Het bevriezen van Oekraïense tegoeden en het voorkomen van belastingontwijking via Nederland door de Oekraïense elite |
|
Henk Nijboer (PvdA), Michiel Servaes (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Wat is per ultimo 12 maart 2014 de omvang van de Oekraïense tegoeden die Nederland per 7 maart jl. heeft bevroren?
In Nederland zijn sinds 6 maart jl. voor aanzienlijke bedragen aan Oekraïense activa bevroren. De geheimhoudingsbepalingen van de Sanctiewet 1977 geven mij geen mogelijkheid mijn antwoord nader te preciseren.
Hoe verhoudt de geschatte omvang van deze bevroren tegoeden van «enkele honderden miljoenen» zich tot het feit dat de Nederlandse Financial Intelligence Unit (FIU) sinds 2010 slechts één verdachte transactie verband houdend met Oekraïne t.w.v. € 4 miljoen heeft geconstateerd?1
Zoals in mijn antwoord op vraag 1 aangegeven kan ik niet ingaan op de hier genoemde bedragen.
Meer in algemene zin wijs ik er op dat bij het bevriezen van tegoeden enerzijds en het door de Financial Intelligence Unit (FIU) verdacht verklaren van gemelde ongebruikelijke transacties anderzijds sprake is van twee verschillende wettelijke procedures. Bevriezen van tegoeden vindt plaats in het kader van de Sanctiewetgeving, meldingen van ongebruikelijke transacties vinden plaats op grond van de vigerende anti-witwaswetgeving (Wet ter voorkoming van witwassen en terrorisme financiering (Wwft)).
Op grond van deze laatst genoemde wetgeving dienen transacties die mogelijk op witwassen duiden, en om die reden als ongebruikelijk kwalificeren, aan de FIU te worden gezonden. Deze wettelijke verplichting dient een preventief doel, voorkomen van witwassen, en een repressief doel, relevante informatie ter beschikking stellen aan de opsporingsdiensten. Deze meldingen van ongebruikelijke transacties worden vervolgens door de FIU beoordeeld en op basis van de bij de FIU beschikbare informatie kan de FIU besluiten de ongebruikelijke transacties als verdacht door te melden aan de opsporing. Vermogen afkomstig uit de Oekraïne kan in Nederland terecht zijn gekomen op een wijze die een instelling geen aanleiding geeft te veronderstellen dat een transactie verband kan houden met witwassen. In een dergelijk geval is er op dat moment geen aanleiding voor een meldplichtige instelling om hier melding van te doen bij FIU.
Voortschrijdend inzicht of nieuwe informatie, zoals EU Verordening 208/2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne, kunnen er voorts toe leiden dat in eerste instantie op goede grond niet bij de FIU gemelde transacties in een later stadium wel bij de FIU gemeld dienen te worden. Ook kan nieuw beschikbare informatie voor de FIU reden vormen om in het kader van het beoordelen van eerder bij de FIU gemelde ongebruikelijke transacties tot andere conclusies te komen.
Bent u bereid te onderzoeken hoe de bevroren tegoeden in Nederland terecht zijn gekomen en waar nodig te inventariseren waar verbeteringen in het toezicht mogelijk zijn?
Ja.
Zoals ook in de reactie op het recente rapport van de Rekenkamer2 is te lezen wordt door de beide verantwoordelijke ministeries veel belang gehecht aan de effectiviteit van de anti-witwas regelgeving en zijn en worden daartoe ook maatregelen genomen, zoals de opdracht door beide ministeries eind vorig jaar aan het WODC om een Beleidsmonitor witwassen te ontwikkelen. De resultaten van de nu te onderzoeken casussen zullen onder meer in de Beleidsmonitor witwassen worden meegenomen.
Hoe houdt de Nederlandsche Bank toezicht op de herkomst en aard van de geldstromen in en uit de Nederlandse Bijzondere Financiële Instellingen (BFI’s) of andere bijzondere vennootschappen? Is er een periodieke doorlichting of risicoanalyse op basis waarvan verdachte transacties worden gecontroleerd?
De Nederlandsche Bank (DNB) houdt geen toezicht op herkomst en aard van de geldstromen in en uit Nederlandse Bijzondere Financiële Instellingen (BFI’s). De grotere BFI's rapporteren aan DNB vanuit de statistische taak van DNB (het opstellen van de betalingsbalans).
Kunt u nader ingaan op waar en in welke vorm de bevroren Oekraïense tegoeden in Nederland werden aangehouden? Hoe groot was het aandeel van de bancaire spaardeposito’s respectievelijk de middelen binnen trustkantoren of andere BFI’s binnen het totaal van bevroren tegoeden? Wat zegt deze verdeling over de positie van Nederlandse bijzondere financiële instellingen in internationale ontwijkingsconstructies?
Ik kan bij de beantwoording van deze vraag niet ingaan op waar en in welke vorm de bevroren Oekraïense activa in Nederland worden aangehouden, evenmin als op de vraag hoe groot het aandeel was van de bancaire spaardeposito’s respectievelijk de middelen binnen trustkantoren of andere bijzondere financiële instellingen (BFI’s) binnen het totaal van bevroren tegoeden.
Er is geen gewijzigd inzicht voor wat betreft de mogelijke positie van BFI’s in internationale ontwijkingsconstructies.
Wat zijn de juridische instrumenten die Nederland heeft om op te treden bij vermoedens van witwassen via een internationale belastingconstructie? Wordt binnen de aanpak van het witwassen speciale aandacht gegeven aan politieke prominente personen en hun families?
Op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) moeten instellingen die vallen onder de werkingssfeer van de Wwft (Wwft-instellingen) aan de Financial Intelligence Unit (FIU) melding doen van ongebruikelijke transacties die mogelijk zien op witwassen. Dat geldt ook indien dat witwassen is gerelateerd aan een internationale belastingconstructie. Een ander onderdeel van de Wwft verplichtingen ziet specifiek op politieke prominente personen en hun families. Wwft-instellingen moeten interne procedures hebben om te bepalen of sprake is van een cliënt of een uiteindelijk belanghebbende die een politiek prominent persoon (of een familielid daarvan) is. Ten aanzien van die politiek prominente personen en hun familieleden moet de instelling verscherpt cliëntenonderzoek verrichten. Als de resultaten van dat verscherpte onderzoek daar aanleiding toe geven, kan de Wwft-instelling besluiten om geen relatie aan te gaan of om een bestaande te beëindigen.
Het strafrecht is aan de orde wanneer er aanvullende informatie voor handen is die aanknopingspunten biedt voor het vermoeden dat er sprake is van een strafbaar feit. Het openbaar ministerie en de toezichthouders onderhouden daartoe contact.
De juridische instrumenten die het openbaar ministerie ter beschikking heeft, indien er sprake is van een verdenking van witwassen, zijn de gebruikelijke opsporingsbevoegdheden op basis van onder meer het wetboek van Strafvordering, de Wet op de economische delicten en de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Daarnaast heeft het openbaar ministerie zoals gebruikelijk in sommige situaties de bevoegdheid om informatie te delen met buitenlandse justitiële autoriteiten.
Indien er sprake is van een vermoeden van witwassen door een politiek prominent persoon, dan wordt het gegeven dat het een politiek prominent persoon betreft, meegewogen bij de beoordeling of naar aanleiding van het binnengekomen signaal, een strafrechtelijk (voor)onderzoek dient te worden opgestart.
Indien de Belastingdienst, bijvoorbeeld bij het vaststellen van de aangifte of een eventueel boekenonderzoek, stuit op activiteiten die een aanwijzing kunnen zijn voor witwassen, steekpenningen, ernstige vermogensdelicten en/of terrorismefinanciering of inbreuk op sanctiemaatregelen, dan zal de Belastingdienst deze melden bij de aangewezen (overheids)instanties, zoals het Openbaar Ministerie, de FIU, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, de Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank.
Het bericht dat de “wijkverpleegkundige onvoldoende is voorbereid op wijk” |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Wijkverpleegkundige is onvoldoende voorbereid op wijk»?1
Ja.
Is het de bedoeling dat de wijkverpleegkundige de spil moet worden voor zorggebruikers in de wijk? Zo ja, waarom zou zij zich dan bezig moeten houden met het opstellen van preventieplannen, coachen en meer van dat soort administratieve geleuter?
Ik zie de wijkverpleegkundige inderdaad als de spil in de wijk. De wijkverpleegkundige heeft de belangrijke rol – samen met de huisarts en professionals uit het sociale domein – om mensen zo lang als mogelijk thuis te helpen. De (wijk)verpleegkundige is in de eerste plaats een zorgverlener, zoals ook is toegelicht in het expertisegebied wijkverpleegkundige dat door de beroepsvereniging V&VN is opgesteld. Het gaat bij deze zorg om verpleegkundige handelingen, zoals wondverzorging of injecteren. Het overgrote deel van het werk van de (wijk)verpleegkundige zal worden ingevuld met het verrichten van deze verpleegkundige handelingen. Daarnaast vormt de (wijk)verpleegkundige de schakel tussen de cliënt, zijn of haar sociale omgeving en de verschillende professionals zoals huisarts, medisch specialist en de professionals uit het sociaal domein. Een (wijk)verpleegkundige verricht binnen de zorgverlening dus ook extra taken, zoals signaleren en coachen. Dit betreft een klein gedeelte van de taken die de wijkverpleegkundige verricht. In het programma «zichtbare schakel» zijn al goede ervaringen opgedaan met deze coördinerende, regisserende en signalerende taken waarvoor in de AWBZ geen bekostigingstitel bestaat.
De wijkverpleegkundige zal bepalen wat de cliënt nodig heeft en wie de zorg uitvoert, omdat de huidige indicatiestelling die door het CIZ wordt uitgevoerd, voor deze zorg vervalt. Hiermee leg ik meer verantwoordelijkheid en meer vrijheid bij de beroepsgroep terug en ga ik uit van de professionele autonomie van de zorgverlener. Binnen de Zorgverzekeringswet is de zorgverlener altijd degene die de indicatiestelling doet. Daarmee zal het voor de wijkverpleegkundige niet anders zijn dan voor bijvoorbeeld een huisarts. Deze taken die de wijkverpleegkundige naast de daadwerkelijke zorgverlening verricht, acht ik nodig voor samenhangende zorg en ondersteuning, wat van groot belang is voor de cliënt.
Vindt u het belangrijker dat de wijkverpleegkundige over ondernemersvaardigheden beschikt, zoals onderhandelen, indiceren, innoveren, vernieuwingen implementeren, of dat zij gewoon goede zorg levert?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat dit de nieuwe rol voor de wijkverpleegkundige moet worden? Zo ja, hoe kunnen deze wijkverpleegkundigen over een paar maanden van start gaan als er nu pas een nieuwe opleiding geïntroduceerd wordt? Zo nee, hoe ziet u dit dan? Kan de overheveling dan nog wel per januari 2015 plaatsvinden, als de afgestudeerde wijkverpleegkundigen nog onvoldoende op deze nieuwe rol zijn voorbereid?
Ik ben van mening dat de wijkverpleegkundige in eerste instantie een zorgverlener is en daarnaast extra taken doet zoals de coördinatie van zorg en ondersteuning. De nieuwe aanspraak wijkverpleging in de Zvw zal per 1 januari 2015 van kracht zijn. De wijkverpleegkundigen worden op verschillende manieren op hun nieuwe rol voorbereid. Er wordt geïnvesteerd in extra wijkverpleegkundigen, € 40 mln. in 2015 oplopend tot structureel € 200 mln. vanaf 2017. Ervaringen met de nieuwe rol die wijkverpleegkundigen hebben, worden en zijn al opgedaan in het programma «zichtbare schakel» dat al in 2009 is gestart. Binnen de resterende middelen van dit programma wordt er ook geïnvesteerd in een opleidingsimpuls voor de jaren 2014 en 2015. Het gaat om het ontwikkelen van een inwerktraject voor verpleegkundigen die ingezet gaan worden als wijkverpleegkundigen. Ook omvat de impuls een scholing voor huidige wijkverpleegkundigen. Tevens wordt er een traject ontwikkeld met een leerroute voor MBO verpleegkundigen naar HBO verpleegkundigen met aandacht voor wijkverpleging. Ten slotte wordt er een impuls gegeven aan de opleiding verpleegkundige, passend bij het nieuwe beroepsprofiel van de verpleegkundige en het daarop gebaseerde «expertisegebied wijkverpleegkundige».
Met deze maatregelen ben ik van mening dat wijkverpleegkundigen voldoende op hun nieuwe rol worden voorbereid.
Deelt u de mening dat het van de zotte is dat de wijkverpleegkundige verantwoordelijk wordt voor heel de wijk, als zij alleen bij zorgbehoevende huishoudens komt? Zo nee, waarom niet?
Die mening deel ik niet. De wijkverpleegkundige opereert namelijk niet als solist, maar zal nauw samenwerken met de huisarts en professionals uit het sociale domein. Samen zijn zij er op gericht op mensen in de wijk zo lang mogelijk thuis te helpen. De zorg kan, naast de daadwerkelijk zorgverlening, ook inhouden achter de voordeur van iemand komen om poolshoogte te nemen, bijvoorbeeld omdat er verontrustende signalen zijn ontvangen over de gesteldheid van de persoon door iemand uit zijn omgeving, door gemeenten of door sociale teams. De wijkverpleegkundige komt daarmee niet alleen bij huishoudens die al zorg ontvangen. De wijkverpleegkundige heeft medische kennis, maar kan ook beoordelen wat voor overige ondersteuning nodig zou kunnen zijn. De gemeente kan gebruik maken van de bevindingen van de wijkverpleegkundige. Om de verbinding tussen welzijn en zorg te realiseren, zal de verpleegkundige functie vertegenwoordigd zijn in een sociaal team of een vergelijkbaar verband.
