russische autoriteiten over de Nederlandse zorgen over de ontwikkelingen in Rusland op het gebied van maatschappelijk middenveld en democratie. Daarbij wordt ook het zogenaamde verbod op propaganda van niet-traditionele seksuele relaties onder minderjarigen aan de orde gesteld. Recentelijk heeft de minister-president dit opgebracht tijdens zijn ontmoeting met president Poetin in Sint Petersburg op 20 juni. Het kabinet zal blijven herhalen, in bilaterale gesprekken en in EU-verband, dat de nieuwe wetgeving een stigmatiserende werking heeft, die personen en organisaties met homofobe sentimenten sterkt in hun overtuiging. Het beëindigen van de demonstratie op 29 juni op grond van bezwaren van omstanders zal het kabinet daarbij als voorbeeld aanhalen.
Welke mogelijkheden ziet u om Russische maatschappelijke organisaties te ondersteunen die strijden tegen de nieuwe wetgeving die het mensen verbiedt te spreken over homoseksualiteit in het bijzijn van kinderen, de organisatie van homomanifestaties verbiedt en de mogelijkheid creëert iedereen die steun betuigt aan homoseksuelen te vervolgen?
Naast het voortzetten van de dialoog hierover met de Russische autoriteiten zal Nederland waar mogelijk projecten blijven ondersteunen gericht op acceptatie van een andere seksuele oriëntatie en, meer in het algemeen, op het naleven van internationaal overeengekomen verplichtingen, waaronder de vrijheid van meningsuiting en van vereniging.
Het onophoudende Marokkaanse geweld |
|
Louis Bontes (PVV), Joram van Klaveren (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Zorgen over Marokkaans geweld»?1
Ja.
Hoe duidt u het gegeven dat Marokkanen vijf keer vaker betrokken zijn bij geweldsincidenten en 22 keer vaker bij vermogensdelicten met geweld, in vergelijking met autochtonen?
Het feit dat de in Nederland verblijvende groep niet-westerse migranten voor een onevenredig groot deel uit jongeren bestaat, verklaart een deel van hun oververtegenwoordiging in overlast en criminaliteit. Uit het Jaarrapport Integratie 2012 van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) blijkt dat deze en andere achtergrondkenmerken (zoals sekse, leeftijd, huishoudinkomen, gezinssituatie, het hebben van een uitkering, hoogst gevolgde opleiding en stedelijkheid) samen een deel van het verschil in verdachtencijfers tussen autochtone jongeren en Marokkaanse Nederlanders verklaren.
Deze achtergrondkenmerken verklaren niet volledig de oververtegenwoordiging van Marokkaanse Nederlanders. Deze oververtegenwoordiging kan het SCP op basis van de beschikbare cijfers niet verklaren. Het lijkt echter plausibel dat factoren zoals het te laat herkennen van problemen in de ontwikkeling, taalachterstand of psychische problemen, het niet adequaat optreden van ouders bij grensoverschrijdend gedrag van kinderen, slechte huisvesting en schuldenproblematiek een rol spelen. Migratie- en groepsspecifieke en culturele factoren kunnen hierbij ook van invloed zijn.
Welke verklaring heeft u voor het feit dat uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) blijkt dat ook na correctie van de sociaaleconomische factoren Marokkanen oververtegenwoordigd zijn in de (gewelds)criminaliteit?
Zie antwoord vraag 2.
Ziet u in dat de massa-immigratie van voornamelijk Marokkanen onze samenleving structureel onveiliger heeft gemaakt? Zo nee, waarom niet?
De hoge criminaliteitscijfers onder Marokkaanse Nederlanders zijn niet acceptabel. Het past echter niet om een hele groep aan te spreken op acties van individuen, net zo min als dat het past wanneer individuen zich voor hun wangedrag verschuilen achter de hele groep, wat bijvoorbeeld gebeurt als dit gedrag gerechtvaardigd wordt vanuit een slachtofferrol.
