Het bericht 'VGZ legt met nieuwe puffers bom onder harde lockdown' |
|
Henk van Gerven |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «VGZ legt met nieuwe puffers bom onder harde lockdown»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van dit artikel.
Kunt u aangeven hoeveel mensen met longziekten die bij VGZ verzekerd zijn hierdoor worden geraakt? Om hoeveel duizenden mensen gaat het? Klopt het getal van 40.000 zoals door de LAN wordt gesteld?
Volgens VGZ gaat het jaarlijks om ongeveer 7.000 nieuwe patiënten die voor het eerst het medicijn formoterol-budesonide krijgen. De aanwijzing is sinds
1 januari 2021 alleen van toepassing op nieuwe gebruikers. VGZ streeft op termijn naar een gefaseerde en goed door zorgverleners begeleide overgang van alle gebruikers.
Is het waar dat het VGZ voornemen in praktische zin ook zal gelden voor reeds bestaande gebruikers van formoterol-budesonide die bij VGZ verzekerd zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven tot hoeveel extra zorgconsulten dit beleidsvoornemen van VGZ zal leiden? En kunt u aangeven ten koste van welke andere zorg deze extra zorgconsulten zullen gaan?
Omdat het hier in eerste instantie om nieuwe gebruikers van deze producten gaat, is er geen sprake van extra zorgconsulten. Uitleg en instructie gebeurt in het algemeen via een begeleidingsgesprek bij de apotheek. De omzetting van huidige gebruikers kan in de toekomst leiden tot extra consulten (bijvoorbeeld voor een inhalatie-instructie), maar dit zal volgens VGZ gefaseerd plaatsvinden en niet ten koste gaan van andere zorgconsulten.
Acht u het verstandig dat patiënten door zorgverzekeraar VGZ gedwongen worden van inhalator te wisselen en daarvoor zorgverleners moeten bezoeken om nieuwe gebruiksinstructies te krijgen, uitgerekend midden in de harde lockdown of straks na de harde lockdown als opgelopen achterstanden in de reguliere zorg worden ingehaald?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe kijkt u aan tegen de bezwaren van de Long Alliantie Nederland (LAN) dat het op deze wijze uitgevoerde VGZ preferentiebeleid juist leidt tot hogere zorgkosten door meer longaanvallen en voorts indruist tegen medische richtlijnen, regionale afspraken over inhalatie-medicatieformularia en het principe dat de voorschrijver bepaalt welke inhalator en stof worden voorgeschreven?
VGZ mag dit volgens de regels van het preferentiebeleid doen, maar naar mijn oordeel moet dan wel sprake zijn van een goede instructie door apotheker.
In het geval dat verstrekking aan een bepaalde patiënt medisch niet verantwoord wordt geacht, treden voorschrijver en apotheker daarover in overleg.
Deelt u de mening dat zorgverzekeraars in hun polissen en communicatie transparant moeten zijn over welke zorg wel en niet vergoed wordt, zodat verzekerden weloverwogen een besluit kunnen nemen om bij een zorgverzekeraar verzekerd te blijven of om over te stappen naar een andere zorgverzekeraar?
Ik vind het belangrijk dat verzekerden een weloverwogen keuze kunnen maken voor een zorgverzekering. Zij dienen onder andere geïnformeerd te worden over de zorg die al dan niet vergoed wordt. De «Regeling informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten» (TH/NR-017) bevat daarom voor zorgverzekeraars verschillende informatieverplichtingen rondom de vergoeding van zorg. Zo beschrijft artikel 19 van deze regeling de informatieverplichtingen ten aanzien van een eventueel voorkeursbeleid dat een zorgverzekeraar hanteert.
Verzekerden worden via de polisvoorwaarden geïnformeerd over de voorwaarden voor de verzekering. VGZ heeft haar verzekerden op deze voorwaarden gewezen bij het aanbod van de nieuwe polis voor 2021. De aangewezen middelen voor 2021 zijn opgenomen in het «Regelement farmaceutische zorg», dat onderdeel uitmaakt van de polisvoorwaarden. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ziet toe op de naleving van de informatieverplichtingen voor zorgverzekeraars.
