Het verheerlijken van terrorisme door de Palestijnse Autoriteit |
|
Raymond de Roon (PVV), Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Abbas» advisor: PA should honor «Martyrs» and not worry about donors» grants?1 Heeft u tevens kennisgenomen van het artikel: «PA to pay salaries to all terrorists in Israeli prisons?2
Ja.
Kunt u bevestigen dat de adviseur van Abbas, de heer Sabri Saidam, recentelijk heeft verklaard dat de Palestijnse Autoriteit haar beleid om martelaren, of (zelfmoord) terroristen te verheerlijken zal continueren en zich niet druk moet maken over de mogelijkheid dat landen mogelijk de subsidiestroom naar de Palestijnse Autoriteit zullen stopzetten? Kunt u tevens bevestigen dat Saida enkele maanden geleden zijn steun heeft uitgesproken voor het vernoemen van een plein naar de terrorist Dalal Mughrabi? Klopt het bovendien dat Saida onlangs in het officiële blad van de Palestijnse Autoriteit heeft verklaard dat hij het ernstig betreurt dat sommige mensen martelaren of (zelfmoord) terroristen als een last beschouwen, omdat zij economische belangen en subsidiestromen in gevaar brengen? Kunt u tot slot inhoudelijk reageren op het artikel van Saida, zoals geciteerd in het stuk van de Palestinian Media Watch?
Het is onduidelijk of en, zo ja, in welke vorm en context de heer Sabri Saidam deze uitspraken heeft gedaan. De Nederlandse regering wijst in ieder geval de strekking van de artikelen ten stelligste af, vooral waar deze suggereren dat plegers van terreur en geweld geëerd moeten worden. Dit staat haaks op het beleid van Palestijnse Autoriteit (PA) en van het Palestijnse leiderschap dat het gebruik van terreur en geweld afwijst. Het is niet in het belang van het vredesproces en de gewenste hervatting van onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnen wanneer personen die gelieerd zijn aan het Palestijnse leiderschap uitlatingen doen die daar haaks staan op.
Nederland veroordeelt alle vormen van terroristische aanvallen en verwerpt de verheerlijking van dergelijke aanvallen. Dit onderwerp staat, mede op instigatie van Nederland, op de agenda van de jaarlijkse mensenrechtendialoog met de PA die de EU in het kader van het Europese Nabuurschapsbeleid voert. Ook in bilaterale contacten, zoals onlangs tijdens het bezoek van president Abbas, draagt Nederland uit dergelijke praktijken te verwerpen.
Kunt u de berichten bevestigen dat de Palestijnse Autoriteit een wet in werking heeft gesteld die regelt dat alle Palestijnse en Israëlische Arabieren die in Israël vastzitten wegens terroristische activiteiten aanspraak kunnen maken op een maandelijkse uitbetaling van salaris? Is het waar dat gevangenen die een celstraf van langer dan 20 jaar moeten uitzitten kunnen rekenen op een hoger salaris dan zij die een kortere straf moeten uitzitten? Klopt het tevens dat de Palestijnse Autoriteit financiële vergoedingen uitreikt aan nabestaanden van zelfmoordterroristen?
Het is staand beleid van de PA om – zoals ook in Nederland gebruikelijk is – eigen burgers in buitenlandse gevangenschap te steunen. De PA sloot in 2008 met de Israëlische autoriteiten een overeenkomst over de toekenning van financiële steun aan Palestijnen in Israëlische gevangenissen. Uitreiking van de toelagen gebeurt door een Israëlische instelling. Het geld moet de kosten dekken voor voedsel, kleding en andere basisbehoeften. Naar verluidt ontvangen lang gestraften inderdaad een hogere toelage dan kort gestraften.
Daarnaast kent de PA twee programma’s voor sociale bijstand die financiële steun geven aan huishoudens die hun belangrijkste broodwinnaar hebben verloren door gevangenschap ofwel door verwondingen of overlijden als gevolg van het Palestijns-Israëlische conflict. De financiële bijdrage onder deze programma’s wordt bepaald op basis van de daadwerkelijke noden, ongeacht de achtergrond van de dood of gevangenneming van de broodwinnaar. De bijdrage wordt uitgekeerd aan de familie (niet de gevangene) om deze te helpen in de kosten van levensonderhoud.
Hoe verhouden de bovengenoemde uitspraken, gedaan door de Palestijnse Autoriteit, zich tot de beantwoording van voorgaande schriftelijke vragen3, namelijk dat het verheerlijken van geweld voor de Nederlandse regering onaanvaardbaar is maar dat ze «geen aanwijzingen heeft ontvangen dat het hier gaat om een structurele kwestie» en dat u niet de mening deelt dat de Palestijnse Autoriteit hiermee afstand neemt van de tweestatenoplossing? Geven bovenstaande uitspraken er aanleiding toe om deze conclusie te herzien? Zo nee, waarom niet?
Ik zie in bovenstaande geen tegenspraak met mijn eerdere antwoorden op vergelijkbare vragen. De gewraakte uitlatingen zijn afkomstig van een partijfunctionaris van Fatah en niet van de PA. Ik kan de uitspraken niet interpreteren als het nemen van afstand door de PA van de tweestatenoplossing en zie dan ook geen aanleiding om mijn eerdere conclusie te herzien.
Hoe verhouden de bovengenoemde uitspraken zich tot de aangenomen motie-Van der Staaij/Voordewind2 welke de regering verzoekt haar bilaterale subsidie alsmede de EU-subsidie aan de Palestijnse Autoriteit te stoppen indien er geen concrete en effectieve maatregelen worden genomen om het verheerlijken en vergoeilijken van terrorisme tegen te gaan? Deelt u de conclusie dat de Palestijnse Autoriteit niet alleen verzaakt dergelijke maatregelen te nemen, maar zelfs het verheerlijken en vergoeilijken van het terrorisme actief uitdraagt? Zo nee, waarom niet?
Over de uitvoering van de motie Van der Staaij/Voordewind heeft de regering de Kamer mondeling en schriftelijk geïnformeerd, mede ter opvolging van toezeggingen gedaan in het spoeddebat over de Gaza-flottielje van 28 april 2011, in het bijzonder waar het gaat om de vraag of de PA geweld en terreur structureel verheerlijkt (zie onder meer het verslag van het Schriftelijk Overleg inzake de informele raad Buitenlandse Zaken van 2 en 3 september, ref. Kamerstuk 21 501-02, nr. 1085, de uitspraken van de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking in het Algemeen Overleg Focusbrief van 21 juni 2011, ref. Kamerstuk 32 605, nr. 49, en mijn antwoorden op Kamervragen over de verheerlijking van het zelfmoordterrorisme op de staatstelevisie van de Palestijnse Autoriteit, ref. voetnoot 1).
Van structureel beleid van de PA gericht op verheerlijking of vergoelijking van terrorisme is geen sprake. De PA gaat discussie hierover niet uit de weg. Desgevraagd heeft zij aangegeven bereid te zijn dit vraagstuk te bespreken in de trilaterale commissie van de PA, Israël en de VS, waarin gewraakte uitingen tegen het licht kunnen worden gehouden. In het licht van bovenstaande antwoorden zie ik op dit moment geen aanleiding om de bilaterale of de EU-ontwikkelingssamenwerking met de PA te beëindigen.
De situatie in Somalië |
|
Frans Timmermans (PvdA), Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
|
|
|
Wordt het internationale hulporganisaties nagenoeg onmogelijk gemaakt de slachtoffers van de hongersnood te bereiken, die zich bevinden in door de islamitische Shabab opstandelingen gecontroleerde delen van Somalië? Weigeren die opstandelingen toegang van hulpverleners en maken zij het tegelijkertijd de van honger stervende mensen onmogelijk een veilig heenkomen te zoeken?1
Sommige Al Shabaab leiders hebben dreigementen geuit tegen mensen die de door Al Shabaab gecontroleerde gebieden wilden verlaten om elders een veilig heenkomen te zoeken. Deze acties veroordeelt Nederland scherp. Het beeld is echter niet eenduidig. Andere Al Shabaab leiders blijken wel bereid om mensen te laten gaan en hulporganisaties toe te laten tot hun gebieden. In een aantal door Al Shabaab gecontroleerde gebieden wordt daarom wel humanitaire hulp geboden en neemt dit in omvang toe. Zo zijn lokale ngo’s, gesteund door UNICEF, de afgelopen dagen in staat geweest om de humanitaire dienstverlening rondom Baidoa in Zuid-Centraal Somalië uit te breiden.
Al Shabaab heeft zich op 6 augustus 2011 vrij onverwachts teruggetrokken uit de hoofdstad Mogadishu. Naar verwachting zal dit meer mogelijkheden bieden voor het verlenen van humanitaire hulp aan de ongeveer 470 000 ontheemden die zich in de hoofdstad bevinden (ongeveer 30% van het totaal aantal ontheemden in Somalië). Momenteel onderzoeken humanitaire organisaties of een uitbreiding van activiteiten mogelijk is. Het is aan de overgangsregering (TFG) om hiervoor een veilige omgeving te creëren, daarbij bijgestaan door de African Union Mission in Somalia (AMISOM). Overigens blijft van Al Shabaab nog steeds een belangrijke dreiging uitgaan, ook in de hoofdstad.
Deelt u de inschatting van hulpverleners ter plekke dat de situatie nu erger is dan in 1992, toen talloze mensen van de honger zijn omgekomen?
De VN heeft de huidige situatie in Somalië bestempeld als de ernstigste voedselcrisis sinds de hongersnood in 1991–1992.
Deelt u de mening dat alles wat in mogelijk is gedaan moet worden om zoveel mogelijk mensenlevens te redden? Zo ja, welke middelen kan de internationale gemeenschap mobiliseren om aan deze stille genocide een einde te helpen maken? Welke rol kan de Verenigde Naties (VN) hierin spelen, mogelijk gesteund door de Europese Unie (EU)?
Ja, ik ben van mening dat gezocht dient te worden naar de snelste en meest effectieve manier om zoveel mogelijk mensenlevens te redden. De huidige situatie is het gevolg van hoge voedselprijzen, conflicten in de regio, ernstige droogte en overbevolking. Onder leiding van de Verenigde Naties kan de internationale gemeenschap de situatie proberen te mitigeren door het geven van humanitaire hulp waar dat mogelijk is. Ook de EU en de afzonderlijke lidstaten, waaronder Nederland, dragen hieraan bij.
Via contacten met de lokale autoriteiten trachten hulporganisaties in toenemende mate toegang te verkrijgen tot de door Al Shabaab gecontroleerde gebieden en daarvoor veiligheidsgaranties te verkrijgen. Hoewel deze toegang naar verwachting beperkt zal blijven, leidt het er vooralsnog toe dat méér mensen in nood bereikt kunnen worden.
Zijn er internationale organisaties of niet gouvernementele organisatie (ngo’s) die wel door de Shabab toegelaten worden, die wellicht met ondersteuning van de internationale gemeenschap noodhulp bij de zwaarst getroffen bevolking kunnen brengen? Zo ja, wilt u zich ervoor inspannen dat die organisaties ook in staat worden gesteld dat op korte termijn te doen?
Het Internationale Rode Kruis (ICRC) heeft via zusterorganisatie de Internationale Halve Maan toegang tot alle door Al Shabaab gecontroleerde gebieden. Nederland heeft om deze reden ICRC als begunstigde gekozen voor een recente extra bijdrage van 1,5 miljoen euro ten behoeve van noodhulp aan Somalië.
De VN (o.a. WFP, UNICEF) heeft enige toegang tot delen van de gebieden waar hongersnood heerst en onderzoekt momenteel de mogelijkheden om de humanitaire hulp aan die gebieden uit te breiden. Hetzelfde geldt voor andere internationale hulporganisaties, die net als de VN vooral via lokale partners in Somalië werkzaam zijn. Naar verwachting zal de veiligheidssituatie ook de komende tijd een beperkende factor blijven.
Deelt u verder de mening dat de leiders van de Shabab opstandelingen zich schuldig maken aan ernstige misdrijven tegen de menselijkheid door aan de burgerbevolking hulp te onthouden en zo talloze mensen te veroordelen tot de hongerdood? Zo ja, deelt u ook de mening dat zij zich hiervoor voor het Internationale Strafhof (ICC) zouden moeten verantwoorden? Zo ja, bent u bereid de EU leden van de VN Veiligheidsraad aan te sporen om in de Veiligheidsraad het initiatief te nemen tot het geven van een mandaat aan het ICC? Zo nee, waarom niet?
Het is niet uitgesloten dat het belemmeren van «humanitarian access» inderdaad onder de noemer misdrijven tegen de menselijkheid kan worden gebracht en daarmee binnen de rechtsmacht van het ICC valt. Somalië is geen partij bij het Statuut van Rome; dit zou de VN-Veiligheidsraad nochtans niet hoeven te beletten de situatie in Somalië te verwijzen naar de Aanklager van het Strafhof. Er is echter geen reden om aan te nemen dat er voor een dergelijk initiatief momenteel enige steun bestaat. Wel heeft de VN-Veiligheidsraad op 29 juli jl. een resolutie aangenomen waarin is bepaald dat ook partijen die (de doorgang van) humanitaire hulp in Somalië hinderen op de VN-sanctielijst kunnen worden gezet.
Mogelijke afdrachten door hulporganisaties aan rebellenbeweging Al Shabaab |
|
Ingrid de Caluwé (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het recente rapport van de UN Monitoring Group On Sudan & Eritrea, waarin staat dat de Soedanese rebellengroepering Al Shabaab jaarlijks miljoenen aan inkomsten verwerft door het heffen van belastingen en contributies voor geleverde goederen en diensten door buitenlandse organisaties?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de situatie dat ook hulporganisaties die actief zijn in de door hongersnood geteisterde regio, nu belastingen moeten betalen en zelfs tot 20% van de waarde van geleverde hulpgoederen worden geacht af te dragen aan de rebellen?
De UN Monitoring Group on Somalia and Eritrea stelt in haar rapport van 18 juli 2011 dat Al Shabaab hulporganisaties de afgelopen jaren bij herhaling heeft verzocht om afdrachten te doen. De Monitoring Group geeft echter ook aan dat de meeste hulporganisaties aan dit verzoek geen gehoor hebben gegeven. Concreet betekende dit dat de humanitaire hulp aan sommige gebieden in Zuid-Centraal Somalië gestaakt moest worden. Het beeld is echter niet eenduidig. Lokale gemeenschappen slagen er soms in om de lokale Al Shabaab leiders ervan te overtuigen om humanitaire organisaties zonder betaling toe te laten tot hun gebied.
Welke Nederlandse hulporganisaties zijn op dit moment in Somalië actief?
