Het bericht dat ontbreken GSM dekking levens kan kosten |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA), Jaco Geurts (CDA), Agnes Mulder (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Ben u bekend met het bericht «Man overleden na mislukte reanimatie Lattrop, AED-meldingen komen niet aan»?1
Ja.
Heeft u een overzicht van hoeveel SMS-berichten met betrekking tot AED-meldingen niet aankomen?
Deze informatie is per incident beschikbaar. Wat betreft het genoemde voorval zijn 21 sms-berichten uitgestuurd. In één van die 21 gevallen heeft de vrijwilliger in kwestie geen sms-bericht ontvangen omdat zijn telefoon uit stond.
De Nederlandse en Duitse ambulances waren zeer snel ter plaatse. De netwerken en protocollen hebben goed gefunctioneerd. Van falende dekking was geen sprake. Ook de burgeralarmering is normaal verlopen.
De reanimatie-vrijwilligers betreuren dat in de media feiten en
omstandigheden over de ware toedracht ontbreken.
Welke inzet pleegt u om situaties als niet aankomende AED-meldingen te voorkomen?
Na een 112-melding van een slachtoffer met een hartstilstand zorgt de regionale meldkamer Ambulancezorg er voor dat burgerhulpverleners die aangesloten zijn bij het AED-netwerk gealarmeerd worden via een sms-alert. De burgerhulpverleners kunnen snel ter plaatse zijn en direct beginnen met de reanimatie.
De verantwoordelijkheid voor aanschaf en onderhoud van het AED-netwerk is belegd op lokaal niveau bij gemeenten, bedrijven, organisaties etc.
Het niet aankomen van een sms-alert kan niet te allen tijde worden voorkomen. Echter, gezien de hoge dekking van het mobiele netwerk in Nederland en de hoeveelheid vrijwilligers die gealarmeerd worden bij één incident loopt het in de praktijk goed.
Heeft u inzicht in het aantal afgebroken mobiele gesprekken in Nederland door slechte verbindingen?
Dergelijke informatie heb ik niet beschikbaar.
Kunt u aangeven welk percentage berichten van NL Alert (test van maandag 2 juni 2014) niet zijn aangekomen?
Nee. Sms-diensten werken met bestanden van deelnemers die zich zelf hebben aangemeld. De providers kunnen terugkoppelen bij hoeveel deelnemers de sms daadwerkelijk is afgeleverd. NL-Alert werkt op basis van een andere techniek, namelijk «cell broadcasting». Namen en telefoonnummers zijn niet nodig voor de ontvangst van een NL-Alert bericht en blijven zowel voor de overheid als voor de telecomproviders onbekend. Hiermee is de privacy van burgers gewaarborgd. Voor de ontvangst van een NL-Alert bericht is het noodzakelijk dat het toestel verbonden is met het eigen netwerk en dat het toestel juist staat ingesteld voor de ontvangst van cell broadcastberichten.
Zoals ik reeds heb geantwoord op de vragen van de leden Geurts en Van Toorenburg (beiden CDA) van 18 februari 2014 over de GSM-ontvangst-enquête van het CDA Zaltbommel (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, aanhangselnummer 1582), vind ik het van belang dat burgers in Nederland bij een noodsituatie directe informatie kunnen ontvangen. Dat kan langs meerdere wegen: NL-Alert, het waarschuwings- en alarmeringssysteem (de sirene), calamiteitenzenders, www.crisis.nl en sociale media.
Kunt u aangeven wat het alternatieve handelingsperspectief is voor iemand die zonder mobiel bereik in een noodsituatie verkeert? Op welke manier zult u dit onder de aandacht brengen van betrokkenen?
Er zijn afspraken gemaakt over het onderling overnemen van 112-noodoproepen door de providers. Wanneer een mobiele telefoon zich buiten bereik van het eigen netwerk bevindt, zal bij een 112-oproep daarom automatisch één van de andere beschikbare netwerken gebruikt worden. Als geen van de providers mobiele dekking biedt in een bepaald gebied is het advies om daar waar mogelijk 112 met een vaste lijn te bellen.
In het najaar van 2013 is het handelingsperspectief voor burgers wanneer zij 112 niet kunnen bereiken via een landelijke campagne onder de aandacht gebracht. Het handelingsperspectief wordt structureel gecommuniceerd op de websites van de verschillende hulpdiensten en op de website van de Rijksoverheid (subpagina 112). Op dit moment wordt bekeken op welke manier het handelingsperspectief daarnaast op structurele wijze actief bij burgers onder de aandacht kan worden gebracht.
Kunt u het alternatieve handelingsperspectief schetsen van een echtpaar dat bijvoorbeeld op de Veluwe loopt, waarbij de man een acute hartstilstand krijgt en de vrouw nergens een persoon/huis in de omgeving ziet? Wat raadt u haar aan te doen als er geen mobiele bereikbaarheid is?
Bewoners van gebieden waar sprake is van verminderde dekking in en om de woning wordt geadviseerd om met een vaste lijn 112 te bellen. In dit geschetste voorbeeld is het echter aan te bevelen om het slachtoffer niet alleen te laten, indien mogelijk eerste hulp (reanimatie) te verlenen en hulp in de omgeving proberen te krijgen. Het handelingsperspectief is afhankelijk van de situatie en niet overal toepasbaar.
Kunt u het alternatieve handelingsperspectief schetsen als een voorbijganger een afgelegen huis/boerderij in de grensstreek in brand ziet staan en vermoedt dat er nog mensen aanwezig zijn? Wat dient hij/zij te doen als er geen mobiele bereikbaarheid is?
Wanneer een voorbijganger een noodsituatie constateert is het zaak om zo snel mogelijk het alarmnummer 112 te bellen. Wanneer het niet mogelijk is om met een mobiele telefoon contact te krijgen met 112, is het aan te raden in de buurt op zoek te gaan naar een vast toestel om de hulpverleningsdiensten te bellen en/of anderen te alarmeren en indien mogelijk vast met hulpverlening te starten.
Wat zijn de kosten om tot een landelijke dekking van 99% of 100% te komen van het mobiele netwerk en wat zijn de meeropbrengsten van de extra telefoongesprekken?
Ook het kabinet hecht belang aan een goede dekking in Nederland. Zoals ik reeds heb geantwoord op de vragen van de leden Wolbert en Oosenbrug (PvdA) van 7 april 2014 over de mobiele bereikbaarheid van 112 in het grensgebied (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, aanhangselnummer 2025) heeft Nederland in relatie tot andere landen een uitzonderlijk hoge dekking. Operators werken continu om hun netwerken te verbeteren. Welke keuzes zij daarin maken is een aangelegenheid van marktpartijen. Dit is ook conform de wens van uw Kamer.
Realisatie van een 100% dekkend netwerk is niet mogelijk. Er zullen altijd plaatsen zijn waar geen sprake is van mobiele dekking zoals in parkeerkelders, goed geïsoleerde huizen en bosrijke gebieden. Elke lokale situatie kent eigen uitdagingen en mogelijkheden en onmogelijkheden. De ervaren dekking kan ook veranderen onder invloed van weersomstandigheden en seizoensomstandigheden, zoals begroeiing in lente en zomer. Ook het merk en type mobiel toestel maakt dat de ervaren bereikbaarheid varieert.
Wat de werkelijke kosten of investeringen zijn voor het verzorgen van volledige mobiele dekking in een bepaald gebied is zeer afhankelijk van lokale omstandigheden zoals de afstand tot elektriciteitsnet, hoge gebouwen in de buurt etc. Maar ook de beschikbaarheid van betaalbare grond, het kunnen verkrijgen van bouwvergunningen en instemming van bijvoorbeeld een Welstandscommissie spelen een rol. Een uitspraak over de kosten van het verzorgen van meer of volledige mobiele dekking in bepaalde gebieden kan dan ook niet worden gedaan.
Naar aanleiding van de eerder gestelde Kamervragen over mobiele dekking in relatie tot 112, is reeds toegezegd dat het ministerie van Economische Zaken een onderzoek zal laten doen naar de mobiele dekking in relatie tot de mobiele bereikbaarheid van 112. Ik wacht graag de uitkomsten van dit onderzoek af alvorens uitspraken te doen over een eventueel vervolg.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat de dekking een heel stuk dichter bij 100% komt te liggen dan dat nu het geval is?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u een kaart toesturen met de dekking van de mobiele netwerken?
Kaarten die een beeld geven van de dekking van mobiele netwerken in Nederland zijn algemeen beschikbaar, onder andere op websites van de verschillende operators. Zie: http://www.coveragechecker.nl/ en
De getoonde dekkingskaarten zijn slechts indicatief. Zoals ik hierboven al aangaf kan de ervaren dekking variëren.
Voldoen alle mobiele providers aan de in de licentie genoemde dekkingen? Kunt u aangeven welke dekking ze moeten hebben onder welke licentie en welke dekking ze nu hebben?
In de huidige frequentievergunningen die gelden tot 2030 zijn géén dekkingseisen opgenomen. Dekkingseisen passen niet in een beleid dat toetreding van nieuwkomers stimuleert. Conform de wens van uw Kamer is het beleid er op gericht om toetreders toegang te geven tot de telecommunicatiemarkt. Dit staat eveneens in de Nota Frequentiebeleid (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 24 095, nr. 188), de strategische nota mobiele communicatie (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 24 095, nr. 264) en past binnen het Europese regelgevende beleidskader.
De frequentievergunningen kennen wel ingebruiknameverplichtingen, de verplichting om de vergunning daadwerkelijk in gebruik te nemen. De verplichtingen treden in fases in werking, dat wil zeggen dat de eerste verplichtingen twee jaar na verlening van de vergunning ingaan en dat de volgende verplichtingen vijf jaar na verlening van de vergunning ingaan. De (oude) UMTS-vergunningen (3G) in de 2100 MHz band zijn niet geveild in de multibandveiling van 2012 en vallen onder het regime van de thans in gebruik zijnde oude vergunningsvoorwaarden.
Vergunningen zijn in te zien via:
Het bericht dat kledingmerken nog steeds hongerloon betalen aan kledingarbeiders |
|
Jan Vos (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport «Loon naar werken: wat kledingmerken doen en laten voor een leefbaar loon», dat werd gepubliceerd door de Schone Kleren Campagne?1
Ja, dat rapport ken ik.
Hoe beoordeelt u de conclusie van het rapport dat van de in totaal 171 onderzochte kledingmerken geen enkel bedrijf een leefbaar loon betaalt aan de mensen die kleding maken voor deze merken?
Ik zie dit rapport als een aansporing voor voortgaande aandacht voor dit onderwerp. Het realiseren van leefbare lonen in een toeleveringsketen is een gecompliceerd traject, dat sinds 2011 in de OESO richtlijnen wordt geborgd. Uit het onderzoek van de Schone Kleren Campagne blijkt dat meer dan de helft van de onderzochte merken leefbaar loon in hun gedragscode heeft opgenomen. 21 merken hebben geloofwaardige stappen gezet richting het realiseren van een leefbaar loon. Deze ontwikkelingen zijn hoopvol, zo blijkt ook uit de inzet van de branches in het nationale actieplan textielsector.
Bent u het eens met de conclusie uit het rapport dat het merendeel van de onderzochte bedrijven (150 van de 171) onvoldoende stappen zet om leefbaar loon een realiteit te maken voor de kledingarbeiders? Zo ja, op welke wijze gaat u met de bedrijven samenwerken om te stimuleren dat hiertoe maatregelen worden genomen?
Het rapport geeft aan dat geen van de onderzochte bedrijven op dit moment leefbaar loon in de betrokken toeleveringsketen betaalt. Dit is teleurstellend, maar helaas geen nieuws. Het thema leefbaar loon is relatief nieuw en staat pas sinds de herziening van de OESO-richtlijnen steviger op de internationale agenda. De complexiteit van de textielketen, met de vele tussenhandelaren, verschillende inkopers bij eenzelfde fabriek, lage wettelijke minimumlonen en de vaak gebrekkige naleving van wetgeving in de productielanden, maakt het betalen van een leefbaar loon lastig om te realiseren. Voor een blijvende aanpak is de verhoging van het wettelijk minimumloon tot een leefbaar loon nodig, zodat er een gelijk speelveld ontstaat voor alle producenten en afnemers. Overheden en producten zijn echter afhoudend om een wettelijk minimum loon te verhogen met het oog op verlies van marktaandeel.
Het is van belang om per land een realistisch leefbaar loon vast te kunnen stellen. Op dit terrein neemt Nederland enkele initiatieven, zoals de door Nederland ondersteunde Wage Indicator. Vanuit keurmerken worden eveneens initiatieven ontwikkeld die ik met belangstelling volg. Totdat de wettelijke minimumlonen voldoende verhoogd zijn, kunnen kledingmerken via hun eigen proces bijdragen aan het realiseren van leefbare lonen, bijvoorbeeld door te experimenteren met de toepassing van de Loonladder van de Fair Wear Foundation, zoals H&M nu in enkele pilots doet.
Ik zet mij in voor versterking van dit proces. Op 26 november 2013 organiseerden Nederland en Duitsland de eerste European Living Wage Conference. Hieraan namen meer dan 200 personen deel, waarvan 60 procent uit het bedrijfsleven afkomstig, en met actieve betrokkenheid van de ILO, OESO, EU, vakbeweging, NGOs, en vanuit Bangladesh. In Berlijn werd een actieplan vastgesteld dat initiatieven en verantwoordelijkheden van verschillende actoren benoemt.2
Welke stappen moeten bedrijven volgens u zetten om er voor te zorgen dat de gedragscodes aangaande leefbaar loon, die meer dan de helft van de onderzochte bedrijven heeft onderschreven, ook in de praktijk te brengen? Op welke wijze kunt u hen daarbij ondersteunen?
