Discriminatie door uitzendbureaus |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
|
|
|
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat uitzendbureaus meewerken aan discriminatie, zoals blijkt uit de uitzending van Radar?1
Ik ben net als u geschrokken van de uitkomsten van het onderzoek zoals gepresenteerd tijdens de Radar-uitzending. Discriminatie en uitsluiting, op de arbeidsmarkt en daarbuiten, is verboden en onacceptabel. Het leidt tot het verkwisten van talent en geknakte ambities. Meewerken aan discriminatie door uitzendbureaus is met name problematisch, omdat uitzendbureaus een belangrijk kanaal zijn voor Nederlanders met een migratieachtergrond voor toetreding op de arbeidsmarkt. De werkloosheid onder Nederlanders met een niet-westerse achtergrond is 2 tot 3 maal zo groot als die onder Nederlanders zonder migratieachtergrond. Het helaas hardnekkige probleem van arbeidsmarktdiscriminatie benadrukt waarom we in het Regeerakkoord de ambitie hebben opgenomen om arbeidsmarktdiscriminatie in alle vormen stevig te bestrijden.
Erkent u dat dit niet de eerste keer is dat in de politiek wordt gesproken over de aanpak van arbeidsmarktdiscriminatie?2
Arbeidsmarktdiscriminatie is een hardnekkig probleem en komt helaas nog steeds veel voor. Dit blijkt uit de uitzending van Radar van 29 januari jl., maar ook uit meerdere onderzoeken, waaronder het in 2016 in opdracht van SZW door de Vrije Universiteit uitgevoerde onderzoek «leeftijdsdiscriminatie in vacatures». Uit deze onderzoeken blijkt dat de meest voorkomende discriminatiegronden afkomst, leeftijd en geslacht zijn.
De afgelopen jaren zijn met de actieplannen Arbeidsmarktdiscriminatie en Zwangerschapsdiscriminatie al stappen gezet in de aanpak van arbeidsmarktdiscriminatie. Omdat het tegengaan van discriminatie op de arbeidsmarkt continue aandacht behoeft, stuur ik uw Kamer voor de zomer het in het Regeerakkoord toegezegde vervolg op het Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie toe, waarbij onder andere aandacht wordt gegeven aan het bestrijden van discriminatie in sollicitatieprocedures, bij zwangerschap en een stevige handhavende rol voor de Inspectie SZW. Daarnaast ga ik op zeer korte termijn met de uitzendbranche in gesprek over dit probleem en vooral ook over de maatregelen die zij zelf kunnen nemen om dit aan te pakken.
Deelt u de mening dat discriminatie net als diefstal strafbaar is? Welke (maximum) straffen staan er op arbeidsmarktdiscriminatie?
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de redactie van Radar, zodat de uitzendbureaus die zich schuldig maken aan discriminatie, gesanctioneerd kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om de uitzendbureaus die zich schuldig maken aan discriminatie, met naam en toenaam openbaar te maken? Zo nee, waarom niet?
Als het gaat om openbaarmaking van bedrijven in plaats van personen, welke privacyoverwegingen zouden dan een belemmering kunnen zijn?3
Erkent u dat er – sinds de uitzendbranche in 2011 besloot tot zelfregulering – nog nooit maatregelen zijn genomen tegen arbeidsmarktdiscriminatie? 4
Bent u bereid om de bevoegdheden van het Team Arbeidsmarktdiscriminatie dusdanig uit te breiden, dat zij in staat worden gesteld om discriminatie op te sporen en te bestraffen, ook als het gaat om werving en selectie? Zo nee, waarom niet?
Indien u niet akkoord gaat met de voorstellen in bovenstaande vragen, hoe gaat u de hardnekkige arbeidsdiscriminatie aanpakken? Gaat u zelf onderzoek doen naar discriminatie door uitzendbureaus? Welke sancties gaat u hanteren, nu blijkt dat zelfregulering tot niets heeft geleid?
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het Algemeen Overleg over Inburgering/Integratie op 7 februari 2018?
Breed verzet van huurders tegen oprichting dochteronderneming Woningcorporatie De Key |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Hoe beoordeelt u het feit dat Amsterdamse huurdersverenigingen in verzet komen tegen de oprichting van een dochteronderneming van Woningcorporatie De Key en het overdragen van bezit van De Key aan die commerciële BV?1 Wat is uw reactie op het bezwaar van de huurders dat er een «oneigenlijk en onrechtmatig gebruik is gemaakt van de in artikel 12, eerste lid, onder b van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting (BTIV) neergelegde ontheffingsbevoegdheid»?
Er is namens de betrokken huurdersorganisaties en enkele bewonerscommissies van De Key bezwaar gemaakt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tegen het besluit op het scheidingsvoorstel van De Key. Een zorgvuldige behandeling van het bezwaar voor alle betrokkenen vereist dat niet op de behandeling van het bezwaar vooruitgelopen wordt.
Deelt u de mening dat naar aanleiding van de bezwaren van de huurders de nodige vraagtekens gesteld kunnen worden bij de zorgvuldigheid van het overleg tussen De Key en de bewoners? Zijn naar uw mening de bewoners voldoende en volledig geïnformeerd? Kunt u uw antwoord toelichten? Deelt u de mening dat de inspraak en zeggenschap van de huurders ook bij een hybride of een juridische scheiding versterkt moet worden, onder andere door het instellen van een instemmingsrecht van de huurders in dezen?
Zie het antwoord op vraag 1.
Acht u het principieel wenselijk dat sociale huurwoningen en vermogen van een corporatie in het bezit kunnen komen van een commerciële partij, waarvan de corporatie weliswaar 100% aandeelhouder is? Kunnen zowel de gemeente en de huurders naar uw mening vanaf nu nog voldoende invloed uitoefenen op dit bezit van de BV?
De Woningwet voorziet in de mogelijkheid van een juridische splitsing, waarbij woningen overgaan naar een dochtermaatschappij van de corporatie. De Aw toetst of deze overgang voldoet aan de regelgeving hieromtrent. De gemeente Amsterdam heeft een positieve zienswijze afgegeven op het definitieve scheidingsvoorstel van De Key. Indien lokale partijen (gemeente, corporatie en huurdersorganisatie(s) dit wensen kunnen prestatieafspraken ook betrekking hebben op niet-DAEB bezit. Voor huurders van een woning in het bezit van een dochtermaatschappij van een toegelaten instelling is het overlegkader van de Wet op het overleg huurders verhuurder van toepassing. Hiermee worden de belangen van huurders geborgd.
Klopt het dat ten opzichte van het eerste voorstel 18,5% meer kapitaal wordt verstrekt aan de administratieve niet-Diensten van Algemeen Economisch Belangen-tak (niet-Daed-tak) de interne lening aan de administratieve niet-Daeb is verhoogd van 325 mln. naar 400 mln. euro, een stijging van 23%? Hoe beoordeelt u dat? Is deze wijziging voorgelegd aan de gemeente en/of Arcade? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 1.
Hoe beoordeelt u het dat de interne lening wordt verleend tegen 1,83%, terwijl de gemiddelde rente die De Key betaalde in 2015 4,2% was volgens de publicatie Corporatie in Perspectief (CiP) – Woningstichting De Key, januari 2017 verslagjaar 2015, pag. 33?
De corporatie voldoet hiermee aan het minimum dat in het wettelijk kader is vastgelegd.
Sluit u uit dat u gedurende deze kabinetsperiode De Key oproept of dwingt op basis van de Woningwet de aandelen van de dochtermaatschappij openbaar te koop aan te bieden? Is dat naar uw mening een waarschijnlijke gang van zaken?
Op grond van de Woningwet kan een corporatie de verplichting worden opgelegd om haar aandelen in de woningvennootschap in het openbaar ter overname aan te bieden. Deze situatie doet zich echter alleen in uitzonderlijke gevallen voor, bijvoorbeeld indien dit noodzakelijk zou zijn in verband met de financiële continuïteit van de woningcorporatie. De Aw geeft aan dat een dergelijk situatie op dit moment niet aan de orde is.
Is er naar uw mening een zorgvuldige belangenafweging gemaakt van de belangen van de corporatie, de huurders en het maatschappelijke volkshuisvestelijke belang bij het verlenen van de ontheffing, die op een «kan-bepaling» berust? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 1.
In hoeverre is voldaan aan de voorwaarde van het Amsterdamse college van burgemeester en wethouders, dat stelde dat «...mocht bij toetsing van het scheidingsvoorstel van een corporatie door de Autoriteit woningcorporaties, blijken dat het niet is toegestaan om sociale huurwoningen duurzaam te exploiteren in niet-daeb en hiermee de bijdrage aan de ondergrens van de sociale woningvoorraad niet kan worden gegarandeerd...», de zienswijze vanuit de gemeente aan een aantal corporaties in dat geval als negatief dient te worden beschouwd.»?
Zie het antwoord op vraag 1.
Erkent u dat het feitelijk zo is dat het verlenen van ontheffing is gemandateerd (niet gedelegeerd) aan de Autoriteit Woningcorporaties en dat u deze ontheffing kunt herroepen? Bent u dat van plan? Zo nee, waarom niet?
Het verlenen van de ontheffing zoals bedoeld in de vraag is gemandateerd aan de Autoriteit woningcorporaties. Belanghebbenden bij het besluit kunnen bezwaar maken. Hierbij worden de belanghebbenden gehoord en worden hun gronden voor bezwaar tegen het primaire besluit beoordeeld. De behandeling van het bezwaar zal vervolgens leiden tot een beslissing op bezwaar waarbij een volledige heroverweging van het primaire besluit plaatsvindt. Vervolgens staat nog beroep bij de rechter open. In de Woningwet is, mede na aanleiding van de uitkomsten en aanbevelingen van de Parlementaire Enquête Woningcorporaties, vastgelegd dat de Minister in beginsel niet treedt in toezichtcasuïstiek. Ik zie geen aanleiding dit uitgangspunt ter discussie te stellen.
In hoeverre kunt u uitsluiten dat goedkeuring van een hybride of juridische scheiding daeb/niet-daeb – waarbij sprake is van overdracht van vermogen en bezit aan een commerciële partij – kan «aanzetten tot contractbreuk» van de lokale prestatieafspraken, in Amsterdam of in andere gemeenten? In hoeverre kan de overdracht van bezit aan een commerciële partij lokale prestatieafspraken of convenanten schaden, in dit geval of elders?
Prestatieafspraken tussen een corporatie, gemeente en huurdersorganisatie(s) en de voorstellen van een woningcorporatie voor de scheiding van DAEB- en niet-DAEB-bezit kunnen van invloed zijn op elkaar. Indien op lokaal niveau prestatieafspraken waren gemaakt dan is hiermee rekening gehouden bij de beoordeling van het scheidingsvoorstel door de Aw. Tevens geldt dat bij de zorgvuldige beoordeling van het scheidingsvoorstel van een woningcorporatie de verschillende zienswijzen van zowel gemeenten als huurdersorganisaties zijn betrokken bij het nemen van het besluit. Gemeenten en huurdersorganisaties hebben daarbij naar voren kunnen brengen hoe het scheidingsvoorstel zich verhoudt tot prestatieafspraken.
Op welke wijze worden de belangen van de zittende huurders gegarandeerd, die als gevolg van het scheidingsvoorstel plotsklaps een commerciële BV als huisbaas hebben gekregen? Neemt u zelf nog aanvullende maatregelen?
De scheiding van niet-DAEB-bezit naar een verbinding van de toegelaten instelling raakt de contractrelatie tussen huurder en verhuurder niet. Betreft het overgeheveld DAEB-bezit dan blijft er sprake van gereguleerde huurcontracten met de zittende huurders. Betreft het overgeheveld niet-DAEB-bezit dan blijven de bestaande geliberaliseerde huurcontracten in stand. Daarmee zie ik geen aanleiding om aanvullende maatregelen te treffen.
De toegankelijkheid van het station in Winsum |
|
Cem Laçin , Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de situatie bij het NS-station in Winsum, waarbij ProRail voor de zomer de problematische toegang van het station en de platforms via een lift met grote gebreken zou gaan oplossen via de aanleg van een hellingbaan? Zo ja, bent u dan ook bekend met het feit dat na de initiële presentatie in juni 2017 door ProRail deze verbetering van de toegankelijkheid van dit belangrijke station definitief van de baan lijkt te zijn?
Ja.
Kunt u aangeven wat de reden is dat de gemeente Winsum en de doelgroep op 1 juni 2017 een presentatie kregen door ProRail over een toekomstige hellingbaan en dat er sinds 26 september 2017 sprake lijkt te zijn van een radicale koerswijziging? Hoe beoordeelt u desgewenst deze reden(en)?
