Het bericht 'Verdachte weddenschappen bij NEC-Willem II' |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Verdachte weddenschappen bij NEC-Willem II»?1
Ja.
Op welke wijze en hoe frequent heeft u contact met de KNVB over (mogelijke) matchfixing?
Op dit moment is in Nederland de samenwerking rondom het thema matchfixing via een drietal platformen ingericht: het Strategisch beraad matchfixing (1–2 bijeenkomsten per jaar), het Nationaal platform matchfixing (4 bijeenkomsten per jaar) en het Signalenoverleg (8 bijeenkomsten per jaar). De KNVB heeft zitting in de eerste twee platformen, welke worden voorgezeten door de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie en sluit aan bij het Signalenoverleg wanneer daar aanleiding toe is. Daarnaast kan er ad hoc per direct contact plaatsvinden tussen de KNVB en de opsporings- en vervolgingsdiensten indien daar aanleiding toe is.
In hoeverre vindt er informatie-uitwisseling plaats in het Nationaal Platform Matchfixing? Welke informatie wisselt men daar uit en met wie en tussen wie vindt deze informatie-uitwisseling plaats?
Onder voorzitterschap van de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie komt een aanzienlijke groep partijen uit de sportwereld en de opsporing samen in het Nationaal Platform Matchfixing. Het doel hiervan is om informatie te delen over de strijd tegen matchfixing en de samenwerking te intensiveren. Gezien de omvang van de groep en juridische kaders is het niet mogelijk in dit gremium signalen op persoonsniveau te delen. Wel richt het huidige Platform zich op het versterken van het netwerk, uitwisselen van kennis en informatie, het verbeteren van signalering en meldingsbereidheid en het identificeren van knelpunten. Ook levert dit overleg een belangrijke bijdrage aan het bevorderen van het onderlinge vertrouwen en het versterken van het netwerk. Dit vergemakkelijkt het bilateraal delen van concrete signalen.
Onder leiding van het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie (OM) komen de Politie, de Belastingdienst doelgroep Sport, FIOD en de Kansspelautoriteit periodiek samen in het Signalenoverleg om concrete signalen te bespreken die aanleiding kunnen geven om een strafrechtelijk traject te overwegen en om de beste interventiestrategie (tuchtrecht, civielrecht, fiscaal, strafrechtelijk) te bespreken. Bij dit overleg sluit de KNVB aan wanneer er aanleiding is voor het delen van concrete relevante informatie met de opsporingspartners. Overige private partijen kunnen ook aansluiten indien hier aanleiding toe is (de «vrije stoel»).
In hoeverre heeft u contact met uw Europese ambtsgenoten over matchfixing? Welke informatie-uitwisseling vindt er dan plaats?
Op Europees niveau vindt een aantal activiteiten plaats. Zo neemt Nederland deel aan de EU-expertgroep matchfixing. In deze expertgroep wordt beleidsinformatie gedeeld en worden goede voorbeelden en ervaringen uitgewisseld. Daarnaast vinden bilaterale contacten plaats tussen de verschillende stakeholders op het terrein van sport, kansspelen en opsporing en vervolging.
Verder is de Europese Unie voornemens toe te treden tot het Verdrag van de Raad van Europa inzake matchfixing. Het is een gemengd akkoord, naast de Unie dienen daarom ook de afzonderlijke lidstaten toe te treden tot het Verdrag. De onderhandelingen hierover in EU-kader zijn nog niet afgerond. Nederland spant zich als voorzitter van de Raad van de Europese Unie in voor toetreding tot dit Verdrag.
Voorts is Nederland via Europol aangesloten bij het Focal Point Sports Corruption.
Wat onderneemt het Openbaar Ministerie (OM) actief in samenwerking met de KNVB om matchfixing tegen te gaan?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 2 en 3.
Wat onderneemt u actief in Europees verband om matchfixing tegen te gaan en in hoeverre acht u dit prioritair?
Zie antwoord vraag 4.
Welke mogelijke stappen ziet u in nationaal, Europees en internationaal verband om de informatie-uitwisseling tussen de FIFA, EUFA en KNVB te verbeteren? Zijn er mogelijkheden om deze informatie-uitwisseling te faciliteren dan wel om in nationaal, Europees en internationaal verband meer dwingend op te leggen? Zo nee, waarom niet?
De KNVB geeft aan dat de informatie-uitwisseling tussen FIFA, UEFA en KNVB goed verloopt. In UEFA-verband heeft iedere nationale bond een Integrity Officer. Deze staan ook met elkaar in contact.
Welke bevoegdheden zouden gedelegeerd kunnen worden aan de KNVB om actief op te treden in gevallen van (mogelijke) matchfixing?
De KNVB neemt als private organisatie zelf al vele maatregelen om matchfixing te bestrijden die binnen haar bevoegdheden liggen. Zowel preventief (training en educatie), reglementair (gokverbod, meldplicht) als in de opsporing (integriteitseenheid). Overige bevoegdheden zijn voorbehouden aan de opsporingsdiensten.
Wie coördineert de samenwerking tussen het OM en de KNVB in gevallen van (mogelijke) matchfixing?
Het OM en de KNVB werken samen. Zie de antwoorden op de vragen 2 en 3. Naarmate de strafrechtelijke component toeneemt zal de rol van het OM ook toenemen.
Hoe is het mogelijk dat journalisten en anderen de gevallen van matchfixing wel op kunnen sporen en het OM nauwelijks tot niet?
Het OM kan haar wettelijke opsporingsbevoegdheden inzetten in het geval er sprake is van een redelijk vermoeden van het plegen van een strafbaar feit. Informatie van andere publieke en private partijen kunnen bijdragen aan het ontstaan van een dergelijke vermoeden. Het OM werkt dan ook graag samen met partijen die informatie kunnen aanleveren.
Hoe kan een individu of een organisatie die informatie heeft over matchfixing deze melden? Wat gebeurt er met een dergelijke melding?
NOC*NSF heeft het Vertrouwenspunt Sport ingericht, waar alle sporters melding kunnen doen van integriteitskwesties zoals matchfixing. Naast bellen of mailen is het ook mogelijk om via een «speak up systeem» volledig anoniem een melding te doen. Ten aanzien van meldingen over matchfixing heeft NOC*NSF afspraken gemaakt met het OM. Om de eigen veiligheid van de vertrouwenspersonen die de telefoon opnemen te beschermen en te voorkomen dat vertrouwenspersonen als getuige opgeroepen kunnen worden bij een eventuele rechtszaak is met het OM overeengekomen dat personen die iets willen melden over matchfixing in contact worden gebracht met een vaste contactpersoon bij het OM, die de melding dan kan overnemen. Met het OM is afgesproken dat meldingen die onvoldoende aanknopingspunten bieden voor een strafrechtelijk onderzoek weer terug worden gelegd bij het Vertrouwenspunt Sport die de melding bij de sportbond kan neerleggen. De betreffende sportbond kan dan alsnog besluiten een onderzoek te doen. Sportbonden kunnen daarbij vanaf april 2016 gebruik maken van een sportbrede onderzoekscommissie die is gelieerd aan het Instituut voor Sportrechtspraak die onafhankelijk onderzoek kan verrichten naar matchfixing en -betting.
Organisaties en individuen kunnen informatie over matchfixing ook melden bij de KNVB, dit kan desgewenst anoniem via de meldlijn. Elke melding wordt door de KNVB onderzocht en per geval wordt bekeken welke vervolgactie kan worden genomen. Wanneer er sprake is van concrete aanwijzingen doet de integriteitscommissie van de KNVB verder onderzoek. Daarnaast doet de KNVB daarvan een melding bij het OM.
Melders kunnen zich uiteraard ook wenden tot de opsporingsdiensten zoals de politie of Meld Misdaad Anoniem bellen.
Hoe actief treedt het OM op tegen mogelijke gevallen van matchfixing? Is er in dit geval contact opgenomen met uw Duitse ambtgenoot om te zien welke stappen ondernomen kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Fraude in de sport is een van de prioriteiten van het OM. Alle signalen die het OM ontvangt, worden onderzocht op aanknopingspunten voor strafrechtelijk onderzoek. Zoals reeds is aangegeven in eerdere beantwoordingen van Kamervragen, doet het OM geen mededeling over waar het wel of geen onderzoek naar doet. Mogelijke belangen van opsporing, vervolging en privacy liggen hieraan ten grondslag.
De privacyschending door ziekenhuizen |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA), Otwin van Dijk (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Meldpunt van Omroep Max van 1 maart 2016 getiteld «Patiëntengegevens op straat»?1
Ja.
Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen over privacyschending door ziekenhuizen?2
Ja.
Waarop baseert u de uitspraak dat het scanklaar maken van patiëntendossiers in gevangenissen «inmiddels niet meer voorkomt»?
Door bij verschillende partijen waaronder de koepels van ziekenhuizen navraag te doen. Tevens heb ik in mijn brief van 16 maart 2016 over dit zelfde onderwerp3 aangekondigd zelf ook onderzoek te laten doen naar de vraag op welke wijze zorginstellingen (ziekenhuizen en instellingen voor geestelijke gezondheidszorg) in de dagelijkse praktijk omgaan met de beveiliging van hun patiëntgegevens en hoe hierin verbetering kan worden aangebracht. Ik zal uw Kamer over de uitkomsten van dit onderzoek eind 2016 informeren.
Deelt u de mening dat het in de uitzending geschetste beeld van ziekenhuizen die geen besef hebben van de manier waarop het scanklaar maken van medische dossiers ten behoeve van de digitalisering van patiëntendossiers wordt verricht, te weten in gevangenissen, als uitermate onzorgvuldig en riskant gekwalificeerd moet worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de desbetreffende ziekenhuizen daarop aan te spreken?
Zoals ook ik in mijn eerdere antwoorden op verschillende Kamervragen en in mijn eerder genoemde brief van 16 maart reeds heb aangegeven, vind ik uitvoering van deze werkzaamheden door Belgische gevangenen, hoewel in principe legaal, een onwenselijke situatie. De onduidelijkheid van de al dan niet zorgvuldige omgang met patiëntgegevens vraagt om opheldering. Zorgaanbieders moeten op de hoogte zijn door wie en op welke wijze werkzaamheden door derde partijen worden uitgevoerd. Dit moet vastgelegd zijn in een bewerkersovereenkomst. Patiënten moeten er op kunnen vertrouwen dat de bescherming van medische informatie is gegarandeerd door de ziekenhuizen.
Welke ziekenhuizen hebben schriftelijk toestemming verleend om medische dossiers in gevangenissen scanklaar te laten maken en welke niet?
Zoals ik in mijn brief van 16 maart jongstleden heb aangekondigd moet dit nader onderzocht worden.
Welke kwaliteitseisen stellen de ziekenhuizen voor het vernietigen van papieren versies van de medische dossiers nadat ze gedigitaliseerd zijn? Welke ziekenhuizen hanteren hierbij de DIN66399-standaard?
Zie antwoord vraag 5.
Welke ziekenhuizen stellen kwaliteitseisen voor de externe archiefopslag van medische dossiers en hoe luiden die?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat de wettelijke bepaling dat «technische en organisatorische maatregelen» moeten worden getroffen om de privacy te beschermen, wordt geschonden door de ziekenhuizen die patiëntendossiers scanklaar laten maken in gevangenissen? Zo ja, welke maatregelen treft u om de ziekenhuizen aan de wet te laten houden?
Zoals aangegeven vind ik de situatie onwenselijk en het niet discreet omgaan met patiëntgegevens niet acceptabel. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) doet hiernaar onderzoek. Daarnaast zal ik, zoals ik in mijn brief van 16 maart jongstleden heb aangekondigd, dit nader onderzoeken en u hierover informeren.
Deelt u de mening dat het onacceptabel en onverantwoordelijk is dat gedetineerden niet discreet om zijn gegaan met de gegevens die zij onder ogen kregen tijdens het scanklaar maken van patiëntendossiers? Deelt u de mening dat gedetineerden dit werk niet zouden moeten doen? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Waarom heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) nog niet ingegrepen door de ziekenhuizen die onverantwoordelijk handelen, waardoor de privacy van patiënten geschonden is, op hun werkwijze aan te spreken? Gaat u de AP actief benaderen om handhavend op te treden tegen deze ziekenhuizen? Zo nee, waarom niet?
De Autoriteit Persoonsgegegevens (AP) heeft aangegeven dat ze zich over de gang van zaken in de Belgische gevangenis (specifiek inzake de zogenoemde bewerkersovereenkomsten) nader laat informeren om te bezien of er sprake is van overtredingen. De AP heeft ook contact gehad met de Belgische toezichthouder, die eerder al een onderzoek startte. De AP richt als onafhankelijke toezichthouder haar eigen toezicht in. In het uitvoeren van haar toezichthoudende en handhavende taak stelt de AP prioriteiten op basis van signalen en criteria, zoals de ernst en de duur van de overtreding. De AP dient haar taken in onafhankelijkheid te kunnen uitoefenen, zonder inmenging van buitenaf.
Onverwachte rekening mortuariumkosten voor nabestaanden |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u de tv-uitzending gezien over de nog steeds bestaande praktijk dat nabestaanden geconfronteerd worden met onverwachte kosten van ziekenhuismortuaria?1
Ja.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over mortuariumkosten in het ziekenhuis?2
Ja.
Wat vindt u van de uitspraak in de uitzending dat mortuariabeheerders onvoldoende duidelijk maken dat zij niet in opdracht van het ziekenhuis werken, en dat voor hun werkzaamheden een aparte rekening komt?