Zie antwoord vraag 3.
Welke ambities aangaande leefbaar loon zijn opgenomen in het actieplan dat de Nederlandse kledingindustrie heeft afgesloten naar aanleiding van de gebeurtenissen in de kledingindustrie in Bangladesh? Wat is de stand van zaken aangaande de uitvoering van dit actieplan?
De Nederlandse brancheorganisaties (Modint, VGT en InRetail) hebben in hun Plan van Aanpak Nederlandse Textielsector uitgesproken voor een leefbaar loon. Uit het actieplan zijn 10 multi-stakeholder werkgroepen ontstaan waarvan één specifiek gericht op leefbaar loon.
Het Plan van Aanpak wil uiterlijk in 2020 in alle toeleveringsketens van de modemerken die het PvA hebben ondertekend een leefbaar loon realiseren. Er wordt ondermeer gekeken naar bevordering van de toepassing van de Loonladder van de Fair Wear Foundation (FWF). Deze ladder biedt bedrijven houvast bij de stapsgewijze realisatie van leefbaar loon in de toeleveringsketen en is ook toegankelijk voor bedrijven die niet lid zijn van de FWF.
Onlangs heeft de SER, in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, een onderzoek naar MVO convenanten gepresenteerd. Een belangrijke uitkomst uit dat advies is de concretisering en haalbaarheidsindicatoren van de doelstellingen. Vanuit de brancheorganisaties begrijp ik dat hier momenteel hard aan wordt gewerkt binnen de multi-stakeholder werkgroepen van het PvA. Ik ben voornemens om met in achtneming van deze vorderingen een textielconvenant op te stellen.
Bent u voornemens in Europees verband, bijvoorbeeld tijdens de aankomende Handelsraad, aandacht te vragen voor leefbare lonen in de kledingindustrie? Zo ja, wat wordt uw inzet? Zo nee, waarom niet?
Als follow-up voor de genoemde Europese conferentie wil ik mij, opnieuw samen met Duitsland en andere EU-lidstaten, inzetten voor een soortgelijke multi-stakeholder conferentie in Zuid-Oost Azië, gericht op de kledingindustrie. Deze suggestie heb ik onlangs, tijdens mijn bezoek aan Bangladesh in mei jl., bij de Bengaalse regering neergelegd.
Er bestaat geen twijfel dat medewerking van het internationale bedrijfsleven nodig is. Op dit moment werk ik met Duitsland een strategie uit om samen met andere Europese overheden hun modebedrijven te stimuleren bij het naleven van sociale standaarden in de toeleveringsketens, waaronder ook leefbare lonen. Tijdens het OESO Global Forum op 26 juni in Parijs zal ik het belang hiervan naar voren brengen. De aankomende Handelsraad is een goede gelegenheid dit verder te agenderen.
Wat is uw reactie op de brief over windenergie van de provincie Gelderland die onder andere aan de gemeente Ermelo is gestuurd?1
De passage waarin de provincie Gelderland aangeeft dat jaarlijks 5,8 miljard euro subsidie wordt verstrekt aan fossiele energie is niet correct. Ik verwijs naar de kabinetsreactie van 18 november 2011 op een rapport van CE Delft en Ecofys waarin deze 5,8 miljard euro eerder werd genoemd (Kamerstukken 2011–2012, 33 043, nr. 9).
De vermeende subsidies voor fossiele brandstoffen behelzen onder andere de accijnsvrijstellingen voor motorbrandstoffen ten behoeve van de commerciële luchtvaart en scheepvaart die voortvloeien uit internationale verdragen (Verdrag van Chicago ten aanzien van de luchtvaart en de Akte van Mannheim ten aanzien van de scheepvaart).
Ook de degressieve tariefstructuur in de energiebelasting wordt ten onrechte beschouwd als een subsidie voor fossiele energie. Indien in Nederland een volledig hernieuwbare energiehuishouding zou bestaan, dan nog zou vanwege de concurrentiepositie van het op de export gerichte bedrijfsleven een degressieve tariefstructuur in de rede liggen.
Verder worden onder andere de verlaagde energiebelastingtarieven voor de glastuinbouw en de accijnzen voor het gebruik van diesel genoemd als voorbeelden van fossiele subsidiëring. Voor een beschrijving van deze regelingen verwijs ik kortheidshalve naar de kabinetsreactie.
Bent u bekend met de subsidieregeling(en) voor fossiele energie waaraan in de brief van de provincie Gelderland wordt gerefereerd? Zo ja, welke regeling(en) betreft het?
Zie antwoord vraag 1.
Door wie worden deze subsidies verstrekt, welke bedrijven of instanties zijn de begunstigden en uit welke middelen wordt de genoemde jaarlijkse subsidie van 5,8 miljard euro gefinancierd?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat gunstigere dan wel ongunstigere belastingtarieven niet onder de definitie van subsidies vallen? Zo nee, kunt u dan aangeven welke gunstigere dan wel ongunstigere belastingtarieven van toepassing zijn op duurzame energie zodat er sprake is van een gelijkwaardige vergelijking?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat een overheidsorgaan in officiële uitingen correcte informatie dient te verschaffen? Bent u van mening dat de informatie over de verstrekte subsidies voor fossiele brandstoffen correct is?
Zie antwoord vraag 1.
Wilt u de provincie Gelderland verzoeken om de door hen verstrekte foutieve informatie te rectificeren en wilt u een afschrift hiervan aan de Kamer doen toekomen?
Mijn antwoorden op de door uw Kamer gestelde vragen strekken als correctie op de informatie zoals deze door de provincie Gelderland is verstrekt.
Het bericht ‘Venlo eist salarisverlaging top Zorggroep’ |
|
Manon Fokke (PvdA), John Kerstens (PvdA), Otwin van Dijk (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Venlo eist salarisverlaging top Zorggroep»?1, «Meer loon schandalig»2 en «Discussie over je loon ondermijnt je gezag»?3
Ja.
Is het waar dat het salaris van de voorzitter van de Raad van Bestuur van de Zorggroep per 1 december 2013 is verhoogd op basis van een afspraak uit december 2011?4 en 5 Zo ja, met welk bedrag is het salaris verhoogd? Hoe verhoudt deze salarisverhoging zich tot de letter en de geest van (het overgangsregime uit) de Wet normering topinkomens (WNT)?
Het salaris van de bestuursvoorzitter is inderdaad per 1 december 2013 verhoogd en wel met 5%. Volgens de accountant die de jaarrekening 2013 van de Stichting Zorggroep Noord- en Midden-Limburg heeft gecontroleerd, en waarin de verhoogde bezoldiging is gepubliceerd, voldoet deze aan de WNT-eisen van financiële rechtmatigheid, zoals opgenomen in het Controleprotocol WNT in de Beleidsregels toepassing WNT (2013).
In dat geval is de verhogingsafspraak kennelijk gemaakt vóór 6 december 2011 en is in die afspraak bovendien op een eenduidige wijze de verhoging bepaald (artikel7.3, eerste en elfde lid, WNT). Desalniettemin zou het passend zijn geweest als op de WNT was geanticipeerd.
Is het waar dat bij deze instelling in de voorbije weken voor 476 medewerkers ontslag is aangevraagd?6 Hoe beoordeelt u in dat kader deze salarisverhoging?
Dat getal stond inderdaad in het krantenartikel. Ik kan het salaris alleen beoordelen in het kader van de WNT. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Zijn bij u meer voorbeelden bekend – behalve de topman van Meandergroep – van bestuurders die vrijwillig salaris inleverden?7 Deelt u de mening van de topman van de Meandergroep dat discussies over het loon van de topman het gezag van het bestuur (kunnen) ondermijnen, zeker in tijden van bezuinigingen en (gedwongen) ontslagen?
Ik heb dat niet geïnventariseerd, dus andere voorbeelden heb ik niet.
Discussies over het loon van een topfunctionaris kunnen inderdaad allerlei gevolgen hebben, die ook direct de beeldvorming beïnvloeden, zowel positief als negatief. In dit concrete geval was de discussie volgens krantenberichten aanleiding voor de betrokken bestuursvoorzitter om zijn salaris terug te brengen (met € 27.000), waardoor dat nu € 195.000 bedraagt.
Kunt u publiekelijk uw steun uitspreken voor deze topman, aangezien deze zelf aangeeft dat hij het gevoel heeft dat zijn collega-bestuurders (van andere instellingen) hem een spelbreker vinden? Zo nee, waarom niet?
Het overgangsrecht van de WNT is het resultaat van een op internationaal-rechterlijke juridische kaders gebaseerde wettelijke regeling die bij de WNT en vervolgens de Aanpassingswet WNT is vastgesteld. Daarom kan het overgangsrecht benut worden. Maar anderzijds vind ik het beslist lovenswaardig wanneer er bestuurders zijn die die stap vrijwillig wél nemen.
Om te benadrukken dat het kabinet het waardeert wanneer topfunctionarissen afzien van een beroep op het overgangsrecht heeft het kabinet in de Beleidsregels toepassing WNT 2014, vastgesteld bij besluit van 20 juni jl., benadrukt dat vrijwillige verlagingen van (onderdelen van) de bezoldiging of de ontslaguitkering, juist worden aangemoedigd. Dit geldt ook voor het vrijwillig niet of niet volledig toepassen van een door het overgangsrecht (artikel 7.1, eerste lid) gerespecteerde verhoging.
Steunt u het beleid van de gemeente Venlo die salarisverlaging van het bestuur koppelt aan de inkoop van zorg?8 Kunt u deze casus betrekken bij uw gesprekken met VNG en IPO, die u voert naar aanleiding van de motie Segers-Fokke?9
Het is goed dat ook op lokaal niveau het streven naar verantwoorde beloningsverhoudingen wordt ondersteund. In dit geval kan bovendien meespelen dat, volgens de lokale media, de zorginstelling eerder aan de wethouder had beloofd om de topinkomens te matigen en die belofte niet blijkt te zijn nagekomen. Ik zal de casus betrekken bij het overleg met VNG en IPO.
Hoe verlopen uw gesprekken met VNG en IPO die ertoe moeten leiden dat decentrale overheden de mogelijkheid krijgen eigen normen te stellen met betrekking tot het bezoldigingsmaximum, waar het gaat om door deze overheden (mede-)gefinancierde instellingen?10
Het overleg met VNG en IPO is nog gaande. Over de stand van zaken informeer ik de Kamer via een aparte, overkoepelende, voortgangsbrief over de uitvoering van het kabinetsbeleid inzake de normering van topinkomens in de publieke en semipublieke sector.
Een dader van een gewelddadige overval die vrij komt door een blunder van de politie |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
![]() |
Kent u de berichten: «Dader gewelddadige overval juwelier vrij na blunder politie» en «Overval: geen 10 jaar cel maar vrijspraak»?1 2
Ja.
Klopt het dat de gewelddadige overvaller uit genoemde berichten in hoger beroep is vrijgesproken omdat er te weinig bewijs is dat hij bij de overval betrokken was en komt dit omdat cruciale camerabeelden van de getuigenverhoren zijn verdwenen? Zo ja, hoe is het mogelijk dat deze camerabeelden zijn zoekgeraakt en wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat deze camerabeelden weer worden gevonden zodat deze gewelddadige overvaller door middel van herziening ten nadele alsnog kan worden berecht?
Het Openbaar Ministerie heeft mij bericht dat uit beveiligingscamera’s in de juwelierszaak blijkt dat de overval door drie mannen is gepleegd. Twee mannen hebben bekend dat zij dit hebben gedaan en zijn hiervoor in 2010 onherroepelijk veroordeeld. Zij hebben verklaard dat de derde verdachte niet bij de overval betrokken is geweest. Hij heeft dat zelf ook altijd ontkend. Op 10 juni 2014 heeft het Hof Den Haag deze derde verdachte vrijgesproken vanwege onvoldoende bewijs.3 Het feit dat het beeldmateriaal van het verhoor van een getuige niet geheel compleet is speelde daarbij blijkens het arrest geen enkele rol.
Het dossier bevat naast aanwijzingen dat de verdachte de derde overvaller was – aanwijzingen waarbij het Hof kanttekeningen plaatst – ook contra-indicaties. Alles afwegende concludeert het Hof daarom dat er onvoldoende bewijs is om wettig en overtuigend bewezen te verklaren dat de verdachte betrokken was bij de overval.
Worden bewijsstukken voorzien van een track-and-trace-systeem zodat deze niet meer kunnen verdwijnen? Zo nee, ziet u mogelijkheden hiertoe? Zo nee, waarom niet?
Sporen die door de forensische opsporing op de plaats delict worden verzameld, worden voorzien van een uniek nummer, een sporenidentificatienummer (SIN). Elk bewijsstuk houdt dit unieke nummer door de hele strafrechtsketen heen. Dit Track & Trace-systeem zorgt ervoor dat sporen binnen het NFI worden geregistreerd en geeft de mogelijkheid om sporen fysiek te volgen.
Overige bewijsstukken worden niet van een dergelijk nummer voorzien. Voor bewijsstukken die niet geregeld worden overgedragen, is een dergelijk systeem ook niet nodig.
