Kent u het bericht dat de naar Duitsland gevluchte voormalig hoofdredacteur Can Dündar van de Turkse krant Cumhuriyet niet naar zijn Vrijheidslezing in de Amsterdamse Balie kan komen vanwege een dreigende uitlevering aan Turkije?1 Zo ja, klopt het dat tegen de heer Dündar op verzoek van het Turkse openbaar ministerie een arrestatiebevel is uitgevaardigd?
Ik ken het bericht. Mij is op dit moment geen informatie bekend waaruit blijkt dat tegen de heer Dündar een internationaal aanhoudingsverzoek is uitgevaardigd door de Turkse autoriteiten.
Kent u de brief van Fair Trials, waarin aan de hand van de strafzaken tegen de auteurs Dogan Akhanli en Hamza Yalcin geconstateerd wordt dat Interpol door de Turkse autoriteiten kan worden misbruikt en dat Interpol beter beschermd moet worden tegen dergelijk misbruik?2 Zo ja, wat is uw inschatting van het risico op misbruik van Interpol door de Turkse autoriteiten?
De brief is mij bekend. Ik onderschrijf de stelling dat INTERPOL tegen misbruik beschermd moet worden. Dit is eveneens het standpunt van INTERPOL. Aan verzoeken die via de INTERPOL kanalen worden gedaan zijn voorwaarden verbonden die zijn vastgelegd in onder meer de Constitutie van de organisatie. Een van deze voorwaarden is dat de INTERPOL-organisatie, daarin begrepen haar leden, werkt in lijn met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, en niet bijdraagt aan de vervolgingen of bestraffingen van feiten van politieke, militaire, religieuze of raciale aard. Verzoeken tot signalering die zijn bedoeld voor het opsporen van verdachten wegens dergelijke feiten mogen onder deze voorwaarden niet door het INTERPOL Generaal Secretariaat worden gehonoreerd. Een onafhankelijke commissie beoordeelt binnen INTERPOL of daarvan sprake is.
Daarnaast bestaat er voor INTERPOL een speciaal controleorgaan dat toeziet op de rechtmatigheid van INTERPOL-bestanden, waaronder de signaleringen, namelijk de zogenaamde Commissie voor de Controle op INTERPOL-bestanden (CCF). Leden van deze commissie worden gekozen uit de lidstaten. Een belangrijke functie van deze commissie is dat eenieder het recht heeft om een verzoek bij de Commissie in te dienen om inzicht in de gegevens over hem of haar in de INTERPOL systemen en tot correctie en/of verwijdering van die gegevens, bijvoorbeeld wanneer zij menen dat zij ten onrechte gesignaleerd staan.
Hoe garandeert u dat de Nederlandse strafrechtspleging niet zal meewerken aan de tenuitvoerlegging van ongerechtvaardigde Turkse justitiële verzoeken?
Aan een buitenlands aanhoudingsverzoek of signalering dat Nederland via INTERPOL kanalen bereikt, wordt niet automatisch gevolg gegeven: deze worden per geval beoordeeld alvorens deze worden ingevoerd in het nationale opsporingsregister. Indien er aanwijzingen zijn dat het gaat om een persoon die Nederland niet zal uitleveren, wordt het verzoek niet geregistreerd en kan de persoon in kwestie ongehinderd Nederland in- en uitreizen. Hiermee acht ik het voldoende gewaarborgd dat op Nederlands grondgebied geen misbruik kan plaatsvinden van het INTERPOL-systeem.
Bent u bereid om in ieder geval voor de heer Can Dündar een vrijgeleide af te geven, zodat hij in staat is deel te nemen aan het Nederlandse publieke debat? En bent u bereid om in de Europese Unie het voortouw te nemen om te voorkomen dat internationale strafrechtelijke samenwerkingsverbanden worden misbruikt? Zo nee, waarom niet?
Een «vrijgeleide» is een aangelegenheid tussen de belanghebbende en de Staat. Ik doe daarover geen mededelingen. Indien een aanhoudingsverzoek wordt ingediend, dan beoordeel ik aan de hand daarvan welk gevolg eraan wordt gegeven. Aanhouding ligt niet in de rede wanneer het gaat om een verzoek zoals genoemd onder het antwoord op vraag 2. Inmiddels is de heer Dündar naar Nederland afgereisd en heeft hij zijn lezing in Amsterdam gehouden.
Graag wijs ik op een recente brief van Zweden en Duitsland gericht aan de EU Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheid en vicevoorzitter van de Europese Commissie, mw. Mogherini, die ziet op de door de vraagsteller bedoelde problematiek. Het onderwerp is besproken op EU-ambassadeursniveau en zal ook aan de orde komen tijdens de jaarlijkse bespreking tussen de EU en INTERPOL op 21 november 2017.
Nederland onderschrijft de boodschap van de brief van Zweden en Duitsland en is actief betrokken bij de besprekingen.
Bent u bereid deze vragen per omgaande te beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig als mogelijk was beantwoord.
Misbruik bij toneelopleidingen |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Oud-docent Toneelschool Arnhem had seksuele relaties met leerlingen – acht oud-studenten doen hun verhaal»?1
Ja.
Deelt u de mening dat er een hiërarchische, en daarmee ongelijke, relatie bestaat tussen docent en student? Zo nee, waarom niet?
Ja. De relatie tussen docent en student is altijd een vorm van een afhankelijkheidsrelatie, ongeacht welke discipline. Dit verschil in positie legt extra verantwoordelijkheid bij de docent om hier integer mee om te gaan en bij de instelling om hierop alert te zijn. Ik vind het onacceptabel als een docent de afhankelijkheidsrelatie misbruikt en seksueel grensoverschrijdend gedrag vertoont richting zijn/haar studenten of anderen.
Heeft u signalen dat binnen de toneelopleiding vaker dan binnen het overige hoger onderwijs op seksueel gebied misbruik wordt gemaakt van deze hiërarchische relatie? Zo ja, welke signalen zijn dit? Kunt u hierbij aangeven of studenten bij een toneelopleiding vaker in een kwetsbare positie komen dan studenten buiten de toneelwereld?
Er zijn de afgelopen jaren zeer weinig signalen binnengekomen die duiden op misbruik en/of grensoverschrijdend gedrag binnen het HO-veld. Tegelijkertijd zijn er geen redenen te veronderstellen dat het in de gehele maatschappij wel voorkomt en niet in het onderwijs. Dit kan betekenen dat – in positieve zin – de instellingen voldoende corrigerend vermogen hebben, of dat – in negatieve zin – de betrokkenen niet overgaan tot het doen van een melding. Vanuit de toneel- en filmwereld komen reacties die duiden op een extra kwetsbaarheid bij het desbetreffende vakgebied.2, 3 En naast de twee opleidingen in het genoemde artikel kwam op 2 november jl. opnieuw een toneelopleiding ter sprake in de media.4 Aan de andere kant hoor ik ook geluiden die aangeven dat de situatie in het genoemde artikel in het verleden ligt.5 Het aantal signalen dat binnenkomt is laag, waardoor het niet mogelijk is om stellige uitspraken te doen over het al dan niet vaker voorkomen van misbruik bij toneelopleidingen, of dat studenten binnen toneelopleidingen vaker in kwetsbare situaties komen dan bij andere opleidingen.
Deelt u de mening dat uit het voernoemde bericht blijkt dat bij de Toneelschool Arnhem en ook de Theaterschool Amsterdam er geen sprake was van een veilige leeromgeving? Zo nee, waarom niet?
Grensoverschrijdend gedrag en misbruik van de afhankelijkheidsrelatie tussen docent en student doen schade aan de veilige leeromgeving. Een veilige leeromgeving zie ik als de ultieme voorwaarde voor leren. Het is dan ook onaanvaardbaar als de veilige leeromgeving wordt geschaad door misbruik en grensoverschrijdend gedrag tussen docent en student. In het genoemde bericht komt het beeld naar voren dat de professionele afstand die dient te worden bewaard tussen docent en student destijds niet is aangehouden. Met als gevolg een situatie die onprofessioneel en grensoverschrijdend was, en daardoor schadelijk voor de veilige leeromgeving. In beide situaties zijn de betreffende docenten door de instellingen ontslagen.
Deelt u de mening dat het onderwijs, en dus ook de toneelopleidingen, te allen tijde een veilige omgeving moet zijn voor studenten? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Gaat u ervoor zorgen dat het onderwijs in het algemeen, en de toneelopleiding in het bijzonder, een veilige omgeving is en blijft voor de studenten? Zo nee, waarom niet. Zo ja, hoe gaat u dit doen?
Instellingen moeten zorgdragen voor een veilige omgeving, waarbinnen student en docent bij elke vorm van ongewenst gedrag zich aangemoedigd voelen om tot melding over te gaan. Dit moet kunnen bij een aangewezen functionaris, zonder gevaar voor zijn/haar (studie)loopbaan of rechtspositie. De hogescholen hebben in de «branchecode goed bestuur hogescholen» geregeld dat elke instelling een klachtenregeling ongewenst gedrag heeft. Daarnaast verwacht ik dat instellingen snel en adequaat handelen op het moment dat er wel een incident plaatsvindt. De genoemde instellingen zijn zich hiervan bewust en geven aan op basis van de regeling «Ongewenst Gedrag» en de gedragscode van de instelling direct te kunnen handelen. Bovendien geven deze instellingen aan een zorgsysteem met mentoren, decanen, psychologen en vertrouwenspersonen te hebben, die – om de onafhankelijkheid te waarborgen – geen directe link hebben met het onderwijs. Ook melden de instellingen dat de studenten nadrukkelijk op dit zorgsysteem worden gewezen. Daarnaast geven deze instellingen aan dat het beoordelingsmoment inmiddels een gesprek is waarbij er, naast de docent en student, ook een mentor als derde partij betrokken is. In het mediabericht van 2 november jl., waarin helaas opnieuw een incident van mogelijk grensoverschrijdend gedrag binnen een toneelopleiding ter sprake kwam, zie ik een proactieve handelwijze – waarbij er op basis van informele signalen meteen een onderzoek is gestart – die aansluit bij de verantwoordelijkheden van een instelling om misbruik en grensoverschrijdend gedrag tegen te gaan.
Het bericht dat in korte tijd vijf Turkse Nederlanders zijn vermoord |
|
Farid Azarkan (DENK), Selçuk Öztürk (DENK) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u de berichtgeving, waaruit blijkt dat in korte tijd vijf Turkse Nederlanders zijn vermoord?1 2 3 4
Ik heb kennis genomen van de bedoelde mediaberichten. In mijn antwoord op de overige vragen ga ik hier nader op in.
Wat is uw reactie op het feit dat er in korte tijd vijf Turkse Nederlanders zijn doodgeschoten?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn deze moordzaken volgens u losstaande gebeurtenissen of kan er sprake zijn van een patroon? Waarop baseert u dit?
Uw vragen zien op misdrijven waarbij vijf mannen om het leven zijn gekomen. Zoals te doen gebruikelijk bij misdrijven is de nabestaanden slachtofferhulp aangeboden. Het strafrechtelijk onderzoek naar deze zaken heeft nog niet geleid tot identificatie van een verdachte. Om die reden kan ik geen verdere mededelingen doen, zoals over mogelijke motieven van verdachten.
Kunt u uitsluiten dat er in deze zaken raakvlakken zijn met de NSU-moorden (Nationalsozialistischer Untergrund), ook wel stereotyperend Dönermoorden genoemd, waarbij het ging om moorden waarbij er eerst gedacht werd dat er sprake was van afrekeningen, maar waarbij later bekend werd dat het ging om moorden uitgevoerd door een extreemrechtse terreurgroep? Waar baseert u uw antwoord op?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om een speciale politie-eenheid onderzoek te laten doen naar de mogelijke relatie met de NSU-moorden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u contact opgenomen met de nabestaanden en wordt er slachtofferhulp verleend? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Begrijpt u dat deze moorden leiden tot angstgevoelens onder leden van de Turks-Nederlandse gemeenschap? Zo ja, wat gaat u doen om deze angst weg te nemen? Zo nee, waarom niet?