De oplossing ligt in een combinatie van preventieve activiteiten die misdragingen moeten voorkomen aan de ene kant en het stevig aanpakken van overlastgevers en criminelen aan de andere kant. In deze aanpak wordt geen onderscheid naar etniciteit gemaakt. Groepen die vaker problemen veroorzaken zullen navenant meer met deze aanpak in aanraking komen.
Wanneer sprake is van strafbare feiten dan is het aan de rechter om te beoordelen welke straf passend is, gelet op het delict, de persoon van de dader(s) en het aangedane leed. De intrekking van de Nederlandse nationaliteit wegens een veroordeling voor commune misdrijven is niet mogelijk.
In hoeverre deelt u de visie dat het Marokkaanse geweld het beste bestreden kan worden met een immigratiestop uit islamitische landen, zwaardere straffen en waar mogelijk, na denaturalisatie, uitzetting van het tuig?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid te stoppen met het voeren van struisvogelpolitiek, het Marokkanenprobleem te erkennen en zo spoedig mogelijk een keihard repressief beleid te gaan voeren? Zo nee, waarom blijft u hangen in uw links-liberale ideeën die al decennialang de situatie alleen maar slechter maken?
Zie antwoord vraag 4.
Het ontijdig uitstellen van rechtszittingen |
|
Jan de Wit |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het bij u bekend dat de behandeling van rechtszaken soms op de dag van de terechtzitting wordt opgeschort of uitgesteld vanwege een falend ICT-systeem als gevolg waarvan niet alle relevante betrokkenen het dossier (tijdig) hebben kunnen inzien?1
Wat is precies de oorzaak van dit probleem? Is altijd sprake van dezelfde problematiek of kunnen zich op ICT-vlak meerdere oorzaken voordoen die leiden tot dergelijk uitstel van behandeling van zaken? Speelt het probleem uitsluitend in strafzaken, waarbij het Openbaar Ministerie (OM) betrokken is of ook in andere zaken?
Om hoeveel zaken per jaar gaat het bij de verschillende gerechten?
Kunt u een inschatting geven van de kosten die hierdoor extra worden gemaakt door het OM, de rechterlijke macht, de politie, de gevangenissen, de advocatuur, de eventueel te horen deskundigen, getuigen, tolken, slachtoffers en verdachten?
Het bericht ‘Strafhof krijgt eigen cellen’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Strafhof krijgt eigen cellen» en klopt het wat hierin vermeld wordt?1 Zo nee, waarom niet?
Het bericht «Strafhof krijgt eigen cellen» is mij bekend. Het Internationaal Strafhof bouwt thans zijn nieuwe huisvesting. In het nieuwe gebouw worden ook cellen gerealiseerd. Deze cellen zullen worden gebruikt als wachtruimten voor de gedetineerden op zittingsdagen. Deze bewaarcellen zijn niet bedoeld en ook niet geschikt voor nachtverblijf. De gedetineerden blijven gedetineerd in de PI Haaglanden, locatie Scheveningen. Het bouwen van deze bewaarcellen valt buiten het Masterplan DJI en heeft geen enkel effect op de benodigde detentiecapaciteit van de Dienst Justitiële Inrichtingen. Als gevolg hiervan hoeven geen Nederlandse gevangenislocaties gesloten te worden. Gelet op het bovenstaande was er geen aanleiding om uw Kamer in het kader van het Masterplan DJI te informeren over deze nieuw door het Internationaal Strafhof te bouwen bewaarcellen. Ik zie om deze reden ook geen aanleiding om de bouw van deze bewaarcellen bij het Internationaal Strafhof te laten heroverwegen.
