Het beleid bij IGZ |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is beleid van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) wanneer ten tweede male blijkt dat een ziekenhuis niet aan haar plicht heeft voldaan om een (dan nog vermoedelijke want nog niet goed uitgezochte) calamiteit conform de Kwaliteitswet tijdig te melden aan de IGZ?
De IGZ werkt risicogebaseerd en richt zich op de naleving van wet- en regelgeving van ondertoezichtstaanden. Het beleid van de IGZ is er op gericht het melden van calamiteiten en signalen die duiden op risicovolle situaties door zorginstellingen te bevorderen. Op die manier ontvangt de IGZ informatie die zij nodig heeft voor haar toezicht en kan zij ingrijpen waar nodig.
Om het melden van calamiteiten door zorginstellingen te bevorderen beschikt de IGZ over verschillende typen maatregelen. Het gaat hierbij zowel om stimulerende en corrigerende maatregelen als om maatregelen die kunnen leiden tot bestuursrechtelijke, tuchtrechtelijke en strafrechtelijke stappen.
Op grond van de «beleidsregels bestuurlijke boete Kwaliteitswet zorginstellingen» kan de IGZ een bestuurlijke boete opleggen ter zake van een tweede overtreding van dezelfde wettelijke norm binnen een periode van twee jaar nadat de daaraan voorafgaande overtreding zich heeft voorgedaan.
Is het waar dat het niet melden aan de IGZ van calamiteiten binnen 3 werkdagen vatbaar is voor een boete (en publicatie op de IGZ-site) i.v.m. het overtreden van de Kwaliteitswet (artikel 4a)?
Ja, de IGZ kan namens mij voor het niet onverwijld (binnen drie werkdagen nadat de calamiteit is vastgesteld) melden van een calamiteit een bestuurlijke boete opleggen aan een zorginstelling. De IGZ maakt geen gegevens over meldingen en/of bestuurlijke boetes openbaar op haar website.
Wanneer wordt deze sanctie toegepast, en wanneer niet?
Het Meerjarenbeleidsplan 2012–2015 van de IGZ geeft aan welke prioriteiten de IGZ stelt bij haar handhaving. Het IGZ Handhavingskader (december 2008) geeft aan hoe de IGZ in het algemeen komt tot keuzes voor bepaalde handhavingsmaatregelen.
Als de keuze voor een bestuurlijke boete als meest effectieve handhavingsmaatregel is gemaakt, staat in de «beleidsregels bestuurlijke boete Kwaliteitswet zorginstellingen» aangegeven op welke manier de IGZ het instrument van de bestuurlijke boete toepast bij overtreding van bepalingen in de Kwaliteitswet. Deze beleidsregels zijn openbaar beschikbaar via de website van de IGZ.
Sinds wanneer is bovenvermeld beleid van kracht?
De mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen voor overtreding van artikel 4a van de Kwaliteitswet zorginstellingen bestaat sinds 29 mei 2010. De beleidsregels bestuurlijke boete Kwaliteitswet zorginstellingen zijn op 9 juni 2010 in werking getreden.
Hoeveel boetes zijn er sindsdien wegens niet (tijdig) melden van calamiteiten uitgedeeld door de IGZ, en in hoeveel gevallen betrof dat ziekenhuizen?
De IGZ heeft drie zorginstellingen een waarschuwing gegeven voor het niet onverwijld melden van calamiteiten, waarvan één aan een ziekenhuis. De IGZ heeft tot op heden geen bestuurlijke boete opgelegd voor het niet onverwijld melden van een calamiteit.
Wat is het handhavingsbeleid van de IGZ, wanneer zij weet krijgt van het niet volgen van de goede procedure in geval van calamiteiten in een ziekenhuis, in geval van voorbeeld 1: wanneer het ziekenhuis een van de IGZ afwijkende definitie hanteert van een calamiteit, door bij twijfel over een causaal verband tussen de gebeurtenis en het overlijden van de patiënt een incident niet als een te melden calamiteit te zien?
De IGZ gaat er vanuit dat als een zorginstelling vaststelt dat er sprake is van een incident, de zorginstelling onderzoek doet naar de vraag of er voldaan is aan de verschillende elementen in de (wettelijke) definitie van een calamiteit (een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de zorg en die tot de dood van of een ernstig schadelijk gevolg voor een patiënt of cliënt van de instelling heeft geleid). Bij een verschil van opvatting tussen de zorginstelling en de IGZ over de procedure bij het onverwijld melden van een calamiteit, zal het handhavingbeleid van de IGZ erop gericht zijn om te bevorderen dat er duidelijkheid komt over de aard van de meldingen die de inspectie dient te ontvangen zodat een zorginstelling een volgende keer datgene meldt wat de IGZ beschouwt als meldingsplichtige calamiteit. Zie ook mijn antwoord op de vragen 1 en 3.
Wat is het handhavingsbeleid van de IGZ, wanneer zij weet krijgt van het niet volgen van de goede procedure in geval van calamiteiten in een ziekenhuis in geval van voorbeeld 2: wanneer het ziekenhuis wacht met het formeel melden van een calamiteit, totdat haar eigen intern onderzoek is afgerond en zo (achteraf) met kennis over het al dan niet vermijdbaar zijn van het overlijden of de ernstige schade, beter kan worden beoordeeld of er wel sprake was van een calamiteit die gemeld had moeten worden?
Wanneer er binnen een zorginstelling sprake is van een incident, verwacht de IGZ dat de instelling onderzoek doet naar de vraag of voldaan is aan de verschillende elementen in de (wettelijke) definitie van een calamiteit. Wanneer is vastgesteld dat het om een calamiteit gaat moet de instelling binnen 3 werkdagen deze calamiteit aan de IGZ melden. Zie voorts mijn antwoord op de vragen 1, 3 en 6.
Bent u het eens met de stelling dat bij een rapportage aan de IGZ over een calamiteit essentiële onderdelen zijn: 1. een goede feitelijke chronologische beschrijving van het verloop van het zorgproces (waarin de incidenten en afwijkingen van normen en instructies beschreven worden) met vermelding van de tijdstippen, 2. een analyse naar (basis) oorzaken, 3. conclusies ten aanzien van het al dan niet vermijdbaar en dus mogelijk verbeterbaar zijn van opgetreden risico’s, problemen, schade of overlijden, 4. smart geformuleerde verbetermaatregelen passend en afdoende bij alle gebleken vermijdbare risico’s? Zo ja, wat is dan het handhavingsbeleid van de IGZ wanneer deze elementen in een calamiteitenrapportage van de zorginstelling ontbreken?
Voor het opbouwen van een goede rapportage over een calamiteit is de richtlijn calamiteitenrapportage ziekenhuizen beschikbaar. Deze is openbaar te raadplegen via de website van de inspectie (zie aldaar onder melden als zorgaanbieder). Wanneer de rapportage onder de maat is of anderszins vragen bij de IGZ blijft oproepen, dan kan de IGZ om aanvullend onderzoek vragen of zelf onderzoek doen naar de calamiteit. Een ondermaatse calamiteitenrapportage kan voor de IGZ ook een signaal zijn dat er mogelijk sprake is van onvoldoende voorwaarden voor verantwoorde zorg en kan besluiten daar nader onderzoek naar te doen.
Sinds wanneer is dit beleid van kracht ten aanzien van de ziekenhuizen?
De huidige Richtlijn Calamiteitenrapportage Ziekenhuizen dateert van maart 2012.
Wat is het beleid van de IGZ, wanneer zij weet krijgt van het in het kader van het eigen intern calamiteitenonderzoek door het ziekenhuis niet horen van arts-assistenten en verpleegkundigen, terwijl deze wel betrokken zijn geweest bij de zorg aan een patiënt waarbij de calamiteit optrad? Moet het onderzoek en de analyse bij een calamiteit aantoonbaar een zaak zijn ook of juist van de werkvloer of volstaat voor de IGZ een «bazenverhaal»?
Zie mijn antwoord op vraag 8. In aanvulling daarop: informatie van direct betrokkenen is van groot belang voor een goede calamiteitenrapportage.
Wat is het beleid van de IGZ wanneer zij uit een calamiteitenrapportage van een ziekenhuis weet krijgt van ook kennelijk na het onderzoek of interne evaluatie voortdurende ernstige meningsverschillen tussen de (mede) behandelend specialisten en/of leidinggevenden op de betrokken zorgafdelingen?
Wanneer dergelijke meningsverschillen een (mogelijk) risico ten aanzien van de patiëntveiligheid met zich meebrengen, zal de IGZ passende maatregelen uit het haar ter beschikking staande handhavingsinstrumentarium treffen.
Onderschrijft u het volgende: los van de verplichting van zorginstellingen calamiteiten aan de IGZ te melden, rust er op alle werkenden in de zorg de plicht om incidenten intern te melden, zodat na analyse verbeteringen kunnen worden doorgevoerd en zo de patiëntveiligheid kan worden verbeterd (te denken valt bijvoorbeeld aan het «blame free» melden van het inbrengen of hanteren van een verkeerd medisch hulpmiddel, het niet tijdig reageren op een te bewaken ernstig afwijkende parameter, het niet tijdig verschijnen van een om zijn/haar advies opgeroepen arts, niet naar behoren werkende apparatuur enz.)?
Ja. Mijn beleid is er op gericht dat alle zorgprofessionals misstanden in de zorg veilig moeten kunnen melden. Meldingen zie ik als een belangrijke bron om veilig werken te bevorderen. Binnen het veiligheidsmanagementsysteem (VMS) is het mogelijk om incidenten te melden met een papieren of geautomatiseerd meldingensysteem (VIM-systeem). Het VIM beoogt een lerende organisatie te creëren, waarbij met een «blame free» attitude naar de organisatie wordt gekeken.
Wat is het beleid van de IGZ, wanneer uit een calamiteitenrapportage blijkt dat zich in de zorg meerdere incidenten hebben voorgedaan die voor interne incidentmelding in aanmerking kwamen, maar waarbij kennelijk geen meldingen hebben plaats gevonden en waarbij ook achteraf kennelijk niemand daar betrokkenen op heeft aangesproken?
Zie mijn antwoord op vraag 8. Wanneer de calamiteitenrapportage nadere vragen bij de IGZ oproept, dan kan de IGZ om aanvullend onderzoek vragen of zelf onderzoek doen.
Wat is het beleid van de IGZ wanneer zij informatie krijgt waaruit valt te vrezen dat het intern en extern door een ter zake deskundige melden van serieuze risico’s voor patiënten, van calamiteiten of zelfs van misstanden in een zorginstelling geen aanleiding blijkt tot kritisch onderzoek en gelijktijdige bescherming en waardering van de melder, maar eerder of potentieel tot een voor de melder bedreigende situatie?
Het beleid van de IGZ is erop gericht de melder te beschermen. Het komt regelmatig voor dat de naam van de melder bij de IGZ bekend is maar dat de melder niet wil dat zijn of haar naam bekend wordt bij de betreffende zorgaanbieder. In dat geval bekijkt de IGZ de wenselijkheid en mogelijkheid om de melding toch te onderzoeken zonder daarbij de anonimiteit direct of indirect te schaden. De IGZ bespreekt de (on)mogelijkheden van het onderzoeken van anonieme meldingen met de melder en zal altijd zo zorgvuldig mogelijk omgaan met tot de melder herleidbare informatie, zowel richting zorgaanbieder als bij het vastleggen van informatie.
Wat is het beleid van de IGZ ten aanzien van de bescherming van de belangen van een dergelijke melder?
Zie mijn antwoord op vraag 14.
Hoe komt de IGZ tot de conclusie dat het te slecht gesteld is met de veiligheidscultuur in een zorginstelling (niet voldaan wordt aan de Nederlandse Technische Afspraak (NTA) voor het veiligheidsmanagementsysteem (VMS) in situaties dat hiervoor gevreesd moet worden)?