Deelt u de mening dat het vreselijk is dat dit echtpaar de dader nu weer tegen het lijf kan lopen omdat hij aan zijn straf ontkomt? Zo ja, wat gaat u doen om dit te voorkomen?
In deze zaak is het Hof Den Haag tot een andere beoordeling van het beschikbare bewijsmateriaal gekomen dan het Openbaar Ministerie. Er is geen sprake van een blunder. Aangezien de verdachte is vrijgesproken kan deze niet als dader worden aangemerkt.
Deelt u de mening dat het echtpaar eigenlijk een schadevergoeding voor deze blunder verdient en niet de gewelddadige overvaller (wanneer hij schadevergoeding vraagt voor de tijd doorgebracht in detentie)? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
De Egyptische strafeis tegen een Nederlandse journaliste |
|
Michiel Servaes (PvdA), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Joël Voordewind (CU), Han ten Broeke (VVD), Bram van Ojik (GL) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Maximumstraffen geëist tegen journalisten Egypte, onder wie Rena Netjes», waaruit blijkt dat tegen 20 journalisten celstraffen zijn geëist variërend van 15 tot 25 jaar?1
Het Egyptische Openbaar Ministerie had tegen ieder van de verdachten de maximale (cel)straffen geëist, zonder deze nader te preciseren. Op 23 juni jl. heeft de Egyptische rechter mw. Netjes bij verstek veroordeeld tot tien jaar celstraf.
Bent u van mening dat hier sprake is van een «fair, free, and transparant» proces, zoals aangekondigd door de Egyptische Minister van Buitenlandse Zaken Fahmy op 6 februari 2014 in een persconferentie van u en Minister Fahmy?2
Nee.
Kunt u aangeven in hoeverre u vindt dat Egypte zich houdt aan de belofte van duidelijkheid waar u naar verwees op 6 februari 2014 toen u zei: «Ik hoop dat de zaak snel van tafel gaat en dat Netjes terug kan naar Egypte, zoals zij zelf wil. Die boodschap heb ik meegegeven aan mijn Egyptische collega. Die heeft beloofd om duidelijkheid te geven.»?3
Nederland heeft de Egyptische autoriteiten geïnformeerd dat het zeer betreurt dat mw. Netjes door de gang van zaken in Egypte de mogelijkheid wordt ontzegd om veilig te kunnen terugkeren en ter plaatse haar werk te kunnen doen. Deze uitkomst staat haaks op de verwachtingen die bilateraal zijn uitgesproken op 6 februari 2014.
Wat heeft u sinds uw gesprek met Minister Fahmy gedaan om deze casus tot een goed einde te brengen?
Voor nadere details wordt verwezen naar de Kamerbrief inzake het Egyptische vonnis tegen de Nederlandse journalist Rena Netjes d.d. 24 juni 2014.
Bent u van plan om tussentijdse maatregelen te overwegen en aan te kondigen zolang de strafeis staat, of bent u van plan af te wachten hoe de Egyptische rechtsgang in deze casus verder verloopt? Kunt u in het eerste geval aangeven welke maatregelen u overweegt of zal nemen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid in Europees verband nogmaals aan te dringen op een eerlijk proces en respect voor de vrijheid van meningsuiting door de Egyptische autoriteiten?
Nederland heeft tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op 23 juni jl. in Luxemburg de dringende aandacht van EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton en de Ministers van Buitenlandse Zaken gevraagd voor deze zaak. De EU heeft mede daarop haar buitengewone zorgen over deze zaak uitgesproken. De EU zal blijven aandringen op een eerlijke rechtstoepassing en respect voor de vrijheid van meningsuiting in Egypte.
Seksueel geweld tegen (Dalit) vrouwen in India |
|
Bram van Ojik (GL), Kees van der Staaij (SGP), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Harry van Bommel , Joël Voordewind (CU) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de grote media-aandacht over de groepsverkrachting en dood van twee Dalit meisjes in de Indiase deelstaat Uttar Pradesh1 en de recente brochure «Dalit-vrouwen Rechteloos – Slachtoffers van seksueel geweld eisen hun rechten op» van FNV Mondiaal en de Landelijke India Werkgroep, die de aard, ernst, omvang en oorzaken van dit grote maatschappelijke probleem, maar ook het verzet daartegen, beschrijft?2
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de rapporten over India en Bangladesh van de Speciaal Rapporteur voor Geweld tegen Vrouwen, waarin onder meer geconstateerd wordt dat kastendiscriminatie een belangrijke oorzaak is van geweld die van generatie op generatie doorgaat en Dalit vrouwen «veroordeelt tot een leven van uitsluiting, marginalisering en achterstelling op elk gebied»» en hen veelvuldig het slachtoffer maakt van gedwongen arbeid en vormen van moderne slavernij?3
Ja.
Welke stappen heeft u inmiddels ondernomen om aandacht te vragen voor de zorgelijke positie van Dalit vrouwen en meisjes die gediscrimineerd worden op basis van hun kaste en die lijden aan verschillende vormen van (seksueel) geweld? Welke inspanningen bent u verder van plan op dit gebied te ondernemen?
Tijdens het gesprek met mijn Indiase collega en marge van de Foreign Ministers Meeting in New Delhi op 11 november 2013 spraken wij uitgebreid over de positie van Dalits. Tijdens recente consultaties werd door de Secretaris Generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken het gruwelijke incident in Uttar Pradesh opgebracht.
Bent u in dit verband bereid om tijdens de 26ste sessie van de VN Mensenrechtenraad kastendiscriminatie en het straffeloze seksueel geweld tegen Dalit vrouwen aan de orde te stellen tijdens de Interactieve Dialoog met de Speciale Rapporteur voor Geweld tegen Vrouwen, de interactieve dialoog met de Werkgroep Discriminatie van Vrouwen en de jaarlijkse eendaagse discussie over vrouwenrechten?
Nederland heeft tijdens de interactieve dialoog met de Speciale Rapporteur voor Geweld tegen Vrouwen aandacht gevraagd voor de positie van gemarginaliseerde groepen en meervoudige discriminatie.
Bent u bereid om tijdens deze dialogen om extra maatregelen te vragen tegen de meervoudige discriminatie van en het geweld tegen Dalit vrouwen, zowel in India als in Bangladesh, waaronder een versterking van het rechtssysteem in beide landen om de grootschalige schending van deze mensenrechten effectiever te bestrijden?
De Indiase president, President Pranab Mukherjee, heeft op 9 juni jl. een beleid van zero tolerance aangekondigd voor wat betreft geweld tegen vrouwen, inclusief een hervorming van het wettelijk kader en toezicht op de implementatie daarvan. De recent aangetreden premier Modi heeft op 11 juni jl. in zijn eerste speech voor het parlement deze lijn onderstreept. Zowel multilateraal, via de EU als in bilaterale dialogen blijft Nederland aandacht vragen voor de aanpak van geweld tegen vrouwen. Tijdens de komende zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, zal Nederland samen met Frankrijk, wederom een resolutie tegen geweld tegen vrouwen indienen.
Bent u bereid om het Side Event over «geweld tegen vrouwen en meisjes van door kastediscriminatie getroffen gemeenschappen» georganiseerd door o.m. Human Rights Watch en het International Dalit Solidarity Network – met Hoge Commissaris voor Mensenrechten Navi Pillay als key-note speaker – te «co-sponsoren» en u tijdens dit Side Event over het onderwerp uit te spreken?
Tot nog toe hebben twee Europese landen toegezegd het evenement te zullen co-sponsoren. Om de effectiviteit van dit evenement te vergroten is het van belang dat niet alleen Europese landen dit evenement co-sponsoren», maar juist ook landen uit andere delen van de wereld. Co-sponsoring van Nederland heeft op dit moment dus geen toegevoegde waarde.
Bent u bereid het onderwerp (seksueel) geweld tegen (Dalit) vrouwen in uw bilaterale contacten met de Indiase regering aan de orde te stellen?
Zie het antwoord op vraag 3.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor 17 juni 2014, wanneer de VN Rapporteur Rashida Manjoo haar rapporten presenteert?
Dit is helaas niet mogelijk gebleken.
Het bericht dat Slowakije het homohuwelijk uitsluit |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Slowakije sluit homohuwelijk uit»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat deze stap van het Slowaakse parlement een stap terug in de tijd betekent en deelt u de teleurstelling over deze grondwetswijziging die het huwelijk voorbehoudt tussen man en vrouw?
Dat Slowakije het huwelijk definieert als exclusief tussen man en vrouw is niet nieuw; dat was reeds een bepaling in het Slowaaks burgerlijk wetboek. Dat de bepaling uit het burgerlijk wetboek nu ook is opgenomen in de grondwet, is zondermeer een teleurstelling. Hoewel er materieel niets wijzigt voelt het als een stap terug voor de gelijke rechten voor LHBT in Slowakije; zeker na een paar goede ontwikkelingen in de afgelopen jaren (zoals de organisatie van «Pride Marches»).
Deelt u de opvatting dat het uitsluiten van een huwelijk tussen twee mensen van hetzelfde geslacht in strijd is met de Europese waarden, normen, en mensenrechten en dus zeer onwenselijk is?
Zoals in het «Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie» is vastgelegd, wordt het recht te huwen gewaarborgd via nationale wetten (artikel2. Niettemin betreurt Nederland de gang van zaken in Slowakije. Nederland wijst discriminatie op elke grond af en blijft actief opkomen voor de gelijke rechten van LHBT-personen. Nederland beroept zich daarbij op artikel 21 van het EU Handvest, waarin staat dat «elke discriminatie, met name op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuigingen, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, verboden is».
Bent u bereid de Slowaakse regering aan te spreken op de grondwetswijziging en uw afkeuring hierover bij de Slowaakse regering kenbaar te maken? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De Minister van Buitenlandse Zaken zal in een aankomende ontmoeting met de Slowaakse Minister van Buitenlandse Zaken de Nederlandse zorgen uitspreken over de stigmatiserende werking van dit soort maatregelen en blijven aandringen op de bevordering van gelijke rechten voor LHBT.
Bent u bereid te onderzoeken wat de toenemende homofobie in Europese lidstaten betekent voor de erkenning van in Nederland gesloten homohuwelijken in andere lidstaten en de Tweede Kamer hierover zo snel mogelijk te informeren? Zo nee, waarom niet?
Als gezegd valt de huwelijkswetgeving in Europa onder de bevoegdheid van de lidstaten.
Bent u bereid de Tweede Kamer een overzicht te sturen waarin per Europese lidstaat kort wordt beschreven welke ontwikkelingen er plaatsvinden betreffende LHBT-rechten en het oordeel van de regering daaromtrent?2
Het bericht dat de gasleiding van honderdduizenden Nederlanders lekt |
|
Jacques Monasch (PvdA), Albert de Vries (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «gaslek in honderdduizenden woningen»?1
Ja.
Klopt de in het bericht geschetste omvang van het probleem? Klopt het dat netbeheerders dagelijks bij woningen de gaskraan dichtdraaien en daarmee de levering van gas stoppen omdat de situatie te gevaarlijk is?
Sinds 2012 worden door netbeheerders slimme meters aangeboden aan kleinverbruikers van gas en elektriciteit. Bij de installatie van slimme gasmeters moet de gastoevoer tijdelijk worden afgesloten. Uit veiligheidsoverwegingen wordt tijdens de installatie van de meter de gasdruk getest. Daarbij wordt in sommige gevallen vastgesteld dat er lekkages zitten in de gasleidingen in de woning. Volgens Netbeheer Nederland, de brancheorganisatie van netbeheerders, gaat het vaak om oudere woningen en betreft het landelijk gezien uitzonderingen.
Uit het artikel in het Algemeen Dagblad blijkt dat de aanname dat de gasleiding naar schatting in honderdduizenden woningen lekt, is gebaseerd op een schatting van een installateur uit Oud-Beijerland. Deze installateur taxeert in het artikel dat bij 5% van de huizen een lek zit. Netbeheer Nederland kan desgevraagd deze cijfers niet bevestigen.
Klopt het dat het in sommige gevallen gaat om relatief grote lekkages in de gasleidingen, waardoor explosiegevaar aanwezig is?
Hier is geen informatie over beschikbaar. Gebouweigenaren zijn zelf verantwoordelijk dat de gasleidingen in hun woning(en) voldoen aan het Bouwbesluit 2012. In het algemeen is er geen aanleiding om te twijfelen aan de gasdichtheid van de gasleidingen. Wanneer die twijfel er wel is (bijvoorbeeld bij oude woningen, oude afgekoppelde leidingen en oude toestelaansluitingen) ligt het in de rede dat de gebouweigenaar zelf actie neemt en de gasdichtheid laat onderzoeken, bijvoorbeeld in het kader van de periodieke keuring van de CV-installatie. Bovendien wordt gas geodoriseerd waardoor consumenten een lekkage zelf tijdig kunnen opmerken en gevaarlijke situaties kunnen worden voorkomen.
Is het mogelijk dat deze lekkages al vele jaren bestaan en er daarmee al lange tijd gevaarlijke situaties bestaan?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat er jaarlijks twee doden vallen door gasexplosies? Beschikt u over gegevens over het aantal ernstig gewonden als gevolg van gasexplosies?
Netbeheer Nederland laat jaarlijks onderzoek uitvoeren naar aardgasongevallen in woningen en gebouwen. Hieruit blijkt dat de afgelopen 5 jaren geen doden zijn gevallen door niet-opzettelijke gasexplosies. Er zijn jaarlijks gemiddeld 4 aardgasexplosies in woningen en gebouwen waarbij gemiddeld 2 ernstige gewonden vallen. Deels zijn de explosies het gevolg van defecten aan de inpandige gasleiding.