ProRail heeft de optie voor een hellingbaan in 2016 laten onderzoeken in een schetsontwerp, waarbij op hoofdlijnen is gekeken naar inpasbaarheid, financiën en haalbaarheid. Op dat moment leek de aanleg van een hellingbaan een realistisch en betaalbaar alternatief. Na het schetsontwerp is gestart met het maken van detailontwerpen. Deze waren in september 2017 gereed. Daaruit bleek dat er, anders dan eerder aangenomen, geen gebruik gemaakt kon worden van de bestaande fundering van de aanwezige onderdoorgang. Er zou een volledig eigen fundering nodig zijn, waardoor de hellingbaan veel duurder zou uitvallen. De kosten hiervoor zijn geraamd op € 2 miljoen. ProRail heeft daarom in september 2017 besloten om de toegankelijkheid van station Winsum te verbeteren door het plaatsen van een nieuwe lift. Een nieuwe lift biedt nagenoeg dezelfde toegankelijkheid tegen een aanzienlijk lagere investering (ca. € 500.000,–).
Wat is op dit moment de stand van zaken wat betreft deze oorspronkelijk aangekondigde verbetering van de toegankelijkheid van het station?
In het algemeen overleg van 14 februari 2018 (Kamerstuk 29 984, nr. 760) heb ik toegezegd aan lid Van der Graaf (ChristenUnie) om aan ProRail te vragen om te bekijken hoe er een robuuste oplossing voor dat station zou kunnen worden gevonden.
Inmiddels heeft ProRail nogmaals contact gezocht in de regio, onder andere met de Stichting Platform Gehandicapten en de gemeente Winsum. Dit heeft geen nieuwe feiten naar voren gebracht. ProRail geeft aan dat een nieuwe lift een passende en robuuste oplossing is voor het toegankelijkheidsvraagstuk.
Verder geeft ProRail aan de vandalismeproblematiek die speelt in Winsum (en omliggende gemeenten) aan te willen pakken. In een brief aan het College van gedeputeerde staten van de provincie Groningen stelt ProRail voor om samen met onder andere vervoerders, gemeente(n), politie en andere belanghebbenden tot een plan van aanpak te komen om vandalisme te voorkomen. ProRail neemt in die brief het initiatief om met alle relevante partijen een bijeenkomst hierover te organiseren.
Begrijpt u dat een dergelijke, plotselinge koerswijziging bij zowel doelgroep en de gemeente het gevoel oproept misleid te worden en vragen oproept over de betrouwbaarheid van de door ProRail plotseling opgevoerde veel hogere kosten van de afgeblazen hellingbaan?
ProRail moet zorgvuldig omgaan met de verschillende belangen en een eventuele koerswijziging met de betrokkenen communiceren. Mijn conclusie is dat dit ook gebeurd is door overleg met de gemeente en vervolgens de Stichting Platform Gehandicapten Winsum, nadat het grote verschil in de kosten voor het realiseren van een hellingbaan is vast komen te staan.
ProRail heeft ook na mijn vraag om nogmaals te bekijken hoe een robuuste oplossing voor het station zou kunnen worden gevonden, onmiddellijk met betrokkenen contact gezocht.
Had ProRail na jaren van betrokkenheid bij de situatie op dit station, niet in een eerder stadium kunnen weten dat het project potentieel duurder zou worden dan aanvankelijk begroot?
Zie antwoord vraag 2.
In welke mate kan deze inschatting van kosten door andere partijen getoetst worden en in hoeverre kan ProRail hier eigenhandig terugkomen op een eerder toegezegde verbetering? Wat is uw rol in projecten zoals deze, ook vanuit het rijksbeleid dat zich richt op verbetering van veiligheid en toegankelijkheid rond het spoor en stations?
Bij ProRail worden de kosten geraamd volgens een tot in detail beschreven methodiek, de Standaardsystematiek Kostenraming (SSK), beschreven door kennisinstituut CROW en opgesteld door een (erkend) ingenieursbureau. De raming wordt vervolgens getoetst door deskundigen van ProRail. Deze procedure is ook gevolgd bij de raming van de kosten voor station Winsum.
Ik beoordeel dit als een zorgvuldige gang van zaken, al begrijp ik de teleurstelling van betrokkenen, omdat in eerste instantie is aangegeven dat een hellingbaan wel tot de mogelijkheden zou behoren.
Op grond van het Besluit Toegankelijkheid van het openbaar vervoer moeten stations, wanneer ze worden vernieuwd, toegankelijk blijven of worden gemaakt. Een nieuwe lift op station Winsum voldoet aan dit uitgangspunt.
Het rapport ‘mining taxes’ van SOMO |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
|
|
|
Wat vindt u ervan dat Mongolië belasting misloopt door belastingontwijking via Nederland?1
Hoe groot is de financiële stroom van Mongolië naar Nederland jaarlijks? Kunt u uw antwoord toelichten?
Erkent u dat landen die rijk zijn aan grondstoffen en bodemschatten gebaat zijn bij het heffen van bronbelastingen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bent u van mening, gezien de vorige vraag, dat Nederland wel degelijk invloed heeft op de belastinginkomsten van ontwikkelingslanden waarmee Nederland een verdrag sluit? Zo nee, waarom niet?
Wat was het oordeel van het International Monetair Fonds (IMF) over het belastingverdrag tussen Mongolië en Nederland? Bent u het met het oordeel van het IMF eens? Zo nee, waarom niet?
In het rapport «mining taxes» wordt verwezen naar een rapport van het IMF dat is opgesteld in het kader van een technische assistentie programma voor Mongolië over belastingen2. Het rapport van het IMF gaat in op dertig verschillende Double Tax Agreements (DTA) die Mongolië heeft afgesloten in de twintig jaar voorafgaand aan publicatie van het rapport in 2012. Eén van de dertig genoemde DTA’s is afgesloten tussen Mongolië en Nederland in 2004. In het rapport geeft het IMF een feitelijke beschrijving van de DTA tussen Nederland en Mongolië, het IMF velt hier verder geen oordeel over.
Het IMF kwam in zijn rapport wel tot het oordeel dat verschillende belastingverdragen die de regering van Mongolië had gesloten de heffingsrechten van Mongolië onvoldoende zeker stelden. Het advies was daarom deze verdragen te heronderhandelen en daarbij de hulp in te roepen van een ervaren internationale verdragsonderhandelaar. Het IMF merkte daarbij op dat het opzeggen van verdragen als een «ultimum remedium» ingezet moest worden. Bovendien merkte het IMF op dat een aantal verdragen die de heffingsrechten van Mongolië op dezelfde wijze beperken als het verdrag met Nederland, slechts kon worden beëindigd met in aanmerking neming van een aanzienlijke opzegtermijn.
Ik deel het oordeel van het IMF dat heronderhandeling een betere weg was geweest dan opzegging van het verdrag. Zoals ik indertijd in correspondentie met uw Kamer heb aangegeven zijn er op ambtelijk, diplomatiek en politiek niveau pogingen gedaan om met Mongolië onderhandelingen over een wijzigingsprotocol te starten3. Mongolië was onderdeel van het zogenoemde 23 ontwikkelingslanden project, zodat daarbij zeker een anti-misbruikbepaling overeengekomen zou zijn. Bovendien zou Nederland daarbij bereid zijn geweest herziening van de afgesproken tarieven van bronheffingen serieus te overwegen.
Welke andere landen hebben vanwege soortgelijke redenen hun belastingverdrag met Nederland opgezegd, of aangegeven het te willen wijzigen?
Kunt u ingaan op de vier aanbevelingen die in het rapport van SOMO aan Nederland worden gedaan, te weten het niet verlagen van de bronheffingen in het te sluiten verdrag met Mongolië, het niet langer verlenen van fiscale voordelen aan Rio Tinto, het implementeren van effectieve substance-eisen en een algemene antimisbruikbepaling en het onmogelijk maken van dubbele niet-heffing?
Zoals ik in antwoord op vraag 4 schreef, houdt Nederland bij het afsluiten van verdragen met ontwikkelingslanden rekening met de gerechtvaardigde belangen van die landen. Tegelijkertijd moet ook het belang van Nederland in het oog gehouden worden en daarbij hoort een inzet op voorwaarden in het belastingverdrag die enigszins vergelijkbaar zijn met verdragen van ontwikkelingslanden met ons omringende landen.
Bovendien hoeft een verlaging van bronbelastingtarieven, zoals ik in mijn antwoord op diezelfde vraag schreef, per saldo niet ongunstig uit te werken voor een land als Mongolië. Ik kan op voorhand zeker niet uitsluiten dat Nederland in een toekomstig verdrag met Mongolië zal instemmen met lagere tarieven voor bronbelasting dan de nationale tarieven in Mongolië.
Tenslotte merk ik op dat het mogelijke probleem voor Mongolië niet zozeer ligt bij het eventueel instemmen met verlaging van bronheffingen in een verdrag, maar in het mogelijke misbruik van dat verdrag. Vandaar dat ik mij breed inzet voor het opnemen van anti-misbruikbepalingen in Nederlandse verdragen
Over de fiscale positie van individuele belastingplichtigen kan ik geen uitlatingen doen maar in het algemeen kan ik niet vaak genoeg benadrukken dat individuele bedrijven geen «fiscale voordelen» krijgen die in strijd zijn met wet, beleid of jurisprudentie.
Het kabinet werkt met betrekking tot beide aspecten, zowel op het gebied van het nationale recht als van de belastingverdragen, aan concrete maatregelen.
In de brief belastingontwijking van 23 februari aan uw Kamer ga ik hier nader op in.
Uitgangspunt van dit kabinet blijft dat winst belast moet worden waar waarde wordt gecreëerd. Bovendien staat het kabinet nog steeds achter het beginsel waar de deelnemingsvrijstelling en ons verdragsbeleid op zijn gebaseerd: dat winsten niet tweemaal in de heffing worden betrokken. Er zijn dus situaties waarin het uitblijven van belasting niet bezwaarlijk is.
Tegelijkertijd moet ontduiking van belasting en ontwijking van belasting met gekunstelde structuren bestreden worden. Dat doet Nederland onder andere door voortvarende implementatie van de Europese richtlijnen tegen belastingontwijking (ATAD). Ook hier ga ik in de brief belastingontwijking van 23 februari aan uw Kamer nader op in.
Kloksystemen op basis van vingerafdrukken |
|
Mahir Alkaya (SP), Jasper van Dijk (SP) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u ervan op de hoogte dat er bedrijven zijn die kloksystemen aanbieden die gebruik maken van vingerafdrukken van werknemers?1
Ja.
Kan een werknemer verplicht worden door een werkgever vingerafdrukken af te staan, als dit niet vanwege veiligheidsvoorschriften noodzakelijk is?
Op grond van de privacy-wetgeving is dat niet waarschijnlijk. Dit wordt hierna toegelicht aan de hand van de regels die zijn opgenomen in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), die vanaf 25 mei 2018 van toepassing is. Voorts wordt ingegaan op de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (UAVG); het voorstel van UAVG (Kamerstukken 34 851) is inmiddels door de Tweede Kamer aanvaard.
De AVG bevat in artikel 9, eerste lid, een verbod tot het verwerken van biometrische gegevens, zoals vingerafdrukken, met het oog op de unieke identificatie van een persoon. Op grond van het tweede lid van artikel 9 is dit verbod niet van toepassing met nadrukkelijke toestemming van de betrokkene, of als dit op grond van het recht van een lidstaat is bepaald, waarbij beoordeeld moet worden of dit evenredig is en de privacy is gewaarborgd. In het wetsvoorstel UAVG is een nationale uitzondering opgenomen. In artikel 29 UAVG is geregeld, dat dit verbod niet van toepassing is indien de verwerking noodzakelijk is voor authenticatie of beveiligingsdoeleinden. Deze bepaling geldt ook in de verhouding tussen werkgever en werknemer omdat toestemming van de werknemer geen grondslag kan zijn voor deze verwerking van biometrische gegevens. In de verhouding tussen werkgever en werknemer is namelijk door de gezagsverhouding tussen werkgever en werknemer geen sprake van een in vrijheid gegeven toestemming van de werknemer. Het criterium van de regeling in de UAVG betekent dat het gebruik van vingerafdrukken noodzakelijk moet zijn voor de beveiliging van de toegang van gebouwen of ICT systemen. Het vastleggen van de biometrische gegevens moet voorts proportioneel zijn en noodzakelijk voor de toegangscontrole. In ieder geval verzet de regeling in de AVG en UAVG zich tegen het gebruiken van vingerafdrukken van een werknemer voor andere doelen dan authenticatie en beveiligingsdoeleinden (zie de memorie van toelichting bij de UAVG bij artikel 29, Kamerstukken II, 2017/18, 34 851, nr. 3, p. 108–109).
Overigens is het aan de Autoriteit persoonsgegevens en uiteindelijk aan de rechter om te beoordelen of in een specifiek geval van verwerking van biometrische gegevens rechtmatig wordt gehandeld.
Deelt u de mening dat wanneer medewerkers niet uitbetaald worden voor gewerkte uren omdat zij weigeren hun vingerafdruk af te staan, dit onrechtmatig is? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Deelt u de mening dat wanneer medewerkers geen vingerafdruk willen afstaan er een laagdrempelig alternatief mogelijk zou moeten worden qua urenregistratie? Zo nee, waarom niet?