Bent u bekend of en hoe de betreffende verzekerden door VGZ zijn voorgelicht dat hun huidige droogpoederinhalator vanaf 1 januari 2021 of in de loop van 2021 niet meer vergoed gaat worden, mede doordat VGZ een nieuwe patiënt definieert als iemand die zes maanden geen medicatie heeft afgehaald?
Zie antwoord vraag 7.
Vindt u deze voorlichting door zorgverzekeraar VGZ tijdig en adequaat? Bent u bereid om de Autoriteit Consument en Markt (ACM) en/of de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) te laten kijken naar de wijze waarop VGZ in dit geval de betreffende groep VGZ verzekerden informeert?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe beoordeelt u het standpunt van VGZ dat het zoeken van publiciteit door Long Alliantie Nederland slechts leidt tot onnodige zorg en onrust bij voorschrijvers en patiënten? Is dit niet een erg intransparante en ongewenste houding?1
Zorgverzekeraars, en in dit geval zorgprofessionals, moeten gezamenlijk invulling geven aan het preferentiebeleid.
Acht u het niet wenselijk dat VGZ de invoering van dit beleid stil legt en dat overleg plaatsvindt met VGZ en de Long Alliantie Nederland over de vraag of en hoe eventueel preferentiebeleid bij droogpoederinhalatoren op een verantwoorde wijze kan plaatsvinden rekening houdend met medische kaders, ieders verantwoordelijkheden en waarbij binnen de zorgketen als geheel optimalisatie plaatsvindt?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u bereid hierover in overleg te treden met VGZ en de Long Alliantie Nederland?
Zie antwoord vraag 10.
Microplastics in placenta’s van ongeboren baby’s |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Microplasticdeeltjes ontdekt in placenta’s van ongeboren baby’s»1 en «Microplastics revealed in the placentas of unborn babies»2?
Ja.
Wat vindt u ervan dat microplasticdeeltjes zijn gevonden in placenta’s? Deelt u de zorgen over de mogelijk schadelijke gevolgen voor de ontwikkeling van ongeboren baby’s?
Het kabinet kan zich voorstellen dat dit bericht mensen ongerust maakt. De aanwezigheid van microplastics in het menselijk lichaam is verontrustend genoeg om de mogelijke gezondheidseffecten nader te onderzoeken. Al eerder was duidelijk dat het waarschijnlijk is dat microplastics overal in het menselijk lichaam aanwezig zijn en het is dan ook niet verwonderlijk dat zij ook in de placenta – die onder meer een filterende werking heeft – kunnen worden aangetoond.
Het onderzoek naar microplastics in placenta’s toont de aanwezigheid van microplastics aan, maar geeft geen inzicht in de mogelijke gezondheidseffecten. Er is op dit moment onvoldoende kennis om de conclusie te kunnen trekken of microplasticdeeltjes een gevaar vormen voor de ontwikkeling van ongeboren baby’s.
Het kabinet neemt de signalen over mogelijke gezondheidsrisico’s van microplastics serieus en vindt het belangrijk hier meer inzicht in te krijgen. Daarom draagt het Ministerie van IenW bij aan het onderzoeksprogramma Microplastics & Health van ZonMw, waarvan de eerste resultaten 11 januari jongstleden zijn gepresenteerd3 (zie ook het antwoord op vraag 8). De signalen van deze onderzoekers neemt het kabinet zeer serieus.
Daarnaast heeft IenW ZonMw gevraagd een kennisagenda op te stellen, zodat we weten welk verder onderzoek nodig is om gericht de vraag te kunnen beantwoorden of en hoe microplastics een gevaar vormen voor de volksgezondheid. De kennisagenda is ook op 11 januari jongstleden gepubliceerd4. ZonMw is in gesprek met mogelijke financiers over de uitvoering van deze kennisagenda. Het Ministerie van IenW maakt daar in 2021 € 500.000 voor vrij.
Vanuit het Ministerie van VWS wordt gewerkt aan een programma Gezonde Leefomgeving, waarin de relatie tussen gezondheid en leefomgeving in bredere zin wordt opgepakt. Hierbij wordt ook gekeken hoe meer aandacht voor gezondheidseffecten van microplastics integraal kunnen worden meegenomen in de aanpak voor de leefomgeving. Dat zal dan eventueel vanaf 2022 zijn eerste uitwerking krijgen. U ontvangt dit voorjaar een actieprogramma over de te nemen stappen op Gezonde Leefomgeving.