Klopt het dat u de Kamer niet heeft geïnformeerd over de nieuw te bouwen cellen voor het Internationaal Strafhof bij de Kamerdebatten over het omstreden Masterplan Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) 2013–2018 op 6 juni en 27 juni jl. en bij de brieven die u hieraan voorafgaand naar de Kamer heeft verstuurd?2 Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom heeft u deze informatie verzwegen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven wat de kosten zullen zijn voor dit nieuw te bouwen cellencomplex die u niet heeft meegenomen in het omstreden Masterplan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven welke bestaande inrichtingen moeten sneuvelen om een nieuw cellencomplex voor het Internationaal Strafhof te realiseren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het niet uit te leggen is aan de medewerkers binnen DJI dat prima functionerende Nederlandse gevangenislocaties worden gesloten, terwijl geïnvesteerd wordt in nieuwe cellen voor het Internationaal Strafhof? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid het Internationaal Strafhof te adviseren een ander gastland te zoeken, aangezien de regering inmiddels al meer dan tien jaar miljoenen euro’s voor alleen al de huur bij de Nederlandse belastingbetaler wegplukt om het aan een overbodig en verwend instituut te geven? Zo nee, waarom niet?
Nee. Nederland steunt, in lijn met de door uw Kamer aangenomen motie-Pechtold (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 33 000 V, nr. 85), het Internationaal Strafhof en zal zich een goed gastheer blijven tonen. De regering is er trots op gastland te zijn van een instituut dat een belangrijke bijdrage levert aan de bevordering van de internationale rechtsorde.
Bent u bereid de plannen voor een nieuw cellencomplex voor het Internationaal Strafhof zo spoedig mogelijk van tafel te vegen en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht dat een klokkenluider melding maakt van falende controle bij de bouw van de A4 Midden Delfland |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat een klokkenluider melding heeft gemaakt van falende controle van de landtunnel die onderdeel is van de in aanbouwde zijnde A4 Midden Delfland? Hoe beoordeelt u dit bericht?1
Ja. Ik heb van het bericht kennis genomen.
Deelt u de mening dat het van het grootste belang is voor de toekomstige verkeersveiligheid van de A4 Midden Delfland dat alle controles aan de constructie van de landtunnel zorgvuldig en volledig gebeuren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat dit ook daadwerkelijk gebeurt, zodat de toekomstige verkeersveiligheid van deze rijksweg gegarandeerd kan worden?
Ja, die mening deel ik. De in vraag 1. genoemde controle heeft betrekking op de constructieve veiligheid van de tunnel. Het betreft de toets die de gemeente Schiedam als bevoegd gezag uitvoert in het kader van de procedure omtrent de Omgevingsvergunning bouw landtunnel A4 Delft – Schiedam. Deskundigen van de gemeente toetsen het ontwerp op eisen en voorschriften zoals die zijn opgenomen in het Bouwbesluit. Aangezien het om een complex ontwerp gaat, heeft de gemeente voor de toets van de landtunnel het aantal eigen deskundigen uitgebreid en schakelt zij indien nodig externe deskundigen in.
Rijkswaterstaat voert ook eigen toetsen uit. Conform het design&construct contract dient de aannemer expliciet aan te tonen dat de constructie voldoet aan alle gestelde eisen. De gemeente is evenals Rijkswaterstaat tot de conclusie gekomen dat de constructieve veiligheid van de landtunnel niet in het geding is. Het ontwerp van de tunnel voldoet aan de daarvoor geldende eisen, normen en richtlijnen. Ik heb dan ook geen reden om te twijfelen aan de toekomstige veiligheid van deze rijksweg.
Herkent u het beeld dat de controleurs onder tijdsdruk hun opdracht niet voldoende konden uitvoeren? Deelt u de mening dat zorgvuldigheid in deze van groter belang is dan snelheid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat deze verhouding weer in balans komt?
Nee, dat beeld herken ik niet. Uiteraard is zorgvuldigheid in deze van groter belang dan snelheid. Juist met het oog op een zorgvuldig toetsingsproces hebben gemeente en aannemer procesafspraken gemaakt.
De verantwoordelijke wethouder heeft op 9 juli 2013 verklaard dat de gemeente bij de toetsing van de constructie van de landtunnel geen enkele concessie doet op het gebied van de veiligheid en dat de gemeente geen goedkeuring geeft aan het ontwerp zonder dat zij dit zorgvuldig getoetst heeft.
Deelt u de mening dat de controle van in aanbouwde zijnde rijkswegen onafhankelijk van overheidsinstellingen moet gebeuren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke rol kan het Kwaliteitsorgaan Verkeersveiligheidsaudits hierin innemen zodat de toetsing volledig en onafhankelijk plaatsvindt?