Naast aardgas wordt in Nederland door consumenten beperkt propaangas toegepast, vooral op plaatsen waar geen aardgasleiding ligt. Hierover zijn geen jaarlijkse ongevalgegevens bekend. Wel is een propaangasexplosie bekend in 2013 in een woonhuis in Didam waar 2 dodelijke slachtoffers zijn gevallen.
Heeft u inzicht in de relatie tussen gasexplosies en de lekkages in gasleidingen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u van mening dat het noodzakelijk is dat er actie wordt ondernomen om lekkende gasleidingen gericht op te sporen en te repareren? Zo ja, op welke wijze kan dit dan naar uw mening binnen redelijke termijn tot stand komen? Zo nee, waarom niet?
Het aantal gasexplosies in woningen en gebouwen is beperkt, zoals blijkt uit het antwoord op de vragen 5 en 6. Naar onze mening is er daarom geen reden om vanuit de rijksoverheid grootschalige acties in gang te zetten om lekke gasleidingen in woningen en gebouwen op te sporen. De vereisten uit het Bouwbesluit 2012 zijn duidelijk. Zoals hierboven is aangegeven zijn gebouweigenaren zelf verantwoordelijk dat de gasleidingen in hun woning(en) voldoen aan het Bouwbesluit 2012 en moeten gebouweigenaren bij twijfel zelf actie nemen om de gasdichtheid te onderzoeken. Zie verder ook het antwoord op vraag 11.
Welke acties denkt u op korte termijn te nemen om direct gevaar van gasexplosies door lekkages in gasleidingen te voorkomen?
Zie antwoord vraag 7.
Is de veronderstelling juist dat er door (grote, maar ook kleine) lekkages in gasleidingen veel aardgas verloren gaat? Heeft u inzicht in hoeveel aardgas jaarlijks verloren gaat door lekkages in gasleidingen? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar te doen?
Er is geen informatie waaruit blijkt dat er veel aardgas verloren gaat door lekkages aan de gasleidingen in woningen. Omdat er bij gaslekken vooral sprake is van kleine lekkages, is de algemene indruk dat de hoeveelheid gas die weglekt marginaal is ten opzichte van het aardgasverbruik in een woning voor verwarming en warm water. Het doen van onderzoek hiernaar door de rijksoverheid ligt niet in de rede.
Klopt het dat sinds de privatisering van de gemeentelijke gasbedrijven in de jaren '90 de kwaliteit van gasleidingen niet meer periodiek wordt gecontroleerd?
Medio jaren negentig zijn gasbedrijven gestopt met het periodiek keuren van gasleidingen in woningen. Een belangrijke overweging was dat de periodieke controles stamden uit de tijd dat er koolmonoxide in het gedistribueerde gas zat. In het midden van de jaren negentig was dit al jaren niet meer het geval. Sinds die tijd zijn gebouweigenaren, zoals gemeld in het antwoord op de vragen 7 en 8 zelf verantwoordelijk dat de gasleidingen voldoen aan het Bouwbesluit 2012. De gemeente heeft hierbij een toezicht- en handhavingstaak op grond van de Woningwet. Iedere gemeente kan de mate en wijze waarop zij toezicht houdt zelf bepalen. Uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) vloeit voort dat iedere gemeente een handhavingsbeleid moet vaststellen en dat beleid ook moet uitwerken in een uitvoeringsprogramma. Hierover wordt verantwoording aan de gemeenteraad afgelegd. Het interbestuurlijk toezicht op gemeenten is sinds 2012 belegd bij de provincies.
Voor zover bekend wordt het toezicht op de gasleidingen in bestaande woningen, door alle gemeenten beperkt uitgevoerd en worden door geen enkele gemeente periodieke controles uitgevoerd zoals vroeger door de gasbedrijven. Gemeenten beperken zich veelal tot de afhandeling van externe klachten/signalen over gasinstallaties. In de grote steden wordt de kwaliteit van de gasleidingen wel vaak mee genomen in het bredere toezicht op specifieke aandachtswoningen en -gebieden.
Wat vindt u van het voorstel om een periodieke APK-keuring voor gasleidingen in te voeren?
Een algemene APK-keuring voor woninginstallaties leidt tot een ongewenste lastenverzwaring voor gebouweigenaren. We willen u hiervoor verwijzen naar de brief Wijziging van de Woningwet in verband met het versterken van het handhavingsinstrumentarium (Kamerstukken II 2013/2014, 33 798 nr.6) van 27 januari 2014 waarin antwoord wordt gegeven op vragen over een APK voor woninginstallaties in relatie tot de wijziging van artikel 1a (zorgplichtartikel) van de Woningwet.
Het nieuwe derde lid van artikel 1a maakt het mogelijk dat per ministeriële regeling bepaalde categorieën bouwwerken worden aangewezen waarvan voldoende vaststaat dat deze een gevaar voor de gezondheid of veiligheid kunnen opleveren en waarbij de eigenaar onderzoek moet laten uitvoeren. Het is denkbaar bepaalde categorieën woningen, waarvan voldoende vaststaat dat hierin installaties aanwezig zijn die een gevaar opleveren, op te nemen in de bedoelde ministeriële regeling. Zoals in de brief is aangegeven, zal in overleg met gemeenten, woningeigenaren en deskundigen worden verkend of deze categorieën woningen duidelijk zijn te onderscheiden en of het opnemen hiervan in de ministeriële regeling zal leiden tot een vermindering van de incidenten. De Minister voor Wonen en Rijksdienst zal het initiatief nemen voor deze verkenning en zal in 2015 de Tweede Kamer nader informeren over de resultaten hiervan.
Wat is het draagvlak bij partijen als Netbeheer Nederland en Uneto-VNI (de brancheorganisatie van installateurs) voor een verplichte keuring?
Uneto-VNI is een pleitbezorger van een verplichte APK-keuring van woninginstallaties. Netbeheer Nederland wijst er op dat netbeheerders niet verantwoordelijk zijn voor de binnenhuisinstallatie en heeft daarom geen uitgesproken opvatting over de wenselijkheid van een verplichte keuring.
Het bericht ‘Gefuseerde gemeente niet efficiënter’ |
|
Manon Fokke (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «gefuseerde gemeente niet efficiënter»?1
Ja.
Beschikt u over het in het bericht genoemde onderzoek? Zo ja, kunt u dit onderzoek naar de Kamer sturen en van een kabinetsreactie voorzien?
Het onderzoek is vrijdag 27 juni jl. verschenen. Ik zal het nader bestuderen en voorzien van een reactie aan Uw Kamer aanbieden. Een eerste quick scan van het onderzoek geeft mij aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.
De hoofdconclusie van het onderzoek is dat gefuseerde gemeenten niet efficiënter zijn dan hun voorgangers, omdat de gemeentelijke uitgaven niet dalen. Het begrip efficiëntie is echter breder dan alleen een financiële invalshoek. Wim Derksen, hoogleraar bestuurskunde Erasmus Universiteit Rotterdam, is van mening dat ook gemeentelijke prestaties in ogenschouw moeten worden genomen. Efficiency gaat dan om de prestaties van de fusiegemeente in relatie tot de kosten.2
Allers stelt vervolgens dat een herindeling geen verbetering van de dienstverlening oplevert. Er zijn echter diverse onderzoeken en evaluaties waaruit blijkt dat de dienstverlening aan burgers wel degelijk is verbeterd na een herindeling, zie hiervoor de beantwoording van vraag 3. Dit zal dan ook nader bestudeerd worden.
Het bewerkstelligen van besparingen als gevolg van gemeentelijke herindelingen was in onderzochte periode (1997–2011) niet het primaire doel van het kabinet en vaak ook niet van gemeenten. Het onderzoek toont overigens niet aan dat er geen besparingspotentieel is bij herindeling: het onderzoek toont aan dat er de afgelopen jaren geen significante besparing is gerealiseerd. Op het bereiken van besparingen door herindeling is evenwel in de onderzochte periode ook niet of nauwelijks gestuurd.
Potentiële schaalvoordelen zijn bovendien in veel gevallen door gemeenten al (gedeeltelijk) ingeboekt in de jaren voorafgaand aan een herindeling. Dat komt doordat die gemeenten vaak al intensief samenwerken voordat het besluit tot herindelen wordt genomen. Gemeentelijke samenwerking vergroot vervolgens de kans op een gemeentelijke herindeling, zeker wanneer die samenwerking beleidsrijke terreinen beslaat.3 Ook Allers zelf concludeert dat intergemeentelijke samenwerking voorafgaand aan een herindeling efficiencyvoordelen kan opleveren.4
Gemeenten initiëren herindelingen vooral zodat zij goed in staat zijn hun maatschappelijke opgaven en wettelijke taken uit te voeren. Om gemeenten die gaan herindelen tegemoet te komen in de frictiekosten is de maatstaf herindeling in het gemeentefonds voor herindelingen vanaf 1 januari 2014 verruimd en vervroegd.
Het voorgaande betekent overigens niet dat herindelingen geen positieve financiële effecten zouden kunnen opleveren (als daarop wordt gestuurd). Dat positieve financiële effecten mogelijk zijn blijkt bijvoorbeeld uit de ervaringen met gemeentelijke herindelingen in Denemarken, waar in 2007 het aantal gemeenten is teruggebracht 271 naar 98. Een evaluatiecommissie, ingesteld in opdracht van het Deense Ministerie van Economische en Binnenlandse Zaken, constateert dat gemeentelijke herindelingen grote potentiële schaalvoordelen opleveren en dat efficiencyvoordelen vooral behaald kunnen worden door het terugbrengen van bestuurskosten.5 Uit het Deense evaluatierapport blijkt dat 64% van de gemeenten en regio’s hebben aangegeven dat er op dit punt efficiencyvoordelen zijn behaald en 36% stelt dat de situatie ongewijzigd is gebleven.6 Interessant is dat het onderzoek van Allers laat zien dat ook in Nederland na herindeling is bespaard op bestuurskosten.
Kent u andere onderzoeken waaruit blijkt dat gefuseerde gemeenten inderdaad niet efficiënter werken, of waaruit juist het tegendeel blijkt? Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren?
Gemeenten die voor een herindeling kiezen, hebben daarvoor vaak andere redenen dan het inboeken van besparingen. Uit het evaluatieonderzoek van de Nederlandse School voor het Openbaar Bestuur (NSOB) naar 39 herindelingen in Gelderland, Limburg en Overijssel blijkt dat een herindeling vooral bestuurlijke en organisatorische ambities van gemeenten realiseert, zoals het vergroten van de bestuurskracht, het professionaliseren van de gemeentelijke organisatie en het verbeteren van dienstverlening aan de burger.7 In de wetenschappelijke literatuur is voor die argumenten voldoende onderbouwing te vinden. Zo constateren Herweijer en Fraanje dat de bestuurskracht van recent heringedeelde gemeenten aanzienlijk verbetert en dat de nieuwe gemeente beter in staat is om grootschalige opgaven te realiseren.8 Daarnaast wordt de dienstverlening aan de burger professioneler en is de nieuwe gemeente een sterkere gesprekpartner richting buurgemeenten, provincie en het Rijk.9
Uit het rapport van de evaluatiecommissie in Denemarken blijkt dat 82% procent van de gemeenten en regio’s oordelen dat de herindeling in enige, hoge of zeer hoge mate heeft bijgedragen aan het verbeteren van de professionele duurzaamheid. Professionele duurzaamheid houdt in dat gemeenten over de juiste randvoorwaarden beschikken (bijvoorbeeld op het gebied van personeel, technologie, organisatie, management) om de voorgenomen doelstellingen te bereiken en waarbij specifiek aandacht is voor een toekomstgericht perspectief voor de taakuitvoering.10
Tot slot blijkt uit het eerdergenoemde evaluatieonderzoek van de NSOB dat respondenten in ongeveer driekwart van de 39 onderzochte herindelingen positief zijn over het bereiken van de gestelde ambities. Voor herindelingen van onderop geldt dat bovendien dat 87% van de respondenten achteraf weer zou kiezen voor een herindeling op dezelfde manier.11
Het faillissement van het bedrijf Thermphos en de rol van de Nederlandse en Europese overheid daarin |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() |
Hoe heeft Nederland gestemd tijdens de zitting waar het besluit van de Europese Commissie om geen antidumpingmaatregelen te nemen goedgekeurd moest worden? Heeft zij voor of tegen het sluiten van de antidumpingprocedure gestemd (over de import van witte fosfor)?1
Nederland heeft zich onthouden van stemming, evenals Spanje, Frankrijk en Hongarije. De overige lidstaten hebben ingestemd met het voorstel. Geen van de lidstaten heeft tegen gestemd.
Wat waren de Raadsinstructies van de Permanente Vertegenwoordiger nadat Thermphos de antidumpingklacht indiende bij de Europese Commissie?
De antidumpingzaak tegen witte fosfor uit Kazachstan is niet in de Raad besproken.