Van de volgende organisaties is mij bekend dat zij humanitaire activiteiten ondersteunen in Somalië: het Nederlandse Rode Kruis, UNICEF Nederland, ICCO, Cordaid, Save the Children, Oxfam Novib, Tear en World Vision. Dit gebeurt veelal via lokale partnerorganisaties.
Doen deze Nederlandse hulporganisaties afdrachten aan Al Shabaab om zodoende de mogelijkheid te krijgen hulp in Somalië te verlenen? Zo ja, acht u het betalen van afdrachten aan groeperingen als Al Shabaab gerechtvaardigd? Zo ja, in welke gevallen acht u het betalen van dit soort afdrachten gerechtvaardigd? Zo nee, welke acties gaat u ondernemen om de betaling van dit soort afdrachten te voorkomen?
Hulporganisaties hebben onderling goede en harde afspraken gemaakt dat zij geen geld geven aan Al Shabaab. Nederlandse hulporganisaties doen naar mijn weten dan ook geen afdrachten aan Al Shabaab.
In 2010 is Al-Shabaab door het Sanctiecomité van de Verenigde Naties geplaatst op de lijst van personen en organisaties op wie uit hoofde van resolutie 1 844 beperkende maatregelen van toepassing zijn.
Hieraan is op het niveau van de Europese Unie uitvoering gegeven door middel van Gemeenschappelijk Standpunt 201/231/GBVB en Verordening 1137/2010. Al-Shabaab is bij deze verordening tevens op de EU-sanctielijst gezet. Dit betekent onder andere dat het wettelijk verboden is om tegoeden of andere economische middelen aan Al-Shabaab te verschaffen.
Een uitzondering op dit verbod wordt gemaakt voor tegoeden, andere financiële activa of economische middelen die nodig zijn voor de tijdige verstrekking van dringend noodzakelijke humanitaire hulp in Somalië door de VN, gespecialiseerde agentschappen of programma’s daarvan, humanitaire organisaties met de status van waarnemer in de Algemene Vergadering van de VN die humanitaire hulp verstrekken, of hun uitvoerende partners.
Vanwege de onveiligheid in Somalië kan niet met 100% zekerheid vastgesteld worden of er door lokale partners en contractpartijen van internationale organisaties in het geheel geen afdrachten worden gedaan aan Al Shabaab. Ik verwacht echter van Nederlandse en internationale hulporganisaties dat zij alles in het werk stellen om dit te voorkomen.
Steunt u het initiatief van hulporganisatie USAid, die heeft aangekondigd geld aan het World Food Programme (WFP) beschikbaar te stellen met de uitdrukkelijke voorwaarde dat geen afdracht aan de rebellengroepering plaatsvindt? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
In de VS geregistreerde ngo's lopen het risico op vervolging op basis van de geldende Amerikaanse antiterreurwetgeving (o.a. Patriot Act) indien de verdenking bestaat dat een deel van de door hen geleverde hulpgelden of -goederen in handen is gekomen van Al Shabaab. In het licht van de ernst van de huidige humanitaire crisis in Somalië maakten de Amerikaanse autoriteiten (Office of Foreign Assets Control) begin augustus 2011 bekend dat het Amerikaanse sanctieregime dienaangaande enigszins zou worden versoepeld2. Dit om hulporganisaties de mogelijkheid te geven om hulp te bieden in de door Al Shabaab gecontroleerde gebieden, zonder direct het risico te lopen op vervolging. Uit de toelichting van de Amerikaanse autoriteiten op de versoepeling kan worden opgemaakt dat de coulantere houding met betrekking tot vervolging absoluut niet mag worden geïnterpreteerd als een vrijbrief om afdrachten te doen aan Al Shabaab. Hulpverlenende organisaties dienen zich onverminderd in te spannen om te voorkomen dat hulpgelden of -goederen in handen komen van Al Shabaab. Ik ondersteun deze lijn volledig.
Indien u voornemens bent deze actie van USAid te steunen, deelt u de mening dat deze actie vooral effect sorteert als internationale hulporganisaties gezamenlijk een vuist maken? Ziet u mogelijkheden om deze chantagepraktijk een halt toe te roepen door op te roepen tot een brede internationale boycot van het betalen van afdrachten aan de Soedanese rebellengroepering Al Shabaab?
Zie antwoord vraag 5.
Het scheiden van geliefden in verzorgings- en verpleeghuizen |
|
Renske Leijten |
|
Wat is uw reactie op de ervaringen van mevrouw H., die in haar zoektocht naar een verpleeghuisplek voor haar ouders, te horen kreeg dat deze mogelijk van elkaar gescheiden zouden kunnen worden bij verpleeghuisopname? Is dit een gangbare praktijk?1
Ik heb de mail van mevrouw H., waarbij zij haar persoonlijke ervaring beschrijft gelezen. Ik kan mij heel goed voorstellen dat de mededeling tijdens een kennismakingsgesprek, dat bij een ziekenhuisopname langer dan veertien dagen één van de ouders de plaats in het verpleeghuis kwijt kan raken, hard aankomt. Ik vind het zeker niet wenselijk dat echtparen gescheiden worden. Daarom hebben zorginstellingen ook tweepersoonskamers ter beschikking. Dit zal vaker voorkomen in verzorgingshuizen, dan in verpleeghuizen. De zorgzwaarte in een verpleeghuis is meer divers, waardoor het niet altijd mogelijk en wenselijk is om een echtpaar samen op een kamer te plaatsen. Daarbij kan gedacht worden aan een zwaar demente partner.
Bij ziekenhuisopname kunnen meerdere zaken een rol spelen. Zorginstellingen hebben de verantwoordelijkheid over de te leveren zorg. Zij zullen bij een ziekenhuisopname van één van de partners een gedegen afweging moeten maken of zij nog de adequate zorg kunnen bieden als de partner terug komt uit het ziekenhuis. Deze afweging vindt plaats in overleg met het echtpaar, familie en professionals in het ziekenhuis.
Eerder dit jaar zijn er Kamervragen gesteld naar aanleiding van de regeling dat bij ziekenhuisopname langer dan veertien dagen de cliënt in het verpleeghuis zijn of haar kamer kan kwijt raken (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, Aanhangsel 1576 en Aanhangsel 1471). Ik heb toen gezegd dat ik naar aanleiding van het Nza onderzoek, zal kijken naar een oplossing. Die oplossing is gevonden. Dit betekent dat de regel dat bij ziekenhuisopname langer dan veertien dagen de kamer weggegeven kan worden aan een andere cliënt, per 1 januari 2012 aangepast is voor de cliënten in verpleeg- en verzorgingshuizen.
Met het voornemen tot het scheiden van wonen en zorg zoals verwoord in mijn programmabrief langdurige zorg, d.d. 1 juni jl., krijgen bewoners op den duur meer keuzevrijheid. Zij bepalen zelf waar zij willen wonen en met wie. Tevens bepalen zij zelf bij wie de zorg wordt afgenomen. Zorginstellingen zullen zich hierdoor beter gaan richten op de woonwensen van bewoners door meerdere huisvestingsvarianten aan te bieden.
Vindt u het wenselijk dat oudere echtparen en stellen in een verzorgings- of verpleeghuis op een tweepersoonskamer gescheiden worden, zodra de partner langer dan veertien dagen in het ziekenhuis is opgenomen? Zo nee, wat gaat u eraan doen om het gedwongen scheiden van oudere echtparen en stellen te voorkomen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat verpleeghuisbewoners niet het recht op terugkeer op hun kamer mag worden ontzegd, wanneer zij in het ziekenhuis liggen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat verpleeg- en verzorgingshuizen terugkeer op de kamer garanderen indien dat is gewenst door de bewoner?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat aan oudere echtparen en stellen een terugkeergarantie moet worden geboden, zodat zij niet van elkaar gescheiden worden doordat na een ziekenhuisopname het recht op de kamer verdwijnt? Zo ja, op welke wijze gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het uitgangspunt moet worden gehanteerd dat echtparen en stellen samen kunnen blijven wonen op een tweepersoonskamer in een verzorgingshuis of verpleeghuis en dat zorgzwaartepakketten en andere bureaucratische overwegingen hieraan ondergeschikt dienen te zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Is het thans mogelijk dat echtparen en stellen met verschillende geïndiceerde zorgzwaartepakketten, bijvoorbeeld zorgzwaartepakket 4 en zorgzwaartepakket 5, samen kunnen wonen in een tweepersoonskamer in een verpleeghuis? Zo nee, wilt u toelichten of u bereid bent dit mogelijk te maken?
Ja.
Kunnen echtparen en stellen samenwonen in een tweepersoonskamer in een verpleeg- of verzorgingshuis, indien er zorg nodig is voor één van de partners? Zo nee, vindt u het wenselijk dat echtparen op deze wijze worden gescheiden?
Ja.
Hoeveel tweepersoonskamers voor echtparen en stellen zijn er momenteel in verzorgingshuizen en verpleeghuizen en hoe groot is de wachtlijst?
Het zorgkantoor is verplicht voor hun regio te zorgen voor voldoende adequate woonruimte. Dit zal afgestemd worden op de zorgvraag. Ik heb van de zorgkantoren geen berichten ontvangen dat er een nijpend tekort is aan tweepersoonskamers en dat hier wachtlijsten voor bestaan. Ik zal hierover nog expliciet navraag doen bij Zorgverzekeraars Nederland.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat het aanbod aan tweepersoonskamers voor echtparen en stellen in verzorging- en verpleeghuizen in overeenstemming wordt gebracht met de vraag?
Zie antwoord vraag 8.
Vindt u het acceptabel dat zorginstellingen zelf kunnen bepalen of de kamer/plek ontzegd wordt na een ziekenhuisopname, zodat de partner na ziekenhuisopname naar een andere kamer of zelfs naar een andere zorginstelling moet verhuizen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Als uw plan doorgaat om de zorgverzekeraars de Algemene wetbijzondere ziektekosten (AWBZ) te laten uitvoeren? Welke invloed zal dit dan hebben op de mogelijkheid voor echtparen en stellen om bij elkaar te wonen? Moeten zij hiertoe verplicht zijn aangesloten bij dezelfde zorgverzekeraar? Wat zullen de gevolgen zijn indien de beide partners bij verschillende zorgverzekeraars zijn aangesloten? Wilt u uw antwoord toelichten?
In het besluit zorgaanspraken (artikel 9 lid 3) is geregeld dat de partner van een persoon met een somatische of psychogeriatrisch aandoening of beperking die (op grond van zijn indicatie) in een instelling verblijft, tevens aanspraak heeft op verblijf in dezelfde instelling. De aanspraak wijzigt niet doordat de zorgverzekeraars de AWBZ gaan uitvoeren. Ik voorzie dan ook geen problemen bij de uitvoering van de AWBZ door zorgverzekeraars. De gevolgen van het aangesloten zijn bij verschillende zorgverzekeraars, zal ik expliciet meenemen in de besprekingen met de zorgverzekeraars.
Deelt u de mening dat de zorgzwaartepakket-systematiek maakt dat verpleeg- en verzorgingshuizen productie gaan draaien door kamers maximaal bezet te houden? Vindt u dit wenselijk? Zo nee, welke andere verklaring heeft u voor het laten vervallen van plekken tijdens een ziekenhuisopname? Zo ja, bent u bereid de zorgzwaartepakketten te vervangen door een systeem dat wel recht doet aan de menselijke maat?
Ik deel deze mening niet. De zorginstelling heeft met de komst van de zorgzwaartepakketten meer mogelijkheden om die zorg in te zetten die de cliënt nodig heeft. Met de aangepaste beleidsregel, waarover ik in mijn eerdere antwoord schreef, is er geen sprake meer van het laten vervallen van plekken tijdens een ziekenhuisopname.
Wat is er gebeurd met de 2,7 miljoen euro, die uw voorganger in 2008 beschikbaar stelde om alle bewoners het recht te geven op een eigen kamer in een verpleeghuis? Is bij het beschikbaar stellen rekening gehouden met de behoefte aan tweepersoonskamers voor echtparen en stellen? Zo ja, wilt u toelichten in hoeverre deze doelstelling is gerealiseerd? Zo nee, bent u bereid hier alsnog zorg voor te dragen?
Ik informeer jaarlijks uw Kamer over de voortgang van de afbouw meerbedskamers (TK 2007–2008, 31 200 XVI en 27 659 nr. 167). Ook dit jaar zal ik dit doen, naar verwachting eind van het jaar. Daarin geef ik ook aan hoe de investeringen in de bouw invulling krijgen. De zorginstellingen zelf hebben een verantwoordelijkheid om afgestemd op de zorgvraag, tweepersoonskamers aan te bieden aan echtparen.
De opnamestops in Nederlandse Ziekenhuizen door besmettingen met de MRSA-bacterie die veelal is terug te voeren naar veegerelateerd antibiotica gebruik |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u de berichten «Opnamestop bij Twents ziekenhuis om MRSA-bacterie» en «patiënt besmet met resistente MRSA-bacterie ontdekt in ziekenhuis Weert»?1 2
Ja.
Is het waar dat de Meticilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA)-bacterie in Weert twee keer vaker door vee wordt overgebracht dan elders in het land?3 Zo ja, hoe verklaart u dat? Zo nee, hoe vaak was de MRSA-besmetting in Weert dan vee-gerelateerd?
De kans op besmetting van mensen door veegerelateerde MRSA wordt vooral bepaald door de mate en frequentie van de contacten met besmette dieren. Weert ligt in een omgeving waar veel intensieve veehouderijbedrijven gevestigd zijn, hierdoor zijn er in zo’n gebied meer dragers van veegerelateerde MRSA.
Er zijn tot nu toe geen aanwijzingen voor mens-op-mens verspreiding van een veegerelateerd type in het ziekenhuis. De recente maatregelen zijn genomen om de verdere verspreiding van een niet-veegerelateerd type te voorkomen. Gegevens over het vóórkomen van MRSA worden per provincie bijgehouden en gepubliceerd op de website mrsa.rivm.nl. Voor gegevens over het aantal besmettingen in specifieke ziekenhuizen verwijs ik u naar de afdeling voorlichting van het betreffende ziekenhuis, in dit geval het ziekenhuis te Weert.
Is de MRSA-besmetting in Twente ook vee-gerelateerd? Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw antwoord? Zo nee, waarop baseert u zich bij uw antwoord?
Het type dat zich recent in Twente heeft verspreid, was niet veegerelateerd. Mijn antwoord is gebaseerd op gegevens uit de MRSA surveillance van het RIVM. Zoals reeds vermeld verwijs ik u voor gedetailleerde gegevens per ziekenhuis, in dit geval het ziekenhuis in Twente, naar de afdeling voorlichting van het ziekenhuis.