Een conceptwet over kindhuwelijken in Irak |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Iraq: Don’t legalize marriage for 9-year-olds»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de Iraakse ministerraad vorige maand heeft ingestemd met conceptwetgeving waarin onder meer is vastgelegd dat meisjes vanaf negen jaar kunnen trouwen, dat verkrachting van de vrouw binnen het huwelijk is toegestaan en dat vrouwen zonder toestemming van hun man niet hun huis mogen verlaten? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Ja.
Is u bekend wanneer het Iraakse parlement zich over deze conceptwetgeving zal buigen?
Volgens recent ontvangen informatie zal de conceptwet voorlopig niet aan het parlement worden voorgelegd. De exacte redenen hiervan zijn niet bekend en evenmin of dit slechts uitstel of definitief afstel betekent. Nederland zal de ontwikkelingen rond dit proces nadrukkelijk op de voet blijven volgen. De conceptwet is ook onderwerp van overleg met EU-partners.
Deelt u de opvatting van Human Rights Watch dat deze wetgeving in strijd zou zijn met internationale verdragen waarbij Irak zelf partij is, namelijk het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie jegens vrouwen en het Verdrag inzake de rechten van het kind?
Ja.
Hoe beoordeelt u de door de ministerraad goedgekeurde conceptwet ten opzichte van de huidige Iraakse wetgeving? Deelt u de opvatting van de mensenrechtenorganisatie dat de nieuwe wetgeving desastreus zou zijn en discriminerend en een stap terug voor vrouwen en kinderen?
De conceptwetgeving is in strijd met zowel de relatief liberale Iraakse Family Law uit 1959, die de huwelijksleeftijd op 18 jaar vastlegt, als met de Iraakse grondwet die spreekt over bescherming van kinderen. Als de conceptwetgeving van kracht zou worden, zou dit een sterk negatieve invloed hebben op de positie van vrouwen en kinderen in Irak.
Bent u bereid op korte termijn contact met uw Iraakse collega’s op te nemen om uw zorgen te uiten over de conceptwetgeving en er op aan te dringen dat de wetgeving in overeenstemming is met de door het land zelf ondertekende internationale verdragen? Indien neen, waarom niet?
Ja, Nederland zal zijn zorgen over deze conceptwetgeving aan de orde stellen bij de Iraakse autoriteiten. Als zou blijken dat het Iraakse parlement alsnog hierover zal beraadslagen, zal het kabinet in EU-verband en met andere partners in Irak overleggen welke stappen ondernomen kunnen worden om te voorkomen dat dit voorstel daadwerkelijk tot wet wordt verheven.
Het bericht dat de Interpol database van gestolen en/of vermiste paspoorten nauwelijks wordt gecheckt |
|
Raymond de Roon (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u een appreciatie geven van het bericht «2 Airlines to Check Passports on Interpol Database»?1
De details van het in het bericht genoemde testproject van Interpol zijn mij niet bekend. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op de overige vragen.
Klopt het dat alleen de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Arabische Emiraten actief gebruikmaken van de database van Interpol waarin 40 miljoen gestolen en/of vermiste paspoorten zijn opgenomen? Waarom staat Nederland niet in dit rijtje?
In het bericht wordt gedoeld op de Interpol database van gestolen en/of vermiste reisdocumenten, oftewel de Interpol database Stolen en Lost Travel Documents (SLTD). De Koninklijke Marechaussee (KMar) en de Nationale Politie (NP) beschikken over toegang tot deze database en maken hiervan gebruik bij de uitvoering van hun taken.
Deelt u de mening dat de marechaussee -zeker in het licht van de hoge terreurdreiging- een 100% controle op paspoorten moet uitvoeren op luchthavens en dat het absurd is dat Nederland dit blijkbaar niet doet, terwijl het volgens Interpol maar één luttele seconde kost om te controleren of een paspoort is opgenomen in haar database?
De KMar controleert van elke passagier die de Schengen buitengrens passeert de echtheid van het paspoort en controleert eveneens of de houder van het paspoort hoort bij het aangeboden paspoort. De medewerkers van de KMar zijn goed opgeleid in het herkennen van valse documenten en «look a likes» die gebruik maken van echte documenten. De KMar doet daarnaast naslag in het Schengen Informatie Systeem (SIS II) met gestolen en/of vermiste reisdocumenten van de Schengenlidstaten om vast te stellen of het reisdocument als gestolen of vermist staat vermeld. Bovendien heeft de KMar toegang tot de SLTD. Indien daartoe aanleiding is, wordt de SLTD geraadpleegd bij de controle van een paspoort. Ik onderzoek momenteel de mogelijkheden om deze databank beter te benutten bij het in passagiersstromen signaleren van illegale immigratie, zware criminaliteit en terrorisme.
Hoe beoordeelt u het feit dat het afgelopen jaar meer dan 1 miljard passagiers een vliegtuig zijn ingestapt zonder dat hun paspoorten getoetst zijn aan de database van Interpol?
Ik beschik niet over de onderliggende informatie waarop deze uitspraak van de heer Noble is gebaseerd. Ik kan deze uitspraak dan ook niet beoordelen.
Hoe beoordeelt u het feit dat Interpol nu maar overgaat tot het aanbieden van het gebruik van de database aan vliegmaatschappijen, omdat veel overheden te laks zijn om de database te gebruiken?
In Nederland hebben private partijen, zoals banken en autoverhuurbedrijven, de mogelijkheid om documentmisbruik te detecteren door het documentnummer te controleren in een bestand met gestolen en vermiste identiteitsdocumenten. Er is dus in Nederland bij het voorkomen van documentmisbruik al sprake van publiek-private samenwerking waarbij gebruik wordt gemaakt van gegevens van gestolen en vermiste documenten. Ik ben voorstander van dergelijke vormen van samenwerking.
Bij het vervoer van vliegtuigpassagiers is ook al sprake van andere vormen van publiek-private samenwerking voor het in passagiersstromen signaleren van illegale immigratie, zware criminaliteit en terrorisme. Die bestaat uit het werk van de internationale verbindingsofficieren, het geven van trainingen aan medewerkers van luchtvaartmaatschappijen en het verstrekken van Advance Passenger Information (API)-gegevens. Verder bestaat in de luchtvaartindustrie een norm dat luchtvaartmaatschappijen deels zelf verantwoordelijk zijn voor het beoordelen of een passagier mag vliegen. Een actieve rol van de luchtvaart bij het checken van reisdocumenten, naast de taakuitoefening door de overheid, is in die zin dus niet exceptioneel.
Deelt u de mening dat smoesjes als een gebrek aan mankracht, privacyoverwegingen of politieke obstakels geen reden kunnen zijn om te marchanderen met de veiligheid?
Het grenscontroleproces is een integer en veilig proces gebaseerd op internationale en Europese wet- en regelgeving. Hierbij wordt rekening gehouden met verschillende belangen, waaronder de mobiliteit van de passagier, waarbij niet wordt ingeboet aan veiligheid.
Wat gaat u eraan doen om te bevorderen dat andere landen ook alle paspoorten op luchthavens van passagiers toetsen aan de database van Interpol?
De lidstaten van de Europese Unie zijn zelf verantwoordelijk voor het toetsen van paspoorten aan de database van Interpol. In Europees verband werk ik nauw samen met andere landen om te zorgen dat reisgegevens van vertrekkende en komende passagiers worden verzameld en vergeleken met signaleringslijsten, zoals die van Interpol.
Het bericht dat gemeenten thuiszorg per veiling kopen |
|
Tjitske Siderius (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Vindt u het ook zo schokkend dat zeker 35 gemeenten de zorg voor 1,5 miljoen mensen per veiling opkopen? Zo nee, waarom niet?1
Ik neem aan dat de vragenstelster doelt op het bericht over hoe sommige gemeenten huishoudelijke hulp willen organiseren. De vraag of het veilen van mensen verantwoord is wekt de suggestie dat dit het geval zou zijn. Die suggestie is op geen enkele grond gebaseerd en werp ik verre van mij. Vooropgesteld; veilingen of andere vormen van aanbesteding of gunning waarbij alleen de prijs leidend is, acht ik ongewenst en zijn niet in lijn met het kabinetsbeleid, met de huidige Wmo en de nieuwe Wmo. Welke inkoopmethode men ook hanteert, deze zal altijd moeten passen binnen de wettelijke kaders.
Ik heb mij naar aanleiding van het krantenartikel breed laten informeren door betrokken partijen, waaronder Stipter en enkele gemeenten die gebruik maken van de webapplicatie van Stipter. De in het artikel genoemde dienst biedt een digitaal platform waar aanbieders aan gemeenten offertes kunnen uitbrengen voor ondersteuning aan individuele burgers. Het veilingelement bestaat eruit dat iedere aanbieder zijn geoffreerde prijs binnen een vastgestelde tijdsperiode kan aanpassen in reactie op nieuwe (betere) offertes van andere aanbieders. Zodra een burger in aanmerking komt voor ondersteuning dan kan deze cliënt aangeven met welke gecontracteerde aanbieders hij/zij niet en wel te maken wil hebben. Deze voorkeur wordt vastgelegd, maar niet bekend gemaakt aan de aanbieders.
Deelt u de mening dat het veilen van mensen onmenselijk en onverantwoord is? Zo ja, bent u bereid per direct deze veiling te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u uitleggen waarom het in Nederland toegestaan is om mensen te veilen? Zou u het prettig vinden als uw familieleden, die zorg nodig hebben, geveild worden voor de laagste prijs? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom accepteert u klakkeloos dat gemeenten zo maar zorg kunnen inkopen op de laagste prijs, en niet meer kijken naar goede kwalitatieve zorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
De huidige Wmo en het wetsvoorstel Wmo 2015 bevatten wettelijke waarborgen voor een goede kwaliteit. Zo is in het eerste lid artikel 9a van de huidige Wmo geregeld dat het college van burgemeester en wethouders voortdurend zorg draagt voor de kwaliteit en de continuïteit van de maatschappelijke ondersteuning. In het tweede lid van artikel 9a wordt voorts geregeld dat indien het verlenen van maatschappelijke ondersteuning door derden wordt verricht dat het college van burgemeester en wethouders daarbij de kwaliteit en de continuïteit waarborgt van de maatschappelijke ondersteuning.
Daarnaast geldt dat waarborgen voor goede kwaliteit ook in het wetsvoorstel Wmo 2015 goed zijn verankerd. Zo wordt in artikel 2.1.1, tweede lid, voorop gesteld dat de gemeenten de eerstverantwoordelijk zijn waar het gaat om het stellen van regels over en het handhaven van de kwaliteit van de ondersteuning. In artikel 2.6.6. is geregeld dat bij verordening regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening. Ook in artikel 3.1. van het wetsvoorstel is voorts geregeld dat de aanbieder van een voorziening er zorg voor draagt dat de voorziening van goede kwaliteit is.
Navraag bij enkele gemeenten die gebruik maken van deze applicatie leert dat bij de toewijzing naast prijs ook klantvoorkeur en kwaliteit een grote rol spelen bij de toewijzing. Het wettelijk kader op dit vlak en de doorvertaling daarvan naar de gemeentelijke verordening zijn bepalend voor de te maken keuze.
Is het veilen van mensen het doel dat u beoogd had met uw plannen om de zorg kapot te bezuinigen? Moeten in uw visie gemeenten en zorgorganisaties straks alle zorg maar per veiling gaan regelen? Wordt dit de toekomst van de zorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
Mensen kunnen, moeten en worden niet geveild. De huidige Wmo en ook het wetsvoorstel Wmo 2015 bieden de waarborgen die ertoe leiden dat gemeenten gehouden zijn om passende ondersteuning aan mensen te bieden en dat die zorg voldoet aan de daaraan door de wet/verordening gestelde eisen. Vanuit een oogpunt van houdbaarheid van voorzieningen is het daarbij begrijpelijk dat gemeenten een kwalitatief goede ondersteuning willen bieden voor een goede prijs. Zoals ik in de beantwoording heb aangegeven: welke inkoopmethode men ook hanteert, deze zal altijd moeten passen binnen de wettelijke kaders.
Hoe verhoudt deze veilingsite voor huishoudelijke zorg zich met het aangenomen initiatiefwetsvoorstel van het lid Leijten tot wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning ter bevordering van de kwaliteit van de huishoudelijke verzorging en ter invoering van basistarieven voor de huishoudelijke verzorging (Kamerstukken 31 347)?
De gemeenteraad heeft vooraf een reëel basistarief vastgesteld voor de huishoudelijke verzorging. Dit basistarief vormt daarmee ook het minimumtarief dat een aanbieder kan offreren. Daarmee is altijd sprake van een tarief waarmee het uitbetalen van cao-lonen mogelijk is.
Waarom staat u toe dat gemeenten in strijd met de wet zorg inkopen op prijs en niet op basis van kwaliteit? Kunt u uitleggen waarom u eerder niet ingegrepen heeft bij gemeenten die te lage tarieven hanteren?
Dat sta ik niet toe. De huidige Wmo en ook het wetsvoorstel Wmo 2015 bieden de waarborgen die ertoe leiden dat gemeenten gehouden zijn om passende ondersteuning aan mensen te bieden en dat die zorg voldoet aan de daaraan door de wet/verordening gestelde eisen.
Hoeveel van deze 35 gemeenten hebben zorg via deze veilingsite met te lage tarieven ingekocht? Bent u bereid dit te onderzoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment zijn er 19 gemeenten die gebruik maken van de applicatie die Stipter aanbiedt. Het is de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad om een reëel basistarief vast te stellen dat voldoet aan de wettelijke eisen.
Vindt u het acceptabel dat gemeenten via deze veiling zorg inkopen, waardoor zorgorganisaties onmogelijk fatsoenlijke cao-lonen kunnen betalen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom grijpt u niet in?