Dergelijke misdrijven zijn angstaanjagende gebeurtenissen met heftige gevolgen voor nabestaanden. Het is dan ook van belang dat deze zaken worden opgelost. Daar wordt door justitie hard aan gewerkt.
Hoe staat het met het oplossen van de moorden en hoeveel mensen zijn er opgepakt?
Ik verwijs u naar het antwoord op de vragen 3, 4, 5 en 6.
Hoeveel politie- en recherchecapaciteit wordt er ingezet om deze moorden op te lossen en hoe staat dit in verhouding tot de capaciteit die normaliter bij dit soort zaken wordt ingezet?
Als er een levensdelict wordt gepleegd en er is een verdachte dan kan het onderzoek worden ondergebracht bij de districtsrecherche. Als er geen direct zicht is op een verdachte, dan wordt er een TGO (Team Grootschalige Opsporing) gestart. Het team wordt opgeschaald als daar reden toe is en ook afgeschaald als daar reden toe is. Dat is een dagelijkse beslissing voor de leider van het onderzoek. Aantallen rechercheurs op een onderzoek kunnen dan ook per dag verschillen. Geen enkele zaak is hetzelfde, dat geldt ook voor het verloop van het onderzoek.
De noodzakelijke toestemming voor het vergoed krijgen van langdurige psychoanalytische psychotherapie |
|
Nine Kooiman |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is u bekend dat een verzekerde van OHRA schriftelijk toestemming moet vragen voor het vergoed krijgen van als werkzaam aangetoonde langdurige psychoanalytische psychotherapie, terwijl deze therapie door Zorginstituut Nederland (ZiNL) als een te verzekeren prestatie is aangemerkt?1 2
Ja.
Wat vindt u ervan dat er bij zorgverzekeraar OHRA extra toestemming gevraagd moet worden voor bepaalde langdurige psychoanalytische psychotherapie? Kunt u dit toelichten?
Zorgverzekeraars zijn medeverantwoordelijk voor de juistheid van declaraties ten laste van de Zvw. Zij hebben bovendien een verantwoordelijkheid bij het bevorderen van gepast gebruik van zorg. Toestemmingsvereisten dragen op deze wijze bij aan de rechtmatigheid en doelmatigheid van de zorgverlening. Ik acht een toestemmingsvereiste dan ook niet onwenselijk. Daarnaast wil ik erop wijzen dat het ook niet in het belang van de zorgverzekeraar is om dit middel onnodig vaak toe te passen, omdat het een tijdrovend en kostbaar proces is.
Op basis van welke regels mag OHRA in dit geval extra toestemming vragen, aangezien zorgverzekeraars verplicht zijn langdurige psychoanalytische psychotherapie te vergoeden?3
Van zorgverzekeraars wordt verwacht dat zij in het kader van de zorgverzekeringswet (Zvw) de zorg vergoeden die tot de verzekerde Zvw-prestaties behoort. De zorgverzekeraar kan in zijn polis dus alleen voorwaarden stellen indien deze van procedurele en administratieve aard zijn, zoals het vragen van een verwijsbrief, een voorschrift, een melding van aanvang zorg en het vragen van toestemming.4 Of een zorgverzekeraar de eis van een toestemmingsvereiste hanteert, valt dus binnen diens bevoegdheid. In die gevallen stelt de zorgaanbieder de medische indicatie vast en stelt vervolgens de medisch adviseur van de zorgverzekeraar de verzekeringsindicatie vast door te beoordelen of er – gelet op de zorginhoudelijke afwegingen en de vigerende Zvw aanspraken – in de individuele situatie sprake is van een rechtmatige aanspraak.
Wie beoordeelt bij OHRA of iemand in aanmerking komt voor vergoeding van langdurige psychoanalytische psychotherapie? Waar is dit oordeel op gebaseerd?
Om voor vergoeding in aanmerking te komen moet een verzekerde aangewezen zijn op langdurige psychoanalytische psychotherapie. Dit is een zeer intensieve behandeling die langer duurt dan een jaar en één tot twee zittingen per week omvat.5 OHRA heeft mij laten weten dat de voorafgaande toetsing door, of onder verantwoordelijkheid van, een medisch adviseur (een BIG-geregistreerde arts) gebeurt.
Wat vindt u ervan dat ORHA stelt dat de akkoordverklaring het bewijs is dat iemand recht heeft op vergoeding? Is dat recht niet reeds door Zorginstituut Nederland vastgesteld?
Het Zorginstituut heeft een standpunt afgegeven over langdurige psychoanalytische psychotherapie, waarbij is aangegeven dat deze behandeling voldoet aan de stand van wetenschap en praktijk en daarmee verzekerde zorg is. Dit laat onverlet dat elke zorgverzekeraar moet nagaan of de verzekerde daadwerkelijk is aangewezen op de gevraagde zorg. Hiertoe wordt door sommige verzekeraars het vereiste van schriftelijke toestemming ingezet. De verzekeraar mag deze extra voorwaarde in zijn polisvoorwaarden stellen, voordat wordt overgegaan tot vergoeding. De akkoordverklaring geldt dan als bewijs voor de verzekerde dat hij deze schriftelijke toestemming van OHRA heeft gekregen.
Erkent u dat er een fundamenteel wantrouwen richting de zorgverlener en de patiënt ten grondslag ligt aan dit soort aanvullende toestemmingsvereisten? Acht u dit wenselijk?
Zie antwoord vraag 2.
Is u bekend of meer zorgverzekeraars dit soort aanvullende toestemming vragen voor zorg uit het basispakket? Zo ja, welke zorgverzekeraars zijn dit?
Een inventarisatie onder zorgverzekeraars wijst uit dat vrijwel alle zorgverzekeraars werken met toestemmingsvereisten voor bepaalde zorgvormen (bijvoorbeeld bepaalde medisch specialistische zorg, GGZ, hulpmiddelen). Ook zijn er zorgverzekeraars die met toestemmingsvereisten werken voor niet-gecontracteerde zorg. Doel is de recht- en doelmatigheid van de geleverde zorg te borgen.
Wat is volgens u het effect van dit soort onnodige extra toestemmingsvereisten van zorgverzekeraars voor de administratieve regeldruk in de zorg? Kunt u dit toelichten?
Onnodige administratie vind ik ongewenst. Voor zorgverleners en patiënten blijft het vaak niet beperkt tot het invullen van één formulier voor bijvoorbeeld het aanvragen van toestemming bij de zorgverzekeraar. Juist de stapeling van alle formulieren die zij moeten invullen, leidt tot een enorme toename in de regeldruk die zij ervaren. Als het nodig is te toetsen of er sprake is van gepast gebruik van zorg, is het wel van belang om de administratie die dat met zich meebrengt zo regelarm en eenvoudig mogelijk in te richten, zowel voor de patiënt als voor de zorgverlener. In het betreffende geval hoeft de verzekerde niet noodzakelijk zelf de benodigde gegevens bij de zorgverzekeraar in te dienen, maar kan de zorgverlener dit ook namens de verzekerde doen. In geval de verzekerde zelf toestemming voor deze behandeling bij de zorgverzekeraar wil aanvragen, wordt dit gefaciliteerd met een standaardformulier.
Bent u bekend met de circulaire Therapieën GGZ van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) d.d. 16 juni 2017, waarin de door Zorginstituut Nederland geaccordeerde langdurige psychoanalytische psychotherapie niet meer vermeld staat?
De circulaire is me bekend. Daarin worden alleen therapieën besproken die in de GGZ worden toegepast en (nog) niet zijn geduid door het Zorginstituut. Voor langdurige psychoanalytische psychotherapie geldt dat het Zorginstituut een standpunt heeft afgegeven waarin wordt aangegeven dat de behandeling voldoet aan de stand van wetenschap en praktijk. Dat langdurige psychoanalytische psychotherapie niet (meer) in de circulaire is opgenomen, is dan ook logisch.
Wat is de status van deze circulaire van ZN en wat betekent dit voor patiënten die voor deze therapie geïndiceerd zijn en daar recht op hebben conform de Zorgverzekeringswet?4
Zie antwoord vraag 9.
Welk gevolg heeft deze circulaire van ZN voor de vergoeding van verzekerde zorg voor patiënten, aangezien diverse verzekeraars deze lijst met hun verzekerden hebben gecommuniceerd?
Zie antwoord vraag 9.
Op welke wijze vindt afstemming plaats tussen Zorginstituut Nederland en ZN over te vergoeden psychotherapieën? Wie voert de primaire regie in de bepaling welke psychotherapeutische behandeling voor verzekerden vergoed wordt?
Zoals blijkt uit de circulaire hebben medisch adviseurs van ZN en het Zorginstituut contact over de te vergoeden psychotherapieën door middel van het zorgadviestraject GGZ. In dit overleg worden therapieën die in de GGZ worden toegepast, maar niet door het Zorginstituut zijn geduid, besproken. Alle medisch adviseurs van alle zorgverzekeraars zijn bij dit proces betrokken. Alleen in het geval dat algehele consensus bestaat met betrekking tot de vraag of de therapie voldoet aan de stand van wetenschap en praktijk, wordt dit advies in de circulaire van ZN opgenomen. Een zorgverzekeraar kan het advies uit de circulaire voor de desbetreffende behandeling overnemen, maar is daartoe niet verplicht. In het geval er onduidelijkheid bestaat of een bepaalde therapie voldoet aan de «stand van wetenschap en praktijk» zal het Zorginstituut gevraagd worden om over desbetreffende therapie een standpunt af te geven. Dit moeten zorgverzekeraars overnemen.
Klopt het dat zorgverzekeraars in toenemende mate schriftelijke toestemming eisen voor langdurende psychotherapieën van meer dan 25 sessies? Hoe verhoudt zich dat tot het recht op zorg conform de Zorgverzekeringswet?
Nee, andere concerns blijken geen toestemmingsvereisten voor langdurende pyschotherapie te hanteren. Wel zetten zij deze vereisten in voor andere zorgsoorten. Bij OHRA (en de andere CZ-labels) wordt al minstens vijf jaar met toestemmingsvereisten voor langdurende psychotherapie gewerkt. Deze praktijk is niet in strijd met het recht op zorg conform de Zorgverzekeringswet.
De vastlegging van afspraken tussen het ministerie van Financiën en De Nederlandsche Bank (DNB) |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
|
|
|
Herinnert u zich dat ik bij de regeling van werkzaamheden van 28 september 2017 de volgende vraag heb gesteld: «Op één punt zou ik graag opheldering willen hebben van de huidige Minister. Er bestaan geen gespreksverslagen van wat hij heeft afgesproken met de directeur van De Nederlandsche Bank. Juist voor een volgende Minister zou het heel fijn zijn als de afspraken die gemaakt zijn voor beiden helder zijn. Helder is wat anders dan openbaar. Ik snap dat juist die gespreksverslagen vertrouwelijk zijn. Maar ik zou van de huidige Minister een brief willen hebben waarin hij toezegt dat in het overdrachtsdossier de afspraken die de afgelopen maanden en jaren met de president van De Nederlandsche Bank gemaakt zijn, op papier staan en dat beiden het daarover eens zijn. Zo voorkomen we dat er straks iets in bankenland gebeurt en we achteraf allerlei verschillende variaties krijgen.»?
Ja.
Herinnert u zich dat ik een aantal keren gerappeleerd heb op deze brief en dat u pas vandaag kwam zonder een helder antwoord op deze kernvraag?
In mijn brief van 25 oktober 2017 (Kamerstuk 32 013, nr. 148) heb ik bovenstaande vraag van dhr. Omtzigt beantwoord.