Is bekend of in het Medisch Spectrum Twente reeds eerder MRSA-besmettingen zijn vastgesteld? Zo ja, hoe vaak was de MRSA-besmetting vee-gerelateerd? Zo nee, waarom is dat niet bekend en wat gaat u doen om daar inzicht in te krijgen?
Vrijwel ieder ziekenhuis in ons land heeft met een enige regelmaat te maken met MRSA-besmettingen, ook het Medisch Spectrum Twente. Indien men twee of meer dragers vindt, worden extra hygiënemaatregelen genomen, conform de landelijke richtlijnen van de Werkgroep Infectiepreventie (WIP). In 2010 hebben 65 laboratoria in totaal 3 262 nieuwe MRSA dragers ontdekt. Het RIVM heeft vastgesteld dat 1 245 daarvan een veegerelateerd MRSA-type bij zich droegen.
De afdeling voorlichting van het Medisch Spectrum Twente heeft aangegeven dat erin 2009 49 gevallen van MRSA zijn voorgekomen, waarvan er 10 veegerelateerd waren en in 2010 15 gevallen, waarvan 3 veegerelateerd.
Is het waar dat dit jaar in ziekenhuis Rijnstate Arnhem bij twaalf patiënten en twee medewerkers MRSA is gevonden met precies dezelfde bacteriestam?4 Zo ja, is er een verklaring voor het veelvuldig voorkomen van deze bacteriestam en is deze verklaring vee-gerelateerd? Zo nee, hoe vaak is dit jaar in het ziekenhuis Rijnstate Arnhem een MRSA-besmetting vastgesteld en hoe vaak van dezelfde bacteriestam?
Intussen is bij 18 patiënten en 2 medewerkers in het Rijnstate ziekenhuis dezelfde MRSA-stam aangetoond (spatype t002). Dit type is zo algemeen in zijn voorkomen dat daar geen conclusies omtrent oorsprong aan kunnen worden verbonden. Net als de recente besmettingen in Twente en Weert, was het MRSA-type dat recent in Arnhem werd aangetroffen niet veegerelateerd.
Naast de eerder genoemde patiënten is in het Rijnstate ziekenhuis in 2011 bij 22 patiënten de MRSA-bacterie aangetoond van verschillende stammen. Hiervan waren er 7 veegerelateerd.
Hanteren de desbetreffende ziekenhuizen in Twente, Weert en Arnhem een speciaal protocol bij opname van patiënten, die werkzaam zijn in de veehouderij of hun familieleden? Zo ja, hoe luidt dit protocol?Zo nee, waarom niet?
Alle ziekenhuizen, zo ook de betreffende ziekenhuizen in Twente, Weert en Arnhem, dienen zich aan de richtlijnen van de WIP te houden. De WIP is een samenwerkingsverband van medische professionals op het gebied van infectiepreventie en ziekenhuishygiëne (zie: www.wip.nl). De IGZ beschouwt deze richtlijnen als professionele standaard en ziet toe op de naleving hiervan. De WIP heeft specifieke richtlijnen opgesteld over de bestrijding van MRSA in ziekenhuizen en verpleeghuizen. De bestrijding van MRSA in Nederland is er op gericht om enerzijds de detectie van MRSA te optimaliseren door gericht te zoeken en om anderzijds, als een MRSA wordt gevonden, het probleem in te perken door het nemen van isolatiemaatregelen. Omdat gebleken is dat sommige patiënten een verhoogde kans hebben om met MRSA te zijn gekoloniseerd, is het belangrijk om bij deze patiënten direct bij binnenkomst voorzorgsmaatregelen te nemen. Gedefinieerde risicopatiënten voor de veegerelateerde MRSA zijn personen die contact hebben met levende varkens of vleeskalveren, ongeacht of dit contact beroepsmatig is of niet en ongeacht waar het plaatsvindt.
Hoe is te verklaren dat nu besloten moest worden tot een totale opnamestop, waar elders volstaan wordt met afzonderlijke opname van mensen, die gerelateerd zijn aan de veehouderij of buitenlandse ziekenhuizen bezocht hebben?
Indien bij twee of meer patiënten verschillende typen MRSA wordt gevonden, volstaan isolatiemaatregelen. Wanneer twee of meer patiënten in het ziekenhuis gekoloniseerd of geïnfecteerd zijn met dezelfde MRSA kan er sprake zijn van een uitbraak, en wordt een beleidsteam geformeerd binnen het ziekenhuis om adequaat te kunnen handelen. Door dit beleidsteam kan onder andere besloten worden tot een opnamestop. Het Medisch Spectrum Twente heeft in dit geval besloten tot een opnamestop omdat sprake was van een buitenlandse MRSA-stam.
Overweegt u aanscherping van het MRSA-protocol, ook in andere ziekenhuizen? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
Het formuleren van MRSA-richtlijnen is de verantwoordelijkheid van de beroepsgroepen die bijdragen aan de WIP. De IGZ ziet toe op de naleving van deze richtlijn. Naar aanleiding van onder andere de uitbraak in het Maasstad Ziekenhuis zal ik samen met de beroepsgroepen en de IGZ kijken of de huidige richtlijnen en protocollen aangepast moeten worden en of aanvullende maatregelen nodig zijn.
Bent u bereid ziekenhuizen te verplichten om een minimum aantal hygiënisten en arts-micobiologen in dienst te nemen om ziekenhuisinfecties te voorkomen? Zo ja, per wanneer wilt u welk minimum aantal verplichten? Zo nee, waarom niet?
Ieder ziekenhuis heeft de plicht verantwoorde zorg te bieden aan zijn patiënten. Het opstellen van normen daarvoor is primair de taak van de beroepsgroepen en hun organisaties. Tot dusverre wordt in Nederland de norm aangehouden van één adviseur infectiepreventie (ziekenhuishygiënist) per 250 ziekenhuisbedden en één arts microbioloog of epidemioloog per 1 000 ziekenhuisbedden.
Recente studies, zowel nationaal als internationaal, wijzen op aanscherping van deze norm. Nederlandse adviseurs infectiepreventie en artsen-microbioloog hebben een nieuwe norm berekend, gebaseerd op het aantal opnames in plaats van het aantal ziekenhuisbedden. Het betreft 1 fte ziekenhuishygiënist per 5 000 opnames en één arts microbioloog of epidemioloog per 25 000 opnames. Ik wil partijen oproepen om te bezien op welke termijn consensus kan worden bereikt over deze norm en wanneer deze norm ingevoerd kan worden. Ik zal de inspectie vragen om vanaf dat moment de nieuwe norm te handhaven.
Kunt u een indicatie geven van de extra kosten voor de Nederlandse gezondheidszorg van hantering van het MRSA-protocol voor zover dat voortvloeit uit vee-gerelateerde antibioticagebruik? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw antwoord?
In 2010 werden 1 245 veegerelateerde MRSA-isolaten (één per patiënt of personeelslid) naar het RIVM gestuurd. Uitgaande van een MRSA-dragerschap van 20% bij veehouders werden hiervoor 6 200 personen gescreend. Een primaire screening op MRSA kost ongeveer 20 Euro. De totale kosten voor het primaire screenen op veegerelateerde MRSA in 2010 bedroegen dus circa 120 000 euro. Indien bij een persoon MRSA wordt aangetroffen, wordt vervolgonderzoek gedaan. Dit kost rond de 70 euro. De kosten voor vervolgonderzoek bedroegen dus ongeveer 90 000 euro. De totale geschatte kosten in 2010 voor het screenen op veegerelateerde MRSA bedroegen dus circa 210 000 euro. Aannemend dat de extra kosten voor isolatiemaatregelen 30 euro per MRSA-patiënt per dag bedragen en dat een persoon gemiddeld vijf dagen geïsoleerd wordt opgenomen, waren de totale extra kosten voor isolatiemaatregelen 190 000 euro. De totale extra kosten voor het screenen en in toom houden van de veegerelateerde MRSA bedroegen in 2010 dus naar schatting 400 000 euro.
In Nederland krijgt MRSA minder kans dan in andere landen. Patiënten uit hoogrisicogroepen worden op MRSA gescreend voordat zij worden opgenomen in een ziekenhuis, en wie eenmaal opgenomen een MRSA-besmetting blijkt te hebben wordt geïsoleerd verpleegd en krijgt gerichte antibiotica. Door dit strikte beleid blijft de verspreiding van de bacterie beperkt. Loslaten van het beleid zou duurder uitpakken.
Het bericht dat de kinderopvang onbetaalbaar wordt door kabinetsbezuinigingen |
|
Nine Kooiman |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de kinderopvang onbetaalbaar wordt door de kabinetsbezuinigingen?1
Door de bezuinigingen van dit kabinet wordt kinderopvang inderdaad duurder voor ouders. Deze bezuiniging is noodzakelijk om de kinderopvang betaalbaar te houden voor de overheid. In mijn brief van 6 juni 2011 (Kamerstuk 31 322 nr. 137) geef ik aan dat de collectieve bijdrage in de kosten van kinderopvang wordt teruggebracht van 78% in 2010 tot circa 66% in 2015. De vergoeding voor gezinnen met lage inkomens is nog steeds meer dan 90%. Ook na de bezuinigingen wordt dus nog een substantieel deel van de kosten van kinderopvang voor ouders door de overheid vergoed.
Wat is uw reactie op het rapport opgesteld in opdracht van het Netwerkbureau Kinderopvang, waaruit blijkt dat tienduizenden ouders de komende jaren hun kinderen van de kinderopvang en de buitenschoolse opvang zullen halen als gevolg van de kabinetsbezuinigingen?
Het rapport waar in het artikel in het Algemeen Dagblad van 2 augustus 2011, «Crèches lopen leeg», naar wordt verwezen, is van Buitenhek Management & Consult. Dit bureau heeft onderzoek gedaan naar het actuele bereik en de verwachte groeimogelijkheden van de kinderopvang in Nederland.
Conclusie van het onderzoek is dat het gebruik van kinderopvang van zowel 0–4 jarigen, als 4–12 jarigen in 2010 marginaal is gestegen. In vergelijking met voorgaande jaren is de groei afgevlakt. Zowel in de dagopvang als buitenschoolse opvang is er marktevenwicht aan het ontstaan. Door de bezuinigingen van het kabinet is volgens het onderzoek de kans groot dat de totale kinderopvangmarkt tot aan 2014 geconfronteerd wordt met een volumekrimp die kan variëren van 5% tot 13% eind 2014. Hierdoor zullen wachtlijsten de komende jaren verdampen en komt er meer concurrentie tussen ondernemers in de kinderopvang. Dit vergroot de keuzemogelijkheden voor ouders om een passend opvangaanbod te kiezen.
De conclusie uit het onderzoek dat de groei de afgelopen jaren is afgevlakt klopt. De ontwikkelingen per opvangsoort in 2010 zijn echter gedifferentieerd. Door de maatregelen in de gastouderopvang is het aantal kinderen in deze opvangsoort in 2010 met 28% gedaald. Het aantal kinderen in de dagopvang is gestegen met 10% en het aantal kinderen in de buitenschoolse opvang is met 14% gestegen. Uit uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst blijkt dat de stijging in deze opvangsoorten niet volledig verklaard kan worden door ouders die zijn overgestapt van gastouderopvang. Er was in 2010 derhalve zowel bij de dagopvang als bij de buitenschoolse opvang sprake van een forse autonome groei. De doorwerking van deze groei op de ontwikkeling in 2011 wordt in het onderzoek onderschat.
In het onderzoek staat dat de bezuinigingen van het kabinet zouden leiden tot een kostenstijging van 75% voor ouders. De gemiddelde ouderbijdrage tot de maximum uurprijs stijgt echter van 22% in 2010 naar 34% in 2015. Dat betekent een kostenstijging voor ouders van 55%. Voor de zomer van 2011 heb ik met uw Kamer gesproken over de maatregelen om dit te realiseren (Kamerstuk 31 322 nr. 137). Omdat de daadwerkelijke kostenstijging lager is dan in het onderzoek wordt berekend, zullen ook de gevolgen van de bezuiniging op het gebruik van kinderopvang kleiner zijn. Het effect van de bezuiniging wordt dus in het onderzoek vermoedelijk overschat.
Ik deel de conclusie van het onderzoek dat door de bezuinigingen het gebruik van kinderopvang zal afnemen. Deze afname is echter een correctie op de autonome trendmatige groei van het gebruik van kinderopvang. Daarom verwacht ik tot 2015 nog een lichte stijging van het gebruik. Het is van belang om op te merken dat de vraag naar kinderopvang niet alleen wordt bepaald door de eigen bijdrage die ouders moeten betalen. Conjuncturele ontwikkelingen, sociaal culturele opvattingen over kinderopvang en de nabijheid van opvang van voldoende kwaliteit, zijn minstens zo belangrijk voor de ontwikkeling van het gebruik van kinderopvang. Mede daarom is het moeilijk te ramen hoe de vraag naar kinderopvang zich precies gaat ontwikkelingen en wat de invloed van de bezuiniging binnen deze ontwikkeling is. Ook is de kinderopvangmarkt zeer lokaal. Daarom kunnen er grote regionale verschillen blijven bestaan. Dat betekent dat het mogelijk is dat de komende jaren in de ene regio kinderopvanginstellingen groepen moeten sluiten, terwijl er in andere regio’s nog wachtlijsten zullen bestaan.
Bent u bereid het rapport van Buitenhek Management & Consult naar de Kamer te sturen met een inhoudelijke reactie op dit rapport? Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek is openbaar (zie www.buitenhek.nl). Mijn reactie op het onderzoek vindt u bij het antwoord op vraag 2.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat ouders niet noodgedwongen hun kinderen van de kinderopvang hoeven te halen?
De kinderopvang is een markt. Dat betekent dat het de taak is van ondernemers in de kinderopvang om ouders ervan te overtuigen dat zij goede opvang voor een redelijke prijs bieden. Het is vervolgens de private afweging van ouders om al dan niet te kiezen voor het aanbod van de ondernemer. Als ouders kiezen voor informele opvang om arbeid en zorg te combineren is dat hun keuze. Met de kinderopvangtoeslag geeft de overheid een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, zodat ouders die geen gebruik kunnen maken van informele opvang, toch de mogelijkheid krijgen om arbeid en zorg voor hun kinderen te combineren, door hun kind naar de formele kinderopvang te brengen.
Hoeveel kinderopvangorganisaties krijgen nu al minder aanmeldingen? Hoeveel minder aanmeldingen zijn dit? Zo nee, bent u bereid dit anders te onderzoeken?
Het ministerie heeft uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst over de ontwikkeling van het aantal kinderen over het eerste half jaar 2011 (t/m juni).