Het VMS geeft aan welke stappen ziekenhuizen per jaar moeten zetten om het VMS te implementeren, ook op het aspect van veiligheidscultuur. De IGZ houdt toezicht op de voortgang van de implementatie van het VMS. Dit doet zij door middel van het verzamelen van gegevens en toetsing daarvan tijdens inspectiebezoeken. Daarbij bevraagt de IGZ de zorginstelling op verschillende cultuuraspecten en toetst zij of de beoogde verbeteracties met betrekking tot de veiligheidscultuur aantoonbaar gerealiseerd worden. Een overzicht van de recente bevindingen heeft de IGZ gepubliceerd in haar rapport van november 2012, «Accreditatie van het veiligheidsmanagementsysteem in ziekenhuizen is haalbaar, van integraal risicomanagement is nog geen sprake».
Wat onderneemt de IGZ als in de zorgsector de conclusie moet worden getrokken dat een organisatie te groot is om tot duurzame verbetering te komen? Welke maatregelen onderneemt ze dan?
Wanneer de IGZ tot de conclusie komt dat een zorginstelling niet voldoet aan de voorwaarden voor verantwoorde zorg, treft zij passende maatregelen, zoals verscherpt toezicht of geeft zij mij een advies tot aanwijzing. In de huidige situatie heeft de IGZ geen bevoegdheden om maatregelen te treffen gericht op het veranderen van de grootte van een zorginstelling.
Het Wetsvoorstel continuïteit, fusies en opsplitsing heb ik op 10 mei 2012 naar de Tweede Kamer gestuurd, waarmee ik de mogelijkheid creëer om een opsplitsingsbevoegdheid in te zetten op advies van de IGZ. Gelet op de ingrijpendheid van deze bevoegdheid, is in het ontwerp opgenomen dat van deze bevoegdheid pas gebruik mag worden gemaakt indien er geen minder ingrijpende middelen meer voor handen zijn waarmee de kwaliteit weer op orde kan worden gebracht. Deze bevoegdheid dient dan uitsluitend als «ultimum remedium» en kan niet eerder worden ingezet dan nadat door de NZa een rapportage is uitgebracht die toeziet op de bedrijfskundige effecten van de inzet van deze bevoegdheid voor de betreffende zorgaanbieder.
Kindslaven afkomstig uit Afghanistan |
|
Myrthe Hilkens (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Nederland mogelijk doorvoerland voor kindslaven?1
Ja.
Welke reden heeft de Marechaussee gehad om aan te nemen dat sprake is van doorvoer van «dancing boys» of kindslaven naar Scandinavië? Zijn er nog andere aanwijzingen dan het feit dat de laatste jaren meer Afghanen via Nederland naar Scandinavië reizen? Zo ja, welke?
De Koninklijke Marechaussee (KMar) heeft bij de uitvoering van de grensbewaking en bij het Mobiel Toezicht Veiligheid geconstateerd dat Afghaanse vreemdelingen een relatief groot aandeel vormen binnen de groep illegale vreemdelingen die jaarlijks worden aangetroffen in Nederland. Bij een deel van de staande gehouden personen gaat het om minderjarige mannelijke vreemdelingen die aangeven op doorreis te zijn naar een van de Scandinavische landen. Deze bevindingen, en de intensivering van de samenwerking tussen de KMar en de Nationale Politie (in oprichting), hebben geleid tot het uitvoeren van een gezamenlijke actie. Het doel van deze actie is inzicht te krijgen in het al dan niet bestaan van mensensmokkel en/of -handel binnen deze specifieke groep. De uit deze gezamenlijke actie verkregen informatie wordt momenteel geanalyseerd.
Zijn de Afghanen die de marechaussee controleert minderjarige jongens die als «dancing boys» moeten gaan werken bij rijke Afghanen of ook meerderjarigen die gezien kunnen worden als kindersmokkelaars of kinderhandelaars?
Onder de Afghaanse vreemdelingen die door de KMar zijn staande gehouden bevinden zich zowel minderjarige als meerderjarige vreemdelingen. De KMar onderzoekt wat de motieven zijn voor de betreffende groep vreemdelingen om via Nederland te reizen naar een van de Scandinavische landen.
Waarom is het enkele feit dat Afghanen op doorreis zijn naar Scandinavië een aanwijzing dat sprake kan zijn van doorvoeren van kindslaven? Welke aanwijzingen heeft u gehad om dit te veronderstellen?
Het enkele feit dat een minderjarige Afghaanse vreemdeling bij aantreffen aangeeft op doorreis te zijn naar Scandinavië betekent niet dat er sprake hoeft te zijn van de doorvoer van kindslaven. Het kan echter wel aanleiding vormen om nader onderzoek te doen of er mogelijkerwijs sprake is van mensensmokkel of -handel.
Hebt u aanwijzingen dat in Nederland ook «dancing boys» werkzaam zijn en dat deze jongens worden misbruikt? Zo ja, welke stappen heeft u ondernomen om deze jongens te beschermen? Zo nee, komt dat omdat er geen «dancing boys» zijn of omdat deze groep «onzichtbaar» is in onze samenleving?
Het Openbaar Ministerie heeft mij gemeld dat bij het Landelijk Parket geen zaken bekend zijn die betrekking hebben op deze problematiek. Gelet hierop ligt het niet in de rede om dit onderwerp op dit moment met de Afghaanse gemeenschap te bespreken.
Als het om een onzichtbare groep kinderen gaat, wat kan worden gedaan om deze jongens toch te bereiken? Bent u in overleg met de Afghaanse gemeenschap om dit probleem en de omvang daarvan zichtbaar te maken?
Zie antwoord vraag 5.
Namaak goede doelen in de zorg |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u de uitzending over namaak goede doelen in de zorg gehoord?1
Ja.
Bent u ook geschrokken van de vermeende misleiding van mensen en foutieve medische info op de sites van «namaak» goede doelen?
Het kabinet vindt het ongewenst dat mensen worden misleid en dat foutieve medische informatie wordt verstrekt, of dit nu via sites van namaak goede doelen gebeurt of anderszins. Het kabinet vindt dat welwillende goede doelen niet mogen lijden onder de activiteiten van instellingen die zich weliswaar als goed doel presenteren, maar kwade bedoelingen hebben. In het convenant «Ruimte voor geven»2 dat de overheid met de Stichting Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (SBF) heeft gesloten, is daarom afgesproken een gezamenlijke visie te presenteren over toezicht en transparantie in de filantropische sector. Deze visie is op 20 september 2012 aan de Tweede Kamer aangeboden3. Als uitgangspunt geldt: overheidsingrijpen waar het moet, zelfregulering waar het kan. De in de visie genoemde maatregelen leiden in de ogen van het kabinet tot een stelsel van transparantie en toezicht dat bijdraagt aan de betrouwbaarheid van de sector. Met de gezamenlijke visie is een belangrijke vervolgstap gezet naar verdere verbetering, waar de sector ook van harte en serieus mee aan de slag gaat. Nu onmiddellijk, nog voordat enige ervaring is opgedaan met de implementatie van de visie, nieuwe eisen toevoegen aan het convenant past daarbij slecht.
Deelt u de mening dat welwillende goede doelen niet onder de kwade mogen leiden en dat daarom strikte regels moeten gaan gelden, verwerkt in een keurmerk opgesteld en gehandhaafd door de sector, met in tweede instantie een check door de overheid?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid extra eisen aan toe te voegen het convenant «Ruimte voor geven» (waarin de de filantropische sector samen met ministeries van Veiligheid en Justitie en van Financiën regels opstelt ter bevordering van transparantie en betrouwbaarheid van de goede doelen sector), te weten transparantie van inkomen, inzicht in besteding van geld qua inhoud en financiën, het voorkomen van belangenverstrengeling en strikt toezicht en handhaving?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat alleen goede doelen die niet aan de strenge eisen voldoen niet in aanmerking mogen komen voor de status van Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI's) waarvoor belastingvoordeel geldt?
Ja, de ANBI-status behoort alleen toe te komen aan goede doelen die aan de gestelde voorwaarden voldoen.
Het bericht dat Turkije het hoogste aantal journalisten opgesloten heeft |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Knapen (CDA) , Uri Rosenthal (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat Turkije het hoogste aantal journalisten ter wereld opgesloten heeft?1
Ja.
Wat is uw oordeel over de conclusies van het «Committee to Protect Journalists»?
De conclusies van het «Committee to Protect Journalists» en de ontwikkelingen op het gebied van persvrijheid tonen aan dat de vrijheid van meningsuiting en mediavrijheid beter verankerd dienen te worden. U bent geïnformeerd in de Kabinetsappreciatie van 26 oktober jl. van het uitbreidingspakket van de Europese Commissie van 2012, waar ook de jaarlijkse voortgangsrapportage over Turkije deel van uitmaakt. In deze voortgangsrapportage spreekt de Europese Commissie expliciet haar zorgen uit ten aanzien van de persvrijheid in Turkije in verband met onder meer de gevangenneming van journalisten. De Turkse regering heeft op dit terrein nieuwe hervormingen aangekondigd. Het is vooralsnog onduidelijk welke concrete wetswijzingen deel zullen uitmaken van dit vierde juridische hervormingspakket.
Hoe beoordeelt u de ontwikkeling die Turkije op dit gebied doormaakt?
Zie antwoord vraag 2.
Worden deze journalisten mede op basis van artikel 301 uit het Turks wetboek veroordeeld?
Het Turkse ministerie van Justitie heeft laten weten dat er op dit moment geen journalist gevangen zit op basis van artikel 301. Dit artikel kan overigens alleen via een verzwaarde procedure, met expliciete instemming van de minister van Justitie, in de tenlastelegging worden opgenomen. Veroordelingen op artikel 301 komen in Turkije nauwelijks meer voor.
Bent u voornemens de Europese Commissie te vragen om in haar appreciatie van Turkije expliciet een oordeel te geven over de huidige persvrijheid in relatie tot het aantal gevangen journalisten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat dit onderwerp constante aandacht verdient, ook binnen de bilaterale dialoog met Turkije? Zo ja, kunt u aangeven op welke momenten u het afgelopen jaar met de Turkse autoriteiten hebt gesproken over de beperkte persvrijheid in het land?
Ja, dit onderwerp verdient en krijgt mijn voortdurende aandacht. Dit onderwerp is opgebracht tijdens de Wittenburgconferentie met Turkije in maart en bij het Staatsbezoek van President Gül aan Nederland in april 2012.
Kent u de berichten over de constatering van een VN «Group of Experts» dat Rwanda en Oeganda directe militaire steun geven aan de «M23» guerrillastrijders in Congo?1
Ja.
Wat is uw reactie op de constatering van de VN «Group of Experts»?
Op 17 oktober jl. zijn conclusies uit het concept-eindrapport van de VN-Group of Experts uitgelekt in de media. Aangezien wij geen kennis hebben kunnen nemen van het volledige eindrapport, is het op dit moment nog niet mogelijk om tot een afgewogen oordeel over het rapport te komen of om nieuwe maatregelen te overwegen.
Op welke manier weegt u deze nieuwe bevindingen van de «Group of Experts» mee in beoordeling van de relatie met Rwanda en Oeganda, zoals u hebt toegezegd in antwoord op eerdere vragen?2 Geeft het stevige oordeel van de «Group of Experts» aanleiding om de relatie met deze landen te herzien, bijvoorbeeld door de (nu opgeschorte) sectorale steun aan Rwanda definitief stop te zetten?
Zie antwoord vraag 2.
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat rebellen dit jaar ongeveer 5 000 vrouwen hebben verkracht in de oostelijke provincie Noord-Kivu in Congo en dat mensen worden ontvoerd en gedwongen te vechten voor de rebellen?3 Hoe beoordeelt u de huidige mensenrechtensituatie in Congo?
Ja. De mensenrechtensituatie in met name het Oosten van de Democratische Republiek Congo is momenteel zeer verontrustend. Mensenrechtenschendingen zoals vermeld in het door u genoemde bericht vinden op grote schaal plaats. Ook de straffeloosheid die hiermee gepaard gaat is zorgelijk.
Wat is, naast bovenstaande bevindingen over extern gedrag door Rwanda, uw reactie op de inhoud van het rapport van Amnesty International over de interne mensenrechtensituatie in Rwanda, waar onder meer melding wordt gemaakt van het vasthouden van mensen in illegale detentie in geheime gevangenissen, marteling tijdens illegale detentie, gebrek aan toegang tot medische hulp voor gedetineerden en gebrek aan een eerlijke rechtsgang?4 Hoe beschouwt u deze conclusies in het licht van de Nederlandse steun aan de Rwandese justitiesector, die tijdelijk is opgeschort? Geven deze conclusies aanleiding om de steun definitief op te schorten?