Herinnert u zich dat de Algemene Rekenkamer op 27 september 2017 schreef: «De Minister van Financiën heeft ook binnen het SSM-systeem een rol bij het uitoefenen van toezicht op DNB. De Minister heeft verschillende mogelijkheden om actief toezicht uit te voeren. In de periode 2011–2016 heeft de Minister het toezicht op DNB beperkt en weinig proactief ingevuld. Op het ministerie zijn geen plannen waarin vastligt hoe het toezicht jaarlijks wordt uitgevoerd. De documenten waarin een beoordeling van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de toezichttaak van DNB te verwachten zouden zijn, zoals de vijfjaarlijkse zbo-evaluatie en de bijlage bij het departementaal jaarverslag, geven hierin beperkt inzicht. Ad-hoc gesprekken en reguliere contacten op hoog ambtelijk en bestuurlijk niveau van het Ministerie van Financiën met DNB worden doorgaans niet schriftelijk vastgelegd. Dit maakt de inhoud ervan oncontroleerbaar en kan tot risico’s voor de continuïteit van besluitvorming leiden.»?
Ja.
Ziet u dat de Algemene Rekenkamer daarmee zegt dat de afspraken onvoldoende duidelijk en soms niet op papier gezet zijn?
Ik deel de mening van de Algemene Rekenkamer dat verslaglegging kan bijdragen aan reconstrueerbaarheid en continuïteit van besluitvorming. Ook kan dit bijdragen aan de verantwoording achteraf in bijvoorbeeld de rapportage «toezicht op toezicht». In mijn bestuurlijke reactie op het rapport Toezicht op banken in Nederland; Uitvoering prudentieel toezicht op middelgrote en kleine banken door DNB van 11 september 2017 heb ik aangegeven dat de interne verslaglegging van contacten tussen het ministerie en het zelfstandig bestuursorgaan DNB dan ook zal worden verbeterd.
Dat de verslaglegging van contacten tussen Financiën en DNB voor verbetering vatbaar is, betekent echter niet dat afspraken tussen Financiën en DNB in het verleden niet zijn vastgelegd. In mijn brief van 25 oktober heb ik toegelicht dat de overleggen die de Minister van Financiën voert met de president dan wel met de voorzitter Toezicht van DNB (en de bestuursvoorzitter van de Autoriteit Financiële Markten), bedoeld zijn om elkaar te informeren over relevante ontwikkelingen. Deze overleggen zijn in beginsel niet besluitvormend van aard. Indien in voorkomende gevallen bij deze overleggen nadere afspraken worden gemaakt, dan werden en worden deze afspraken op schrift gesteld en bevestigd, bijvoorbeeld in de vorm van een briefwisseling tussen DNB en het ministerie. Deze afspraken maken daarmee onderdeel uit van het archief van Financiën en van de overdracht.
Hierbij wil ik volledigheidshalve de positie van DNB als onafhankelijke toezichthouder benadrukken. DNB is als zelfstandig bestuursorgaan niet hiërarchisch ondergeschikt aan de Minister van Financiën, en onafhankelijk in de uitoefening van haar toezicht. Dit betekent dat DNB zelfstandig en onafhankelijk oordeelt over individuele gevallen. De Algemene Rekenkamer concludeert in het hierboven genoemde rapport o.a. dat het toezicht van DNB op middelgrote en kleine banken in opzet goed is gestructureerd en dat dit toezicht intensief en streng is. Deze conclusie onderschrijf ik volledig, mede op grond van de informatie die DNB in de afgelopen jaren op verschillende niveaus met het Ministerie van Financiën heeft gedeeld binnen de bestaande overlegstructuur.
Kunt u bevestigen dat de afspraken die de afgelopen jaren op bestuurlijk en hoog ambtelijk niveau gemaakt zijn op belangrijke dossiers, zoals toezicht op banken in Nederland en toezicht op banken in Italië en de eurozone, alsnog vastgelegd en geaccordeerd zijn door beide partijen (DNB en Financiën), zodat er geen risico is voor de continuïteit van besluitvorming en bij mogelijke toekomstige crisissituaties?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u deze vragen vandaag nog beantwoorden?
U ontvangt de beantwoording van bovenstaande vragen op 26 oktober 2017.
Het bericht ‘Sint-Maarten wijst voorwaarden hulp af’ |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (PvdA) |
|
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Sint-Maarten wijst voorwaarden hulp af»?1
Ja.
Is het waar dat de regering van Sint-Maarten niet akkoord gaat met de voorwaarden die u hebt gesteld aan terbeschikkingstelling van financiële middelen voor de wederopbouw na orkaan Irma?
Op 2 november jl. heeft een meerderheid van het parlement van Sint Maarten een motie aangenomen waarmee akkoord wordt gegaan met de Nederlandse voorwaarden voor het wederopbouwfonds, te weten de oprichting van een integriteitskamer en het versterken van het grenstoezicht. Dat is positief nieuws. Door de politieke crisis die op het eiland is ontstaan, is er echter nog veel onduidelijk.
Welke maatregelen neemt u om rechtmatige, doeltreffende en doelmatige besteding van financiële middelen voor de wederopbouw van Sint-Maarten te borgen?
Vanzelfsprekend moeten de projecten die met een Nederlandse bijdrage worden gefinancierd, voldoen aan voorwaarden die zien op een rechtmatige, doeltreffende en doelmatige besteding. De gestelde randvoorwaarden zien op een integere benutting van de financiële middelen voor de wederopbouw. Overige waarborgen worden nader uitgewerkt.
Wat is uw antwoord op het pleidooi van Sarah Wescott-Williams (bij brief van 14 oktober 2017 aan de Rijksministerraad, op persoonlijke titel) om de financiële steun los te koppelen van voorwaarden die niet direct te maken hebben met de transparantie, effectieve en efficiënte aanwending en besteding van de steun voor de wederopbouw vanuit Nederland?
De gestelde randvoorwaarden hebben als doel een integere benutting van de financiële middelen voor wederopbouw te borgen en om goed functionerend, ordentelijk en ongecompromitteerd grenstoezicht te garanderen. Daarmee zijn ze direct gerelateerd aan een transparante, effectieve en efficiënte besteding van de Nederlandse bijdrage aan wederopbouw.
Het bericht dat duizenden kwetsbare patiënten slechtziend zullen worden door onverantwoorde bezuiniging van zorgverzekeraars |
|
Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat duizenden kwetsbare patiënten slechtziend zullen worden door onverantwoorde bezuiniging van zorgverzekeraars?1
Ja, ik heb het bericht gelezen.
Bent u ook zo enorm geschrokken van het bericht dat zorgverzekeraars oogartsen dwingen om uitsluitend goedkope injecties te gebruiken, die bij een deel van de patiënten niet werken en tot gevolg hebben dat zij maatschappelijk blind zullen worden?2
In het verleden heeft het Zorginstituut ranibizumab en bevacizumab (medicijnen die in het door u aangehaalde rapport ondermeer genoemd worden) meerdere keren beoordeeld3 , 4. De conclusie van het Zorginstituut was toen dat er geen therapeutische meerwaarde van het ene medicijn ten opzichte van het andere medicijn was. Ook was er toen geen wetenschappelijke bewijs dat als de patiënt faalt op het ene medicijn, de patiënt wel baat heeft bij het andere medicijn.
Het Zorginstituut heeft in het advies in 2012 aangegeven dat zij met de beroepsgroep hierover afspraken zal maken om inzicht te krijgen in de therapeutische waarde van ranibizumab als tweedelijnsbehandeling.Het Zorginstituut heeft hiervoor het initiatief bij de fabrikanten gelegd.
Navraag bij het Zorginstituut heeft aan het licht gebracht dat geen enkele fabrikant van alternatieven voor bevacizumab aan het Zorginstituut studies ter beschikking heeft gesteld die onderbouwen dat producten als aflibercept en ranibuzimab wel werken bij patiënten die niet reageren op bevacizumab.
Als er nieuwe goed onderbouwde wetenschappelijke studies zijn die een nieuw licht op de beoordelingen van het Zorginstituut kunnen werpen, dan lijkt mij de meest geëigende weg dat de fabrikanten van de betrokken medicijnen een dossier bij het Zorginstituut indienen. Dan kan het Zorginstituut op basis van dit dossier een oordeel vellen.
Hoe kan het dat zorgverzekeraars bij onderhandelingen met ziekenhuizen en zorginstellingen eigenstandig kunnen afdwingen slechts 10% van de oogbehandelingen met dure injecties te vergoeden, terwijl de dure ooginjecties in het basispakket zitten en oogartsen volgens richtlijnen verplicht zijn deze voor te schrijven?3
De drie dure injecties zitten in het pakket. Onderzoek heeft aangetoond dat deze middelen min of meer gelijkwaardig zijn, zoals ondermeer ook in het eerder genoemde rapport van het Zorginstituut beschreven staat. Er is echter een fors prijsverschil tussen de middelen. Ik vind het daarom heel goed dat zorgverzekeraars gebruik maken van deze kennis, en dus afspraken maken met ziekenhuizen over de inzet van het meest doelmatige middel.
Als een patiënt met een goedkoop middel uitkomt in de behandeling, is het ondoelmatig als de patiënt met een even goed, maar duurder middel wordt behandeld.
Dat patiënten niet allemaal reageren op het goedkoopste middel, is bekend. Dat is precies de reden waarom er door zorgverzekeraars voor gekozen is om niet alleen het goedkoopste middel in te kopen, maar juist nog ruimte over te laten voor de inzet van het duurdere middel als daar in de behandeling behoefte aan is. Dit is niet hard wetenschappelijk onderbouwd, maar de praktijk leert dat het goed is voor patiënten en behandelaren om deze ruimte te hebben.
Erkent u dat zorgverzekeraars hier hun zorgplicht ontduiken? Wat gaat u hieraan doen?
Op basis van de informatie die ik nu heb, kan ik niet stellen dat zorgverzekeraars hun zorgplicht ontduiken. De vraag is nu aan de orde of er wetenschappelijk bewijs is die aangeeft dat een patiënt die geen baat heeft bij behandeling met bevacizumab, wel baat heeft bij behandeling met de andere medicijnen.
Zoals ik hierboven aangegeven heb, zouden de fabrikant(en) dit in de vorm van een dossier bij het Zorginstituut moeten aanleveren. Pas als deze vraag beantwoord is, komt men aan de vraag toe over de zorgplicht.
Bent u bereid een onderzoek in te stellen naar de alarmerende signalen dat zorgverzekeraars tijdens de onderhandelingen met instellingen percentages afdwingen over het aantal dure ooginjecties dat mag worden gebruikt?
Zie het antwoord op vraag vier.
Bent u zich bewust van de maatschappelijke kosten van slechtziend- en blindheid door de dreigende onderhandeling van duizenden patiënten? Acht u dit wenselijk?
Zowel voor de individuele patiënt als voor de maatschappij is slechtziend- en blindheid onwenselijk.
De vraag is echter, gezien ook de rapporten die het Zorginstituut eerder over deze middelen heeft uitgebracht, of het therapeutisch zinvol is om een patiënt te behandelen met aflibercept en ranibuzimab als de patiënt niet reageert op bevacizumab.
Wat gaat u doen om te garanderen dat zorgverzekeraars niet langer het verantwoorde gebruik van de meer kostbare ooginjecties kunnen beperken?
Als de fabrikanten in de vorm van een dossier nieuwe bewijslast overleggen, waardoor het Zorginstituut tot een ander oordeel komt dan een aantal jaren geleden, dan zullen zorgverzekeraars rekening houden met dit oordeel.
Het bericht dat er met oud-korpschef Welten een uitzonderlijke belastingdeal is gesloten |
|
Edgar Mulder (PVV) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Zeer uitzonderlijke belastingdeal voor oud-korpschef Welten»?1
Ja.
Klopt het dat oud-korpschef Welten over circa € 130.000 geen loon- en inkomstenbelasting hoeft te betalen? Zo ja, wat houdt deze belastingdeal in?
Over belastingaangelegenheden van een individuele belastingplichtige kan ik gelet op de geheimhoudingsplicht van artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen geen mededelingen doen.
Hoeveel belastinginkomsten loopt de Staat hierdoor mis?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u betrokken geweest bij het maken van deze afspraken of wist u van deze afspraken voordat deze in de media kwamen?
Nee, mijn ambtsvoorganger en ikzelf zijn hier niet bij betrokken geweest.