Hierbij merk ik wel op dat deze informatie de komende maanden nog kan veranderen omdat ouders op elk moment hun gegevens bij de Belastingdienst (bijvoorbeeld de einddatum van het gebruik van kinderopvang) met terugwerkende kracht kunnen wijzigen. Onder dit voorbehoud kan op basis van voorlopige cijfers opgemerkt worden dat in de dagopvang en buitenschoolse opvang nog steeds een stijgende lijn zit in het aantal kinderen.
Binnen het totale beeld is het aantal kinderen in de gastouderopvang wel gedaald ten opzichte van 2010. Deze daling wordt naar verwachting veroorzaakt door de diverse maatregelen die in de gastouderopvang zijn genomen in 2010, zoals de registratieplicht van gastouders, het verlagen van de maximumuurprijs en de deskundigheidseisen. Daarnaast wordt een deel van de daling veroorzaakt door
stopzetting van de kinderopvangtoeslag voor toeslagaanvragers die niet hebben gereageerd op de herhaalde verzoeken van de Belastingdienst om het LRK-nummer van de opvanglocatie van hun kind(-eren) door te geven. Uw Kamer is hier eerder over geïnformeerd (Kamerstuk 31 322 nr. 118).
De ontwikkeling van het aantal kinderen per opvangsoort kan niet uitgesplitst worden naar kinderopvangondernemer. Ik ben niet voornemens om dit te onderzoeken. De uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst biedt betrouwbare informatie over de ontwikkeling van het gebruik van kinderopvang. Extra onderzoek biedt geen toegevoegde waarde.
Is het waar dat nu vooral ouders uit de lage inkomensgroepen afhaken, omdat zij de opvang niet meer kunnen betalen? Als dit niet bekend is, bent u bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
In het antwoord op vraag 5 geef ik aan dat er nog steeds een stijgende lijn zit in het aantal kinderen in de dagopvang en buitenschoolse opvang. In geen enkele inkomensgroep is sprake van een daling ten opzichte van 2010. Dat ligt anders in de gastouderopvang. De daling van het aantal kinderen in de gastouderopvang treedt in sterkere mate op bij lagere inkomensgroepen.
Deelt u de mening dat er goede en betaalbare kinderopvang moet zijn voor iedereen? Zo ja, hoe gaat u dan voorkomen dat voor tienduizenden ouders de kinderopvang onbetaalbaar wordt?
Het kabinet hecht aan verantwoorde en betaalbare kinderopvang voor ouders die arbeid en zorg voor kinderen combineren. Om kinderopvang financieel toegankelijk te maken is er de kinderopvangtoeslag. Ook na de bezuinigingen van het kabinet blijft kinderopvang betaalbaar (zie antwoord op vraag 1).
Het oversluiten van hypotheken |
|
|
|
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Hypotheekklanten in de kou. Oversluiters ongewenst»?1
Ik heb kennis genomen van het artikel.
Hoe kijkt u aan tegen de strekking van dit artikel dat het rentevoorstel dat banken aan hun eigen klanten doen bij het oversluiten van de hypotheek vaak veel hoger ligt dan voor nieuwe klanten? Bent u het ermee eens dat dit ongewenst is?
Bij de beantwoording van de vragen ga ik ervan uit dat u met «oversluiten» het verlengen van de bestaande hypotheek bij dezelfde aanbieder met een nieuwe rentevastperiode bedoelt. Er bestaan geen specifieke regels ten aanzien van het oversluiten van hypotheken. Zoals aangekondigd in mijn brief naar aanleiding van de sectorstudie van de NMa naar de hypotheekmarkt van 30 juni (Kamerstuk 24 036 nr. 390) ben ik van plan om een aantal maatregelen te treffen om overstapdrempels te verminderen. Zo ben ik voornemens om aanbieders, waar nodig via wet- en regelgeving, te verplichten om drie maanden voor het aflopen van de rentevaste periode de consument hierover te informeren en tevens een nieuw aanbod te doen. Een periode van drie maanden stelt de consument in de gelegenheid zich goed te oriënteren op oversluitmogelijkheden. Ook een afsluitprovisie kan bij het oversluiten van een hypotheek een drempel opwerpen voor de consument. Ik zal bezien in hoeverre afsluitprovisies, niet zijnde advies- en distributiekosten, bij het afsluiten van een hypotheekproduct weg te nemen zijn. Hiervoor wacht ik de onderzoeksresultaten van het lopende onderzoek naar de vormgeving van advieskostentransparantie door aanbieders in het kader van het provisieverbod af. Deze resultaten worden in het najaar verwacht.
Zoals valt te lezen in de sectorstudie van de NMa hebben hypotheekverstrekkers aangegeven dat er over het algemeen bij het huidige productassortiment geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen rentetarieven voor nieuwe en bestaande klanten. Toch concludeert de NMa ook dat het aannemelijk is dat er prijsdifferentiatie plaatsvindt bij het oversluiten van een hypotheek bij dezelfde aanbieder. Dit blijkt ook uit onderzoek van de AFM. Voor sommige aanbieders geldt, dat zij nog bezig zijn het «oude» productassortiment, waarbij nog wel sprake kan zijn van prijsdifferentiatie, om te zetten. Tevens wijst de NMa op het bestaan van kortingen welke hypotheekverstrekkers geven aan bepaalde klantgroepen, zoals starters op de woningmarkt. Deze kortingen vervallen meestal bij het aflopen van de eerste rentevaste periode. Hierdoor bestaat er in dergelijke gevallen feitelijk een prijsverschil tussen bestaande en nieuwe klanten. Overigens is moeilijk na te gaan in hoeverre tarifering in individuele gevallen afwijkt, aangezien ook zaken als de waarde van de woning en persoonlijke omstandigheden/vermogenspositie van invloed kunnen zijn op het rentetarief. Het is voor consumenten daarom altijd raadzaam om zich bij het aflopen van een rentevaste periode te oriënteren op de oversluitmogelijkheden. Ik acht het van groot belang dat consumenten deze mogelijkheden in de praktijk ook hebben. Derhalve ben ik voornemens de hiervoor beschreven maatregelen te treffen die de positie van de consument versterken.
In hoeverre is deze praktijk in overeenstemming met de huidige regelgeving?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid banken niet alleen te verplichten om hun klanten drie maanden voor het aflopen van de rentevaste periode een nieuw rentevoorstel te doen, maar hen ook te verplichten om met een eigen marktconform alternatief rentevoorstel te komen?
Hypotheekverstrekkers hebben aan de NMa en de AFM aangegeven dat zij over het algemeen geen hypotheekproducten meer verkopen waarbij verschillende tarieven worden gehanteerd voor nieuwe en bestaande klanten. Ik sluit verdere stappen op dit terrein niet uit als in de praktijk blijkt dat dit beeld niet klopt. Overigens verwacht ik dat de concurrentie tussen aanbieders zal toenemen indien aanbieders drie maanden voor het aflopen van de rentevaste periode een nieuw voorstel moeten doen.
Ik deel uw mening dat de Gedragscode Hypothecaire Financieringen niet belemmerend mag werken op het oversluiten van hypotheken. Daarom zijn in de Gedragscode Hypothecaire Financieringen hiervoor enkele uitzonderingen geformuleerd. Ten aanzien van de Loan-to-income en de Loan-to-value norm mag bij oversluiten onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken van de hoofdnorm. Hiertoe is besloten om te voorkomen dat een consument gedwongen is om bij zijn huidige hypotheekverstrekker te blijven terwijl andere versterkkers een gunstiger rentetarief bieden. Een belangrijke voorwaarde is hierbij dat de bestaande hypotheekschuld niet wordt verhoogd. Derhalve is er geen reden om te veronderstellen dat de gedragscode het oversluiten belemmert. De AFM onderschrijft deze voorwaarde en aanbieders kunnen de gedragscode in deze omstandigheden dan ook niet aanvoeren als reden om een klant geen hypotheek te verstrekken.
Op welke wijze gaat de financiële sector om met oversluitingen van bestaande hypotheken? Deelt u de mening dat de per 1 augustus ingevoerde gedragscode hypotheken niet belemmerend mag werken op het oversluiten van hypotheken?
Zie antwoord vraag 4.
Privacy-schending op internet door slachtoffers van ernstige delicten |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Megaboete voor digitaal schavot»?1
Ja.
Klopt het dat u voornemens bent een wetsvoorstel bij de Kamer in te dienen waarin aan het College bescherming persoongegevens (Cbp) de bevoegdheid wordt gegeven boetes op te leggen van 25 000 euro in geval van privacy-schending op internet door slachtoffers van ernstige delicten?
Zoals ik heb vermeld in de brief van 29 april 2011, die ik samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Voorzitter van de Tweede Kamer heb gezonden (Kamerstukken II 2010/11, 32 761, nr. 1), bereidt het kabinet wetgeving voor waarin overtreding van de materiële normen van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) wordt gesanctioneerd met een bestuurlijke boete. Over de inhoud van dat wetsvoorstel heeft nog geen definitieve besluitvorming plaatsgevonden. Dat geldt ook voor de bepalingen die betrekking hebben op de sanctionering van overtredingen.
Vindt u het ook niet de omgekeerde wereld dat slachtoffers boetes tegemoet zouden kunnen zien van mogelijk meer dan 25 000 euro wegens zogenaamde «privacyschending» van degene die het waagt bij hen in te breken of hen te overvallen, terwijl nota bene aan een gemiddelde dader van een inbraak of overval vrijwel nooit een dergelijke boete wordt opgelegd?
Elke oplegging van een bestuurlijke boete moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dat betekent dat het bestuursorgaan dat een boete oplegt bij zijn besluitvorming altijd rekening moet houden met de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en alle overige relevante omstandigheden van het individuele geval. Dat kan onder omstandigheden ook meebrengen dat geen boete wordt opgelegd, zelfs als er naar de letter van de wet sprake zou zijn van een overtreding. Die rechtsbeginselen gelden onverkort wanneer het overtredingen van de Wbp betreft die met een bestuurlijke boete zijn of zouden worden gesanctioneerd.
Is het inderdaad zo, gelijk de directeur van het Cbp gezegd schijnt te hebben, dat deze afschrikwekkende boetes ook opgelegd moeten worden aan iemand drie hoog achter of voor een eenmansbedrijf en dat bedrijven boetes tegemoet kunnen zien van «Neelie-Kroes-achtige» proporties? Deelt u de mening dat dergelijke boetes disproportioneel zouden zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u voor de Kamer inzichtelijk maken hoe hoog de schadevergoedingen momenteel zijn die door de rechter worden opgelegd, in zaken betreffende privacy-schending op internet?
Schendingen van de persoonlijke levenssfeer van individuen door middel van het plaatsen van persoonsgegevens of afbeeldingen van de betrokken persoon op internet, in e-mails, of in de fysieke ruimte zonder toestemming van de betrokkene, of andere grond die redelijkerwijs kan worden ingeroepen, eindigt in civiele zaken niet steeds met een veroordeling tot schadevergoeding. Veroordelingen tot schadevergoeding lijken betrekkelijk zeldzaam te zijn. Een recente zaak betreft een veroordeling tot betaling van een schadevergoedingen tot een totaal van € 75 000,= ten behoeve van een onderwijsgevende die in e-mails ten onrechte was beschuldigd van het hebben van een seksuele relatie met een leerling (Kantonrechter rechtbank Leeuwarden, 18 augustus 2010, LJN BN6111).
Vaker zoeken betrokkenen hun toevlucht tot het eisen van een rectificatie, in combinatie met een opleggen van een dwangsom. Een bekende zaak betreft de uitspraak van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 26 april 2004 (LJN AQ7877). In die zaak werd de eigenaar van een tabakszaak die een foto van een vrouw had opgehangen die bij hem uit de zaak had gestolen veroordeeld tot het ophangen van rectificatie, onder oplegging van een dwangsom van € 500,= per dag tot een maximum van € 10 000,=. De betrokkene was een bejaarde vrouw die aan de ziekte van Alzheimer bleek te lijden.
Kunt u de Kamer, nog voordat u dergelijk wetsvoorstel indient, zo spoedig mogelijk een hoofdlijnenbrief doen toekomen, waarover zij kan debatteren, al is het maar om te voorkomen dat teveel tijd en aandacht wordt geschonken aan een kansloos wetsvoorstel?
De in antwoord 2 genoemde brief is een dergelijke hoofdlijnenbrief. Ik zie uit naar het over de brief reeds geagendeerde algemeen overleg met de Kamer.
Het bericht "Schone was onbetaalbaar voor zorgcliënt" |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Schone was onbetaalbaar voor zorgcliënt»?1
Ja, ik heb het bericht met aandacht gelezen.
Is het waar dat cliënten in zorginstellingen in veel gevallen tot een zesvoud betalen van de € 36 die door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) in 2009 als gemiddelde prijs per maand voor het wassen van kleding was bepaald?
In 2009 is door Research voor beleid een onderzoek «vrijwillige bewonersbijdrage in AWBZ instellingen» uitgevoerd. Dit rapport is naar uw Kamer gestuurd per brief van 23 juli 2009. Uit dit onderzoek komt naar voren dat aanbieders gemiddeld een bedrag van € 22,- aan cliënten vragen voor de was. Het bedrag van € 36 komt ook voort uit dit onderzoek: dit is het gemiddelde als instellingen die de dienst gratis aanbieden niet worden meegerekend. Er zijn instellingen die meer kosten in rekening brengen dan dit gemiddelde bedrag. Ik heb geen gegevens beschikbaar hoeveel cliënten meer dan dit gemiddelde bedrag betalen. Dat dit in veel gevallen een zesvoud van € 36 betreft, kan ik niet bevestigen.
Deelt u de mening dat maandelijkse eigen bijdragen van € 100, € 140 en € 200 veel te hoog zijn voor het wassen en strijken van kleding van cliënten in zorginstellingen?
Voor een cliënt is een bedrag van tussen de € 100,- of € 200,- per maand veel geld. Ik vind het een hoog bedrag voor wassen en strijken van kleding.
Het aanbod en de prijs van aanvullende diensten moet op grond van de wet medezeggenschap zorg, in overleg met de cliëntenraad tot stand komen. Ik vind het belangrijk dat aanbieder en cliëntenraad stil staan bij de gevolgen van de hoogte van het bedrag voor de cliënt en kritisch en creatief verschillende opties verkennen (zelf doen, uitbesteden, vrijwilligers inzetten, dagactiviteit van wassen maken, enz.). De handreiking «aanvullende diensten» ontwikkeld door LOC, gemaakt voor managers, cliëntenraden en professionals, geeft praktische tips hoe zij om kunnen gaan met aanvullende diensten.
Deelt u de mening dat, gezien de kwetsbare en afhankelijke positie van cliënten in zorginstellingen, er een maximumbedrag vastgesteld dient te worden voor het wassen en strijken van kleding? Zo ja, hoe denkt u dit te realiseren? En op welke termijn?