De Commissie concludeert dat het uitblijven van maatregelen als gevolg zal hebben dat Thermphos haar activiteiten zal moeten staken; op welk moment wist het kabinet dat Thermphos failliet zal gaan door het uitblijven van maatregelen?2
In de conclusie van de Commissie waarnaar wordt gerefereerd, staat:
«Worden geen maatregelen ingesteld, dan zal de productie van witte fosfor in de Unie en de productie van afgeleide producten door de bedrijfstak van de Unie zeer waarschijnlijk niet worden hervat. Anderzijds biedt de instelling van maatregelen, zoals ook sommige belanghebbenden hebben gesteld, de bedrijfstak van de Unie mogelijk onvoldoende bescherming omdat de invoer uit Kazachstan, zelfs wanneer hiervoor rechten gelden, qua prijzen concurrerender blijft dan de verkopen door de bedrijfstak van de Unie, en waarborgt de instelling van maatregelen derhalve niet dat de bedrijfstak van de Unie de huidige kwetsbare situatie doorstaat.» (ref 2013/81/EC punt 190).
Op het moment dat de Commissie dit begin 2013 concludeerde, had Thermphos Internationaal BV haar activiteiten al gestaakt, en was failliet. De Commissie stelde dat het instellen van antidumpingmaatregelen geen waarborg was voor het voortbestaan van Thermphos. De reden was dat het onderzoek van de Commissie had uitgewezen dat:
Dit betekent dat witte fosfor uit Kazachstan met het instellen van een antidumpingrecht van 10,5% nog steeds goedkoper zou zijn voor de Europese gebruikende industrie dan fosfor van Thermphos. Er was dan ook geen aanleiding te veronderstellen dat de Europese gebruikende industrie over zou stappen op de (duurdere) witte fosfor van Thermphos.
Had Nederland een vertegenwoordiger in het Adviescomité voor Antidumping, dat het besluit van de Europese Commissie voorbereidde? Zo ja, wie?
Ja, Nederland had een vertegenwoordiger in het Antidumping Comité. De naam van de betreffende ambtenaar is verder niet relevant.
Hoe werd de Nederlandse vertegenwoordiger in het Adviescomité voor Antidumping aangestuurd?
Het standpunt is conform de gebruikelijke procedures met de betrokken ministeries afgestemd.
Wat waren de instructies voor de Nederlandse vertegenwoordiger in het Adviescomité voor Antidumping?
De instructies waren om zich te onthouden van stemming.
Is er bij de standpuntbepaling van Nederland in de zaak Thermphos een kosten-batenanalyse gemaakt?
Zoals gebruikelijk bij de standpuntbepaling over het al dan niet nemen van antidumpingmaatregelen is gekeken naar de prijsstelling van fosfor uit Kazachstan en de gevolgen voor de Europese producent en gebruikende industrie (zie ook vraag 3 en 17). Hierbij was sprake van een verschillend belang van de producent en de gebruikers.
Is er bij de standpuntbepaling van Nederland in de zaak Thermphos rekening gehouden met een saneringsopgave van tussen de 70 en 90 miljoen euro bij een eventueel faillissement van het bedrijf? Wist het kabinet dat de Nederlandse belastingbetaler deze rekening zal moeten betalen?
Op het moment van standpuntbepaling van Nederland in de antidumpingzaak was er nog niets bekend over de omvang van een mogelijke saneringsopgave en over wie dat zou moeten betalen.
Welk Nederlands belang is gediend bij het uitblijven van antidumpingmaatregelen en dus bij het faillissement van Thermphos?
Zoals ook aangegeven in antwoord op vraag 3 is er geen aantoonbare oorzaak-gevolg relatie tussen het uitblijven van maatregelen en het faillissement van Thermphos.
Klopt het dat Belgisch Limburg en Wallonië extra structuurfondsen zullen ontvangen om faillissementen in de regio op te vangen?3
Tijdens de ER van 7 en 8 februari 2013 is afgesproken dat België financiële middelen zou krijgen om te voorzien in het aanpassingsproces van bepaalde regio’s, het ging om 133 miljoen (66,5 miljoen voor Limburg en 66,5 miljoen voor Wallonië). Deze structuurfondsen zijn echter niet direct inzetbaar voor faillissementen.
Klopt het dat Italië (€ 25 miljoen), Spanje (€ 17 miljoen) en Frankrijk (€ 84 miljoen) extra middelen via het Flexibiliteitsinstrument zullen ontvangen?4
In verband met de definitieve uitkomst van de MFK-onderhandelingen heeft de Europese Raad in juni 2013 besloten om genoemde landen extra structuurfondsen toe te kennen. Deze middelen zijn gedeeltelijk gefinancierd door de inzet van het flexibiliteitsinstrument.
Klopt het dat Cyprus om meer structuurfondsen heeft gevraagd en dat de Commissie besloten heeft Cyprus meer structuurfondsen te geven?
De ER van 27-28 juni 2013 heeft het EP en de Raad verzocht om binnen de flexibiliteit die het MFK biedt in het kader van de jaarbegroting de mogelijkheden te onderzoeken om de moeilijke situatie in Cyprus te adresseren. Dit vloeit voort uit de afspraken die de ER in februari 2013 reeds maakte over andere programmalanden, op het moment dat Cyprus nog geen programmaland was.
Heeft het kabinet ooit overwogen om schadevergoeding voor de saneringskosten een onderdeel te maken van bovenstaande of andere budgettaire onderhandelingen?
Nee.
Deelt u de mening van de minister van Economische Zaken dat Europa medeverantwoordelijk is voor het faillissement van Thermphos?5
De Minister van Economische Zaken heeft tijdens het dertig leden debat van 2 april 2013 inzake Thermphos aangegeven dat de Europese Commissie zich mogelijk medeverantwoordelijk voelt voor de ontstane situatie. De Minister van Economische Zaken is in gesprek gegaan met de Europese Commissie over een mogelijke financiële bijdrage van de Europese Commissie aan eventuele opruimkosten en (groene) doorstart van het bedrijf.
Deelt u de mening van Elsevier dat de pogingen van de minister om in overleg te treden met de Europese Commissie inzake een schadevergoeding wegens het uitblijven van antidumpingmaatregelen en het daaropvolgende faillissement van Thermphos halfslachtig waren?6
Nee. Zoals gemeld in een brief aan de Tweede Kamer van 24 april jl. (Kamerstuk 29 826, nr. 59) heeft de Minister van Economische Zaken zich actief ingezet om een financiële bijdrage te krijgen van de Europese Commissie voor opruimkosten en een mogelijke doorstart. De Europese Commissie heeft hierop aangegeven dat er geen mogelijkheden waren voor een financiële bijdrage voor de opruimingkosten. De Europese Commissie was wel bereid om te kijken naar de mogelijkheden om een duurzame doorstart op basis van productie van «groene fosfor» te steunen. Doordat uiteindelijk geen duurzame doorstart mogelijk bleek, zijn de mogelijkheden voor steun vanuit de Europese Commissie en Europese Investeringsbank niet meer aan de orde gekomen.
Deelt u de mening van Elsevier dat de onder andere passieve houding van het Rijk bijgedragen heeft aan het faillissement, het falen van de doorstart en de vervelende nasleep in de zaak-Thermphos?7
Nee. Het Rijk heeft zich juist actief ingezet voor deze casus. Het Rijk heeft onder meer na het faillissement van Thermphos zich ingespannen om een koper te vinden voor het bedrijf. Toen deze koper niet gevonden werd, hebben Zeeland Seaports, de Provincie Zeeland en het Ministerie van Economische Zaken gezocht naar kandidaat investeerders voor de mogelijke productie van groene fosfor op de Thermphos-site te Vlissingen. Uiteindelijk bleef 1 kandidaat investeerder over. Na toetsing van het businessplan en het technisch plan door onafhankelijke experts bleek een duurzame doorstart echter niet mogelijk.
Deelt u de mening van de voormalig minister van Industrie en Handel van de Republiek Tsjechië, de heer Martin Kuba, dat het uitblijven van maatregelen een gevolg is van een gecoördineerde pan-Europese lobby en niet van een afweging van argumenten en wettelijke voorwaarden?8
De Europese Commissie heeft het antidumpingonderzoek volgens de daarvoor wettelijke eisen en procedures, zoals verwoord in de Verordening 1225/2009 uitgevoerd. Het voorstel van de Commissie om geen maatregelen te nemen voldoet aan deze eisen, inclusief het in ogenschouw nemen van dumping, schade en belang van de Unie.
Is er tussen het ministerie van Buitenlandse Zaken en het ministerie van Economische Zaken afstemming geweest nadat de Kamer het kabinet had gevraagd om in overleg te treden met de Commissie inzake schadevergoeding wegens het uitblijven van antidumpingmaatregelen en het daaropvolgende faillissement van Thermphos?
Ja, er is tussen de betreffende ministeries overleg geweest.
Bent u bekend met het gerucht dat een aantal EU-lidstaten bij de begrotingsherziening van 2016 om meer structuurfondsen zal vragen om te gevolgen van economische terugval in specifieke regio’s op te vangen?
Nee, dit gerucht is ons niet bekend. Als onderdeel van het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 is opgenomen dat de Commissie in 2016 de totale toewijzingen die voor de doelstelling «investeren in groei en werkgelegenheid» in het kader van het cohesiebeleid 2017–2020 aan alle lidstaten zijn gedaan, opnieuw zal bezien en volgens gemaakte afspraken mag herberekenen. Het totale netto-effect van deze technische aanpassing mag niet meer bedragen dan 4 miljard EUR.
De demonstratie die op 1 juni plaatsvond op het Rembrandtveld in Almelo tegen de plaatsing van het herdenkingsmonument voor de Armeense genocide op het privé terrein van de Armeens Apostolische Kerk in Almelo |
|
Harry van Bommel , Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Raymond de Roon (PVV), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de demonstratie die op 1 juni plaatsvond op het Rembrandtveld in Almelo tegen de plaatsing van het herdenkingsmonument voor de Armeense genocide op het privé terrein van de Armeens Apostolische Kerk in Almelo?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat er gratis busvervoer geregeld was voor deelnemers via de aan Diyanet (Turkse ministerie van godsdienstzaken) verbonden moskeeën (deze moskeeën maken ook gebruik van in Turkije opgeleide en door Turkije betaalde imams)?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Turkse Consul-Generaal in Rotterdam mensen bij zich geroepen heeft en gelast heeft deel te nemen aan de demonstratie?)2
Deze berichtgeving is het kabinet bekend, maar deze was niet te verifiëren.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat ter gelegenheid van de opening van het herdenkingsmonument een preek vanuit de Diyanet tegen het herdenkingsmonument onder (de aan Diyanet verbonden) moskeeën in Nederland is verspreid en dat deze in die moskeeën bij het «vrijdagmiddag gebed» diende te worden voorgelezen?3
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat bij de demonstratie de slogan «Karabag ermeniye mezar olacak» – vertaald: «Karabach zal het graf van de Armeniër worden» geschreeuwd werd door de organisatie en luidkeels meerdere keren herhaald werd door het aanwezige publiek?4
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat er bij deze demonstratie Ottomaanse legermuziek gespeeld werd, de zogenaamde Mehter Marsi door de groep Mehter ekibi met alle daarbij horende traditionele kleding, instrumenten en uitrusting, terwijl de Armeense genocide juist plaatsvond in het Ottomaanse rijk?5
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat meerdere demonstraties en een petitie tegen het monument ter herdenking van de Armeense genocide georganiseerd zijn door de UETD, een tak van de regerende AK-partij van premier Erdogan van Turkije?6
De UETD heeft wel steun uitgesproken voor deze activiteiten, maar het valt niet te bevestigen dat de UETD de demonstratie en petitie heeft georganiseerd.
Wat vindt u van het feit dat een organisatie als het «Turks Museum Nederland» politiek stelling neemt tegen het Armeense genocide monument en dit doet met onder andere de verhulde dreiging van handelssancties? Past dit bij de rol van dit museum?7
Het is aan het museum om te bepalen of het in deze stelling neemt.
Is er via de diplomatieke vertegenwoordiging van Turkije opheldering gevraagd bij Nederlandse autoriteiten over de vergunning die verleend is voor de bouw van het Armeense genocidemonument (indien en voor zover hier overigens vergunningen voor nodig zijn)? Zo ja, wat is er gevraagd en in welke context? Welk antwoord hebben de Nederlandse autoriteiten gegeven?
De Turkse autoriteiten hebben desgevraagd de verzekering gekregen dat de gebruikelijke procedures zijn gevolgd. Verder heeft de Turkse consul contact opgenomen met de burgemeester van Almelo om de Turkse zienswijze op het monument kenbaar te maken. De burgemeester heeft hier kennis van genomen en in reactie hierop haar zienswijze en wettelijke rol toegelicht.
Kunt u de vergunning die is afgegeven voor het protest in Almelo, publiceren?
Voor het houden van een demonstratie is in Nederland geen vergunning vereist, maar slechts een melding. De burgemeester van Almelo heeft laten weten dat deze melding heeft plaatsgevonden, inclusief het voornemen een podium te plaatsen. Het spelen van een Mehter Marsi was in de melding niet genoemd. De bevestiging van de melding is voor iedereen bij de gemeente Almelo in te zien. Het is niet aan mij om dit document te publiceren.
Wat was het doel van de demonstratie? Heeft de organisatie van te voren een melding gedaan van alle relevante zaken, zoals het podium en het feit dat er een Mehter Marsi gespeeld zou worden?
Zie antwoord vraag 10.
Bestaat er voor het Openbaar Ministerie aanleiding om onderzoek te doen naar de gebruikte teksten zoals "Karabag ermeniye mezar olacak» en andere beledigende en opruiende teksten en ontkenning van de Armeense genocide?8
Het OM heeft een aangifte van discriminatie en belediging ontvangen en deze wordt op dit moment beoordeeld.