Zoals gezegd is het kabinet tegen elke vorm van aanbesteden waarbij alleen de prijs leidend is. Daarom zijn kwaliteitswaarborgen in de huidige en nieuwe Wmo opgenomen.
Vindt u het wenselijk dat de veiling langer openblijft als een zorgorganisatie haar tarieven verlaagt, zodat andere zorgorganisaties de kans krijgen om een nog lager tarief aan te bieden? Hoe verhoudt dit zich tot een goede kwaliteit van zorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
Stipter biedt een webapplicatie aan die de uitvoering van een door de gemeente gekozen inkoopstrategie faciliteert. De applicatie biedt een platform waar aanbieders aan gemeenten offertes kunnen uitbrengen voor ondersteuning aan individuele burgers. Het veilingelement bestaat eruit dat iedere aanbieder zijn geoffreerde prijs binnen een vastgestelde tijdsperiode kan aanpassen in reactie op nieuwe (betere) offertes van andere aanbieders. Daarbij geldt dat de gemeente vooraf toewijzingscriteria heeft vastgesteld. Navraag bij een aantal betrokken gemeenten leert dat dit zowel kwaliteits- als prijscriteria zijn.
Vindt u het wenselijk dat zorgorganisaties automatisch hun bod kunnen laten verlagen, zodra een concurrent een lagere prijs aanbiedt? Behoort dit volgens u tot een goede kwaliteit van zorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is mogelijk voor aanbieders om automatisch een (maximaal) bod in te stellen. De biedingen gaan uit van kortingen op het maximale door de gemeente vastgestelde tarief. De maximale en minimale tarieven worden vooraf door gemeenten vastgesteld. Er is dus geen sprake van een mogelijkheid om te blijven bieden totdat een onaanvaardbare bodemprijs bereikt is.
Wat is uw reactie op de uitspraak van Z. Jongstra van zorgaanbieder TSN die aangeeft dat zorgorganisaties die zich netjes aan de cao willen houden op deze wijze uit de markt worden gedrukt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Onder verwijzing naar mijn bovenstaande antwoorden, herhaal ik dat de huidige Wmo en ook het wetsvoorstel Wmo 2015 de waarborgen bieden die ertoe leiden dat gemeenten gehouden zijn om passende ondersteuning aan mensen te bieden en dat die zorg voldoet aan de daaraan door de wet/verordening gestelde eisen.
Wat vindt u van de kritiek van werkgevers en werknemers die aangeven dat een internetveiling ten koste gaat van de kwaliteit van zorg?
Alle aanbieders die meedoen met de toewijzingsprocedure hebben vooraf een raamovereenkomst met de gemeente afgesloten waarin een minimaal kwaliteitsniveau is afgesproken. Dit kwaliteitsniveau is vooraf vastgesteld door de gemeenteraad. De huidige Wmo en het wetsvoorstel Wmo 2015 bevatten wettelijke waarborgen voor een goede kwaliteit. Zo is in het eerste lid artikel 9a van de huidige Wmo geregeld dat het college van burgemeester en wethouders voortdurend zorg draagt voor de kwaliteit en de continuïteit van de maatschappelijke ondersteuning. In het tweede lid van artikel 9a wordt voorts geregeld dat indien het verlenen van maatschappelijke ondersteuning door derden wordt verricht dat het college van burgemeester en wethouders daarbij de kwaliteit en de continuïteit waarborgt van de maatschappelijke ondersteuning.
Daarnaast geldt dat waarborgen voor goede kwaliteit ook in het wetsvoorstel Wmo 2015 goed zijn verankerd. Zie ook mijn antwoord op vraag 4.
Gaat u maatregelen treffen om te zorgen dat deze veiling van mensen en zorg per direct gestopt wordt? Zo ja, per wanneer gaat u dit regelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u deze vragen uiterlijk dinsdag 18 maart 2014 (12.00 uur) beantwoorden?
Een bushalte die wordt betaald met WMO-geld |
|
Tjitske Siderius (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Acht u het wenselijk dat er een bushalte in Krabbendijke wordt betaald met geld dat bedoeld is voor zorg?1
De verantwoordelijkheid die gemeenten hebben op basis van de Wmo kent negen resultaatgebieden en is daarmee breder dan alleen het verstrekken van voorzieningen, zoals huishoudelijke hulp en woningaanpassingen. Gemeenten zijn ook verantwoordelijk voor het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten; opvoedondersteuning; het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning; het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers; het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem; het bieden van maatschappelijke opvang en vrouwenopvang en het voeren van beleid ter bestrijding van huiselijk geweld; het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg; en het bevorderen van verslavingsbeleid. Om de Wmo uit te voeren ontvangen gemeenten budget via het Gemeentefonds. Dit budget is – binnen de kaders van de wet – vrij besteedbaar. Het college legt verantwoording af over het gevoerde Wmo-beleid en de inzet van het budget in de Gemeenteraad. Het is primair aan de Gemeenteraad om te oordelen of de inzet van middelen wenselijk is.
Desalniettemin heb ik navraag gedaan bij de gemeente Reimerswaal. Uit de informatie die ik heb ontvangen is mij gebleken dat er nog geen besluitvorming in de Gemeenteraad heeft plaatsgevonden en dat het budget ook nog niet is besteed. Het college heeft € 15.000 gereserveerd voor de aanleg van een bushalte. Op dit moment is er geen bushalte waardoor een gevaarlijke situatie kan ontstaan voor alle schoolkinderen in Krabbendijke die van de bus gebruik willen maken en waardoor de bus niet toegankelijk is voor kinderen met een beperking die het regulier onderwijs bezoeken. De Gemeenteraad zal moeten beoordelen of deze uitgave bijdraagt aan de doelstellingen van de Wmo, zoals prestatieveld 1 (het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten) of prestatieveld 5 (het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem).
De gemeente heeft de Wmo-raad geïnformeerd over het reserveren van het budget voor het aanleggen van een bushalte. In een eerste reactie heeft de Wmo-raad aangegeven dit project ook als Wmo taak te zien. De gemeente Reimerswaal heeft benadrukt dat de Wmo-raad ook bij het verdere proces wordt betrokken, voordat tot definitieve besluitvorming wordt overgegaan.
Vanuit mijn verantwoordelijkheid zou ik het onwenselijk vinden, als blijkt dat budget dat bedoeld is voor de doelstellingen van de Wmo voor andere doeleinden wordt ingezet, terwijl mensen die aangewezen zijn op ondersteuning door de gemeente (kwalitatief) onvoldoende zijn ondersteund. Op basis van de voor mij beschikbare informatie heb ik echter geen aanwijzingen dat hiervan in Reimerswaal sprake is. De gemeente scoort een 7,7 op cliënttevredenheid en in 2013 zijn er naar aanleiding van besluiten door het college zeven bezwaarschriften ingediend bij 743 besluiten van het college. Er zijn geen beroepsprocedures gestart.
Welke mogelijkheden zijn er om gemeenten in Nederland tot de orde te roepen die geld, bestemd voor huishoudelijke verzorging, rolstoelen, woningaanpassingen en vervoersvoorzieningen, besteden aan andere doeleinden?
Ingrijpen gebeurt alleen als wettelijk vastgelegde medebewindstaken niet (juist) worden uitgevoerd, bijvoorbeeld als besluiten in strijd zijn met het recht of algemeen belang. In die gevallen kan ik zo nodig en uiteindelijk gebruikmaken van de instrumenten indeplaatsstelling of schorsing en vernietiging. Bij indeplaatsstelling ingeval van taakverwaarlozing kan ik een taak overnemen als een gemeente een medebewindstaak verwaarloost. Bij schorsing en vernietiging kan de Kroon besluiten een besluit van een gemeente dat in strijd is met het recht of het algemeen belang te schorsen of te vernietigen. Dit gebeurt bij koninklijk besluit. Om te bepalen of tot toepassing van deze instrumenten wordt overgegaan, kan ik gebruik maken van de zogenoemde «interventieladder». Deze bestaat uit oplopende stappen: beginnend met signaleren, informatie opvragen via bestuurlijk overleg tot en met het definitief toepassen van het instrument indeplaatsstelling of schorsing en vernietiging. Zoals uit het antwoord op uw eerste vraagt blijkt is dit in het geheel niet aan de orde.
Welke maatregelen gaat u nemen om situaties zoals in Krabbendijke in de toekomst te voorkomen? Ziet u mogelijkheden om het wetsvoorstel over maatschappelijke ondersteuning aan te passen zodat dergelijk situaties in de toekomst onmogelijk worden?2
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 heb aangegeven is er in het geval van Krabbendijke geen sprake van «een situatie». Verder is het oordeel over het gevoerde Wmo-beleid en de inzet van het budget primair en ten principale een aangelegenheid van de Gemeenteraad van Reimerswaal. Dit heeft nog niet tot besluitvorming geleid.
Het kabinet werkt op dit moment aan de vormgeving van een tijdelijke wet deelfonds sociaal domein. De middelen die per 1 januari 2015 worden overgeheveld van de AWBZ naar de Wmo 2015, worden geoormerkt en verstrekt via een nieuw en tijdelijk begrotingsartikel in het Gemeentefonds (deelfonds sociaal domein) en kunnen vrij worden besteed aan de taken in het sociaal domein zoals vastgelegd in de afzonderlijke wetten. Dit betekent dat het voor gemeenten ook in de toekomst mogelijk is om uitgaven te doen ten behoeve van de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking. Deze doelstelling heb ik expliciet in de definitie van maatschappelijke ondersteuning opgenomen, in lijn met de doelstellingen van het VN verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Het inzetten van dit budget voor andere lokale bestedingsdoelen (zoals wegen en water of het verstrekken van bijstandsuitkeringen) is straks niet meer toegestaan. De vormgeving van het tijdelijk deelfonds sociaal domein sluit daarmee aan bij de motie Van ’t Wout en Bergkamp3.
Welke gemeenten besteden het WMO-budget niet aan de daarvoor bedoelde doeleinden? Kunt u een overzicht verstrekken van deze gemeenten met daarbij het budget dat aan andere doeleinden is uitgegeven?
Ik beschik niet over de door u gevraagde informatie.
Het bericht dat vervoer van en naar stations een struikelblok is |
|
Machiel de Graaf (PVV) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Vervoer van en naar stations struikelblik»?1
Ja.
Deelt u de mening dat subsidies marktverstorend werken en dat het met dit specifieke geval weer bewezen wordt?
Nee deze mening deel ik niet. Met het programma Innovatief Reizen van en naar het Station is een grote diversiteit aan partijen de kans geboden om met hun innovatieve ideeën voor het voor- en natransport aan de slag te gaan. Het ging hierbij om een combinatie van een kortdurende innovatiesubsidie voor aanloopkosten van het Rijk (circa 55%) en een eigen bijdrage van commerciële partijen (circa 45%). Na de subsidiefase moeten de commerciële partijen op eigen kracht zien verder te gaan in een open concurrentie. De innovatiesubsidies zijn bedoeld om kansrijke ideeën, die anders niet van de grond zouden komen, te stimuleren en gedurende een korte periode in de praktijk te testen. Er is daarmee geen sprake van marktverstoring.
Waarom is niet onderzocht of andere taxiondernemingen last hebben gehad van uw subsidiebeleid en bent u bereid dit alsnog te onderzoeken?
Het subsidieprogramma Innovatief Reizen van en naar het Station is zo vorm gegeven dat initiatieven voor nieuwe vormen van voor- en natransport in den breder zouden worden gestimuleerd. Dit is gelukt en past in mijn beleid waarin het vervoer «van deur tot deur» centraal staat, hetgeen in de Lange Termijn Spoor Agenda terugkomt. Diverse partijen hebben subsidie aangevraagd voor projecten die zich richten op verschillende modaliteiten en fases van het voor- en natransport. De subsidieregeling stond dus ook open voor Taxiondernemingen die wilden innoveren. De projecten die in de kortdurende pilotperiode subsidie hebben ontvangen lijken kansen te hebben op een succesvolle, grootschalige implementatie. Of dit daadwerkelijk het geval zal zijn, wordt vaak pas later zichtbaar.
Hoe oordeelt u over het feit dat niet alle evaluaties volgens een goede methode zijn uitgevoerd?
Een van de randvoorwaarden voor het krijgen van subsidie binnen het programma Innovatief Reizen van en naar het Station was enige vorm van zelfevaluatie. De subsidieontvanger werd de SUMO-methode2 aangereikt, maar deze werd niet verplicht gesteld. Reden om deze methode niet voor te schrijven was de aard van de projecten, innovatie, en de diversiteit aan onderwerpen van de projecten. Het ene project leent zich daar ook meer voor dan de andere. De beste resultaatsmeting is een kloppende businesscase van de innovatie.
Bent u, ook in acht nemende het GreenCab-debacle2, bereid elke subsidie-euro die aan deze projecten besteed is terug te eisen en het taxivervoer weer aan de markt over te laten? Zo nee, waarom niet?
Het doel van het subsidieprogramma was stimuleren van innovaties. Inherent aan innovaties is dat sommige innovaties een succes worden en anderen niet. Het niet slagen van een innovatieproject is daarom geen aanleiding om de subsidie van dat project terug te vorderen.
Het feit dat het subsidiebedrag dat aan Prestige GreenCab was verstrekt werd terug gevorderd, had een andere oorzaak, zoals ook in het door u bedoelde artikel te lezen is.
Het bericht dat het Litouwse parlement stemt over een anti-homowet |
|
Marit Maij (PvdA), Michiel Servaes (PvdA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat het Litouwse parlement op donderdag 13 maart zal stemmen over een wet die het mogelijk maakt een boete op te leggen aan mensen die in het openbaar uiting geven aan andere dan «traditionele familiewaarden»?1
Ja. Overigens is op 13 maart 2014 door het parlement besloten de behandeling van het amendement van de parlementaire agenda te halen. Met enige regelmaat worden wetsvoorstellen met een anti-LHBT karakter in het Parlement ingediend, maar tot nu toe sneuvelden ze al in de Commissie-fase.
