Kamervraag 2014Z00098

Fiscale tip-en toongelden, samenwerking door de fiscus met criminelen en het opvolgen van de aanbevelingen van de commissie-van Traa

Ingediend 7 januari 2014
Beantwoord 12 februari 2014 (na 36 dagen)
Indiener Pieter Omtzigt (CDA)
Beantwoord door Frans Weekers (VVD)
Onderwerpen belasting financiën openbare orde en veiligheid organisatie en beleid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z00098.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-1185.html
1. Nieuwe zwartspaardersaffaire: Project Vierde Categorie, fiscaal up tot date, 30 oktober 2013
2. FIOD: Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst
3. «De jacht op crimineel geld» ISBN 978 90 501 8910 1;  pagina 83 en 261
  • Vraag 1
    Kunt u omschrijven waaruit het nieuwe project Vierde categorie over tipgeversbeleid bestaat?1

    Bij dit in 2012 gestarte project gaat het om via een tipgever ontvangen informatie over ongeveer 150 Nederlanders, die via een Belgische constructie geld hebben overgemaakt naar een Zwitserse vennootschap, die vervolgens zorg zou dragen voor belegging. Deze informatie is door de Belastingdienst in behandeling genomen en gebleken is dat de meeste betrokken belastingplichtigen hierover aangifte hebben gedaan.

  • Vraag 2
    «Het handelen van de Belastingdienst en de FIOD zal worden bepaald en beperkt door het hierna genoemd kader, welke voortvloeit uit de reeds bestaande tipgeldregeling van 1985» schreef de toenmalige Staatssecretaris van Financiën in 2010 (Kamerstuk 31 066, nr. 85); is het beleid sindsdien onveranderd of zijn er in de tussentijd criteria bijgekomen of geschrapt?2 Waarom is aan de Kamer nooit melding gemaakt van de memo van 20 september 1994 en komt die eerst bij een WOB-verzoek naar boven? Welke nieuwe criteria zijn aan het beleid toegevoegd?

    Het door de toenmalige Staatssecretaris van Financiën in de door u genoemde brief geschetste beleidskader voor het handelen van de Belastingdienst in gevallen waarin informatie over fiscale fraude tegen betaling wordt aangeboden, is sindsdien niet gewijzigd en nog steeds een toereikend kader.

  • Vraag 3
    Is dit document een beleidsdocument, is het een informatief memo of heeft het een andere status?

    Het memo van 20 september 1994 is een intern informatief memo van de toenmalige plv. directeur Algemene Fiscale Zaken aan de toenmalige Directeur-generaal der Belastingen om laatstgenoemde op de hoogte te stellen van het geldende beleid en de stand van zaken op dat moment. Dit memo bevat dan ook geen nieuwe beleidscriteria. Het was en is geen gebruik om dergelijke interne memo’s actief aan de Kamer te verstrekken. Aangezien het memo geen nieuwe beleidscriteria bevat, is het ook niet de basis geweest voor concrete besluitvorming.

  • Vraag 4
    Is de inhoud of strekking van het document betrokken geweest bij concrete besluitvorming? Zo ja, wanneer en op welke wijze?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 5
    Op welke wijze en wanneer is opvolging gegeven aan de aanbevelingen van de commissie-Van Traa (enquête opsporingsmethoden) bij tip- en toongeldregelingen in de fiscaliteit? Welke precieze maatregelen zijn genomen op welke precieze aanbevelingen en kunt u onder andere ingaan op verslaglegging en deals met criminelen?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 6
    Wat is op dit moment het fiscale beleid voor tipgevers van fiscale fraude? Zijn er (interne) richtlijnen waarin is opgenomen hoe FIOD-ambtenaren moeten handelen in hun contacten met tipgevers/informanten en kunt u die richtlijnen openbaar maken?