De door Amnesty genoemde zaken betreffen deels feiten die reeds in 2010 aan het licht kwamen en die Nederland, mede in EU-verband, bij verschillende gelegenheden bij de Rwandese autoriteiten onder de aandacht bracht. De Nederlandse steun aan de justitiesector heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van deze sector en biedt ruimte om de dialoog aan te gaan over verdere verbeteringen. Het besluit tot aanhouding van de begrotingssteun aan de justitiesector staat hier geheel los van.
Hoe beoordeelt u de zorgen van Amnesty International over het proces tegen de politica Victoire Ingabire, onder meer dat rechters vragen van de verdediging niet hebben toegelaten, dat rechters niet hebben doorgevraagd op de situatie dat medeverdachten belastende verklaringen hebben afgegeven tijdens hun verblijf in Kamp Kami, een militair kamp waar mensen illegaal werden vastgehouden en gemarteld, en dat de bewijslast voor eventuele marteling bij de verdachte ligt? Zet Nederland in op een eerlijk proces voor Victoire Ingabire? Zo ja, op welke manier?
De zorgen van Amnesty over het proces tegen Victoire Ingabire zijn ons bekend. De Nederlandse ambassade in Rwanda heeft het proces tegen Victoire Ingabire samen met partners nauwlettend gevolgd. Vooralsnog is er geen reden om aan te nemen dat het proces als geheel niet eerlijk is verlopen.
Hoe geeft Nederland de relatie vorm met Rwanda, nu dat land onlangs lid is geworden van de Veiligheidsraad? Dringt Nederland aan op naleving van internationale normen en mensenrechtenverdragen, zeker in het licht van bovenstaande schendingen van mensenrechten?
Nederland dringt in de bilaterale relatie met Rwanda regelmatig aan op naleving van internationale normen en mensenrechtenverdragen. Nu Rwanda per 1 januari 2013 toetreedt tot de VN-Veiligheidsraad zullen de ogen van de internationale gemeenschap nog sterker gericht zijn op de naleving van internationale normen en verdragen door dat land.
Een mogelijke preventieve aanval op Iran |
|
Harry van Bommel |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Uri Rosenthal (VVD) |
|
Kent u het bericht ««Britten weigeren VS hulp bij voorbereiden aanval op Iran»»?1
Ja.
Is Nederland, net als Groot-Brittannië, formeel of informeel door de Verenigde Staten benaderd om op enigerlei wijze mee te werken aan de voorbereidingen van de Verenigde Staten voor een mogelijke aanval op Iran? Indien ja, wat is er precies gevraagd en hoe heeft Nederland hier op gereageerd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee.
Heeft Nederland op enigerlei wijze reeds meegewerkt aan de voorbereidingen van de Verenigde Staten dan wel Israël voor een mogelijke aanval op Iran? Indien ja, hoe is hier precies aan meegewerkt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee.
Bent u bekend met het juridisch advies van het Britse ministerie van Justitie dat stelt dat een preventieve aanval op Iran tegen het internationaal recht indruist omdat het land nu geen «duidelijk en dringend» gevaar vormt? Indien ja, kunt u dit aan de Kamer beschikbaar stellen? Indien neen, bent u bereid u hiervan op de hoogte te laten stellen door uw Britse collega’s en het vervolgens met de Kamer te delen?
Nee, het interne Britse juridisch advies is mij niet bekend. Ik zie geen aanleiding Britse juridische advisering op te vragen.
Deelt u de opvatting in het Britse juridisch advies dat een aanval op Iran op dit moment indruist tegen het internationaal recht? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Dit advies is mij niet bekend.
Beschikt u momenteel over een juridisch advies of wordt er momenteel gewerkt aan een juridisch advies van bijvoorbeeld de externe volkenrechtelijk adviseur van het ministerie van Buitenlandse Zaken, professor André Nollkaemper, en/of van de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken met betrekking tot een mogelijke preventieve aanval op Iran? Indien neen, bent u bereid de externe volkenrechtelijk adviseur en/of de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken om dit advies te vragen? Indien neen, waarom niet? Bent u bereid, indien u reeds over een juridisch advies hierover beschikt, dit met de Kamer te delen? Indien neen, waarom niet. Kunt u uw antwoord toelichten?
Intern is schriftelijk geadviseerd over volkenrechtelijke vragen met betrekking tot mogelijk preëmptief of preventief optreden. Dergelijke interne juridische adviezen dienen vertrouwelijk te blijven voor een onbelemmerde interne meningsvorming. Zie overigens ook de regeringsreactie op het AIV/CAAV-advies «Preëmptief optreden» dd. 29 oktober 2004. De kern hiervan is overgenomen in de notitie «Rechtsgrondslag en mandaat van missies met deelname van Nederlandse militaire eenheden» dd. 22 juni 2007 (TK 29 521, nr. 41 (2007)).
Deelt u de opvatting dat Nederland geen enkele medewerking moet verlenen aan welk land dan ook ter voorbereiding van een preventieve aanval op Iran? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voorbereidingen voor een preventieve aanval op Iran zijn mij onbekend. Er is dus geen sprake van Nederlandse medewerking bij dergelijke voorbereidingen.
Massale hongerstaking in Turkse gevangenissen |
|
Harry van Bommel |
|
Uri Rosenthal (VVD) |
|
Bent u bekend met het feit dat circa 700 Koerdische gevangenen in Turkije in hongerstaking zijn sinds 12 september jl.?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de melding van de mensenrechtenorganisatie IHD dat er berichten zijn dat de hongerstakers geslagen en geïsoleerd zijn en dat hen vitamine B1, zout en suikerwater wordt onthouden?
In de voortgangsrapportage van de Europese Commissie van 10 oktober 2012 constateert deze dat er de laatste tijd sprake is van een zekere verbetering, maar dat omstandigheden in detentiecentra en gevangenissen in Turkije nog steeds variëren. De Europese Commissie constateert ook dat hierbij inadequate behandeling van gevangenen nog steeds voorkomt. Het kabinet is van mening dat Turkije deze constatering van de Commissie ter harte moet nemen.
De Turkse autoriteiten weerspreken de berichten dat de hongerstakers geen adequate medische voorzieningen krijgen. Zowel premier Erdoğan als minister van Justitie Ergin hebben gezegd dat medische voorzieningen beschikbaar zijn voor hongerstakers die dat nodig hebben. Op 24 oktober heeft minister Ergin een bezoek aan hongerstakers in een gevangenis in de buurt van Ankara gebracht. Op 1 november heeft de Turks parlementaire commissie voor Mensenrechten een bezoek gebracht aan een aantal hongerstakers om zich een beeld te vormen van hun situatie.
Is het waar dat het Turkse Ministerie van Justitie artsen de toegang tot de hongerstakers heeft geweigerd? Acht u dit in overeenstemming met internationaal aanvaarde normen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting van Koray Caliskan van de Istanbul Bosporus Universiteit dat de eisen van de hongerstakers om zich in het Koerdisch te mogen verdedigen voor de rechtbank, evenals het recht op onderwijs in het Koerdisch, gerechtvaardigd zijn? Indien neen, waarom niet?
Nederland steunt verbetering van de politieke, economische en sociaal-culturele positie van minderheden in Turkije, waaronder de Koerdische gemeenschap. In de voortgangsrapportage van de Europese Commissie van 10 oktober 2012 signaleert deze dat het huidige constitutionele herzieningsproces in Turkije de gelegenheid biedt om langlopende kwesties, zoals de Koerdische in goede banen te leiden. Hieronder vallen ook kwesties als taal en cultuur. Het kabinet deelt de mening dat dit herzieningsproces hiertoe een uitgelezen kans biedt.
Deelt u de opvatting dat er gezien de duur van de hongerstaking sprake is van een kritieke situatie waar zo snel mogelijk een einde aan moet komen? Indien ja, bent u bereid om contact te zoeken met uw Turkse ambtsgenoot om uw zorgen kenbaar te maken en aan te dringen op een oplossing?
Nederland zal zowel bilateraal als samen met de Europese Commissie aandacht aan de positie van de Koerden blijven besteden. De recente hongerstaking vormt hiertoe een extra aansporing. Deze onderstreept nog eens de noodzaak om enerzijds de omstandigheden in detentiecentra te verbeteren en anderzijds te komen tot een politieke oplossing van het Koerdisch vraagstuk.
Het bericht dat leden van Al Shabaab terugkeren uit Somalië naar onder andere Kenia |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Agnes Mulder (CDA) |
|
Uri Rosenthal (VVD), Knapen (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat leden van Al Shabaab terugkeren uit Somalië naar onder andere Kenia?1
Ja.
Is bekend hoeveel oud-strijders Somalië hebben verlaten en naar Kenia zijn getrokken? Is er informatie over de verspreiding naar andere landen in de Arabische regio?
Aangezien Al Shabaab in de afgelopen maanden nadrukkelijk in het defensief is gedrongen, is het aannemelijk dat een deel van de strijders zijn toevlucht heeft genomen naar landen in de regio. Met name Jemen en Kenia worden in dat verband genoemd. Tegelijkertijd bestaat de indruk dat een deel van de strijders is uitgeweken naar andere gebieden in Somalië, zoals Puntland en Somaliland. Ook zijn er berichten dat strijders zich hebben afgekeerd van Al Shabaab, en verspreid zijn teruggekeerd naar hun plaats van herkomst. Ik beschik niet over exacte aantallen of gedetailleerde informatie over de verspreiding.
Is er sprake van versterkte samenwerking tussen verschillende Jihadistische bewegingen in de regio? Zo ja, hoe ziet die samenwerking er uit? Welke gezamenlijke initiatieven nemen betrokken landen om deze samenwerking te voorkomen?
Er wordt algemeen aangenomen dat er sprake is van een opportunistische, tactische vorm van samenwerking (bijv. ad-hoc trainingsactiviteiten). Van structurele, strategische samenwerking lijkt geen sprake. De landen in de regio hebben verschillende initiatieven genomen in de bestrijding van terrorisme. De African Union Mission in Somalia (AMISOM) bestaat uit vredestroepen van verscheidene landen uit de regio (Uganda, Burundi, Djibouti en Kenia) en voert een offensief tegen Al Shabaab in Somalië. Daarnaast bevorderen regionale organisaties als de East African Community (EAC) en de Common Market for Eastern and Southern Africa (COMESA) de samenwerking met betrekking tot zaken als grenscontrole, onderzoek en informatiedeling tussen veiligheidsdiensten. In het kader van de Intergovernmental Authority on Development (IGAD) worden juridische instrumenten ontwikkeld om de samenwerking in de regio te versterken (rechtshulp en uitleveringsverdragen).
Klopt de aanname uit het artikel dat er zich ook Europese burgers bevinden onder deze Al Shabaab strijders? Is er ook sprake van betrokkenheid van Nederlanders?
Er zijn al geruime tijd berichten dat er zich Europese burgers bevinden onder de Al Shabaab strijders. Het is niet uit te sluiten dat zich daaronder ook personen met de Nederlandse nationaliteit bevinden.
Vindt hierover overleg plaats met de Keniaanse autoriteiten? Zo nee, waarom niet?
In de politieke dialoog met de Keniaanse autoriteiten speelt de veiligheidssituatie, inclusief de dreiging van terrorisme, een belangrijke rol. Deze dialoog wordt zowel bilateraal als in EU-verband gevoerd.
Klopt de constatering dat verdachten van terrorisme vaak niet worden opgepakt als gevolg van corruptie bij de Keniaanse politie?
De Keniaanse autoriteiten zijn actief in het opsporen, arresteren en vervolgen van terrorismeverdachten, en hebben daarmee veel aanslagen voorkomen. Hiermee is echter nog geen sprake van een effectief en gecoördineerd beleid voor terrorismebestrijding. In hoeverre dit te wijten is aan corruptie binnen het politieapparaat is moeilijk te bepalen. In elk geval is er aanleiding kritisch naar het functioneren van de politie te kijken. Daarbij mag niet uit het oog worden verloren dat de bestrijding van terrorisme een veelzijdige en moeilijke opgave is.