Herinnert u zich de uitkomst van onderzoek aan de universiteit van Dublin (Ierland), waaruit blijkt dat baby’s die met een plastic flesje worden gevoed, gemiddeld dagelijks 1,58 miljoen deeltjes per dag binnenkrijgen?
Ja.
Hoe wilt u ervoor zorgen dat kinderen een gezonde start krijgen, zowel in de baarmoeder als tijdens de eerste levensjaren, als plastic overal is en zelfs ons lichaam kan binnendringen?
Er wordt wereldwijd veel onderzoek gedaan naar microplastics. Alhoewel steeds meer gemeten en bekend wordt, zijn er ook nog steeds veel vragen. Het is op dit moment niet bekend in hoeverre microplastics een risico vormen voor de gezondheid van de foetus en kinderen in de eerste levensjaren. Er is daardoor onvoldoende basis om aanpassingen in de omgang met plastics voor te schrijven. Het kabinet hecht aan meer duidelijkheid, daarom zetten we in op meer onderzoek en volgen we de internationale ontwikkelingen actief (zie vraag 2).
Begrijpt u dat ouders vertrouwen op de overheid en ervan uit moeten kunnen gaan dat producten die verkocht worden, veilig gebruikt kunnen worden?
Ja, dat begrijpen we. Producten moeten voldoen aan de wettelijke eisen, en onderzoek is van groot belang om die steeds aan te scherpen naar de stand van de wetenschap.Als er bewijzen, aanwijzingen of vermoedens zijn dat bepaalde producten schadelijk kunnen zijn, zullen er maatregelen worden genomen om de veiligheid van de producten te garanderen, zoals toegelicht in antwoord 6.
Gaat u op basis van de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek producten zoals plastic babyflesjes en verzorgingsproducten met microplastics weren? Waarom wel/niet?
De wetgeving voor voedsel, consumentenproducten en stoffen moeten zorgen voor veilige producten. Zoals in het antwoord op vraag 5 is aangegeven, betekent dit dat er maatregelen worden genomen als er bewijzen, aanwijzingen of vermoedens zijn dat bepaalde producten schadelijk kunnen zijn. Dit kan zowel uit milieuoogpunt als voedselveiligheidsoogpunt zijn.
Vanwege de milieu-impact van microplastics werkt de Europese Commissie aan een Europees verbod onder de REACH-verordening van bewust toegevoegde microplastics in verzorgingsproducten. Dit verbod zal ook gelden voor alle andere producten waaraan bewust microplastics worden toegevoegd. Het kabinet onderschrijft het belang van dit verbod op Europees niveau om de emissies van bewust toegevoegde microplastics te reduceren. Het voorstel van de Europese Commissie voor een dergelijk verbod wordt in de eerste helft van dit jaar verwacht.
Voor voedselcontactmaterialen zoals babyflesjes zijn er geen uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek die aangeven of, en zo ja welke maatregelen noodzakelijk zijn. Voor een verbod op bepaalde voedselcontactmaterialen is er nog te weinig kennis. Zo is het onbekend of en bij welke hoeveelheden microplastics schadelijk zijn en wat de belangrijkste bronnen zijn. Het is niet zinvol producten te verbieden als we niet weten of er een consumentenrisico bestaat en of een verbod op bepaalde producten bijdraagt aan een oplossing daarvan. Daarom zet het kabinet in op het vergroten van de kennis hierover. Dit onderzoek kan ons vertellen of de veiligheid in het gedrang komt. En als dat zo is, hebben we dan ook de kennis om effectieve maatregelen te nemen om de veiligheid te vergroten.
Als het antwoord op de vorige vraag negatief is, wilt u dan – al dan niet samen met maatschappelijke organisaties zoals de Plastic Soup Foundation – ouders voorlichten over de mogelijke risico’s van microplastics in onder meer verzorgingsproducten en babyflesjes? Waarom wel/niet?
Aangezien er (nog) geen duidelijkheid is over mogelijke schadelijkheid van de genoemde producten, kan daarover ook geen gerichte informatie gegeven worden.
Het kabinet neemt de signalen over mogelijke gezondheidsrisico’s van microplastics serieus en investeert daarom in verder onderzoek. Ook zal IenW de kennisagenda van ZonMw onder de aandacht van de Europese Commissie brengen, zodat ook Europese onderzoeksmiddelen gericht kunnen worden op deze belangrijke vragen.