Wilt u deze episode meenemen in het onderzoek naar parallelle gemeenschappen dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft toegezegd?9
Het door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid toegezegde onderzoek naar parallelle gemeenschappen in Nederland zal in september worden aangeboden aan de Tweede Kamer. Aan dat onderzoek kunnen geen nieuwe onderwerpen worden toegevoegd. Wel maakt Diyanet Nederland in algemene zin onderdeel uit van het onderzoek.
Wat vindt u van het feit dat
Het kabinet stelt zich op het standpunt dat de contacten tussen een vreemde mogendheid en haar (voormalige) onderdanen in Nederland louter op basis van vrijwilligheid mogen plaatsvinden. Het is aan Nederlanders van Turkse afkomst zelf om te bepalen in welke mate zij contacten met de Turkse overheid of hieraan verwante instellingen willen onderhouden.
De demonstranten hebben gebruik gemaakt van het recht op vrijheid van demonstratie.
Nederland heeft de Turkse autoriteiten erop gewezen dat de kwestie van de Armeense genocide gevoelig ligt en Turkije opgeroepen verantwoordelijk om te gaan met deze situatie.
Bent u voornemens hierover in gesprek te gaan met de Turkse autoriteiten en zo ja, welke boodschap zult u hen dan overbrengen? Zo nee, vindt u dan wenselijk dat dit zich herhaalt?
Zie antwoord vraag 14.
Wat is uw mening en stellingname over de inmenging van de Turkse overheid in de uitgevoerde demonstraties en de druk die de Turkse overheid heeft geleverd op de Nederlands-Turkse Diaspora gemeenschappen, inclusief moskeeën, stichtingen en verenigingen, om deze demonstratie te organiseren?
Het kabinet is van mening dat de gebruikte leuzen tijdens de demonstratie in Almelo niet bijdragen aan een oplossing van deze kwestie. Zie verder de antwoorden op vragen 14 en 15.
Bent u bereid deze bevindingen en bovengenoemde stellingname te bespreken met uw ambtsgenoot in Turkije en met de vertegenwoordiging van de Turkse regering in Nederland?
Zie antwoord vraag 16.
Is het kabinet, met name de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Veiligheid en Justitie, bereid afstand te nemen van de aard en de toon van de demonstratie en tevens de gebruikte leuzen publiekelijk te veroordelen?
Zie antwoord vraag 16.
Berichten met betrekking tot de beëindiging van de treinkaping bij De Punt |
|
Angelien Eijsink (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «FBI ging uit van liquidatie Molukkers bij treinkaping» en «Hoe de FBI de mariniers van De Punt verleidde»?1
Ja.
Worden de in beide berichten genoemde informatie en de achterliggende archiefstukken betrokken bij het onderzoek dat u op dit moment laat uitvoeren naar de beëindiging van de kaping bij De Punt?
Ja.
Waren deze informatie dan wel archiefstukken u al eerder bekend? Zo nee, acht u het mogelijk dat er zich nog meer tot nu toe onbekende archiefstukken in binnenlandse of buitenlandse archieven bevinden? Hoe gaat u er voor zorgen dat alle relevante informatie bij het genoemde onderzoek wordt betrokken?
De werkgroep die het onderzoek uitvoert heeft mij bericht dat de informatie, voor zover voor het onderzoek van belang, haar bekend was. Zoals ik uw Kamer heb laten weten bij brief van 1 april 20142 heb ik drie externe deskundigen verzocht het werk van de werkgroep te beoordelen op zorgvuldigheid en volledigheid. De wijze waarop daaraan uitvoering is gegeven, wordt bij de aanbieding van het rapport van de werkgroep verantwoord.
Mogelijke bedreiging en poging tot omkoping van een eilandsraadslid op Bonaire |
|
Ronald van Raak |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Wanneer start een onderzoek naar aanleiding van de aangifte van het eilandsraadslid Santana van Bonaire over bedreiging met een revolver en poging tot omkoping met 120.000 dollar door een «zakenman» uit Curacao?1
De politie heeft in opdracht van het Openbaar Ministerie onderzoek gedaan naar aanleiding van de aangifte van het eilandsraadslid Santana van Bonaire over bedreiging met een revolver. Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt onvoldoende steun voor deze aangifte.
Het Openbaar Ministerie heeft mij daarnaast gemeld dat het vooralsnog geen aanwijzing heeft dat het vermeende bedrag, genoemd in de aangifte, de heer Santana had moeten aanzetten tot het ten val brengen van het bestuurscollege. Nader onderzoek naar deze aangifte van poging tot omkoping is daarom niet verricht.
Klopt het dat deze Curaçaose zakenman «Yoyo Willems» op deze manier het bestuur van Bonaire wilde laten vallen, omdat dit bestuur hem weigerde overheidsopdrachten te verlenen en papieren te geven die nodig zijn om subsidie aan te vragen in Nederland?
Aangezien het onderzoek tot dusver geen aanleiding heeft gegeven verder te onderzoeken of sprake is geweest van strafbare feiten, kan ik deze vraag niet beantwoorden.
Bent u bereid te onderzoeken welke politici op Bonaire geld of andere diensten hebben ontvangen van deze «zakenman»?
Het Openbaar Ministerie heeft geen andere signalen van mogelijk strafbare financiële transacties of dienstverlening door de genoemde persoon in relatie tot politici of politieke partijen. Daarom is het niet voornemens een strafrechtelijk onderzoek naar dergelijke financiering of dienstverlening in te stellen.
In de Wet financiering politieke partijen worden geen regels gesteld voor de politieke partijen in Caribisch Nederland. Deze wet biedt dan ook geen aanknopingspunt voor een onderzoek naar de financiering van politieke partijen op Bonaire.
Bent u bereid een onderzoek te starten naar de financiering van politici en politieke partijen op Bonaire?
Zie antwoord vraag 3.
Welke middelen zet u in om, lopende het onderzoek, de veiligheid van de heer Santana te garanderen?
De verantwoordelijkheid voor beveiligingsmaatregelen van lokale politieke ambtsdragers is een lokale verantwoordelijkheid. Om het lokale bevoegde gezag te ondersteunen bij de uitvoering van deze verantwoordelijkheid is een handreiking opgesteld door de Ministeries van Veiligheid en Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en kan desgewenst nader worden geadviseerd.
In verband met de veiligheid van betrokkene doe ik geen uitspraken over eventuele veiligheidsmaatregelen die in deze zaak zijn genomen.
Babysterfte ten gevolge van de ANC-rassenwetten |
|
Martin Bosma (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Black empowerment «killing babies»»?1
Ja
Deelt u de verontwaardiging dat de rassenwetten van het ANC levens kosten?
Het ANC heeft geen «rassenwetten» geïntroduceerd. Het artikel refereert aan het beleid van de Zuid-Afrikaanse overheid om de ongelijke verhoudingen uit het verleden te redresseren.
Waarom kiest het ANC-regime voor discriminatie bij zoiets cruciaals als waterzuivering? Waarom laat het liever baby’s sterven dan competente blanken in te huren?
De Zuid-Afrikaanse regering heeft na de afschaffing van de Apartheidspolitiek haar wetgeving aangepast ter stimulering van een gelijke positie van alle bevolkingsgroepen op alle niveaus in de samenleving. Zij streeft ernaar dat ook in het openbaar bestuur en economische sectoren een betere afspiegeling van de bevolking ontstaat. Daarbij is een gelijktijdige capaciteitsopbouw en kennisoverdracht van belang.
Waarom heeft de Nederlandse staat via de ontwikkelingshulp vanaf 1977 het ANC gefinancierd, terwijl deze organisatie als regeringspartij zich inzet voor rassenwetten die onder andere resulteren in het sterven van baby’s?
De Nederlandse staat verschafte het ANC geen financiering. Nederland heeft via ontwikkelingssamenwerking vanaf 1994 bijgedragen aan capaciteitsopbouw in verschillende sectoren in Zuid-Afrika. Op dit moment is Zuid-Afrika een transitieland, waarbij ontwikkelingssamenwerking vrijwel geheel is uitgefaseerd en de resterende fondsen worden besteed aan het bevorderen van economische samenwerking. Daarbij wordt o.a. veel gedaan aan het opbouwen van capaciteit in de watersector met behulp van Nederlandse kennis.
Waarom moet de Nederlandse belastingbetaler in hemelsnaam nog steeds het ANC-regime steunen via de ontwikkelingshulp? Waarom moeten wij rassenwetten financieren?
Zie het antwoord op vraag 4.
De hoge advieskosten van zorgorganisatie Fundis |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Hoe oordeelt u over de boete die zorgorganisatie Fundis heeft gekregen van bijna een kwart miljoen euro door het zorgkantoor, vanwege tekortkomingen in haar beleid?1
Van een boete is geen sprake. Er is sprake van een voorgenomen tariefkorting. Het betreffende zorgkantoor heeft na een materiële controle gemeend dat op enkele onderdelen niet voldaan werd aan de materiële eisen. De voorlopige conclusie van het zorgkantoor is dat het zorgkantoor het bedrag van € 243.306,30 in mindering wenst te brengen op de nacalculatie 2013.
Fundis heeft als gevolg van de voorlopige conclusie van het zorgkantoor aanvullende documentatie aangeleverd om het tegendeel te bewijzen. Op dit moment zijn Fundis en het zorgkantoor nog met elkaar in gesprek over deze casus. Er is nog geen definitieve conclusie over (de hoogte van) de eventuele tariefkorting.
In deze casus komt naar voren dat het betreffende zorgkantoor zijn controletaak serieus heeft genomen en maatregelen durft te nemen. Dit vind ik een goede zaak. Over de oorzaak of hoogte van de tariefskorting heb ik geen oordeel.
Kunt u aangeven welke tekortkomingen reden waren om deze op te leggen? Hoe oordeelt u over de tekortkomingen?
Het betreffende zorgkantoor constateert tekortkomingen op het gebied van schriftelijke dan wel digitale procesverantwoording van de geleverde zorg.
Het oordeel over eventuele tekortkomingen van een zorgaanbieder is primair aan het betreffende zorgkantoor, de NZa en bij tekortkomingen in de kwaliteit van de zorg aan de IGZ.
Welk zorgkantoor heeft deze boete opgelegd, en hoe oordelen de andere 5 zorgkantoren die zorg hebben gecontracteerd bij Fundis?
Zorgkantoor Achmea heeft de voorlopige tariefkorting opgelegd aan Fundis. De andere zorgkantoren hebben – voor zover nu bekend – op basis van hun eigen materiële controles geen reden gezien om een tariefkorting aan Fundis op te leggen.
Is bekend of de andere zorgkantoren ook een boete dreigen op te leggen aan Fundis vanwege tekortkomingen in hun beleid? Zo ja, om welk bedrag gaat dit? Zo nee, wat is het beleid van de andere 5 zorgkantoren als het gaat om de tekortkomingen in het beleid van Fundis?
Er is geen sprake van dat de andere zorgkantoren Fundis een tariefkorting op willen leggen. Ook de andere zorgkantoren voeren materiële controles uit bij gecontracteerde zorgaanbieders, zo ook bij Fundis. Zij volgen hierbij het opgestelde controleplan materiële controles. Dit controleplan kan per concessiehouder verschillen, maar dient in alle gevallen te voldoen aan de prestatiecriteria van de NZa voor alle concessiehouders.
Wat is uw oordeel over het bericht dat Fundis 376.000 euro betaald heeft aan externe advieskosten, waarvan de helft is opgegaan aan de plannen om het Langeland ziekenhuis over te nemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Fundis is een private organisatie. De verantwoordelijkheid van beslissingen van de inzet van financiële middelen ligt primair bij het bestuur van Fundis en bij de Raad van Toezicht. Dit moet mijns inziens passen bij de maatschappelijke ontwikkelingen en de ontwikkelingen in de markt.
Vindt u het acceptabel dat zorgaanbieders zorggeld gebruiken voor dergelijke hoge advieskosten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid uit te zoeken wat de consequenties zijn geweest voor de zorgverlening door Fundis? Zo nee, waarom niet?
Ik heb geen aanwijzingen dat er consequenties zijn geweest voor de zorgverlening door Fundis.
Hoe is het mogelijk dat zowel de raad van bestuur als externe adviseurs niet hebben voorzien dat de investering in het Langeland ziekenhuis door de OR met succes zou worden aangevochten bij de Ondernemingskamer? Wat is uw oordeel hierover?2
Fundis is een private instelling die binnen de grenzen van de vigerende wet- en regelgeving zelfstandig bedrijfs-economische afwegingen kan maken. Daarbij beschikken verschillende belanghebbenden over mogelijkheden om hun belangen te behartigen en besluiten van de raad van bestuur te beïnvloeden. Gebleken is dat het voornemen om een fusie aan te gaan met het Langeland ziekenhuis door de Ondernemingsraad effectief is aangevochten. De Ondernemingsraad is door de Ondernemingskamer in het gelijk gesteld, omdat niet is voldaan aan de vooraf overeengekomen voorwaarden. Wat mij betreft moet er tegenover de positie van een Raad van Bestuur ook voldoende » tegenkracht» zijn in zorginstellingen (checks and balances). Zonder een inhoudelijk oordeel te willen vellen over deze specifieke casus, is de uitkomst uiteindelijk bepaald door een zorgvuldige weging van verschillende belangen.