    De aanbevelingen van de Commissie Van Traa hebben betrekking op opsporingsmethoden in de strafrechtelijke sfeer. Dat is bij het door de Belastingdienst gebruikmaken van fiscale tipgevers niet aan de orde. Om die reden was het niet nodig op dat terrein aan bedoelde aanbevelingen gevolg te geven.

  • Vraag 7
    Wanneer komt een tip of informatie over fiscale fraude in aanmerking voor een (opbrengstafhankelijke) beloning en wie maakt die afweging?

    Zoals in het antwoord op vraag 2 verwoord, is het fiscale beleid voor tipgevers weergegeven in de brief van de toenmalige Staatssecretaris van Financiën aan uw Kamer d.d. 2 februari 2010 en is dat nog steeds van kracht. Graag mag ik u daarnaar verwijzen. Er gelden geen bijzondere interne richtlijnen ter zake. Als een tip binnenkomt, wordt een afweging gemaakt op basis van de in genoemde brief vermelde criteria en wordt de beslissing over het al dan niet maken van afspraken met een tipgever uiteindelijk door mij genomen of namens mij door de Directeur-generaal Belastingdienst.
    Voor het Team Criminele Inlichtingen (TCI) (voorheen: Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE)) van de FIOD gelden andere regels. Dit team is gelet op het zuiver strafrechtelijke karakter van de werkzaamheden gehouden aan de Regeling bijzondere opsporingsgelden van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

  • Vraag 8
    Welk protocol geldt voor degenen die bij het Ministerie van Financiën, de Belastingdienst of de FIOD een klikbrief, een tip of anderszins informatie verstrekken over fiscale fraude?

    Zie antwoord vraag 7.

  • Vraag 9
    Vindt er verslaglegging plaats in de precontractuele fase, dat is na melding, maar voordat er een contract wordt opgesteld, met een (potentiële) tipgever?

    Er geldt binnen het ministerie en de Belastingdienst (incl. de FIOD) geen apart protocol voor dit soort aangelegenheden. Klikbrieven en tips komen op verschillende plaatsen in de organisatie binnen, die deze vervolgens beoordelen op relevantie voor behandeling door de Belastingdienst.

  • Vraag 10
    Hoe zijn de administratieve organisatie en interne controle, de vastleggingen en audits geregeld? Hoe worden de regels en voorwaarden zoals die door de Commissie-Van Traa zijn geformuleerd, gewaarborgd?

    In de precontractuele fase worden de onderhandelingen met een potentiële tipgever gevoerd door een medewerker van de FIOD en – in daartoe aanleiding gevende gevallen – mede door de landsadvocaat. Zij doen daarvan uiteraard verslag, voordat een overeenkomst wordt aangegaan.

  • Vraag 11
    Op welke wijze wordt gewaarborgd en verzekerd dat geen sprake is van door de overheid geïnitieerde en gefaciliteerde onrechtmatige bewijsgaring?

    Naast de reguliere regels voor de administratieve organisatie, interne controle, vastleggingen en audits binnen het ministerie en de Belastingdienst gelden op dit terrein geen bijzondere regels. Zoals hiervoor vermeld, zijn de regels en voorwaarden van de Commissie Van Traa hier niet van toepassing, omdat het hier niet gaat om strafrechtelijke aangelegenheden maar om door tipgevers verstrekte informatie die door de Belastingdienst in beginsel in de bestuursrechtelijke sfeer wordt gebruikt.

  • Vraag 12
    Waarom bestaat er naast de Regeling bijzondere opsporingsgelden van het Ministerie van Veiligheid en Justitie terzake van de aanpak van vermogensdelicten (die ook geldt voor de FIOD, zie circulaire 5679199/10 van 30 december 2010) een apart fiscaal tipgeversbeleid? Waarom is het fiscale tipgeversbeleid niet aangepast na de aanbevelingen van de Commissie-Van Traa?