Wat is de stand van zaken van onderzoek dat door ZonMw wordt uitgevoerd, waarbij onder anderen wetenschappers van de Vrije Universiteit Amsterdam, de Universiteit Utrecht en de Rijksuniversiteit Groningen zijn betrokken, naar het vóórkomen van micro- en nanoplastics in het menselijk lichaam, zoals in de placenta, hersenen en bloed? Wilt u de Kamer onverwijld op de hoogte stellen als de onderzoeksresultaten beschikbaar zijn?
De onderzoekers van de ZonMw opdracht hebben op 11 januari 2021 hun tussentijdse onderzoeksresultaten gepresenteerd. De onderzoeksresultaten worden gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften, en op de ZonMw website5.
De ZonMw kennisagenda beschrijft dat mensen microplastics via water, voeding en de lucht binnen krijgen. Deze microplastics worden waarschijnlijk in het lichaam opgenomen, waar ze mogelijk effect op onder meer het afweersysteem en de longen hebben. In hoeverre en in welke mate dit echt gebeurt moet nog nader worden onderzocht, omdat specifieke meetmethoden voor deze microplastics in de mens nog moeten worden ontwikkeld.
Het fundamentele ZonMw onderzoek geeft aanwijzingen dat microplastics mogelijk gevaren opleveren. Zo blijken ze in vitro effect te hebben op hersencellen, longblaasjes en ontstekingsreacties, en kunnen ze ziekteverwekkers meedragen. Om te weten wat de effecten op de mens zijn is meer onderzoek nodig. Er wordt zeer zorgvuldig en baanbrekend onderzoek gedaan, waarbij niet over één nacht ijs gegaan wordt. De onderzoekers doen geen uitspraak over de risico’s voordat er voldoende bewijs is.
Ondertussen ontwikkelt IenW al beleid om emissies van microplastics naar het milieu waar mogelijk te verminderen (zie antwoord 9). De signalen uit het ZonMW onderzoek onderstrepen het belang daarvan.
Uit de ZonMw onderzoeken blijkt ook dat er grote verschillen zijn in soorten microplastics, die ook andere effecten kunnen hebben. Meer inzicht hierin helpt om meer gedifferentieerd beleid te ontwikkelen en gerichter zorgwekkende stoffen aan te kunnen pakken.
De onderzoeken laten zien dat er verder onderzoek nodig is, waarbij goede samenwerking tussen deskundigen over milieu, gezondheid en plastic materialen nodig is. Daar draagt het kabinet aan bij.
Kent u de Plastic Health Coalition3, die resultaten van wetenschappelijk onderzoek inzichtelijk maakt? Deelt u de conclusie dat onze leefomgeving dusdanig vervuild is met plasticdeeltjes dat het hoogstwaarschijnlijk onze gezondheid schaadt? Zo ja, wat gaat u doen om deze risico’s terug te dringen?
ZonMw komt tot de conclusie dat er verder onderzoek nodig is om te oordelen of plastic deeltjes de gezondheid schaden. Ook de Wereldgezondheidsorganisatie kwam tot deze conclusie in haar rapport uit november 2019 over de aanwezigheid van microplastics in drinkwater. Er is meer onderzoek nodig en dat kost tijd.
Dat neemt niet weg dat er in de tussentijd alle reden is om hard te werken aan het terugdringen van microplastics. Niet alleen vanwege mogelijke gezondheidsrisico’s, maar ook omdat plastics niet in het milieu horen. Het kabinet zet in op het verminderen van de emissies van microplastics naar het milieu middels het beleidsprogramma microplastics7. Het programma richt zich op de grootste bronnen van microplastics naar het water, zoals zwerfafval, autobanden en kleding. In het eerste kwartaal van 2021 ontvangt uw Kamer een brief over de voortgang van dit beleidsprogramma.
Het bericht 'Onzekerheid over vaccinatiedatum BES en CAS' |
|
Antje Diertens (D66) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Onzekerheid over vaccinatiedatum BES en CAS»?1
Ja.
Kunt u aangeven wat de voorbereidingen van de verschillende scenario’s zijn voor het vaccineren op de BES (Bonaire, Sint Eustatius en Saba)- en CAS (Curaçao, Aruba en Sint Maarten)-eilanden en daarbij ingaan op de logistiek, benodigde infrastructuur, het personeel, eventuele koelfaciliteiten en de communicatie?