Ik heb LOC, ter invulling van motie van mevrouw Voortman van 21 juni 2011 (30 597, 193), gevraagd een onderzoek uit te zetten bij Nibud voor een richtbedrag waskosten. Het ontwikkelde richtbedrag zal zowel voor cliënten, cliëntenraden als aanbieders houvast geven bij de vraag wat een redelijk bedrag is voor waskosten. Het bedrag voor aanvullende diensten komt in overleg tussen aanbieder en cliëntenraad tot stand. Ik ben daarom niet voornemens om een normatief maximumbedrag vast te stellen.
Is het mogelijk om zorginstellingen te verplichten hun prijslijst voor aanvullende diensten publiek te maken?
Ik vind het van belang dat aanbieders zelf het initiatief nemen om transparant te zijn over de vergoedingen die zij vragen inzake de aanvullende diensten. Een goed voorbeeld van dit initiatief zijn de tweezijdige leveringsvoorwaarden die in de VV&T zijn vastgelegd. In de algemene leveringsvoorwaarden is opgenomen dat de cliënt bij de intake een schriftelijk overzicht krijgt van de diensten waar de cliënt gebruik van kan maken met een specificatie van de vergoeding die voor rekening van de cliënt komen.
De hoogte van de vergoeding van de aanvullende diensten is een zaak tussen zorginstelling, cliëntenraad en cliënt. Mede hierdoor en in het licht van de administratieve lasten vind ik het niet passend en gewenst om zorginstellingen een dergelijke verplichting op te leggen.
Het zeer gewelddadige optreden van het regime Assad tegen de Syrische bevolking, onder andere in Hama |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u de talrijke berichten over de slachtpartijen die het regime van Assad aanricht tegen de eigen bevolking, zoals in Hama, waarbij minstens 75 burgers zijn gedood?1
Ja.
Deelt u de mening dat de maatregelen die de internationale gemeenschap tegen het regime van Assad heeft genomen niet of nauwelijks effect hebben gehad en Assad in de afgelopen week juist steeds wreder optreedt tegen zijn eigen bevolking? Zo ja, welke stappen kan de internationale gemeenschap, de Europese Unie (EU) voorop, nog nemen om Assad en zijn regime harder te straffen voor het schandalige optreden tegen de eigen bevolking?
De door de Verenigde Staten en de Europese Unie ingestelde sancties treffen het Syrische regime in het economische hart. Zij blijken te werken, zeker ook die met betrekking tot de export van olie en olieproducten. Ondanks deze maatregelen blijft het geweld tegen de Syrische bevolking voortduren. Nederland spant zich daarom onverkort in voor het verhogen van de druk op dit regime door middel van het aanscherpen van bestaande sancties.
Kunnen sancties tegen het regime verder worden aangescherpt, tegoeden bevroren en verdere aanklachten bij het Internationaal Strafhof worden voorbereid? Zijn er naast tegoeden op banken ook andere activa of passiva van Assad en zijn handlangers in het buitenland die wellicht in beslag genomen kunnen worden?
Nederland pleit in EU-verband voortdurend voor het aanscherpen van de huidige sancties tegen het Syrische bewind, waaronder tegoedenbevriezing. Alleen de VN-Veiligheidsraad kan het ICC vragen de mogelijkheid tot een aanklacht van Assad of zijn handlangers te onderzoeken.
Bent u bereid op korte termijn Hoge Vertegenwoordigers (HV) Ashton en uw Europese collega’s te benaderen om te bezien welke additionele maatregelen er tegen Assad genomen kunnen worden? Deelt u de mening dat daarbij geen enkele terughoudendheid meer gerechtvaardigd is en dat alles in werking moet worden gezet om het regime te straffen of het leven zuur te maken? Zo nee, waarom niet?
Nederland blijft in EU-verband pleiten voor het hard aanpakken van het regime van Assad. Doel is het regime financieel af te knellen en volledig te isoleren. Ik heb dit ook gezegd in mijn toespraak voor de Algemene Vergadering van de VN.
Bent u tevens bereid, mogelijk via de EU, de Arabische landen aan te sporen een hardere opstelling jegens het regime van Assad te kiezen en samen met de EU te bezien of een gezamenlijke benadering gevonden kan worden die het Assad onmogelijk maakt onder de druk uit te komen? Zo ja, hoe gaat u dit concreet aanpakken? Zo nee, waarom niet?
De EU heeft mede op voorstel van Nederland bij de Arabische Liga gepleit voor het opvoeren van de druk op Syrië. Daarnaast constateer ik een toegenomen kritische houding van Arabische landen ten aanzien van Syrië.
Welke aanvullende stappen acht u nog mogelijk in het kader van het Verenigde Naties (VN) (via de Veiligheidsraad, de Algemene Vergadering, de Secretaris-Generaal of het Internationale Strafhof)? Bent u bereid zich er voor in te spannen dat de VN zich nadrukkelijker met de zeer verontrustende ontwikkelingen in Syrie gaat bezighouden? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
China en Rusland spraken op 4 oktober een betreurenswaardig veto uit over een veroordelende resolutie van de VN-Veiligheidsraad. Nederland is van mening dat een veroordeling van het geweld in Syrië door de internationale gemeenschap noodzakelijk is en zal zich hiervoor blijven inzetten. Dit zal zowel bilateraal, in contact met Turkije en verschillende Arabische landen, als in EU-verband plaatsvinden.
De Veiligheidsraad zou de aanklager van het ICC moeten verzoeken de mogelijkheden voor het vervolgen van Assad te onderzoeken.
Het bericht dat de beloning van de Raad van Bestuur van bloedbank Sanquin vorig jaar opnieuw fors is toegenomen |
|
Renske Leijten , Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het feit dat de beloning van de Raad van Bestuur van bloedbank Sanquin vorig jaar opnieuw fors is toegenomen? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Het totale inkomen van de bestuurders van Sanquin is inderdaad toegenomen. Dat komt door het volgende:
Met de Raad van Toezicht is afgesproken dat de Beloningscode Bestuurders in de Zorg (BBZ) zal worden gehanteerd voor de salarissen van de leden van de Raad van Bestuur. De BBZ en de WNT (wet normering topinkomens) richten zich op normering van de inkomens van zorgbestuurders in de gevallen dat daar nieuwe contracten worden gesloten. Die lijn is daarom ook van toepassing op Sanquin. De nieuwe bestuurder is, zoals eerder aan de Kamer gemeld, dan ook volgens afspraak ingeschaald op basis van de BBZ. Het salaris van de twee zittende bestuurders van Sanquin is nog steeds volgens hun eerder gesloten contract. En dat ligt boven de normen van de BBZ en in dat opzicht is het te hoog. Met de vervulling van de laatste vacature is een eerste stap gezet naar een genormeerd inkomen voor het volledige bestuur.
Wat is uw reactie op het feit dat de individuele bestuurders salarissen kregen tot 258 000 euro, wat ver boven de Balkenendenorm is?
Zie antwoord vraag 1.
Wat gaat u doen aan het feit dat bloedbank Sanquin niet aan uw verwachting heeft voldaan omdat de totale beloning van de Raad van Bestuur van Sanquin voor 2010 niet lager is dan de totale beloning over 2009?2
Zie mijn antwoorden op uw vragen 1 en 2.
Inmiddels heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties namens het kabinet een voorstel voor een normeringswet ingediend. Daarin is de aanpak vastgelegd die dit kabinet in het regeer- en gedoogakkoord heeft aangekondigd voor de bestuurdersinkomens in de publieke en de semipublieke sector: die worden genormeerd; die normen worden met behulp van die wet ook gehandhaafd; afwijkingen worden bestraft; de overtreding moet worden teruggedraaid. Sanquin gaat ook onder die wet vallen.
Kunt u zich voorstellen dat vrijwillige bloeddonoren zich vervreemd voelen van het onbaatzuchtig bloed doneren, wanneer de bestuurders van bloedbank Sanquin deze salarissen krijgen? Zo ja, wat gaat u er aan doen om mogelijke schade van vertrekkende donoren te vermijden? Zo nee, kunt u dat antwoord uitleggen?
Ik kan mij voorstellen dat het oplaaien van deze inkomensdiscussie iedere keer weer emoties bij donoren op kan roepen. Ik betreur dat ten zeerste.
Los van de discussie over de bestuurdersinkomens, is voor donoren van belang dat de Nederlandse bloedvoorziening goed is georganiseerd en dat er met het bloed van donoren zorgvuldig en efficiënt wordt omgegaan waardoor er veel mensen mee kunnen worden geholpen. Niet alleen met het bloed en het plasma, maar ook met de daarvan afgeleide producten. Daarom hoop ik dat donoren blijven doneren in de wetenschap hoe belangrijk hun donatie is voor mensen die afhankelijk zijn van bloed en bloedproducten. En tevens in de wetenschap dat de discussie over het normeren van de bestuurdersinkomens inmiddels zover is gekomen dat er een wetsvoorstel over in de Kamer ligt op basis waarvan die inkomens op een maatschappelijk verantwoord niveau kunnen worden gebracht en gehouden.
In het licht van het bovenstaande vind ik daarom een oproep tot een boycot om bloed te doneren onverantwoord.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat bloedbank Sanquin zich ten minste houdt aan de beloningscode bestuurders in de zorg (BBZ)?
Bij de vervulling van de laatste vacature voor een bestuurder is de BBZ ook gehanteerd. Zie verder het antwoord op uw vraag 3.
De inzet van Poolse vakantiekrachten in verpleeghuizen |
|
Renske Leijten |
|
Wat is uw reactie op de reportage over de inzet van Poolse vakantiekrachten in verpleeghuizen? Was u van deze praktijk op de hoogte?1
Van het personeelsbeleid van de specifieke zorginstelling uit de reportage van EenVandaag heb ik kennisgenomen toen de reportage werd uitgezonden. Ik heb begrepen dat het hierbij gaat om vijf Poolse vakantiekrachten.
Hoeveel verpleeghuizen vangen periodes van onderbezetting op door buitenlandse arbeidskrachten naar Nederland te halen? Wat is uw opvatting over deze gekozen oplossing?
Er zijn mij geen cijfers bekend over de opvang van onderbezetting door buitenlandse arbeidskrachten in verpleeghuizen. Zorginstellingen zelf zijn primair verantwoordelijk voor hun personeelsbeleid. Zij hebben aangetoond deze verantwoordelijkheid goed aan te kunnen en te werken aan het verminderen van periodes van onderbezetting. Mede om zoveel mogelijk te voorkomen dat tijdelijke oplossingen om het personeelsbestand aan te vullen noodzakelijk zijn, zoals het werven van buitenlandse arbeidskrachten, ondersteunen de minister en ik zorginstellingen op diverse wijzen op het terrein van de arbeidsmarkt2. Wij zullen u uiterlijk 30 september 2011 een brief sturen die onze beleidsinzet voor de arbeidsmarkt in de zorg nader uiteenzet.
Hoeveel buitenlandse arbeidskrachten werken jaarlijks in Nederlandse verpleeghuizen en hoeveel in de thuiszorg? Hoe hebben deze aantallen zich de laatste vijf jaar ontwikkeld?
Het is mij niet bekend hoeveel buitenlandse arbeidskrachten jaarlijks in Nederlandse verpleeghuizen en in de thuiszorg werken. Wel zijn er aanwijzingen dat dit beperkt is3.
Aan welke taal- en opleidingseisen moeten deze medewerkers voldoen en op welke wijze wordt hierop toegezien?
Voor gereglementeerde beroepen, zoals verpleegkundigen en verzorgenden, geldt in Europees verband de Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties. Ook voor Poolse verpleegkundigen geldt op grond van deze richtlijn dat voor de toegang tot beroepen in de gezondheidszorg de toetsing van de talenkennis geen onderdeel mag zijn van de procedure voor erkenning van het diploma van de beroepsbeoefenaar. Als een Poolse verpleegkundige de vereiste kwalificaties heeft, wordt het diploma in Nederland conform de richtlijn automatisch erkend en wordt de beroepsbeoefenaar ingeschreven in het BIG register.
Een werkgever kan in het kader van een sollicitatieprocedure de betrokkene weigeren indien hij of zij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst. De Inspectie voor de Gezondheidszorg ziet er op toe dat zorg verleend wordt door voldoende gekwalificeerd personeel, ook wanneer dit personeel uit het buitenland komt.
Wilt u een toelichting geven op de salariëring en arbeidsvoorwaarden van deze medewerkers? Vallen zij onder de CAO Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT)?
De CAO VVT is algemeen bindend en geldt ook voor werknemers met een andere nationaliteit dan de Nederlandse. Uit navraag blijkt dat dit ook voor de betreffende medewerkers het geval is.
Welke werkzaamheden en handelingen voeren deze medewerkers uit? Hoe wordt erop toegezien dat geen handelingen worden verricht waarvoor medewerker niet gekwalificeerd zijn? Zijn de medewerkers BIG-geregistreerd?
Ik heb geen inzicht in de werkzaamheden die buitenlandse medewerkers in de zorg verrichten en of zij BIG-geregistreerd zijn. Echter om als verpleegkundige werkzaam te zijn, dienen zij wel BIG-geregistreerd te zijn.
Primair dient de werkgever er op toe te zien dat het personeel voldoende gekwalificeerd is.
Daarnaast ziet de Inspectie voor de Gezondheidszorg er op toe dat zorg verleend wordt door voldoende gekwalificeerd personeel.
Zie ook het antwoord op vraag 4.
Op grond waarvan kiezen zorginstellingen voor het werven van buitenlandse arbeidskrachten? Ontbreekt het aan geschikt personeel in Nederland? Zo ja, binnen welk tijdsbestek verwacht u het tekort aan Nederlands zorgpersoneel te hebben weggewerkt?
Zorginstellingen kunnen om verschillende redenen kiezen voor het werven van buitenlandse arbeidskrachten. Gegeven de verantwoordelijkheidsverdeling voor de arbeidsmarkt in de zorg ondersteunen de minister en ik zorginstellingen om (dreigende) personeelstekorten in de zorg zoveel mogelijk te beperken. Voor onze beleidsinzet verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Op welke wijze vindt de werving van personeel in Polen en andere landen plaats?
Werving van personeel in Polen en andere landen kan op diverse manieren plaatsvinden. In de reportage komt bijvoorbeeld het gebruikmaken van het informele netwerk van het Nederlandse personeel naar voren.
Wat zijn gevolgen voor de zorg in Polen en andere landen van herkomst van het werven van personeel? Bestaat er in Polen een personeelstekort in de zorg? Zo ja, hoe groot is dit tekort? Zo nee, welk verschil in beleid maakt dat er kennelijk een overschot aan zorgpersoneel in Polen bestaat tegenover tekorten in Nederland?