Bent u bereid het geformuleerde advies openbaar te maken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om ervoor te zorgen dat Welten het belastingvoordeel tot op de laatste cent terugbetaalt?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat topgraaier Welten nu ook zijn allerlaatste restje integriteit heeft verloren? Zo nee, waarom niet?
Het past mij niet hierover een uitspraak te doen.
Zijn er nog meer topverdieners, of ze nu wel of niet lid zijn van een linkse partij, die dit soort afspraken met de Belastingdienst hebben gemaakt? Zo ja, kunt u alle namen geven?
Zie antwoord vraag 2.
Een droneverbod vanwege privacy |
|
Sven Koopmans (VVD) |
|
Stef Blok (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Molenaars Kinderdijk willen droneverbod vanwege privacy»?1
Ja.
Kunt u een overzicht geven van privacy-gerelateerde klachten over en schendingen door hobbydrones in Nederland? Zo nee, kunt u hier op korte termijn een studie naar laten doen?
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft de afgelopen twee jaar niet of nauwelijks signalen ontvangen over het gebruik van drones. Bij de politie worden alle overtredingen of meldingen met betrekking tot drones verwerkt in het bedrijfsprocessensysteem BVH. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen overtredingen die gerelateerd zijn aan privacy en andere overtredingen, zoals gevaar voor de luchtvaart. Een overzicht van deze meldingen en overtredingen laat het volgende beeld zien:
jan–dec 2016
52
5
37
101
jan–jun 2017
35
4
13
54
Hoe beoordeelt u de proliferatie van anonieme hobbydrones met camera's? Hoe beoordeelt u de miniaturisering van hobbydrones en de ontwikkeling van hobbydrones die niet als drone herkenbaar zijn, maar bijvoorbeeld op vogels of insecten lijken?
De productie en verkoop van hobbydrones met camera’s zie ik niet als bezwaarlijk, wel het eventuele gebruik daarvan op een wijze die de privacy schendt. Dit geldt ook voor geminiaturiseerde drones of voor drones die op bijvoorbeeld vogels of insecten lijken. Het gebruik van dergelijke drones kan nuttig zijn bij het maken van bijvoorbeeld een natuurfilm. Daarbij hoeft de privacy van mensen niet in het geding te zijn. Zie verder het antwoord op vraag 5.
Met welke fysieke middelen kunnen vluchten van hobbydrones, die de privacy van burgers schenden, worden bestreden? Hoe werkt dit als de bestuurder van de drone niet geïdentificeerd kan worden?
Aan het tegengaan van het gebruik van drones waarmee de privacy wordt geschonden, kan worden bijgedragen door deze uit te rusten met een identificatiechip of -unit en een drone-volgsysteem te ontwikkelen. De Europese Commissie is voornemens om de identificatie van drones te realiseren door middel van het opleggen van producteisen aan de industrie. Ook overweegt de Commissie om een drone-volgsysteem te laten ontwikkelen.2 Daarnaast zou ook een zogenoemd geofencingsysteem kunnen bijdragen aan het voorkomen van privacyschendingen door drones. Op dit moment wordt in Europees verband regelgeving voorbereid die producenten van drones door middel van producteisen verplicht om een geofencingsysteem op drones te installeren.3 Weliswaar heeft deze verplichting vooral tot doel om de luchtvaartveiligheid te vergroten, maar op termijn zou geofencing ook kunnen worden ontwikkeld tot een techniek om vliegen boven de bebouwde kom of gebieden waarbinnen zich grote mensenmenigten bevinden, te beperken. In dat geval zou ook de bescherming van de privacy daarmee gediend zijn. Een dergelijk systeem kan ook functioneren zonder identificatie van de bestuurder van de drone.
Met welke juridische middelen kunnen vluchten van hobbydrones, die de privacy van burgers schenden, worden bestreden? Hoe werkt dit als de bestuurder van de drone niet geïdentificeerd kan worden?
Tegen het gebruik van drones dat de privacy schendt, kunnen verschillende juridische middelen worden ingezet. Als bij dat gebruik sprake is van heimelijk filmen, kan dit strafbaar zijn op grond van de artikelen 139f en 441b van het Wetboek van Strafrecht. In dat geval kan men aangifte doen bij de politie. Verder stelt de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) voorwaarden aan het verwerken van persoonsgegevens en daarmee ook aan het verwerken daarvan met behulp van drones. Bij een overtreding van deze wet kan een belanghebbende op grond van artikel 60 Wbp aan de Autoriteit Persoonsgegevens verzoeken een onderzoek daarnaar in te stellen. Op 25 mei a.s. wordt de Wbp vervangen door de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en zal vanaf die datum een betrokkene op grond van artikel 77 AVG een klacht bij de Autoriteit Persoonsgegevens kunnen indienen, als hij van mening is dat de verwerking van persoonsgegevens met behulp van een drone inbreuk op deze verordening maakt. De bepalingen uit de Luchtvaartregelgeving, die het vliegen met drones boven mensenmenigten en aaneengesloten bebouwing verbieden, zijn weliswaar opgesteld met het oog op de luchtvaartveiligheid, maar dragen indirect ook bij aan de bescherming van de privacy.4 Bij een overtreding van deze bepalingen kan de politie optreden. Een burger die meent dat het gebruik van drones zijn privacy schendt, kan – tot slot – dit aanmerken als een onrechtmatige daad en de bestuurder van de drone dagen voor de civiele rechter. In dat verband valt te wijzen op een recente uitspraak van de Rechtbank Gelderland, waarin het gebruik van een drone wegens schending van de privacy onrechtmatig werd geacht. Daarbij werd overwogen dat het (mogelijk) filmen ook een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer kan opleveren, zolang het vliegen een privédomein betreft waar de bewoner in normale omstandigheden, zonder gebruik van de drone, geen toegang van of zicht door derden hoeft te verwachten.5 In al deze gevallen is het uiteraard noodzakelijk dat de bestuurder van de drone wordt geïdentificeerd om de genoemde juridische middelen tegen hem te kunnen inzetten.
Wordt de bestaande regelgeving effectief gehandhaafd? Kunt u cijfers geven?
De politie acteert op meldingen die betrekking hebben op het gebruik van drones. Onderzoek naar gebruik van een drone is altijd gebaseerd op het vinden van de bestuurder van de drone. Uit onderzoek ter plaatse kan eventueel na verhoor van de bestuurder een drone in beslag worden genomen ten behoeve van onder meer de bewijslast door bijvoorbeeld informatie uit de software van de drone en afstandsbediening te verkrijgen of foto’s en filmmateriaal veilig te stellen. Naar gelang de overtreding kan de bestuurder worden aangehouden of proces verbaal worden opgemaakt. De Afdeling Luchtvaart van de Landelijke Eenheid, team Luchtvaarttoezicht (LVT) kan in dit proces ondersteuning geven. In de regel worden alle overtredingen bij beroepsmatige vluchten gemeld bij de Landelijke officier van Justitie te Haarlem. Voor cijfers verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.
Mede gezien de inzet in het nieuwe regeerakkoord om de privacy van burgers onderling (de horizontale privacy) beter te beschermen, welke maatregelen kunnen hiertoe op het gebied van hobbydrones en privacy al op de korte termijn worden genomen?
De regelgeving over bescherming van persoonsgegevens is ook van toepassing op het verwerken van persoonsgegevens die met camera’s op drones worden vastgelegd. Ik ben vooralsnog van oordeel dat deze regelgeving op zich afdoende is.6 Omdat zij naar haar aard tamelijk abstract is en vooral criteria bevat aan de hand waarvan in een concrete situatie een nadere afweging dient plaats te vinden, heeft het vorige kabinet een handleiding drones en privacy opgesteld. Deze handleiding zal in de eerste helft van 2018 worden geactualiseerd en aangepast aan de AVG. Verder communiceert de rijksoverheid over de regels voor het vliegen met drones op www.rijksoverheid.nl/drones. In dat kader wordt onder meer aandacht geschonken aan de privacyaspecten van recreatief gebruik van drones.
Het bericht ‘Niet meer geklopt op snelheid!’ |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Stef Blok (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Niet meer geklopt op snelheid!»?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de Chef van de Dienst Infrastructuur in het artikel het volgende stelt: «We gaan steeds meer de digitale kant op. Straks kunnen we op afstand inbreken in de software van een rijdende wagen en de motor uitzetten», terwijl u tijdens de behandeling van de wet Computercriminaliteit III (Kamerstuk 34 372) heeft gezegd: «De bevoegdheid om in een geautomatiseerd werk onderzoek te doen, is er alleen voor bepaalde onderzoekshandelingen, zoals het overnemen van gegevens. In de wet staat niet dat je een auto mag stoppen. Daar mag de bevoegdheid niet voor worden gebruikt»?
Ja, ik ben bekend met het bericht. Het in vraag 2 geduide wetsvoorstel is op dit moment aanhangig in de Eerste Kamer. Het voorstel omschrijft limitatief de onderzoekshandelingen waarvoor de bevoegdheid tot binnendringen in geautomatiseerd werk mag worden ingezet. Zoals de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tijdens de behandeling in de Tweede Kamer heeft gemeld is het stoppen van een auto niet als onderzoekshandeling opgenomen. Volgens het wetsvoorstel is het dus niet toegestaan binnen te dringen in het computersysteem van een auto om deze te stoppen. Ik zal dit onder de aandacht brengen van de politie.
Klopt het dat het stoppen van een auto door middel van het inbreken in de software niet mag volgens de genoemde wet? Bent u bereid dit onder de aandacht te brengen van de politie?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kan het dat de politie van mening is dat het op afstand stoppen van een auto via het inbreken in de software toegestaan is?
Het desbetreffende citaat betreft niet de mening van de politie. Het organisatieonderdeel van de Landelijke Eenheid dat de uitvoering voorbereidt richt zich op de kaders zoals voorzien in het wetsvoorstel. De behandeling in de Tweede Kamer maakt, indien het wetsvoorstel wordt goedgekeurd en bekrachtigd, deel uit van de wetsgeschiedenis en is daarmee bepalend voor de uitvoering.
Zijn er bij de politie voorbereidingen getroffen om in te kunnen breken in de software van auto’s?
Nee.
De belastingvlucht van brillenketens |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het artikel «Belastingvlucht van brillenverkopers»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het feit dat de grote brillenketens in Nederland via constructies in het buitenland de afdracht van winstbelasting fors weten te drukken?
Over belastingaangelegenheden van een individuele belastingplichtige kan ik gelet op de geheimhoudingsplicht van artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen geen mededelingen doen. Ik onthoud mij daarom ook van commentaar of al dan niet sprake is van agressieve belastingplanning.
Kwalificeert deze wijze van werken zich volgens u als agressieve belastingplanning? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Waaruit bestaat uw goede en open relatie met Specsavers, aangezien het bedrijf sinds 2010 gemiddeld slechts 0,8% van de omzet aan winstbelasting heeft hoeven afdragen en zelf stelt: «Specsavers werkt nauw samen met de Belastingdienst, we hebben een goede en open werkrelatie met hen.»?
Zoals ook eerder door mijn ambtsvoorganger is aangegeven – onder andere in het dertigledendebat van 5 juli 20172 en in antwoord op schriftelijke vragen van het lid Van der Lee3 – kan het kabinet gelet op artikel 67 AWR niet bevestigen of ontkennen of een APA (Advance Pricing Agreement) is afgegeven aan een individuele belastingplichtige. Ook kan ik niet in gaan op de specifieke toezichtmethodiek en werkrelatie met betrekking tot een individuele belastingplichtige en welke APA’s en ATR’s zijn beoordeeld door de onderzoekscommissie.
In zijn algemeenheid merk ik op dat de Belastingdienst hecht aan een professionele en open werkrelatie met belastingplichtigen omdat dit de doeltreffendheid en doelmatigheid van het toezicht ten goede komt. De uitgangspunten bij het toezicht van de Belastingdienst zijn neergelegd in de Handhavingstrategie van de Belastingdienst.4 Voor het toezicht binnen het segment Grote Ondernemingen is bovendien een extra leidraad opgesteld.5 Daarbij wordt ook ingegaan op horizontaal toezicht en de rol van vooroverleg binnen het toezicht.