Op welke manier is er binnen de ontwikkelingsrelatie met Kenia aandacht voor de samenwerking tegen terrorisme en hoe wordt samengewerkt met de Keniaanse politie om haar effectiviteit op dit gebied te vergroten?
In aanvulling op de in antwoord op vraag 5 genoemde politieke dialoog steunt Nederland het Zuid-Afrikaanse Institute for Security Studies, dat een regionaal trainingsprogramma voor politie en aanklagers gericht op terrorismebestrijding uitvoert. Daarnaast draagt Nederland onder meer via Keniaanse civil society organisaties bij aan het proces van politiehervorming.
De aanslag op Denis Mukwege in Congo |
|
Jasper van Dijk |
|
Uri Rosenthal (VVD), Knapen (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «An attack on one of my heroes, dr. Denis Mukwege»?1
De aanval op de beroemde Congolese gynaecoloog Denis Mukwege wordt terecht afschuwelijk genoemd. Mensenrechtenverdedigers als Mukwege zijn zeldzaam. Hij heeft met zijn werk in het Panzi ziekenhuis in Bukavu duizenden slachtoffers van verkrachting geholpen en hierdoor bijgedragen aan het verlichten van het leed van duizenden vrouwen in Oost-Congo. Mensenrechtenverdedigers moeten in veiligheid en vrijheid hun werk kunnen doen. Overheden moeten zorgdragen voor hun veiligheid, zeker als deze in het gedrang komt.
Bent u bereid de aanslag publiekelijk te veroordelen, ter ondersteuning van dr. Mukwege?
De voormalige Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken heeft op 27 oktober deze aanval scherp veroordeeld.
Bent u tevens bereid onze ambassadeur in Congo te verzoeken een bezoek te brengen aan dr. Mukwege om hem een hart onder de riem te steken?
Dr. Mukwege is inmiddels met zijn gezin op kosten van de Europese Unie in veiligheid gebracht. De Nederlandse ambassade heeft de EU Protection Desk voor bedreigde mensenrechtenverdedigers in Bukavu gevraagd het Panzi Ziekenhuis te helpen bij het beveiligen van hun medewerkers.
Bent u tot slot bereid alles in het werk te stellen om dit soort aanslagen op mensenrechtenverdedigers in Congo tegen te gaan? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u hiertoe?
Nederland zal samen met EU-partners bij de Congolese autoriteiten blijven aandringen op betere bescherming van mensenrechtenverdedigers als Dr Mukwege. Daarnaast dragen de hierboven genoemde EU protection Desk, maar ook de Protection Unit van de MONUSCO actief bij aan de veiligheid van mensenrechtenverdedigers.
Het bericht dat het LangeLandZiekenhuis overgenomen wordt |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Loek Winter neemt LangelandZiekenhuis over»?1
Ik ben bekend met de financiële problemen van het LangeLand Ziekenhuis. De Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht hebben in samenspraak een keuze gemaakt voor de heer Winter voor de overname van het ziekenhuis. Ik heb hierbij geen rol.
Wat is de verklaring voor de financiële problemen en het dreigende faillissement van het LangeLandZiekenhuis? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het ziekenhuis heeft aangegeven dat er sinds 2010 sprake is van een negatief operationeel resultaat. Door het negatieve resultaat gedurende deze jaren is het eigen vermogen geslonken en zal naar verwachting per eind 2012 negatief zijn. Daarnaast heeft het ziekenhuis laten weten dat, met in het verleden te veel ontvangen gelden van de zorgverzekeraars, lange termijn investeringen zijn gedaan in het ziekenhuis. Ze geven aan dat het waarschijnlijk niet gaat lukken om deze schulden op korte termijn te voldoen.
Is er een verband met de uitreding van het LangeLandZiekenhuis uit de A-12 coöperatie met de financiële problemen waarmee het ziekenhuis kampt? Wilt u uw antwoord toelichten?2
Het ziekenhuis maakt sinds 2008 deel uit van de A12 coöperatie. Het doel van deelname aan de coöperatie was het leveren van betere zorg tegen lagere kosten. Volgens informatie van het ziekenhuis is inmiddels gebleken dat lidmaatschap van de coöperatie financiële problemen niet heeft kunnen voorkomen en dat de coöperatiepartners de problemen van het ziekenhuis niet kunnen oplossen. Daarom heeft het ziekenhuis gezocht naar een partner die mogelijk wel een oplossing voor de financiële problemen kan vinden.
Is u bekend hoe lang het LangeLandZiekenhuis financiële problemen heeft en hoe hoog de schuld is? Zo nee, bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
Het ziekenhuis heeft aangegeven dat de financiële problemen al spelen sinds 2010, toen voor het eerst sprake was van een negatief operationeel resultaat. De bankschuld bedraagt op dit moment ruim € 44 miljoen. Daarnaast dient € 23 miljoen overschotfinanciering terugbetaald te worden aan de zorgverzekeraars.
Heeft het LangeLandZiekenhuis een beroep gedaan op het College Sanering Zorginstellingen met betrekking tot de benarde financiële positie? Heeft de financiële positie van het LangeLandZiekenhuis te maken met het uitblijven bevoorschotting van zorgverzekeraars?
Het ziekenhuis heeft mij laten weten dat ze geen beroep hebben gedaan op het College Sanering Zorginstellingen en dat de financiële positie van het ziekenhuis niets te maken heeft met het uitblijven van bevoorschotting door zorgverzekeraars.
Heeft het ziekenhuis al vergoedingen gekregen voor zorg die in 2012 is geleverd? Is u bekend of de financiële problemen van het LangeLand Ziekenhuis de kwaliteit van zorg en behandelingen beïnvloeden? Zo nee, bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
Het ziekenhuis heeft aangegeven dat er al declaraties ingediend en betaald zijn over 2012.
De IGZ heeft in de afgelopen maanden het LangeLand ziekenhuis meerdere malen bezocht en uitvoerig gesproken over de problemen die het ziekenhuis heeft en de mogelijk daaruit voortvloeiende gevolgen voor de kwaliteit van zorg. Om de kwaliteit van zorg te waarborgen heeft de bestuurder de IGZ eerder een aantal maatregelen toegezegd met name gericht op het reduceren van risicovolle situaties in de patiëntenzorg. Deze zijn door het ziekenhuis nagekomen. Zie ook mijn antwoord op vraag 18.
Hoeveel personeel is er ontslagen nadat private ondernemer Loek Winter de IJsselmeerziekenhuizen heeft overgenomen? Klopt het bericht dat de heer Winter alle onrendabele functies heeft afgestoten en 1/3 van het personeel heeft ontslagen?3 Zo ja, wat is uw oordeel daarover? Zo neen, hoe zit het dan precies?
De Raad van Bestuur van de IJsselmeer ziekenhuizen heeft aangegeven dat de Stichting IJsselmeer ziekenhuizen op 31 december 2008 890 FTE in dienst had. In de jaarrekening van 2009 is vermeld dat hiervan 50 FTE boventallig is verklaard in 2009. Op 31 december 2009 was er, na het verdwijnen van 50 FTE boventallig personeel en 39 FTE door natuurlijk verloop, 801 FTE in dienst. Van het boventallig verklaarde personeel had 95% per eind 2009 reeds een andere baan gevonden. De boventalligheid heeft plaatsgevonden bij de bedrijfsvoering (Bedrijfsbureau, Facilitair Bedrijf, Financiën, ICT, P&O) en door het reduceren van een tweetal management lagen, ofwel allemaal op de niet-medische functies. Er is 5,6% van het personeel boventallig verklaard.
Daarnaast geeft de Raad van Bestuur van de IJsselmeer ziekenhuizen aan dat het bericht dat alle onrendabele functies zijn afgestoten en 1/3 van het personeel ontslagen is niet klopt. Slechts «hoog complex, hoog risico» zorg is afgestoten en ondergebracht bij andere ziekenhuizen, conform de richtlijnen van de verschillende medische beroepsverenigingen.
Het ziekenhuis geeft aan dat de Stichting IJsselmeer ziekenhuizen per eind september 2012 809 FTE in dienst heeft; meer dan eind 2009. Per saldo zijn er dus banen gecreëerd door het ziekenhuis, zelfs na het afstoten van een aantal onderdelen, welke in 2009 nog wel onderdeel vormden van het ziekenhuis.
Wat vindt u van het volgende signaal dat Abvakabo FNV afgeeft: «In de laatste jaren ziet Abvakabo FNV nog een zorgwekkende ontwikkeling bij de voormalige IJsselmeer ziekenhuizen. Een toenemend aantal niet zorggebonden functies wordt ondergebracht in aan de IJsselmeerziekenhuizen gelieerde BV’s waarin de MC Groep van Loek Winter een meerderheidsbelang heeft. Deze ontwikkeling leidt niet onmiddellijk tot verlies van werkgelegenheid, maar wel tot een uitholling van de arbeidsvoorwaarden van ziekenhuismedewerkers. Zij worden niet langer uitbetaald volgens de cao Ziekenhuizen, maar op basis van minder goede bedrijfsregelingen. Dit geldt niet alleen voor medewerkers van allerlei facilitaire diensten, maar ook voor paramedisch personeel als fysiotherapeuten en diëtisten»?4
De Raad van Bestuur van de IJsselmeer ziekenhuizen heeft aangegeven dat het de visie van de IJsselmeer ziekenhuizen is om bij de medische of zorggebonden bedrijfsonderdelen die worden ondergebracht bij derden (omdat deze een betere kwaliteit leveren tegen lagere kosten), ook de zeggenschap daar te beleggen. Dit is bijvoorbeeld gebeurd met de fysiotherapeuten (6 medewerkers) en diëtisten (3 medewerkers), die werkzaam waren binnen het ziekenhuis. Noch de MC groep, noch een deelorganisatie daarvan heeft daar een meerderheidsbelang in.
Daarnaast heeft het ziekenhuis laten weten dat de medewerkers van het MC Facilitair Bedrijf, volgens marktconforme tarieven worden betaald. Deze marktconformiteit kan afwijken van de CAO-Ziekenhuizen, maar is conform wat bijvoorbeeld in de CAO-Schoonmaak of CAO-Horeca is afgesproken. De arbeidsvoorwaarden van de groep medewerkers, die eerder onder de CAO-Ziekenhuizen vielen, is voor de duur van het dienstverband gegarandeerd op het niveau van de CAO-Ziekenhuizen.
Is het waar dat de heer Winter als strategie om de kosten te drukken in het ziekenhuis in Lelystad, Emmeloord en Dronten niet medisch personeel afstoot en onderbrengt in aparte BV’s, waardoor de arbeidsvoorwaarden van het personeel onder druk komen te staan?
De Raad van Bestuur van de IJsselmeer ziekenhuizen heeft mij laten weten dat dit niet de strategie is van de IJsselmeer ziekenhuizen. Wel hebben de IJsselmeer ziekenhuizen voor wat betreft de facilitaire dienstverlening aansluiting gezocht met daarvoor vigerende marktconforme arbeidsvoorwaarden, die mogelijk af kunnen wijken van de CAO Ziekenhuizen. Arbeidsvoorwaarden voor personeel dat overgaat naar andere juridische entiteiten is, zoals onder het antwoord op vraag 8 beschreven, gegarandeerd.
Is u bekend of er door de financiële problemen ontslagen gaan vallen onder personeel van het LangeLandZiekenhuis? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
Het ziekenhuis heeft aangegeven dat op dit moment nog niet bekend is of er ontslagen gaan vallen.
Is de heer Winter van plan in het LangeLandZiekenhuis ook zoveel mogelijk facilitair en niet medisch personeel in aparte BV’s onder te brengen? Zo ja, wat is hierover uw oordeel?
Op dit moment zijn de plannen van de heer Winter nog niet bekend.
Hoe worden de arbeidsvoorwaarden van het personeel geborgd bij een ondernemer die gefocust is op het maken van winst?
De arbeidsvoorwaarden worden geborgd middels bekende mechanismen zoals conformeren aan CAO-Ziekenhuizen, inclusief de Algemeen Verbindend verklaring, advies en instemming van OR en de periodieke gesprekken met de vakverenigingen.
Vindt u dat, als het LangeLandZiekenhuis inderdaad door de heer Winter wordt overgenomen, er dan een goed sociaal plan moet komen, en dat er in ieder geval geen sprake kan zijn van gedwongen ontslagen?