Voorafgaand aan het verlenen van diensten waarvoor achteraf kosten in rekening worden gebracht, moet er een overeenkomst zijn tussen nabestaanden en opdrachtnemer. Daarin is ook begrepen informatie over de financiële gevolgen van die overeenkomst. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt primair bij de mortuariabeheerders.
Nabestaanden dienen klachten primair te richten aan de mortuariumbeheerder. Deze is er immers voor verantwoordelijk dat voorafgaand aan deze vorm van dienstverlening een zo expliciet mogelijke overeenkomst wordt afgesloten. Ik verwacht overigens dat goede en tijdige communicatie tussen de instelling en nabestaanden over de noodzakelijke nazorg bij overlijden die nog door de instelling wordt verleend, nabestaanden vroegtijdig kan attenderen op de noodzaak tot tijdig overleg met een mortuariumbeheerder.
Deelt u de mening dat zowel verpleeghuizen als ziekenhuizen duidelijk moeten aangeven of zij het mortuariumbeheer wel of niet in eigen handen hebben, en welke financiële gevolgen dit heeft? Welke rol hebben bestuurders van deze instellingen hierin?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vindt u van de voorbeelden dat nabestaanden bij zowel ziekenhuizen als verpleeghuizen geconfronteerd worden met mortuariumkosten waarvoor zij geen uitdrukkelijke toestemming hebben gegeven? Hebben nabestaanden mogelijkheden om voor de kosten waarvoor zij geen toestemming hebben gegeven dit niet te betalen? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u dat afgelopen twee jaar de informatievoorziening van ziekenhuizen en verpleeghuizen ten aanzien van de mortuariumkosten verbeterd is? Zo ja, waarom dan?
Ik kan daarover geen uitspraak doen omdat ik daarover geen gegevens heb.
Welke mogelijkheden hebben nabestaanden om klachten in te dienen over een dergelijke handelwijze, en waar kunnen ze dit doen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid deze problematiek onder aandacht te brengen van de betrokken brancheorganisaties vanuit de zorg en de uitvaartsector?
Zie het antwoord op de vragen 3,4,5 en 7. Er dient een overeenkomst te worden gesloten waarin ook de financiële gevolgen helder zijn. Klachten over deze overeenkomst dienen te worden ingediend bij de partij waarmee de overeenkomst is gesloten.
Investeringsbescherming (Investor-State Dispute Settlement, ISDS) in het associatieakkoord met Oekraïne |
|
Harry van Bommel (SP), Jasper van Dijk (SP) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u artikel 89 lid 2 van het associatieakkoord met Oekraïne, waarin staat dat een expliciete doelstelling van de evaluatie van het akkoord is om «de bepalingen van dit hoofdstuk uit te diepen en nader te voorzien in bepalingen voor investeringsbescherming alsmede procedures voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en de staat»?1
Ja.
Klopt het dat hiermee het beruchte ISDS-systeem mogelijk wordt gemaakt? Zo nee, sluit u dan uit dat er in de toekomst een ISDS-clausule wordt toegevoegd aan het associatieakkoord met Oekraïne? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het associatieakkoord met Oekraïne bevat geen mechanisme voor de beslechting van geschillen tussen een investeerder en een staat. Artikel 89 van het associatieakkoord voorziet wel in de evaluatie van de markttoegang voor buitenlandse investeerders. Tijdens deze evaluatie kunnen partijen tot de conclusie komen dat het vestigingsklimaat nog belemmeringen bevat. Artikel 89, lid 2 bepaalt dat in dergelijke gevallen partijen in onderhandeling kunnen treden om deze belemmeringen aan te pakken, bijvoorbeeld op het terrein van investeringsbescherming. Voor Nederland is het uitgesloten dat daarbij het oude mechanisme van geschillenbeslechting, ISDS, in het verdrag zal worden opgenomen.
Deelt u de mening dat ISDS een uiterst controversieel mechanisme is, en dat deze vorm van arbitrage niet langer thuishoort in moderne handelsverdragen, conform uw inzet om ISDS in TTIP «dood en begraven» te kunnen verklaren?2
Ja, ik ben het eens dat de oude vorm van de beslechting van investeringsgeschillen tussen investeerders en staten, ISDS, niet thuis hoort in moderne handelsverdragen. Nederland heeft zich in dit kader actief ingezet voor de totstandkoming van een vernieuwd mechanisme van investeringsbescherming. Die inzet is overgenomen in de nieuwe EU-standaard. Deze standaard is inmiddels ook opgenomen in de EU-vrijhandelsakkoorden met Vietnam en Canada (CETA) en vormt de inzet voor TTIP. Hierbij is het recht van staten om te reguleren in het publieke belang duidelijk verankerd. Daarnaast voorziet de nieuwe standaard in een onafhankelijk en transparant mechanisme van geschillenbeslechting, het Investment Court System. Het is duidelijk dat hiermee de oude vorm van het mechanisme «dood en begraven» is.
Hoe voorkomt u dat Europese bedrijven torenhoge schadeclaims gaan indienen tegen Oekraïne? Hoe voorkomt u dat Oekraïense bedrijven torenhoge schadeclaims gaan indienen tegen Nederland?
Zoals eerder is aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen van het lid Jasper van Dijk met het kenmerk 2015Z17324, is het doel van investeringsbeschermingsbepalingen om investeerders te beschermen tegen ongerechtvaardigd en willekeurig overheidshandelen. Daarom worden in investeringsverdragen en handelsakkoorden met een investeringshoofdstuk afspraken gemaakt over een minimum bescherming voor investeerders. Het is niet de bedoeling dat dit leidt tot oneigenlijke en frivole claims. De Nederlandse inzet voor modernisering van het mechanisme van investeringsbescherming, zoals ook opgenomen in de nieuwe EU-standaard, is onder meer ook gericht op het uitsluiten van dergelijke claims.
Bent u bereid deze passage uit het akkoord te schrappen indien er heronderhandeld wordt over het akkoord na het referendum van 6 april? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet loopt niet vooruit op de uitslag van het referendum. Het kabinet zal de Wet raadgevend referendum volgen.
Het bericht Erasmus MC Rotterdam gaat botox-lessen geven. |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Erasmus MC Rotterdam gaat botox-lessen geven»?1
Zoals ik ook in mijn brieven over de cosmetische sector heb aangegeven vind ik het cruciaal dat ook cosmetische ingrepen van goede kwaliteit zijn. Het is ongewenst als ingrepen bij mensen worden gedaan door niet of slecht gekwalificeerde zorgverleners en in sommige gevallen zelfs mensen die helemaal geen zorgopleiding hebben doorlopen. Het initiatief van het Erasmus MC vind ik daarom ook positief.
Vindt u het een wenselijke ontwikkeling dat wederom een academisch ziekenhuis artsen op gaat leiden voor het uitvoeren van commerciële en, medisch gezien, vrijwel altijd overbodige behandelingen, zoals botox, fillers, peelings en laserbehandelingen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Allereerst is de grens tussen een medische en esthetische behandeling niet altijd makkelijk te trekken. Ten tweede vind ik het, zoals ik hierboven aangaf, belangrijk dat cosmetische zorg wordt verleend door gekwalificeerde zorgverleners. Dit helpt bij het voorkomen van schade aan de gezondheid, waarvoor vervolgens dan weer een beroep zou worden gedaan op de gezondheidszorg. UMC’s kunnen hierin, net als andere partijen, een rol in spelen.
Wat is uw reactie op de opmerking van de heer Van de Kerkhof, hoogleraar dermatologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, «Ik vind het niet gewenst, wij leiden hier op om zieken mensen beter te maken of om ziekten te voorkomen»? Bent u dit met hem eens?2
De opleiding dermatologie is een medische vervolgopleiding gericht op de geneeskunst. In het Erasmus MC wordt in de opleiding dermatologie enkel in de extracurriculaire onderdelen aandacht besteed aan behandeling gericht op esthetiek.
Hoe is precies de half miljoen euro subsidie besteed, beschikbaar gesteld door het Ministerie van VWS voor het initiatief voor een opleiding voor cosmetisch artsen van de Nederlandse Vereniging voor Cosmetische Geneeskunde? Bestaat deze opleiding inmiddels, en is die gelijk aan de opleiding die het Erasmus MC in Rotterdam nu wil gaan aanbieden? Zo nee, waar zitten de verschillen tussen deze opleidingen?
Ik heb subsidie verleend voor de ontwikkelkosten voor een curriculum dat artsen de gelegenheid biedt om een gerichte opleiding op het gebied van cosmetische handelingen te kunnen volgen van 2 jaar.
Het curriculum is modulair en thematisch van opbouw:
De Nederlandse Vereniging voor Cosmetische Geneeskunde (NVCG) biedt de opleiding reeds aan.
Erasmus MC is geen nieuwe opleiding gestart, maar heeft de extracurriculaire onderdelen van de opleiding dermatologie aangepast in de zin dat artsen in opleiding tot specialist (AIOS) hun niet-patiënt-gebonden-activiteitenuren kunnen inzetten om modules cosmetische dermatologie te volgen. In deze modules wordt dan onder andere onderwezen in behandeling met botox en fillers. Opleiders zijn vrij om extracurriculaire activiteiten te ontwikkelen.
In de opleiding dermatologie worden dermatologen in opleiding overigens al onderwezen in bijvoorbeeld laseren, dat zowel met een medisch als cosmetisch doel kan worden ingezet.
Wat vindt u ervan dat verschillende ziekenhuizen zulke verschillende standpunten innemen in deze discussie? Kiest u een kant in deze discussie?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 1.
Hoe oordeelt u over de spagaat die het AMC Amsterdam ervaart, namelijk dat het ziekenhuis aan de ene kant vindt dat je mensen niet moet opereren die niet geopereerd hoeven te worden, en dat dus esthetische geneeskunde niet in het ziekenhuis thuis hoort, maar je aan de andere kant ook niet wilt dat artsen niet goed voorbereid behandelen?
Ik vind het belangrijk dat artsen goed voorbereid handelen. Verder verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 2.
Hoeveel opleidingsplaatsen voor schoonheidsbehandelingen wil het Erasmus MC Rotterdam gaan aanbieden? Biedt de privékliniek voor esthetische chirurgie van het UMC Groningen ook opleidingen aan voor schoonheidsbehandelingen, of bieden zij enkel de cosmetische behandelingen aan? Zo ja, hoeveel opleidingsplaatsen biedt het UMC Groningen? Hoeveel opleidingsplaatsen biedt het AMC Amsterdam? Zijn er nog andere academische ziekenhuizen die dergelijke opleidingen aanbieden? Hoeveel opleidingsplaatsen voor schoonheidsbehandelingen bieden alle academische ziekenhuizen in Nederland gezamenlijk? Is er volgens u een tekort aan opleidingsplaatsen?
De afdeling dermatologie biedt twee tot vier artsen in opleiding tot specialist (AIOS) de mogelijkheid aan om de extracurriculaire onderdelen van de opleiding te volgen. Het universitair Centrum voor Esthetische Chirurgie in Groningen biedt sinds 2012 esthetische behandelingen aan zoals het verwijderen van moedervlekken. Deze verdiepingsstage wordt aan alle AIOS aangeboden.
Het AMC biedt faciliteiten voor de opleiding die is ontwikkeld door de NVCG. Op dit moment zijn er acht artsen die deze opleiding volgen en drie gynaecologen, een cardioloog, een anesthesioloog, twee huisartsen en een jeugdarts die modules volgen.
De afdeling dermatologie in samenwerking met de afdeling plastische chirurgie in het MUMC+ in Maastricht biedt op dit moment aan één AIO een vergelijkbare verdiepingsstage aan als in Groningen.
In hoeverre in de diverse opleidingen wordt onderwezen en of er een tekort is aan opleidingsplaatsen in «schoonheidsbehandelingen» is niet bekend. Dit komt mede omdat veel behandelingen zich op de grens van medisch noodzakelijk en cosmetisch bevinden.
Streeft u naar invoering van een beschermde titel «cosmetisch arts»? Zo ja, waarom? Welke stappen gaat u wanneer zetten? Zo nee, waarom niet?
Ik ben op de hoogte van de wens van de NVCG om een beschermde titel voor cosmetisch artsen te realiseren. De NVCG is voornemens hiervoor een profielaanvraag in te dienen. De verantwoordelijkheid voor de beoordeling van profielaanvragen ligt bij het College Geneeskundige Specialismen (CGS). Ik draag dit initiatief een warm hart toe.
Wat is uw reactie op de volgende stelling: In plaats van het vergroten van het aantal opleidingsplaatsen voor cosmetische ingrepen moet er meer nadruk gelegd worden op het sterker ontmoedigen van cosmetische chirurgie? Kunt u uw antwoord toelichten, en daarbij uw standpunt inzake een reclameverbod voor cosmetische chirurgie willen heroverwegen?3
Ik vind het niet aan de overheid om cosmetische chirurgie aan te sporen of te ontmoedigen. Cosmetische ingrepen kunnen echter een substantieel risico met zich mee brengen. Ik zie het dan ook als mijn taak om aan de ene kant de veiligheid van cliënten en consumenten zo goed mogelijk te beschermen via wet- en regelgeving en aan de andere kant te zorgen dat er goede informatie voorhanden is.
De fileproblematiek bij de Haringvlietbrug |
|
Duco Hoogland (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het gegeven dat vrachtverkeer sinds de opening van de nieuwe A4 nabij Steenbergen in veel grotere mate gebruikmaakt van de A29 en A4 naar Antwerpen en de A16 links laat liggen?