Klopt het dat deze wet onder andere boetes oplegt aan mensen die toespraken houden over de rechten van seksuele minderheden of een Gay Pride (mede)organiseren?
Het amendement dat voor stemming in het parlement voor lag, werd ingediend door het als homofoob bekend staande parlementslid Gražulis, leider van de populistische coalitiepartij Orde en Gerechtigheid. Het voorstel introduceerde strafbaarstelling van het «in het openbaar denigreren van grondwettelijke ethische waarden» («family values»).
Deelt u de mening dat het Litouwse wetsvoorstel seksuele minderheden discrimineert, in strijd is met het fundamentele recht op de vrijheid van meningsuiting en vereniging en bovendien in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), waarin het recht op het krijgen van informatie over Lesbische, Homoseksuele, Biseksuele en Transgender (LHBT)-rechten is belegd?
De voorgestelde wetgeving heeft een sterk stigmatiserende werking die personen en organisaties met homofobe sentimenten sterkt in hun overtuiging. Het kabinet betreurt iedere schending van de rechten van LHBT-personen en is het eens met de Raad van Europa die (eerdere) amendementen heeft veroordeeld en van mening is dat hiervoor in een parlement dat de beginselen van democratie en mensenrechten respecteert, geen plaats mag zijn.
Heeft u contact gehad met uw Litouwse collega over dit wetsvoorstel van het parlement? Zo ja, wat was de reactie van uw collega? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Het gaat hier om een voorstel van het parlement en niet van de regering. In een officiële reactie heeft de Litouwse regering bevestigd zich tot het uiterste in te zullen spannen om fundamentele rechten te waarborgen en internationale verplichtingen na te komen.
Gelet hierop is het niet nodig deze kwestie bij de Litouwse Minister van Buitenlandse Zaken aan te kaarten. Het is overigens staand beleid dat Nederland LHBT-kwesties bespreekt met autoriteiten van andere landen wanneer daar aanleiding toe is. Het gaat hier om een wetsvoorstel dat weliswaar van de agenda van het Litouwse Parlement gehaald is en niet de status van wet heeft, maar dat wel een zorgelijke ontwikkeling weergeeft, die het kabinet nauwgezet zal blijven volgen.
Bent u bereid deze kwestie in Europees verband aan te kaarten, bijvoorbeeld tijdens de Raad Buitenlandse Zaken en/of Raad Algemene Zaken, en u in te spannen voor een veroordeling door de Europese Unie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u de Kamer informeren over de uw inspanningen en de uitkomsten hiervan?
Voor het kabinet is het beschermen en bevorderen van gelijke rechten voor LHBT-personen een prioriteit, wereldwijd. Nederland zet zich daarvoor zowel binnen als buiten de EU in. Zo werd op 3 juli 2013 in de COHOM (de mensenrechtenwerkgroep van de EU) de «Baltic Pride» ter sprake gebracht. Ook voor de Nederlandse ambassades is een belangrijke rol weggelegd. Zo organiseerde de Nederlandse ambassadeur in Litouwen, samen met de «Lithuanian Gay League» (LGL) een ontvangst voor de ca. 200 deelnemers aan de LHBT conferentie voorafgaand aan de «Baltic Gay Pride» 2013. Tevens liep de NL ambassadeur, vergezeld van zijn Noorse, Zweedse, Deense en Spaanse collega’s vooraan mee in deze «Baltic Pride».
Vorig jaar hebben Vz EP Schulz en ViceVz CIE Reding tegenover de pers verklaard dat de EU zich krachtig zal weren tegen wetgeving die (LHBT) discrimineert.
Ziet u overeenkomsten tussen de Litouwse initiatiefwet en de Russische anti-homowetgeving?
Inhoudelijk zijn er overeenkomsten. Het Litouwse amendement is een zorgelijke ontwikkeling, maar is noch in het parlement behandeld noch heeft er een stemming plaatsgevonden. Het voorstel heeft derhalve niet de status van wet gekregen.
Het bericht dat Nederlandse data mogelijk zijn gebruikt bij drone aanvallen |
|
Jasper van Dijk , Ronald van Raak (SP), Harry van Bommel (SP), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Wat is uw oordeel over het artikel «Nederlandse data mogelijk gebruikt bij drone-aanvallen»?1
Zoals in het artikel is gesteld, heeft de MIVD inlichtingen verworven in het kader van de NAVO-operatie Ocean Shield. Tijdens militaire operaties kunnen inlichtingen worden gedeeld. Het is niet gebruikelijk dat diensten elkaar melden of (en zo ja welke) informatie ook voor andere doeleinden wordt gebruikt. Het is niet bekend op basis van welke (eigen en verkregen) informatie en inlichtingen andere landen operaties uitvoeren.
Nederland werkt niet mee aan illegale targeted killings. Zoals ook gemeld in reactie op de motie-van Bommel van 27 november 2013 is bij mij niet bekend op basis van welke informatie deze activiteiten worden uitgevoerd. Als zou blijken dat een buitenlandse partner aantoonbaar illegale targeted killings uitvoert, waarvoor ook Nederlandse informatie wordt gebruikt, zal dit leiden tot het opnieuw beoordelen van de vraag of dergelijke inlichtingen met die partner worden gedeeld.
Klopt het dat Nederlandse inlichtingen van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst niet alleen zijn gebruikt voor antipiraterij-operaties, maar mogelijk ook voor liquidaties met drones? Zo nee, kunt u uitsluiten dat Nederlandse inlichtingen hiervoor zijn gebruikt?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat er sinds 2011 tussen de vijf en acht aanvallen met drones in Somalië zijn uitgevoerd, waarbij tussen de tien en 24 slachtoffers zijn gevallen?
Ik kan dat niet bevestigen.
Klopt het dat Nederlandse inlichtingendiensten al sinds 2006 informatie uitwisselen met de Amerikaanse National Security Agency (NSA)? Vindt deze uitwisseling nog altijd plaats of is er door alle onthullingen aanleiding om deze te heroverwegen?
De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002) kent een gesloten verstrekkingenstelsel, dit betekent dat alleen de Wiv 2002 gronden biedt op basis waarvan gegevens aan buitenlandse diensten kunnen worden verstrekt. Dit geschiedt op grond van artikel 36 dan wel op grond van artikel 59 van de wet. Dit wettelijke kader bepaalt dus ook de verstrekking van gegevens aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten van de Verenigde Staten. Over de samenwerking met partnerdiensten worden in het openbaar geen uitspraken gedaan.
Zijn vanuit het Friese Burum «vele miljoenen telefoongesprekken van Somaliërs» onderschept en gedeeld met de NSA? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
De Nationale Sigint Organisatie (NSO) is verantwoordelijk voor satellietinterceptie. De aansturing van de NSO geschiedt op basis van de taakstelling van de diensten. In het openbaar worden geen uitspraken gedaan over de aard van de samenwerking met partnerdiensten.
Deelt u de mening dat het door deze onthullingen aannemelijk is dat inlichtingen over Somalisch telefoonverkeer niet alleen zijn gebruikt voor de bestrijding van piraten, maar ook voor Amerikaanse terreurbestrijdingsoperaties, waaronder een programma voor targeted killing met drones? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de Amerikaanse strijdkrachten geen onderscheid maken tussen de bestrijding van piraterij en terrorisme? Worden data tussen Nederland en de Verenigde Staten ook uitgewisseld via andere fora, zoals de Shared Awareness and Deconfictation (SHADE) vergaderingen in Bahrein?2 Zo ja, kunnen de door Nederland geleverde inlichtingen ook gebruikt worden voor Amerikaanse anti-terreur operaties?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn met behulp van Nederlandse inlichtingen leden van Al-Shabaab omgebracht?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het aanvaardbaar dat Nederlandse inlichtingen gebruikt worden voor Amerikaanse drone-aanvallen, waaronder in landen waar geen sprake is van een gewapend conflict? Zo nee, wat onderneemt u om dit gebruik tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de rechtsbasis op grond waarvan de Verenigde Staten in het kader van de terrorismebestrijding targeted killings uitvoeren in Somalië? Hoe beoordeelt u de juridische validiteit van deze basis voor het gebruik van geweld?
De Amerikaanse regering heeft in 2012 en op verschillende momenten daarna een toelichting gegeven op de inzet van drones in Pakistan en andere operatiegebieden. Daarbij hebben de Verenigde Staten gewezen op het recht op zelfverdediging vanwege het gewapende conflict met Al Qai’da en daarmee geassocieerde groepen. In het algemeen erkent Nederland, net als de Verenigde Staten, dat het recht op zelfverdediging ook geldt ten opzichte van georganiseerde gewapende groeperingen. Of in een specifiek geval is voldaan aan de eisen die aan de uitoefening van dat recht verbonden zijn, kan het kabinet niet beoordelen. Een dergelijke beoordeling vereist specifieke, feitelijke informatie over de desbetreffende aanval.
Kunt u aangeven of met betrekking tot het delen van inlichtingen met de Amerikanen over Somalië expliciet als voorwaarde is gesteld dat deze niet gebruikt mogen worden voor illegale targeted killings? Indien neen, waarom niet?3
De uitwisseling van inlichtingen over Somalië geschiedt in het kader van de reguliere samenwerking. Het kabinet beschikt niet over aanwijzingen dat dergelijke inlichtingen zijn gebruikt voor handelingen die in strijd zijn met het internationale recht.
Het einde aan de betutteling milieubeleid |
|
Helma Lodders (VVD), Bart de Liefde (VVD), Barbara Visser (VVD), Remco Dijkstra (VVD) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u bericht «Einde betutteling milieubeleid»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat er juist geen sprake is van een einde aan de betutteling van het milieubeleid aangezien u een website (www.duurzaamdoen.nl) in het leven hebt geroepen om mensen te motiveren duurzamer te leven? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet wil gebruik maken van de energie en ambities die veel partijen en bewoners in ons land hebben op het gebied van milieu en duurzaamheid. Resultaat bereiken we niet door alleen normen op te stellen vanuit Den Haag of Brussel. Met het programma «Duurzaam Doen» wil het kabinet alle mensen die duurzaamheid voorop stellen concrete handelingsperspectieven bieden en inspireren bij het duurzaam handelen. Op deze wijze geeft het ministerie van IenM inhoud aan de internationale verplichting om burgers en bedrijven actief te informeren over milieuaspecten, inclusief hun eigen handelingsperspectief (Conventie Arhus) c.q. concrete acties die burgers zelf kunnen oppakken Daarbij wordt gebruik gemaakt van inspiratie en informatie uit verschillende maatschappelijke en wetenschappelijke bronnen, zoals Milieu Centraal en RIVM.
Voor degenen die in alles duurzaam acteren is extra ondersteuning via een website overigens niet nodig. Zij vinden hun weg toch wel. Voor diegenen die gewoonweg tegen zijn en niet willen, geldt het tegenovergestelde. Juist de meerderheid van onze inwoners, wil echter wel, maar weet niet goed hoe. Daarop richt ik me. Door dat te doen en «duurzaam doen» met deze handreiking eenvoudiger te maken, worden waarschijnlijk ook mensen in beweging gezet die dat uit zichzelf niet zo makkelijk doen. Daarmee wordt een overgrote meerderheid van Nederland bereikt en ontstaat er – zonder dat vanuit Den Haag op te leggen – in een aantal opzichten mogelijk een nieuwe sociale norm, zoals eerder met roken is gebeurd. Daar geloof ik in.
Kunt u aangeven hoeveel middelen vanuit zowel de begroting van het ministerie van Infrastructuur en Milieu als de begroting van het ministerie van Economische Zaken beschikbaar zijn gesteld voor de website www.duurzaamdoen.nl?
De kosten voor de ontwikkeling en de uitrol bedroegen 49.909,16 euro. Dit is inclusief het bouwen en testen van de site, het beheer tot en met juni, de hosting tot het eind van het jaar, de online actie met Google adwords en banners om mensen attent te maken op de site en de vraagbeantwoording c.q. de backoffice. Het ministerie van Economische Zaken heeft hier niet aan bijgedragen.
Kunt u aangeven of er meer van dit soort vergelijkbare initiatieven worden gefinancierd door de overheid en zo ja, met welke duur en van welke omvang?
Ja, er zijn meer van dit soort initiatieven. Deze zijn uiteenlopend van karakter en richten zich op andere doelgroepen dan duurzaamdoen.nl. In het algemeen is de Rijksoverheid betrokken in activiteiten vanuit samenwerkingsverbanden, waarvoor websites ontwikkeld zijn of worden, zoals Milieu Centraal of Wageningen Universiteit met KennisOnline.
Ook het Topsectorenbeleid voorziet in digitale informatie. Enkele voorbeelden zijn: topsectorenergie.nl en het Neutraal Logistiek Platform met www.nlip.org/nl . Daarnaast zijn er initiatieven die gekoppeld zijn aan projecten. Als voorbeeld noem ik het programma duurzaamdoor.nl – met uw Kamer besproken op 3 en 4 juli 2013 – dat zich richt op duurzaamheid en «leren», in het onderwijs en daarbuiten. Aan dit programma sluiten overheden (gemeenten, waterschappen, provincies en ministeries), partnerschappen met bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties om kennis en inzichten te delen en te verspreiden. Het programma loopt van 2013 tot en met 2016 en het Ministerie van Economische Zaken draagt er ca. 4 miljoen euro per jaar aan bij.