Nee. Het toezicht op de naleving van bouwregelgeving, waar onder de ontwerpen van wegen en bijbehorende kunstwerken, is op dit moment een wettelijke overheidstaak. Uiteraard kunnen daarbij externe deskundigen worden ingeschakeld. Het kabinet werkt momenteel aan voorstellen om kwaliteitsborging van bouwwerken te verbeteren door private kwaliteitsborging mogelijk te maken. Minister Blok zal dit najaar de hoofdlijn van een stelsel dat private kwaliteitsborging mogelijk maakt aan de Tweede Kamer toezenden.
Het Kwaliteitsorgaan Verkeersveiligheidsaudits (KoVa) speelt een rol bij de toetsing op het aspect van de verkeersveiligheid maar niet bij de beoordeling van de constructieve veiligheid. Het KoVa is overigens ondergebracht bij Rijkswaterstaat.
Knelpunten bij de invoering van het Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Groen licht voor bodemenergie?»1 en de brief van branchevereniging BodemenergieNL2 betreffende knelpunten bij de invoering van het Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen3?
Ja.
Klopt het dat provincies en gemeenten voornemens zijn om de uitzonderingen in het Wijzigingsbesluit maximaal te gaan gebruiken waardoor de realisatie van bodemenergiesystemen niet simpeler, maar juist complexer wordt en de met het wijzigingsbesluit beoogde vereenvoudiging en harmonisatie niet worden bereikt?
Het Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen is nog maar onlangs, op 1 juli 2013, in werking getreden. De zorgen van de branchevereniging BodemenergieNL over de implementatie van het Wijzigingsbesluit zijn gebaseerd op eerste, informele signalen. Ik vind het daarom nog te vroeg om daaruit conclusies te trekken.
Ook provincies richten zich op het stimuleren van de toepassing van bodemenergie en hebben er geen belang bij onnodig belemmeringen op te werpen. Wel hebben zij de mogelijkheid om in specifieke situaties of in specifieke gebieden af te wijken van de instructieregels, indien de regionale of lokale omstandigheden dat vereisen.
Klopt het dat in het verleden in de meeste provincies systemen onder de 10 m3/uur vrijgesteld waren van vergunningplicht, dat het Wijzigingsbesluit het doel had dit ruimer te stellen en meer te gaan werken met algemene regels, maar dat nu in vijf provincies voor deze systemen nagenoeg altijd vergunningen zijn vereist?
Nee, dat klopt niet, dit was slechts incidenteel het geval. In de meeste provincies was geen sprake van vrijstelling van de vergunningplicht voor kleine systemen. De reden hiervoor is dat provincies negatieve interferentie tussen bodemenergiesystemen beter kunnen voorkomen indien er een vergunningplicht bestaat. Immers, dan heeft een provincie zicht op wat er in de bodem wordt geplaatst.
Het wel of niet vrijstellen van de vergunningplicht moet op grond van de Waterwet geregeld worden bij verordening. Hiervoor gelden de wettelijke inspraakmogelijkheden. Provinciale Staten moeten hierbij een afweging maken of doelmatig gebruik van bodemenergie mogelijk is wanneer bodemenergiesystemen vrij worden gesteld van de vergunningplicht of dat regulering via een vergunning noodzakelijk is. Dit is regionaal maatwerk.
Het klopt dat in een aantal provincies voor deze systemen nagenoeg altijd vergunningen zijn vereist. Dit is overigens aan het bevoegd gezag: provincie, gemeente of Omgevingsdienst. Overigens is inmiddels de procedure voor meldingen en vergunningaanvragen van open bodemenergiesystemen kleiner dan 50 m3/uur vereenvoudigd in die zin dat nu minder gegevens hoeven te worden verstrekt.
Bent u er mee bekend dat de omgevingsdienst Zuid-Holland haar gemeenten wil adviseren om de gehele bebouwde kom als interferentiegebied aan te wijzen waardoor deze gemeenten voor de gehele bebouwde kom aanvullende regels voor bodemenergie kunnen stellen, gesloten systemen hier vergunningplichtig worden en de provincie hier voor open systemen een langere procedure kan opleggen? Bent u ermee bekend dat meerdere provincies dit advies willen overnemen?