Ja, de aanleg van een nieuw gedeelte autosnelweg leidt altijd tot een verandering van het verkeerspatroon. Het verkeersonderzoek behorende bij het Tracébesluit A4 Steenbergen, laat zien dat de A4 zorgt voor een nieuwe verdeling van het verkeer in de regio. Een deel van dit verkeer is afkomstig van de A16.
Heeft u inzicht in de verschuiving van de routes die het vrachtverkeer neemt tussen de Rotterdamse haven en Antwerpen als gevolg van de openstelling van de A4 nabij Steenbergen? Zo ja, kunt u deze informatie, voorzien van een toelichting, dan delen met de Kamer?
Ja, de toename van het (vracht)verkeer op de A4 blijkt met name te komen door een verschuiving van verkeer vanaf de route A16/A17. Dit is het effect dat een nieuwe weg heeft na openstelling. Er zal dan een toename te zien zijn in verkeersintensiteiten. Dit blijkt ook uit de monitoring van de verkeerssituatie na openstelling van de A4. Afhankelijk van herkomst/bestemming zal het (vracht)verkeer kiezen tussen routes over de A29/A4, de A16 of de A17.
Is er bij de aanleg van de A4 nabij Steenbergen rekening gehouden met een verandering van de routes van het vrachtverkeer richting Antwerpen en komt de verwachte verandering overeen met de huidige veranderingen die nu te zien zijn in deze vervoersstroom?
Ja, de verwachte routeveranderingen zijn beschreven in de verkeers- en vervoerprognoses in het Tracébesluit A4 Steenbergen. De verwachting is dat een deel van het (vracht)verkeer verschuift van de A16-route naar de A4, omdat de nieuwe verbinding bij Steenbergen een alternatief biedt voor de A16/A17. Het zichtjaar van deze prognoses is 2020, waardoor een vergelijking met de huidige vervoerstromen nog niet goed mogelijk is.
Bent u op de hoogte van het feit dat de opening van de Haringvlietbrug nabij Numansdorp ten behoeve van de scheepvaart in het Haringvliet, wat van oudsher leidt tot filevorming op de A29, door de toename van het vrachtverkeer naar Antwerpen leidt tot een toename van de filedruk op de A29 ter hoogte van Numansdorp?
De eerder genoemde toename van het (vracht)verkeer leidt ertoe dat meer (vrachtwagen)bestuurders te maken hebben met openingen van de Haringvlietbrug.
Klopt het dat de filedruk op de A29 ten hoogte van Numansdorp vooral in de zomermaanden, door de toename van de pleziervaart in de zomer, significant toeneemt ten opzichte van de wintermaanden?
Ja.
Deelt u de mening dat de frequentie van de opening van de Haringvlietbrug in verhouding dient te staan tot de files die deze brug veroorzaakt? Zo ja, bent u van mening dat hier momenteel sprake van is?
De frequentie van de opening van de Haringvlietbrug dient in verhouding te staan tot het verkeersaanbod op de weg én op het water.
Op de weg is er intensiever verkeer tijdens de spitsuren. Op het water is er meer verkeer tijdens de zomermaanden. Het gaat vooral om recreatieverkeer.
Verkeer met hoge masten heeft een brugopening nodig. Daarom is er op dit moment een openingsbeleid/bedieningsregime waarin in de ochtend- en avondspits de Haringvlietbrug niet wordt geopend. Buiten de spits is er maximaal 1x per uur een opening op vaste tijdstippen. In de wintermaanden geldt dit regime ook, maar wordt de brug uitsluitend geopend als er verkeersaanbod is.
Belangrijke afweging bij het tot stand komen van dit regime is dat bij minder brugopeningen, de duur van de openingen langer wordt, omdat het aanbod van (vaar)wegverkeer niet vermindert. Langere openingen leiden tot minder, maar langere files.
Ik ben van mening dat het huidige openingsregime in verhouding is met het water- en wegverkeersaanbod. Ik monitor overigens de veranderingen in verkeersaanbod en de effecten van verandering in verkeersaanbod. Zo nodig worden er aanpassingen gedaan in het bedieningsregime.
Deelt u de zorg dat de toename van de files ter hoogte van Numansdorp een negatieve invloed heeft op de luchtkwaliteit en leefbaarheid aldaar? Zo nee, waarom niet?
Luchtkwaliteit en geluidshinder zijn voor mij belangrijke leefbaarheidsaspecten waarvoor ik veel aandacht heb. Zowel geluidshinder als luchtkwaliteit zijn wettelijk genormeerd. Eventuele overschrijding van de normen moet leiden tot maatregelen. De monitoring van het geluid en de luchtkwaliteit is geprogrammeerd. Op de A29 is er op dit moment geen sprake van overschrijding van de normen voor geluid- en luchtkwaliteit.
Bent u bereid om in overleg te treden met Transport en Logistiek Nederland, alsook met HISWA en de betrokken provinciale en lokale overheden om te komen tot een aangepast openingsbeleid van de Haringvlietbrug teneinde de filedruk op dit deel van de A29 te verlagen? Bent u bereid de uitkomsten van dit overleg met de Kamer te delen? Welke oplossingen ziet u zelf om de ontstane problemen tegen te gaan?
Ik ben bereid om in overleg te treden met de transportsector, recreatievaart en provinciale en lokale overheden. De uitkomsten van het overleg wil ik graag met de Kamer delen. Uitgangspunt bij overleg over mogelijke aanpassingen van het openingsbeleid/bedieningsregime zijn voor mij de in vraag 6 genoemde afwegingen rondom het bedieningsregime.
Staan er in de toekomst verdere aanpassingen in het tracé tussen de Rotterdamse haven en de Antwerpse haven op stapel en welke gevolgen hebben deze eventuele aanpassingen voor de verkeersstromen tussen deze twee gebieden?
In de MIRT-programmering tot 2028 zijn geen plannen voor aanpassing van het tracé tussen de Rotterdamse haven en de Antwerpse haven voorzien.
Het bericht Martha Flora start in Haarlem met Zorgbalans |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Martha Flora start in Haarlem met Zorgbalans»?1
Ik heb kennis genomen van het artikel.
Hoe hoog worden de eigen bijdragen per maand van de toekomstige bewoners? Kunt u de eigen bijdrage uitsplitsen in verplicht, in het kader van de Wet langdurige zorg en de «vrije eigen bijdrage»? Wat vindt u van die hoogte?
In deze zorgvorm verblijven doorgaans mensen met een pgb of vpt. Bij deze leveringsvormen hebben cliënten de vrijheid om zelf het wonen te regelen. Net als in de situatie waarin mensen geen zorg gebruiken, varieert ook dan het bedrag dat men kan en wil betalen voor huur, servicekosten en andere diensten. Bij Martha Flora bedragen deze kosten € 3.750 per maand. Deze cliënten zullen ook een relatief hoge eigen bijdrage voor de Wlz betalen. Deze bijdrage bedraagt voor de hoogste inkomens € 837 per maand.
Zijn de 40 oud-bewoners van Parkzicht tegen hun wil verhuisd uit dit verzorgingshuis van Zorgbalans? Waarom moest dit verzorgingshuis dicht?
Het pand is van 1974 en bestond uit circa 20 verzorgingshuisplaatsen en 20 verpleeghuisplaatsen. Volgens Zorgbalans werd het pand de laatste jaren vooral gebruikt voor tijdelijke zorg (eerstelijns verblijf). Er was nog een klein aantal vaste bewoners. Zorgbalans heeft de keuze gemaakt om dit verouderde pand een nieuwe bestemming te geven in de zorg in verband met de veranderende vraag.
Kunnen de 40 oud-bewoners terugkeren volgens de oude voorwaarden of enkel in het nieuwe regime met extreem hoge eigen betalingen? Zo ja, wat is uw reactie daarop? Zo nee, hoe wordt de zorg voor hen dan geregeld?
Wanneer een locatie voor ouderenzorg moet sluiten wegens veroudering en een andere vraag, blijft het recht op zorg voor deze bewoners onverkort van kracht. Zorgkantoor en zorgaanbieder(s) zijn dan aan zet om een passend aanbod te doen. Overigens heeft Zorgbalans mij meegedeeld dat zij de verhuizende vaste bewoners hebben aangeboden dat zij na de renovatie kunnen terugkeren als zij dat wensen. Indien mensen dat willen, maar een ontoereikende beurs hebben, dan past Zorgbalans het verschil met de oude situatie bij.
Vindt u het geen teken aan de wand dat enkel de oud-bewoners van Parkzicht, die er financieel warmpjes bij zitten, kunnen terugkeren naar hun oude woonplek? Is dit de zelfredzaamheid die u voor ogen had met het extramuraliseren van zzp 1–3? (zzp: zorgzwaartepakket)
Zie het antwoord op vraag 4.
Erkent u dat ouderen gedwongen moesten verhuizen, omdat Zorgbalans en Martha Flora meer geld konden verdienen met private zorg aan andere ouderen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wanneer een zorgaanbieder een pand van meer dan 40 jaar oud een nieuwe bestemming geeft en daarbij rekening houdt met de veranderde vraag naar zorg, is dat begrijpelijk. Dit doet niets af aan het recht op zorg van de betreffende cliënten.
Welk rendement verwacht Bouwinvest Health Care Fund bij deze investering te maken, in absolute en procentuele zin? Bent u bereid dit verder uit te zoeken als u dit niet weet? Zo neen, waarom niet?2
Deze informatie is mij niet bekend. Private partijen die investeren in (geclusterde) woningen zijn niet gehouden om hun rendementen publiek te maken.
Vindt u het een taak van een reguliere zorginstelling voor ouderen om dergelijke elitezorg aan te bieden die de tweedeling in de ouderenzorg bevordert? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Op basis van de Wlz heeft een ieder recht op kwalitatief goede zorg. Het scheiden van wonen en zorg biedt mensen de mogelijkheid om eigen keuzes op het gebied van wonen te combineren met eigen keuzes ten aanzien van zorg. Mensen mogen, als zij dat wensen, afspraken maken over aanvullende diensten en een aanbieder mag aan deze behoeften en wensen tegemoet komen.
Blijft u het wenselijk vinden dat dit soort huizen voor particuliere luxe zorg hand over hand toeneemt? Hoeveel van dit soort private huizen staan er nog op stapel? Vindt u niet dat mensen met een kleine(re) portemonnee ook recht hebben op «een leefomgeving waarin zij warmte, veiligheid en geborgenheid ontvangen met extra zorg en aandacht»?3
Allereerst sta ik ervoor dat een ieder die recht op zorg heeft kwalitatief goede zorg kan krijgen ongeacht zijn of haar beurs. Met de Wet Langdurige zorg en het programma Waardigheid en Trots heb ik mijn ambities op dat vlak geformuleerd. Mensen met een grotere portemonnee, zijn vrij om hun geld te besteden waaraan zij dat willen en afspraken te maken over aanvullende dienstverlening. Dit verandert niet als zij zijn aangewezen op zorg of een Wlz-indicatie hebben. Aanbieders zijn vrij om deze aanvullende diensten aan te bieden. Ik beschik verder niet over een overzicht van voorgenomen investeringen.
Erkent u dat het aanbod van elitezorg de reguliere zorg kan uithollen, omdat enerzijds zij personeel kan «wegkapen» bij reguliere zorg via betere arbeidsvoorwaarden, en anderzijds doordat er beter personeelsbezetting mogelijk is, waardoor werkdruk afneemt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er zal altijd sprake zijn van een zekere mate van concurrentie tussen zorginstellingen op de arbeidsmarkt. Of deze zorginstellingen nu ruime aanvullende diensten aanbieden of niet. Uiteraard moet sprake zijn van kwalitatief goede zorg aan alle mensen die onder de Wlz vallen.
Klopt het dat Cbusiness, een onderdeel van verzekeraar CZ, geïnvesteerd heeft in de Martha-Flora-huizen, en daar ook nu nog steeds belangen in heeft?4
Ja.
Wat vindt u ervan dat een zorgverzekeraar op deze wijze elitezorg voor ouderen met tweedeling faciliteert? Is dit een taak voor een zorgverzekeraar? Beschouwt u dit nog steeds als een vorm van zorginnovatie?5
CZ stimuleert innovaties in de zorg via de participatiemaatschappij CbusineZ. Dit is een door CZ opgerichte participatiemaatschappij in de rechtsvorm van een stichting die juridisch gescheiden is van CZ. CbusineZ heeft geïnvesteerd in Martha Flora.
In zijn algemeenheid heb ik, ook naar aanleiding van deze casus, geen reden om dit als onacceptabel te bestempelen, zolang een dergelijke participatie transparant is en voldoet aan huidige wet- en regelgeving. Wat de specifieke deelneming in Martha Flora betreft, ga ik er nog steeds vanuit dat deze is bedoeld om innovatie te bevorderen.
De relatie tussen openbaarmaking van interne tijdschriften van de MIVD en het geheimhouden van de AIVD-tapstatistieken |
|
Fatma Koşer Kaya (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Bij de MIVD is amateurisme nooit ver weg»?1
Ja.
Biedt volgens u het openbaar maken van het interne tijdschrift van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) «Ingelicht» inzicht in de werkwijze van de dienst? Zo ja, waarom komt u tot een andere conclusie dan de MIVD, terwijl zowel voor de MIVD als AIVD (Algemene inlichtingen- en veiligheidsdienst) hetzelfde wettelijk kader geldt? Zo nee, hoe kan berichtgeving over personeelszaken, een slechte werksfeer binnen de dienst en verslagen over gedane operaties en gang van zaken bij de MIVD geen inzicht bieden in die werkwijze, maar tapstatistieken van de AIVD wel?