Nu Specsavers zelf aangeeft een goede en open werkrelatie met de Belastingdienst te hebben, staat niets u toch in de weg over die relatie te spreken en toe te geven dat er een Advance Price Agreement met Specsavers is overeengekomen?
Zie antwoord vraag 4.
Is deze ruling beoordeelt door de onderzoekscommissie die u zelf heeft ingesteld? Zo ja, hoe luidde dat oordeel? Zo nee, kunt u bevorderen dat het aan de Kamer wordt voorgelegd?
Zie antwoord vraag 4.
Gezien het hoofdkantoor van Specsavers op Guernsey is gevestigd, is het juist te veronderstellen dat – indachtig het voornemen uit het regeerakkoord – Nederland in de toekomst een bronheffing zal leggen op rente- en royaltystromen richting dat eiland? Of is het geen automatisme dat een (ei)land als Guernsey, dat op de zwarte lijst van belastingparadijzen van de Europese Commissie staat, ook op de zwarte lijst komt te staan die Nederland gaat hanteren?
De in het regeerakkoord voorgestelde bronheffingen op dividend, rente en royalty’s in misbruiksituaties en naar zogenoemde low tax jurisdictions zullen in de komende periode worden uitgewerkt. Vervolgens worden de uitgewerkte voorstellen aan uw Kamer voorgelegd.6
Momenteel wordt in de EU door de lidstaten nog gewerkt aan een lijst van niet-coöperatieve jurisdicties. Deze lijst is nog niet vastgesteld. De ministers van Financiën van de lidstaten hebben afgesproken dat de EU-lijst van de lidstaten op 5 december a.s. moet worden vastgesteld. Op het moment dat de lidstaten hierover een akkoord bereikt hebben, geldt deze lijst ook automatisch voor Nederland. Over de eventuele tegenmaatregelen die lidstaten moeten treffen tegen landen op deze lijst, zal ook nog moeten worden besloten.
Klopt het dat de concurrent van Specsavers, Hans Anders, ook heel weinig winstbelasting afdraagt: was 0,6% van de omzet en na ingreep van de fiscus 1,2%? Bent u met dit bedrijf dermate in conflict dat het geschil voor de rechter is gebracht? Bent u bereid, zodra er een uitspraak is, de Kamer te informeren over de uitkomst daarvan?
Gerechtelijke uitspraken worden geanonimiseerd gepubliceerd op https://www.rechtspraak.nl/ en zijn daarmee ook voor uw Kamer vrij toegankelijk. Ik kan gelet op artikel 67 AWR niet ingaan op de fiscale positie van individuele belastingplichtigen. Wel merk ik meer in het algemeen op dat er geen conclusies zijn te trekken uit enkel de verhouding tussen betaalde winstbelasting en omzet. De grondslag voor de vennootschapsbelasting is de (fiscale) winst en niet de (commerciële) omzet.
Wat is uw oordeel over het feit dat de fiscale mogelijkheden voor grote ketens kennelijk zo omvangrijk zijn dat kleine zelfstandige brillenverkopers hier niet tegenop kunnen concurreren?
De Belastingdienst geeft zekerheid vooraf voor zowel grensoverschrijdende als nationale situaties, alsmede voor zowel grote als kleine bedrijven en voor particulieren. Het verkrijgen van zekerheid vooraf is daarnaast niet voorbehouden aan bepaalde bedrijfssectoren: iedere belastingplichtige kan zekerheid vooraf krijgen.
De procedure en voorwaarden voor het verkrijgen van zekerheid vooraf staat beschreven in het Besluit fiscaal bestuursrecht en is voor iedereen gelijk.7 Met betrekking tot een specifiek aantal categorieën is een bindend advies van het APA-/ATR-team vereist voor het geven van zekerheid vooraf.8 Zekerheid vooraf wordt gegeven binnen de kaders van wet-, regelgeving, beleid en jurisprudentie. De fiscale behandeling van bedrijven met en zonder ruling is daarmee hetzelfde; het al dan niet hebben van zekerheid vooraf heeft hier geen invloed op. Het verlenen van zekerheid vooraf leidt dan ook niet tot een ongelijk speelveld tussen bedrijfssectoren.
Het is evenwel een zorg van het kabinet dat internationaal opererende bedrijven door de mogelijkheid in te spelen op verschillen tussen nationale belastingsystemen een ongewenst concurrentievoordeel op binnenlandse bedrijven kunnen hebben. Het vorige kabinet heeft zich ingezet om internationale belastingontwijking tegen te gaan. Er zijn met steun van Nederland in zowel OESO- als Europees verband, sneller dan eerder voor mogelijk werd gehouden, maatregelen genomen om transparantie te vergroten en belastingontwijking tegen te gaan. Het kabinet continueert de én-én-strategie die door het vorige kabinet in ingezet: krachtig voortzetten van de proactieve aanpak van internationale belastingontwijking én tegelijkertijd een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor zover dat ten goede komt aan bedrijven met reële activiteiten in Nederland.
Dient u uw rulingpraktijk niet ingrijpend te herzien teneinde te borgen dat er sprake is van een gelijk speelveld in alle bedrijfssectoren? Wat gaat u er concreet aan doen om te voorkomen dat uw rulingpraktijk het vormen van oligopolies bevordert en eerlijke mededinging onder druk zet?
Zie antwoord vraag 9.
Het bericht dat Robert Mugabe benoemd is tot goodwill-ambassadeur van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) |
|
Raymond de Roon (PVV), Danai van Weerdenburg (PVV) |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Verbijstering over benoeming van Mugabe als VN ambassadeur»?1
Ja.
Kunt u aangeven op grond van welke competenties en/of kwaliteiten Robert Mugabe deze positie van goodwill-ambassadeur heeft gekregen? Zo nee, waarom niet?
Nee.
De Directeur-Generaal (DG) van de WHO heeft tijdens een conferentie over Noncommunicable Diseases (NCDs) op 18-20 oktober 2017 in Uruguay enkel aangekondigd dat «president Mugabe van Zimbabwe bereid is om te dienen als Goodwill Ambassador voor NCDs voor Afrika, om zijn gelijken in deze regio te beïnvloeden om prioriteit te geven aan NCDs en weidde niet uit.
Vanwege de ophef die volgde, schreef de Directeur-Generaal een kort bericht op de website van de WHO op zondag 22 oktober 2017. Hierin stond dat hij de benoeming heeft ingetrokken. http://www.who.int/mediacentre/news/statements/2017/goodwill-ambassador-rescinded/en/.
De WHO heeft verder niet gecommuniceerd over de benoeming en het mandaat voor deze functie. Er zijn ook geen uitspraken gedaan over de competenties en/of kwaliteiten benodigd voor deze functie of van de kandidaat.
Bent u bekend met de staat van de gezondheidszorg in Zimbabwe en de algeheel deplorabele staat waarin het land zich bevindt, na bijna 40 jaar schrikbewind van Robert Mugabe?
Ja.
Vindt u het terecht dat Mugabe tot goodwill-ambassadeur is benoemd? Zo nee, wat gaat u er aan doen om dat besluit zo snel mogelijk ongedaan te laten maken?
Het zou volstrekt ongeloofwaardig zijn geweest als Mugabe zou optreden als goodwill ambassadeur van de WHO, gezien de slechte staat van mensenrechten in het algemeen en de zorg in het bijzonder in zijn land. Daarnaast heeft de EU sancties ingesteld tegen Mugabe. Deze benoeming zou ook negatief zijn geweest voor de reputatie van de VN als geheel, aangezien de WHO daar onderdeel van uitmaakt. Nederland heeft daarom samen met andere landen meteen actie ondernomen en bij de WHO bepleit de benoeming ongedaan te maken. Dat is ook gebeurd.
Bent u bereid de financiële steun aan de WHO, inclusief partnerprogramma’s, per direct op te schorten totdat de benoeming ongedaan is gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Het is goed dat dit besluit is ingetrokken. Daarom is er geen noodzaak om verdere maatregelen te treffen. Nederland zal de ontwikkelingen bij de WHO nauwgezet blijven volgen en nader in gesprek gaan met de WHO om mogelijke herhaling tijdig te voorkomen.
Indien de benoeming van Mugabe tot goodwill-ambassadeur niet voor 1 december 2017 ongedaan gemaakt is, bent u dan bereid om Nederland terug te trekken uit de WHO? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De benoeming van de Zimbabwaanse president Robert Mugabe door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) tot ‘goodwill ambassador’ |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht dat Mugabe door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) benoemd is tot «goodwill ambassador»?1
Ja.
Klopt het bericht dat Mugabe als ambassadeur voor de WHO in Afrika zijn bekendheid zal inzetten om bepaalde onderwerpen, zoals ziektes, onder de aandacht te brengen?
De Directeur-Generaal (DG) van de WHO heeft tijdens een conferentie over Noncommunicable Diseases (NCDs) op 18-20 oktober 2017 in Uruguay enkel aangekondigd dat «president Mugabe van Zimbabwe bereid is om te dienen als Goodwill Ambassador voor NCDs voor Afrika, om zijn gelijken in deze regio te beïnvloeden om prioriteit te geven aan NCDs».
Vanwege de ophef die volgde, schreef de Directeur-Generaal een kort bericht op de website van de WHO op zondag 22 oktober 2017. Hierin stond dat hij de benoeming heeft ingetrokken. http://www.who.int/mediacentre/news/statements/2017/goodwill-ambassador-rescinded/en/.
De WHO heeft verder niet gecommuniceerd over de benoeming en het mandaat voor deze functie.
Wat is uw reactie op dit bericht?
De benoeming van president Mugabe stuitte meteen op veel kritiek, ook van de Nederlandse regering. Nederland heeft meteen actie ondernomen toen deze aankondiging bekend werd en haar grote ongenoegen hierover geuit bij de WHO. Het is goed dat de DG WHO Tedros dit besluit kort daarna heeft ingetrokken.
Kunt u aangeven welke redenen aan deze keuze ten grondslag liggen?
Nee, de WHO heeft hier geen nadere informatie over verstrekt.
Kunt u aangeven wat deze functie precies inhoudt en wat de formele status ervan is?
De aanstelling en het mandaat voor dit ambassadeurschap zijn nooit formeel bekendgemaakt door de WHO.
Deelt u de mening dat deze benoeming de geloofwaardigheid van de WHO negatief beïnvloedt, gezien de reputatie van Mugabe op het gebied van mensenrechten en de verwaarloosde gezondheidszorg in zijn land? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Het zou volstrekt ongeloofwaardig zijn geweest om Mugabe te benoemen als goodwill ambassadeur van de WHO, gezien de slechte staat van mensenrechten in het algemeen en de zorg in het bijzonder in zijn land. Daarnaast heeft de EU heeft sancties ingesteld tegen Mugabe. Deze benoeming zou ook negatief zijn geweest voor de reputatie van de VN als geheel, aangezien de WHO daar onderdeel van uitmaakt. Nederland heeft daarom samen met andere landen bij de WHO bepleit de benoeming ongedaan te maken. Dat is ook gebeurd.
Kunt u aangeven of Nederland deze onbegrijpelijke benoeming aan de kaak gaat stellen en bent u voornemens maatregelen te treffen tegen dit besluit? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft deze benoeming meteen aan de kaak gesteld bij de WHO. Het is goed dat dit besluit is ingetrokken. Op dit moment is er geen noodzaak om verdere maatregelen te treffen. Nederland zal de ontwikkelingen bij de WHO nauwgezet blijven volgen en nader in gesprek gaan met de WHO om mogelijke herhaling tijdig te voorkomen.
Het artikel ‘Kind gestoken’ |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Stef Blok (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het artikel «Kind gestoken»?1
Ja.