Het is de verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur van het LangeLand Ziekenhuis om te zorgen voor een goede bedrijfsvoering, zodat de zorg op een kwalitatief goede en doelmatige manier wordt geleverd. Ik heb hierbij geen rol. Gezien de situatie bij het LangeLand Ziekenhuis, moeten er moeilijke keuzes gemaakt worden. Ik ga er vanuit dat de Raad van Bestuur daar zorgvuldig mee omgaat. Dat wil ondermeer zeggen dat de toepasselijke wet- en regelgeving wordt nageleefd. De ondernemingsraad moet bijvoorbeeld geconsulteerd worden over de plannen van het bestuur ten aanzien van het personeel. Wanneer er sprake zou zijn van ontslag van 20 of meer medewerkers tegelijkertijd, gelden ook voor het LangeLand Ziekenhuis de vereisten uit de Wet melding collectief ontslag (Wmco). Op grond van de Wmco moeten bijvoorbeeld de vakbonden worden geraadpleegd en toetst het UWV of het ontslag gegrond is. Verder zijn in hoofdstuk 15 van de CAO-Ziekenhuizen tal van afspraken vastgelegd die de werkgever in dergelijke gevallen minstens moet naleven.
Vindt u het acceptabel dat specialisten mogelijk aandeelhouder worden van een ziekenhuis, waardoor de schijn van belangenverstrengeling en het risico van overproductie en kwaliteitsverlies ontstaan? Bent u bereid maatregelen te nemen die dit onmogelijk maken? Zo neen, waarom niet?
Ik vind het belangrijk dat medisch specialisten inspraak hebben in en verantwoordelijkheid dragen voor het ziekenhuis. Dit kan bijvoorbeeld bereikt worden door medisch specialisten een aandeel te laten nemen in het ziekenhuis. Dat kan er voor zorgen dat artsen bij hun handelen niet slechts hun eigen belang of dat van de vakgroep afwegen, maar ook het belang van het gehele ziekenhuis. Hierdoor wordt onder andere het kostenbewustzijn van artsen gestimuleerd. Bijvoorbeeld in het geval dat een arts moet kiezen tussen twee protheses van gelijke kwaliteit, maar met een ongelijke prijs. Het is dan in belang van het ziekenhuis om de goedkoopste te kiezen. Door aandeelhouderschap worden artsen gestimuleerd om doelmatiger te werken en beter samen te werken met andere vakgroepen. Dat is goed voor de kwaliteit van de zorg en kan kosten besparen. Ik ben niet bezorgd over belangenverstrengeling, overproductie of kwaliteitsverlies als gevolg van aandeelhouderschap. Medisch specialisten hebben een grote mate van professionaliteit en zijn gehouden om goede zorg te verlenen. Het leveren van minder kwaliteit zou de naam en reputatie van het ziekenhuis schaden en dat zou niet in het belang van de artsen/aandeelhouders zijn. Overproductie wordt tegengegaan door goede inkoop van de zorgverzekeraar en – als vangnet – het macrobeheersingsinstrument.
In hoeverre vindt u het wenselijk dat er een netwerk van privaat gefinancierde ziekenhuizen ontstaat? Wat is het oordeel van de Nederlandse Zorgautoriteit en de Nederlandse Mededingingsautoriteit hierover?
Ik heb geen oordeel over de wijze van financiering van ziekenhuizen, anders dan dat dit zich binnen de bestaande regelgeving moet voltrekken. Over een eventuele overname van het LangeLand Ziekenhuis is nog geen definitief besluit genomen. Indien dit doorgang heeft, zal de overname moeten worden voorgelegd aan de NMa die deze dan zal beoordelen. Ook zal de NZa dan een zienswijze uitbrengen.
In hoeverre bent u betrokken bij de dreigende overname?
Ik heb hierbij geen rol. Ik ben niet verantwoordelijk voor de continuïteit van een individuele zorgaanbieder. Dat is de verantwoordelijkheid van het LangeLand Ziekenhuis zelf. Wel ben ik verantwoordelijk voor de continuïteit van cruciale zorg. Het LangeLand Ziekenhuis is echter niet nodig voor de continuïteit van de cruciale zorg.
Zijn er meer overnamekandidaten? Zo ja, welke?
Het ziekenhuis heeft aangegeven dat drie kandidaten zich de afgelopen maanden hebben gemeld bij het ziekenhuis. Alle kandidaten hebben de gelegenheid gekregen zich te presenteren aan de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht van het ziekenhuis. Op basis van deze presentaties hebben de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht in samenspraak een keuze gemaakt voor de heer Winter.
Is de Inspectie voor de Gezondheidszorg op de hoogte van de problemen binnen het LangeLandZiekenhuis en ziet zij strenger toe op de kwaliteit van zorg? Hoe wordt de kwaliteit en toegankelijkheid van het LangeLandZiekenhuis gewaarborgd?
Zie het antwoord op vraag 6.
Het borgen van de veiligheid in de zorg krijgt zijn invulling in afspraken die met de bestuurder worden gemaakt onder andere met betrekking tot hoog complexe behandeling en de afbakening in de spoedzorg. De IGZ monitort of deze afspraken door het ziekenhuis worden nagekomen.
Bent u bekend met het rapport van het Britse Office of Fair Trading (OFT) over betaal- en boekingskosten1 en de op basis daarvan in het Verenigd Koninkrijk eind 2011 goedgekeurde wetgeving2 die een einde maakt aan het «betalen om te betalen»?
Ja.
Vindt u de introductie van vergelijkbare wetgeving in Nederland wenselijk? Zo nee, waarom niet?
Bent u bekend met de Europese consumentenrichtlijn (2011/83/EU) waarin in artikel 19 wordt gesteld dat de kosten voor de consument niet de kosten voor de verkoper mogen overschrijden? Waarom geldt deze richtlijn niet voor aanbieders van passagiersvervoer (luchtvaart)? Zijn er andere sectoren uitgezonderd?
Deelt u de mening dat de doorberekende kosten voor betalingsverkeer niet boven de kostprijs behoren te liggen? Geldt er in Nederland een maximum voor de prijs die een bedrijf een consument mag berekenen voor het gebruik van een betaalpas, creditcard of een ander betaalmiddel of betaalwijze? Zo nee, zou u een dergelijke maximumprijs wenselijk vinden?
Bent u bekend met de hoge boekingskosten bij luchtvaartmaatschappijen zoals Ryanair, Easyjet, KLM en Lufthansa, bij gebruik van een creditcard oplopend tot € 15 per ticket voor een enkele reis, waarbij in sommige gevallen bovendien geen alternatieve kosteloze betaalwijzen voorhanden zijn? Wat is uw mening over deze hoge boekingskosten?
Deelt u de mening dat het ongewenst is dat bij boekingen alleen met dure creditcards kan worden betaald en er geen alternatieven voorhanden zijn? Bent u bereid hierover in gesprek te gaan met de sectoren en te bevorderen dat er ook goedkopere en/of gratis betalingsalternatieven worden aangeboden?
Bent u bekend met de aanbeveling van de Stichting Reclame Code3 in de zaak tussen Ryanair en ANVR waarin de Stichting oordeelde dat de onvermijdbare boekingskosten bij Ryanair ook in de advertentieprijs moesten worden meegenomen? Deelt u de mening dat deze onvermijdbare kosten in de prijs moeten worden meegenomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze wilt u dit afdwingen?
Ja, de uitspraak van de Stichting Reclame Code is mij bekend.
Onvermijdbare kosten behoren in de prijs te worden meegenomen zodat de consument in staat wordt gesteld een reële prijsvergelijking te maken van de aanbiedingen op de markt. Er is verschillende wet- en regelgeving die hierbij relevant is. In dat licht zij gewezen op artikel 23 van Verordening 1008/2008 met betrekking tot prijstransparantie (op het tijdstip van publicatie van de prijs van het vliegticket moeten alle onvermijdbare kosten en heffingen daarbij vermeld worden) en afdeling 3A van titel 3 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, welke afdeling betrekking heeft op oneerlijke handelspraktijken. De Consumentenautoriteit ziet toe op de naleving van deze wetgeving door de reisbranche en handhaaft waar nodig. Zo heeft de Consumentenautoriteit in haar Agenda «ondoorzichtige prijzen in de reisbranche» als aandachtsgebied voor 2012–2013 benoemd. De Consumentenautoriteit wil dat consumenten duidelijker geïnformeerd worden over de prijs van het standaardaanbod. Dit betekent dat duidelijk dient te zijn wat is inbegrepen in dit aanbod.
In dat kader consulteert de Consumentenautoriteit stakeholders over een aantal uitgangspunten voor prijstransparantie en binnenkort brengt zij deze onder de aandacht van de branche.
Het bericht dat er opnieuw wantoestanden zijn bij Cordaan |
|
Renske Leijten |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Wordt u ook zo moe van weer een artikel over slechte zorg bij Cordaan?1
Deelt u de mening dat het absoluut onacceptabel is dat de bewoner vier dagen lang geen zorg heeft gehad en met een acute longontsteking op de intensive care in het ziekenhuis werd opgenomen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Wat is op dit moment de stand van zaken binnen Cordaan, zijn er meerdere bewoners die niet de zorg krijgen die zij nodig hebben? Wilt u uw antwoord toelichten?
Wat is de staat van het toezicht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg bij Cordaan op dit moment?2
Hoe heeft dit kunnen gebeuren bij een zorginstelling die een jaar lang onder het vergrootglas heeft gelegen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg?3
Hoeveel klachten zijn er binnengekomen van zorg die tekortgeschoten is binnen Cordaan? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Wilt u uw antwoord toelichten?
Cordaan levert – op diverse locaties – AWBZ-zorg aan ca. 10 000 cliënten. In 2011 zijn bij de instelling 800 klachten ingediend. Deze gaan over de zorginstelling, de zorgverlening of de kwaliteit van zorg. Klachten over de zorginstelling of over de ontvangen zorg moeten primair ingediend worden bij de zorgaanbieder zelf.
Wat vindt u van de reactie van Cordaan, dat zij zich niet herkent in de noodkreet van deze mensen? Deelt u de mening dat het bestuur de problemen van de hoge werkdruk en het chronische personeelstekort niet erkent? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het feit dat Cordaan zelf een onderzoek instelt naar de gebeurtenissen, betekent dat zij de problemen en de klacht van de familie serieus neemt. Cordaan erkent dat het buitengewoon vervelend is voor de cliënt en familie als de zorg niet naar tevredenheid en verwachting geleverd wordt. Zij stelt een onafhankelijk onderzoek in, omdat zij het belangrijk vindt goed uit te zoeken wat er gebeurd is.
Herinnert u zich de bezetting van een verpleeghuis bij Cordaan afgelopen juni door het personeel dat in opstand kwam, doordat in het afgesloten cao-akkoord niets gedaan werd aan flexibilisering, hoge werkdruk en de waardering van zorgverleners? Bent u bereid dit keer wel maatregelen te treffen om te zorgen dat personeel in de zorg kan werken onder betere arbeidsomstandigheden, zodat het goede kwalitatieve zorg kan bieden? Zo nee, waarom niet?
Ja ik herinner mij die actie, maar ik sta op het standpunt dat ik geen verantwoordelijkheden heb voor en/of bevoegdheden bij CAO-onderhandelingen, en wens die ook niet te hebben. Zaken rond arbeidsvoorwaarden en CAO zijn bij uitstek een aangelegenheid van werkgevers, werknemers en hun vertegenwoordigers
Het bericht ‘Klokkenluidster op non-actief’ |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Klokkenluidster op non-actief»?1
Ja.
Klopt het bericht dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) klachten ontving van medewerkers van zorgvilla De Luchte, en dat de namen van de klagers bij de directie van de instelling bekend zijn gemaakt? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe is de directie dan achter de naam van de klokkenluidster gekomen?
Een anonieme melder, die aangaf ex-medewerker te zijn, heeft begin 2012 bij de IGZ melding gedaan over de situatie bij Villa De Luchte. Verder zijn er door individuen geen meldingen gedaan bij de IGZ. Wel zijn er meldingen gedaan door de Abvakabo en een andere zorginstelling. Ook heeft een journalist bij de IGZ gemeld dat verschillende (ex-)medewerkers klachten hadden over de arbeidsomstandigheden. Op basis van de meldingen heeft de IGZ onaangekondigd een bezoek afgelegd.