    Dit wordt gewaarborgd door – zoals verwoord in meergenoemde brief van de toenmalige Staatssecretaris – zo terughoudend mogelijk om te gaan met de mogelijkheid van het aangaan van tipgeversovereenkomsten. Om die reden is ook door hem voorgesteld niet tot een nadere detaillering van de tipgeldregeling over te gaan, om daarmee te voorkomen dat daarvan een stimulans zou kunnen uitgaan voor de zogenoemde fiscale premiejager. Er mag geen crimineel gedrag worden uitgelokt. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat onrechtmatig verkregen bewijs door de belastinginspecteur voor de belastingheffing mag worden gebruikt tenzij hij, vrij vertaald, de onrechtmatigheid heeft geïnitieerd of gefaciliteerd. Dit laatste wil de Belastingdienst uiteraard voorkomen.

  • Vraag 13
    Bestaat er een FIOD-document genaamd «Wenken en Mededelingen» van 6 juni 1990, waarin richtlijnen staan vermeld over het handelen van FIOD-ambtenaren ten opzichte van tipgevers/informanten? Zo ja, kunt u dat openbaar maken?

    Zoals ik hiervoor reeds heb aangegeven, gaat het bij het fiscaal tipgeversbeleid om het door de Belastingdienst gebruikmaken van een tipgever voor de belastingheffing, dus in de bestuursrechtelijke sfeer. De regeling van het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft betrekking op de opsporing in de strafrechtelijke sfeer. Dat is de reden waarom er een aparte regeling is voor fiscale tipgevers en deze niet hoeft te worden aangepast aan de aanbevelingen van de Commissie Van Traa.

  • Vraag 14
    Bestaan er naast eerder genoemde «Wenken en Mededelingen» van 6 juni 1990 nog andere instructies c.q. richtlijnen voor FIOD-medewerkers in hun contacten met (potentiele) tipgevers? Zo ja, kunt u die openbaar maken?

    Zoals in de beslissing op een Wob-verzoek van 20 november 2013, kenmerk DGB/2013/5756, is aangegeven zijn de door u bedoelde wenken en mededelingen niet in de archieven aangetroffen en konden deze dus ook niet worden verstrekt.

  • Vraag 15
    Klopt het dat een ex-FIOD ambtenaar, die eerder als bedenker en later als projectleider bij de FIOD betrokken was bij het Rekeningenproject (verzwegen buitenlands vermogen, inkeerregeling), na zijn dienstbetrekking actief richting de Belastingdienst optrad als financieel adviseur van een landelijk bekende, veroordeelde drugscrimineel?3

    Zie hiervoor het antwoord op de vragen 7 en 8.

  • Vraag 16
    Hoe wordt voorkomen dat een premiejagerscultuur ontstaat en crimineel gedrag wordt uitgelokt en aan crimineel gedrag (zoals witwassen) wordt meegewerkt?

    Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan ik hierover geen mededelingen doen.

  • Vraag 17
    Kunt u aangeven hoeveel potentiële tipgevers zich vanaf 2001 hebben gemeld bij respectievelijk de FIOD, het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst? Met hoeveel van deze tipgevers zijn contractuele afspraken gemaakt en hoeveel tipgevers zijn beloond en welke bedragen zijn daarmee gemoeid (geweest)?

    Zie hiervoor het antwoord op vraag 12.

  • Mededeling - 29 januari 2014

    Hierbij bericht ik u dat het beantwoorden van de op 7 januari jl. door het lid Omtzigt (CDA) gestelde vragen over fiscale tip- en toongelden, samenwerking door de fiscus met criminelen en het opvolgen van de aanbevelingen van de Commissie Van Traa, vanwege wenselijke afstemming niet kan plaatsvinden binnen de gebruikelijke termijn.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2014Z00098
Volledige titel: Fiscale tip-en toongelden, samenwerking door de fiscus met criminelen en het opvolgen van de aanbevelingen van de commissie-van Traa
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20132014-1185
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Omtzigt over fiscale tip- en toongelden, samenwerking door de fiscus met criminelen en het opvolgen van de aanbevelingen van de Commissie Van Traa