Klopt het dat de in het artikel genoemde imam, die in Engeland is veroordeeld voor kindermishandeling, in Nederland actief is als voorganger bij de Shane Moestafa Moskee in Rotterdam? Zo ja, bent u dan bereid deze imam zijn Nederlandse nationaliteit af te pakken, hem het land uit te zetten, er voor te zorgen dat hij Nederland nooit meer in komt en de Shane Moestafa Moskee te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Ik doe geen uitspraken over individuele zaken.
In algemene zin kan ik u mededelen dat de Rijkswet op het Nederlanderschap geen bepaling bevat op grond waarvan intrekking van het Nederlanderschap wegens commune criminele feiten mogelijk is. Invoering van een dergelijke bepaling wordt evenmin overwogen. Het Europees Nationaliteitsverdrag (Trb. 1998, 10), waartoe ook Nederland is toegetreden, staat het invoeren van een dergelijke bepaling niet toe.
Hoeveel voor een misdrijf (in Nederland of het buitenland) veroordeelde islamitische voorgangers zijn er in Nederland actief?
Over dergelijke gegevens beschik ik niet.
Bent u bereid, in het geval er meer veroordeelde imams zijn, hen op dezelfde manier aan te pakken als voorgesteld in vraag 2? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Bent u bereid alle moskeeën te sluiten? Zo nee, waarom niet?
In Nederland bestaat vrijheid van godsdienst. Het oprichten en in stand houden van een moskee valt in beginsel onder de godsdienstvrijheid. Dit is een belangrijk grondrecht in onze samenleving waar het kabinet pal voor staat. Van het sluiten van alle moskeeën in Nederland kan dus geen sprake zijn.
Het bericht dat de door leraren (LerarenAdviesRaad) voorgedragen kandidaat-voorzitter voor de Onderwijscoöperatie is afgewezen door het bestuur van de Onderwijscoöperatie |
|
Peter Kwint (SP) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Klopt het dat de door leraren – middels de LerarenAdviesRaad (LAR) – unaniem voorgedragen kandidaat-voorzitter voor de Onderwijscoöperatie (OC) is afgewezen door het bestuur van de OC? Zo ja, bent u bereid de OC om opheldering te vragen over de gronden waarop deze kandidaat-voorzitter is afgewezen en deze met de Kamer te delen? Welke specifieke onoverbrugbare verschillen waren er volgens het bestuur van de OC? Zo nee, in welke fase van het proces tot het kiezen van een nieuwe voorzitter bevindt de OC zich op dit moment en in hoeverre heeft de LAR daarin een bepalende stem?1 2
De uitkomst van deze benoemingsprocedure heeft het nodige losgemaakt onder leraren. Het gaat hier echter om een benoemingsprocedure van een eigenstandige organisatie. Wij vinden het niet gepast om te vragen naar de beweegredenen om een specifieke kandidaat wel of niet te benoemen. De Onderwijscoöperatie gaat over de eigen afweging.
Het mogelijke baanverlies bij Tata |
|
Gijs van Dijk (PvdA), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Henk Kamp (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht in het Algemeen Dagblad «Directie Tata Steel bezorgd om fusie»?1
Ja.
Deelt u de ernstige zorgen van de directie en de bonden over de banen en de zelfstandigheid van het voormalige Hoogovens? Zo ja, hoe kijkt u terug op uw oorspronkelijke juichtweet over de mogelijke fusie van Tata Steel met ThyssenKrupp gegeven het mogelijke baanverlies?2 Zo nee, waarom deelt u deze zorgen niet?
Vanwege de structurele overcapaciteit van de staalindustrie op mondiale schaal, vindt binnen de staalindustrie een consolidatieslag plaats. In dat kader vonden er reeds enige tijd gesprekken plaats tussen Tata Group en Thyssenkrupp waarbij ook de positie van Tata Steel Nederland in het geding was.
Om ervoor te zorgen dat deze belangrijke werkgever en industrie voor Nederland behouden blijft ondersteunde het vorige kabinet de inspanningen van Tata Steel Nederland om bij een eventuele fusie of joint venture een sterke positie voor IJmuiden te bedingen. Daarbij is een bidbook overhandigd dat de NFIA opstelde waarin voordelen zijn verwoord van vestiging van het hoofdkantoor in Nederland. De beslissing het hoofdkantoor van de joint venture in de regio Amsterdam te vestigen en de Research & Development-activiteiten in IJmuiden te behouden was belangrijk en positief nieuws voor Nederland en een bevestiging van de kwaliteit van ons vestigingsklimaat.
Het nieuwe bedrijf dat uit de joint venture ontstaat, moet de mondiale concurrentie beter aankunnen met een innovatieve, kwalitatief hoogwaardige, efficiënte en duurzame productie van staal.
De verdere stappen in de vorming van de joint venture worden de komende maanden gezet. Het is daarbij zaak goed de belangen van de Nederlandse vestiging te benadrukken. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat houdt daarbij nauw contact met de directie van Tata Steel Nederland en ik zal waar nodig de Nederlandse belangen onder de aandacht brengen van de directie van Tata Group.
Wat is uw inschatting van de werkgelegenheidseffecten van deze fusie?
In recente berichtgeving in de media op basis van uitlatingen door de ondernemingsraad van Tata Steel Nederland wordt aangegeven dat door de samenvoeging mogelijk meer banen verdwijnen dan de circa 4.000 banen die eerder werden genoemd, waarbij de aantallen gelijk verdeeld zouden worden over Thyssenkrupp en Tata Steel Europe (Nederland en het VK). Na de aankondiging van de vorming van een joint venture is dit proces in een volgende fase beland.
In deze fase moeten veel vragen en onduidelijkheden worden opgehelderd en beslissingen worden genomen. De gevolgen die dit precies kan hebben voor de Nederlandse werkgelegenheid zullen de komende tijd duidelijk worden. Ik kan op basis van de nu beschikbare informatie geen verdere inschattingen doen.
Van belang in dit verband is het werkgelegenheidspact dat vakbonden en de directie van Tata Steel Nederland hebben afgesloten, en dat nog loopt tot 2021. De directie van Tata Steel Nederland heeft zich daarin verplicht zich maximaal in te spannen om gedwongen ontslagen te voorkomen.
Deelt u de mening dat de zelfstandigheid en banen bij Tata Steel essentieel zijn bij het beoordelen van de wenselijkheid van deze fusie?
De komende maanden onderhandelen Tata Group en Thyssenkrupp over de nadere uitwerking van de joint venture. Daarbij is het voor de werkgelegenheid op de langere termijn en voor de positionering binnen het nieuwe bedrijf van belang om voldoende investeringsmogelijkheden te behouden voor de vestiging in Nederland.
Deelt u de mening dat deze fusie niet door moet gaan als deze gepaard gaat met gedwongen ontslagen? Wat gaat u doen om betrokken werknemers meer zekerheid te geven over hun toekomst? Wat voor instrumenten heeft de overheid om de continuïteit van het Nederlandse bedrijf en de werkgelegenheid te beschermen? Bent u bereid om actief de belangen van Tata Steel te behartigen en zo nodig alles te doen om een fusie te blokkeren?
Tata Steel Nederland is van groot belang voor de Nederlandse industrie en de economie van de regio IJmond in het bijzonder. Tata Steel Nederland heeft bij de eerste aankondiging van de voorgenomen joint venture – waarbij werd aangekondigd dat in totaal 4.000 banen bij Thyssenkrupp en Tata Steel zouden verdwijnen – aangegeven dat er naar verwachting geen sprake zal zijn van gedwongen ontslagen en dat een verlies van werkgelegenheid grotendeels opgevangen kan worden door natuurlijk verloop. Dit past ook bij de afspraken in het werkgelegenheidspact dat loopt tot 2021 en waarin de directie van Tata Steel Nederland zich verplicht zich maximaal in te spannen om gedwongen ontslagen te voorkomen.
Zoals aangegeven in mijn antwoord onder vraag 2 zal het kabinet zeer nauw de ontwikkelingen volgen. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat houdt daarbij intensief contact met de directie van Tata Steel Nederland. De fusie verbieden is niet aan de orde, maar ik zal waar nodig de Nederlandse belangen onder de aandacht brengen van de directie van Tata Group.
Het bericht dat bendes het gemak ontdekt hebben van fraude met persoonsgebonden budget (pgb) |
|
Lilian Marijnissen (SP) |
|
Martin van Rijn (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht dat geld bestemd voor langdurige zorg van zieken en gehandicapten met een pgb nog te makkelijk in de zakken van fraudeurs belandt?1
Ja.
Bent u ook geschokt door de bevindingen van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) dat het bedrag van pgb-fraude nog hoger ligt dan de door Zorgverzekeraars Nederland veronderstelde 13,5 miljoen euro?
Het is ernstig dat er jaarlijks zorggeld uit het systeem «weglekt» vanwege fraude. Geld dat bestemd is voor zorg moet ten goede komen aan de zorg voor – vaak kwetsbare- mensen. Het wekt geen verbazing dat het vastgestelde fraudebedrag lager ligt dan de daadwerkelijke omvang van fraude in de zorg. Fraude vindt per definitie in het geheim plaats en niet alle fraudegevallen zullen op basis van onderzoek aan het licht komen. De cijfers zijn daarmee altijd een onderschatting van de werkelijke omvang van de problematiek. Overigens vorderen zorgverzekeraars onterecht uitbetaalde bedragen altijd terug bij zorgaanbieders of verzekerden, ongeacht of het gaat om onbewuste fouten of fraude. Ook verhalen zorgverzekeraars de kosten van fraudeonderzoeken tegenwoordig op de fraudeurs.
Zorgverzekeraars Nederland publiceert jaarlijks de resultaten van de controles en fraudeonderzoeken die zorgverzekeraars en zorgkantoren in het voorgaande jaar hebben uitgevoerd. Deze cijfers hebben alleen betrekking op de uitvoering van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz, voorheen de AWBZ). In de periode van 2013 tot en met 2016 varieerde het bedrag aan vastgestelde fraude met pgb’s van circa € 4,1 tot € 13,6 miljoen per jaar (Wlz en Zvw). De cijfers over 2017 zijn nog niet beschikbaar. Het is niet bekend hoeveel zorgverzekeraars en zorgkantoren hiervan hebben kunnen terughalen.
Daarnaast heeft de Inspectie SZW in 2015 op basis van strafrechtelijk onderzoeken in totaal voor circa € 8 miljoen aan wederrechtelijk verkregen voordeel berekend. Van dit totale fraudebedrag had circa € 7 miljoen betrekking op het pgb. In 2016 ging het om circa € 5 miljoen aan zorgfraude, waarvan ruim € 1,9 miljoen betrekking had op fraude met pgb’s. Voor deze bedragen geldt dat op grond van deze berekeningen het Openbaar Ministerie een ontnemingsvordering doet, die door de strafrechter al dan niet gedeeltelijk kan worden toe- of afgewezen. Ook voor de Inspectie SZW geldt dat er nog geen recentere cijfers beschikbaar zijn. Ook is niet bekend hoeveel geld er, na toewijzing van de ontnemingsvordering door de strafrechter, daadwerkelijk is teruggehaald.
De genoemde fraudebedragen geven als gezegd geen representatief beeld van de werkelijke omvang van fraude met het pgb, maar vormen een ondergrens. De precieze omvang van fraude in de zorg is niet volledig te kwantificeren.
Wat gaat u op korte en op lange termijn doen om de mogelijkheden voor fraude met pgb’s te minimaliseren? Kunt dit toelichten?
Voor veel mensen met een complexe zorgvraag is het pgb een belangrijk instrument om hun zorg zo op maat te organiseren en zelfstandig en volwaardig deel te kunnen nemen aan de samenleving. Eigen regie is een voorwaarde en essentie van het pgb. Fraude plaatst het instrument pgb in een kwaad daglicht en schaadt het imago van de vele budgethouders die zorgvuldig en integer met hun pgb omgaan.