Het openbaar maken van de edities van Ingelicht en berichtgeving daarin over personeelszaken en werksfeer heeft geen inzicht gegeven in de werkwijze van de MIVD. Er zijn geen verslagen van operaties openbaar gemaakt.
Waarom kunnen, mede in acht nemende het antwoord op de vorige vraag, de AIVD-tapstatistieken niet openbaar gemaakt worden? Indien u dat niet kan uitleggen, zou het niet aangelegen zijn de tapstatistieken per ommegaande te publiceren?
Zoals ook in antwoord op de schriftelijke vragen van lid Koşer Kaya (2016Z00645, 29 januari 2016) is gesteld, zal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een nieuw besluit nemen in de zaak over het openbaren van tapstatistieken, waarover de Raad van State uitspraak heeft gedaan. Tot het moment waarop deze beoordeling is afgerond, kan er niets worden toegevoegd aan de eerdere beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Koşer Kaya.
Het bericht ‘Ziekteverzuim onder politieagenten explodeert’ |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Ziekteverzuim onder politieagenten explodeert»?1
Ja.
Is het waar dat het ziekteverzuim bij de Nationale politie in 2015 7% bedroeg, terwijl het in 2014 6,1% was en in 2013 5,7%?
Het ziekteverzuim bedroeg in 2015 6,8%. In 2013 en 2014 was dit inderdaad 5,7% en 6,1%. Voor een nadere toelichting op de ontwikkeling van het ziekteverzuim binnen de politie, verwijs ik u naar mijn brief die ik gelijktijdig met de beantwoording van deze Kamervragen aan uw Kamer zend.
Kunt u deze cijfers uitsplitsen naar «blauwe» en ondersteunende functies?
Het gemiddelde ziekteverzuim binnen de operationele sterkte of «blauwe» functies was ultimo 2015 7,3%. Voor de niet-operationele sterkte was dit 5,4%.
Wat is de stand van zaken met het op orde brengen van de ziekteverzuimdossiers bij de Nationale politie?
In de CAO 2015–2017 is afgesproken dat de politie zich inspant om te voldoen aan de Wet verbetering Poortwachter door concreet elk half jaar 10%-punt meer verzuimdossiers op orde te brengen («poortwachterproof»). Eind 2017 moet 80% van de verzuimdossiers voldoen aan de wet verbetering poortwachter. Voor een deel van de oudere verzuimdossiers blijkt dat het niet meer haalbaar zal zijn te voldoen aan alle eisen van de wet verbetering poortwachter. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer is afgeweken van wettelijke termijnen zonder dat daarvoor afdoende onderbouwing is gegeven. Voor die dossiers is het niet meer mogelijk om – alsnog of met terugwerkende kracht – aan de eisen van de Wet verbetering Poortwachter te voldoen.
Ten aanzien van het langdurig ziekteverzuim heeft de in 2014 ingestelde Taskforce langdurig ziekteverzuim tot op heden meer dan 1.800 langdurig verzuimdossiers succesvol kunnen sluiten. Hiermee heeft de politie voldaan aan de toezegging van mijn ambtsvoorganger dat per 1 januari 2017 1.000 politiemedewerkers met langdurig ziekteverzuim teruggebracht zijn in het arbeidsproces binnen dan wel buiten de politieorganisatie.
In hoeveel procent van de gevallen is bekend waarom iemand thuis zit of wat hem/haar mankeert?
In alle gevallen wordt bij de verzuimmelding een van de volgende categorieën geregistreerd: ziek, ziek ten gevolge van zwangerschap, ziek ten gevolge van bevalling, arbeidsongeschikt ten gevolge van orgaandonatie of arbeidsongeschikt ten gevolge van arbeidsongeval. In verband met de privacywetgeving worden medische gegevens uitsluitend bevraagd en gedocumenteerd in het medisch dossier door degene die daartoe bevoegd zijn, zijnde de bedrijfsarts en de psycholoog. Het medisch dossier van de medewerker is niet toegankelijk voor leidinggevenden.
Bent u bereid in te gaan op het verzoek van de Centrale Ondernemingsraad om een gedegen onderzoek te laten doen naar de oorzaken van het ziekteverzuim?
In de brief die ik gelijktijdig met de beantwoording van deze Kamervragen aan uw Kamer stuur, licht ik nader toe welke maatregelen de politie al neemt om de oorzaken van het ziekteverzuim te kunnen duiden en aanpakken. Nog een onderzoek vind ik derhalve niet noodzakelijk.
Voortdurende problemen bij de MIVD |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Bij de MIVD is amateurisme nooit ver weg»?1
Zaken als amateurisme of een verziekte werksfeer zijn bij de MIVD niet aan de orde. De MIVD is een professionele organisatie met gemotiveerd en capabel personeel, dat belangrijk werk verricht ten behoeve van de veiligheid van onze krijgsmacht wereldwijd. Zie ook mijn antwoord op vraag 5.
Klopt het dat door openbaarmaking van het personeelsblad van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) «Ingelicht» medewerkers en oud-medewerkers van de MIVD gevaar lopen? Zo nee, waarom niet?
Het klopt dat namen en foto’s van (oud-)werknemers van de MIVD zichtbaar zijn op de bewuste website. De personen om wie het gaat zijn, voor zover zij nog werkzaam zijn bij de MIVD, geïnformeerd en geadviseerd hoe hiermee om te gaan. Voor personen die niet meer werkzaam zijn bij de MIVD is een speciaal meldpunt ingericht. Indien er dreigingen ontstaan, zullen passende maatregelen worden genomen. Om de effectiviteit van deze maatregelen niet te ondermijnen, doe ik over de inhoud ervan geen mededelingen.
Klopt het dat de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) al in 2008 zijn zorgen heeft uitgesproken over de openbaarheid van het personeelsblad «Ingelicht»? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is er met deze bezwaren gedaan?
Een woordvoerder van de AIVD heeft in 2008 in een dubbelinterview met een woordvoerder van de MIVD een mogelijk nadeel benoemd van het niet gerubriceerd zijn van Ingelicht. In het interview geeft de woordvoerder van de MIVD aan dat er bewuste afwegingen zijn gemaakt om Ingelicht niet te rubriceren. Het hoofd Communicatie van de AIVD heeft, voor zover mij bekend, geen uitspraken gedaan over het al dan niet in de openbaarheid verschijnen van Ingelicht.
Hoe beoordeelt u, in het licht van het gevaar dat (oud-)medewerkers nu lopen, het feit dat het personeelsblad integraal openbaar is?
Het blad verscheen tussen 2000 en 2011, een periode waarin veel nadruk werd gelegd op transparantie. Dit hield mede verband met de vorming in 2002 van de MIVD uit vier verschillende militaire inlichtingenorganisaties. Doel van het blad Ingelicht was om het draagvlak onder het personeel voor deze complexe reorganisatie te vergroten. Het blad werd dan ook breed binnen Defensie en het netwerk van de MIVD verspreid. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Klopt het dat de MIVD in de periode 2001–2011 meerdere malen niet naar behoren heeft gefunctioneerd, vanwege slechte werkverhoudingen en voortdurende reorganisaties? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, dat klopt niet. Ik verwijs u naar het rapport «Onderzoek naar de werksfeer binnen de MIVD» dat eind 2009 naar uw Kamer is gezonden (Kamerstukken 29 924, nr. 43, 15 december 2009). Het rapport concludeert dat er in brede zin geen sprake is van arbeidsonrust of een verziekte werksfeer. Het rapport stelt daarnaast dat de medewerkers een hoge intrinsieke motivatie hebben voor hun werkzaamheden, en zich buitengewoon inzetten voor hun taken.
Hoe verloopt de samenwerking nu tussen de MIVD en de AIVD, bijvoorbeeld in de Joint Sigint Cyber Unit? Is er sprake van een gedeelde aanpak, visie en werkwijze? Kunt u uw antwoord toelichten?
De samenwerking verloopt goed. Er zijn verschillende samenwerkingsverbanden tussen beide diensten waarbij een gedeelde aanpak, visie en werkwijze is vastgelegd. Ik verwijs u naar onder andere het convenant tussen de AIVD en MIVD bij de oprichting van de Joint Sigint Cyber Unit, dat ik in juli 2014 naar uw kamer heb gezonden (Kamerstukken 29 924, nr. 113). Gezamenlijke teams zoals die op het gebied van contraproliferatie en het Caribisch Gebied, hebben eveneens een grote meerwaarde aangetoond. De oprichting van een gezamenlijke eenheid voor veiligheidsonderzoeken wordt onderzocht (zie mijn brief van 21 december 2015, Kamerstukken 29 924, nr. 137). Gezamenlijke huisvesting in 2022 onderstreept de ambitie om de samenwerking tussen AIVD en MIVD over de volle breedte van het werk te blijven versterken (zie mijn brief van 13 november 2015, 30 977, nr. 134).
Kunt u toelichten hoe het kan dat de MIVD de afgelopen jaren meermaals negatief in het nieuws is verschenen, zoals over het afluisteren van advocaten, over de ex-MIVD agent die de staat afperste, over de twee ex-MIVD agenten die tot hun pensioen worden doorbetaald ondanks dat zij op non-actief zijn gesteld en over ruzie tussen de AIVD en de MIVD? Is er sprake van een structureel probleem? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor een reactie op de door u genoemde voorbeelden verwijs ik u naar het CTIVD toezichtsrapport nr. 25 inzake het handelen van de MIVD jegens twee geschorste medewerkers, de brief van 27 augustus 2010 aan uw Kamer in reactie op het CTIVD-rapport (29 924, nr. 59), de beantwoording van schriftelijke vragen op 6 december 2010 (29 924, nr. 62) en de beantwoording van schriftelijke vragen op 1 mei 2015 en 11 november 2015 (Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 2184 respectievelijk Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 539). Zie ook mijn antwoord op vraag 6.
Klopt het dat de MIVD ook binnen het Ministerie van Defensie kampte met een slecht imago? Is hier nog steeds sprake van? Kunt u uw antwoord toelichten?
De MIVD is een gewaardeerde organisatie binnen het Ministerie van Defensie. Het belang van het werk van de MIVD en de professionaliteit waarmee dat wordt uitgevoerd, staat buiten kijf.
Het bericht dat het ziekteverzuim onder de politieagenten explodeert |
|
Nine Kooiman |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het ziekteverzuim onder politieagenten explodeert?1
Gelijktijdig met de beantwoording van deze Kamervragen, informeer ik uw Kamer bij brief over de ontwikkeling van het ziekteverzuim en de maatregelen die de politie neemt om dit terug te dringen. In deze brief benadruk ik dat het welzijn van politiemedewerkers en het ziekteverzuim de volle aandacht heeft. Als een politiemedewerker dan toch iets overkomt of ziek wordt, wil de politie de medewerker zo goed mogelijk ondersteunen en re-integratie bevorderen.
Wat gaat u doen om het ziekteverzuim onder politieagenten terug te brengen?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar voornoemde brief aan uw Kamer waarin de maatregelen worden genoemd die de politie neemt om het ziekteverzuim terug te dringen.
Bent u het eens met Centrale Ondernemingsraad van de politie dat het verzuim te maken heeft met de onzekerheid van de herplaatsing? Zo nee, wat is volgens u dan wel de reden?
Er zijn meerdere factoren van invloed op het ziekteverzuim. In mijn brief aan uw Kamer ga ik daar nader op in en geef ik aan dat de personele reorganisatie in zijn algemeenheid een langdurige onzekerheid kan veroorzaken bij een deel van de politiemedewerkers. Op basis van diverse studies en ervaringsgegevens binnen de politie, kan met enige terughoudendheid gesteld worden dat de personele reorganisatie en de gevolgen één van de verklarende factoren kan zijn voor het stijgende ziekteverzuim.
Bent u van mening dat de taskforce die in 2014 is opgericht niet heeft gewerkt?
Nee, die mening ben ik niet toegedaan. Zoals ik ook heb aangegeven in mijn beantwoording van Kamervragen van het lid Van Toorenburg over dit onderwerp, heeft de Taskforce langdurig ziekteverzuim juist positieve resultaten behaald. Tot op heden heeft de Taskforce meer dan 1.800 langdurig verzuimdossiers succesvol kunnen sluiten.
Het bericht "Openbaarmaking personeelsblad MIVD brengt werknemers in gevaar" |
|
Fred Teeven (VVD), Ronald Vuijk (VVD) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Openbaarmaking personeelsblad MIVD brengt werknemers in gevaar»?1
Ja.
Waarom is de keuze gemaakt om het blad van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) «Ingelicht» te publiceren op een particuliere website? Graag een toelichting.
De stichting Argus heeft, naar aanleiding van een gehonoreerd inzageverzoek, verschillende edities van het blad Ingelicht op haar website gepubliceerd. Het blad verscheen tussen 2000 en 2011, een periode waarin veel nadruk werd gelegd op transparantie. Dit hield mede verband met de vorming in 2002 van de MIVD uit vier verschillende militaire inlichtingenorganisaties. Doel van het blad Ingelicht was om het draagvlak onder het personeel voor deze complexe reorganisatie te vergroten. Het blad werd dan ook breed binnen Defensie en het netwerk van de MIVD verspreid. Achteraf kan echter geconcludeerd worden dat bij het honoreren van het inzageverzoek de namen in de bladen geanonimiseerd hadden moeten worden.