Uit een Poolse studie naar de arbeidsmigratie van Poolse zorgprofessionals blijkt dat arbeidsmigratie geen directe bedreiging vormt voor het zorgstelsel in Polen. Nadat Polen in 2004 toetrad tot de Europese Unie nam de uitstroom van Poolse zorgprofessionals naar andere EU-landen aanmerkelijk toe, waarschijnlijk om inkomensredenen. De belangrijkste bestemmingslanden zijn Groot-Brittannië, Ierland, Duitsland, Zweden en Denemarken. Sinds 2007 keren vele Poolse zorgprofessionals terug naar hun land van herkomst. De verklaring is naar alle waarschijnlijkheid gelegen in het feit dat de inkomens van zorgverleners in Polen zijn gestegen.4
Vindt u het noodzakelijk en wenselijk dat het huidige en nog te verwachten tekort aan mensen in de zorg wordt opgevangen door arbeidskrachten in het buitenland te werven? Wilt u uw antwoord toelichten?
Op dit moment zijn de meeste vacatures in de zorg goed te vervullen. Door de financiële crisis was het relatief eenvoudiger voor zorginstellingen om personeel te vinden. Verschillende studies laten echter zien dat bij ongewijzigd beleid in de komende vijftien tot twintig jaar meer dan 400 000 extra medewerkers nodig zijn in de zorg5. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat de personeelstekorten in de nabije toekomst groter worden dan nodig is, ondersteunen de minister en ik zorginstellingen op diverse wijzen op het terrein van de arbeidsmarkt in de zorg. Voor onze beleidsinzet verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Het geweld in Syrië |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
|
|
|
Deelt u de opvatting dat alle beschikbare diplomatieke middelen moeten worden ingezet om het Syrische regime te bewegen tot vreedzame hervormingen en een zinvolle politieke discussie met de binnenlandse oppositie?1
Nederland pleit voor sancties en andere maatregelen tegen het Syrische regime, opdat het geweld tegen de bevolking wordt gestaakt en de weg voor een duurzame politieke oplossing wordt vrijgemaakt.
Deelt u de opvatting dat de aanscherping van de sancties door de Europese Unie (EU) in de vorm van een reisverbod voor in totaal vijfendertig hoge Syrische functionarissen en bevriezing van hun banktegoeden onvoldoende druk op het regime legt? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik schreef in mijn brief aan de vaste Kamercommissie Buitenlandse Zaken van 2 september 2011 (met kenmerk DAM-546/11), heeft de EU, mede op initiatief van Nederland, een olie-embargo tegen Syrië afgekondigd. Deze maatregel is aangevuld met een verbod op investeringen in deze sector. Ook wordt de sanctielijst voortdurend aangevuld met personen die het huidige regime steunen, laatst nog op 23 september 2011.
Is het waar dat er nog steeds geen volledig EU-wapenembargo is tegen Syrië omdat enkele EU-lidstaten zich daartegen verzetten? Zo ja, deelt u de opvatting dat er zo spoedig mogelijk een volledig EU-wapenembargo tegen Syrië moet komen?
Een toelichting over de genomen economische maatregelen tegen Syrië vindt u in mijn brief van 2 september 2011 (met kenmerk DAM-546/11).
Bent u van mening dat moet worden overwogen om naast diplomatieke sancties ook economische sancties tegen Syrië in te stellen? Zo nee, waarom niet?
De EU hanteert sinds 9 mei 2011 een volledig wapenembargo tegen Syrië.
Wat bedoelde u precies met de woorden: «het bewind van Assad verliest met de dag aan legitimiteit»?2
Op dit moment is aan de orde dat Assad alle legitimiteit heeft verloren.
Wanneer heeft het bewind van Assad naar uw opvatting volledig haar legitimiteit verloren en welke gevolgen heeft dat voor de diplomatieke banden?
Nederland heeft op 18 augustus jl. verklaard dat Assad moet opstappen. Deze oproep was in lijn met gelijktijdige oproepen van de EU en de VS.
De diplomatieke banden met Syrië worden niet verbroken. Omwille van onafhankelijke informatievoorziening, contact met de oppositie, steun aan het hervormingsproces en het verder onder druk zetten van het regime is het belangrijk deze te handhaven.
Het uitroepen van sharia-zones in Engeland |
|
Joram van Klaveren (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «Islamitische fundamentalisten nemen Londonse wijk over» en «Radicale Britse moslims voeren sharia-zones in»?1
Ja.
Heeft u ook kennisgenomen van uitspraken van een aanhanger van de groepering «Muslims against crusades» dat vrouwen burka’s moeten dragen en overspeligen gestenigd moeten worden? Wat is uw oordeel daarover?
Ja. Uiteraard verwerp ik de uitspraken ten stelligste.
Wat is uw oordeel over het feit dat in een Europese stad affiches zijn opgehangen en verspreid met teksten als «U betreedt nu een zone die onder de sharia staat – hier gelden islamitische wetten»?
Kernpunt is dat Sharia-wetgeving niet van toepassing is in het Verenigd Koninkrijk.
Deelt u de mening dat de sharia een barbaars gewelddadig systeem is van een woestijnideologie die nimmer in Europa mag worden toegepast? Zo nee, waarom niet?
Zoals in eerdere antwoorden op Kamervragen (Vergaderjaar 2010–2011 aanhangsel 3283) reeds is aangegeven, acht het kabinet invoering van de sharia volstrekt ondenkbaar en zou dat in strijd zijn met alle fundamentele waarden en normen die wij in Nederland kennen.
Deelt u voorts de visie dat deze daad de imperialistische en op onderwerping van niet-moslims gerichte aard van de islam toont? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre bent u bereid uit te spreken dat het uitroepen van sharia-zones in Nederland te allen tijde met alle beschikbare middelen bestreden zal worden?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u van mening dat organisaties, die oproepen tot gewelddadige strijd tegen niet-moslims en de onderdrukkende en gewelddadige sharia wensen in te voeren, een bedreiging vormen voor de democratische rechtsorde en verboden dienen te worden?
In Nederland zijn mensen vrij om, binnen de wettelijke grenzen, hun leven naar eigen inzicht, waarden en levensovertuiging in te richten en om daaraan uiting te geven. Gedrag dat de grenzen van die rechtsstaat overschrijdt, wordt niet geaccepteerd en daartegen zal het kabinet zonder pardon optreden. Hieronder worden personen en organisaties verstaan die voor de doelen die zij nastreven oproepen tot geweld of geweld toepassen. In het onderhavige geval is de beweging die de verantwoordelijkheid claimt voor het ophangen van de posters in Londen, de «Islam4UK» (die is verweven met de groepering «Muslims against crusades») in het Verenigd Koninkrijk verboden.
Arbeidsvoorwaarden in de gemeentelijke thuiszorg |
|
Renske Leijten , Linda Voortman (GL), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het kwaliteitsconvenant over de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)-thuiszorg, waarin staat dat signaleren bij mensen thuis intrinsiek onderdeel is van het werk van een thuiszorgmedewerker? Bent u zich ervan bewust dat dit convenant is getekend door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS), Stichting LOC zeggenschap in de zorg en de thuiszorgbranche?1
Ja.
In welke gemeenten wordt het kwaliteitsconvenant gehanteerd bij de aanbesteding van de huishoudelijke thuiszorg? Bent u bereid dit te onderzoeken?
Het exacte aantal gemeenten dat het «Kwaliteitsdocument Verantwoorde Hulp bij het Huishouden» in het bestek opneemt, is mij niet bekend. Mijn beeld is dat steeds meer gemeenten dit doen. De verplichting voor een aanbieder van hulp bij het huishouden om conform het kwaliteitsdocument te werken, volgt overigens al uit de Kwaliteitswet zorginstellingen. De Kwaliteitswet zorginstellingen is namelijk van toepassing op aanbieders van hulp bij het huishouden. Dit houdt in dat deze aanbieders «verantwoorde zorg» moeten bieden. Het kwaliteitsdocument bevat de normen voor verantwoorde zorg, waaronder signalering, op basis waarvan de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) toezicht houdt. Indien een gemeente het werken conform het kwaliteitsdocument opneemt in het bestek, worden de normen voor verantwoorde zorg ook een contractuele verplichting.
Het lijkt mij derhalve niet nodig om onderzoek te doen naar het aantal gemeenten dat het kwaliteitsdocument in het bestek opneemt, omdat aanbieders van hulp bij het huishouden reeds uit hoofde van de Kwaliteitswet zorginstellingen de normen voor verantwoorde zorg dienen na te leven.
Hoe verklaart u dat het taakelement «signalering» via de functiewaardering gezondheidszorg (FWG) in functiegroep 15 behoort, maar dat thuiszorgaanbieders dit taakelement in functiegroep 10 waarderen?
Werkgevers en werknemers hebben de CAO Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT) afgesloten. Hierin zijn afspraken over arbeidsvoorwaarden vastgelegd. Betrokken partijen dienen zich daar aan te houden. Wanneer er verschil van mening bestaat over arbeidsvoorwaarden (waaronder de functiewaardering) die in een CAO geregeld zijn, dan voorzien zowel die CAO als het arbeidsrecht in procedures om een uitspraak over zo’n meningsverschil te krijgen. Die procedures lopen tussen de betrokken CAO-partijen of tussen individuele werknemers tegen individuele werkgevers, waarbij werknemers zich meestal laten bijstaan door hun vakbond of hun rechtsbijstandverzekeraar.
In die procedures past het niet dat een bewindspersoon uitspraken doet over arbeidsvoorwaardelijke geschillen.
Bent u zich ervan bewust dat voor FWG functiegroep10 geldt dat signaleren géén onderdeel is van het werk, waardoor lager opgeleid personeel kan worden ingezet? Zo ja, hoe verhoudt dit gegeven zich tot het kwaliteitsconvenant?
Zoals aangegeven bij het antwoord op uw vraag 2 dienen aanbieders van hulp bij het huishouden zich uit hoofde van de Kwaliteitswet zorginstellingen te houden aan de normen voor verantwoorde zorg, zoals opgenomen in het «Kwaliteitsdocument Verantwoorde Hulp bij het Huishouden». Dit betekent dat de signaleringstaak – waar u terecht aandacht voor vraagt – te allen tijde geborgd dient te zijn.
Indien gemeenten bovenop de afspraken die opgenomen zijn in het kwaliteitsdocument aanvullende eisen stellen, dienen aanbieders contractueel aan deze eisen te voldoen. De gemeente houdt zelf toezicht of daadwerkelijk aan deze aanvullende eisen wordt voldaan.
Erkent u dat een convenant enkel waarde heeft als alle ondertekenaars ook naleving van het convenant waarborgen? Zo ja, vindt u dat dit gebeurt op dit moment? Zo nee, waarom sluit uw ministerie dan convenanten af?
Zie antwoord vraag 4.
Erkent u dat eisen, die gemeenten stellen aan uit te voeren werkzaamheden ook één op één vertaald dienen te worden in de taakomschrijving voor de werknemers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u hierop toezien?
Zie antwoord vraag 4.
Erkent u dat verlaging van het salaris voor thuiszorgmedewerkers niet de aantrekkelijkheid van werken in de zorg vergroot? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u eraan doen?
Zoals ik mijn brief «vertrouwen in de zorg» heb aangegeven, vind ik waardering voor medewerkers in de zorg van het grootste belang. Het is volstrekt helder dat een salarisverlaging voor de betrokken thuiszorgmedewerkers zeer vervelend is en deze kwestie niet bijdraagt aan het beeld dat werken in de zorg aantrekkelijk is.
Dit laat onverlet dat werkgevers en werknemers gezamenlijk afspraken maken over de arbeidsvoorwaarden. Uit het feit dat er een CAO VVT is afgesproken kan afgeleid worden dat er overeenstemming bestaat tussen de betrokken werkgevers en de betrokken werknemers over een arbeidsvoorwaardenpakket waar beide partijen mee kunnen leven. Het is niet aan mij om vervolgens nog een oordeel over deze arbeidsvoorwaarden te geven.
Wilt u toelichten hoe de gang van zaken bij Viva Zorggroep zich verhoudt tot de verbindendverklaring door de regering van de CAO Verpleeg Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT), waarin een salarisgarantieregeling is opgenomen?
De CAO VVT is nog niet voor algemeen verbindend verklaring aangedragen bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Maar omdat de ViVa! Zorggroep lid is van Actiz, geldt deze CAO desalniettemin. In mijn antwoord op uw vraag 3, heb ik al aangegeven welke procedures bewandeld kunnen worden als er een conflict is over arbeidsvoorwaarden die zijn vastgelegd in de CAO.
Voor de volledigheid wil ik er hier op wijzen dat de salarisgarantieregeling in de CAO, waar u aan refereert, slaat op situaties waarbij er sprake is van overname van personeel door andere zorgaanbieders. Die situatie is in het voorliggende geval van de ViVa! Zorggroep niet aan de orde.
Het terugdraaien van het besluit om de tegoeden van IHH-Nederland te bevriezen |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Raymond de Roon (PVV) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het vonnis van de voorzieningsrechter inzake het bevriezen van de tegoeden van Internationale Humanitaire Hulporganisatie (IHH) Nederland wegens vermeende steun aan de terroristische organisatie Hamas?
Ja, ik ben bekend met deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank van Amsterdam, gepubliceerd op 21 juli (LJN: BR2619, AWB 11/3132 BESLU). De rechter heeft beslist dat de bevriezingsmaatregel wordt geschorst tot uiterlijk zes weken na mijn beslissing op het bezwaar dat IHH-Nederland tegen de maatregel heeft ingesteld. Het betreft hier dus een voorlopige voorziening en geen definitieve gerechtelijke uitspraak.
Bent u overtuigd van de redenering van de rechter, namelijk dat er voldoende waarborgen bestaan dat er geen enkel fonds via IHH bij Hamas terecht komen? Zo nee, bent u voornemens beroep aan te tekenen tegen dit vonnis? Kunt u uitsluiten dat er banden zijn, zowel direct als indirect, tussen IHH-Nederland en de Union of Good? Ziet u tevens andere mogelijkheden om te garanderen dat geen geldstromen terechtkomen bij organisaties als Hamas?
Tegenover de rechter is namens de Nederlandse Staat betoogd dat de bevriezing van de tegoeden van IHH-Nederland onverkort van kracht zou moeten blijven, omdat anders onvoldoende gewaarborgd is dat fondsen via IHH-Nederland niet bij Hamas terecht komen. Zolang er in Duitsland geen definitieve rechterlijke uitspraak is inzake het verbod op IHH-Duitsland, is immers ook de aanleiding voor de bevriezing van IHH-Nederland niet ontkracht. Bovendien dient de bevriezingsmaatregel er juist toe zeker te stellen dat IHH-Nederland, geconfronteerd met het verbod op IHH-Duitsland, geen alternatieve financieringskanalen kan aanwenden. Tegen de uitspraak van de voorlopige voorzieningenrechter is echter geen beroep mogelijk.