Ja. In die zin dat het alternatief er voor het doel urenregistratie en kloksystemen altijd moet zijn en als enige worden aangeboden. Het gaat hier immers om gebruik dat niet te maken heeft met authenticatie vanwege beveiligingsdoeleinden. Het kloksysteem, dat op de bij de vragen genoemde site wordt aangeboden, betreft een systeem dat overigens een alternatief voor de vingerafdruk biedt namelijk het scannen van een pas van de werknemer.
Vindt u het wenselijk dat er zo op grote schaal vingerafdrukken door particuliere bedrijven verzameld worden? Zo ja, zijn er volgens u voldoende waarborgen zodat deze data veilig opgeslagen moeten worden?
Het verwerken en dus het verzamelen van vingerafdrukken is zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven op grond van de AVG verboden tenzij er een beroep op een uitzondering mogelijk is. Op grond van de UAVG is het verwerken van deze bijzonders categorie persoonsgegevens om een persoon uniek te identificeren slechts voor beveiligingsdoeleinden toegestaan. Daarnaast geldt dat als bedrijven rechtmatig deze gegevens mogen verwerken, zij altijd gehouden zijn aan alle andere eisen van de AVG, waaronder het treffen van passende en specifieke veiligheidsmaatregelen, zoals genoemd worden in artikel 32 van de AVG. Daarbij mogen de gegevens niet langer worden bewaard dan voor het doel noodzakelijk is en moeten ze worden vernietigd zodra het kan.
Het bericht dat Shell de NAM op afstand zet |
|
Agnes Mulder (CDA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Shell zet de NAM op afstand. Wie draait er straks op voor de schade in Groningen?»?1
Ja, het was bekend dat Shell de 403-verklaring had ingetrokken. Shell heeft aangegeven dat de intrekking van de 403-verklaring is ingetrokken vanwege het feit dat NAM inmiddels een eigen jaarrekening openbaar maakt. Dit naar aanleiding van de Europese transparantierichtlijn (2013/50/EU), waarin bepalingen zijn opgenomen die tot doel hebben de transparantie op betalingen aan overheden te verbeteren.
Klopt het dat Shell zijn 403-aansprakelijkheidsverklaring voor de NAM afgelopen jaar heeft ingetrokken? Zo ja, heeft Shell u op de hoogte gesteld van de redenen daarvoor of kunt u achterhalen wat de redenen zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Sinds wanneer weet u hiervan en waarom heeft u de Kamer hierover niet geïnformeerd?
Ja, het was bekend dat Shell de 403-verklaring had ingetrokken. Op 8 juni 2017 is de intrekking van de 403-verklaring gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel. De intrekking is een zelfstandige bevoegdheid van Shell. Het is aan Shell en niet de Staat hierover informatie naar buiten te brengen. Dit is gedaan door vermelding in het jaarverslag van Shell en door publicatie van een jaarverslag door NAM zelf.
Kan het intrekken van de 403-aansprakelijkheidsverklaring nu en in de toekomst effect hebben op de beschikbaarheid van middelen van de NAM voor het vergoeden van schade en het versterken van huizen in Groningen?
De verplichting tot het vergoeden van aardbevingsschade ten opzichte van gedupeerden in Groningen is een wettelijke verplichting van NAM. Die verplichting van NAM wordt niet geraakt door de intrekking van de 403-verklaring. NAM zal aan haar betalingsverplichtingen blijven voldoen, waarover uw Kamer op 30 januari jl. per brief is geïnformeerd (Kamerstuk 33 529, nr. 422). In dezelfde brief licht ik toe dat aardbevingsschade van gedupeerden in Groningen wordt vergoed en dat NAM voldoende financiële middelen beschikbaar heeft om de versterkingsopgave uit te voeren. Shell heeft ook op 30 januari jl. een verklaring afgegeven dat NAM aan haar financiële verantwoordelijkheden die samenhangen met de aardbevingen in Groningen voldoet en zal blijven voldoen. In deze verklaring geeft Shell ook aan hiervoor garanties af te geven.
Kunt u aangeven of Shell op deze wijze haar verantwoordelijkheid voor haar dochteronderneming, de NAM, kan ontlopen?
Shell heeft een verklaring op 30 januari jl. gepubliceerd en in de hoorzitting op 1 februari jl. in uw Kamer bevestigd dat NAM niet weg loopt voor haar financiële verantwoordelijkheden die samenhangen met de aardbevingen in Groningen, inclusief kosten die voortvloeien uit het nieuwe schadeprotocol. Shell is bereid daarvoor garanties af te geven. NAM heeft bovendien bekend gemaakt dat zij voorlopig geen dividend uitkeert aan haar aandeelhouders. Hierover heb ik uw Kamer op 30 januari jl. geïnformeerd (Kamerstuk 33 529, nr. 422).
Kunt u aangeven of Shell verplicht kan worden om haar medeverantwoordelijkheid om de bestaande en toekomstige schade ten gevolge van de aardbevingen, ook als NAM niet meer de middelen heeft, voor haar deel te voldoen? Zo ja, op welke wijze?
De Staat, Shell en ExxonMobil zijn in gesprek over een herinrichting van het gasgebouw. In deze gesprekken zal worden verzekerd dat NAM ook in de toekomst bij toenemende kosten als gevolg van de aardbevingen en afnemende opbrengsten bij een verminderende gaswinning aan haar financiële verplichtingen zal blijven voldoen. Deze gesprekken verlopen constructief.
Kunt u deze vragen voor vrijdag 2 februari 2018 beantwoorden?
De antwoorden op deze Kamervragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘Grote commotie over in Rijswijk verspreid Turks pamflet tegen de PKK’ |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Grote commotie over in Rijswijk verspreid Turks pamflet tegen de PKK»?1
Ja.
Is bij u bekend wie dit pamflet heeft opgesteld en verspreid onder huishoudens in onder andere Rijswijk, Delft en Rotterdam?
De opsteller van het pamflet lijkt een in Turkije relatief bekende publicist te zijn.
Heeft u ook vernomen dat hetzelfde pamflet in Antwerpen is rondgedeeld en dat de Belgische politie een onderzoek heeft ingesteld? Bent u voornemens hierover in gesprek te gaan met uw Belgische collega?
Er is via de Belgische media vernomen dat de pamfletten in Antwerpen zijn verspreid en dat de Belgische politie een onderzoek is gestart. Ik zie geen noodzaak om hierover in gesprek te gaan met mijn Belgische collega gezien er geen sprake is van strafrechtelijk gedrag. Dit zal verder worden uitgelicht bij vraag 6.
Is bekend met welke binnenlandse en/of buitenlandse middelen dit pamflet is gefinancierd? Zo ja, ziet u aanleiding om hier verdere stappen op te ondernemen? Zo nee, bent u voornemens dit te onderzoeken?
Ik begrijp het ongemak bij een groot deel van de ontvangers van deze pamfletten. Er zijn momenteel echter geen signalen dat hier sprake is van inmenging van een statelijke actor, het gaat hier om een soloactie van een Turkse publicist. Als kabinet zijn we daar uiteraard wel alert op. De Minister van J&V heeft de Tweede Kamer afgelopen vrijdag al geïnformeerd over de omgang met OBI.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat Turkse propaganda hier van deur tot deur wordt verspreid? Bent u daarnaast van mening dat Nederland niet de plek is voor politieke campagnes uit andere landen? Wordt bezien of er stappen genomen kunnen worden om dit tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 4.
Ziet u aanleiding om onderzoek te doen naar de inhoud van het pamflet? In hoeverre bevat dit pamflet strafbare uitingen? Als die er zijn, welke acties worden daar dan op ondernomen?
Ik begrijp het ongemak bij een groot deel van de ontvangers van deze pamfletten. Echter, in de Nederlandse rechtsstaat is de vrijheid van meningsuiting één van de belangrijkste vrijheden. Dit betekent dat ook meningen en politieke standpunten die op weinig steun kunnen rekenen of tot gevoelens van ongenoegen leiden, de ruimte dienen te krijgen. Deze vrijheid van meningsuiting is echter niet ongelimiteerd en mag nooit uitmonden in het plegen van strafbare feiten.
Bij een eerste lezing van het pamflet vallen volgens het Openbaar Ministerie niet direct passages op die een redelijk vermoeden aan het gepleegd zijn van een strafbaar feit doet ontstaan. Ik zie derhalve op dit moment geen aanleiding onderzoek te doen naar de inhoud van het pamflet. Indien mensen van oordeel zijn dat er sprake is van strafbare uitingen, dan kunnen zij onder concrete vermelding van de strafbaar geachte uitingen, aangifte doen.
Heeft u redenen om aan te nemen dat de verspreiding van dit pamflet tot een extra risico kan leiden voor het ontstaan van ongeregeldheden tussen Turken en Koerden in Nederland? Zo ja, hoe wordt hierop geanticipeerd? Ziet u ook breder mogelijkheden om te voorkomen dat Turkse spanningen naar Nederland worden geïmporteerd?
De publicist van dit pamflet lijkt op weinig steun te kunnen rekenen van de Turks-Nederlandse gemeenschap.
Ik richt mij dan ook vooral op het voorkomen van het doorwerken van spanningen die samenhangen met het optreden van Turkije in Noord-Syrië in de Nederlandse samenleving. Hierbij staat voorop dat iedereen die hier woont de regels van de Nederlandse rechtstaat hanteert. Dat betekent dat we met elkaar in gesprek gaan en onze zorgen kunnen uiten over internationale conflicten, zonder dat dit hier tot spanningen leidt.
Het bericht ‘Zorgen over Joods cultureel erfgoed buiten grote steden’ |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Zorgen over Joods cultureel erfgoed buiten grote steden»?1
Herkent u het beeld dat het moeilijk is om het Joods cultureel erfgoed buiten de grote steden te bewaren en soms een nieuwe bestemming te vinden?
Ik herken het beeld dat gebouwd erfgoed buiten de grote steden minder makkelijk een nieuwe economische drager vindt dan daarbinnen. Dat geldt zeker voor religieus erfgoed, waaronder Joods religieus erfgoed, met name als de slagkracht bij de eigenaren onvoldoende is om het erfgoed in goede staat te houden. Ik zal daarom ook specifieke aandacht besteden aan het Joods erfgoed in mijn beleidsbrief «Erfgoed Telt», die ik in het voorjaar naar uw Kamer stuur.
Deelt u de mening dat het Joods erfgoed een belangrijke bijdrage kan leveren aan het godsdienstig, cultureel en geschiedkundig bewustzijn van toekomstige generaties?
Ja, dat geldt voor erfgoed in het algemeen en ook voor het Joods erfgoed.
In hoeverre is continuïteit van de bescherming van dit erfgoed volgens u in het geding? Bent u bereid dit mee te nemen in uw verkenning naar bescherming van militair- en herinneringserfgoed?
De continuïteit van de bescherming van Joods cultureel erfgoed is in mijn ogen niet in het geding. Het Joods Historisch Museum in Amsterdam inventariseert, waardeert en ontsluit het roerend Joods erfgoed dat in Nederland wordt bewaard. Eind vorig jaar heeft het museum samen met het Landschaftsverband Rheinland de Amsterdam Machzor kunnen aankopen met een subsidie van het rijk en een bijdrage uit het Mondriaanfonds. Divers Joods gebouwd erfgoed is aangewezen als rijksmonument of, door gemeenten, als gemeentelijk monument. Zo zijn bijvoorbeeld ruim 60 Joodse begraafplaatsen of elementen daarvan als rijksmonument beschermd, evenals tientallen synagogen, de Hollandse Schouwburg en het Anne Frank huis. Voor de instandhouding ervan zijn subsidies of laagrentende leningen ten behoeve van restauratie en herbestemming beschikbaar. Zodoende wordt het behoud van dit erfgoed solide ondersteund.
De verkenning «Herdenkingscultuur» heeft tot doel om de herdenkingscultuur en het herinneringserfgoed in Nederland in beeld te brengen en vast te stellen of er een instandhoudingsopgave is. In die zin zal ook het Joods erfgoed in de verkenning worden meegenomen.
Een door Indonesië gearresteerde Papua activist |
|
Sadet Karabulut |
|
Halbe Zijlstra (VVD) |
|
Kent u het bericht «West Papuan activist on trial for treason over independence petition»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Indonesische autoriteiten een proces zijn gestart tegen Yanto Awerkion, een Papua activist die betrokken was bij het verzamelen van handtekeningen voor het houden van een referendum? Welke feiten zijn u hierover bekend?