De Omgevingsdienst Zuid-Holland-Zuid handelt wat betreft bodemenergie in deze regio namens de gemeenten, en niet namens de provincie Zuid-Holland. De omgevingsdienst heeft in samenwerking met het adviesbureau IF Technology voor de gemeente Gorinchem onderzocht op welke wijze omgegaan zou kunnen worden met de bevoegdheid tot het aanwijzen van interferentiegebieden. Daarbij zijn zorgvuldig alle voor- en nadelen van het aanwijzen van interferentiegebieden in beeld gebracht. Voor Gorinchem was de conclusie dat aanwijzen van de gehele bebouwde kom als interferentiegebied de beste optie was. De Omgevingsdienst Zuid-Holland-Zuid adviseert andere gemeenten om zich te laten inspireren door de argumentatie die in Gorinchem is gehanteerd, wanneer zij overwegen om interferentiegebieden aan te wijzen. Dat is iets anders dan adviseren het hele gebied als zodanig aan te wijzen.
Het aanwijzen van interferentiegebieden betekent niet dat de provincie voor open systemen per definitie een lange procedure oplegt. De lange procedure kan worden voorgeschreven in gebieden met een complexe hydrologie of in situaties met veel belanghebbenden of grote belangen die een uitgebreidere afweging vergen. De keuze hiervoor is niet onlosmakelijk verbonden met interferentiegebieden. De provincies hebben aangegeven hun afweging met betrekking tot de lange procedure te baseren op deze wettelijke criteria. Wanneer voor een interferentiegebied beleidsregels zijn opgesteld voor zowel gesloten als open systemen, dan ligt het niet voor de hand de lange procedure voor open systemen te eisen. De afwegingscriteria zijn dan immers op voorhand duidelijk.
Ik heb er wel begrip voor dat deze zorgen worden geuit, en ik zeg op dit punt toe dat ik samen met de branche en de provincies zal monitoren hoe de implementatie verloopt.
Deelt u de mening dat dit advies strijdig is met het Wijzigingsbesluit dat regelt dat interferentiegebieden alleen onderbouwd kunnen worden aangewezen?
Het klopt dat interferentiegebieden alleen mogen worden aangewezen als er een goede onderbouwing is. In het geval van de Omgevingsdienst Zuid-Holland-Zuid is er sprake van een onderbouwd advies. Er zijn overigens ook andere adviezen. De Omgevingsdienst Midden-Holland adviseert terughoudend te zijn bij het aanwijzen van interferentiegebieden. Ik heb er vertrouwen in dat elke gemeente in staat is een eigen, goede afweging te maken.
Inmiddels heeft een aantal gemeenten daadwerkelijk interferentiegebieden aangewezen via een gemeentelijke verordening. Deze aanwijzing is in alle gevallen selectief geweest qua gebied.
Klopt het dat enkele provincies terug willen komen op het afgesproken generieke koudeoverschot voor alle bodemenergiesystemen? Deelt u de mening dat dit in strijd is met de motie Wiegman-Van Meppelen Scheppink c.s.?4
Dat is mij niet bekend. De provincies hebben aangegeven conform de bedoeling van het Wijzigingsbesluit te werken. De algemene lijn is dat een koudeoverschot is toegestaan. In het belang van doelmatig gebruik van bodemenergie kunnen in specifieke situaties beperkingen worden gesteld aan het koudeoverschot.
Klopt het dat provincies zijn teruggekomen van de afspraak om zich te committeren aan de Besluitvormings Uitvoerings Methode bodemenergiesystemen (BUM) en de Handhavings Uitvoerings Methode bodemenergiesystemen (HUM) om te komen tot meer uniformering?