Het verzoek om een voorlopige voorziening was door IHH-Nederland ingediend, tijdens de op dat moment nog lopende bezwaarprocedure. Inmiddels heb ik in deze procedure, in overeenstemming met de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën, het bezwaar van IHH-Nederland afgewezen. Als IHH-Nederland zich niet met deze beslissing kan verenigen, bestaat voor de organisatie de mogelijkheid binnen 6 weken daartegen in beroep te gaan, en zal vervolgens de bestuursrechter zich in een bodemprocedure uitspreken over de rechtmatigheid van de bevriezingsmaatregel.
Tot zes weken na mijn beslissing op bezwaar blijft de bevriezingsmaatregel geschorst. Na afloop van de schorsingsperiode kan IHH-Nederland bij de voorzieningenrechter om verlenging van de schorsing verzoeken. Indien de rechtbank de verlenging van de voorlopige voorziening toekent, blijft deze van kracht tot de definitieve uitspraak van de bestuursrechter in de bodemprocedure. Wijst de rechter de verlenging af, dan wordt de bevriezing van de tegoeden met onmiddellijke ingang hersteld.
Voor zover nu bekend, onderhoudt IHH-Nederland geen banden met de Union of Good, maar ik kan niet uitsluiten dat dit wel het geval is.
Hoe kunt u garanderen dat fondsen niet alsnog, al dan niet via IHH-Duitsland, bij de Hamas terechtkomen? Bent u bereid maandelijks inzage te vragen in de geldstromen van IHH-Duitsland, aangezien deze organisatie door de Duitse rechter verplicht is deze informatie bij de Duitse overheid aan te leveren? Zo nee, waarom niet?
De Duitse rechter heeft bepaald dat IHH-Duitsland maandelijks een overzicht van de inkomsten en uitgaven moet overleggen aan het Duitse ministerie van Binnenlandse Zaken. Om beter zicht te krijgen op de wijze waarop dit door de rechter opgelegde toezicht wordt toegepast, heeft Nederland contact gehad met het Duitse ministerie van Binnenlandse Zaken. Uit deze contacten concludeer ik dat de Duitse autoriteiten scherp toezicht houden op de financiële huishouding van IHH-Duitsland. Ik zie dan ook geen aanleiding om in aanvulling daarop zelf om inzage in de stukken te vragen. Met het oog op de verwevenheid van het verbod op IHH-Duitsland en de Nederlandse bevriezingsmaatregel zal er uiteraard wel geregeld contact zijn over de (juridische) ontwikkelingen in beide zaken.
In hoeverre is de beperking dat IHH-Duitsland geen hulp mag verlenen of ondersteuning aan de Palestijnse gebieden in de Gazastrook en de Westbank mag bieden, ook van toepassing op IHH-Duitsland? Kan deze beperking omzeild worden door andere organisaties, zoals IHH-Nederland, te steunen, die wel dergelijke activiteiten mogen ontplooien in de Palestijnse gebieden?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Het wegsluizen van tonnen aan Persoonsgebonden Budgetten (pgb's) in een Zeeuws afkickcentrum |
|
Renske Leijten |
|
Is het waar dat het zorgkantoor in Goes momenteel onderzoek doet naar mogelijke fraude met pgb’s en andere onregelmatigheden bij de Stichting In de Vrijheid te Wemeldinge? Wanneer worden de uitkomsten van dat onderzoek verwacht?1
Ja. Het zorgkantoor streeft er naar dit onderzoek zo spoedig mogelijk af te ronden. Men kan nog niet zeggen wanneer de uitkomsten bekend zullen zijn.
Wordt er ook een strafrechtelijk onderzoek ingesteld? Zo nee, waarom niet?
Vooralsnog is bij het Openbaar Ministerie geen aangifte of andere informatie bekend op grond waarvan een strafrechtelijk onderzoek kan worden gestart.
Is het bericht waar dat het Centrum Indicatiestellingen Zorg (CIZ) indicaties heeft afgegeven op basis van diagnostiek en aanvraag door een psychotherapeut, die wegens wangedrag uit zijn beroep is gezet door het medisch tuchtcollege? Zo ja, om hoeveel indicaties gaat het sinds de psychotherapeut uit zijn beroep is gezet en wat is uw opvatting over deze gang van zaken?1
Nee. De betrokken psychotherapeut mocht zijn beroep nog uitoefenen, hangende het hoger beroep van zijn zaak bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg.
Deelt u de mening dat geschorste of uit hun beroep verwijderde behandelaren geen indicatieaanvragen zouden moeten kunnen indienen en dat het CIZ geen indicaties zou mogen afgeven op basis van dergelijke aanvragen? Zo nee, waarom niet?
Ja die mening deel ik ten zeerste.
De IGZ heeft ondertussen de bij het centrum betrokken psychotherapeut een bevel gegeven tot het direct beëindigen van zijn werkzaamheden. Een ieder kan het BIG-register raadplegen om te zien of een bevoegdheidsbeperking van kracht is tegen degene die de diagnose stelt, dan wel op basis van een diagnose een indicatieaanvraag, namens en met toestemming van de cliënt, indient bij het CIZ.
Deelt u de mening dat de afstandelijke en grootschalige opzet van het CIZ een risico vormt, aangezien een dergelijke organisatie per definitie niet de achtergrond van een indicatieaanvrager kan kennen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Nee. Door het CIZ wordt, waar nodig in het kader van een juiste beoordeling van de aanvraag voor een indicatie AWBZ, bij de (medisch) behandelaar van de aanvrager informatie opgevraagd. Het CIZ heeft artsen in dienst die in geval van twijfel nadere (medische) gegevens opvragen of de door de behandelaar van de cliënt verstrekte medische gegevens checken.
Heeft het CIZ de status van de psychotherapeut gecontroleerd in het Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG)-register? Zo nee, wat zegt dit over de betrouwbaarheid van door het CIZ afgegeven indicaties?
Neen. De tuchtrechtelijke maatregel, zoals door het regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg opgelegd, is nog niet onherroepelijk, als gevolg waarvan geen maatregel voor deze psychotherapeut in het BIG-register is vermeld.
Hoe vaak komt het voor dat door het CIZ-indicaties worden afgegeven (mede) op basis van diagnostiek door behandelaren, die daartoe niet langer bevoegd zijn? Bent u bereid dit uit te zoeken? Zo nee, waarom niet?
Het is niet bekend hoe vaak dit voorkomt. Het CIZ controleert het BIG-register als er redenen of aanwijzingen zijn die daartoe aanleiding geven. In dat geval wordt een indicatieaanvraag conform de frauderichtlijn van het CIZ afgehandeld.
Alvorens te onderzoeken hoe vaak indicatiebesluiten worden afgegeven (mede) op basis van diagnostiek door behandelaren die niet langer bevoegd zijn het beroep uit te oefenen, acht ik het eerst van belang te onderzoeken op welke wijze het CIZ beter gebruik kan maken van de informatie die in het BIG-register is opgenomen. Ik acht dat van groot belang om fraude tegen te gaan en ga hiertoe in overleg met betrokken partijen.
Is de ontzetting uit het beroep van de psychotherapeut tijdig en op correcte wijze in het BIG-register weergegeven? Zo nee, wat zegt dit over de betrouwbaarheid van het BIG-register?
Ja, het BIG-register is op juiste wijze omgegaan met de uitspraak van het regionaal tuchtcollege. Het regionaal tuchtcollege heeft ten aanzien van de psychotherapeut de maatregel doorhaling van de inschrijving in het BIG-register opgelegd. Tegen deze uitspraak heeft betrokkene hoger beroep aangetekend. Een hoger beroep heeft opschortende werking tot er een definitieve uitspraak is van het Centraal Tuchtcollege. Die uitspraak is er nog niet. Er is derhalve niets in het BIG register verwerkt.
Is de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) betrokken bij de zaak rond het Zeeuwse afkickcentrum? Zo ja, wilt u de werkwijze toelichten? Zo nee, waarom niet?
Ja, de IGZ is betrokken. De IGZ is op 3 augustus 2011 gestart met een onderzoek naar het Zeeuwse afkickcentrum. De vraag die hierbij centraal stond is of het centrum de gezondheidsrisico’s voldoende heeft afgedekt. De werkwijze van de IGZ houdt in dat de inspectie het centrum doorlicht ten aanzien van de kwaliteit en veiligheid van de geboden zorg. Daarbij ziet de IGZ dossiers in, bekijkt eventueel aanwezige opslagruimten voor medicijnen en spreekt met zowel cliënten als medewerkers, maar ook met verwijzers en eventueel andere betrokken zorgverleners, zoals de huisarts en, indien relevant, het betrokken zorgkantoor. Op basis van de bevindingen wordt een inspectieoordeel opgemaakt. Dit kan inhouden dat het centrum (een deel van) zijn activiteiten al dan niet onder bepaalde voorwaarden kan voortzetten of dat tot sluiting ervan dient te worden overgegaan. De inspectie heeft haar onderzoek inmiddels afgerond. Dit heeft ertoe geleid dat het Zeeuwse afkickcentrum een deel van haar activiteiten met onmiddellijke ingang heeft moeten staken. Verder heeft de inspectie de bij het centrum betrokken psychotherapeut een bevel gegeven tot het direct beëindigen van zijn werkzaamheden.
Deelt u de mening dat deze zaak, na de eerdere affaire met Winnersway, aanleiding vormt om een onderzoek te starten naar de kwaliteit, veiligheid en integriteit van aanbieders van verslavingszorg in Nederland? Zo nee, op welk moment zou u tot de conclusie komen dat een dergelijk onderzoek wel gerechtvaardigd is? Zo ja, wilt u toelichten welke stappen u gaat ondernemen?
De reguliere instellingen voor verslavingszorg bieden in het algemeen een kwalitatief goed aanbod van diverse behandelmogelijkheden. Zij participeren in een netwerk van verslavingszorginstellingen, dat is ondergebracht bij GGZ-Nederland. De IGZ heeft in 2009 een pilot-onderzoek uitgevoerd naar nieuwe toetreders op het terrein van verslavingszorg. De in het kader van deze pilot onderzochte organisaties scoorden overwegend positief op de kwaliteit van de verleende zorg. De recente incidenten zijn voor mij geen aanleiding om de verslavingszorgsector aan een onderzoek te onderwerpen.
Deelt u de mening dat drugsverslaafden een buitengewoon kwetsbare en afhankelijke patiëntengroep vormen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op grond waarvan meent u dat zij geacht kunnen worden als kritische «consumenten» onderscheid te maken tussen integere en malafide aanbieders van verslavingszorg en de kwaliteit kunnen beoordelen?
Drugsverslaafden zijn kwetsbaar, omdat zij vaak kampen met een multiple problematiek als middelenafhankelijkheid, psychische, somatische en sociale problemen. Niettemin staat een meerderheid van de drugsverslaafden in contact met de reguliere zorg, waarvan een divers, laagdrempelig en kwalitatief goed aanbod in heel Nederland beschikbaar is. Het Plan van aanpak Maatschappelijke Opvang en de «stedelijke kompassen» hebben daar in belangrijke mate aan bijgedragen. De instellingen voor reguliere verslavingszorg spannen zich bovendien meer en meer in zelfs de zogenaamde zorgmijders te bereiken en naar hulpverlening door te geleiden.
Hoeveel particuliere verslavingszorgaanbieders zijn er momenteel in Nederland en is de IGZ in staat hier voldoende toezicht op te houden? Wanneer mag een particulier verslavingszorg gaan aanbieden?
Het staat particulieren vrij om zonder registratie verslavingszorg aan te bieden. Het exacte aantal particuliere verslavingszorgaanbieders is dan ook niet bekend. De inspectie traceert voor zover mogelijk niet-reguliere/particuliere toetreders en verzamelt daarover een aantal standaardgegevens. Dit geldt ook voor particuliere verslavingszorgaanbieders. Als op basis van deze gegevens er voor de inspectie ook maar enige aanleiding is om te twijfelen aan de kwaliteit en veiligheid van de geboden zorg, dan volgt een inspectiebezoek. Ook zet de inspectie haar toezicht in op basis van signalen en meldingen.
Hoeveel te behandelen verslaafden telt Nederland en hoeveel behandelplaatsen zijn er in de reguliere zorg? Vindt u dit aanbod voldoende en wilt u uw antwoord toelichten?
In de reguliere verslavingszorg zijn circa 2 300 bedden beschikbaar. De vraag hoeveel te behandelen verslaafden er zijn, is niet zonder meer te beantwoorden. Het Plan van aanpak Maatschappelijke Opvang en de daarop gebaseerde Stedelijke Kompassen heeft ertoe bijgedragen dat velen van hen goed in beeld zijn bij de gemeenten. Voorts heb ik van de aanbieders van reguliere verslavingszorg geen signalen ontvangen dat de wachttijden voor behandeling langer zijn dan afgesproken binnen de Treek-normen.
Acht u het mogelijk dat verslaafden door een tekort aan behandelplekken, verschraling van de reguliere zorg of een gebrek aan zorg op maat richting het pgb zijn gedreven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze gaat u waarborgen dat de reguliere zorg voor deze mensen een volwaardig alternatief wordt?
Ik heb daarvoor geen aanwijzingen. Verslaafden kunnen – net als andere patiënten – verschillende redenen hebben om zich te wenden tot andere hulpverleners dan de reguliere zorg. De behandeling van verslaving is vaak een proces van vallen en opstaan, waarbij meer dan één (soort) behandeling nodig is.
Deelt u de mening dat het liberaliseren van de gezondheidszorg inclusief vrije toetreding en de introductie van een winstoogmerk het risico op fraude en uitbuiting hebben vergroot en nog steeds verder doen toenemen? Zo nee, met welke cijfers onderbouwt u dat optimisme?
Neen. Ik ben met u van mening dat in een stelsel waar vrije toetreding is en waar winstoogmerk is toegestaan de publieke randvoorwaarden, zoals toezicht op kwaliteit en toezicht op fraude, goed geregeld moeten zijn. In een stelsel met vrije toetreding en waar verschillende typen (zorg)aanbieders actief zijn, neemt in het algemeen doelmatigheid en klantgericht handelen toe. Publieke toezichthouders moeten de randvoorwaarden handhaven, ongeacht of de aanbieder oud of nieuw is, en wel of geen winstoogmerk heeft.
Aanbesteding van kerstversiering en kerstverlichting door de Belastingdienst |
|
Helma Neppérus (VVD) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de aanbesteding door de Belastingdienst voor kerstversiering en kerstverlichting 2011 voor een bedrag van kennelijk 125 000 euro of meer, die te vinden is op www.aanbestedingskalender.nl?