Op 14 november 2017 is in Indonesië een proces gestart tegen de heer Awerkion. De heer Awerkion staat terecht bij een lokale rechtbank nadat hij gearresteerd is wegens vermeende betrokkenheid bij een petitie voor een referendum over mogelijke onafhankelijkheid van Papua. Tijdens een manifestatie in mei 2017 zou de heer Awerkion de aanwezigen hebben bedankt voor hun ondertekening van de petitie. De aanklacht in de zaak betreft landverraad. Op 7 maart 2018 heeft de verdediging van de heer Awerkion zijn betoog gevoerd. Algemeen wordt verwacht dat de rechter op korte termijn uitspraak zal doen. Verdachten die in staat van beschuldiging zijn gesteld kunnen bij een veroordeling door een lokale rechtbank in beroep gaan bij een Gerechtshof. Vervolgens is beroep mogelijk bij de Indonesische Hoge Raad.
Kunt u bevestigen dat de gezondheid van de heer Awerkion danig achteruit is gegaan sinds zijn gevangenschap en dat hij zijn familie niet mag zien?
Van betrouwbare bronnen in Papua is vernomen dat de heer Awerkion momenteel in goede gezondheid verkeert, en dat er geen restricties zijn voor bezoek van zijn familie.
Deelt u de zorgen over aanhoudende repressie tegen Papua’s door de Indonesische autoriteiten? Hoe vraagt u hier in onderlinge contacten aandacht voor?
De mensenrechtensituatie in de Indonesische provincies Papua en West-Papua kent diverse zorgpunten, waaronder geweldsincidenten tegen burgers, maar ook de vrijheid van meningsuiting en de positie van mensenrechtenverdedigers en (lokale) journalisten.
De mensenrechtensituatie in Indonesië, met inbegrip van de situatie in Papua, is onderdeel van de reguliere dialoog tussen Nederland en Indonesië. Zo heeft Nederland aandacht gevraagd voor de mensenrechtensituatie in Papua tijdens de politieke consultaties tussen Indonesië en Nederland eind november 2017. De situatie in Papua is ook tijdens de EU-Indonesië mensenrechtendialoog op 1 februari 2018 aan bod gekomen.
Ook de Nederlandse mensenrechtenambassadeur heeft tijdens zijn bezoek aan Indonesië in mei 2017 een bezoek aan Papua gebracht. Naast gesprekken met betrokkenen in Papua, is de mensenrechtensituatie in Papua ook in gesprekken in Jakarta, onder meer met de Minister van Justitie en Mensenrechten, aan de orde geweest.
Steunt u de oproep van Papua activisten voor de vrijlating van Yanto Awerkion? Zo nee, waarom niet?
De zaak is onder de rechter en het kabinet doet in afwachting van de uitspraak hierover geen uitlatingen.
Het bericht ‘Flixbus wil met camera’s drugssmokkel bestrijden’ |
|
Kees Verhoeven (D66), Monica den Boer (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Flixbus wil met camera’s drugssmokkel bestrijden»?1
Ja.
Hoe duidt u het feit dat Flixbus overgaat tot het invoeren van cameratoezicht in de bagageruimte, niet zozeer door het risico op drugssmokkel zelf maar door de gevolgen van politiecontroles?
Naar aanleiding van het artikel is er contact geweest tussen de politie en de directie van FlixBus Benelux. De signalen uit het artikel over vertraging die de bussen zouden oplopen door politiecontroles blijken betrekking te hebben op de situatie in Duitsland en zijn niet van toepassing op de Nederlandse situatie. Ook is de samenwerking tussen de Nederlandse Politie, KMar en private bedrijven als Flixbus goed te noemen.
In Nederland zijn er vanaf 2014 in totaal 94 acties gehouden die alle in relatie staan tot internationaal busvervoer. Op dit moment wordt gewerkt met politiemedewerkers in burgerkleding die op de opstapplaatsen afwijkend gedrag signaleren en op basis hiervan een controle starten op de reizigers die afwijkend gedrag vertonen. Hiermee is de overlast beperkt en wordt een bus waar geen extra indicatie op is niet gecontroleerd.
Op welke wettelijke grond vinden dergelijke politiecontroles op passagiers en hun bagage in de bussen plaats? Is hier sprake van stelselmatige controle? Waarom wel of waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre acht u dergelijke politiecontroles in overeenstemming met het vrij verkeer van personen binnen de Europese Unie (EU) en het Schengenverdrag?
Politie en Koninklijke Marechaussee voeren geen grenscontroles uit bij het verkeer aan de binnengrenzen met gemeenschappelijke Schengenlanden.
Samen met de Belgische politie zijn onder het Benelux verdrag controles uitgevoerd op internationaal busvervoer. Daarnaast wordt kennis en ervaring gedeeld. De samenwerking met Duitsland krijgt inmiddels vorm. Binnenkort zal daartoe in aanwezigheid van onder meer de Europese directie van Flixbus samenwerkingsafspraken worden gemaakt tussen de Duitse en Nederlandse politie.
Nederland verkent de mogelijkheid om implementatie van de PNR-richtlijn naar andere vervoersmodaliteiten uit te breiden, zoals internationale hogesnelheidstreinen en internationaal busverkeer. Nederland verricht samen met Frankrijk, België en het Verenigd Koninkrijk binnen de HST-Taskforce een gezamenlijk impactanalyse voor het gebruik van passagiersgegevens van internationale hogesnelheidstreinen (Thalys en Eurostar). Het gaat om een verkennend onderzoek waarin de impact op de HST-sector (High Speed Train) wordt onderzocht, zodat met de invoering van de maatregelen de vervoerder en de reiziger zoveel mogelijk ontzien worden. Deze Taskforce is in eerste instantie gericht op hogesnelheidstreinen. In het verlengde hiervan wordt informeel ook gesproken over de mogelijkheid voor het gebruik van passagiersinformatie van internationaal busverkeer. Hiervoor zijn verkennende gesprekken gevoerd met Flixbus. Het gebruik van passagiersinformatie, waaronder PNR, belemmert het vrij verkeer niet. Er zullen geen grenscontroles mee worden uitgevoerd.
Is het waar dat gedurende politiecontroles op buslijnen van Flixbus slechts 0,17% van de passagiers verdacht wordt van een misdrijf? Zo ja, in hoeverre acht u de politiecontroles effectief en doeltreffend? Zo nee, wat zijn de werkelijke resultaten van de controles?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat dergelijke controle op bagage in de praktijk een verkapte vorm van binnengrenscontroles is? Waarom wel of waarom niet? Welke afspraken zijn hier door Nederland met andere lidstaten, specifiek met onze buurlanden Duitsland en België, gemaakt?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u toelichten op welke schaal politie en/of Koninklijke Marechaussee wordt ingezet om dergelijke controles van buspassagiers en hun bagage uit te voeren?
Zie antwoord op de vragen 2 en 3.
Kunt u toelichten op welke juridische gronden Flixbus opereert met dergelijk cameratoezicht? Wat zijn de voorschriften voor wat betreft reikwijdte, bewaartermijn en opslag van de camerabeelden?
Het gaat hier niet om politietoezicht, maar om cameratoezicht door Flixbus ter bescherming van privéeigendommen van de vervoerder en de reizigers. De overheid heeft hier geen rol in. De directie van Flixbus dient zich bij de toepassing van dit cameratoezicht te houden aan het regime van de Wet bescherming persoonsgegevens.
Hoe duidt u de verscherpte incheckprocedure voor reizigers van Flixbus? In hoeverre acht u deze procedure in overeenstemming met het vrij verkeer van personen binnen de EU en het Schengenverdrag?
De verscherpte incheckprocedure is onderdeel van een pilot in Duitsland, de Nederlandse Politie is daarbij niet betrokken.
Heeft u zicht op de aard en omvang van drugssmokkel van en naar Nederland via grensoverschrijdend bus vervoer? Zo ja, kunt u cijfers hieromtrent aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken?
Ik heb hierover geen gegevens.
Het bericht dat de zorg heeft te kampen met verlies |
|
Sophie Hermans (VVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het artikel «Zorg heeft te kampen met verlies»?1
Ja.
Herkent u de stijging van bedrijfskosten in de geestelijke gezondheidszorg (ggz), gehandicaptenzorg en verpleeg- verzorgingshuizen en thuiszorg?
Ik herken het beeld. In 2016 is wel sprake van een extra kostenpost, doordat een onregelmatigheidstoeslag met terugwerkende kracht is betaald. De NZa is momenteel bezig met een onderzoek naar de uitgaven in de langdurige zorg. Dit zal leiden tot nieuwe tarieven per 2019.
Zit de stijging van de bedrijfskosten alleen in een stijging van de personeelskosten? Welk aandeel hebben de vastgoedkosten in de stijging van bedrijfskosten?
Naast de personeelskosten zijn ook de overige bedrijfskosten licht gestegen.
De vastgoedkosten hebben echter geen aandeel in de stijging van de bedrijfskosten en zijn zelfs licht gedaald ten opzichte van 2015. Bij het maken van deze vergelijking heb ik de posten «afschrijvingen op vaste activa» en «huur/operationele leasing van kapitaalgoederen» bij elkaar opgeteld.
Is een deel van de rode cijfers te verklaren uit meer accountantskosten in relatie tot (toegenomen) registratie en administratie?
Ik heb geen aanwijzingen dat een toename van accountantskosten een deel van de rode cijfers verklaren.
Kunt u een uitsplitsing maken van verliesgevende zorginstellingen in de verpleeg-, verzorgingshuizen en thuiszorg (VVT) naar sector? Dus naar verpleeghuizen, verzorgingshuizen en thuiszorgorganisaties?
Het onderscheid tussen verpleeg- en verzorgingshuizen vervaagt steeds meer. Ook in verzorgingshuizen verblijven steeds meer mensen met hogere zorgprofielen. Veelal heeft een instelling meer vestigingen van zowel verpleeg- als verzorgingshuizen, al dan niet gecombineerd met thuiszorg. In de jaarrekeningen worden de resultaten geconsolideerd waarmee deze niet apart zichtbaar zijn. Zoals bij vraag 2 aangegeven doet de NZa momenteel onderzoek naar de kostprijzen van de diverse zorgprofielen in de Wlz.
Ho verklaart u de sterkste stijging van de bedrijfskosten bij de verpleeg-, verzorgingshuizen en thuiszorg?
Een belangrijk deel van de stijging heeft te maken met stijging van de CAO-lonen en daarnaast een uitkering van een onregelmatigheidstoeslag met terugwerkende kracht.
Deelt u de mening dat dit soort cijfers aantonen hoe belangrijk het is dat er goede afspraken komen over hoe te voorkomen dat het extra geld dat beschikbaar komt voor verpleeghuizen wordt gebruikt om gaten in de begroting mee te vullen?
Het is belangrijk dat verpleeghuizen de extra middelen gebruiken om – op basis van een strategische personeelsplanning – te investeren in voldoende zorgpersoneel. Er zijn ook middelen beschikbaar voor andere investeringen die eraan bijdragen dat de zorgverleners goede zorg conform het kwaliteitskader kunnen verlenen. Het kan daarbij gaan om ondersteunend personeel, maar ook om ondersteunende technologie, zoals domotica. Momenteel ben ik met alle partijen, waaronder de zorgkantoren, in gesprek over de wijze waarop het kwaliteitskader een rol zal spelen bij de zorginkoop 2019. Dit omvat logischerwijs ook afspraken over de inzet van de extra middelen om een stap te kunnen zetten richting de personeelsnormen uit het kwaliteitskader en de voorwaarden die daarbij gelden. De basis daarvoor ligt in de contractafspraken tussen zorgkantoor en zorgaanbieder. De contracten moeten met ingang van de zorginkoop 2019 mogelijk maken dat de middelen worden teruggevorderd, indien deze niet zijn ingezet voor de afgesproken investeringen in de implementatie van het kwaliteitskader.
Het bericht dat lage en middeninkomens in de financiële problemen komen bij gasloos wonen |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Gasloos huis strop voor de bezitters», waarin zorgen worden geuit over de betaalbaarheid van gasloos wonen?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het bericht in het Dagblad van het Noorden en ook van het achterliggende onderzoek dat door het bureau Ecorys is uitgevoerd in opdracht van Milieudefensie: Van CV-ketel naar duurzame warmte. Twee toekomstbeelden voor een warme Nederlandse gebouwde omgeving in 2030.
Deelt u de mening dat alle woningen zo snel mogelijk van het gas af zouden moeten? Zo ja, deelt u ook de mening dat dit ook voor iedereen betaalbaar moet zijn?
Het regeerakkoord geeft aan dat het kabinet ambities heeft op het gebied van verduurzaming, overall een 49% vermindering van de CO2-uitstoot in 2030. Het aardgasvrij maken van de gebouwde omgeving maakt deel uit van deze ambitie. Dit is niet alleen een technische opgave, maar vooral ook een maatschappelijke. De betaalbaarheid van de transitie is daarbinnen uiteraard een belangrijk aandachtspunt.
Hoe oordeelt u over de uitkomsten van het in het artikel genoemde onderzoek, waaruit blijkt dat lage- en middeninkomens financieel de eindjes niet meer aan elkaar kunnen knopen wanneer zij hun woning op alternatieve wijze moeten verwarmen?