Waarom zijn de namen in het blad daarbij niet gezwart? Hoe rijmt u dit met het verzoek aan personeel van inlichtingendiensten om zeer terughoudend te zijn met het openlijk spreken over hun beroep? Graag een toelichting.
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat nu vele namen van MIVD-personeel openbaar zijn geworden? Zo ja, welke gevolgen heeft dit volgens u voor hun veiligheid en dat van hun familieleden? Wat wordt gedaan om de veiligheid van deze personen te garanderen?
Het klopt dat namen en foto’s van (oud-)werknemers van de MIVD zichtbaar zijn op de bewuste website. De personen om wie het gaat zijn, voor zover zij nog werkzaam zijn bij de MIVD, geïnformeerd en geadviseerd hoe hiermee om te gaan. Voor personen die niet meer werkzaam zijn bij de MIVD is een speciaal meldpunt ingericht. Indien er dreigingen ontstaan, zullen passende maatregelen worden genomen. Om de effectiviteit van deze maatregelen niet te ondermijnen, doe ik over de inhoud ervan geen mededelingen.
Zijn er gevallen bekend waarbij personen zijn bedreigd nadat hun naam op de website is verschenen? Zo ja, om hoeveel gevallen gaat het? Op welke wijze is daarop gereageerd en welke maatregelen zijn genomen?
Dergelijke gevallen zijn niet bekend.
Klopt het dat de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) al in 2008 haar zorgen heeft uitgesproken over Ingelicht, dat in tegenstelling tot het AIVD-blad niet is gerubriceerd als staatsgeheim? Wat is daar destijds mee gedaan? Zijn deze zorgen meegewogen bij het openbaar maken van Ingelicht?
Een woordvoerder van de AIVD heeft in 2008 in een dubbelinterview met een woordvoerder van de MIVD een mogelijk nadeel benoemd van het niet gerubriceerd zijn van Ingelicht. In het interview geeft de woordvoerder van de MIVD aan dat er bewuste afwegingen zijn gemaakt om Ingelicht niet te rubriceren. Het hoofd Communicatie van de AIVD heeft, voor zover mij bekend, geen uitspraken gedaan over het al dan niet in de openbaarheid verschijnen van Ingelicht.
Waarom is Ingelicht niet gerubriceerd als staatsgeheim? Graag een toelichting.
Zie het antwoord op vraag 3.
Klopt het dat het hoofd Communicatie van de AIVD in 2008 heeft gezegd dat men er binnen de MIVD niet gelukkig mee zou zijn als Ingelicht in de openbaarheid zou verschijnen? Hoe rijmt u die uitspraak met het besluit om het blad toch openbaar te maken? Graag een toelichting.
Zie antwoord vraag 6.
Is de MIVD zelf om advies gevraagd over het al dan niet openbaar maken van Ingelicht? Zo ja, hoe luidde dit advies en wat is daarmee gedaan? Zo nee, waarom niet?
De MIVD heeft inderdaad advies gegeven. Zoals gesteld in antwoord op vraag 3, verscheen het blad Ingelicht in een periode waarin veel nadruk werd gelegd op transparantie en openheid, mede in verband met de complexe reorganisatie waarin de MIVD verwikkeld was. Het blad werd dan ook breed binnen Defensie en het netwerk van de MIVD verspreid. In het licht hiervan heeft de MIVD geadviseerd het inzageverzoek van de Stichting Argus te honoreren.
Wordt momenteel aanstalten gemaakt om Ingelicht van het internet af te halen, of in ieder geval namen en foto's van personeel onherkenbaar te maken? Zo ja, wanneer zal dit zijn afgerond? Zo nee, waarom niet?
De MIVD heeft overlegd met de persoon die de desbetreffende edities van Ingelicht op zijn website heeft geplaatst, met als doel de persoonsgegevens alsnog te laten verwijderen. Dit heeft tot op heden niet tot het gewenste resultaat geleid.
De waardevermeerderingsregeling |
|
Jan Vos (PvdA), André Bosman (VVD) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over de waardevermeerderingsregeling, waarvan de middelen uitgeput zouden zijn?1
Ja.
Is het waar dat het budget van 125 miljoen euro al is overschreden? Zo ja, met hoeveel?
Voor de interim waardevermeerderingsregeling geldt een budget van € 124,6 mln. Op dit moment is voor € 85 miljoen uitgegeven aan goedgekeurde aanvragen.
Is het waar dat daardoor vele aanvragen niet meer gehonoreerd kunnen worden? Zo ja, hoeveel?
Daarover kan nog geen uitsluitsel worden geven. Als alle ingediende aanvragen en aanvragen die op basis van schademeldingen nog kunnen volgen worden goedgekeurd zal het subsidieplafond ruim worden overschreden.
Was in voldoende mate bekend dat het hier niet ging om een open einde regeling, maar een regeling met een plafond?
Van het begin af aan was duidelijk dat de interim waardevermeerderingsregeling, die door de provincie Groningen is vastgesteld, een budget kende van maximaal 124,6 miljoen euro.
Op welke manier gaat u de motie-Bosman c.s. (Kamerstuk 33 529, nr. 242) uitvoeren?
Genoemde motie verzoekt de regering om, bij de behandeling van de komende Voorjaarsnota te komen met een voorstel voor behoud van de waardevermeerderingsregeling in de oude vorm of een vergelijkbare regeling.
In het kader van de voorjaarsnota zal ik in het kabinet over deze motie spreken, vervolgens informeren wij de Kamer.
Deelt u de mening dat er een bepaalde mate van continuïteit tussen opeenvolgende regelingen moet zijn? Wanneer kan de vernieuwde regeling van start gaan?
Hierover zal ik u na besluitvorming in het kabinet over de voorjaarsnota berichten.
Het bericht ‘Fileprobleem neemt ook dit jaar verder toe’ |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Fileprobleem neemt ook dit jaar verder toe»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u dit bericht? Deelt u de zorgen van de ANWB? Zo nee, waarom niet?
In de afgelopen jaren hebben we, voornamelijk door aanleg en verbreding van wegen en het programma Beter Benutten, een afname van de files in Nederland gezien van in totaal 15%. Vanzelfsprekend speelde de economische crisis daarbij ook een rol maar dit effect was drie keer kleiner dan het effect van onze eigen investeringen [Mobiliteitsbeeld KiM 2015]. In 2015 staan de seinen voor de Nederlandse economie weer op groen en dat is goed nieuws.
Het gevolg is wel dat de drukte op de weg groeit en de files de komende jaren weer gaan toenemen [Mobiliteitsbeeld KiM 2015]. Dat is niet onverwacht; het komt overeen met onze eigen inschattingen. De toenemende drukte op de wegen onderstreept de noodzaak om zowel in als buiten de Randstad voluit door te gaan met de aanleg en verbreding van wegen, en met slimme maatregelen zoals in het programma Beter Benutten.
Komt de stijging van de filedruk waaraan de ANWB refereert overeen met uw prognoses en klopt deze stijging? Zo nee, welke aannames lagen ten grondslag aan uw prognoses en waar wijken deze af van het huidige beeld?
In het Mobiliteitsbeeld 2015 heeft het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid een toename geraamd van het reistijdverlies op het hoofdwegennet van 45% tussen 2014 en 2020. Voor het jaar 2015 raamde het KiM een toename van het reistijdverlies van 19% en volgens RWS (februari 2016) was er in 2015 een toename van 22%. Deze percentages zijn in lijn met de gegevens van de ANWB. Ik verwacht dat de files dit jaar ook nog zullen toenemen, maar minder dan de ANWB verwacht.
Het KiM baseert zich op prognoses van het CPB over economische groei en de olieprijzen en op de verwachte realisatie van het aanlegprogramma in het MIRT. De huidige verkeersgroei is in lijn met de prognoses van het CPB en het KiM. Twee belangrijke projecten uit 2015, de A4 Delft-Schiedam en de A15 MAVA, zijn pas eind van het jaar opengesteld. De effecten ervan werken pas in 2016 volledig in de filecijfers van de Randstad door. Naast de andere openstellingen in 2016 (bv A12 Ede-Grijsoord en A2 passage Maastricht) zorgt dit in 2016 voor minder groei van de file dan in 2015.
Hoe beoordeelt u de oproep van de ANWB dat woon-werkverkeer, nog meer dan nu, gespreid moet worden? Ziet u dat ook als de belangrijkste oplossing? Zo ja, hoe zou u dat willen bereiken? Zo nee, waarom niet?
Het is van groot belang dat we doorpakken met de projecten die richting en na 2020 de files zullen reduceren. Spreiden van het woon-werkverkeer zie ik daarbij als een kansrijke maar zeker niet als enige oplossing. Ik zet juist in op een breed pakket aan bereikbaarheidsoplossingen waarbij aanleg en verbreding van wegen, verkeersmanagement en gedragsmaatregelen een rol spelen.
Bent u bereid in gesprek te gaan met werkgevers (organisaties zoals VNO-NCW) teneinde een convenant te sluiten waarin afspraken worden gemaakt om de filedruk te verminderen door middel van flexibele werktijden voor werknemers?
In het programma Beter Benutten ben ik in gesprek met werkgevers over flexibele werktijden, thuiswerken en alternatieve modaliteiten om de files terug te dringen. Tot en met 2017 ligt de nadruk in het programma Beter Benutten op maatregelen die reizigers in staat stellen op een slimme manier snel op de plek van bestemming te komen. Een bijzonder onderdeel van het programma vormen de «slimme deals» met het bedrijfsleven. Dit zijn afspraken met bedrijven om werknemers minder in de spits te laten reizen, bijvoorbeeld met mogelijkheden om flexibel te werken of met e-bike-acties.
Het uitblijven van meervoudige schooladviezen |
|
Loes Ypma (PvdA), Joyce Vermue (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Scholen negeren oproep Dekker over dubbel schooladvies»?1
Ja.
Voor hoeveel en voor welke van de plaatsingswijzers geldt dat er nog steeds, al dan niet impliciet, wordt aangestuurd op het verstrekken van slechts enkelvoudige schooladviezen? Wat is uw oordeel hierover en op welke manier bent u van plan om dit te bestrijden?
Plaatsingswijzers die aansturen op het afgeven van alleen enkelvoudige adviezen, vind ik ongewenst. Signalen van ouders en scholen dat gewerkt wordt met dergelijke afspraken, worden – in samenwerking met de PO-Raad, de VO-raad en Ouders & Onderwijs – actief verzameld, en doorgegeven aan de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie). De inspectie spreekt besturen en scholen hierop aan.
Zoals ik uw Kamer in een brief van 1 maart jl. heb laten weten, heb ik op verzoek van uw Kamer besloten de evaluatie van de Wet eindtoetsing PO aan te vullen met een analyse van plaatsingswijzers die momenteel in omloop zijn.2 Deze analyse zal een landelijk beeld geven van het aantal plaatsingswijzers dat aanstuurt op louter enkelvoudige adviezen. Over de eerste uitkomsten hiervan zal ik u in mei informeren. Op basis van deze uitkomsten zal ik bepalen of, en zo ja, welke meer gerichte vervolgmaatregelen verder nodig zijn.
Hoeveel klachten zijn er, bijvoorbeeld bij de onderwijsinspectie en bij «ouders&onderwijs», door ouders ingediend over het verstrekken van enkelvoudige schooladviezen in plaats van meervoudige schooladviezen? Bent u bereid de Kamer over de omvang en de aard van de ingediende klachten te informeren?
Bij de inspectie zijn tussen 1 januari en half maart jl. in totaal zeven meldingen binnengekomen van of over basisscholen die op basis van gemaakte afspraken slechts enkelvoudige adviezen geven. Een aantal van deze meldingen gaat over dezelfde plaatsingswijzer. De inspectie heeft de betreffende besturen hierop aangesproken en deze hebben in alle gevallen het beleid gewijzigd.
Bij Ouders & Onderwijs zijn tussen 1 januari en 1 maart jl. in totaal ongeveer 150 meldingen binnen gekomen over de overgang po-vo, waarvan 30 tot 40 de laatste twee weken voor 1 maart. Daarbij moet worden meegenomen dat het onderscheid tussen vragen en klachten moeilijk te maken is. Ouders bellen doorgaans met een vraag of zorg omtrent hun zoon of dochter. De meldingen die bij Ouders & Onderwijs binnenkwamen, gingen over verschillende zaken: over de constatering dat de basisschool vanwege afspraken geen meervoudig advies zou mogen afgeven, over het opvragen van resultaten van eerder gemaakte leerlingvolgsysteemtoetsen door de vo-school, en over het geven van een schooladvies en een plaatsingsadvies. Ouders & Onderwijs heeft niet geregistreerd hoeveel meldingen specifiek gingen over het verstrekken van louter enkelvoudige adviezen.
Bent u bereid om onder ouders en leraren onafhankelijk onderzoek te laten doen om de omvang van deze problematiek volledig in beeld te brengen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in de brief aan uw Kamer van 1 maart jl. aangaf, voert Oberon in samenwerking met Universiteit Twente momenteel een evaluatieonderzoek uit naar de Wet eindtoetsing PO. In deze evaluatie wordt onder andere in beeld gebracht hoeveel plaatsingswijzers in omloop zijn die louter enkelvoudige adviezen voorschrijven, en hoeveel basisscholen te maken hebben met deze plaatsingswijzers. Over de resultaten van dit onderdeel van de evaluatie zal ik u in mei nader informeren.