Hoe duidt u het risico dat Fundis bereid was te nemen, voordat de rechter negatief oordeelde over de overname omdat Fundis «onvoldoende heeft zorggedragen voor de daadwerkelijke vervulling van die op papier overeengekomen, «risicomatigende» voorwaarden (toen Fundis op 15 november 2013 definitief tot participatie in LLZ besloot waren diverse van die voorwaarden immers niet vervuld en (kennelijk) ook welbewust onvervuld gelaten)? Vindt u het ook zorgelijk dat een zorginstelling zulke grote risico’s wil aangaan?
Er waren kennelijk voorwaarden opgesteld, waarvan de Ondernemingsraad en de Ondernemingskamer later concludeerden dat deze onvoldoende waren ingevuld.
Het is niet aan mij om te oordelen over de genomen belissingen van de Raad van Bestuur van Fundis.
Hoe verhoudt de toestemming van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) voor de fusie en klaarblijkelijk ook van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) zich tot het oordeel van de Ondernemingskamer? Is het niet zorgelijk dat de toezichthouders veel laconieker over de financiële risico’s oordeelden dan de rechter? Kunt u uw antwoord toelichten?3
De zorgaanbieder Vierstroom (inmiddels Fundis) heeft in de zomer van 2013 het verzoek tot overname van het Langeland Ziekenhuis ingediend bij de ACM.
De ACM toetst de gevolgen voor de mededinging. Hierbij kijkt de ACM of er een economische machtspositie ontstaat. De NZa heeft in 2013 nog geen toestemming hoeven verlenen voor deze overname, omdat de zorgspecifieke fusietoets pas op 1 januari 2014 in werking is getreden. Per 1 januari 2014 toetst de NZa met name procedureel, namelijk of de stakeholders bij een fusie zijn betrokken, of het bestuur gemotiveerd op de inbreng van de stakeholders over de fusieplannen heeft gereageerd en of er door de fusie directe risico’s voor de bereikbaarheid van cruciale zorg ontstaan.
In december 2013 is de ondernemingsraad een procedure gestart voor de Ondernemingskamer met als gevolg dat de overname vooralsnog geen doorgang kan vinden. Het inschatten van financiële risico’s is de verantwoordelijkheid van het bestuur en de raad van toezicht. In het uiterste geval is het aan de rechter om een inhoudelijk onderdeel te vellen.
Hoeveel heeft de ontwikkeling en invoering van de nieuwe naam Fundis gekost? Vindt u dit acceptabele kosten voor een zorgorganisatie?4
Ik heb daar geen inzicht in. Fundis is een privaatrechtelijke organisatie met het recht om de naam en de organisatiestructuur aan te passen. Dit uiteraard passend bij de maatschappelijke ontwikkelingen en de ontwikkelingen in de markt. Verder verwijs ik u naar het antwoord op vraag 5 en 6.
De uitkering voor voormalig politici |
|
Paul Ulenbelt , Ronald van Raak |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Hoeveel voormalig politieke ambtsdragers zijn er die een uitkering ontvangen in het kader van de Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers (Appa)? Kunt u dit uitsplitsen naar voormalig wethouders, burgemeesters, gedeputeerden, commissarissen van de Koning, Ministers, Staatssecretarissen, Tweede Kamerleden, bestuurders van een waterschap en voorzitters van een waterschap?1
De uitvoering van de Appa is een gedecentraliseerde verantwoordelijkheid. In principe is het bestuursorgaan waar de politieke ambtsdrager werkzaam is geweest, verantwoordelijk voor de Appa-uitkering. Indien betrokkene bij diverse bestuursorganen politiek actief is geweest, heeft hij of zij in principe recht op een Appa-uitkering ten laste van elk van die bestuursorganen afzonderlijk. Het Ministerie van BZK houdt niet bij hoeveel Appa-uitkeringen er zijn bij provincies, gemeenten en/of waterschappen.
Wat betreft de Appa-uitkeringen ten laste van het Rijk en de Staten-Generaal heeft het Ministerie van BZK een uitvoeringscontract afgesloten, mede namens de Staten-Generaal. Dit contract omvat de uitvoering van de Appa voor voormalige bewindspersonen, leden van de Tweede Kamer, voorzitters van de Eerste Kamer, Rijksvertegenwoordigers BES, (substituut) Nationale Ombudsmannen, waarnemend commissarissen van de Koning, waarnemend burgemeesters en herindelingsburgemeesters.
Ik kan u van hen aangeven hoeveel er in december 2013 aanspraak konden maken op een Appa-uitkering en hoeveel er daadwerkelijk een uitkering ontvingen (de aantallen fluctueren over het jaar gezien). Dat onderscheid tussen aanspraak en uitkering is van belang omdat een aanspraak niet altijd tot uitkering komt. In het jaar 2013 is ongeveer 40 procent van de Appa uitkeringsrechten op nihil gesteld in verband met neveninkomsten.
Bij waarnemers is van belang te weten dat hun Appa-uitkering 1:1 gekoppeld is aan de duur van de waarneming; in tegenstelling tot de reguliere Appa-gerechtigden, wordt geen rekening gehouden met eerdere Appa-diensttijd.
Aanspraak
Uitkering
Ministers/Staatssecretarissen
33
19
Tweede Kamerleden
123
67
Wnd cdK/wnd burgemeester/ herindelingsburgemeesters
33
21
Zijn er verschillen tussen regio’s waar te nemen? Kunt u voor wethouders, burgemeesters, gedeputeerden en commissarissen van de Koning per provincie aangeven hoeveel voormalig politiek ambtsdragers een uitkering ontvangen in het kader van de Appa?
In de rapportages die ik ontvang uit hoofde van het onder antwoord 1 genoemde uitvoeringscontract wordt niet onderscheiden naar regio of provincie.
Zoals in antwoord 1 aangegeven, kan ik niet voor wethouders, burgemeesters, gedeputeerden en commissarissen van de Koning per provincie aangeven hoeveel voormalig politiek ambtsdragers een uitkering ontvangen in het kader van de Appa.
Kunt u aangeven per categorie politiek ambtsdrager hoe lang het duurt voordat zij werk hebben gevonden? In hoeveel gevallen vinden zij binnen drie maanden na aftreden werk? In hoeveel gevallen ontvangen zij voor de maximale duur een uitkering in het kader van de Appa?
Wat betreft de uitvoering van de sollicitatieplicht voor Appa-uitkeringsgerechtigden die onder het door het Ministerie van BZK gesloten uitvoeringscontract vallen (het centrale niveau), is de Tweede Kamer geïnformeerd bij brieven van 6 maart 2012, kenmerk 2012–0000104093, en van 18 april 2013, kenmerk 2013 0000231673. De eerstgenoemde brief betrof een evaluatie over de uitvoering in het eerste jaar (de periode november 2010 tot en met december 2011), de tweede over die in 2012.
Een vergelijkbare evaluatie over het jaar 2013 ten aanzien van deze categorie is in ambtelijke voorbereiding. Het streven is erop gericht deze laatste evaluatie in de maand juli 2014 naar de Tweede Kamer te sturen. In het najaar van 2014 zal ik de Tweede Kamer informeren over de uitkomsten van een bredere evaluatie die ook de decentrale politieke ambtsdragers betreft.
Wat betreft de Appa-uitkeringsgerechtigden die onder het door het Ministerie van BZK gesloten uitvoeringscontract vallen, is het nu mogelijk om u te informeren over de periode november 2010 tot en met 31 december 2012. Voor het jaar 2013 verwijs ik naar mijn binnenkort naar de Tweede Kamer te zenden evaluatie.
Uit genoemde evaluaties blijkt het volgende ten aanzien van de periode november 2010 tot en met 31 december 2012.
In 2011 zijn er van de vijftien personen vijf succesvol gere-integreerd: vier in een politiek ambt en één via een gestarte eigen onderneming. Hierdoor is de uitkering verminderd tot nihil. Geen van hen is na deze succesvolle re-integratie teruggevallen in de uitkering. Van één andere persoon is de Appa-uitkering in 2011 beëindigd vanwege het einde van de uitkeringsduur. De negen andere uitkeringsgerechtigden zaten in 2011 in de werkgerichte fase. Van deze negen zijn er twee in de eerste maanden van 2012 zodanig gere-integreerd dat hun Appa-uitkering tot nihil kon worden teruggebracht.
In 2012 was de gemiddelde duur van de uitkering tot plaatsing in een duurzame functie voor Kamerleden 145 dagen; voor waarnemend burgemeesters en de herindelingsburgemeesters 254 dagen. Voor bewindspersonen zijn er over 2012 geen cijfers, aangezien op hen nog niet de sollicitatieplicht van toepassing was.
Hoeveel voormalig politiek ambtsdragers zijn er (uitgesplitst naar geheel of gedeeltelijk) vrij gesteld van de sollicitatieplicht? Kunt u dit uitsplitsen naar voormalig wethouders, burgemeesters, gedeputeerden, commissarissen van de Koning, Ministers, Staatssecretarissen, Tweede Kamerleden, bestuurders van een waterschap en voorzitters van een waterschap? Kunt u daarbij toelichten wat de reden van vrijstelling is?
Een Appa-uitkeringsgerechtigde kan op grond van de Appa om vier redenen zijn vrijgesteld van de sollicitatieplicht: betrokkene valt onder het overgangsrecht, ontvangt geen uitkering meer vanwege nieuwe inkomsten anders dan uit een politiek ambt, ontvangt nieuwe inkomsten uit politiek ambt tot een bedrag van 70% of meer van de uitkering of heeft een Appa-uitkering op grond van invaliditeit.
Aan het ministerie wordt gerapporteerd wie er onder de sollicitatieplicht vallen. Wat betreft de Appa-uitkeringsgerechtigden die onder het door het ministerie gesloten uitvoeringscontract vallen, kan ik melden dat er op 31 december 2013 70 uitkeringsgerechtigden onder de sollicitatieplicht vielen. Dat waren 44 Kamerleden, 11 bewindspersonen en 15 in de categorie waarnemend commissaris, waarnemend burgemeester of herindelingsburgemeester. De overigen zijn daarvan dus vrijgesteld om de genoemde redenen. Dat zijn in december 2013 dus 79 Kamerleden geweest, 22 bewindspersonen en 18 personen die voormalig waarnemend commissaris, waarnemend burgemeester of herindelingsburgemeester zijn.
Hoeveel geld ontvingen voormalig politiek ambtsdragers in totaal in het kader van de Appa in 2011, 2012 en 2013? Kunt u dit uitsplitsen naar voormalig wethouders, burgemeesters, gedeputeerden, commissarissen van de Koning, Ministers, Staatssecretarissen, Tweede Kamerleden, bestuurders van een waterschap en voorzitters van een waterschap? Kunt u daarbij toelichten wat de reden van vrijstelling is?
Wat betreft de Appa-uitkeringsgerechtigden die onder het door het Ministerie van BZK gesloten uitvoeringscontract vallen, zijn de totaalbedragen per jaar van de Appa-uitkeringen als volgt:
2011
2012
2013
Ministers/Staatssecretarissen
630.626,57
499.163,42
910.519,06
Tweede Kamerleden
4.391.818,33
3.933.631,39
4.055.116,43
Wnd cdK/wnd burgemeester/herindelingsburgemeesters
976.667,25
750.851,92
1.049.474,41
Overigens zij opgemerkt dat deze uitkeringsbedragen over het jaar gezien nogal fluctueren doordat er uitkeringen worden beëindigd, verminderingen worden toegepast als gevolg van wijzigingen in uitkeringspercentage of in verband met neveninkomsten, danwel nabetalingen of terugvorderingen plaatsvinden.
Wat betreft de reden van vrijstelling verwijs ik naar antwoord 4.
Kunt u toelichten in hoeverre de sollicitatieplicht wordt gehandhaafd door de verschillende bestuursorganen die hiermee belast zijn? Houden de verschillende bestuursorganen zich aan de verplichting om elke drie maanden het sollicitatieproces te evalueren?
Wat betreft de Appa-uitkeringsgerechtigden die onder het door het Ministerie van BZK gesloten uitvoeringscontract vallen, geldt dat de handhaving van de sollicitatieplicht een belangrijk onderdeel is van de uitvoering door de door het Ministerie ingeschakelde uitvoeringsorganisatie (Loyalis Maatwerk Administraties (LMA)) en het re-integratiebureau (Van Ede & Partners). Van Ede meldt elke drie maanden expliciet bij LMA of er sprake is geweest van bijstellingen van de re-integratieplannen. De consultants en de Appa-uitkeringsgerechtigden hebben vrijwel wekelijks contact.
In hoeveel gevallen werd een korting van 5 procent gedurende ten minste een maand opgelegd? Hoe vaak werd hierbij afgeweken van dit percentage en met welke motivatie gebeurde dat? Hoe vaak werd deze maatregel met 50 procent verhoogd vanwege recidive? Kunt u dit uitsplitsen naar voormalig wethouders, burgemeesters, gedeputeerden, commissarissen van de Koning, Ministers, Staatssecretarissen, Tweede Kamerleden, bestuurders van een waterschap en voorzitters van een waterschap? Kunt u daarbij toelichten wat de reden van vrijstelling is?
Wat betreft de Appa-uitkeringsgerechtigden die onder het door het Ministerie van BZK gesloten uitvoeringscontract vallen, blijkt uit eerder genoemde evaluaties dat er geen sancties zijn toegepast. Betrokkenen blijken actief in de uitvoering van het naar de persoon toegesneden re-integratieplan. Voor de situatie in het jaar 2013 verwijs ik naar mijn binnenkort naar de Tweede Kamer te zenden evaluatie.
Indien er sprake is van een vrijstelling van de sollicitatieplicht om de in antwoord 4 gegeven opgesomde redenen, kan er niet worden gesanctioneerd.