Hoe dan ook moet worden vastgesteld dat de energietransitie kosten met zich mee zal brengen voor burgers en bedrijven. Het is de inzet van het kabinet om de ambitieuze klimaatdoelstellingen voor 2030 en 2050 tegen zo laag mogelijke kosten voor burgers en bedrijven te realiseren. Dit is dan ook een van de centrale uitgangspunten voor het af te sluiten Klimaat- en Energieakkoord. De inzet is bovendien om de transitie in de gebouwde omgeving loopt zoveel mogelijk samen te laten vallen met natuurlijke investeringsmomenten.
De effecten van de energietransitie worden meegenomen in de koopkrachtplaatjes van het Centraal Planbureau.
Hoe wordt de betaalbaarheid meegenomen in toekomstige warmteplannen?
De warmteplannen zullen door gemeenten worden vastgesteld. De exacte kaders en criteria voor deze plannen zullen we in gezamenlijkheid vaststellen. Ik kan me goed voorstellen dat de betaalbaarheid van de technische oplossingen hier deel van uit maakt.
Op welke wijze gaat u huishoudens die financiële ondersteuning nodig zullen hebben om hun woning te verduurzamen ondersteuning bieden?
Voor het verduurzamen van huizen zijn investeringen nodig, tegelijk leiden die investeringen tot lagere of geen energiekosten. Voor financiering is er bijvoorbeeld het Nationaal Energiebespaarfonds of de Investeringssubsidie Duurzame Energie (ISDE) voor de aanschaf van zonneboilers, warmtepompen, biomassaketels en pelletkachels.
De verduurzaming van de gebouwde omgeving en eventuele regelingen ter bevordering hiervan zijn onderdeel van het Klimaat- en Energieakkoord.
Hoe gaat u voorkomen dat het benodigde draagvlak voor de energietransitie afkalft door te hoge kosten?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe gaat u voorkomen dat de verduurzaming van de woningvoorraad vertraging oploopt door te hoge kosten?
Ik wil de transitie slim en efficiënt aanpakken en daarbij de economische kansen voor de bouw en installatiesector ten volle benutten. In het Klimaat- en Energieakkoord zal ik met marktpartijen afspraken maken over een kansrijke aanpak.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het debat inzake de Wijziging van de Warmtewet?
Ja.
Het bericht ‘Ondernemers in Nederland met Amerikaans paspoort dupe van belastinghervorming Trump’ |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Ondernemers in Nederland met Amerikaans paspoort dupe van belastinghervorming Trump»?1
Ja.
Klopt het bericht dat zeker 1.000 ondernemers getroffen zullen worden door de Amerikaanse heffing, terwijl zij al gewoon netjes belasting hebben betaald in Nederland? Klopt het dat ook de ruim 42.000 ingezetenen en 100.000 greencardhouders geraakt zullen worden?
De Verenigde Staten (VS) kennen een wereldwijde belastingplicht voor Amerikaanse onderdanen. Dit is geregeld in de Amerikaanse belastingwet. Voor buiten de VS wonende Amerikaanse onderdanen geldt daarom altijd een aangifteplicht, ook voor Amerikaanse onderdanen die in Nederland wonen. In veel gevallen is uiteindelijk geen Amerikaanse belasting verschuldigd, als gevolg van diverse additionele vrijstellingen voor buiten de VS wonende Amerikaanse onderdanen.
Een bilateraal belastingverdrag regelt in het algemeen de verdeling van heffingsrechten tussen beide betrokken landen om dubbele belastingheffing te voorkomen. Op basis van het belastingverdrag tussen Nederland en de VS, mogen de VS hun onderdanen in de belastingheffing betrekken. Dit belastingverdrag tussen Nederland en de VS kent namelijk – net zoals in alle Amerikaanse belastingverdragen – een «saving clause». De bepaling houdt in dat de VS zich, ongeacht wat in een belastingverdrag wordt afgesproken, het recht voorbehouden het wereldinkomen van de Amerikaanse staatsburgers op basis van de eigen nationale wetgeving in de heffing te kunnen betrekken. Bilaterale belastingverdragen van de VS beperken de nationale heffingsrechten van de VS over deze groep belastingplichtigen in slechts zeer beperkte mate.
Recent is het Amerikaanse belastingstelsel fundamenteel veranderd. De precieze gevolgen van de Amerikaanse belastinghervorming zijn op dit moment nog lastig te bepalen. Op 29 december 2017 heeft de IRS de eerste toelichting gepubliceerd.2 Naar verluidt publiceert de Internal Revenue Service (IRS) binnenkort nadere toelichting over de uitwerking van de Amerikaanse belastinghervorming. Ook ontvang ik geluiden dat in de VS wordt gesproken over additionele wetgevende maatregelen om onbedoelde en onvoorziene neveneffecten van de recente belastinghervorming te repareren.
In het kader van de Amerikaanse belastingherziening is een fundamentele wijziging aangebracht in de belastingheffing van multinationale ondernemingen: van een wereldwijd naar een territoriaal stelsel. Tot deze wijziging werden alle (binnenlandse en buitenlandse) winsten in de heffing betrokken op het moment dat deze winsten naar de VS werden gerepatrieerd. In het kader van deze transitie is per 2018 een eenmalige heffing ingevoerd voor reeds bestaande buitenlandse winsten die zijn behaald vóór invoering van het territoriale stelsel om het systeem sluitend te maken («toll tax» of «transition tax»). In het kader van deze eenmalige heffing worden reeds bestaande winsten (ontstaan voor 2018) geacht te zijn overgemaakt naar de VS.
Tijdens de Amerikaanse belastingherziening is ook gesproken over een fundamentele herziening van de wereldwijde belastingplicht van Amerikaanse staatsburgers.3 Hiertoe heeft het Amerikaanse congres uiteindelijk niet besloten. Het kabinet betreurt dit, omdat de problemen die worden ervaren door inwoners van Nederland met de Amerikaanse nationaliteit voortduren. De recente Amerikaanse belastinghervorming heeft zodoende ook effect op inwoners van Nederland met de Amerikaanse nationaliteit. Dit betreft ook de in het artikel benoemde «toll tax», die ook van toepassing kan zijn als een bedrijf een natuurlijk persoon (die in de VS belastingplichtig is) als aandeelhouder heeft.
Dit is een wrange en onrechtvaardige uitwerking omdat individuele belastingplichtigen – in tegenstelling tot bedrijven – niet overgaan naar een territoriaal systeem van belastingheffing. Gezien het recht dat de VS zich voorbehoudt om het wereldinkomen van Amerikaanse staatsburgers in de heffing te kunnen betrekken biedt het belastingverdrag weinig aanknopingspunten voor een beperking van het Amerikaanse heffingsrecht over de groep Amerikaanse onderdanen die met deze heffing worden geconfronteerd.
Het belastingverdrag tussen Nederland en de VS bevat specifieke bepalingen voor Amerikaanse onderdanen die in Nederland wonen om dubbele heffing tegen te gaan. Op basis daarvan dient de VS rekening te houden met de in Nederland betaalde belasting over inkomen dat de VS ook in de heffing betrekt. Voor de methodiek van de voorkoming wordt verwezen naar de Amerikaanse nationale wet. Afhankelijk van de keuzes die bij de Amerikaanse belastingaangifte worden gemaakt, kan dit leiden tot heffing van Amerikaanse «toll tax» in aanvulling op de reguliere Nederlandse inkomsten- en vennootschapsbelasting.Het bilaterale belastingverdrag biedt daarvoor geen soelaas. Hierbij merk ik op dat dit geldt voor alle belastingverdragen die de VS heeft gesloten met andere landen.
De inschatting dat er 1.000 ondernemers getroffen zouden kunnen worden door de Amerikaanse heffing kan juist zijn, maar kan ik niet bevestigen. In 2016 zijn gegevens van ruim 1.900 rechtspersonen verzonden aan de IRS in het kader van de FATCA.
De aantallen van 42.000 ingezetenen en 100.000 greencardhouders kan ik niet bevestigen. Met betrekking tot ongeveer 15.000 natuurlijke personen is in 2016 in het kader van de FATCA informatie verstrekt aan de IRS. Het is evenwel zo dat er geen direct verband hoeft te zijn tussen het aantal rekeninghouders in Nederland waarover informatie uitgewisseld wordt met de VS en het aantal inwoners van Nederland met de Amerikaanse nationaliteit. Niet iedere inwoner houdt hier een bankrekening aan. Ook kan het zo zijn dat niet in Nederland wonende Amerikaanse onderdanen een rekening aanhouden bij een Nederlandse bank.
Is deze heffing niet in strijd met het streven om dubbele belastingheffing tegen te gaan? Is het in strijd met het rechtszekerheidprincipe? Biedt het Nederlands-Amerikaanse belastingverdrag geen provisies om dergelijke dubbele belastingheffing te voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is c.q. wordt gedaan om deze dubbele belastingheffing, vooral voor kleine ondernemers, te voorkomen?
De Nederlandse mogelijkheden om – binnen de eigen nationale kaders – te voorzien in eventuele voorkoming van additionele heffing zijn beperkt. Een fundamentele oplossing ligt dan ook niet in het aanpassen de Nederlandse wet- en regelgeving, maar kan enkel liggen in het aanpassen van de nationale fiscale wetgeving van Amerika. De voornaamste actie die het kabinet kan ondernemen is het aan Amerikaanse zijde nadrukkelijk naar voren brengen van de zorgen en de impact van (nieuwe) Amerikaanse regelgeving op inwoners van Nederland. Dit doet het kabinet dan ook. Het kabinet is zich ten zeerste bewust van de negatieve effecten van verreikende Amerikaanse regelgeving op inwoners van Nederland met de Amerikaanse nationaliteit.
Een eerste actie die het Ministerie van Financiën heeft gedaan is het inventariseren van de impact van de Amerikaanse belastingherziening. In dit kader is in januari bij de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), VNO-NCW en belangengroep Americans Overseas navraag gedaan. Daarbij kwamen onder meer de zorgen naar voren die genoemd worden in het genoemde media-artikel. Hierop is eind januari bij Amerikaanse collega’s navraag gedaan over de uitwerking van de belastinghervorming, specifiek voor deze groep belastingplichtigen. De in februari naar voren gekomen casuïstiek over de impact van de «toll tax» is daarbij ook aan de orde gesteld in een bespreking bij US Treasury. Daarbij is bevestigd dat – afhankelijk van specifieke keuzes die bij de Amerikaanse belastingaangifte worden gemaakt – sprake kan zijn van heffing van Amerikaanse «toll tax» in aanvulling op de reguliere Nederlandse inkomsten- en vennootschapsbelasting.
De tweede actie betreft het naar voor brengen van de geïnventariseerde zorgen bij relevante Amerikaanse instanties. In dit kader heeft de Nederlandse ambassade in Washington bijvoorbeeld eind 2017 input geleverd bij het Amerikaanse Government Accountability Office (vergelijkbaar met onze Algemene Rekenkamer) over een onderzoek naar de effecten van Amerikaanse regelgeving op Amerikaanse onderdanen die buiten de VS wonen. Nederland zal op korte termijn ook aanvullende informatie sturen naar Government Accountability Office over de mogelijke impact van de recente Amerikaanse belastingherziening op in Nederland wonende Amerikaanse onderdanen. Vergelijkbare informatie is gedeeld met de Amerikaanse belastingdienst (Internal Revenue Service). Tot slot brengt Nederland dergelijke problematiek waar mogelijk aan de orde bij bilaterale besprekingen.
Een derde peiler betreft agendering in Europese verband. Het is namelijk goed om te realiseren dat bovenstaande problematiek niet alleen speelt in Nederland, maar in alle landen met handelsbetrekkingen met de VS. In Europees verband wordt sinds de afgelopen maanden gesproken over de impact van de Amerikaanse belastinghervorming op Europa. In dat kader heeft de Europese Commissie een brief gestuurd aan de Amerikaanse Minister van Financiën om haar zorgen naar voren brengen. Vijf grote Europese landen hebben een vergelijkbare brief gestuurd. In deze brieven worden met name zorgen geuit over de relatie tussen de belastinghervorming en de invloed op de vrije handel. Het kabinet is voornemens om de positie van in Europa wonende Amerikaanse onderdanen ook te betrekken in de bredere Europese discussie over de Amerikaanse belastinghervorming. Verregaande impact van Amerikaanse regelgeving op inwoners van Nederland vindt het kabinet namelijk onwenselijk. Een eventueel gecoördineerde actie in Europees verband richting de VS kan daarbij een krachtig signaal afgeven.