Deelt u de opvatting dat de website www.duurzaamdoen.nl overbodig is aangezien er al voldoende informatie beschikbaar is over duurzaamheid via de verschillende websites van de overheid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom vindt u het noodzakelijk om dan toch iets nieuws op te bouwen wat weer ondersneeuwt en extra geld kost?
Duurzaamdoen.nl helpt en wijst burgers de weg naar concrete acties die ze zelf kunnen oppakken. De website duurzaamdoen.nl biedt daarmee iets anders dan de algemene site(s) van de Rijksoverheid. Op die site(s) is met name informatie te vinden over het beleid van het Rijk en de uitvoering daarvan. Burgers worden daarmee op de hoogte gehouden van datgene wat het Rijk doet. Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, is de site duurzaamdoen.nl nadrukkelijk anders van karakter. Deze site staat bovendien open voor samenwerking met partners die concrete en duurzame handelingsperspectieven aanbieden aan burgers. Ook daarmee is de site wezenlijk anders dan de centrale rijksoverheidssite. Door verbinding te leggen met de diverse thema’s binnen het duurzaamheidsbeleid geeft de overheid op transparante wijze aan hoe gezamenlijk inhoud wordt gegeven aan dit maatschappelijke thema.
Duurzaamdoen.nl etaleert en biedt een podium aan duurzame initiatieven. Voor meer informatie linkt de website door naar de websites van de getoonde initiatieven. Daarmee fungeert de website ook als wegwijzer en inspiratiebron voor mensen die duurzamer willen leven. Dat de site in een behoefte voorziet, blijkt overigens uit de vele bezoekers. De eerste drie weken dat de site online was, heeft bijna 23.000 unieke bezoekers opgeleverd en 46.580 paginaweergaven.
Bij de ontwikkeling en het beheer van de website werk ik samen met Milieu Centraal. Deze voorlichtingsorganisatie biedt zelf verdiepende informatie, praktische tips en adviezen aan op haar site. De sites van Duurzaam Doen en Milieu Centraal versterken elkaar. Via links op de site van duurzaamdoen.nl komt een bezoeker bij deze adviezen terecht.
Deelt u de opvatting dat er van een einde van de betutteling geen sprake is aangezien uit uw brief blijkt dat u voornemens bent op verschillende onderdelen van het milieubeleid verdergaande maatregelen te nemen op het gebied van lucht, geluid, water, externe veiligheid, gezondheid en milieu? Zo nee, waarom niet?
Wanneer de gezondheid of veiligheid van burgers in het geding is, moet het Rijk heldere regels stellen en ook zelf actief optreden. Het kabinet neemt die verantwoordelijkheid zonder »koppen op EU-regelgeving» te zetten.
Met de modernisering van het milieubeleid geef ik daarnaast expliciet ruimte aan de vele initiatieven die in de samenleving bestaan. Met geactualiseerde en eenvoudiger regels ondersteunt het kabinet dat. Dat geldt ook voor de verschillende samenwerkingsafspraken en coalities die zijn en worden gesloten. Door daarbij – waar mogelijk – verbinding te leggen tussen milieuopgaven en opgaven op het gebied van onder meer bereikbaarheid, waterhuishouding en ruimtelijke inrichting, versterken we Nederland op een samenhangende, geïntegreerde manier. Dat biedt ook economische kansen.
Kunt u ten aanzien de genoemde onderwerpen toelichten waarom aanscherping van beleid noodzakelijk is? Zo nee, waarom niet?
Bij het kabinetsbeleid ten aanzien van natuur, milieu en duurzaamheid is het – in lijn met het regeerakkoord – van belang dat er een mix is van diverse instrumenten, waar onder communicatieve, juridische, financiële en sociale. Die instrumenten worden getoetst, gemonitord en geëvalueerd, zodat de beleidscyclus daar waar nodig aangepast dan wel bijgestuurd kan worden op weg naar de gestelde doelen. In de brief «Modernisering Milieubeleid» heeft het kabinet aangegeven dat actualisering qua specifieke inhoudelijke focus en werkwijze nu nodig is om de milieudoelen te kunnen halen in deze eeuw. In het kort zijn het vooral de veranderde samenleving en de nieuwe inhoudelijke opgaven die dat noodzakelijk maken.
Kunt u voorts aangeven waarom niet wordt vastgehouden aan het kabinetsbeleid dat er geen nationale koppen op Europese regelgeving worden geplaatst? Zo nee, waarom niet?
Er is geen sprake van een nationale kop. Het gaat er om doelen centraal te stellen, daarnaar te handelen en resultaat te bereiken. Met de aanpak die ik voorsta en die aansluit bij de samenleving van vandaag ben ik ervan overtuigd dat we resultaat gaan bereiken. Ook de inzet van sociale instrumenten (c.q. social media) is geen nationale kop op Europese regelgeving. In het duurzaamheidsbeleid van de EU is de inzet van dat instrumentarium ook opgenomen.
Kunt u toelichten waarom de overheid bepaalt dat het juist duurzaam is om flexitarier te worden door een aantal dagen geen vlees te eten terwijl onderzoeken van de Food and Agriculture Organization (FAO) juist aantonen dat ons landbouwsysteem inclusief de veehouderij het meest duurzame systeem in de wereld is?
De site geeft geen adviezen en de Rijksoverheid «bepaalt» hier niet wat de burger zou moeten doen, maar reikt handvatten aan voor mensen die tips zoeken om duurzamer te leven.
De Nederlandse land- en tuinbouw is wereldwijd leidend, ook op het gebied van duurzame ontwikkeling. Het kabinetsbeleid is gericht op ondersteunen en faciliteren van innovaties. Tegelijkertijd blijft de voetafdruk voor vleesconsumptie wereldwijd bezien hoog. In het PBL-rapport «De macht van het menu» (2013), worden 4 oplossingsrichtingen aangegeven om tot een duurzamer voedselsysteem te komen, namelijk: anders consumeren, efficiënter produceren, zorgvuldiger produceren en anders delen en verbinden. Al deze oplossingsrichtingen dragen bij aan de vermindering van de problematiek. Het rapport van de Gezondheidsraad, «Richtlijnen goede voeding, ecologisch belicht» (2011), geeft aan dat het verminderen van het aandeel vlees in het gemiddelde consumptiepatroon in Nederland zowel winst betekent vanuit gezondheidsperspectief als vanuit duurzaamheidperspectief.
Tot slot verwijs ik u naar de brief die de Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens mij, heeft gestuurd aan de Europese Commissie, naar aanleiding van de Europese Consultatie verduurzaming voedselsystemen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 31 532, nr. 123).
De informatie voor grensarbeiders over het doolhof aan regelgeving |
|
Steven van Weyenberg (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Erkent u dat de regelgeving voor grensarbeiders soms uitermate complex is? Vindt u ook dat het doolhof aan regelgeving geen belemmering mag zijn om over de grens te werken?
Nederland houdt voor een aantal beleidsterreinen als uitgangspunt vast aan het primaat om nationaal regelgeving te voeren zoals op het terrein van sociale zekerheid, pensioenen en fiscaliteit1. Voor de sociale zekerheid is op Europees niveau sprake van coördinatie van regelgeving. Dit brengt met zich mee dat grensarbeiders te maken krijgen met verschillen in wettelijke systemen en verschillen in de uitvoering van regelgeving in lidstaten. Met de Europese Verordening 883/2004 voor de coördinatie van sociale zekerheidsstelsels, zijn op Europees niveau echter duidelijke afspraken gemaakt wanneer welke regelgeving op een burger van toepassing is: die van het woonland of die van het werkland. Grensarbeiders kunnen met behulp van beschikbare digitale informatie (onder andere het Nederlandse www.grensinfo.nl en de Benelux website www.startpuntgrensarbeid.benelux.int voor grensarbeiders in Noordrijn-Westfalen, België en Nederland) tegenwoordig eenvoudiger nagaan welke regelgeving in welke situatie op hen van toepassing is.
Regelgeving hoeft overigens niet als een belemmering ervaren te worden bij grensoverschrijdend werken. Het kan ook kansen bieden, bijvoorbeeld als regelingen aan de andere zijde van de grens (financieel) voordeliger uitvallen.
Welke effecten heeft de overstap van de Bureaus Belgisch/Duitse Zaken van persoonlijke naar elektronische dienstverlening op de kwaliteit van de service? Wordt dit – bijvoorbeeld via enquêtes – in de gaten gehouden?
De kwaliteit van de elektronische dienstverlening wordt afgeleid uit het percentage vragen dat langs digitale wijze wordt afgedaan. Hierbij is sprake van een stabiele stijging ten opzichte van 2012. Sinds de introductie van de verbeterde website in mei 2013 vindt ruim 92 procent van de informatieverzoeken digitaal plaats. De verbetering van de elektronische dienstverlening is overigens een doorlopend proces.
Er is niet voorzien in specifieke enquêtes over de kwaliteit van de elektronische dienstverlening. Indien deze tekort zou schieten, staan aan klanten andere communicatiekanalen ter beschikking (telefoon, email) om dit aan te geven.
Deelt u de inschatting dat elektronische dienstverlening niet altijd afdoende is, omdat sommige vragen over grensarbeid uitermate complex zijn? Vindt u ook dat er in dat soort gevallen toegang moet zijn tot persoonlijke dienstverlening?
Op 2 april jongstleden hebben de Minister en ik de Tweede Kamer geïnformeerd over ons standpunt ten aanzien van de informatievoorziening aan grensarbeiders en de rol van de Bureaus Belgische en Duitse zaken hierin (zie bijlage). De door u gestelde vragen zijn daarmee beantwoord.
Deelt u de mening dat de verantwoordelijkheid voor persoonlijke dienstverlening op regionaal niveau goed wordt opgepakt, bijvoorbeeld als het gaat om de grensinformatiepunten?
Zie antwoord vraag 3.
Erkent u dat de complexe regelgeving voor grensarbeiders het gevolg is van afspraken tussen nationale overheden? Deelt u de mening dat goede informatievoorziening over die regels dus niet alleen een regionale, maar ook een nationale verantwoordelijkheid is?
Overheden bepalen zelfstandig welke regelgeving zij nationaal toepassen. Elk land maakt hierbij zijn eigen afwegingen uit een veelheid van belangen. In Europees verband maken nationale overheden afspraken om regelgeving te coördineren of te harmoniseren. Hiermee wordt meer duidelijkheid aan burgers gegeven over de regelgeving die op hun situatie van toepassing is.
Informatievoorziening over nationale regelgeving valt onder verantwoordelijkheid van de rijksoverheid. Hiervoor zijn diverse informatiekanalen ingericht waar burgers zich kunnen laten informeren (www.overheid.nl, www.rijksoverheid.nl, www.grensinfo.nl). Informatievoorziening over de regelgeving van andere lidstaten is een verantwoordelijkheid van die lidstaten zelf.
Voor de informatievoorziening aan grensarbeiders zet Nederland zich in Benelux-verband ook in voor bovennationale digitale informatievoorziening (www.startpuntgrensarbeid.benelux.int). Dit is in 2013 gerealiseerd voor de informatievoorziening Nederland – Noordrijn-Westfalen en Nederland – België. Via deze website worden burgers doorgeleid naar de informatie van nationale instanties in de drie landen. De komende jaren werkt het Secretariaat-Generaal van de Benelux aan optimalisering van de vindbaarheid op internet en uitbreiding naar andere grensgebieden binnen de Benelux.
Hoe beoordeelt u het verzoek van de provincie Limburg om op nationaal niveau een centrale back-office te creëren om de persoonlijke dienstverlening in stand te houden? Deelt u de mening dat het tevens efficiënter is om de benodigde kennis voor de meest complexe vraagstukken op nationaal niveau te behouden?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat er in dit kader al voor € 400.000 is voorzien door bijdragen van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en het College voor zorgverzekeringen (CVZ)? Klopt het ook dat er nog niet is voorzien in € 350.000 van de Sociale Verzekeringsbank (SVB)?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om de gevraagde € 350.000 ter beschikking te stellen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u in het licht van deze vragen ook ingaan op de informatievoorziening aan bedrijven die over de grenzen heen actief zijn?
De bij de antwoorden op uw vragen 1 en 5 beschreven informatievoorziening staat ook aan bedrijven ter beschikking. Daarnaast bieden de diverse Euregio’s ook uitgebreid informatie voor werken over de grens, zowel voor burgers als bedrijven. Desgewenst kunnen de Bureaus Belgische en Duitse zaken aanvullende werkzaamheden uitvoeren voor stakeholders, zoals regionale spreekuren. Hieronder kunnen ook bedrijven vallen. Voorwaarde is wel dat deze werkzaamheden voor rekening van de betrokken partijen komen.
Kunt u zich uw kennisgeving herinneren waarin u aangeeft de Commissie voor de m.e.r. niet in te schakelen bij de opstelling van een milieueffectrapport voor de Blankenburgtunnel (14 februari 2014)?
Ja.
Deelt u de mening dat bij grote en complexe infrastructurele projecten een onafhankelijk onderzoek naar de milieueffecten gewenst is omdat dit de kwaliteit van de onderzoeken en daarmee de besluitvorming ten goede komt? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat de milieu-effecten van infrastructurele projecten zoals de Blankenburgverbinding zorgvuldig moeten worden onderzocht. Daar zal ik ook voor zorgen. De milieu-effecten zullen inzichtelijk worden gemaakt in de project-MER. Ik zal de omgeving en maatschappelijke organisaties daarbij betrekken.
Zie verder ook mijn antwoord op vraag 7.
Deelt u de visie dat de Blankenburgtunnel een groot en complex infrastructureel project is? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uw visie dat de Blankenburgverbinding een groot en complex infrastructureel project is.
Vindt u ook dat een weloverwogen besluit inzake de Blankenburgtunnel gewenst is, aangezien deze het kwetsbare landschap van Midden-Delfland doorkruist en deze verzet oproept bij omwonenden vanwege de effecten op de leefomgeving, natuur en het landschap?