Op welke wijze heeft u de motie Ypma c.s. uitgevoerd?2
Zie daarvoor de brief die ik op 1 maart jl. aan uw Kamer stuurde.
Op welke wijze kunt u ervoor zorgen dat basisscholen in álle gevallen een meervoudig advies kunnen geven, ook als in de plaatsingswijzer hierover expliciet of impliciet andere afspraken zijn gemaakt? Bent u bereid om het slechts accepteren van een enkelvoudig advies door scholen voor voortgezet onderwijs bij wet te verbieden? Zo nee, waarom niet?
Aan alle schoolleiders en besturen van basisscholen en middelbare scholen is gecommuniceerd dat po- en vo-scholen niet onderling mogen afspreken louter enkelvoudige schooladviezen te geven. Op 15 februari jl. heb ik alle basisscholen en middelbare scholen hierover een brief gestuurd.4 Kort nadat de basisscholen door de toetsaanbieders zullen zijn geïnformeerd over de resultaten van de eindtoets 2016, zal ik opnieuw een brief aan de basisscholen sturen. In deze brief wil ik de basisscholen oproepen om bij die leerlingen die hoger scoren op de eindtoets dan verwacht, serieus het schooladvies te heroverwegen en eventueel naar boven bij te stellen. Ook zal ik in deze brief nogmaals wijzen op het feit dat basisscholen altijd het recht hebben om een meervoudig advies af te geven.
Ik sta niet op voorhand afwijzend tegenover een wettelijk verbod op het categorisch uitsluiten van meervoudige adviezen. Ik laat daarom verkennen wat voor aanpassingen in wet- en regelgeving hiervoor mogelijk en nodig zouden zijn. Voor het daadwerkelijk nemen van een dergelijke ingrijpende stap wil ik wel de tussentijdse uitkomsten van de evaluatie in 2017 afwachten.
Wat adviseert u ouders, basisscholen en/of leraren om te doen die blijvend worden geconfronteerd met een situatie waarin scholen voor voortgezet onderwijs slechts enkelvoudige adviezen accepteren?
Ouders, basisscholen en leraren zouden allereerst in gesprek moeten gaan met de desbetreffende school voor voortgezet onderwijs. Zij kunnen de school uitleggen dat het niet is toegestaan slechts enkelvoudige adviezen te accepteren. Ook kunnen zij dit melden bij de inspectie.
Deelt u de mening dat het in het belang van de onderwijs- en ontwikkelingskansen van álle leerlingen is dat de aanwezigheid van een brede brugperiode in het voortgezet onderwijs wordt gestimuleerd?
Voor mij staat voorop dat iedere leerling op een plek in het voortgezet onderwijs komt die past bij zijn of haar talenten, vaardigheden en capaciteiten. Dit kunnen scholen realiseren met zowel homogene als heterogene brugklassen. In mijn brief «Stimuleren brede brugklassen in het voortgezet onderwijs» ga ik hier nader op in.5
Deelt u de mening dat het slechts verstrekken van enkelvoudige adviezen mogelijk van negatieve invloed is op de onderwijs- en ontwikkelingskansen van leerlingen die juist gebaat zijn bij een brede brugperiode? Op welke manier kunt u ervoor zorgen dat ook deze leerlingen optimale kansen krijgen om zichzelf te ontwikkelen?
Zoals ik in mijn brief «Stimuleren brede brugklassen in het voortgezet onderwijs» heb aangegeven, kan voor bepaalde groepen leerlingen een brede brugklas een positieve bijdrage leveren aan hun ontwikkelingsmogelijkheden en -kansen. Dat geldt bijvoorbeeld voor «laatbloeiers», leerlingen met een lagere sociaaleconomische achtergrond, of leerlingen, die om wat voor reden dan ook, een achterstand hebben opgelopen in het primair onderwijs. Het aanmoedigen van een meervoudig advies vanuit het primair onderwijs kan hiernaast een stimulerende werking hebben om deze groepen leerlingen op de juiste plek in het voortgezet onderwijs te krijgen, zodat zij een goede start kunnen maken en aan het begin van hun schoolloopbaan. Door gerichte communicatie richting po- en vo- scholen wil ik scholen hiertoe oproepen. Zo heb ik in mijn brief van 15 februari jl. aan alle po- en vo-scholen nadrukkelijk aangegeven dat po-scholen zowel een enkelvoudig als een meervoudig advies mogen geven, juist omdat voorgenoemde groepen leerlingen baat hebben bij een meervoudig advies.
Windmolens in de Veenkoloniën dreigen de telescoop van Astron ‘Lofar’ te nekken |
|
Agnes Mulder (CDA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Windmolens dreigen Lofar te nekken»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de plaatsing van windmolens de werking en de onderzoeken die gedaan worden en potentieel kunnen worden gedaan met de telescoop in Exloo niet in de weg mogen staan? Zo nee, waarom niet?
In de aanloop naar het vaststellen van het voorkeursalternatief van het windpark begin februari 2015 heb ik bestuurlijk overleg gevoerd met de provincie Drenthe en de directie van Astron. Daarbij is destijds de afspraak gemaakt om gezamenlijk met Astron, de initiatiefnemers van het windpark en de provincie Drenthe in gesprek te gaan om de eventuele verstoring voor Lofar zoveel als mogelijk te beperken, al dan niet via innovatieve oplossingen.
Waarom heeft u in de verkenning naar windpark De Drentse Monden en Oostermoer geen opdracht gegeven om Astron, als eigenaar van Lofar, te betrekken?
Bij het starten van de verkenning was ik al geruime tijd met Astron specifiek over Lofar in gesprek. Het gesprek met Astron kent een eigen traject en dat overleg vindt nog steeds plaats.
Op welke wijze heeft u Astron, als eigenaar van Lofar, betrokken in het kader van de Rijkscoördinatieregeling bij de plaatsing van windmolens in Drenthe?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u kennisgenomen van het eigen onderzoek van Astron naar de invloed van windturbines op een antenneveld in Roodeschool? Zo ja, in hoeverre neemt u de conclusies van dit onderzoek mee in uw besluit over de plaatsing van de windmolens in Drenthe?
Ja, ik heb kennis genomen van het onderzoek. Dit onderzoek wordt betrokken in het (verdere) overleg met Astron over de door de partijen aan te dragen innovatieve oplossingen en/of mitigerende maatregelen.
Kunt u aangeven wat het effect is van de plaatsing van windmolens op de investeringsbeslissingen van partners van Lofar en de geloofwaardigheid van het onderzoek naar het heelal met de telescoop?
Ik heb geen inzicht in private investeringsbeslissingen van partners van Astron. Dit is aan Astron en zijn partners. Bij de afweging van belangen worden de economische belangen meegewogen.
Houdt u rekening met de mogelijke gevolgen van de plaatsing van windmolens in Drenthe op de onderzoeksmogelijkheden van Lofar en kunt u het wetenschappelijke onderbouwen dat de plaatsing geen invloed zal hebben? Zo ja, op welke wijze geeft u hier uitvoering aan?
In een klein en dichtbevolkt land als het onze worden in het kader van het inpassingsplan voor het windpark zorgvuldig verschillende belangen tegen elkaar afgewogen. Het belang van de radiotelescoop Lofar is één van de belangen die nadrukkelijk aan de orde zijn bij de inpassing van het windpark. In dit kader heb ik overleg met Astron, de initiatiefnemers van het windpark en de provincie Drenthe om eventuele verstoringen van windturbines zoveel als mogelijk te beperken. Ik laat mij hierbij ondersteunen door Agentschap Telecom.
Bij het opstellen van de voorkeursvariant van het windpark is rekening gehouden met de twee beschermingszones rond Lofar in de provinciale verordening, waardoor zone 1 volledig is gevrijwaard en zone 2 zoveel als mogelijk is vrijgehouden.
Aan welk belang geeft u voorrang aan de plaatsing van windmolens of aan de reeds gedane grote investeringen voor de radiotelescoop? Mocht u voorrang geven aan de windmolens, in hoeverre leidt dat dan tot kapitaalvernietiging?
Zie antwoord vraag 7.
Heeft u contact met de Europese Commissie over de plaatsing van windmolens gezien zij ook hebben geïnvesteerd in de radiotelescoop? Zo ja, kunt u dit inzichtelijk maken?
Nee. Het is niet gebruikelijk om na afloop van de subsidieperiode van een project dat mede vanuit EFRO is gefinancierd, zoals bij Lofar het geval is, in contact te blijven met de Europese Commissie. Tevens geldt dat besluitvorming over een project waarbij ook een mede uit Europese subsidie gefinancierde onderzoeksinstelling één van de af te wegen belangen is, een nationale verantwoordelijkheid is. Ik neem deze verantwoordelijkheid serieus en ben mij bewust van de belangen die spelen.
Wanneer neemt u een besluit over de plaatsing en opstelling van de windmolens in Drenthe en bent u bereid om deze vragen te beantwoorden voorafgaand aan dit besluit?
Op dit moment ligt het ontwerp inpassingsplan met bijbehorende besluiten van het windpark De Drentse Monden en Oostermoer ter inzage. De besluitvorming over het uiteindelijke inpassingsplan is voorzien in het derde kwartaal van 2016.
Het bericht ‘Menzis trekt na jaar boetekleed aan. Client met klacht over pgb-fraude niet serieus genomen’ |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat zorgkantoor Menzis weigerde mogelijke pgb-fraude te onderzoeken?1
Er is geen sprake van een weigering van Menzis om mogelijke pgb-fraude te onderzoeken.
Zorgkantoor Menzis heeft mij laten weten dat signalen waaruit bleek dat bij Boriz BV mogelijk sprake zou zijn van fraude voor Menzis aanleiding zijn geweest om bij de Wlz-budgethouders die zorg inkopen bij Boriz BV versneld een huisbezoek af te leggen en materiële controle uit te voeren voor de in natura geleverde zorg.
Het is toch correct dat u eerder heeft aangegeven dat zorgkantoren bij een vermoeden van fraude er alles aan moeten doen om dit te onderzoeken? Zo ja, kunt u (nogmaals) toelichten welke rol u voor zorgkantoren ziet in het aanpakken van pgb-fraude? Zo nee, waarom is dit niet correct?
Ik ben inderdaad van mening dat een zorgkantoor bij een vermoeden van fraude al het mogelijke moeten doen om deze vermoedens te onderzoeken.
Op 14 april 2015 heb ik uw Kamer het vervolgrapport Thematisch onderzoek aanpak PGB-fraude van de NZa toegestuurd (TK 25 657, nr. 159). Dit rapport bevat een duidelijke beschrijving van de rol van het zorgkantoor bij de aanpak van pgb-fraude. Verder heb ik de Kamer op 7 december 2015 (TK 25 657, nr. 225) geïnformeerd over de laatste stand van zaken bij de aanpak van pgb-fraude. Ook die brief bevat informatie over de rol van het zorgkantoor bij de aanpak van pgb-fraude.
Wat vindt u ervan dat zorgkantoor Menzis zich geen aangewezen partij vindt als het gaat om het aanpakken van pgb-fraude? Hoe kan het dat het zorgkantoor hier niet het door u uitgezette beleid in de aanpak van fraude in de zorg uitvoerde? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u ervan dat zorgkantoor Menzis pas een jaar na het indienen voor het eerst inhoudelijk op de klacht reageerde? Vindt u dit ook niet erg lang, zeker gezien de conclusie van het zorgkantoor dat het hierin geen enkele rol voor zich ziet weggelegd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zorgkantoor Menzis mij laten weten dat zij in het dossier geen klacht hebben aangetroffen die ruim een jaar geleden zou zijn ingediend. Navraag bij «Anita» (een gefingeerde voornaam), haar advocaat en haar bewindvoerder heeft er ook niet toe geleid dat een kopie is overlegd van een klacht die een jaar geleden zou zijn ingediend.
Net als alle andere zorgkantoren kent Menzis een klachtenprocedure voor het behandelen van klachten van verzekerden over het zorgkantoor.
Anita heeft op 7 september 2015 bij het zorgkantoor een fraudemelding gedaan over zorgaanbieder Boriz BV. Dit signaal en andere, eerdere, signalen zijn voor het zorgkantoor aanleiding geweest voor het versneld uitvoeren van huisbezoeken en het uitvoeren van een materiële controle voor de in natura geleverde zorg.
Zorgkantoor Menzis heeft mij laten weten dat Anita vervolgens op 14 en 15 december 2015 mails naar het zorgkantoor heeft gestuurd die door het zorgkantoor als klacht in behandeling zijn genomen. Daarbij is ook haar eerdere mail van 7 september 2015 betrokken. Tijdens een op 12 februari 2016 in het kader van de klachtenprocedure gehouden hoorzitting bleek de klacht uitsluitend betrekking te hebben op de zorgaanbieder en niet op het zorgkantoor. De klacht is om die reden vervolgens op 19 februari 2016 ongegrond verklaard, hetgeen niets af doet aan het feit dat het eerdere signaal als fraudemelding is behandeld.
Wat vindt u van de manier waarop zorgkantoor Menzis met de klacht van «Anita» is omgegaan? Hoe kan het dat een klacht tot twee keer toe kan verdwijnen?
Zie antwoord vraag 4.
Vindt u het passend dat er bij zorgkantoor Menzis maar één persoon zou zijn geweest die de klacht kon afhandelen?
Op de klachtenafdeling van Menzis zijn meerdere personen werkzaam.
Wel is het zo dat bij de fraude-afdeling van Menzis één persoon is belast met de coördinatie van de contacten met de (ex-)cliënten van Boriz BV.