Nederland kan op dit dossier geen ijzer met handen breken. Een gecoördineerde Europese actie heeft mijns inziens de grootste kans van slagen. Nederland zal hiervoor het initiatief nemen, maar is hiervoor ook afhankelijk van de wil van de andere lidstaten. Ik merk hierbij ook op dat in het Europees parlement op vergelijkbare manier aandacht is gevraagd voor deze problematiek.4
Ook roep ik in herinnering dat eerder een dergelijk Nederlands initiatief heeft geleid tot een gezamenlijk brief van alle Europese lidstaten over financiële dienstverlening aan in Europa wonende Amerikaanse onderdanen. Vlak daarna heeft US Treasury een beleidsbesluit5 uitgegeven op basis waarvan de Amerikaanse regelgeving op dit gebied is versoepeld.
Heeft het kabinet overlegd met de Amerikaanse regering om hen te wijzen op de schadelijke neveneffecten van hun plannen op Nederlandse ondernemers? Zo nee, is het kabinet van plan dit aan de kaak te stellen?
Zie antwoord vraag 4.
Kent het Amerikaanse belastingplan, behalve deze «toll tax», nog meer bepalingen die een negatief effect hebben op Nederlandse ondernemers of de Nederlandse economie? Zo ja, welke?
Gelet op de wereldwijde belastingplicht van Amerikaanse onderdanen heeft mogelijk een breed scala aan wetswijzigingen impact op de fiscale positie van in Nederland wonende Amerikaanse onderdanen. Naar de huidige inzichten lijkt de in het artikel genoemde «toll tax» de grootste negatieve impact te hebben op deze groep.
Zijn er meer landen die dergelijke toll taxes kennen waardoor hun ondernemers in Nederland feitelijk dubbel aangeslagen kunnen worden? Is de verwachting dat meer landen het voorbeeld van de Verenigde Staten zullen volgen en een dergelijke heffing zullen introduceren?
De VS en Eritrea zijn de enige twee landen ter wereld die eigen onderdanen die inwoner zijn van een ander land voor hun wereldinkomen in de heffing betrekken. Alle andere landen sluiten aan bij het inwonerschap. Ik verwacht daarom niet dat andere landen vergelijkbare maatregelen (kunnen) gaan invoeren.
Welke stappen kan, en gaat, de regering zetten teneinde Nederland een aantrekkelijke vestigingsplaats te houden voor Amerikaans-Nederlandse ondernemers, zowel op het fiscale vlak als daarbuiten?
Zie antwoord vraag 4.
De politie-inval bij de Eurogroep-voorzitter |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Halbe Zijlstra (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Politie-inval bij Eurogroep-voorzitter Centeno»?1
Ja.
Kunt u aangeven hoe bij het kiezen van de voorzitter van de Eurogroep is gekeken naar integriteit?
De Eurogroep-voorzitter is gekozen uit de groep zittende ministers van financiën van EU-lidstaten. Om kans te maken op deze positie moet een kandidaat beschikken over de kwalificaties op basis waarvan de Eurogroep het vertrouwen heeft dat de kandidaat een goede voorzitter kan zijn van de Eurogroep. Hierbij wordt gekeken naar geschiktheid en merites van kandidaten. Vanzelfsprekend is integriteit een cruciaal onderdeel van de geschiktheid van een kandidaat.
Erkent u dat het schadelijk is voor het aanzien van de politiek als een politicus gunsten aanneemt?
Voor iedere Minister, zo ook voor de Eurogroep-voorzitter, is integriteit en vertrouwen van groot belang. Ook bij het aannemen van gunsten is het belangrijk dat politici integer handelen. In Nederland gelden hiertoe strikte gedragsregels.
Deelt u de mening dat het zorgwekkend is dat een belangrijk EU-bestuurder verdacht wordt van koehandel? Zijn er meer kwesties in het verleden van Centeno die wijzen op integriteitsschendingen?
Het onderzoek van de Portugese autoriteiten naar de integriteit van de voorzitter van de Eurogroep is afgerond. In een verklaring van de Portugese openbaar aanklagers wordt gesteld dat uit het onderzoek is gebleken dat Centeno zich niet schuldig heeft gemaakt aan integriteitsschendingen. Daarnaast is Centeno nooit formeel in verdenking gesteld door het Portugese Openbaar Ministerie.
Kan de voorzitter van de Eurogroep in functie blijven zolang het onderzoek loopt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
De inzet van magistrale apotheekbereidingen in taperingstrips als middel om medicatie op verantwoorde wijze af te bouwen |
|
Nine Kooiman , Léonie Sazias (50PLUS) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Kunt u reageren op de op 30 januari 2018 door de Patiënten Vereniging Afbouwmedicatie aan de Kamer aangeboden petitie over de vergoeding van magistrale bereiding van afbouwmedicatie door een apotheker en het bijbehorende rapport?1
Ik heb kennis genomen van de petitie over de vergoeding van magistrale bereiding van afbouwmedicatie door een apotheker, aangeboden door de Patiënten Vereniging Afbouwmedicatie. De commissie ontvangt hierover gelijktijdig met de antwoorden op deze Kamervragen een aparte brief.
Ik realiseer mij dat het hier lastige problematiek betreft die nadere aandacht verdient. Als aandoening staat depressie al jaren in de top vijf van hoogste ziektelast, hoogste ziektekosten en grootste veroorzakers van arbeidsverzuim. Jaarlijks slikken 1 miljoen mensen antidepressiva. Eenmaal ingesteld op antidepressiva kan afbouwen lastig zijn door het ontstaan van onttrekkingverschijnselen, waardoor het lijkt alsof de eerdere klachten terugkeren. Naast antidepressiva zijn er andere middelen waarbij stoppen lastig kan zijn, zoals antipsychotica en slaap- en kalmeringsmiddelen. Hierdoor is het mogelijk dat een grote groep mensen niet aan afbouwen van deze medicatie toekomt.
Er zijn meerdere mogelijkheden om medicatie af te bouwen. Afbouw met taperingstrips is één van deze mogelijkheden. Taperingstrips bevatten geneesmiddelen die magistraal door de apotheker zijn bereid. Deze apotheekbereidingen komen niet standaard voor vergoeding in aanmerking, maar uitsluitend wanneer er wordt voldaan aan de eis van «rationele farmacotherapie». Zorg wordt vergoed door zorgverzekeraars, mits de zorg voldoet aan het criterium «stand van de wetenschap en de praktijk» en dat tevens het meest economisch is voor de zorgverzekering.
Indien zorgverzekeraars twijfels hebben of er sprake is van rationele farmacotherapie kunnen zij zich wenden tot Zorginstituut Nederland (het Zorginstituut) voor een advies. Zowel het Zorginstituut als zorgverzekeraars nemen hierbij de huidige richtlijnen en het oordeel van de betreffende beroepsgroepen (o.a. psychiaters en huisartsen) in ogenschouw. Ik heb hierin geen formele rol. Het is aan de beroepsverenigingen, in dit geval de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), om richtlijnen op te stellen, en aan artsen om conform richtlijnen goede en doelmatige zorg te leveren, en de juiste behandeling aan te bieden aan de patiënt. Als een geleidelijke afbouw met bestaande fabriekspreparaten niet lukt, kan de beroepsgroep in richtlijnen aangeven welke andere afbouwmogelijkheden er zijn en welke rol taperingstrips daarin kunnen vervullen. Op dit moment maken de taperingstrips geen duidelijk omschreven onderdeel uit van specifieke behandelrichtlijnen van psychiatrische aandoeningen en zijn zorgverzekeraars terughoudend om deze te vergoeden.
Onder leiding van het Zorginstituut zijn betrokken partijen (NVvP, NHG, Landelijk Platform Psychische Gezondheid (MIND) en de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP)) gezamenlijk in overleg over een goede afbouw van antidepressiva. De betrokken veldpartijen stellen momenteel een consensusdocument op over verantwoorde afbouw van antidepressiva. Dit conceptprotocol is op 12 februari 2018 besproken. De verwachting is dat het gefinaliseerde consensusdocument half mei gereed is. De opstellers zijn van plan om dit document verder te ontwikkelen tot onderdeel van een richtlijn. Dat is voor het Zorginstituut aanleiding om op dit moment niet verder te gaan met de duiding.
Gaat u met de Patiënten Vereniging Afbouwmedicatie in gesprek over het belang van magistrale apotheekbereidingen in taperingstrips als middel om psychofarmaca op verantwoorde wijze af te kunnen bouwen?
Zoals mijn ambtsvoorganger reeds in antwoord op de Kamervragen van
13 april 2017 (Aanhangsel handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1989) heeft aangegeven, is het aan zorgverzekeraars om vast te stellen of zorg voldoet aan het criterium «stand van de wetenschap en praktijk», bij twijfel met advies van het Zorginstituut. Ik heb geen rol bij deze beslissing. Ik kan mij dan ook niet uitlaten over de inhoud van de huidige richtlijnen, de beste behandeling of de rechtmatigheid van de vergoeding van taperingstrips. Bij vraag 1 heb ik toegelicht dat de diverse beroepsgroepen hierover in gesprek zijn.
Ik vind het belangrijk dat goed afbouwen van medicatie onderwerp is van wetenschappelijk onderzoek. Het is van belang dat onderzoekers in dialoog gaan met de beroepsgroep over hun bevindingen en de (benodigde) onderbouwing voor eventuele aanpassing van de richtlijn.
Kunt u een overzicht geven van de zorgverzekeraars die magistrale apotheekbereidingen in taperingstrips op dit moment vergoeden en voor hoelang? Zo nee, waarom niet?
Magistraal bereide taperingstrips worden niet vergoed door verzekeraars, als niet is vastgesteld of het rationele farmacotherapie betreft. Begin 2016, toen de zorgverzekeraars voor het eerst geconfronteerd werden met nota’s voor magistraal bereide taperingstrips, zijn deze strips door enkele verzekeraars (uit coulance) vergoed. Nadat bleek dat er niet is voldaan aan de eis van rationele farmacotherapie worden (de meeste) taperingstrips niet meer vergoed, met uitzondering van het middel venlafaxine (een antidepressivum). Sommige verzekeraars vergoeden (eenmalig op machtiging) taperingstrips venlafaxine afbouw van 37.5 mg tot 0 mg (o.a. Zilveren Kruis, Menzis, VGZ). De reden hiervoor is dat er geen andere afbouwmogelijkheden zijn voor venlafaxine 37.5 tot 0 mg dan taperingstrips en dat in deze individuele casussen de rationele farmacotherapie vastgesteld is. CZ vergoedt indien nodig en in afstemming met de behandelaar gedurende een bepaalde periode één magistraal bereide lagere dosering van het af te bouwen geneesmiddel om (gefaseerde) afbouw mogelijk te maken. Ook in dit geval heeft de zorgverzekeraar rationele farmacotherapie vastgesteld.
Is het volgens u logisch dat Zilveren Kruis ervoor kiest taperingstrips slechts eenmalig voor 28 dagen te vergoeden voor het antidepressivum venlafaxine en niet voor het afbouwen van andere middelen? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Ik heb gesproken met Zilveren Kruis. Zij geven aan grondig onderzoek te hebben gedaan naar de vraag of de medicatie in taperingstrips kan worden geschaard onder de noemer van «rationele farmacotherapie». Hierbij is ook de literatuur van dhr. Groot in acht genomen. Er is volgens Zilveren Kruis geen wetenschappelijke literatuur aanwezig waaruit de farmacotherapeutische meerwaarde van taperingstrips is gebleken ten opzichte van het afbouwen met geregistreerde (en dus bestaande) fabriekspreparaten. Magistraal bereide taperingstrips komen om deze reden niet in aanmerking voor vergoeding. Alleen voor het afbouwen van venlafaxine van 37,5 mg tot 0 mg ziet Zilveren Kruis dat dit rationele farmacotherapie zou kunnen zijn op grond waarvan patiënten eventueel voor vergoeding van die strip in aanmerking kunnen komen na een machtiging. Daarnaast geeft Zilveren Kruis aan dat er voor veel psychofarmaca geregistreerde alternatieven in de handel zijn, zoals Seroxat®-drank voor het afbouwen van paroxetine of Rivotril®-druppels voor het afbouwen van clonazepam.
Zilveren Kruis stelt dat indien iemand van oordeel is dat de taperingstrips dienen te worden vergoed, het aan deze persoon is om te bewijzen dat er wel sprake is van rationele farmacotherapie. Indien de bereider(s) van taperingstrips opnieuw literatuur aandragen, dan zal deze literatuur opnieuw bestudeerd worden.
Zilveren Kruis geeft aan dat FBTO het vergoedingsbeleid volgt van Zilveren Kruis, ook op het gebied van taperingstrips. Er is bij een aantal medewerkers incidenteel enige verwarring ontstaan. Medio 2017 zijn er enkele namen van deskundigen uit een interne email naar buiten gekomen. Volgens Zilveren Kruis is deze informatie uit zijn verband gehaald, waardoor het leek of FBTO een andere mening had binnen Zilveren Kruis. Zij hebben mij laten weten dat dit niet het geval was en is.