Ook dit is niet mijn beeld, de provincies zien de BUM en HUM als de nieuwe handreikingen voor de uitvoering van hun taken op het gebied van bodemenergie. De laatste versies van de BUM en HUM zijn inmiddels gereed en zullen aangeboden worden aan de bestuurlijke IPO adviescommissie DROW. Hiermee spreken alle provincies uit dat ze aan de slag gaan met de BUM en de HUM.
Deelt u de mening dat hiermee harmonisatie als belangrijke doelstelling van de nieuwe regelgeving ongedaan wordt gemaakt?
Zie het antwoord bij vraag 7.
Deelt u de waarneming dat provincies er voor kiezen kwaliteit te regelen via aanvullende voorschriften in plaats van gebruik te maken van het in het Wijzigingsbesluit opgenomen certificeringssysteem? Klopt het dat provincies niet gezamenlijk met de branchevereniging en het ministerie om de tafel willen om het Wijzigingsbesluit te evalueren? Deelt u de mening dat het wenselijk is dat een gezamenlijke evaluatie tot het beste resultaat leidt?
Eventueel aanvullende voorschriften staan geheel los van het systeem van certificering en erkenning. De provincies hebben aangegeven positief te staan tegenover het systeem van certificering en erkenning, omdat dit ten gunste komt aan het functioneren van de bodemenergiesystemen en aan de bescherming van de ondergrond.
Waar het gaat om het evalueren van dit Wijzigingsbesluit zien ook de provincies het belang van een gedegen evaluatie van het Wijzigingsbesluit. Hiervoor is het essentieel dat alle partijen hun inbreng leveren en met elkaar in gesprek blijven. De provincies hechten hier grote waarde aan en dat geldt ook voor mijn ministerie.
Bent u bereid het Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen versneld te evalueren en op korte termijn in gesprek te gaan met provincies en de branchevereniging BodemenergieNL om bovengenoemde problemen op te lossen?
Mede op verzoek van uw Kamer is de evaluatieperiode verkort van vijf naar drie jaar. Een nog kortere evaluatieperiode is weinig zinvol omdat er tijd nodig is voor een goede implementatie van de regelgeving en tijd om ervaringen op te doen. Het is wel goed om tussentijds te volgen hoe deze implementatie gestalte krijgt en de bevindingen te bespreken met alle relevante partijen. Het reeds bestaande Samenwerkingprogramma WKO kan hiervoor worden benut. De branchevereniging BodemenergieNL en de provincies zijn hierin vertegenwoordigd. Ik stel voor dat mijn ministerie samen met deze partijen de vraagstelling voor de evaluatie van het Wijzigingsbesluit op korte termijn gaat opstellen en daarbij bepaalt welke informatie in de komende tijd moet worden verzameld om deze vragen te kunnen beantwoorden. Deze informatie kan ook op korte termijn al een eerste indruk geven van de implementatie. Alle hierboven genoemde problemen of vermeende problemen kunnen daarbij wat mij betreft aan de orde komen.
Afgeluisterde EU-diplomaten |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Gerard Schouw (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «VS bespioneert EU-diplomaten», waaruit blijkt dat de Amerikaanse National Security Agency de diplomatieke vestiging van de EU in Washington bespioneert en diplomaten in EU-vestigingen in Brussel en New York afluistert?1
Wij hebben met zorg kennis genomen van de berichtgeving over de vermeende spionageactiviteiten. Het is belangrijk om nu eerst meer duidelijkheid te krijgen over de feiten.
Bent u bereid dit in EU-verband aan te kaarten en bilateraal de Amerikaanse vertegenwoordiger aan te spreken? Zo nee, waarom niet?
De EU heeft de Amerikaanse autoriteiten reeds op hoog niveau en via verscheidene kanalen aangesproken. Zo heeft de EU Hoge Vertegenwoordiger de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken om opheldering gevraagd naar aanleiding van de berichtgeving. Europese en Amerikaanse experts zullen zich gezamenlijk buigen over de problematiek van inlichtingenvergaring en dataprotectie. Nederland steunt deze aanpak. Op basis van de bevindingen zullen wij ons beraden op vervolgstappen.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het algemeen overleg over de «Praktijken, gevolgen en wettelijke kaders bij aftappen van gegevens»?
Ja.