Sinds oktober wordt door en met alle eilanden gewerkt aan de voorbereidingen voor het leveren en toedienen van verschillende vaccins aan het Caribisch deel van het Koninkrijk. Zowel de landen als de openbare lichamen hebben uitvoeringsplannen opgesteld die rekening houden met de verschillende scenario’s en die bovengenoemde aspecten als logistiek, infrastructuur, personeel, etc. omvatten. Er is cold chain apparatuur aangeschaft voor -80 °C, -20 °C en 2 tot 8 °C, ter voorbereiding op de verschillende typen vaccins. Deze apparatuur wordt medio januari geleverd op de eilanden.
Als er nog geen plan is, op welke termijn kan de Kamer de vaccinatiestrategie voor de BES- en CAS-eilanden in dat geval tegemoet zien?
In de Kamerbrieven van de Minister van VWS van 4 januari jl. en 12 januari jl.2 is informatie gezonden over de vaccinatiestrategie voor de BES- en CAS-eilanden.
In deze brieven wordt vermeld dat beoogd wordt half februari te starten met het vaccineren van het zorgpersoneel op de eilanden en alle vaccinatiedoelgroepen op Saba en St. Eustatius, als het RIVM de uitvoeringsplannen en de opslaglocaties als voldoende heeft beoordeeld. Bij de inzet voor de Caribische delen van het Koninkrijk zal ook rekening gehouden moeten worden met het GR-advies om te starten met de mensen ouder dan 60 jaar. Mijn voornemen is dan ook om half februari te starten met het vaccineren van deze groep.
Hoeveel personeel verwacht u nodig te hebben voor het vaccineren op de BES- en CAS-eilanden?
De (ei)landen hebben uitvoeringsplannen opgesteld waarin personeelsplanning is meegenomen. Deze plannen worden momenteel beoordeeld door het RIVM. Mocht extra personeel nodig zijn, dan kan door de CAS-landen een bijstandsverzoek ingediend worden bij Europees Nederland. Mochten de BES-eilanden aanvullend personeel nodig hebben, kunnen zij uiteraard ook een verzoek aangeven.
Hoeveel personeel is beschikbaar voor het vaccineren op de BES- en CAS-eilanden?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel vaccins verwacht u beschikbaar te kunnen stellen aan de BES- en CAS-eilanden?
In de bijlage van de Kamerbrief van 12 januari jl. staan de precieze aantallen vaccins benoemd die ik verwacht beschikbaar te kunnen stellen. Er zijn voor de BES en de CAS genoeg vaccins aangeschaft om iedereen te vaccineren. De daadwerkelijke uitvoering en precieze tijdlijn wordt bepaald door de goedkeuring en levering van de verschillende typen vaccins.
Op welke termijn verwacht u te kunnen starten met vaccineren?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw reactie op het advies van de Gezondheidsraad over de prioritering van het vaccineren?
Net als in Nederland zal conform het advies van de Gezondheidsraad begonnen worden met het vaccineren van 60-plussers en zorgpersoneel. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Op welke wijze zal worden verzekerd dat ook de niet-geregistreerde personen, die 15% van de bevolking uitmaakt, worden gevaccineerd?
De eilanden en landen geven aan zich zeer bewust te zijn van het belang om ook deze mensen te vaccineren en hebben dit vraagstuk van niet-geregistreerde personen (ongedocumenteerden) meegenomen in de uitvoeringsplannen. Deze plannen worden momenteel getoetst door het RIVM.
Het bericht 'Belgen krabbelen terug: eis negatieve test alleen voor wie langer dan 48 uur in België blijft' |
|
Rutger Schonis (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Belgen krabbelen terug: eis negatieve test alleen voor wie langer dan 48 uur in België blijft»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de gang van zaken rond het afkondigen van de testverplichting voor het reizen naar België?
De Belgische regering is, net als de Nederlandse regering, bevoegd in het nemen van maatregelen om de gezondheidscrisis te beheersen. Het kabinet vindt het positief dat de op 18 december jl. aangekondigde testverplichting pas op 25 december van kracht werd.
Herkent u de stelling van de burgemeester van Sluis, mevrouw Vermue, dat de Belgische maatregel als een complete verrassing kwam?