De IGZ heeft geen namen van medewerkers doorgegeven aan het bestuur van de instelling. Villa De Luchte is echter een kleine instelling met een beperkt aantal medewerkers, waardoor het bestuur mogelijk een idee heeft van de (ex-)medewerkers die de pers te woord hebben gestaan.
Deelt u de mening dat het van de zotte is dat een medewerkster, die zich inzet voor een betere kwaliteit van zorg en daarvoor de Inspectie inschakelt, bang moet zijn voor haar baan?
Zoals gezegd heeft de IGZ slechts een anonieme melding gehad, waarbij de melder aangaf een ex-medewerker te zijn. Het is dus niet bekend of de medewerkster genoemd in het artikel melding heeft gedaan bij de IGZ. De overheid erkent de maatschappelijke waarde van klokkenluiders. Daarom is op 1 oktober 2012 jl. het Adviespunt Klokkenluiders opgericht. Dit is een onafhankelijk advies- en verwijspunt voor klokkenluiders die werken bij de overheid of in de private sector en is opgericht om klokkenluiders te adviseren en te ondersteunen. Klokkenluiders kunnen zich tot dit adviespunt wenden indien daar behoefte aan is, bijvoorbeeld bij een arbeidsrechtelijk geschil.
Deelt u de mening dat de Inspectie nooit of te nimmer klachten van medewerkers bij een instelling terug mag leggen omdat bij herhaling2 blijkt dat dit kan leiden tot een heksenjacht tegen de zorgmedewerker(s)?
De IGZ legt een melding nooit zonder schriftelijke toestemming van de melder voor aan de zorginstelling.
Wanneer de Inspectie concludeert dat er hier sprake is van wanbestuur, worden de bestuurders dan hoofdelijk aansprakelijk gesteld zoals de motie-Gerbrands (PVV) beoogt?3 Zo nee, waarom niet?
Op 5 juni 2012 is de motie Gerbrands (PVV)4 aangenomen waarin de regering wordt verzocht de corporate governance regelgeving dusdanig aan te passen dat het mogelijk wordt om bestuurders hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor het leveren van slechte kwaliteit van zorg.
Het is op dit moment al mogelijk om bestuurders hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor schade die door hun handelen is veroorzaakt. Een rechtspersoon kan een (voormalig) bestuurder hoofdelijk aansprakelijk stellen. De overheid heeft deze mogelijkheid niet. De rechter beoordeelt of een bestuurder tegenover de rechtspersoon aansprakelijk is voor de schade en of hij hiervoor hoofdelijk aansprakelijk is.
Het kabinet zal komen met een visie op governance in de zorg. Hierbij zal aansprakelijkheid van bestuurders ook worden meegenomen.
Vogelvrije conciërges |
|
Michel Rog (CDA) |
|
Marja van Bijsterveldt (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Conciërges vogelvrij»?1
Ja.
Hoe verhouden de cijfers in dit onderzoek van CNV Onderwijs – waaruit blijkt dat 80% van het onderwijsondersteunend personeel te maken heeft gehad met vormen van (verbaal) geweld – zich tot de cijfers door u genoemd in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel voor incidentenregistratie waaruit blijkt dat 7% van de leerlingen en personeel op scholen zich niet veilig voelt? Is in dit onderzoek ook het onderwijsondersteunend personeel ondervraagd?
De cijfers waar u aan refereert zijn afkomstig uit de monitor Sociale veiligheid in en rond scholen. Deze monitor wordt iedere twee jaar in opdracht van mij uitgevoerd. Voor deze monitor wordt ook het onderwijs ondersteunend personeel bevraagd. Uit het eerste concept van de monitor 2012 komt naar voren dat circa 93% van het personeel zich veilig voelt op school en dat 7% zich onveilig voelt. De veiligheidsgevoelens van onderwijzend en ondersteunend personeel blijken niet wezenlijk te verschillen. Eind dit jaar verschijnt de monitor Sociale veiligheid in en rond scholen 2012. Zodra deze afgerond is zal ik deze aan uw Kamer beschikbaar stellen.
Het onderzoek van CNV onderwijs is anders van opzet en is op dit onderdeel niet vergelijkbaar met de monitor Sociale veiligheid in en rond scholen. Uit het onderzoek van CNV onderwijs blijkt wel dat het onderwijs ondersteunend personeel de veiligheidssituatie op school gemiddeld een 8 geeft. Dat is een ruime voldoende. Dat neemt niet weg dat de in het onderzoeksrapport genoemde voorbeelden van incidenten verontrustend zijn en dat blijvende aandacht voor de veiligheid op school noodzakelijk is.
Bent u van mening dat scholen zich voldoende realiseren hoe wijdverbreid agressief gedrag op scholen verspreid is en er voldoende tegen doen? Hoe verhoudt zich de houding van de sectororganisaties hiermee, die zich altijd hebben verzet tegen het wetsvoorstel dat verplichte registratie van incidenten regelt?
Ik ben met u eens dat de aandacht voor veiligheid op scholen niet mag verslappen. De VO-raad en PO-Raad hebben publiekelijk hun zorg over de voorbeelden in het genoemde onderzoek uitgesproken. Deze sectorraden zijn ook actief om agressie en geweld in hun sector terug te dringen. Dit doen de sectorraden deels zelf, zoals door de handreiking «Leren van incidenten». Ook zaten de sectorraden en de vakbonden samen met OCW in de begeleidingscommissie van het programma Veilige Publieke Taak Onderwijs. Samen met de sectororganisaties en de vakbonden zal ik binnenkort om de tafel gaan om tot afspraken over een gezamenlijke aanpak tegen agressie en geweld in het onderwijs te komen voor de komende periode.
Deelt u de mening dat er naast de verplichte registratie van incidenten op korte termijn een actieplan moet worden opgesteld door de diverse betrokken partijen om hufterig en agressief gedrag op scholen door leerlingen, ouders en personeel tegen te gaan?
Ik ben met u eens dat een gezamenlijke aanpak van sectororganisaties en vakbonden nodig is om tot de aanpak van agressie tegen onderwijspersoneel te komen. Ik verwijs u verder naar mijn antwoord op vraag 3.
Kunt u bevestigen dat het sinds 2010 mogelijk is de strafeis in gevallen van agressie tegen personeel met een publieke functie te verdubbelen? Kunt u aangeven in hoeveel gevallen dat daadwerkelijk gebeurd is als het gaat om onderwijspersoneel?
Sinds 2011 wordt, voor dergelijke gevallen van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak, zelfs een driemaal zo hoge strafeis voorgeschreven. Tijdens het Algemeen Overleg over Veilige Publieke Taak van 8 maart 2011 heeft de minister van Veiligheid en Justitie toegezegd te volgen in hoeverre rechters ook daadwerkelijk deze hogere strafeisen van het OM volgen en derhalve zwaarder straffen. Uit een eerder onderzoek uit 2010 bleek dat rechters bij het opleggen van straffen de verhoogde strafeisen vaak volgen (de hoogte van de gemiddelde straf bleek 93% te zijn van de hoogte van de gemiddelde strafeis). Jaarlijks wordt nu gevolgd welke straffen er door het OM worden geëist en of de rechters deze ook volgen. Het herhaalonderzoek wat betrekking heeft op de cijfers van 2011 wordt nu afgerond en zal door de minister van Veiligheid en Justitie binnenkort naar uw Kamer worden verzonden.
Het bericht dat de staatssecretaris niet ambitieus is voor jonge ondernemers |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Bleker niet ambitieus voor jonge ondernemers»?1
Ja.
Herkent u zich in de reactie van de agrarische jongeren dat u tijdens de Europese Landbouwraad op 22 oktober jl. nauwelijks de ambitie had om u in te zetten voor een succesvolle bedrijfsovername door jonge boeren? Zo nee, waarom niet?
Nee, hierin herken ik mij niet. Tijdens de Raad heb ik mij juist sterk gemaakt voor extra ondersteuning voor jonge boeren. Vele lidstaten willen dat de door de Europese Commissie voorgestelde verplichte ondersteuning via een extra hectaretoeslag volledig vrijwillig zou worden. De Cypriotische voorzitter heeft daarop voorgesteld dat dit een mogelijkheid zou kunnen zijn mits die lidstaten die de extra ondersteuning via de Eerste Pijler (extra hectaretoeslagen) niet willen toepassen een inzet ten behoeve van jonge boeren zouden moeten plegen via de Tweede Pijler (Plattelandsbeleid). Ook daartegen verzetten zich diverse lidstaten.
Mijn reactie daarop is geweest dat ik mij zou kunnen vinden in het voorstel van het voorzitterschap onder de voorwaarde dat dan de inzet via de Tweede Pijler van minstens vergelijkbare omvang moet zijn als de voorziene inzet via de Eerste Pijler.
Deelt u de mening dat de maatregel voor jonge boeren in de eerste pijler van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid zou moeten worden geregeld? Zo ja, waarom hebt u dan tijdens de Landbouwraad gezegd dat het Nederland niet uitmaakt of steun voor jonge boeren via de eerste of tweede pijler gaat?
Zie mijn antwoord op vraag 2 en daarnaast het volgende. Zoals ook aangegeven in de kabinetsreactie op de wetgevingsvoorstellen van de Europese Commissie (Kamerstuk 28 625, nr 137) kan ik mij verenigen met het voorstel om extra steun voor jonge boeren te realiseren via de Eerste Pijler. Het kabinet heeft daarbij echter ook aangegeven de meer doelgerichte steun in de Tweede Pijler van groot belang te achten.
Deelt u de opvatting dat bedrijfsovername steeds minder vanzelfsprekend is en dat een langdurige regeling voor bedrijfsregeling in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid via de eerste pijler noodzakelijk is, aangezien de maatregelen voor jonge boeren in de tweede pijler vooral gericht zijn op specifieke investeringen? Zo nee, waarom niet?2
Bedrijfsovername is een ingrijpend en moeilijk proces en extra steun in die fase van de bedrijfsontwikkeling ligt daarom voor de hand. Het kabinet ziet dit echter ook als een kans voor verdere bedrijfsontwikkeling waarbij juist de specifieke steun vanuit de Tweede Pijler effectief is voor modernisering, versterking en verduurzaming van de bedrijven, in tegenstelling tot een generieke hectarebetaling vanuit de Eerste Pijler.
Het bericht dat de overheid gegevens van miljoenen burgers aan de Mormonen heeft verstrekt |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Halbe Zijlstra (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Overheid gaf mormonen gegevens van miljoenen burgers»?1 Kent u de persverklaring van het Centraal Bureau voor Genealogie over verfilming van persoonskaarten?2
Ja.
Is het waar dat het Centraal Bureau voor Genealogie in de samenwerking met de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen (Mormonen) privacywetgeving heeft overtreden? Zo ja, welke overtredingen zijn concreet begaan en op welke wijze kan daarmee de persoonlijke levenssfeer van burgers zijn geschonden? Zo nee, wat is er dan niet waar?
De huidige digitale bevolkingsboekhouding, de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) wordt voorafgegaan door een papieren stelsel op grond van de Wet bevolkings- en verblijfregisters, nader geregeld in het Besluit bevolkingsboekhouding. In dat stelsel werden gegevens over een ingezetene van Nederland vastgelegd op een persoonskaart. Het betrof onder meer gegevens over de betrokkene inzake de naam, de nationaliteit, de ouders, de echtgenoot, de kinderen en het adres. De persoonskaart kon ook een aanduiding bevatten van een kerkgenootschap, van het beroep van de betrokkene en bevatte diverse andere aantekeningen. Zo vermeldden oude persoonskaarten (tot 1956) de doodsoorzaak. Uit een aantekening kon blijken dat de betrokkene (in enige periode) ontzet was uit de ouderlijke macht, of dat hem een paspoort was geweigerd. De kaart bevatte voorts aantekeningen die bepaalden aan wie kennisgeving moest worden gedaan bij een wijziging van de gegevens.