Het besluit om de Blankenburgverbinding, variant Krabbeplas-West als voorkeursalternatief te kiezen, is weloverwogen tot stand gekomen. Alle relevante belangen zijn bij de afweging betrokken. Er is in de verkenning een brede participatie geweest in een intensief traject met het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, bewonersorganisaties en individuele bewoners. Via dit interactieve proces is bijgedragen aan de ontwikkeling van de alternatieven en het verkrijgen en verifiëren van de beslisinformatie. Ik heb er dan ook voor gezorgd dat in overleg met de regio de Blankenburgverbinding zo optimaal mogelijk wordt ingepast, waarbij rekening is gehouden met de gevoeligheden.
Ik heb de Tweede Kamer over de diverse mijlpalen geïnformeerd. De regionale overheden zijn gedurende de gehele verkenningsfase betrokken door middel van het regionaal bestuurlijk overleg. Ook zijn de betrokken gemeenteraden en Provinciale Staten van Zuid-Holland diverse malen door mij geïnformeerd. Tenslotte heb ik natuur- en milieuorganisaties betrokken, maar deze hebben gedurende het besluitvormingsproces helaas besloten om uit het overleg te stappen en alleen op formele inspraakmomenten te reageren.
Deelt u de opvatting dat de kosten van een adviesvraag nauwelijks meetellen voor het totale projectbudget van 1,2 miljard euro, maar wel kunnen bijdragen aan een betere besluitvorming over zo’n groot project? Zo nee, waarom niet?
In de overwegingen over een adviesvraag heb ik gekeken naar de wettelijke vereisten in het besluitvormingsproces. In de Crisis- en herstelwet (CHW) is concreet opgenomen dat voor de projecten uit Bijlage II geen verplichting bestaat om advies te vragen aan de Commissie voor de m.e.r. Omdat het project de procedure van de CHW volgt, zal voor dit project en de andere wegaanlegprojecten die in de bijlage zijn genoemd in principe geen advies van de Commissie voor de m.e.r. worden gevraagd. De kosten voor een adviesvraag heb ik daarbij niet betrokken, omdat deze inderdaad op het totaalbudget nauwelijks meetellen.
Zie ook antwoord op vraag 2.
Zijn de eerder geuite twijfels door de Commissie voor de m.e.r. over de kwaliteit van de onderzoeken die de keuze voor de Blankenburgtunnel onderbouwen voor u reden om de commissie niet te raadplegen? Zo ja, waarom?
Nee. De Commissie voor de m.e.r. geeft in haar eerdere toetsingsadvies over het plan-MER aan dat alle relevante milieuaspecten zijn beschreven. Volgens de Commissie sluit het detailniveau van de effectbepaling goed aan op het abstractieniveau van de betreffende besluiten. Het Plan-MER in combinatie met de Maatschappelijke Kosten Baten Analyse voor de NWO laat zien dat de Blankenburgverbinding in vergelijking tot de Oranjeverbinding positiever scoort qua economisch rendement en doorstroming (met name op de Beneluxcorridor) en negatiever qua effecten op natuur, landschap, cultuurhistorie, archeologie, geluidhinder en recreatie.
De Commissie heeft daarbij een uitzondering gemaakt voor enkele onderdelen in het onderzoek waarover zij heeft geadviseerd om dit beter te beschrijven. In mijn brief aan de Commissie die als bijlage bij de Rijksstructuurvisie is gevoegd, staat beschreven hoe ik met dit advies van de Commissie ben omgegaan.
Deelt u de mening dat betrokkenheid van de Commissie voor de m.e.r. voor wat betreft de Blankenburgtunnel van toegevoegde waarde is? Zo nee, waarom niet?
Het advies van de Commissie voor de m.e.r. over het plan-MER heeft toegevoegde waarde gehad, en is voldoende richtinggevend om ook te benutten voor de planuitwerkingsfase en daarmee voor het project-MER.
Zie verder het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat het feit dat betrokkenheid van de Commissie voor de m.e.r. juridisch niet verplicht is sinds de Crisis- en Herstelwet geen afdoende reden is om niet geïnteresseerd te zijn in haar oordeel? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 7.
Bent u voornemens om de Commissie voor de m.e.r. alsnog in te schakelen bij de onderzoeken naar de milieueffecten van de Blankenburgtunnel? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kan de Kamer de resultaten tegemoet zien?
Ik zal de commissie voor de m.e.r. niet betrekken bij de onderzoeken naar milieueffecten van de Blankenburgverbinding. Ik volg de procedure uit de Crisis- en Herstelwet en zal de omgeving, maatschappelijke organisaties en wettelijke bestuursorganen betrekken bij de besluitvorming conform de wetgeving.
Ook zonder toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r. zullen de milieueffecten zorgvuldig in beeld worden gebracht. Deze hebben immers een volwaardige plek in het besluitvormingsproces.
Een website over duurzaam gedrag, die zij met belastinggeld heeft opgetuigd |
|
Machiel de Graaf (PVV) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Wat heeft de ontwikkeling en uitrol van de website www.duurzaamdoen.nl gekost?
De kosten voor de ontwikkeling en de uitrol bedroegen 49.909,16 euro. Dit is inclusief het bouwen en testen van de site, het beheer tot en met juni, de hosting tot het eind van het jaar, de online actie met Google adwords en banners om mensen attent te maken op de site en de vraagbeantwoording c.q. de backoffice.
Welke bedrijven, Non-Gouvernementele Organisaties (NGO’s), belangenorganisaties en overige instellingen zijn er bij de ontwikkeling, uitrol en promotie van de website betrokken?
De ontwikkeling, uitrol en promotie van de site is gebeurd door, dan wel in opdracht van, het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Enkele maatschappelijke organisaties hebben aangegeven zich te herkennen in de opzet en doelstelling van duurzaamdoen.nl. Ik ben dan ook blij dat deze organisaties actief bekendheid willen geven aan de site. Om dat op een herkenbare manier te doen ontvingen ze daartoe vanuit IenM een toolkit met banners en dergelijke. U kunt daarbij, naast Milieu Centraal, ook denken aan Voedingscentrum, Nibud, Instituut voor duurzame mobiliteit, Wecycle, Nedvang, Stibat en Stichting Natuur en Milieu.
Naast Milieu Centraal en de genoemde organisaties zijn er ook overheden, ondernemers en maatschappelijke organisaties die bij de ontwikkeling van de site een tool of tip hebben aangeleverd. Sinds de introductie van de site hebben zich meer organisaties gemeld. Zie ook (het antwoord op) vraag 3.
Welk van deze betrokkenen ontvangt direct of indirect subsidie van de overheid? Om hoeveel geld gaat het en over welke duur gaat het?
Bij de ontwikkeling en het beheer van de website werk ik op dit moment primair samen met Milieu Centraal. Deze voorlichtingsorganisatie heeft bovendien een ondersteunende rol bij de beantwoording van de reacties die via het contactformulier binnenkomen. De maatschappelijke vragen met een beleidsinhoudelijke component worden vanzelfsprekend door mijzelf of mijn ambtenaren beantwoord.
Milieu Centraal is een stichting die is opgericht door de overheid en wordt voor ongeveer tweederde door de overheid gefinancierd. De organisatie heeft een samenwerking met de Ministeries van Infrastructuur en Milieu, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Economische Zaken. Activiteiten zijn vastgelegd in jaarlijkse programma’s, die aansluiten op beleidsprioriteiten van de overheid. De ministeries betalen mee aan de kennisbasis, de website en projecten op specifieke beleidsterreinen, zoals energiebesparing, afval, mobiliteit en voeding. De rest van de financiering van Milieu Centraal komt van het bedrijfsleven.
Waarom schakelt u – terwijl u aangeeft te willen stoppen met betutteling op het gebied van milieu – een tandje bij middels indoctrinatie op het gebied van duurzaamheid, wat overigens een begrip is waarvoor u nog nooit een definitie heeft gegeven? Kunt u een heldere uitleg geven over de doelen die u met deze website nastreeft?
Het kabinet wil gebruik maken van de energie en ambities die veel partijen en bewoners in ons land hebben op het gebied van milieu en duurzaamheid. Resultaat bereiken we niet door alleen normen op te stellen vanuit Den Haag of Brussel. Met het programma «Duurzaam Doen» wil het kabinet alle mensen die duurzaamheid voorop stellen concrete handelingsperspectieven bieden en inspireren bij het duurzaam handelen. De informatie op de website (www.duurzaamdoen.nl ) is niet bedoeld als «opgeheven vingertje», maar biedt de helpende hand. Op deze wijze geeft het Ministerie van IenM inhoud aan de internationale verplichting om burgers en bedrijven actief te informeren over milieuaspecten, inclusief hun eigen handelingsperspectief (Conventie Arhus). Daarbij wordt gebruik gemaakt van inspiratie en informatie uit verschillende maatschappelijke en wetenschappelijke bronnen, zoals Milieu Centraal en RIVM.
Voor degenen die in alles duurzaam acteren is extra ondersteuning via een website overigens niet nodig. Zij vinden hun weg toch wel. Voor diegenen die gewoonweg tegen zijn en niet willen, geldt het tegenovergestelde. Juist de meerderheid van onze inwoners, wil echter wel, maar weet niet goed hoe. Daarop richt ik me. Door dat te doen en «duurzaam doen» met deze handreiking eenvoudiger te maken, worden waarschijnlijk ook mensen in beweging gezet die dat uit zichzelf niet zo makkelijk doen. Daarmee wordt een overgrote meerderheid van Nederland bereikt en ontstaat er – zonder dat vanuit Den Haag op te leggen – in een aantal opzichten mogelijk een nieuwe sociale norm, zoals eerder met roken is gebeurd. Daar geloof ik in.
Heeft u de vele bedrijven die nadeel kunnen ondervinden van deze actie reeds uw excuses aangeboden? Zo nee, waarom niet?
De afgelopen weken heb ik vooral veel positieve reacties ontvangen. Er is geen enkel bedrijf geweest dat heeft aangegeven nadeel te kunnen ondervinden.
Bent u bereid de website per direct uit de lucht te halen, de subsidie aan het voedingscentrum te stoppen en de voorlichting over voeding over te laten aan (para-)medische professionals? Zo nee, waarom niet?
De website duurzaamdoen.nl geeft concrete, duurzame handelingsperspectieven. Duurzaamheid en »duurzaam doen» is het centrale thema dat bezoekers aantrekt. Dat ook consumeren daarin een rol van betekenis kan spelen, wordt duidelijk door het aanbod op de site. Ook op dat gebied kunnen burgers zelf in actie komen en de suggesties, tips en ideeën van de site omzetten in duurzame daden. Het voedingscentrum geeft de consument onafhankelijk advies over gezond, veilig en verantwoord voedsel.
Het bericht LTO wil snelle oplossing stuifbestrijding |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «LTO wil snelle oplossing stuifbestrijding»?1
Ja.
Kunt u aangeven waarom u nog steeds niet met een oplossing bent gekomen over de stuifbestrijding terwijl u vorig jaar zomer toegezegd heeft om tijdig met een oplossing te komen en de akkerbouwsector als gevolg hiervan nog niet steeds niet weet waar hij aan toe is? Zo nee, waarom niet?
In het vijfde actieprogramma heb ik een voorstel voor de structurele aanpak van stuifbestrijding in het veenkoloniaal gebied en op Texel opgenomen2. Dit voorstel behelst een vrijstelling voor de aanwending van runderdrijfmest op bouwland in genoemde gebieden, uiterlijk per 2015. Ik bereid een wijziging van het Besluit gebruik Meststoffen (Bgm) voor om deze structurele voorziening vorm te geven.
Vooruitlopend op deze structurele voorziening heb ik voor dit jaar een overgangsregeling getroffen. Deze is inmiddels gepubliceerd (Staatscourant 2014, 9685) en in werking getreden.
Klopt het dat de vertraging onder meer te maken heeft met de besluitvorming rond het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn, dat is verschoven naar eind april? Zo ja, deelt u de opvatting dat er een snelle en landelijke oplossing moet komen, los van het actieprogramma zodat de akkerbouwsector duidelijkheid krijgt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven wat de totale (economische) schade voor de akkerbouwsector is geweest als gevolg van het uitblijven van het besluit over stuifbestrijding en klopt het dat voor de bietenteelt in Nederland alleen al er een schade was van 2 miljoen euro?
Mij is niets bekend over eventuele schade die is ontstaan voor de overgangsregeling van kracht is geworden.
Het advies van de Commissie Corbey (Commissie Duurzaamheidsvraagstukken Biomassa) over de dubbeltellingregeling voor geavanceerde biobrandstoffen |
|
Jan Vos (PvdA), Roelof Bisschop (SGP) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het «Advies over de dubbeltellingregeling voor betere biobrandstoffen» van de Commissie Corbey van 28 februari 2014?1
Ja, het advies is mij bekend.
Wat vindt u van de adviezen van de Commissie, waaronder het advies dat de dubbeltellingregeling de komende jaren verbeterd moet worden met het oog op bedrijven die geavanceerde technologieën willen ontwikkelen en benutten?
Het stimuleren van de ontwikkeling en benutting van geavanceerde biobrandstoffen is een van de speerpunten van mijn beleid. Ik ben in overleg met marktpartijen over hoe we hen kunnen ondersteunen bij innovatie in de praktijk. Ik heb zelf om het advies van de Commissie Corbey gevraagd, juist omdat ik proefde dat de regeling voor verbetering vatbaar was. Op het voorstel dat de Commissie Corbey doet over de vereenvoudiging van de dubbeltellingregeling ga ik in bij vraag 4.
Wat vindt u van de kritiek van de Commissie op de eis dat grondstoffen die een alternatieve toepassing kennen niet dubbel tellen, niet in alle EU-lidstaten bestaat en het gelijke speelveld daarom kan verstoren?