Ja, ik ben bekend met deze aanbesteding.
Ik teken er wel bij aan, dat het niet gaat om een aanbesteding van € 125 000 per jaar, maar om een bedrag van € 125 000 voor een periode van vier jaar. Grof geschetst betreft het dus een bedrag van € 30 000 per jaar, bestemd voor ruim 100 gebouwen en zo’n 30 000 medewerkers.
In de afgelopen jaren is de toepassing van kerstversieringen in gebouwen van de Belastingdienst steeds soberder geworden. Dat gebeurde onder invloed van taakstellingen. Tegelijkertijd is meer aandacht aan de brandveiligheid van kerstversieringen besteed. Dat leidde ertoe dat de inkoop en plaatsing van kerstversieringen steeds vaker centraal – bij de facilitaire dienst van de Belastingdienst – werd belegd. Inmiddels is besloten inkoop en plaatsing van kerstversiering volledig in handen te leggen bij die facilitaire dienst; datzelfde geldt voor het bijbehorende budget.
Ingegeven door nieuwe taakstellingen heeft de Belastingdienst in mei 2011 de inkoop en plaatsing van kerstversiering heroverwogen. Er is toen besloten niet volledig te breken met de traditie om in de kantoren van de Belastingdienst aandacht aan Kerst te besteden. Tegelijkertijd was er het besef, dat juist in economische en financieel moeilijke tijden zorgvuldig met publieke middelen moet worden omgegaan. Er is daarom besloten kerstversieringen niet volledig af te schaffen, maar wel door te gaan op de weg van versobering.
Die versobering betekent enerzijds, dat kerstversieringen slechts in beperkte mate zullen worden geplaatst. Dat gebeurt zoveel mogelijk in voor publiek toegankelijke ruimten (meestal de centrale hal). Het gaat daarbij om een kerstboom en eventueel wat aanvullende kleinere versieringen.
Anderzijds bestaat de versobering eruit, dat gekozen is voor veilige standaardproducten tegen een zo laag mogelijke prijs. Op basis van historische gegevens is de inschatting gemaakt, dat voor de komende vier jaar € 125 000 nodig zou kunnen zijn (wat overigens neerkomt op circa € 300 per gebouw per jaar). Daarom is een Europese aanbesteding gestart met dit bedrag als doelwaarde. Het betreft hier een raamovereenkomst zonder afnameverplichting, waardoor het mogelijk blijft nog verdergaand te versoberen als de omstandigheden daartoe aanleiding geven.
De verwachting is dat de aanbesteding tot lagere kosten gaat leiden, waardoor ten opzichte van vorige jaren besparingen kunnen worden gerealiseerd.
Wat vindt u van deze aanbesteding op kosten van de belastingbetaler in een economisch zware tijd, waarin veel Nederlanders minder te besteden te hebben en moeten bezuinigen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat gaat u hier aan doen?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht dat er een explosieve groei is van te bouwen verloskamers in ziekenhuizen |
|
Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat er een explosieve groei is van te bouwen verloskamers in ziekenhuizen?1
De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) heeft aangegeven dat zij geen aanwijzingen heeft dat er grote aantallen verloskamers worden bijgebouwd op dit moment. Er wordt natuurlijk wel geïnvesteerd in noodzakelijke modernisering van de verloskamers. Daarnaast wordt er, vanwege de toenemende behoefte van vrouwen om – zonder medische indicatie – te bevallen in of in de buurt van het ziekenhuis, geïnvesteerd in eerstelijnsgeboortecentra met een droge verbinding met het ziekenhuis. Dit worden ook wel kraamsuites of bevalcentra genoemd.
Hoeveel extra verloskamers worden er op dit moment bijgebouwd in Nederland?
Ik heb geen inzicht in het aantal verloskamers dat op dit moment wordt bijgebouwd. Het is van belang dat zowel poliklinische bevallingen onder leiding van de verloskundige, als klinische baringen onder leiding van de gynaecoloog, geaccommodeerd kunnen worden. Eventuele capaciteitsproblemen dienen regionaal binnen het Verloskundig Samenwerkingsverband (VSV) in de regio, met het ROAZ (Regionaal Overleg Acute Zorg) en de zorgverzekeraars te worden besproken en aangepakt.
Hoeveel afdelingen verloskunde moeten mogelijk binnenkort hun deuren sluiten?
Ik heb geen nieuwe berichten ontvangen dat er mogelijk afdelingen verloskunde binnenkort zouden sluiten. Volgens onderzoek van het RIVM «Analyse gevoelige ziekenhuizen» van juni 2011 zijn er op dit moment 84 ziekenhuizen in Nederland die 24x7 klinische acute verloskundige zorg aanbieden. Dit betekent dat 99,7% van de inwoners van Nederland binnen 45 minuten per ambulance naar een ziekenhuis met klinische verloskunde kan worden vervoerd.
Hoe valt het volgens u te rijmen dat er enerzijds nieuwe verloskamers bijgebouwd worden en anderzijds afdelingen verloskunde hun deuren moeten sluiten, zoals in Oss en mogelijke in Amsterdam-Noord? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 1. Zoals ik in mijn brief van 21 juli 2011 heb aangegeven is uit contact met het BovenIJ ziekenhuis gebleken dat er geen concrete plannen en ook geen voornemens zijn om de afdeling verloskunde te sluiten. In mijn antwoorden op Kamervragen van 7 juni (CZ/EKZ-3061030) heb ik aangegeven dat het ziekenhuis Bernhoven niet genoeg O&G verpleegkundigen heeft en ook niet op korte termijn kan opleiden om op twee locaties kwalitatief goede zorg aan te bieden. Het ziekenhuis heeft aangegeven noodzakelijkerwijs over te moeten gaan tot concentratie van de acute verloskundige zorg op één locatie.
Bent u van mening dat overal in Nederland de wettelijke norm voor aanrijtijden bij een bevalling van 45 minuten gehaald moet kunnen worden? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat deze wettelijke norm gehaald kan blijven worden bij concentratie van de verloskundige zorg?
Zorg moet in beginsel zo dicht mogelijk bij de mensen aangeboden worden. Wel moeten daarbij kwaliteitsaspecten in ogenschouw worden genomen. Ik vind het goed dat gynaecologen en ziekenhuizen, samen met de andere ketenpartners in het College Perinatale Zorg (CPZ), proactief aan de slag gaan met het nadenken over de wijze waarop de verloskundige zorg kan verbeteren. Planbare verloskundige zorg, zoals consulten tijdens de zwangerschap, moet zo dicht mogelijk bij de zwangere vrouwen mogelijk zijn. Echter, voor acute verloskundige zorg is het in sommige gevallen noodzakelijk over te gaan op concentratie om goede kwaliteit van zorg te kunnen leveren. Daarbij wil ik aantekenen dat de aanrijtijd voor het bereiken van acute zorg, te weten 45 minuten, uitgangspunt is voor de beschikbaarheid van acute verloskundige zorg. Ik heb er daarom bij de ziekenhuizen op aangedrongen om geen onomkeerbare stappen te zetten, zoals het sluiten van afdelingen, als deze norm in het geding komt.
Ik kan op basis van de WTZi (art 3.1) aan de bestaande toelating van de instelling het voorschrift verbinden dat die instelling de noodzakelijke zorg aanbiedt. Dit kan bijvoorbeeld resulteren in het verplicht open houden van een afdeling voor acute (verloskundige) zorg indien de bereikbaarheidsnorm van 45 minuten in het gedrang is. Indien sprake zou zijn van het niet nakomen van de in de toelating verbonden voorschriften, biedt de wet de mogelijkheid om bestuursdwang toe te passen en, indien nodig, de mogelijkheid om de toelating in te trekken. Dit is een laatste redmiddel dat, vooral op een dringend, gezamenlijk verzoek van de zorgverzekeraar en het traumacentrum (als initiatiefnemer van het ROAZ) kan worden gebruikt. Als de bereikbaarheidsnorm voor acute zorg van 45 minuten voor de regio niet in het gedrang komt zal ik een ziekenhuis niet opleggen om een afdeling open te houden.
Klopt het bericht dat de regio Utrecht nog steeds kampt met een capaciteitsprobleem voor verloskundige zorg, waardoor vrouwen van ziekenhuis naar ziekenhuis gestuurd worden? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen?
Anders dan de situatie enige jaren geleden herkennen het UMC Utrecht en het Diakonessenziekenhuis in Utrecht het gesuggereerde regionale capaciteitsprobleem wat betreft verloskundige zorg niet. Incidenteel moeten vrouwen op momenten van piekbelasting op de afdeling verloskunde probleemloos en snel opgevangen en geholpen kunnen worden in een van de andere ziekenhuizen in de regio. Hier worden lokaal afspraken over gemaakt met de verloskundigen en ziekenhuizen in de regio. Beide ziekenhuizen geven aan dat het aantal vrouwen dat in 2011 om die reden moest worden doorverwezen in vergelijking met eerdere jaren zeer gering is. Verwijzingen van vrouwen met levensbedreigende verloskundige complicaties die om acuut ingrijpen vragen worden altijd geaccepteerd.
Is de regio Utrecht de enige regio, die kampt met capaciteitsproblemen? Zo nee, welke regio’s hebben hier nog meer last van?
Capaciteitsproblemen tijdens piekdrukte spelen in meerdere regio’s, maar met name in de vakantieperiode in grote steden. Hier worden lokaal afspraken over gemaakt met de verloskundigen en ziekenhuizen in de regio.
Hoe vaak komt het gemiddeld voor dat een vrouw die moet bevallen niet direct terecht kan in het ziekenhuis en doorverwezen moet worden? Wanneer deze gegevens niet bekend zijn, bent u bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Voor zover ik weet bestaat hierin nog geen inzicht. Ik zal het College Perinatale Zorg (CPZ) vragen om hier inzicht in te geven. In de meeste ziekenhuizen wordt dit geregistreerd.
Hoe vaak kiezen vrouwen gemiddeld enkel op basis van pijnbestrijding ervoor om in het ziekenhuis te bevallen? Wanneer deze gegevens niet bekend zijn, bent u bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Uit de Perinatale Registratie Nederland (PRN, 2008) blijkt dat van alle vrouwen die spontaan bevielen, er in 8,1% van de gevallen epidurale analgesie (ruggeprik) is gegeven. In 1,0% van de bevallingen met een start in de eerste lijn vindt er om reden van pijnstilling overdracht naar de tweede lijn plaats. In 2008 is ten gevolge van de toegenomen vraag naar pijnbestrijding door de gezamenlijke beroepsgroepen (Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG), Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV) en de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA)) een nieuwe richtlijn pijnbestrijding tijdens de bevalling geschreven. In die richtlijn is epidurale analgesie gekwalificeerd als de meest effectieve en veilige vorm van pijnbestrijding. Dit heeft in de ziekenhuizen geleid tot verhoogde beschikbaarheid. Hiermee zijn de ziekenhuizen tegemoet gekomen aan de behoefte van de bevallende vrouw. Binnen de beroepsgroepen zijn er signalen dat de vraag naar epidurale pijnbestrijding de afgelopen jaren verder toegenomen is. Eind van dit jaar ontvang ik nieuwe cijfers van de Perinatale Registratie over 2009.
Bent u bereid te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor pijnbestrijding bij een thuisbevalling? Zo nee, waarom niet?
De richtlijn van de verloskundigen raadt op dit moment af om medicamenteuze pijnbehandeling in de thuissituatie te gebruiken. Ik zie geen reden om hiervan af te wijken. Wel heeft er onderzoek plaats gevonden door de KNOV en de Erasmus Universiteit naar de mogelijkheden van pijnbestrijding middels Relivopan (ook wel lachgas) in eerstelijnsgeboortecentra. De IGZ ziet geen bezwaar tegen het uitbreiden van de bevoegdheid van verloskundigen met het voorschrijven van Relivopan binnen de setting van een eerstelijnsgeboortecentrum, mits aan strikte randvoorwaarden zoals beschreven in het KNOV/EMCR rapport (maart 2011) wordt voldaan. Ik verwacht dit najaar advies van de IGZ betreft de toepassing van steriele waterinjecties, dit is een niet-medicamenteuze pijnbehandeling, in de thuissituatie. Ik bezie of het Besluit Opleidingseisen en Deskundigheidsgebied Verloskundige 2008 aangepast wordt voor het onderwerp pijnbehandeling tijdens de baring.
De terugkeer van de tienertour |
|
Jetta Klijnsma (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Come-back van Tienertoer»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van diverse mediaberichten over de terugkeer van de Tienertoer.
Wat vindt u van het initiatief van de Culturele Jongeren Pas (CJP) om deze zomer een proef te doen met de Tienertoer?
Ik vind het positief dat CJP het initiatief heeft genomen om, in het licht van de jarenlange samenwerking met NS, de Tienertoer nieuw leven in te blazen. Het gaat deze zomer om een proef. CJP en NS zullen monitoren of het initiatief aanslaat en op basis daarvan bekijken of en op welke manier de Tienertoer definitief terugkomt.
Wat vindt u van de hernieuwde doelstelling van de Tienertoer, namelijk om jongeren te verleiden meer culturele activiteiten te ondernemen?
Ik sta hier positief tegenover. Deze doelstelling past immers in het beleid van dit kabinet, zoals vastgelegd in het Regeerakkoord: «De overheid schept condities op het gebied van kunst en cultuur die de kwaliteit verhogen en de toegankelijkheid waarborgen. (...) Het kabinet wil meer ruimte geven aan de samenleving en het particulier initiatief en de overheidsbemoeienis beperken. Kunst en cultuur zijn tenslotte ook van en voor de samenleving.»
Deelt u de mening dat dit initiatief van de CJP door de scherpe prijs (33 euro voor drie dagen onbeperkt reizen) veel jongeren kan verleiden tot het ondernemen van culturele activiteiten, Nederland te verkennen en jongeren laat kennis maken met het openbaar vervoer?
Net als CJP en NS zal ik met belangstelling volgen of dit initiatief aanslaat.
Deelt u de mening dat dit een prachtig initiatief is, wat zeer nieuwsgierig maakt naar de uitkomsten van de proef?
Zie mijn antwoorden op de vragen 2 en 4.
Bent u bereid de uitkomsten van deze proef te betrekken bij de discussie rond de toekomst van de Cultuurkaart voor jongeren?
In het Regeerakkoord heeft het kabinet aangekondigd dat (de overheidssubsidie voor) de Cultuurkaart wordt geschrapt. Het aanstaande schooljaar is het laatste waarin de Cultuurkaart in de huidige vorm zal bestaan. Als er maatschappelijke en/of particuliere initiatieven zijn om de Cultuurkaart en/of de Tienertoer in de toekomst voort te zetten, dan staat het kabinet daar positief tegenover.