De persoonskaarten van overledenen werden ten behoeve van de bevolkingsstatistiek overgebracht naar het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het CBS zond, na verwerking van de gegevens, de kaarten naar de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters (de inspectie) om de kaarten verder te bewaren. De inspectie was een onderdeel van het departement van Binnenlandse Zaken. In 1949 kwam de minister van Binnenlandse Zaken met de Stichting Centraal Bureau voor Genealogie (CBG) overeen dat het CBG deze persoonskaarten van overledenen voor de inspectie ging beheren. In de overeenkomst verbond het CBG zich om de nodige voorzieningen te treffen om de kaarten goed te bewaren en deze onder meer te beschermen tegen brandgevaar en vocht.
In 1973 sloot het CBG een overeenkomst met de Genealogical Society te Utah, USA, die er toe strekte dat de persoonskaarten van personen die zijn overleden tussen 1940 en 1973 op film werden vastgelegd. Dat verfilmen was op zich een verstandige en in die tijd passende wijze om gegevens op (archief)bescheiden te beschermen tegen aantasting door bijvoorbeeld verwering, vocht of brand. In de periode 1973–1978 zijn de persoonskaarten in het pand van het CBG verfilmd door medewerkers van de Genealogical Society. De persoonskaarten zelf zijn in het bezit van het CBG gebleven en het CBG verkreeg op deze wijze een gefilmde kopie van de kaarten.
De overeenkomst bevatte echter ook bepalingen op grond waarvan een (tweede) film met de desbetreffende gegevens in de handen kwam van de Genealogical Society, om te worden opgeborgen in een bewaarplaats van de Society in de Rocky Mountains, even buiten Salt Lake City. Daarbij was bepaald dat de desbetreffende gegevens uitsluitend voor intern gebruik zouden dienen en dat de film niet aan het publiek ter inzage zou worden gegeven.
Het uitvoeren van dit onderdeel van de overeenkomst moet gezien worden als het verstrekken van inlichtingen uit de bevolkings- en verblijfregisters. De rechtmatigheid daarvan moet beoordeeld worden in het licht van het toenmalige recht – en dat is met name neergelegd in het toenmalige Besluit bevolkingsboekhouding van 29 augustus 1967.
Het is niet eenvoudig om nu vast te stellen hoe een rechter toen over een dergelijke verstrekking geoordeeld zou hebben.
Anders dan bij de registers van de burgerlijke stand (die volgens het Burgerlijk Wetboek in beginsel openbaar zijn, maar waarbij beperkingen gelden ten aanzien van die openbaarheid), betitelde het Besluit bevolkingsboekhouding de gegevens in de bevolkings- en verblijfregisters als geheim. Vervolgens worden diverse bepalingen gewijd aan de gevallen waarin toch inlichtingen uit de registers verstrekt mochten of moesten worden. Dat is niet vreemd, gelet op het doel van het bevolkingsregister om de overheid zelf te voorzien van gegevens over de ingezetenen. In de woorden van het Besluit bevolkingsboekhouding «(kunnen) de inlichtingen, gevraagd ten behoeve van een Nederlands ambtelijk doel, (...) niet worden geweigerd». Maar ook in andere gevallen mochten of moesten gegevens uit het bevolkingsregister worden verstrekt. Zo was bepaald dat de inlichtingen gevraagd ten dienste van de geestelijke zorg door een (onderdeel van een) Nederlands kerkgenootschap, of een Nederlands genootschap op geestelijke grondslag eveneens niet kunnen worden geweigerd.
Voor de verstrekking van inlichtingen aan de Genealogical Society ten behoeve van bewaring en intern gebruik van die gegevens door de Society, kende het Besluit bevolkingsboekhouding echter géén specifieke grondslag.
Tegen deze achtergrond is het aannemelijk dat de verstrekking gezien moet worden als in strijd met het toenmalige Besluit bevolkingsboekhouding uit 1967.
De voorschriften in het Besluit bevolkingsboekhouding dienden mede ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen. De verfilmde persoonskaarten bevatten echter op de eerste plaats gegevens van overledenen. Er zal dan naar zijn aard geen schending zijn van de levenssfeer van de betrokkene. Maar de gegevens kunnen ook betrekking hebben op personen die een verwantschap hebben met de overledene en die nog wel in leven zijn, bijvoorbeeld op kinderen van de overledene. In hoeverre een (inmiddels overleden of nog in leven zijnde) betrokkene daadwerkelijk een schending van de persoonlijke levenssfeer ondervonden heeft, is in zijn algemeenheid niet te zeggen; dat hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Bij het CBG zijn drie gevallen bekend waarin een burger naar aanleiding de recente aandacht in de media op deze gronden heeft geklaagd over het verstrekken van de gegevens van de persoonskaarten aan de Genealogical Society. Geen van deze klachten is procedureel doorgezet na uiteenzetting van de situatie zoals deze hierboven ook is beschreven.
Wat betreft de vraag of de mormonen of het CBG dan wel een andere rechtspersoon aansprakelijk gesteld kunnen worden voor een aantasting van de persoonlijke levenssfeer, geldt – aangenomen dat Nederlands recht van toepassing is – het algemene aansprakelijkheidsrecht van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat de Wet bescherming persoonsgegevens enkele aanvullende bepalingen kent. Daaruit blijkt onder meer dat ook nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, voor schadevergoeding in aanmerking kan komen. Verder zijn de algemene regels inzake de onrechtmatige daad van toepassing. Zo moet er sprake zijn van een onrechtmatige gedraging die is toe te rekenen aan degene die wordt aangesproken (artikel 162 van Boek 6 van het Burgerlijk wetboek). Bovendien zal een vordering tot schadevergoeding verjaren na 5 jaar vanaf bekendheid met de schade en in ieder geval twintig jaar na de gebeurtenis waardoor de (gestelde) schade is veroorzaakt (artikelen 306 en 310 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek). Het zal in voorkomende gevallen aan de Burgerlijke rechter zijn om te bepalen of een vordering moet worden ingewilligd.
De hiervoor genoemde overeenkomst uit 1973 tussen het CBG en de Genealogical Society had tot resultaat dat een film met de gegevens van de persoonskaarten van de overledenen in het bezit kwam van de Genealogical Society. Een vordering om bezit of eigendom van de film terug te krijgen zal naar verwachting – als zij niet op andere gronden wordt afgewezen -afstuiten op de geldende verjaringstermijnen. Er is overigens geen behoefte aan het opvragen van (een kopie van) de film indien de persoonskaarten in Nederland verloren zouden gaan. Zoals hiervoor al bleek heeft het CBG zelf de beschikking over een dergelijke film.
Kan het verstrekken van persoonsgegevens over overleden personen, zoals gegevens over detentie, medische achtergrond of inkomenssituatie) ook de persoonlijke levenssfeer van nog levende nabestaanden schenden? Zo ja, op welke wijze en hoe verhoudt zich dit tot uw eerdere antwoord dat de bescherming van de persoonsgegevens zich niet uitstrekt tot overleden personen?3 Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er gegevens aan de Mormonen verstrekt die ten tijde van die verstrekking wel,, maar onder de huidige privacywet- en regelgeving niet meer verstrekt hadden mogen worden? Zo ja, welke gegevens zijn dit en waarin is de wet- en regelgeving sinds die verstrekking veranderd?
Sinds de overeenkomst uit 1973 tussen het CBG en de Genealogical Society inzake de verfilming van de persoonskaarten van overledenen, zijn de regels ten aanzien van de bevolkingsboekhouding veranderd. In 1994 is de huidige digitale bevolkingsboekhouding ingevoerd, de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA). Het Besluit bevolkingsboekhouding is vervallen. Het regime ten aanzien van de persoonskaarten van overledenen uit de «oude» bevolkingsboekhouding is neergelegd in het overgangsrecht in de Wet GBA. De persoonskaarten vormen het centraal archief van overledenen, bedoeld in artikel 142 Wet GBA.
In de Regeling gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is een regeling getroffen waarin de verstrekking uit het centraal archief van overledenen is beperkt (artikelen 51 tot en met 55 Regeling GBA). In hoofdlijnen komt het er op neer dat gegevens verstrekt kunnen worden ten behoeve van ambtelijk, wetenschappelijk en historisch (waaronder genealogisch) onderzoek. Gegevens kunnen aan een derde worden verstrekt, indien deze bij de verstrekking een gerechtvaardigd belang heeft en voor zover de persoonlijke levenssfeer daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Gegevens met een gevoeliger karakter worden niet verstrekt of pas na verloop van tijd. Gegevens over het kerkgenootschap worden bijvoorbeeld niet verstrekt. Gegevens over het adres mogen in beginsel pas 20 jaar na het overlijden van de betrokkene aan een derde verstrekt worden. Als er gegevens over een nog levende persoon zijn vermeld op de persoonskaart, kan deze gegevensverstrekking over hem aan derden blokkeren.
De persoonskaarten van het centraal archief van overledenen worden ook nu beheerd door het CBG. Daartoe heeft de toenmalige staatssecretaris van Binnenlandse Zaken een overeenkomst met het CBG afgesloten, waarin onder meer is bepaald dat het CBG (als bewerker voor de minister) zich dient te houden aan de hierboven geschetste bepalingen uit de Regeling gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.
Een verstrekking door het ter beschikking stellen van een film van de persoonskaarten aan de Genealogical Society zou onder de huidige regels niet kunnen plaatsvinden.
Van ingezetenen die zijn overleden ná de inwerkingtreding van de Wet GBA worden gegevens verstrekt aan het CBG. Het CBG krijgt niet de beschikking over de gehele persoonslijst (de digitale opvolger van de persoonskaart), maar ontvangt slechts een beperkte set van gegevens. De verstrekking is geregeld in artikel 99 van de Wet GBA en in artikel 68d van het Besluit GBA. De gegevens worden aan het CBG verstrekt overeenkomstig een autorisatiebesluit van de minister van BZK. Voor zover de gegevens (mede) betrekking hebben op nog levende personen, is het voor hen mogelijk om de verstrekking door het CBG van die gegevens te blokkeren.
Kunnen burgers, behalve de Mormonen, ook het Centraal Bureau voor Genealogie in Den Haag dan wel de rechtspersoon waaronder het bureau valt, aansprakelijk stellen voor aantasting van de persoonlijke levenssfeer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is het mogelijk om de ten onrechte verstrekte gegevens van de Mormonen terug te vragen? Ja, op welke juridische basis en gaat u de gegevens terugvragen? Zo nee, waarom niet en hoe kunt u dan zeker weten dat de door de Mormonen opgeslagen stukken wel (al dan niet in kopie) terugkomen indien deze vanwege een calamiteit in Nederland verloren zijn gegaan?
Zie antwoord vraag 2.
Bestaat er een overeenkomst tussen het Centraal Bureau voor Genealogie en de Mormonen? Zo ja, wat is de exacte inhoud daarvan? Zo nee, op grond waarvan zijn er afspraken tussen beide partijen gemaakt?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het vaststellen dat genoemde informatie in de praktijk niet openbaar toegankelijk is onvoldoende is om vast te stellen dat de privacy van betrokkenen gewaarborgd is? Zo ja, wat kunt u doen om die privacy alsnog te garanderen? Zo nee, waarom niet?
De toegang tot de gegevens van de persoonskaarten van overledenen zoals die nu zijn opgeslagen in het centraal archief van overledenen, is bij de beantwoording van vraag 4 besproken. De persoonlijke levenssfeer is in de desbetreffende regelgeving en de wijze waarop deze door het CBG in de praktijk wordt gebracht naar mijn mening voldoende beschermd.
Omtrent het gebruik van de gegevens van de persoonskaarten door de Genealogical Society is in het verleden enkele malen contact geweest tussen enerzijds het CBG en anderzijds de Genealogical Society of de rechtsopvolger hiervan, FamilySearch. De strekking daarvan was om het gebruik van die gegevens (nog verder) te beperken. Naar aanleiding van vragen van de journalist die het artikel in Trouw (zie vraag 1) schreef, is er nogmaals contact geweest met FamilySearch. Van hun kant is bevestigd dat de film zodanig geclassificeerd is dat niemand toegang heeft tot de gegevens.
Ik ben in aanvulling hierop van plan om de aard en omvang van de mogelijke publieke beschikbaarheid van de persoonskaarten in de archieven van FamilySearch in Utah nader te verifiëren, en op basis daarvan, indien nodig, tot een duurzame oplossing te komen om veilig te stellen dat toegang tot deze persoonsgegevens ook in de toekomst beperkt blijft. Ik zal uw Kamer hierover begin 2013 nader informeren.