Kunt u begrijpen dat «Anita» verbolgen is over de manier waarop zorgkantoor Menzis haar klacht heeft behandeld en daarom een klacht indient bij de Nationale ombudsman? Kunt u uw antwoord toelichten?
Anita heeft de mogelijkheid om bij de Nationale ombudsman een klacht in te dienen over de manier waarop Menzis haar klacht heeft behandeld. De Nationale ombudsman kan dan een oordeel over de klachtbehandeling van Menzis uitspreken.
Erkent u dat het om kwetsbare cliënten gaat op wie zulke langdurige procedures veel impact hebben, wat ook extra zorgkosten met zich mee kan brengen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De melding van 7 september 2015 had betrekking op de zorgaanbieder Boriz BV en is voor het zorgkantoor aanleiding geweest voor het versneld uitvoeren van huisbezoeken en het instellen van een materiële controle voor de in natura geleverde zorg. De mails van 14 en 15 december 2015 heeft het zorgkantoor aangemerkt als klacht gericht tegen het zorgkantoor en als zodanig behandeld. De klacht bleek tijdens een op 12 februari 2016 gehouden hoorzitting uitsluitend betrekking te hebben op de zorgaanbieder en niet op het zorgkantoor en is daarom door het zorgkantoor ongegrond verklaard.
Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat deze procedure tot extra zorgkosten heeft geleid.
Ziet u ook dat de handelwijze van zorgkantoor Menzis ontmoedigend is voor mensen die klachten hebben over mogelijk frauderende zorgverleners? Vindt u het terecht dat die door de houding van dit zorgkantoor hun gang kunnen blijven gaan?
Menzis heeft mij laten weten dat zij naar aanleiding van signalen waaruit bleek dat bij Boriz BV mogelijk sprake zou zijn van fraude versneld huisbezoeken heeft afgelegd en materiële controle heeft ingesteld voor de in natura geleverde zorg. Ik zie daarom niet in waarom dit andere verzekerden zou ontmoedigen om bij Menzis een melding te doen als er een vermoeden van fraude is door een zorgverlener.
Herinnert u zich dat u in de beantwoording van eerdere vragen aangaf dat Menzis zorgkantoor een onderzoek is gestart naar Boriz BV, en dat u in afwachting van de uitkomsten van dat onderzoek geen oordeel kon geven over deze specifieke zaak? Kunt u hier inmiddels wel een oordeel over geven? Hoe verhoudt het feit dat Menzis dit onderzoek doet tot het feit dat ze geen rol voor zichzelf ziet in de aanpak van fraude met pgb’s?2
Het is correct dat Menzis naar aanleiding van eerdere signalen een onderzoek is gestart. In het kader van dat onderzoek worden huisbezoeken gebracht aan alle Wlz-budgethouders die zorg inkopen of recent ingekocht hebben bij Boriz. Dit onderzoek is nog niet afgerond.
Uit het feit dat Menzis dit onderzoek is gestart blijkt dat het niet juist is om te veronderstellen dat Menzis geen rol voor zichzelf zou zien bij de aanpak van pgb-fraude.
Vindt u dat Boriz BV naar aanleiding van de verschillende ingediende klachten, waarvoor zij op haar vingers is getikt door de klachtencommissie, voldoende verbeteringen/maatregelen doorgevoerd heeft? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zorgkantoor Menzis heeft mij laten weten dat zij de uitspraak van de klachtencommissie Gelderse Zorginstellingen betrekken bij hun onderzoek.
In 2013 is Boriz BV door de Inspectie op de Gezondheidszorg bezocht. De IGZ heeft mij laten weten dat de tijdens dat bezoek door IGZ geconstateerde tekortkomingen zijn opgepakt door Boriz BV. De informatie over mogelijke fraude bij deze zorgaanbieder heeft de aandacht van IGZ.
Is het waar dat Boriz BV ook «zorg in natura» levert? Zo ja, op welke wijze worden de klachten en meldingen van pgb-fraude meegenomen bij de financiering van naturazorg?
Boriz BV levert inderdaad ook natura-zorg. De controlewerkzaamheden van Menzis strekken zich ook uit tot de natura-gefinancierde zorg. Binnen het zorgkantoor worden de bevindingen met betrekking tot de pgb-gefinancierde activiteiten en de natura-gefinancierde activiteiten uitgewisseld.
Erkent u dat Boris BV via naturazorg (nog) gemakkelijker kan frauderen, omdat daar geen handtekeningen nodig zijn voor geleverde zorg in relatie tot de indicatie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bij natura-zorg voert het zorgkantoor reguliere (formele en materiële) controles uit op de juistheid van ingediende declaraties. Als het zorgkantoor een onrechtmatigheid constateert, kan het zorgkantoor de declaratie afwijzen. Bij vermoedens van fraude is er tevens de mogelijkheid om een fraudeonderzoek in te stellen. Bij beide financieringsvormen vinden derhalve controles op rechtmatigheid plaats, maar de wijze waarop is verschillend.
Wildstroperij |
|
Henk Leenders (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat de groene buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s), die belast zij met het opsporen van wildstroperij, vaak alleen (’s nachts) op pad zijn en daardoor een aanzienlijk risico lopen bij de bestrijding van de (georganiseerde) wildstroperij, zoals ook naar voren kwam in de uitzending van het programma GLD Vandaag op Omroep Gelderland van 23 februari 2016? Zo nee, waarom niet?
De verantwoordelijkheid voor de inzet van groene boa’s berust bij hun (particuliere) werkgevers. Die bepalen of, en zo ja, hoe vaak hun boa’s, al dan niet alleen, in de nachtelijke uren op pad gaan. Toezicht en handhaving in de buitengebieden is een onderwerp voor overleg in de lokale driehoeken (politie, OM en de burgemeesters). Dat betekent dat afspraken over inzet, handhaving, gezamenlijke inspanningen in de buitengebieden in deze driehoeken aan de orde komen. In voorkomende gevallen wordt er samengewerkt met de lokale politie (basisteams). De politie biedt operationele ondersteuning. Dit kan incidenteel zijn, maar ook geprogrammeerd of op projectbasis. De mate en wijze van samenwerking is afhankelijk van de problematiek en de lokale situatie.
Heeft u gegevens over de mate waarin er het afgelopen jaar verzocht is om bijstand van de politie door een BOA bij zijn/haar (nachtelijke) patrouilles in de strijd tegen wildstroperij? Heeft u anderszins inzicht in de mate waarin de politie groene BOA’s bij hebben gestaan het afgelopen jaar?
Door de politie wordt niet geregistreerd hoe vaak door boa’s om bijstand wordt gevraagd. Er zijn bij de politie ruim 7.000 incidenten en activiteiten in 2015–2016 geregistreerd met betrekking tot flora en fauna. In de meeste van die gevallen is samengewerkt met groene boa’s.
In hoeverre is er in de opleiding van de verschillende type BOA’s (politie, boswachter, etc.) aandacht voor de bestrijding van de (georganiseerde) wildstroperij? Bent u van mening dat de huidige opleidingen van de groene BOA’s nog steeds toereikend zijn in vorm en aanbod, gezien de steeds zwaardere en andere vormen van criminaliteit die plaats hebben in bossen en natuurgebieden?
De professionaliteit van boa’s in buitengebieden is van groot belang. Ze komen uiteenlopende situaties tegen waarin ze moeten handelen. Ze passen hun opsporingsbevoegdheden toe en kunnen geweldsbevoegdheden en -middelen inzetten. Door groene boa's en hun werkgevers is de afgelopen jaren aangegeven dat de opleiding niet aansluit bij de praktijk. Zoals in mijn brief van 17 april 2015 aan uw Kamer1 is toegezegd, is er inmiddels een examencommissie voor het domein milieu, welzijn en infrastructuur (domein II) opgericht. Er wordt nu meer aandacht besteed aan de context en aan beroepsrelevante vaardigheden. In de examencommissie zitten vertegenwoordigers van alle typen boa’s in domein II. Zij dragen er mede zorg voor dat er voldoende aandacht wordt besteed aan de domeinspecifieke kennis en vaardigheden.
Vanwege het specifieke werkterrein van bepaalde groepen boa’s (waaronder ook boa’s in de functiegroep van flora- en faunabeheer, waarbij wildstroperij moet worden ingedeeld) zijn opleidingen (deels) op maat ontwikkeld, dan wel worden deze ontwikkeld in het licht van die competenties die noodzakelijk worden geacht voor het specifieke werkterrein. Actuele trends of ontwikkelingen kunnen aanleiding zijn om een dergelijke opleiding op maat aan te bieden.
Klopt het dat de registraties die groene BOA’s gebruiken in de strijd tegen wildstroperij niet of nauwelijks verbonden zijn met de registraties die politie en justitie gebruiken en dat dit een van de oorzaken is dat er geen verdere gegevens bekend zijn over de activiteiten van groene BOA’s ter bestrijding van wildstroperij? Zo nee, waarom niet?
Het is juist dat groene boa’s enerzijds en politie en justitie anderzijds een afzonderlijk registratiesysteem hanteren. De primaire reden hiervan is dat politionele en justitiële informatie op grond van de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens niet zonder meer met een boa gedeeld kunnen worden.
De reden dat er geen concrete gegevens bekend zijn over de activiteiten van groene boa’s ter bestrijding van wildstroperij is, zoals ik in de beantwoording van recente Kamervragen2 reeds aangaf, gelegen in het feit dat wildstroperij in zichzelf niet een in de wet opgenomen strafbaar feit betreft en wildstroperij dientengevolge geen registratiekenmerk is in de registratiesystemen van de politie en het OM.
Bent u voornemens om, teneinde de (georganiseerde) wildstroperij beter te kunnen bestrijden, te investeren in de registratie van de vergrijpen die samenhangen met stropen? Bent u daarbij bereid wildstroperij als apart vergrijp te gaan registreren teneinde beter inzicht te kunnen krijgen in dit type vergrijp? Zo nee, waarom niet?
De politie registreert wildstroperij onder strafbare feiten uit de Flora- en faunawet (verbod om dieren te doden) en de Wet wapens en munitie (illegaal wapengebruik). Wildstroperij is geen afzonderlijk in de wet opgenomen strafbaar feit, waardoor aparte registratie niet mogelijk is. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 4.
In hoeverre is de uitrusting van BOA’s die belast zijn met de bestrijding van (georganiseerde) wildstroperij gestandaardiseerd? Heeft u signalen dat de uitrusting van de verschillende BOA’s niet (meer) voldoet aan de huidige situatie waarin stropers de beschikking blijken te hebben over zware wapens zoals, bijvoorbeeld, semiautomatische machinepistolen? Zo ja, bent u voornemens om aanpassingen door te voeren in de uitrusting van deze BOA’s teneinde hen hun taak veilig uit te kunnen laten voeren?
Volgens de door mij vastgestelde beleidsregels buitengewoon opsporingsambtenaar3 kan de boa milieu, welzijn en infrastructuur optioneel beschikken over de politiebevoegdheden bedoeld in artikel 7, eerste en derde lid van de Politiewet 2012 en over handboeien, wapenstok, pepperspray, surveillancehond en/of vuurwapen. De werkgever van de groene boa kan een bepaald geweldsmiddel aanvragen voor zijn groene boa gelet op het takenpakket dat wordt uitgevoerd. De noodzaak van het uitrusten met dit geweldsmiddel dient door de werkgever te worden onderbouwd. Ook dient aangetoond te worden dat de boa bekwaam is in de omgang met dat geweldsmiddel. De aanvraag wordt door mij beoordeeld met inachtneming van het advies van de politie daarover. Om hun taak veilig te kunnen uitvoeren kunnen de boa’s, indien de noodzaak daartoe is aangetoond, dus over de benodigde geweldsmiddelen beschikken.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de terrein beherende organisaties over de aanpak van wildstroperij en de rol/inzet van groene BOA’s hierin? Zo ja, kunt u de uitkomsten van dit gesprek delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Met de terreinbeherende organisaties zijn er vanuit mijn ministerie goede contacten en vindt er periodiek overleg plaats over het beter kunnen functioneren van de groene boa’s en de samenwerking met de politie. In mijn brief van 19 februari 20164 heb ik aan uw Kamer gemeld dat thans uitwerking gegeven wordt aan het voornemen om in samenspraak met het Interprovinciaal Overleg (IPO) een beweging in gang te zetten om per provincie een tactisch platform c.q. coördinatiepunt in te richten. Dit gremium is dan de plaats waar een structureel overleg tussen de werkgevers van de groene boa's, bestuur en politie kan plaatsvinden.
Bent u van mening dat er voldoende capaciteit en aandacht is voor de aanpak van (georganiseerde) wildstroperij bij politie en justitie? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, bent u voornemens extra capaciteit in te zetten voor de aanpak van de georganiseerde wildstroperij?
Voor de aanpak van milieucriminaliteit, waaronder ernstige vormen van wildstroperij, zijn er binnen de politie 412 fte beschikbaar. Deze rechercheurs richten zich op de opsporing, op de intelligence en op de expertiseborging. De politie werkt daarbij, onder het gezag van het Functioneel Parket (FP), nauw samen met onder andere de opsporingsdienst van de Nederlandse voedsel en warenautoriteit (NVWA-IOD). De weging en sturing van potentiele opsporingsonderzoeken, waaronder stroperij, vindt plaats vanuit landelijke Milieukamer (MK), waarin onder voorzitterschap van de Hoofdofficier van Justitie van het FP, de politie en de NVWA zitting hebben. De MK neemt haar besluiten op basis van de door de Strategische Milieukamer (SMK) bepaalde landelijke kaders. Het Nationaal Dreigingsbeeld, waar milieu onderdeel van uitmaakt en de Veiligheidsagenda 2015–2018, waarin zware milieucriminaliteit als ondermijnend wordt beschouwd, zijn voor de SMK belangrijke leidraden.