De afgelopen jaren zijn al verschillende stappen gezet om het pgb fraudebestendiger te maken, waaronder indicatiestelling in persoon (door het CIZ), de invoering van bewustekeuzegesprekken, het opstellen van een budgetplan en vervolgens zorgovereenkomsten en zorgbeschrijvingen. Daarnaast beoordelen de zorgkantoren of de vertegenwoordiger (als de budgethouder het pgb niet zelf kan beheren) de verantwoordelijkheden en verplichtingen kan nakomen. Ook toetsen zorgkantoren of de weigeringsgronden voor een pgb van toepassing zijn. Onder de AWBZ werd het geld nog op rekening van de budgethouder gestort. Sinds 2015 is het trekkingsrecht ingevoerd. De SVB beheert nu het geld. Er kan pas bij de SVB gedeclareerd worden door de zorgverlener nadat de zorg geleverd is en deze is goedgekeurd door de budgethouder. Zorgkantoren leggen voor controle en evaluatie ook huisbezoeken af. Verder is de capaciteit van de Inspectie SZW en het Openbaar Ministerie uitgebreid voor de strafrechtelijke aanpak van onder meer fraude met het pgb. Ook heeft de vorige Staatssecretaris van VWS bestuurlijke afspraken gemaakt voor budgethouders die te goeder trouw hebben gehandeld en voor jongmeerderjarige budgethouders die worden geconfronteerd met een terugvordering. Tot slot is het mogelijk geworden voor verstrekkers om frauderende zorgaanbieders rechtstreeks aan te spreken via het zogenaamde derdenbeding dat verplicht in de modelzorgovereenkomst is opgenomen.
Er zijn al met al meer waarborgen voor budgethouders en instrumenten voor de zorgkantoren in de regelgeving aangebracht. Ondanks deze maatregelen constateer ik dat het probleem van fraude met het pgb nog steeds voorkomt. Strafrechtelijke handhaving werkt per definitie achteraf. Gepast gebruik van het pgb vraagt om brede en gedifferentieerde benadering. Zoals de NZa in haar aanbevelingen opmerkt, zal het niet mogelijk zijn om alle geschetste belemmeringen volledig weg te nemen zonder dat het instrument pgb in zijn essentie wordt aangetast.
Vindt u het ook zorgelijk dat zorgkantoren te weinig mogelijkheden hebben om fraude tegen te gaan en herhaling te vooromen? Wat is er voor nodig om de zorgkantoren deze mogelijkheden wel te geven? Gaat u de zorgkantoren voorzien van de juiste instrumenten?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u een beeld geven van wat de fraude met pgb’s de samenleving in totaal al gekost heeft?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe garandeert u dat pgb’s ingezet gaan worden daar waar ze voor bedoeld zijn, namelijk individueel maatwerk in de zorg, in plaats van als businessmodel om fraude mee te plegen?
Zie antwoord vraag 3.
Wat gaat u doen met de aanbevelingen van de NZa? Kunt u een uitgebreide reactie geven per aanbeveling?2
Om nog sterker op te treden tegen onrechtmatig handelende partijen, zoals zorgaanbieders, vertegenwoordigers en bemiddelaars, doet de NZa mij vier concrete aanbevelingen. Hieronder ga ik op iedere aanbeveling afzonderlijk in.
In de afgelopen periode heeft zich inderdaad casuïstiek voorgedaan waarbij pgb-houders buiten hun schuld worden geconfronteerd met een terugvordering. Daarom heb ik de regelingen getroffen die nu door de NZa zijn onderzocht. De regeling te goeder trouw heeft inmiddels via aanpassing van de Regeling langdurige zorg en opname van het derdenbeding in de zorgovereenkomst een meer structureel karakter gekregen. Dit neemt niet weg dat in beginsel de Wlz-budgethouder (degene die de zorg ontvangt) verantwoordelijk is voor het pgb-beheer. In dit kader adviseert de NZa mij om het pgb-beheer te scheiden van de zorgontvangst.
Om inzicht te krijgen in regie en vertegenwoordiging bij pgb- beheer, heeft mijn voorganger afgelopen voorjaar een domeinoverstijgend onderzoek hiernaar uitgezet. Het gaat dan om het in kaart brengen van de huidige praktijk en toepassing van pgb vertegenwoordiging in de vier zorgdomeinen, de eventuele knelpunten die zich daarbij voordoen en de mogelijke oplossingsrichtingen. Het onderzoeksrapport wordt eind 2017 opgeleverd. Mogelijk volgen uit dit rapport ook aanbevelingen over de wijze waarop met de verantwoordelijkheid voor een pgb om kan worden gegaan. Ik zal uw Kamer informeren over de resultaten van dit onderzoek.
De NZa constateert in haar rapport dat zorgkantoren zien hoe onwelwillende partijen zonder noemenswaardige inspanningen als zorgaanbieder de markt kunnen betreden of opnieuw kunnen betreden na een faillissement, strafrechtelijke vervolging of andere (financiële) problemen. De NZa geeft aan dat zorgkantoren hierin geen doorzettingsmacht hebben en dan niet anders kunnen dan budgethouders te adviseren zich tot een andere zorgaanbieder te wenden. Weigering kan alleen als de zorgaanbieder om andere redenen geen zorg mag leveren, zoals na ingrijpen van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in oprichting. De NZa adviseert hierom het Ministerie van VWS de drempels voor (hernieuwde) toetreding van professionele zorgaanbieders tot de zorgmarkt te verhogen.
Zorgaanbieders moeten vanaf het moment waarop de zorgverlening wordt aangeboden voldoen aan de vereisten in diverse wetten, zoals de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG). Dit geldt ook voor zorgaanbieders die beroeps- of bedrijfsmatig zorg verlenen op basis van een pgb. Onder de huidige Wet toelating zorginstellingen (WTZi) zijn pgb-zorginstellingen nog uitgezonderd van de toelatingsplicht. Daarbij zijn de huidige toelatingseisen niet specifiek gericht op de kwaliteit van zorg. Hierop heeft de Minister van VWS op 4 september 2017 het wetsvoorstel Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) aan uw Kamer aangeboden3, die de toelatingsparagraaf van de WTZi dient te vervangen. Het wetsvoorstel Wtza richt zich ook op pgb-aanbieders die beroeps- of bedrijfsmatig zorg willen verlenen. Doel van het wetsvoorstel Wtza is verbetering van het toezicht van de Inspectie van Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) op nieuwe zorgaanbieders en bewustwording van nieuwe zorgaanbieders van de (kwaliteits)eisen waaraan zij dienen te voldoen bij aanvang van de zorgverlening. Hiertoe wordt een meldplicht geïntroduceerd voor alle nieuwe zorgaanbieders onder het bereik van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Eveneens met meer oog voor kwaliteit wordt de bestaande toelatingsvergunningprocedure en doelgroep van de vergunningsplicht gewijzigd.
De NZa adviseert mij om het voortouw te nemen in het opstellen van het controle- en incassoprotocol voor de Wlz. Op grond van de regelgeving heeft VWS hier echter geen concrete rol in. Het controle- en incassoprotocol geeft invulling aan bepaalde bevoegdheden van zorgkantoren in hun rol van subsidieverstrekker. Daarnaast helpt het hen bij de uitvoering. Over het opstellen van het protocol zal ik in gesprek gaan met Zorgverzekeraars Nederland en de zorgkantoren.
De NZa heeft over de informatiebevoegdheden voor zorgkantoren in het rapport op twee ervaren knelpunten gewezen. Het eerste punt is dat zorgkantoren bij de aanpak van fraude tegen beperkingen in de informatie-uitwisseling tussen domeinen aanlopen. De informatieverplichting zoals die in de AWBZ was opgenomen is niet één-op-één teruggekomen in de Wlz maar is ingeperkt, zo geeft de NZa aan. Op grond van artikel 54 AWBZ was een ieder (dus ook zorgaanbieders) verplicht informatie te verstrekken aan de in dat artikel genoemde partijen. Het tweede punt is dat de mogelijkheden beperkt zijn om informatie uit te wisselen over (mogelijke) fraudegevallen tussen zorgkantoren en gemeenten. De NZa adviseert daarom de mogelijkheid om informatie uit te wisselen tussen pgb-verstrekkers in de wet op te nemen.
Met betrekking tot het eerste punt verwijs ik naar hoofdstuk 9 van de Wlz, waarin de informatiebevoegdheden van zorgkantoren en bepalingen over gegevensuitwisseling staan. Daar is ook opgenomen welke partijen persoonsgegevens met elkaar mogen delen. Zowel zorgkantoren (Wlz-uitvoerders) als zorgaanbieders worden in artikel 9.1.2 van de Wlz genoemd, waardoor het voor zorgkantoren mogelijk is om informatie op te vragen bij zorgaanbieders, maar ook bij het CAK en het CIZ. In artikel 9.1.2, eerste lid, onder i, is verder de mogelijkheid opgenomen dat de genoemde partijen onderling gegevens uitwisselen ten behoeve van het fraudeonderzoek door de Wlz-uitvoerders (zorgkantoren). Over het tweede punt van de NZa ben ik voornemens om een juridische verkenning te starten naar de mogelijkheden voor Wlz-uitvoerders om bijzondere persoonsgegevens ook bij gemeenten en zorgverzekeraars te kunnen opvragen voor controle en fraudeonderzoek, en andersom.
Verder is in dit kader relevant dat Zorgverzekeraars Nederland, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Ministerie van VWS al werken aan de ontwikkeling van een Waarschuwingsregister Zorg. Uw Kamer is hierover geïnformeerd in de vijfde voortgangsrapportage Rechtmatige Zorg4. Dit waarschuwingsregister is bedoeld om het mogelijk te maken voor zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten om gegevens over door hen vastgestelde fraudes onderling te delen. Door elkaar te waarschuwen voor bekende fraudeurs, zijn alle zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten alert en kunnen zij preventieve maatregelen treffen om herhaling of voortzetting van fraude binnen hun eigen wettelijke kader te voorkomen. Ik heb inmiddels een wetsvoorstel in voorbereiding dat een grondslag creëert voor de partijen om via de beveiligde elektronische infrastructuur van een waarschuwingsregister gegevens uit te wisselen over (rechts)personen waarvan is vastgesteld dat zij fraude hebben gepleegd.
Acht u het haalbaar dat zorgkantoren meer samenwerken voor een meer fraudebestendige uitvoering van de pgb-regeling?3
Over het algemeen geeft het NZa-rapport een positief beeld van de uitvoering door zorgkantoren van beide regelingen. Zorgkantoren spannen zich in om vorderingen te innen, wisselen onderling al ervaringen uit en medewerkers tonen een grote betrokkenheid bij hun budgethouders. De NZa geeft in het rapport aan dat zij mogelijkheden ziet voor nauwere samenwerking tussen zorgkantoren om te komen tot een meer fraudebestendige uitvoering van de pgb-regeling. Ik zal Zorgverzekeraars Nederland vragen om met de zorgkantoren de ruimte voor nauwere samenwerking te verkennen.
De benoeming van een topambtenaar van PvdA-huize op het ministerie van Buitenlandse Zaken |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Met dank aan Koenders»?1
Ja.
Klopt het dat René Cuperus, medewerker van het wetenschappelijk bureau van de Partij van de Arbeid, de Wiardi Beckman Stichting, is benoemd als «tegendenker» bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken?
De heer Cuperus is per 1 oktober 2017 op een tijdelijke aanstelling met een duur van één jaar voor 24 uur per week bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken aangesteld en geplaatst in de vacante functie van «scholar in residence» bij de Eenheid Strategische Advisering (ESA).
Heeft voor deze functie een vacature, intern dan wel extern, open gestaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u deze vacature aan de Kamer doen toekomen?
Nee, gelet op de zeer specifieke functievereisten en de korte duur en beperkte omvang van de aanstelling is ervoor gekozen om een shortlist van mogelijk geschikte kandidaten op te stellen. Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op vraag 7 met betrekking tot de openstelling van vacatures.
Kunt u toelichten welke sollicitatieprocedure de heer Cuperus heeft doorlopen voor zijn benoeming tot deze functie? Waren er meer kandidaten? Zo ja, hoeveel gesprekken zijn er gevoerd?