Vindt u dat artsen magistrale apotheekbereidingen moeten kunnen voorschrijven bij alle antidepressiva, als een patiënt die nodig heeft? En dat het niet mag uitmaken of problemen gemiddeld genomen bij een antidepressivum vaak voorkomen of niet, aangezien bij alle antidepressiva er patiënten zijn die problemen hebben bij het afbouwen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bij de zorgverzekeraars uitvragen hoe vaak en op welke gronden de vergoeding van magistrale apotheekbereidingen in taperingstrips niet is vergoed, uitgesplitst naar jaartal? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u bij zorgverzekeraars uitvragen hoeveel klachtenbrieven zij hebben ontvangen over het feit dat magistrale apotheekbereidingen in taperingstrips niet worden vergoed, uitgesplitst naar jaartal? Zo nee, waarom niet?
De geconsulteerde verzekeraars (Zilveren Kruis, VGZ, Menzis, CZ) geven aan dat er vanaf 2016 tot heden enkele tientallen klachten zijn ontvangen.
Bent u bekend met het onderzoek van de Radboud Universiteit, waaruit blijkt dat slechts 6% van de mensen succesvol kan stoppen met het afbouwen van antidepressiva? Wat is uw reactie hierop?3
Zie antwoord vraag 2.
Wat is volgens u de oorzaak dat zorgverzekeraars aanvankelijk wel de magistrale apotheekbereidingen in taperingstrips vergoedden, maar op enig moment besloten dit niet meer te doen?4
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bekend met de Wob-stukken (Wet openbaarheid van bestuur), waaruit blijkt dat Zorginstituut Nederland (ZiNL) wil dat de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) zich verweert tegen de taperingstrips?5 6
Het betreft hier een zinsnede uit een interne mail. Er is hier, zo stelt ZiNL, bedoeld te zeggen dat het niet primair aan het Zorginstituut is om over taperingstrips een standpunt in te nemen. Beroepsgroepen formuleren wat goede zorg is.
Vindt u deze ongefundeerde uitlating van ZiNL recht doen aan het onafhankelijk wetenschappelijke karakter van ZiNL? Kunt u hierop reageren?
Zie antwoord vraag 10.
Hoe is het mogelijk dat ZiNL een informele uitspraak van de NVvP als formeel standpunt van de NVvP gebruikt?7
Het Zorginstituut heeft het initiatief genomen om partijen bij elkaar te brengen en gezamenlijk een oplossing te vinden. Dit is volgens mijn informatie gelukt.
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat voormalig Minister Schippers zich met de uitspraak dat verdere actie omtrent de vergoeding van magistrale apotheekbereidingen in taperingstrips niet nodig is, heeft gebaseerd op dezelfde informele uitspraak van de NVvP?8
Deze punten zijn inmiddels achterhaald, gegeven het opstellen van een concept consensusdocument over afbouw van antidepressiva door de NVvP, het NHG, de KNMP en MIND.
Wat vindt u ervan dat de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ) stelt dat er volgens de NVvP geen problemen zijn bij het afbouwen van psychofarmaca en dat de specifieke behandelrichtlijnen toereikend zouden moeten zijn, terwijl dit volgens de NVvP niet het juiste standpunt is?9
Zie antwoord vraag 13.
Hoe kan het dat de ervaring van patiënten en de verklaringen van hun artsen met magistrale apotheekbereidingen in taperingstrips door ZiNL niet zijn meegenomen in zijn adviezen aan de SKGZ in individuele klachtenprocedures? Acht u deze adviezen van ZiNL een reële afspiegeling van de stand van zaken, omdat in deze adviezen wordt gesteld dat er geen wetenschappelijk bewijs zou zijn voor de werking van magistrale apotheekbereidingen in taperingstrips?10 11
Er is op dit moment geen peer-reviewed gepubliceerd wetenschappelijk bewijs, noch zijn er door beroepsgroepen geaccordeerde richtlijnen beschikbaar, op grond waarvan het Zorginstituut in deze gevallen tot een ander oordeel had kunnen komen.
Erkent u dat de totstandkoming van het advies van ZiNL over de vergoeding van de magistrale apotheekbereidingen in taperingstrips zeer rommelig tot stand is gekomen en dat hier opnieuw naar moet worden gekeken? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 15.
Bent u bekend met het wetenschappelijk onderzoek dat is gedaan naar de werking van magistrale apotheekbereidingen in taperingstrips en het onderzoek van Peter Groot en Jim van Os, waaruit blijkt dat magistrale apotheekbereidingen in taperingstrips een vorm van rationale farmacotherapie zijn?12
Zie antwoord vraag 2.
Is het volgens u correct dat Zilveren Kruis een oordeel over wetenschappelijk bewijs voor de werking van magistrale apotheekbereidingen in taperingstrips aan de hand van een literatuurstudie baseert op exact dezelfde literatuurlijst die Peter Groot heeft gebruikt om aan te tonen dat de taperingstrips wel werken? Kunt u uw antwoord toelichten?13
Zie antwoord vraag 4.
Is het volgens u correct dat FBTO aan verzekerden mededelingen heeft gedaan die haaks staan op wat de bij naam genoemde deskundigen hebben gezegd?14
Zie antwoord vraag 4.
Is het volgens u correct dat Zilveren Kruis en FBTO weigeren om inzage in de betreffende onderzoeken te geven?15
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u reageren op de uitspraak van de onderzoekers Peter Groot en Jim van Os dat de huidige richtlijnen van de beroepsgroepen niet voldoen en dat de huidige afbouwpraktijk slecht is gedefinieerd? Wat gaat u met deze informatie doen? Kunt u uw antwoord toelichten?16
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de conclusie van Peter Groot en Jim van Os dat artsen en psychiaters hun patiënten tot nu toe niet goed hebben kunnen helpen om op een goede manier met venlafaxine te stoppen omdat ze de daarvoor vereiste lagere doseringen niet konden voorschrijven? Kunt u uw antwoord toelichten?17
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u reageren op het feit dat Pfizer, de fabrikant van venlafaxine, de magistrale apotheekbereidingen in taperingstrips als mogelijkheid noemt om deze lagere doseringen, die voor geleidelijk afbouwen nodig zijn, te kunnen voorschrijven? Kunt u reageren op het feit dat Pfizer zelf geen plannen heeft om de voor verantwoord afbouwen noodzakelijke lagere doseringen te laten registreren?18
Ik ben niet bekend met de plannen van Pfizer. Ik ga ervan uit dat de oplossingen uit het consensusdocument zullen bijdragen aan maatwerk voor de patiënten die dit nodig hebben.
Hoe kan het dat zorgverzekeraars geweigerd hebben om afbouwmedicatie in taperingstrips voor venlafaxine te vergoeden met een beroep op de tekst in de bijsluiter van venlafaxine?19
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de conclusie van Peter Groot en Jim van Os dat het voor verantwoord en op maat afbouwen van medicatie noodzakelijk is dat artsen magistraal bereide doseringen aan hun patiënten moeten kunnen voorschrijven?20
Zie antwoord vraag 2.
Wie dient volgens u te bepalen hoe een patiënt het best kan worden behandeld? De arts, in overleg met de patiënt (op basis van samen beslissen), of de adviseur van de zorgverzekeraar, die daarvoor op de stoel van de arts moet gaan zitten?
Zie antwoord vraag 2.
Kent u de uitspraken die in kort geding en in hoger beroep door verschillende rechters zijn gedaan, waarin wordt gesteld dat een zorgverzekeraar alleen van het oordeel van een arts mag afwijken als de zorgverzekeraar kan motiveren en kan aantonen dat de arts onjuist heeft gehandeld? Bent u van mening dat zorgverzekeraars die vergoeding van magistraal bereide doseringen in taperingstrips hebben geweigerd dit hebben gedaan21 22
Ja, die uitspraken ken ik. Het is geen gegeven dat deze uitspraken van toepassing zijn op de besluiten die verzekeraars genomen hebben inzake verstrekkinggeschillen over de taperingstrips.
Is het volgens u te verantwoorden dat het blijvend gebruik van antidepressiva, in Nederland gebruiken naar schatting 1,1 miljoen mensen antidepressiva, wel wordt vergoed door zorgverzekeraars, maar het afbouwen daarvan niet of zeer beperkt (ofwel volgens de standaard van de zorgverzekeraar), en bovendien alleen voor de genoemde middelen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens met de stelling dat het op de lange termijn zowel voor het welzijn van de patiënt als voor de maatschappelijke zorgkosten winst oplevert als de individuele patiënt die dat wenst geholpen kan worden met de afbouw van deze zware medicatie?
Waar het nodig en verantwoord is, vind ik het belangrijk dat de patiënt geholpen en ondersteund moet worden in het minderen van medicatie. Daarom ben ik blij te horen dat veldpartijen gezamenlijk tot een consensusdocument komen voor verantwoorde afbouw, zie antwoord op vraag 1.
Bent u bekend met het onderzoek dat de Engelse overheid is gestart naar de problemen die afhankelijkheid en onttrekkingsverschijnselen van door artsen voorgeschreven medicatie kunnen veroorzaken? Kunt u aangeven welke acties u gaat ondernemen aan de hand van het onderzoek dat de Engelse overheid is gestart?23
Ik ben niet bekend met dit onderzoek van de Engelse overheid, maar ik zal hier met interesse kennis van nemen en het Zorginstituut en de betrokken veldpartijen op dit onderzoek wijzen.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met Peter Groot, Jim van Os en andere psychiaters, alsmede patiënten, om de ervaringen met magistrale apotheekbereidingen in taperingstrips te bespreken?
Zie antwoord vraag 2.
Ziet u in dat zorgverzekeraars te veel macht hebben, zodat goede initiatieven van onderop en vanuit de zorgverleners zelf, geen doorgang meer vinden? Wat gaat u hieraan doen? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
De herregistratie in het BIG-register voor profielartsen |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het feit dat profielartsen zich apart moeten herregistreren in het BIG-register (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg), dit in tegenstelling tot andere specialisten (waarbij de herregistratie in het BIG-register automatisch gekoppeld is aan de herregistratie als specialist)? Bent u bekend met het feit dat profielartsen hiervoor ook nog een extra gewaarmerkt bewijs aan moeten vragen bij het Register Medisch Specialismen?
Ja. Het beroep van profielarts is geen wettelijk erkend specialisme (niet gereguleerd in artikel 14 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG)). Een voorbeeld van een wettelijk erkend specialisme is cardiologie. Een voorbeeld van een profiel is forensische geneeskunde.
Profielartsen dienen zich net als alle andere zorgverleners1 vijfjaarlijks te herregistreren in het BIG-register door middel van het indienen van een aanvraag voor herregistratie. Herregistratie is mogelijk op basis van werkervaring, dan wel op basis van scholing. Voor elf van de twaalf profielen geldt dat zij hun aanvraag tot herregistratie op basis van werkervaring kunnen onderbouwen met een bewijs dat zij staan ingeschreven in het profielregister van de KNMG. Een inschrijving in het profielregister voor deze elf profielen veronderstelt namelijk dat ook aan de eisen voor werkervaring is voldaan zoals het BIG-register die stelt.
Op dit moment bestaat dit bewijs uit een gewaarmerkte verklaring die via de Registratiecommissie Geneeskundig Specialismen loopt. Ik ben met het CIBG, uitvoerder van het BIG-register, en de KNMG reeds in gesprek om te bezien of en hoe deze bewijzen digitaal kunnen worden aangeleverd.
Deelt u de mening dat dit zorgt voor veel overbodige rompslomp, zowel voor de profielartsen zelf als voor het Register Medisch Specialismen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Wanneer een beroepsbeoefenaar zich op basis van werkervaring wil herregisteren in het BIG-register dient deze persoon aan te tonen dat hij/zij voldoende uren heeft gewerkt binnen het betreffende deskundigheidsgebied. Voor elf van de twaalf profielen bestaat een lichtere procedure. Zij hoeven bij hun aanvraag tot herregistratie slechts het bewijs te overleggen dat zij staan ingeschreven in het Profielregister van de KNMG.
Waarom is de herregistratie voor profielartsen in het BIG-register niet automatisch gekoppeld aan de herregistratie in het profielregister van het Register Medisch Specialismen?
De titels die aan de profielen zijn verbonden zijn met de toevoeging «KNMG» beschermd via een privaatrechtelijke regeling en zijn geen wettelijk erkend specialisme door de Minister. Een automatische koppeling tussen het BIG-register en het Specialistenregister geldt alleen voor wettelijk erkende specialismen.
Bent u bereid deze koppeling te realiseren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De berichtgeving dat stress in bevingsgebied Groningen tot sterfgevallen leidt |
|
Nine Kooiman , Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Kent u de berichten dat er door stress veroorzaakt door de aardbevingen doden te verwachten zijn?1 2 Wat is uw reactie daarop?
We kennen de berichtgeving en vinden dit een verontrustend signaal.