Het bericht ‘Uitgehuwelijkt: ‘Teruggaan betekent mijn dood’’ |
|
Sadet Karabulut (SP), Keklik Yücel (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Uitgehuwelijkt: «Teruggaan betekent mijn dood»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat vrouwen door hun familie, zijnde op vakantie buiten Nederland, worden gedwongen tot het sluiten van een huwelijk? Zo ja, wat doet u hier tegen? Zo nee, waarom niet?
Huwelijksdwang en achterlating beschouwt het kabinet als vormen van geweld. Huwelijksdwang, al dan niet in combinatie met achterlating, is verboden en strafbaar, en verhoudt zich op geen enkele wijze met de Nederlandse rechtsorde. Het gaat om ernstige schendingen van het recht van mensen om keuzen te maken over eigen lijf, leden en toekomst, over persoonlijk welzijn en brengt slachtoffers in ingrijpende loyaliteitsconflicten. Slachtoffers bevinden zich vaak in een afhankelijkheidsrelatie met familie waar zij zich niet makkelijk uit los kunnen maken. Het is extra schrijnend als de dwang wordt uitgeoefend door degenen die juist borg moeten staan voor genegenheid en voor het bieden van ontplooiingsmogelijkheden.
Het is buitengewoon moeilijk om vanuit Nederland te voorkomen dat vrouwen die op vakantie zijn in een land waarin ze familie hebben wonen, zich gedwongen voelen om daar een huwelijk te sluiten. Het kabinet zet daarom vooral in op preventie en voorlichting, zie de antwoorden op de vragen 5 en 6 hieronder.
Welke rechtsmiddelen heeft u om deze vrouwen te beschermen? Hoe zet u die rechtsmiddelen in?
Huwelijksdwang is strafbaar (artikel 284 Wetboek van Strafrecht (Sr). Daders kunnen maximaal twee jaar gevangenisstraf krijgen. Ook de voorbereiding van huwelijksdwang is sinds 1 maart 2016 strafbaar (artikel 285b Sr). Hierop staat een gevangenisstraf van maximaal een jaar. De verjaringstermijn van zes jaar vangt pas aan als een slachtoffer achttien jaar is geworden. Een slachtoffer heeft hierdoor tijd om als volwassene na te denken over de gevolgen van het gedwongen huwelijk en om aangifte te doen. Als een Nederlander of een vreemdeling met een vaste woon- of verblijfplaats in Nederland iemand in het buitenland gedwongen heeft tot een huwelijk dan is vervolging in Nederland op zich mogelijk, zelfs als (de voorbereiding van) huwelijksdwang in dat andere land niet strafbaar is. Als een Nederlander of vreemdeling met een vaste verblijfplaats in Nederland in het buitenland slachtoffer is van huwelijksdwang kan de dader daarvoor in Nederland worden vervolgd.
Met de diverse wetswijzigingen van de afgelopen jaren beschikt het OM over voldoende wettelijke bevoegdheden om (voorbereiding van) huwelijksdwang op te sporen en te vervolgen. De opsporing en vervolging van huwelijksdwang is complex, omdat huwelijksdwang doorgaans een verborgen vorm van dwang is waarvan niet of nauwelijks aangifte wordt gedaan. Het is daarom belangrijk om ook in te zetten op preventieve maatregelen. De daartoe getroffen maatregelen betreffen voorlichting, bewustwording, mentaliteitsverandering, deskundigheidsbevordering en vroegsignalering (vgl. het antwoord op de vragen 5, 6 en 8).
Overigens geldt dat een in het buitenland gesloten huwelijk, als blijkt dat sprake is van huwelijksdwang, in Nederland niet zal worden erkend wegens strijd met de openbare orde. Verder kan betrokkene in Nederland om echtscheiding verzoeken. Afhankelijk van het toepasselijk recht op het huwelijk, kan ook om nietigverklaring worden verzocht. Het spreekt niet vanzelf dat een dergelijke echtscheiding of nietigverklaring in Nederland ook in het land waar het huwelijk gesloten is zal worden erkend. De volkenrechtelijke soevereiniteit van landen maakt dat zij, afhankelijk van eventuele verdragen waarbij zij zijn aangesloten, in vergaande mate vrij zijn in het bepalen welke rechtsfeiten zij wel of niet erkennen. Zo lang betrokkene in Nederland verblijft, geldt zij/hij na de echtscheiding in Nederland in ieder geval als ongehuwd en staat het vrij om desgewenst een ander huwelijk te sluiten.
Hoeveel vrouwen die in Nederland woonachtig zijn, worden door hun familie op vakantie buiten Nederland gedwongen tot het sluiten van een huwelijk?
Het is inherent aan de aard van de problematiek, dat hierover geen harde gegevens beschikbaar zijn. Met het onderzoek van het Verweij Jonker Instituut dat op 29 september 2014 naar de Tweede Kamer is gestuurd, is de (geschatte) omvang van huwelijksdwang, huwelijkse gevangenschap en achterlating voor het eerst in beeld gebracht2. Uit dit onderzoek blijkt dat het gaat om misstanden met een structureel karakter. De onderzoekers hebben een minimum omvang bepaald van 178 gevallen van achterlating voor de periode 2011–2012 op basis van registraties en dossieronderzoek. Een schatting door een groot aantal professionals voor dezelfde periode geeft een geschat aantal van minimaal 364 en maximaal 1631 gevallen van achterlating.
Deelt u de mening dat deze vrouwen geïnformeerd moeten worden over deze vorm van huwelijksdwang? Zo ja, hoe wordt dit gedaan en wordt daarbij ook aandacht besteed aan de bijkomende gevolgen van het sluiten van een religieus huwelijk? Zo, nee waarom niet?
Het kabinet deelt de mening dat voorlichting buitengewoon belangrijk is. Daartoe zijn ook de nodige maatregelen getroffen. Het Actieplan Zelfbeschikking 2015 – 2017 is inmiddels volop in uitvoering. De Minister van SZW heeft u op 31 maart jl. een rapportage gestuurd waarin de voortgang van dit actieplan wordt beschreven. Een aantal zaken hieruit noem ik hier: ieder jaar voor de zomervakantie wordt de campagne «Trouwen tegen je wil» herhaald met informatie over wat je moet doen als je bang bent te moeten trouwen tegen je wil of om te worden achtergelaten. De campagne is er op gericht jongeren te informeren over waar ze terecht kunnen voor advies en hulp. Op de site www.trouwentegenjewil.nl is ook informatie opgenomen over religieuze huwelijken en de regels daarover.
Ook is de brochure «Wat zegt de wet. Wat kun jij doen als professional» ontwikkeld, met als doel inzicht te geven in de mogelijkheden die ons recht biedt om slachtoffers van huwelijksdwang en achterlating te helpen. De brochure gaat onder meer in op de strikte regels rond het wettig huwelijk: eerst wettig en dan pas religieus trouwen. Professionals in het veld kunnen met deze brochure mensen van waardevolle informatie voorzien.
In het project bespreekbaar maken van taboe-onderwerpen hebben voorlichters/ambassadeurs voorts de onderwerpen huwelijksdwang en achterlating bespreekbaar gemaakt in hun eigen kring, zowel mannen als vrouwen, om een verandering op gang te brengen.
Ten slotte moeten alle personen persoonlijk aangifte van vertrek doen als niet alle personen van hetzelfde adres tegelijkertijd naar het buitenland vertrekken. De gemeenteambtenaren van de Basisregistratie Personen zijn geïnstrueerd over hoe ze kunnen handelen bij vermoedens van huwelijksdwang en achterlating.
Deelt u voorts de mening dat de familie, die vrouwen op vakantie buiten Nederland dwingt tot het sluiten van een huwelijk, gewaarschuwd moet worden over de gevolgen daarvan voor de vrouw in kwestie en de gevolgen voor henzelf? Zo ja, hoe doet u dit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat het sluiten van een gedwongen religieus huwelijk, met de mogelijkheid van een echtscheiding eenzijdig door de vrouw, tot nog meer huwelijksdwang leidt? Zo ja, wat kunt u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Dit is mij niet bekend.
Op welke wijze informeert u mensen, zowel vrouwen als mannen, over de mogelijke gevolgen van deze religieuze huwelijken en echtscheidingen, zoals bewustwordingscampagnes en of pilots?
Met het onderzoek van de universiteit Maastricht dat op 11 februari 2016 naar de Tweede Kamer is gestuurd, is voor eerst onderzoek gedaan naar de aard en omvang van religieuze en kindhuwelijken.3 Het kabinet trekt tot en met 2017 jaarlijks een miljoen euro uit voor de aanpak van gedwongen huwelijken. De problematiek van religieuze huwelijken wordt nu meegenomen in de aanpak van gedwongen huwelijken. In alle bestaande voorlichting, projecten en interventies gericht op preventie worden de onderwerpen kindhuwelijken, religieuze huwelijken en de regelgeving daarover meegenomen. Het COA, de aanbieders van inburgeringscursussen, professionals, geestelijk bedienaren, docenten en gemeenten, krijgen informatie over religieuze huwelijken aangeboden. De informatie wordt tevens uitgereikt aan maatschappelijke organisaties (waaronder vrouwen en jongeren) die zich bezighouden met deze onderwerpen en aan sleutelfiguren en voorlichters die actief zijn met het bespreekbaar maken van taboeonderwerpen in hun eigen gemeenschappen.
Het bericht dat een drugskoerier uit Curaçao, Curaçao niet meer in mag |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Drugskoerier mag Curaçao niet meer in?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat deze veroordeelde Curaçaoënaar niet meer op Curaçao mag terugkeren en hierdoor het probleem van Nederland wordt? Zo neen, waarom niet?
Het bericht ziet op een in Nederland wonende vrouw met een Nederlands paspoort die op de luchthaven Hato is aangehouden voor overtreding van de Opiumlandsverordening. Zij was voor haar aanhouding reeds eerder vier keer veroordeeld voor overtreding van de opiumwetgeving.
Het wetboek van strafrecht van Curaçao bepaalt dat bij veroordeling in bepaalde gevallen als bijkomende straf kan worden opgelegd de «ontzetting van het recht om enig land of openbaar lichaam van het Koninkrijk, waar de schuldige zijn woonplaats heeft, uit te reizen, dan wel het recht tot het inreizen in enig land of openbaar lichaam van het Koninkrijk». Bij Landsverordening van 9 december 2015 is de Opiumlandsverordening van Curaçao gewijzigd, zodanig dat bij veroordeling wegens een opiumdelict, de ontzegging van voormelde rechten door de strafrechter kan worden uitgesproken.
Niet in alle zaken wordt deze bijkomende straf gevorderd. In deze zaak is dat wel gebeurd, omdat er rekening is gehouden met het feit dat de verdachte reeds vier maal eerder is veroordeeld voor een zelfde delict. De ervaring leert dat personen die eenmaal zijn benaderd om als koerier te fungeren, benaderd blijven worden. In veel gevallen gaan ze uit angst, onmacht of wegens financiële problemen in op de vraag om verdovende middelen te vervoeren. Het vorderen van een reisverbod door het OM dient kennelijk dan ook als een bescherming van de (potentiële) koerier, die zich de volgende keer dat hij/zij wordt benaderd kan «beroepen» op het reisverbod. Zou mevrouw zijn ingeschreven op Curaçao, dan zou door het OM te Willemstad een reisverbod zijn gevorderd om Curaçao uit te reizen.
Het antwoord op vraag 2 en vraag 3 luidt gelet op het vorenstaande ontkennend.
Deelt u de mening dat Curaçao hierdoor Nederland het probleem in de schoot werpt? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de drugskoerier haar celstraf moet uitzitten? Zo neen, waarom niet?
De tenuitvoerlegging van de door de rechter op Curaçao opgelegde straf valt onder verantwoordelijkheid van de Minister van justitie aldaar. Ik onderschrijf dat het belangrijk is dat veroordeelde criminelen de door de rechter opgelegde straf ondergaan.
Door de loop der dingen in deze casus (plegen delict, schorsing van de bewaring, uitreis, veroordeling tot een gevangenisstraf met gelijktijdige oplegging van een inreisverbod) ontstaat er wellicht een probleem met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf. Ik kan niet treden in de schorsing van de bewaring door de rechter-commissaris en de uitspraak van de rechter in eerste aanleg.
Hoeveel personen hebben, sinds de inwerkingtreding van paragraaf 11 «ontzetting van rechten (art. 1:64)» in het Wetboek van Strafrecht Curaçao, een terugkeerverbod gekregen naar Curaçao en waarom?
Dit is het eerste inreisverbod dat op grond van de (nieuwe) regelgeving is opgelegd aan een in Nederland wonende onderdaan van het Koninkrijk.
Kunnen alle landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden op dezelfde wijze personen het grondgebied ontzeggen? Zo neen, waarom niet?
Nee, in de Nederlandse wet is geen soortgelijke bepaling opgenomen. De casus die thans aan de orde is gesteld kan desgewenst door de Kamer worden betrokken bij de bredere discussie die wordt gevoerd over de regulering van vestiging binnen het Koninkrijk.