Ik deel de zorg dat er geen gelijk speelveld in Europa is. Sterker nog, er is voor wat betreft de dubbeltelling helemaal geen gelijk speelveld. Er zijn maar acht lidstaten die de dubbeltelling geïmplementeerd hebben in aanloop naar 2020 en maar drie landen, waaronder Nederland, die hierbij een duidelijke lijst hanteren.
De Europese Commissie realiseert zich ook dat er een ongelijk speelveld is, derhalve maakt een duidelijke lijst van dubbeltellende grondstoffen deel uit van het recent bereikte ILUC-akkoord. Daarnaast maken landen hun eigen afwegingen als het gaat om de stimulering via de dubbeltelling. Ik heb ook mijn afwegingen gemaakt bij het samenstellen van de lijst. Zo heb ik de marktverstorende werking meegewogen die dubbeltelling kan veroorzaken als er alternatieve toepassingen zijn voor bepaalde grondstoffen of mogelijkheden voor cocreatie.
Bent u van plan de regelgeving conform het advies van de Commissie te vereenvoudigen door de gedeeltelijke dubbeltelling af te schaffen, zodat de productie van geavanceerde biobrandstoffen sterker gestimuleerd wordt?
Deze vraag verwijst naar het advies van de Commissie Corbey om geen gedeeltelijke dubbeltelling meer toe te kennen. Om de markt duidelijkheid te geven is het wenselijk om ja of nee te zeggen als het gaat om dubbeltelling voor de twijfelgevallen in tabel 5. Daarbij hanteert de Commissie Corbey een 70/30% uitgangspunt. Grondstoffen waarvan het afval/residugehalte, het aandeel non-food (feed) cellulose of aandeel lignocellulose voor meer dan 70% van de energieopbrengst verantwoordelijk is, zouden voortaan volledig dubbel moeten tellen. Is de opbrengst lager dan 70%, dan telt de biobrandstof enkel.
Ik neem dit gedeelte van het advies over en pas de regelgeving daarop snel aan. De uitvoering beleg ik bij de Nederlandse Emissie Autoriteit (NEa), waarbij wordt zorg gedragen voor een onafhankelijk advies over de beoordeling van het percentage energieopbrengst van de grondstoffen. Mijn streven is dat dit voor het einde van dit jaar in werking is getreden.
In het verleden is reeds een aantal beschikkingen afgegeven conform de huidige regels. Ik bied de belanghebbenden een keuze aan: de nu geldende beschikking kan van kracht blijven of er wordt een nieuwe beschikking afgegeven conform de nieuwe regeling.
Oekraïense vermogens die in Nederland gestald worden en de rol die de Nederlandse ambassade hierin speelt |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Jesse Klaver (GL), Bram van Ojik (GL) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
In de beantwoording van eerdere vragen1 geeft u aan dat het seminar dat in november 2013 heeft plaatsgevonden op de Nederlandse ambassade in Kiev een publieke bijeenkomst was die openlijk in de media is geadverteerd en waarvoor elk geïnteresseerd bedrijf zich kon aanmelden; sluit u uit dat de Nederlandse ambassade zelf gericht bedrijven- of individuele personen benaderd heeft en op de hoogte heeft gesteld van de bijeenkomst? Zo nee, welke bedrijven of personen zijn actief benaderd door de Nederlandse ambassade?
De organisatoren van het seminar (Nova, DLA Piper en Amsterdam Trade Bank) hebben de bijeenkomst geadverteerd op hun websites en in het Oekraïense zakenblad Kommersant. De Nederlandse ambassade heeft de uitnodiging van het seminar op 27 november 2013 op de website van de ambassade geplaatst. De ambassade heeft niet zelf actief bedrijven of individuele personen benaderd voor het seminar. Na afloop van het seminar is een foto van het event op de facebookpagina van de ambassade geplaatst.
In de beantwoording van de in vraag 1 bedoelde eerder gestelde vragen geeft u aan dat aan dat op bovengenoemd seminar 60 – 70 vertegenwoordigers van Oekraïense, Nederlandse en internationale bedrijven deelnamen; bent u bereid deze deelnemerslijst mee te sturen bij de beantwoording van deze vragen?
Alle geïnteresseerden konden zich vrij aanmelden voor het seminar. De organisatoren hebben een registratielijst bijgehouden van de aanmeldingen. In totaal waren ong. 100 geïnteresseerden geregistreerd, maar de daadwerkelijke presentie (naar schatting 60–70 deelnemers) is niet geregistreerd. De organisatoren van het seminar maken vanwege privacy redenen bezwaar tegen het delen van de registratielijst.
Sluit u uit dat dat deze 60–70 personen op geen enkele wijze gelieerd zijn, dan wel waren aan de 18 personen die op de EU-sanctielijst staan?
Zoals uw Kamer gemeld per brief van 7 maart is geen van de 18 personen van de lijst aanwezig geweest op dit seminar. Er bestaat geen volledig inzicht in alle relaties van de genoemde 60–70 personen die aanwezig waren zodat een dergelijke stellige garantie niet gegeven kan worden.
In de beantwoording van de in vraag 1 bedoelde eerder gestelde vragen worden de gestelde vragen 1 t/m 6 in gezamenlijkheid beantwoord, waardoor niet alle vragen zijn beantwoord; kunt u daarom in ieder geval separaat antwoord geven op onderstaande vragen 5, 6,7,8 en 9?
Ja.
Kunt u precies uiteenzetten hoe vaak, wanneer en in welke landen sinds het aantreden van het kabinet Rutte I trustkantoren presentaties hebben gegeven op of met medewerking van de Nederlandse ambassade, het Nederlandse Ministerie van Financiën of de Nederlandse Belastingdienst?
Het faciliteren en organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten over handelen met of investeren in Nederland is onderdeel van het standaard takenpakket van Nederlandse ambassades, consulaten, NBSO’s en NFIA’s. Er is geen centrale registratie van deze bijeenkomsten.
Kunt u bij elk van die gelegenheden aangeven welke trustkantoren het betreft?
Er vindt geen centrale registratie plaats van dergelijke gelegenheden en de deelnemers daaraan.
Heeft de Nederlandse ambassade in Kiev vooraf inzage gehad in de presentaties van trustkantoor Nova en advocatenkantoor DLA Piper die zij in november 2013 hebben gegeven op de Nederlandse ambassade in Kiev?
De Nederlandse ambassade heeft in voorbespreking met de hoofdorganisator Nova het doel van het seminar besproken. Het doel van het seminar was het informeren van Oekraïense en internationale bedrijven over investeringsmogelijkheden in Nederland conform internationale afspraken en nationale wet- en regelgeving inclusief de wettelijke substantie eisen. Dit wettelijke kader inclusief de controle van de Nederlandse Bank is meerdere malen tijdens het seminar expliciet benadrukt door de sprekers en de ambassade. De ambassade heeft niet voorafgaand de presentaties inhoudelijk beoordeeld, wel is de presentatie van Nova voorafgaand gemaild om technische redenen.
Bent u bereid de presentaties die trustkantoor Nova en advocatenkantoor DLA Piper gegeven hebben op de bijeenkomst in november 2013 op de Nederlandse ambassade in Kiev met de Kamer te delen bij de beantwoording van deze vragen?
De betreffende presentaties zijn eigendom van Nova en DLA Piper. Mede vanuit commercieel oogpunt willen zij deze niet publiek maken. Wel zijn beide bedrijven bereid om Kamerleden desgevraagd individueel op te hoogte te stellen van de inhoud van genoemde presentaties.
Hoeveel bijeenkomsten, en in welke landen, staan er dit jaar nog op Nederlandse ambassades gepland waar (onder andere) trustkantoren komen spreken over het fiscale klimaat in Nederland?
Dergelijke bijeenkomsten worden niet centraal geregistreerd; noch ziet het kabinet noodzaak daartoe.
In de beantwoording van de in vraag 1 bedoelde eerder gestelde vragen geeft u aan dat FIU-Nederland van trustkantoren in de periode 2010–2013 twee meldingen van ongebruikelijke transacties ontvangen hebben die aan Oekraïne te relateren zijn; hoe verhoudt dit aantal zich tot het feit dat van de EU-sanctielijst van 18 personen, drie personen (een deel van) hun vermogen in Nederland gestald hebben?
De eerder gestelde Kamervragen hadden betrekking op het aantal meldingen op grond van de witwasregelgeving in de periode 2010–2013 met betrekking tot gelden uit Oekraïne. Op grond van de nationale anti-witwaswetgeving (Wet ter voorkoming van witwassen en terrorisme financiering (Wwft)) dienen transacties die mogelijk op witwassen duiden, en om die reden als ongebruikelijk kwalificeren, aan de Financial Intelligence Unit (FIU) te worden gezonden. Deze wettelijke verplichting dient een preventief doel, voorkomen van witwassen, en een repressief doel, relevante informatie ter beschikking stellen aan de opsporingsdiensten. Het melden van ongebruikelijke transacties gebeurt op grond van objectieve indicatoren en/of subjectieve indicatoren, dat wil zeggen dat er aanleiding is te veronderstellen dat een transactie verband kan houden met witwassen. Dit is expliciet geen redelijk vermoeden van schuld in de zin van het wetboek van strafvordering. Deze meldingen van ongebruikelijke transacties worden vervolgens door FIU beoordeeld en op basis van de bij FIU beschikbare informatie kan FIU besluiten de ongebruikelijke transacties als verdacht door te melden aan de opsporing. Vermogen afkomstig uit de Oekraïne kan in Nederland terecht zijn gekomen op een wijze die een instelling geen aanleiding geeft te veronderstellen dat een transactie verband kan houden met witwassen. In een dergelijk geval is er op dat moment geen aanleiding voor een meldplichtige instelling om hier melding van te doen bij FIU.
Op grond van EU Verordening 208/2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne, zijn op 6 maart financiële sanctiemaatregelen van kracht geworden. Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan of eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van de in de bijlage bij de verordening genoemde 18 personen zijn per direct in de hele EU bevroren. Iedere bevriezing dient gemeld te worden bij de toezichthouder, de Nederlandsche Bank (DNB).
Uiteindelijk is van deze twee ongebruikelijke transacties, één transactie verdacht verklaard; welke vervolgstappen zijn toen genomen? Is overgegaan tot vervolging?
Over strafzaken en informatie die aanleiding kan zijn tot strafrechtelijk onderzoek doe ik zoals gebruikelijk geen uitspraken, om schade aan eventueel strafrechtelijk onderzoek te voorkomen.
Het bedrag van deze verdachte transactie was 4 miljoen euro; hoe verhoudt dit bedrag zich tot de enkele honderden miljoenen euro's aan Oekraïens vermogen waar Nederland beslag op heeft gelegd de afgelopen weken?
In 2013 heeft DNB drie maatregelen genomen jegens drie trustkantoren. Van één trustkantoor heeft DNB de vergunning ingetrokken. In de twee andere gevallen gaat het om een aanwijzing in de zin van artikel 11 van de Wet toezicht trustkantoren, gericht op het monitoren van transacties en zakelijke relaties voorkoming van witwassen.
In beantwoording van de in vraag 1 bedoelde eerder gestelde vragen geeft u aan dat DNB vorig jaar nog maatregelen genomen heeft ten aanzien van enkele trustkantoren die deze verplichtingen onvoldoende bleken na te leven; welke maatregelen waren dat? Om hoeveel trustkantoren ging het precies?
De vragen zijn, zoals verzocht, één voor één en feitelijk beantwoord. Helaas bleek de beantwoordingstermijn te kort om de vragen voorafgaand aan het algemeen overleg Raad Algemene Zaken van 13 maart 2014 te kunnen beantwoorden.
Bent u bereid deze vragen ieder afzonderlijk, heel feitelijk, te beantwoorden voorafgaand aan het Algemeen overleg Raad Algemene Zaken dat is gepland op donderdag van 13 maart 2014?
Het bericht dat de eerste praktijk een huisarts een vermogen kost |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe reageert u op het bericht dat de eerste praktijk een huisarts een vermogen kost?1
Ik heb het bericht met belangstelling gelezen. Alvorens ik in ga op de vragen hecht ik er waarde aan om in te gaan op de historie van goodwill bij huisartsen.
Goodwill is jarenlang een fenomeen geweest in de huisartsenzorg, omdat er geen adequate pensioenvoorziening bestond. Deze goodwill hadden huisartsen die met pensioen gingen nodig om in hun «oude dag» te kunnen voorzien. Omdat het betalen van goodwill bij overname van een praktijk als ongewenste ontwikkeling werd gezien is in 1987 een fonds opgericht, naar aanleiding van afspraken die gemaakt zijn tussen de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) en de overheid in een breder gesloten convenant in 1985. Huisartsen die ooit goodwill hadden betaald konden aanspraak op het fonds maken om deze terug te krijgen. Huisartsen die aanspraak maakten op dit fonds – dit waren overigens de meeste huisartsen – mochten geen goodwill meer vragen bij overname van de praktijk (zij hadden immers geld uit het fonds ontvangen).
Indien zij dit wel deden werden zij geroyeerd door het ziekenfonds. De goodwill is daarmee eenmalig afgekocht. Dit was mogelijk doordat in 1973 de verplichte collectieve pensioenregeling voor huisartsen in het leven was geroepen, daarmee was het vragen van goodwill bij overname van de praktijk niet langer nodig. De uitbetaling uit het Goodwillfonds liep tot en met 2002.
Is het waar dat huisartsen 100.000 euro tot 150.000 euro moeten meebrengen om zich te kunnen inkopen?