Het wegnemen van de oorzaken van de stress en onzekerheid heeft de hoogste prioriteit. In het belang van de veiligheid van de Groningers wil het kabinet dat de gaswinning uit het Groningen-veld nog deze regeringsperiode zo veel mogelijk verder omlaag wordt gebracht. Daarnaast moet de schadeafhandeling zo snel mogelijk worden vlot getrokken.
Zie ook het antwoord op de Kamervragen van de SP (nr. 2018Z01522) die als bijlage 1 bij deze Kamerbrief zijn gevoegd.
Op welke manier kunnen deze mensen worden ondersteund en welke (regie-)rol ziet u hierin voor uzelf en uw ministeries? Bent u bijvoorbeeld bereid de aanbeveling van de onderzoekers op te volgen en te komen tot een «veelomvattend plan»?3
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht dat je alle controle over je werk kwijt bent als je Turnitin gebruikt |
|
Frank Futselaar (SP) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
|
|
|
Kent u het artikel «Als je Turnitin gebruikt ben je alle controle over je werk kwijt»?1
Ja.
Heeft u zicht op hoeveel hogescholen en universiteiten gebruik maken van Turnitin om te controleren op plagiaat? Kunt u dit toelichten?
Allereerst is het van belang te benadrukken dat het instellingen vrij staat om, binnen de wettelijke mogelijkheden, keuzes te maken in de leermiddelen en onderwijsondersteunende diensten die zij inzetten.
SURF is de ICT-samenwerkingsorganisatie van het hoger onderwijs en onderzoek in Nederland. Voor onderwijsinstellingen die bij SURF zijn aangesloten is het mogelijk om van diensten als Turnitin gebruik te maken. SURF legt gemaakte afspraken met de aanbieder vast in een bemiddelingsovereenkomst. Onderdeel van de bemiddelingsovereenkomst is een licentieovereenkomst.
Desgevraagd heeft SURF mij laten weten dat op dit moment via hen achttien instellingen, waaronder de Universiteit van Amsterdam, een licentieovereenkomst met iParadigms, de uitgever van Turnitin, hebben. Het is echter niet uitgesloten dat meer instellingen gebruikmaken van de software, waarover zij een directe overeenkomst met iParadigms hebben gesloten.
Vindt u het wenselijk dat het bedrijf achter Turnitin, Iparadigms, een «non-exclusive, royalty-free, perpetual, worldwide, irrevocable license» krijgt op het werk dat via Turnitin wordt ingeleverd? Kunt u dit toelichten?
Nee, dit vind ik onwenselijk. Van SURF begrijp ik dat deze bepaling geen onderdeel uitmaakt van de licentieovereenkomst die onderwijsinstellingen sluiten met iParadigms. De eindgebruikersovereenkomst, zoals die online wordt getoond aan docenten en studenten bij het werken met Turnitin, is dus niet van toepassing voor instellingen die via SURF gebruikmaken van Turnitin, zoals de Universiteit van Amsterdam. De medewerker of student die de dienst gebruikt onder de licentieovereenkomst van de instelling is zodoende niet gebonden aan de eindgebruikersovereenkomst waarin bovengenoemde bepaling is opgenomen. iParadigms verkrijgt op grond van de licentieovereenkomst geen gebruiksrechten op de gegevens die door de student of docent worden geüpload.
Klopt het dat niet alleen Iparadigms de rechten krijgt, maar ook «its affliates, vendors, service providers and licensors»?Heeft u inzicht in welke andere bedrijven dan Iparadigms dit zijn?
Zie mijn antwoord bij vraag 3.
Deelt u de mening dat de consequenties van het gebruik van Turnitin zich moeizaam verhouden met het beschermen van het auteursrecht van de student, en dat onderwijsinstellingen in dit laatste ook een verantwoordelijkheid hebben?
Ik ben ervan overtuigd dat digitalisering het onderwijs kan verrijken. Door toenemende digitalisering in het (hoger) onderwijs verdient de bescherming van auteursrecht en persoonsgegevens extra aandacht. Onderwijsinstellingen hebben hierin een grote verantwoordelijkheid. Ik heb deze instellingen dan ook verzocht dit onderwerp prioriteit te geven in de uitvoering van de Versnellingsagenda voor onderwijsinnovatie. De instellingen hebben toegezegd dit onderwerp hierin mee te nemen.
Kunt u bevestigen dat de Universiteit van Amsterdam stelt dat de licientieovereenkomst van Turnitin is getoetst op wettelijke eisen en daaraan voldoet?
De Universiteit van Amsterdam heeft mij desgevraagd laten weten dat de licentieovereenkomst destijds, in samenwerking met SURF is getoetst op geldende wet- en regelgeving.
Op 25 mei aanstaande treedt de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) in werking. De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) geldt dan niet meer. Zowel voor de Universiteit van Amsterdam als SURF is de bescherming van auteursrecht en persoonsgegevens van groot belang in de herbeoordeling van de licentieovereenkomst met iParadigms, die dient te voldoen aan de strengere Europese wet- en regelgeving. Deze herbeoordeling zal voor 25 mei aanstaande worden afgerond.
De berichten 'Rechercheur Den Haag lekte anderhalf jaar naar criminelen' 1) en 'Foute agenten te vaak doodgezwegen' |
|
Arno Rutte (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u de berichten «Rechercheur Den Haag lekte anderhalf jaar naar criminelen» en «Foute agenten te vaak doodgezwegen»?1 2
Ja.
Deelt u de zorg dat er een patroon van lekken bij de politie-eenheid Den Haag lijkt te zijn, aangezien dit al het vierde lek in een jaar tijd is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen worden genomen om dit patroon van lekken een halt toe te roepen?
In Den Haag zijn het afgelopen jaar een aantal medewerkers aangehouden voor het mogelijk lekken van informatie. In 2016 is één verdachte aangehouden voor het lekken van informatie, in 2017 waren dit drie verdachten. De incidenten in de eenheid Den Haag staan los van elkaar. Op basis van de beschikbare gegevens kan niet gezegd worden dat sprake is van een patroon.
Op basis van de onderzoeken over de periode 2017 – aangaande de gedragingen die te herleiden zijn naar het lekken van informatie naar criminelen en andere(n) – is er geen sprake dat de eenheid Den Haag afwijkt van eenheden met een soortgelijke grootte. Een overzicht van de afdoeningen van gedragingen uit deze onderzoeken is nog niet voorhanden.
Integriteit heeft hoge prioriteit binnen de politieorganisatie, zo ook in de eenheid Den Haag. Zodra er vermoedens zijn dat een politieambtenaar plichtsverzuim heeft gepleegd, wordt dit onderzocht. De kans op plichtsverzuim probeert de politie door middel van preventieve en repressieve maatregelen, zoals ik ook in mijn brief – naar aanleiding van het verzoek van het lid Van Dam – van 9 maart 2018 heb beschreven, te verkleinen. Incidenten kunnen echter nooit helemaal worden voorkomen.
Is het waar dat het aantal integriteitsschandalen in Den Haag niet afwijkt van het landelijk gemiddelde? Zo ja, welke maatregelen worden genomen om dit landelijk gemiddelde terug te dringen naar een minder hoog niveau?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u een overzicht geven van de hoeveelheid lekken binnen de landelijke politie in de afgelopen drie jaar, uitgesplitst naar regio en jaar?
Op dit moment kan geen overzicht van afdoeningen van gedragingen uit onderzoeken worden gegeven van de afgelopen drie jaar waarbij is geconstateerd dat sprake is van het lekken van informatie (naar criminelen ofwel naar vrienden, familie, pers, etcetera). Het jaarverslag 2017 waarin wordt gerapporteerd over het aantal onderzoeken is thans nog niet beschikbaar. Deze wordt te zijner tijd aan uw Kamer toegezonden.
Deelt u de opinie van politiewetenschapper Jaap Timmer en voorzitter Jan Struijs van de Nederlandse Politiebond dat binnen het landelijke politiecorps een taboe bestaat op het bespreken van corrupte agenten en dat het van belang is dat in de opleiding en op de werkvloer hier veel meer aandacht voor komt? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dit te realiseren? Zo nee, waarom niet?
Binnen de politie is veel aandacht voor zowel het stimuleren van het goede gesprek over integriteit als het elkaar durven aanspreken en melden van misstanden. Hier moet ook continue aandacht voor zijn. Ik zou dan ook niet spreken van taboe. Ik heb uw Kamer in de Voortgangsbrief politie aangegeven dat de politie hard werkt aan een cultuurverbetering waarbij onder meer integriteit, leiderschap, een inclusieve werksfeer en elkaar aanspreken belangrijke pijlers zijn.3 De ontwikkelingen zien op het creëren van een veilig klimaat, het voeren van de dialoog en het geven van professionele ruimte. Het bewerkstelligen van een dergelijke cultuurverandering vergt tijd, maar met deze ontwikkelingen wordt het voeren van de dialoog over integriteit bevorderd.
Kunt u de antwoorden op deze vragen voor het algemeen overleg Politie (organisatie) op 15 maart 2018 toesturen?
Ja.
Het bericht dat de kaarten voor U2 binnen no-time waren uitverkocht |
|
Peter Kwint |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat de kaarten voor het aanstaande concert van U2 binnen enkele minuten waren uitverkocht, terwijl er binnen vijf minuten vele honderden kaarten werden aangeboden op doorverkoopwebsite Seatwave?1 2
Ja
Hoe waarschijnlijk acht u het dat binnen enkele minuten na aanschaf honderden kopers zich plotsklaps bedenken en besluiten om allemaal via één website hun ticket door te verkopen? Indien u dit niet zeer waarschijnlijk acht, welke verklaring heeft u dan voor het massaal verschijnen van tickets op Seatwave?
Graag verwijs ik naar de beantwoording van de Kamervragen over «Woekerhandel in concertkaartjes» die op 22 december jl. naar Uw Kamer is verzonden3. Daarin staat aangegeven dat de sport- en cultuursector nog steeds last hebben van doorverkoop en dat ik samen met de Staatssecretaris EZK gesprekken zal voeren met de sector over de geschetste problemen en de omvang en oorzaken daarvan. De mate en snelheid waarmee kaarten worden doorverkocht wordt in deze gesprekken meegenomen.
Deelt u de mening dat dit soort praktijken ervoor zorgen dat fans teleurgesteld raken en de toegankelijkheid van culturele evenementen zo nog verder onder druk komt te staan? Zo nee, waarom niet?
Ik wil voorop stellen dat de toegankelijkheid van culturele en sportieve evenementen belangrijk is. Tegelijkertijd ben ik van mening dat de meeste van deze evenementen breed toegankelijk zijn voor consumenten en dat consumenten voldoende keuze hebben voor wat betreft het aanbod en de prijs. Dat fans teleurgesteld zijn als ze geen kaartje hebben kunnen bemachtigen begrijp ik heel goed. Zoals eerder aangegeven is de belemmering van de toegankelijkheid van evenementen voornamelijk gelegen in de schaarste van de kaarten omdat een concerthal of stadion een maximale capaciteit heeft en de vraag die capaciteit overstijgt. Op dit moment wordt middels gesprekken met de cultuur- en sportsector onderzocht in hoeverre en op welke manier de toegang tot culturele en sportieve evenementen belemmerd wordt door de doorverkoop van toegangskaarten en de mogelijke misstanden die het gevolg zouden zijn van die handel.
Kunt u garanderen dat LiveNation, of één van haar dochterondernemingen, niet direct kaarten op secundaire ticketwebsites als Seatwave aanbiedt? Zo nee, bent u bereid te onderzoeken hoe deze kaarten binnen enkele minuten op deze site aangeboden worden?
Ik kan niet garanderen dat LiveNation kaarten niet direct verkoopt aan secundaire ticketwebsites. Zoals in eerdere brieven naar uw Kamer4 ook is aangegeven bestaat er reeds wetgeving die tot doel heeft de consument te beschermen bij verkoop van producten en diensten, zoals de regels over oneerlijke handelspraktijken. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) is een onafhankelijke toezichthouder die beschikt over instrumenten om consumenten te beschermen tegen oneerlijke handelspraktijken, ongeoorloofde afspraken en misbruik van een economische machtspositie. De ACM maakt op basis van haar prioriteringsbeleid een zelfstandige afweging over het al dan niet doen van een onderzoek. De ACM heeft in het verleden aangegeven dat aanbieders van concert-, theater- en festivaltickets verplicht zijn duidelijkheid te verschaffen over de prijs5.
Hoe staat het met de uitvoering van de aangenomen motie-Kwint c.s., die het kabinet opdraagt met een voorstel te komen dit soort woekerhandel aan banden te leggen?3
Ik verwijs hier naar de brief (kenmerk1329401, uw referentie: 2017Z1542) op het ordedebat die ik parallel aan de beantwoording van deze Kamervragen naar Uw Kamer heb verstuurd. Hierin geef ik aan hoe en op welke termijn invulling wordt gegeven aan de aangenomen motie die door dhr. Kwint is ingediend op 13 november jl. tijdens de Cultuurbegroting.7