In hoeveel gevallen werd een korting van 25 procent gedurende ten minste vier maanden opgelegd? Hoe vaak werd hierbij afgeweken van dit percentage en met welke motivatie gebeurde dat? Hoe vaak werd deze maatregel met 50 procent verhoogd vanwege recidive? Kunt u dit uitsplitsen naar voormalig wethouders, burgemeesters, gedeputeerden, commissarissen van de Koning, Ministers, Staatssecretarissen, Tweede Kamerleden, bestuurders van een waterschap en voorzitters van een waterschap? Kunt u daarbij toelichten wat de reden van vrijstelling is?
Zie het antwoord op vraag 7.
Hoe vaak wordt ervoor gekozen om geen planmatige begeleiding en ondersteuning op te leggen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Sollicitatiebesluit maakt onderscheid tussen een vrijwillige planmatige begeleiding en een verplichte. Bij de eerste soort neemt de uitkeringsgerechtigde het initiatief; bij de tweede het re-integratiebedrijf en de uitvoeringsorganisatie. Tussen beide soorten ondersteuning bestaat een verschil in bekostiging. In de praktijk wordt dit onderscheid niet zo scherp gemaakt. In overleg met mijn ministerie gebeurt dat in ieder geval niet als de planmatige begeleiding plaatsvindt via het door mijn ministerie ingezette re-integratiebureau Van Ede. Een dergelijk verzoek om een planmatige begeleiding van betrokkene zelf wordt namelijk veelal ingediend in de eerste drie maanden na aftreden. De praktijk is om dan het gehele traject eerder te laten beginnen.
Het bericht ‘Dutch aerospace company Fokker hit with $21 million fine in sanctions case’ |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Dutch aerospace company Fokker hit with $ 21 million fine in sanctions case»?1
Ja.
Bent u door de Amerikaanse autoriteiten gekend in deze zaak? Zo ja, op welke punten en met welk resultaat?
Ja, de Amerikaanse overheid heeft in haar onderzoek rechtshulpverzoeken ingediend en de Nederlandse overheid heeft daaraan in overleg met Fokker Services BV medewerking verleend.
Kunt u uitsluiten dat het Nederlandse moederbedrijf Fokker Technologies Holding BV op enige wijze betrokken of faciliterend is geweest bij de levering van goederen door haar Amerikaanse dochteronderneming aan Iran, Soedan en Birma? Zo ja, hoe heeft u dit vast weten te stellen? Zo niet, op welke wijze is het moederbedrijf betrokken en wat zijn hier mogelijk de consequenties van?
De overtredingen van de Amerikaanse sanctiewetgeving zouden hebben plaatsgevonden tussen 2005 en 2010 en Fokker Services BV was in die periode nog een werkmaatschappij van Stork BV. Het huidige moederbedrijf Fokker Technologies Holding BV bestond ten tijde van de overtredingen nog niet. Van belang is dat Fokker Services BV de overtreding van de Amerikaanse sancties zelf aanhangig heeft gemaakt bij de Amerikaanse autoriteiten via een «voluntary self disclosure» en volledig heeft meegewerkt bij het daaropvolgende onderzoek.
Deelt u de analyse van de Amerikaanse autoriteiten dat het bedrijf Fokker Amerikaanse handelsrestricties voor de levering van goederen aan Iran, Soedan en Birma bewust heeft ontweken («worked around»)? Heeft u aanwijzingen dat dit kan wijzen op een bredere strategie van het bedrijf om internationale sancties ten aanzien van handel met betreffende landen te ontwijken?
De rechter moet nog over de deal oordelen. De voorlopige schikking behelst de betaling van US$ 10,5 miljoen aan het Office of Foreign Assets Control (OFAC) en het Bureau of Industry & Security (BIS) van het Amerikaanse ministerie van Economische Zaken om de aansprakelijkheid voor de overtredingen af te kopen en de betaling van US$ 10,5 miljoen aan het U.S. Attorney’s Office for the District of Columbia (USAO) van het Amerikaanse ministerie van Justitie om tot een «deferred prosecution agreement», i.c. tot het vermijden van rechtsvervolging te komen.
In het bericht van OFAC over de schikking2 wordt gesteld dat Fokker Services BV bewust betrokken was bij de overtredingen van de Amerikaanse sanctiewetgeving en daarmee significante schade heeft veroorzaakt aan de doelstellingen van de sancties op Iran en Soedan. Het bericht vermeldt echter ook dat Fokker Services BV geen historie met OFAC heeft, volledige medewerking aan het onderzoek heeft verleend en robuuste maatregelen heeft genomen om herhaling te voorkomen.
Uit die nuancering in de OFAC-informatie maak ik op dat de Amerikaanse autoriteiten tot de conclusie zijn gekomen dat de overtredingen geen onderdeel van een bredere strategie van het bedrijf vormden en ik heb geen aanleiding om tot een andere conclusie te komen, te meer omdat Fokker Services BV zelf de Amerikaanse autoriteiten heeft benaderd en zowel naar hen als naar de Nederlandse autoriteiten volstrekt transparant is geweest.
Heeft u contact opgenomen met het Nederlandse moederbedrijf Fokker Technologies Holding BV over deze zaak? Zo ja, wat was de uitkomst van uw overleg?
Fokker Services BV heeft door de jaren heen regelmatig contact met de Nederlandse overheid gehad over de «voluntary self disclosure» in de Verenigde Staten en het daarop volgende onderzoek van de Amerikaanse autoriteiten. Zo ook toen de schikking bekend werd gemaakt. Fokker Services BV zocht dat contact steeds om de Nederlandse overheid op de hoogte te houden en heeft niet om een Nederlandse interventie bij Amerikaanse autoriteiten gevraagd.
Het bericht “EU berispt Nederland om belastingregels bedrijven” |
|
Jesse Klaver (GL) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «EU berispt Nederland om belastingregels bedrijven»?1
Ja.
Gaat u uitvoering geven aan de oproep die Eurocommissaris Semeta deed tijdens de toelichting op de landenspecifieke aanbevelingen aan onder andere Nederland om meer te doen ter bestrijding van agressieve belastingplanning? Zo ja, hoe en binnen welke termijn?
Ik heb kennisgenomen van wat er tijdens de bedoelde persconferentie is gezegd.
In het Commission Staff working paper dat door de Commissie is gepubliceerd tegelijk met de aanbevelingen van de Raad aan Nederland, wordt melding gemaakt van het verschijnsel dat omvangrijke financiële stromen over Nederland lopen. Zoals ik in mijn brieven aan uw kamer van 17 januari en 30 augustus 2013 heb geschreven is dit voor het kabinet geen nieuw feit. In de genoemde brief van 30 augustus heeft het kabinet maatregelen aangekondigd om onbedoeld gebruik van het Nederlandse verdragennetwerk tegen te gaan. In de aanbevelingen van de Raad wordt een deel van die maatregelen ook genoemd. In de aanbevelingen lees ik niet dat Nederland te weinig zou doen in de strijd tegen agressieve belastingplanning.
Bij verschillende gelegenheden heb ik laten weten dat Nederland actief meewerkt aan internationale initiatieven om internationale belastingontwijking te bestrijden.
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van een woordvoerder van de Europese Commissie dat het een «kwestie van tijd» is voor de waarschuwingen over het belastingklimaat in de landenspecifieke aanbevelingen worden opgenomen?2 Ziet u hierin aanleiding om voorzorgsmaatregelen te treffen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe duidt u de gevolgen voor de internationale reputatie van Nederland dat ons land in de context van belastingontwijking door een Eurocommissaris in hetzelfde rijtje wordt genoemd als Malta, Cyprus en Ierland?
Het meest relevante gegeven voor de internationale reputatie van Nederland is de feitelijke regelgeving, de uitvoering daarvan en de mate waarin Nederland meewerkt bij internationale initiatieven om belastingontwijking te bestrijden. Zoals ik vaker heb gezegd past de Nederlandse regelgeving volledig binnen internationaal aanvaarde uitgangspunten, is de uitvoerig ervan gedegen en betrouwbaar en werkt Nederland actief mee in internationale initiatieven.
Hoe beoordeelt u de uitspraken van Eurocommissaris Semeta dat de afhankelijkheid van «kortzichtige» fiscale regelingen om multinationals aan te trekken, op den duur een bedreiging vormt voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën?3
Ik deel die mening. Het kan niet ontkend worden dat investeringen door internationale bedrijven in Nederland onmisbaar zijn en dat de fiscaliteit een van de factoren is die bepalen of Nederland aantrekkelijk is voor die investeringen. Het is kortzichtig om pogingen te doen om met de fiscaliteit uitsluitend zeer mobiele activiteiten of op een kunstmatige wijze belastinggrondslag aan te trekken. Daar is het Nederlandse fiscale beleid dan ook niet op gericht.
Kunt u uiteenzetten hoe de overheidsinkomsten uit de vennootschapsbelasting zich de afgelopen twintig jaar ontwikkeld hebben? Hoe duidt u deze ontwikkeling in relatie tot houdbare overheidsfinanciën?
Zoals ik in mijn brief aan uw kamer van 25 april 20144 heb geschreven, heeft mijn ambtsvoorganger tijdens het VAO over het SEO-onderzoek en de aanpak van belastingparadijzen op 18 december 2013 toegezegd voor het meireces een brief aan uw Kamer te zullen sturen over de vraag wat de sterke daling van overheidsinkomsten uit de vennootschapsbelasting heeft veroorzaakt.5De analyse van de terugloop van deze vpb-inkomsten is op dit moment nog niet gereed. Zo spoedig mogelijk na het zomerreces zal ik deze brief naar uw Kamer sturen.
Is er naar aanleiding van de vragen die de Europese Commissie aan Nederland heeft gesteld over belastingafspraken (tax rulings) die gemaakt worden met grote multinationals, inmiddels een formele onderzoeksprocedure gestart?4
De Europese Commissie heeft in haar persbericht van 11 juni 2014 bekend gemaakt dat er een formele onderzoeksprocedure wordt ingeleid naar mogelijke staatssteun in een APA (Advance Pricing Agreeement) met Starbucks Manufacturing EMEA BV. De Nederlandse regering is daarvan officieel in kennis gesteld bij de brief van de Europese Commissie van 12 juni 2014 C(2014)3626. Ik heb uw Kamer hierover geïnformeerd7.
Het feit dat de Commissie bij de opening van de formele onderzoeksprocedure uitspreek dat zij, gelet op het vooronderzoek, niet verwacht dat er systematische onregelmatigheden zitten in de wijze waarop de Belastingdienst deze APA’s afgeeft, ondersteunt overigens mijn antwoord op vraag 4.
Heeft het kabinet zijn ambtenaren in Brussel al opdracht gegeven om in het Coreper het Nederlandse standpunt ten opzichte van een register van uiteindelijk belanghebbenden aan te passen, gezien de motie Klaver (Kamerstuk 21 501-20, nr. 847) op dit punt?
De afgelopen maanden is intensief onderhandeld in de Raad van Ministers over een gemeenschappelijk standpunt van de Raad met betrekking tot een vierde anti-witwasrichtlijn. De uiteindelijke tekst met betrekking tot informatie over uiteindelijk belanghebbenden (UBO-informatie) is een zorgvuldig afgewogen tekst waarin wordt voorgeschreven dat UBO-informatie gehouden moet worden op een specifieke locatie («specific location»). Als voorbeeld van een dergelijke specifieke locatie wordt genoemd een openbaar centraal bedrijvenregister («a public and central company registry») of data opvraagsystemen («data retrieval systems»). Nederland heeft deze tekst gesteund in de onderhandelingen.
De strafeis tegen de Nederlandse journalist Rena Netjes |
|
Harry van Bommel |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kent u het bericht «Hoge strafeis tegen Rena Netjes»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat in Egypte celstraffen van 15 tot 25 jaar zijn geëist tegen twintig journalisten, waaronder de Nederlandse Rena Netjes? Indien neen, wat zijn dan de feiten? Wat is de precieze strafeis tegen de Nederlandse journalist?
Het Egyptische Openbaar Ministerie had tegen ieder van de verdachten de maximale (cel)straffen geëist. Op 23 juni jl. heeft de Egyptische rechter mw. Netjes bij verstek veroordeeld tot tien jaar celstraf.
Bent u bereid per direct opheldering over deze zaak te vragen bij de Egyptische autoriteiten, met name waar de Nederlandse journalist van wordt verdacht?
Het kabinet heeft diverse acties ondernomen nadat de Egyptische rechter zijn vonnis heeft gesproken, waaronder het ontbieden van de Egyptische ambassadeur. Voor nadere details wordt verwezen naar de Kamerbrief inzake het Egyptische vonnis tegen de Nederlandse journalist Rena Netjes d.d. 24 juni 2014.
Deelt u de zorgen dat onder de huidige omstandigheden eerlijke rechtspraak in Egypte nagenoeg onmogelijk is? Indien neen, waarom niet? Indien ja, welke gevolgen heeft dit voor uw opstelling in deze zaak?
Het kabinet maakt zich grote zorgen over diverse negatieve ontwikkelingen in de Egyptische rechtspraak, zoals doodstraffen die zijn uitgesproken tegen islamisten en celstraffen die zijn uitgesproken tegen journalisten, oppositie en critici van de autoriteiten. Deze zorgen zijn herhaaldelijk overgebracht in de bilaterale contacten met Egypte en zijn ook onderwerp van gesprek tussen de EU en Egypte.