In hoeverre verhoudt de vrijheid van godsdienst van de Mormonen (om mensen ongevraagd postuum te dopen) zich tot de vrijheid van godsdienst van mensen die niet onder een andere religie gedoopt willen worden of helemaal niet gedoopt willen worden?
De religieuze overtuiging van de mormonen over het dopen van overledenen en de daarmee samenhangende dooppraktijk zou in bepaalde gevallen op gespannen voet kunnen staan met wensen en belangen van nabestaanden of respect voor de religieuze overtuiging van de overledene. In zo een inhoudelijk-religieuze kwestie past mij echter terughoudendheid. Dit laat onverlet hetgeen hierboven is opgemerkt met betrekking tot de verstrekking van informatie uit de bevolkingsregisters aan, en het gebruik van die gegevens door de mormonen.
Het bewind in Egypte onder president Morsi |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Uri Rosenthal (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten betreffende de bedreiging van de persvrijheid1, het aanhoudende politiegeweld2 en de deelname aan het gebed waarbij er gebeden werd voor de vernietiging van joden3, dit alles onder president Morsi?
Deelt u de mening dat er in tegenstelling tot uw eerdere verklaringen4 nog altijd een structurele praktijk bestaat van het doden van demonstranten, het martelen van gevangenen en het intimideren van critici, zoals ook blijkt uit de rapporten aangaande het politiegeweld?
Hoe verhouden uw uitspraken zich tevens tot de uitspraken van president Morsi tijdens de Algemene Vergadering van de VN over de beperking van de vrijheid van meningsuiting?
Deelt u de mening dat het deelnemen van president Morsi aan een gebed waarin wordt opgeroepen tot vernietiging van de joden, onacceptabel is en leidt tot het verder aanwakkeren van antisemitisme? Bent u van mening dat hiermee het vredesverdrag met Israël verder onder druk is komen te staan? Bent u bereid dit te veroordelen en u tevens in te zetten voor een EU-veroordeling? Zo nee, waarom niet?
Hoeveel geld is met de nauwere economische samenwerking gemoeid waar in het persbericht op de website van uw ministerie over wordt bericht?5 Wanneer wordt de Kamer over deze samenwerking geïnformeerd? Hoe verhouden deze berichten van verdere samenwerking zich tot de verslechtering van de positie van mensenrechten in Egypte? Hoe verhoudt dit zich verder tot het principe van «more for more, less for less» wat u hanteert?
Deelt u de mening dat de hervatting van de wapenexport naar Egypte vanwege vermeende verbetering van de mensenrechten onder president Morsi gezien het bovenstaande voortijdig is geweest? Zo nee, waarom niet?
Een klokkenluider in het VUmc wiens positie in het geding is |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat de Raad van Bestuur van het VUmc professor Postmus verwijt dat hij contact heeft gehad met de voorzitter van de Raad van Toezicht en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) over een situatie op de afdeling chirurgie die de patiëntveiligheid in het geding heeft gebracht en als gevolg waarvan het ziekenhuis nu door de IGZ onder toezicht is gesteld? Is deze handelwijze toegestaan? Zo nee, waarom niet?
De IGZ is door het VUmc op de hoogte gebracht van het feit dat de heer Postmus op non-actief is gesteld. Daarnaast ben ik bekend met de berichtgeving in de media over het conflict tussen de heer Postmus en het VUmc.
Relevant is hier dat het VUmc zelf regels heeft opgesteld met betrekking tot klokkenluiden door medewerkers in het geval van misstanden. Deze regeling is leidend voor de manier waarop het VUmc om moet gaan met het intern (binnen de organisatie) en extern (buiten de organisatie) melden van misstanden. Ik ga ervan uit dat het VUmc zich houdt aan de door hen gecreëerde waarborgen voor medewerkers die als klokkenluider kunnen worden gezien. De IGZ zal het verscherpte toezicht, waaronder het VUmc staat, ook gebruiken om toe te zien dat de eigen regels van het ziekenhuis goed worden toegepast in dit conflict met de heer Postmus.
Zoals ik ook eerder in antwoord op Kamervragen van de leden Voortman en Van Gent4 heb geschreven, is het niet aan mij om uitspraken te doen over een arbeidsrechtelijk conflict. Dit is in eerste instantie een zaak tussen de werknemer en de werkgever en nu er sprake is van een kort geding is het aan de rechter om een uitspraak te doen in deze zaak.
Wel heeft de overheid, gezien de maatschappelijke waarde van klokkenluiders, op 1 oktober 2012 jl. het Adviespunt Klokkenluiders opgericht. Dit is een onafhankelijk advies- en verwijspunt voor klokkenluiders die werken bij de overheid of in de private sector en is opgericht om klokkenluiders te adviseren en te ondersteunen. De heer Postmus kan zich tot dit adviespunt wenden indien hij hier behoefte aan heeft.
Wat is uw oordeel over het feit dat professor Postmus, al 20 jaar een gerenommeerd afdelingshoofd met een grote reputatie en staat van dienst binnen een academisch medisch centrum, nu als klokkenluider geslachtofferd dreigt te worden, en hij zich gedwongen ziet een kort geding aan te spannen tegen het VUmc?1
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de reden dat hij wel als longarts zou kunnen terugkeren, en dus zijn functie en positie moet opgeven, maar niet als afdelingshoofd?
Dit is mij niet bekend en vind ik een zaak tussen de werkgever en de werknemer.
Bent u ervan op de hoogte dat de heer Plukker, voorzitter van de Raad van Bestuur van het VUmc, in een interview heeft aangegeven dat er binnen meerdere afdelingen van het VUmc problemen bestaan, maar dat dit niet geldt voor de afdeling waarvan professor Postmus afdelingshoofd is, de Afdeling Longziekten? Kunt u in dit licht uitleggen waarom professor Postmus niet als afdelingshoofd van de Afdeling Longziekten mag terugkeren?2
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u dat het feit dat hij kritiek heeft geuit op de leiding en een aantoonbaar onveilige situatie aan de kaak heeft gesteld, als gevolg waarvan de leiding ook is opgestapt, geen reden mag zijn voor demotie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u erop toezien dat hij inderdaad niet geslachtofferd wordt als klokkenluider, in lijn met eerdere uitspraken van uw kant?3 Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wilt u deze vragen voor 30 oktober aanstaande, wanneer het kort geding dient, beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat de Inspectie een neparts heeft aangehouden |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Man werkt jaren illegaal als arts»?1
Nadat dit bij de Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) bekend werd, heeft de inspectie ingegrepen door – na overleg met en in samenspraak met het Openbaar Ministerie (OM) – Bureau Opsporing van de IGZ de handelswijze van deze man te laten onderzoeken. Dit onderzoek is afgerond en de zaak wordt op korte termijn overgedragen aan het OM in verband met strafrechtelijke feiten.
Hoe verklaart u het feit dat de man zich 8 jaar lang kon uitgeven als arts?
De betrokken werkgevers hebben deze man in dienst genomen kennelijk zonder dat men het BIG register heeft geraadpleegd. De man heeft zich overigens niet acht jaar lang aaneengesloten uitgegeven als arts. De man heeft zich zowel in sollicitatiegesprekken als tijdens verschillende dienstverbanden als arts voorgedaan. Zie voorts mijn antwoord op vraag 3.
Worden de instellingen waar deze man heeft gewerkt aangepakt, omdat ze verzuimd hebben het BIG-register (Beroepen Individuele Gezondheidszorg) te raadplegen?
De IGZ ziet toe op de kwaliteit van de zorg en patiëntveiligheid. Het personeelsbeleid inclusief het verifiëren of een nieuwe werknemer de juiste papieren heeft is primair een verantwoordelijkheid van de zorginstellingen zelf. De betrokken instellingen zijn inmiddels voldoende doordrongen van het feit dat zij hier in gebreken zijn gebleven. In het onderzoek van Bureau Opsporing van de IGZ zijn er tot op heden geen meldingen of signalen naar voren gekomen van of over benadeelde patiënten. Vervolgactie van de kant van de IGZ is dus vooralsnog niet noodzakelijk.
Toelichting: bij 3 van de betrokken instellingen is de verdachte binnen korte tijd ontslagen aangezien duidelijk werd dat de verdachte geen geldige BIG registratie had. Bij deze instellingen is de man niet daadwerkelijk als arts opgetreden en er is dan ook geen sprake geweest van patiëntencontact. Bij één betrokken instelling heeft de man zich in de jaren «90 voorgedaan als bedrijfsarts en is er wel patiëntencontact geweest. Op het moment dat ook hier duidelijk werd dat verdachte geen arts was is hij ontslagen. Vervolgens zijn alle patiëntendossiers door de desbetreffende instelling doorgenomen en zijn patiënten door deze instelling persoonlijk opgeroepen en opnieuw beoordeeld. Ook bij de laatste werkgevers zijn geen patiëntencontacten geweest.
Hoe vaak is het in de afgelopen 10 jaar voorgekomen dat personen zich onterecht voor arts hebben uitgegeven?
Er is geen landelijke registratie van aangiftes over nepartsen alsmede van gerechtelijke uitspraken waarbij is vast komen te staan dat personen zich onterecht als arts hebben uitgegeven. Het is mij dan ook niet bekend hoe vaak personen zich in de afgelopen 10 jaar onterecht als arts hebben uitgegeven.
Hoe gaat u bewerkstelligen dat dit nooit meer kan gebeuren?
Wanneer de IGZ dergelijke meldingen ontvangt en/of Bureau Opsporing van de IGZ nepartsen signaleert, dan worden deze meldingen en/of signalen onderzocht en indien relevant overgedragen aan het OM. Voor alle duidelijkheid: zorginstellingen, bedrijven en particulieren kunnen ook zelf bij de politie aangifte doen van een neparts.
Wordt er onderzocht of patiënten nadeel hebben ondervonden van deze neparts?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Worden de patiënten die door deze neparts zijn behandeld ingelicht?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
De bloedige onderdrukking van Papoea’s in Indonesië |
|
Raymond de Roon (PVV), Harry van Bommel , Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
|
Uri Rosenthal (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bloedig ingrijpen van de Indonesische autoriteiten tijdens een demonstratie gehouden door Papoea’s waarbij naar verluidt tenminste 4 doden zijn gevallen??1
Op 23 oktober jl. vonden ongeregeldheden plaats tussen demonstranten en politie in Manokwari in West-Papua. Volgens politie en mensenrechtenactivisten zijn daarbij enkele gewonden gevallen.
Deelt u de mening dat het bloedig neerslaan van demonstraties van Papoea’s door Indonesische autoriteiten helaas structurele vormen heeft aangenomen?
Nee. Er vinden ook regelmatig demonstraties plaats waarbij veiligheidstroepen zich afzijdig houden of geweldloos de orde handhaven.
Bent u bereid deze bloedige onderdrukking te veroordelen? Bent u tevens bereid om de Indonesische ambassadeur te ontbieden? Zo nee, waarom niet?
De toedracht van de ongeregeldheden bij de demonstratie van 23 oktober jl. vormt nog onderwerp van onderzoek door de bevoegde autoriteiten.
Bent u bereid om initiatieven te ondernemen om de vrije pers in West Papoea te bevorderen aangezien de vrije media daar onmogelijk worden gemaakt door de Indonesische autoriteiten? Zo ja, welke initiatieven?
Er is sprake van persvrijheid in Indonesië. Vrije toegang voor buitenlandse journalisten tot de provincies Papua en West-Papua is echter beperkt, evenals de mate waarin journalisten in deze twee provincies vrij kun werk kunnen doen. De Indonesische autoriteiten beroepen zich hier veelal op de veiligheidssituatie. Nederland heeft zowel bilateraal als in EU-kader herhaaldelijk bij de Indonesische autoriteiten gepleit voor grotere toegang voor buitenlandse journalisten.
Deelt u de mening dat de tijd is aangebroken om onafhankelijke waarnemers naar het gebied te sturen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Nederland zal in bilaterale contacten en via de EU-mensenrechtendialoog aandacht blijven vragen voor de mensenrechtensituatie in Papua en West-Papua.