Besloten is de heer Cuperus uit te nodigen voor een selectiegesprek met het hoofd en het plaatsvervangend hoofd van ESA. Vervolgens heeft hij een voorstel voor een werkprogramma ingediend. Ten slotte heeft hij een afrondend gesprek gevoerd met het hoofd van ESA. Het arbeidsvoorwaardengesprek is gevoerd met een medewerker van de personeelsdienst.
Op welke wijze bent u persoonlijk betrokken geweest bij de benoeming van de heer Cuperus?
Ik ben bij het besluit dat tot deze benoeming heeft geleid niet betrokken geweest.
Welke procedures en/of voorschriften kent de rijksoverheid voor het werven van nieuwe werknemers? Is het noodzakelijk dat vacatures intern dan wel extern open gezet worden? Zo ja, waarom is in het geval van de benoeming van de heer Cuperus hier niet voor gekozen?
Voor werving van rijksambtenaren geldt het Besluit werving en selectie. Dat verplicht niet tot publicatie van alle vacante functies. Ook de interne voorschriften van mijn ministerie verplichten daar niet toe.
Acht u het wenselijk dat op hooggeplaatste functies binnen de Rijksoverheidsdienst personen zonder sollicitatieprocedure benoemd worden zonder enige tegenkandidaat?
Vacante reguliere functies die niet met interne kandidaten kunnen worden ingevuld, worden in de regel extern gepubliceerd opdat een ieder zijn of haar belangstelling daarvoor kenbaar kan maken. In bijzondere gevallen waarin slechts voor een korte periode een kandidaat wordt gezocht die moet voldoen aan zeer specifieke functievereisten, kan van een publicatie worden afgezien en geschikt geachte kandidaten worden benaderd. Daarvan was sprake in het onderhavige geval. Ook de werving van de voorganger van de heer Cuperus – de heer Hoogduin – vond op deze wijze plaats.
Bent u bereid de benoeming van de heer Cuperus te herzien en de vacature voor de functie alsnog intern dan wel extern open te stellen voor het bredere publiek?
Nee.
Kunt u deze vragen nog voor het aflopen van uw ambtstermijn beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat Groninger winkeliers duizenden euro’s aan boetes krijgen |
|
Maarten Hijink , Anne Kuik (CDA) |
|
Henk Kamp (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Gronings conflict over koopzondag loopt uit de hand»?1
Ja.
Acht u het wenselijk dat zowel ondernemers met een eigen pand als ondernemers die huren, worden verplicht op koopzondag open te gaan en anders worden beboet?
Ik begrijp het belang van winkeliers, verhuurders van panden en het consumentenbelang om een bepaalde mate van coördinatie te bewerkstelligen in een winkelgebied. De aantrekkelijkheid van een winkelgebied is immers ook één van de redenen waarom winkeliers, groot en klein, zich juist daar willen vestigen. Daar tegenover staat het belang van (kleine) winkeliers, die soms al 60 tot 70 uur in de week werken, en geen dag rust hebben terwijl zij dit soms wel willen. Ik vind het belangrijkste dat partijen zich redelijk tegen elkaar opstellen en het goede gesprek met elkaar hierover aan gaan. Eigenaren van winkelpanden en winkeliers dienen samen te ondernemen in een winkelcentrum. Het is redelijk dat een winkelier die expliciet akkoord is gegaan om op overeengekomen tijden zijn of haar winkel te openen, vervolgens aan deze verplichting gehouden kan worden, contracten zijn er niet voor niets. Ik wil echter ook dat de keuzevrijheid van de ondernemer om open te gaan voldoende geborgd is. Met name kleine ondernemers dienen niet via omwegen gedwongen te worden zeven dagen per week te werken.
Ons contractenrecht geeft de vrijheid om sancties (boetes) te verbinden aan het niet nakomen van contractuele verplichtingen. Als daar gebruik van gemaakt wordt betekent dit dat ondernemers er niet in onderling overleg goed uit zijn gekomen. Boetes zijn een laatste redmiddel waarvan ik liever zie dat deze niet gebruikt hoeven te worden. De ruimte waarin eenzijdige wijzigingen in de openingstijden mogen worden doorgevoerd is verduidelijkt door het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 november 20172. Huurder en verhuurder dienen zich redelijk tegenover elkaar gedragen.
Hoe vaak komt het in Nederland voor dat ondernemers verplicht worden om open te zijn op koopzondag? Hoe vaak worden in Nederland geldboetes uitgedeeld als gevolg van het niet openen van een winkel op koopzondag?
Uit de recente evaluatie van de Winkeltijdenwet3 blijkt dat een ruime meerderheid (93%) van de winkeliers aangeeft dat er geen boetebeding in het huurcontract is opgenomen. Indien er wel sprake is van een boetebeding geeft 22% aan dat het mogelijk is om onder het boetebeding uit te komen door middel een onderbouwd verzoek aan de verhuurder. Van de respondenten geeft 4% van de ondernemers aan open te zijn vanwege contractuele verplichtingen. Er zijn geen cijfers bekend over het aantal gevallen waarin daadwerkelijk een boete wordt opgelegd.
Ziet u met ons dat de openstelling zeven dagen in de week voor een kleine winkelier in moeilijker is dan voor grotere winkels?
Een contractuele verplichting om op zondag open te zijn betekent niet automatisch dat een ondernemer zeven dagen in de week open is of moet zijn. Daarnaast gaan contractuele verplichting tot openstelling niet altijd over 52 zondagen per jaar, dergelijke verplichtingen kunnen ook slechts één koopzondag per maand betreffen. Ik ga er bij de beantwoording van de vraag van uit dat de vragenstellers met «moeilijker» de economische gevolgen van openstelling bedoelen alsmede de praktische invulling, zoals bijvoorbeeld de personele bezetting. Hoe moeilijk het is om op zeven dagen open te zijn zal voornamelijk afhangen van de behaalde omzet op deze dagen, afgewogen tegen de gemaakte kosten. Zowel voor een grote als kleine winkel kan het moeilijk zijn op tijdstippen open te zijn waarop nauwelijks omzet wordt gehaald. De beoordeling of het praktisch moeilijk is, is lastig in te schatten omdat dit een beeld vereist van de concrete omstandigheden van de ondernemer. Over het algemeen is het wel zo dat het voor ondernemers die al personeel in dienst hebben het eenvoudiger is om elke zondag open te zijn.
Welke gevolgen heeft verplichte openstelling voor kleine winkeliers en hun medewerkers? Deelt u de mening dat de druk op arbeidsvoorwaarden met deze verplichtingen ernstig oplopen?
Voor (kleine) winkeliers en hun medewerkers is het belangrijk dat werkgevers en werknemers in goed overleg met elkaar afspraken maken over het werken op zondag. Deze afspraken zijn in beginsel niet anders dan de onderlinge afspraken die worden gemaakt als een werkgever winkelpersoneel nodig heeft op een andere dag in de week. In sommige cao’s is een zondagtoeslag overeen gekomen. Daarnaast bevat de Arbeidstijdenwet een strikte regeling omtrent het werken op zondag. Deze regeling is ook van toepassing in de detailhandel. Deze waarborgen voorkomen dat de druk op arbeidsvoorwaarden oplopen vanwege verplichte winkelopenstelling.
Is er sprake van een wurgcontract als een winkelier boetes van 500 euro per keer krijgt? Zo nee, waarom vindt u dat niet? Zo ja, wat wilt u hier aan doen?
Het is niet aan mij maar aan de rechter om een dergelijke clausule of de hoogte van de boete te kwalificeren als onredelijk. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 21 november 2017 een arrest gewezen waarin grenzen worden gesteld aan het eenzijdig wijzigen van openingstijden op grond van het huurcontract.
De rechter wijst op het belang van onderling overleg en op de redelijkheid en billijkheid. Ik vind het van belang dat er een evenwichtige belangenafweging plaatsvindt die recht doet aan de concrete situatie. De uitspraak van het Gerechtshof geeft daarbij meer richting en duiding. Zie ook mijn brief aan uw Kamer «Toezegging brief over verplichte openstelling van winkels».
Het gebrek aan capaciteit bij het Nederlands Forensisch Instituut en het uitbesteden van zaken |
|
Michiel van Nispen |
|
Stef Blok (VVD) |
|
Waarom laat het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) voortaan een deel van de secties op lichamen in België uitvoeren?1 Hoe is het mogelijk dat deze overheidstaak niet meer in Nederland uitgevoerd kan worden?
Het aantal secties nam in 2017 voor het eerst in ruim 10 jaar toe. Het team forensische pathologie bestond begin dit jaar uit vier tekenbevoegde pathologen en twee pathologen in opleiding. Daarmee was er voldoende capaciteit om de vraag naar gerechtelijke secties te kunnen voldoen.
Compleet onverwacht kwam één van de tekenbevoegde pathologen eerder dit jaar helaas plots te overlijden. Op een team van vier pathologen heeft de uitval van een van hen een enorme impact gehad, in combinatie met het stijgende aantal secties. Als gevolg hiervan ontstond een acuut en tijdelijk capaciteitstekort. Vanaf medio 2018 zijn de pathologen in opleiding volledig inzetbaar.
Hoe groot is het capaciteitsprobleem bij het NFI nu precies? Erkent u dat de bezuinigingen op het NFI zeer onverstandig zijn geweest?
Het NFI heeft als gevolg van een onverwachts ontstaan capaciteitstekort de komende negen maanden behoefte aan extra inzet om vijf a tien gerechtelijke secties per maand te laten verrichten.
Er zijn geen bezuinigingen bij het NFI geweest op het gebied van de forensische pathologie.
Hoe kan het dat dit tekort aan forensisch pathologen niet is voorzien en dat niet eerder is begonnen met het opleiden van mensen?
Zie het antwoord op vraag 1.
Welke nadelige gevolgen brengt dit met zich mee voor de ketenpartners, zoals de politie?
De gevolgen voor de ketenpartners liggen vooral in extra activiteiten rond de begeleiding van het transport van lichamen naar België en het fotograferen van secties in Antwerpen. Overigens wordt er rekening gehouden met de reisafstand. Zo worden de secties ten behoeve van Noord-Nederland en Noord-Holland niet in België uitgevoerd.
Welke extra kosten zijn er voor het NFI verbonden aan het laten verrichten van secties in het buitenland?
De extra kosten voor het NFI zijn beperkt en kunnen grotendeels budgetneutraal worden uitgevoerd.
Waarom wil het NFI eigenlijk zelf niet reageren op vragen van journalisten hierover?
Het NFI en het departement hebben de vragen van de media over de voorgenomen plannen om een deel van de secties uit te besteden aan het Universitair Ziekenhuis Antwerpen beantwoord.
Wat is de stand van zaken van het verbeterprogramma naar aanleiding van het cultuuronderzoek en het daaropvolgende Kamerdebat over het NFI eerder dit jaar?
Voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Justitie en Veiligheid eind november, ontvangt u de al eerder toegezegde brief met daarin de stand van zaken van het verbeterprogramma naar aanleiding van het cultuuronderzoek.
Wat zijn de plannen met betrekking tot het NFI, ook als het gaat om nieuwe uitbestedingen? Welke voornemens en scenario’s zijn er op het Ministerie van Veiligheid en Justitie?
Uitbesteding en doorverwijzing door het NFI vindt plaats in de lijn van het rapport van de Commissie Winsemius in de gevallen dat er sprake is van een tekort aan capaciteit (volume), zoals bijvoorbeeld het geval was bij MH17 en ingeval het NFI niet zelf beschikt over de juiste capaciteit (expertise), zoals bijvoorbeeld ingeval van spraakonderzoek voor sommige buitenlandse talen.
De toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie heeft een toekomstvisie op het forensisch onderzoek toegezegd2, waarbij enerzijds het NFI op het gebied van kennisontwikkeling tot de top kan blijven behoren en waarbij anderzijds wordt onderzocht op welke wijze er voldoende aanbieders van forensische onderzoeksmethoden kunnen zijn.
Het vraagstuk voor wat betreft het uitbesteden maakt daar deel van uit. Over het visietraject zal ik u deze maand nog een brief sturen.