Het is mij niet bekend op welke schaal op dit moment goodwill wordt gevraagd, of met name instellingen en ketens bereid zijn geld te betalen en om welke bedragen het dan zou gaan. Uit navraag bij de Landelijke Huisartsenvereniging (LHV), InEen2 en de VvAA (ledenorganisatie en dienstverlener voor zorgverleners) blijkt ook dat zij hier geen zicht op hebben. De VvAA geeft aan dat zij weinig signalen krijgt over het vragen van goodwill en dat zij nog nooit van dergelijk hoge bedragen (100.000 tot 150.000 euro) heeft gehoord. De VvAA geeft daarnaast aan dat het wel gebruikelijk is om een reële vergoeding te vragen voor inventaris en andere investeringen die een huisarts recentelijk heeft gedaan en welke nog niet zijn afgeschreven. Dit acht ik een normale gang van zaken aangezien de huisarts die de praktijk overneemt ook profijt zal hebben van deze investeringen en er verder gebruik van zal maken.
Op welke schaal gebeurt het dat huisartsen voor een eerste praktijk goodwill moeten betalen? Kunt u een overzicht verstrekken waarin staat hoe vaak dit vanaf 2006 jaarlijks voorkomt? Kunt u daarbij per jaar aangeven om welk percentage van de overgenomen huisartsenpraktijken dit gaat?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat het vooral instellingen en ketens zijn die bereid zijn fors geld te betalen voor een praktijk? Kunt u een overzicht verstrekken hoeveel huisartsenpraktijken het afgelopen jaar zijn overgenomen door een keten of instelling? Kunt u daarbij aangeven welke keten of instelling dit betrof, en of die keten of instelling goodwill betaalde?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de visie dat het zeer onwenselijk is dat er hierdoor schaalvergroting optreedt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben een tegenstander van het vragen van goodwill bij overname van de huisartsenpraktijk. Deze goodwillproblematiek is in mijn ogen in het verleden opgelost (zie antwoord op vraag3 en ik zie geen enkele reden waarom dit zijn rentree zou doen in de huisartsenzorg. Daarbij ben ik van mening dat er geen hoge financiële drempel zou moeten zijn voor jonge huisartsen om een praktijk over te nemen anders dan dat een met pensioengaande huisarts een reëel bedrag vraagt voor overname van inventaris en dergelijke.
Deelt u voorts de vrees dat goodwill ten koste gaat van de kwaliteit van de zorg, omdat huisartsen dit geld niet meer kunnen investeren in hun praktijk? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe reageert u op de uitspraak van de vicevoorzitter van de Landelijke Huisartsenvereniging dat goodwill «de vrije vestiging tegen gaat», en dat «er geen reden meer voor is omdat alle huisartsen zijn afgekocht»?
Ik ben dat met hem eens.
Deelt u de vrees dat door het betalen van goodwill de kosten van de huisartsenzorg omhoog zullen gaan, omdat de goodwill terugverdiend moet worden? Is dat wat u betreft wenselijk? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft u er, gezien het voorgaande, spijt van dat u in 2006 ermee heeft ingestemd dat het verbod op goodwill werd geschrapt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in de beantwoording van vraag 1 heb aangegeven is in het verleden een fonds opgericht op de goodwill eenmalig af te kopen. Alleen voor die huisartsen die aanspraak maakten op dit fonds gold een verbod voor het vragen van goodwill bij overname van de praktijk. De fiscale behandeling van de uitkeringen uit het Goodwillfonds was vastgelegd in een beleidsregel behorende bij de Wet inkomstenbelasting 2001, welke op 14 december 2006 is komen te vervallen. Deze beleidsregel is komen te vervallen, omdat deze direct gekoppeld was aan het Goodwillfonds. Aangezien de meeste huisartsen die een contract hadden met het Goodwillfonds de eerder betaalde goodwill inmiddels uitgekeerd hebben gekregen, was het niet langer nodig dit nog te regelen. Van een wettelijk verbod op het vragen van goodwill was en is nooit sprake geweest.
Voor huisartsen die niet getekend hebben voor het fonds gold het verbod niet en zij konden en kunnen in beginsel goodwill vragen voor hun praktijk. Gezien het antwoord op vraag 1 zie ik geen argumenten om daarmee te beginnen. Ik heb ook geen signalen ontvangen dat het vragen van goodwill op grote schaal gebeurt. Daarbij blijkt dat in de praktijk zorgverzekeraars in contracten met huisartsen het vragen van goodwill verbieden. Dat verzekeraars hun rol hier oppakken lijkt mij de meer geëigende weg.
Bent u nu wel bereid goodwill te verbieden? Zo ja, wanneer kan een voorstel tegemoet worden gezien? Zo nee, waarom niet?2
Zie antwoord vraag 9.
Het bericht dat jonge criminelen van 12 tot 23 jaar binnenkort als straf naar school gestuurd kunnen worden |
|
Lilian Helder (PVV), Harm Beertema (PVV) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Voor straf naar school»?1
Ja.
Deelt u de mening dat alle scholieren recht hebben op een fysiek en sociaal veilige leeromgeving en op tuigvrij onderwijs?
Ik ben van mening dat iedere scholier recht heeft op een fysiek en sociaal veilige omgeving. De scholen voor voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs (mbo) hebben ook diverse maatregelen genomen om deze veiligheid te borgen. Alle mbo-instellingen beschikken over een vertrouwenspersoon en een meldpunt voor ongewenst gedrag. En alle instellingen hebben een veiligheidsplan opgesteld.
Onderkent u dat deze maatregel de veiligheid van vooral ROC-scholieren en -docenten ondermijnt en bovendien schadelijk is voor het imago van het mbo?
Het wetsvoorstel tot invoering van een tbo-maatregel van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, geeft uitvoering aan een afspraak uit het regeerakkoord «Bruggen slaan».
Het biedt de mogelijkheid om jeugdigen die een problematisch onderwijsverleden hebben en strafbare feiten plegen, verplicht met onderwijs in aanraking te brengen. Het wetsvoorstel is momenteel voor advies aanhangig bij de afdeling advisering van de Raad van State. Over de onderbouwing van het wetsvoorstel en hetgeen voor een goede uitvoering daarvan noodzakelijk is, voeren wij na indiening bij uw Kamer graag het debat met u.
Op basis van welke onderzoeken denkt u dat terbeschikkingstelling van het onderwijs wel tot resultaat gaat leiden waar reguliere terbeschikkingstelling (tbs) dat niet doet?
Zie antwoord vraag 3.
Als u deze maatregel doorzet, wilt u deze categorie leerlingen dan onderbrengen in aparte onderwijsvoorzieningen waar speciaal opgeleide docenten voor de klas staan, om zo reguliere docenten en goedwillende leerlingen niet de dupe te laten worden?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het volgen van onderwijs geen straf of maatregel is, maar een investering in de toekomst? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het volgen van onderwijs is inderdaad een investering in de toekomst. Het kan op grond van het wetsvoorstel daarom eveneens deel uitmaken van maatregelen die genomen worden naar aanleiding van het plegen van een strafbaar feit. De achterliggende gedachte is, dat bij de toepassing van het jeugdstrafrecht de resocialisatie ook onderdeel moet zijn van een op te leggen sanctie.
Deelt u de mening dat het volgen van onderwijs niet bedoeld is om een straf af te kopen, dan wel een maatregel zoals tbs te omzeilen? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op de vragen 2 tot en met 6.
Een gevaarlijke Zwitserse jeugdcrimineel die in Nederland in een luxueus hotel is geplaatst |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Gewelddadige Zwitser in Nederlands wellness-hotel»?1
Ja.
Klopt het dat een Zwitserse jeugdcrimineel met een ellenlang strafblad door de Zwitserse overheid is overgeplaatst in een luxueus hotel in Nederland, waar hij zijn opleiding tot professioneel thaibokser voort kan zetten?
Uit navraag bij de Zwitserse autoriteiten op 7 maart 2014 is het volgende gebleken. Het gaat om een jeugdige Zwitser die in Zwitserland is veroordeeld. Hij heeft enkele dagen in Nederland onder begeleiding in een hotel verbleven. Dit betrof tijdelijke huisvesting in het kader van zijn resocialisatietraject en dus geen overplaatsing. Volgens de Zwitserse autoriteiten was er geen indicatie van vluchtgevaar noch van een gevaar voor de Nederlandse samenleving.
De Zwitserse autoriteiten hebben om hen moverende redenen er niet voor gekozen voorafgaand aan of tijdens dit verblijf contact op te nemen met de Nederlandse autoriteiten. Dit had wel behoren te gebeuren. Het al dan niet weigeren van de toegang van betrokkene tot Nederland was gezien het voorgaande niet aan de orde. Verder was betrokkene ten tijde van het contact met de Zwitserse autoriteiten op 7 maart 2014 al uit Nederland vertrokken.
Heeft Zwitserland deze overplaatsing in overleg met Nederland gerealiseerd? Zo ja, vindt u het normaal om criminelen te importeren, ze ook nog eens op te leiden tot professionele vechters en onze samenleving aan de risico’s hiervan bloot te stellen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat Nederland al genoeg (geïmporteerde) criminelen heeft en dat deze gast de toegang tot Nederland geweigerd had moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Draagt de Nederlandse belastingbetaler op welke wijze dan ook bij aan dit belachelijke begeleidingstraject?
Nee.
Bent u bereid per direct een einde te maken aan deze onzin en de crimineel per direct terug te sturen naar Zwitserland? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat het betreffende luxe hotel over een speciale trainingsruimte voor jeugdige delinquenten beschikt? Zo ja, wat kost dat de belastingbetaler en bent u bereid de Kamer te voorzien van alle informatie daarover?
Er is geen sprake geweest van een behandeling in het hotel. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op de overige vragen.
Wat gaat u eraan doen om te voorkomen dat Nederland nog verder afglijdt naar dit soort «behandelmethodes», nu we hebben kunnen lezen hoe links beleid in Zwitserland heeft geleid tot dit schokkende in de watten leggen van criminelen?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht dat Zorggroep Oude en Nieuwe Land honderdduizenden euro's verspilt aan zweverige managementcursussen |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «honderdduizenden euro’s aan Sezen managerscursussen bij Zorggroep Oude en Nieuwe Land»?1
Ja.
Hoeveel onvrijwillig afgedragen belastinggeld en onvrijwillig afgedragen zorgpremiegeld verspilde Zorggroep Oude en Nieuwe Land aan deze zweefcursussen voor haar managers?
De instelling heeft bekend gemaakt2 dat zij over een periode van 3 jaar gemiddeld € 285.000 per jaar heeft besteed aan advies, coaching en scholing van intramurale en extramurale teams.
Is Zorggroep Oude en Nieuwe Land onbekend met uw megabezuinigingen op de ouderenzorg van meer dan 4 miljard euro waaronder de sluiting van de verzorgingshuizen en het halveren van de thuiszorg?
De Zorggroep Oude en Nieuwe Land is bekend met de kabinetsvoornemens gericht op hervorming van de langdurige zorg.
Klopt het dat de voorzitter van de Raad van Bestuur, de heer Van Soelen, de zweefcursussen af neemt bij het bureau Sezen waar zijn vrouw een bestuursfunctie vervult? Deelt u de mening dat dit riekt naar de schijn van belangenverstrengeling? Zo ja, wat gaat u hiertegen ondernemen? Zo nee, waarom niet?
De Zorggroep Oude en Nieuwe Land heeft, zoals vermeld in het antwoord op vraag 2, middelen besteed aan advies, coaching en scholing van intramurale en extramurale teams. Volgens deze instelling is de vrouw van de heer Soelen sinds 2011 onbezoldigd bestuurslid bij bureau Sezen. De beoordeling of hier sprake is (schijn) van belangverstrengeling ligt primair bij de Raad van Toezicht. De Raad van Toezicht heeft dit expliciet afgewogen en geconcludeerd dat er hier geen sprake is van belangenverstrengeling.
Klopt het dat bij Zorggroep Oude en Nieuwe Land vorig jaar 1 extern financieel manager 25.000 euro per maand toucheerde? Klopt het dat deze grootgraaier ingevlogen werd door het bedrijf Bascole dat een dochteronderneming is van het bureau Sezen dat de zweefcursussen verzorgde? Deelt u de mening dat dit riekt naar de schijn van belangenverstrengeling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hiertegen ondernemen?
De Zorggroep heeft, zo stelt zij, via bemiddeling van Bascole – dat gelieerd is aan Sezen – een interim leidinggevende voor de afdeling financiën en automatisering in dienst gehad. De jaarverslagen over 2013 moeten nog worden ingediend.
Indien er sprake is van een salariëring die op grond van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNP), dient te worden vermeld in het jaarverslag, zal dat bij de publicatie van het jaarverslag over 2013 blijken. Ook hier geldt dat het aan de Raad van Toezicht is om te beoordelen of in dit concrete geval sprake is van belangenverstrengeling.
Klopt het dat de Raad van Toezicht deze toestand heeft goedgekeurd? Zo ja, wat vindt u daarvan?
Ik verwijs u naar mij antwoord op vraag 4 en 5.
Klopt het dat het bedrijf Sezen ook zweefcursussen verzorgde voor het college van BenW in de Noordoostpolder en dat wethouder Ruifrok (PvdA) mede daarom moest vertrekken? Zo ja, waarom gaan deze toestanden dan gewoon nog door maar dan bij een zorginstelling?
Het oordeel over cursussen voor lokale bestuurders laat ik aan de lokale democratie. Wat betreft zorginstellingen geldt dat het primair aan hen zelf is om te bepalen welke uitgaven worden gedaan voor opleidingen en cursussen. De Raad van Toezicht ziet hier op toe.
Hoe kan het dat het opnieuw niet het Ministerie van VWS zelf is die dit soort misstanden aan het licht brengt en uit bant maar in dit geval de lokale partij ONS Noordoostpolder?
Ik verwijs u naar de antwoorden op bovenstaande vragen.