Nee. Het was bekend dat het Belgisch Overlegcomité (orgaan waarin vertegenwoordigers van de verschillende federale en gewestelijke Belgische regeringen zetelen) op 18 december een vergadering zou hebben waar additionele maatregelen ter beheersing van de gezondheidscrisis besproken zouden worden. De 48-uurs bepaling gold al voor het Passenger Locator Form en de quarantaineverplichting die België hanteert voor reizigers uit risicolanden en is daarmee dus consistent. Bovendien trad deze verplichting een week na aankondiging, op 25 december, in werking.
Kunt u aangeven of, en zo ja hoe, de Belgische (dan wel de Vlaamse) regering voorafgaand overleg met u heeft gezocht over deze maatregel?
Er vindt op bestuurlijk en ambtelijk niveau intensief overleg plaats met de Belgische federale, gewestelijke, provinciale en gemeentelijke autoriteiten. De Nederlandse en Belgische regeringen streven ernaar om buurlanden, Europese partners en andere betrokkenen tijdig en van tevoren te informeren over te nemen maatregelen. Dat is niet altijd mogelijk omdat soms maatregelen met spoed moeten worden ingevoerd.
In dit geval was er tijd tussen de aankondiging van het besluit en de inwerkingtreding ervan. De Belgische regering besloot namelijk op 18 december dat het voor reizigers die niet in België wonen per 25 december verplicht was om een recent negatief testresultaat voor te kunnen leggen wanneer ze langer dan 48 uur in België blijven. De explicitering «langer dan 48 uur» is gunstig voor grenswerkers omdat het hierdoor mogelijk is voor grenswerkers uit Nederland om in België te werken zonder herhaaldelijk te hoeven worden getest. Daarnaast is dit consistent met de Belgische verplichtingen en uitzonderingen ten aanzien van de quarantaine en het Passenger Locator Form.
Wanneer nieuwe maatregelen worden afgekondigd vindt, waar nodig, contact plaats tussen bewindspersonen, ambtelijk (tussen bijvoorbeeld de crisiscentra van landen) of via de diplomatieke vertegenwoordigingen in de buurlanden om elkaar te informeren en, indien aan de orde, mogelijke knelpunten of onduidelijkheden te bespreken.
De Nederlandse ambassade in Brussel heeft in dit geval direct na de aankondiging van de nieuwe Belgische maatregelen hierover een bericht gestuurd aan betrokken partijen. In dit bericht werd de 48-uurs-regeling, en het feit dat daardoor grenswerkers dagelijks heen en weer kunnen blijven reizen, als een van de hoofdpunten genoemd. Ook de informatie voor reizigers naar België van de rijksoverheid (www.nederlandwereldwijd.nl) is op basis van deze informatie op 20 december geactualiseerd.
Kunt u aangeven of, en zo ja hoe, Belgische overheden voorafgaand overleg over de uitvoering van deze maatregel hebben gehad met Nederlandse grensgemeenten en/of -provincies?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft Nederland een rol gespeeld in het wijzigen (of verduidelijken) van de Belgische maatregel naar enkel strekkend tot bezoek langer dan 48 uur, waardoor grenswerkers niet geraakt hoeven te worden?
Zie antwoord vraag 4.
Zijn afspraken met Duitsland en België op dit moment helder voor wat betreft de continuering van noodzakelijke reizen van grenswerkers?
Ja. De maatregelen in de verschillende landen maken, middels uitzonderingen op de algemene regels, essentiële verplaatsingen van grenswerkers mogelijk.
Kan Nederland voor reizigers uit andere Europese Economische Ruimte (EER)-landen, niet zijnde Nederland zelf, nog deze kerstvakantie eenzelfde testverplichting instellen om zo import van het virus te beperken en te helpen bevorderen dat enkel noodzakelijke reizen gemaakt worden tijdens de lockdown-periode? Zo nee, waarom kan België dit wel en Nederland niet?
Sinds 23 december heeft het kabinet voor alle reizigers afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk (VK) en Zuid-Afrika, reizend per vliegtuig of schip, een negatieve PCR-test, gevolgd door een dringend advies tot quarantaine afgekondigd. Per 29 december geldt de negatieve testuitslag voor alle reizigers – inclusief Nederlanders – die per vliegtuig of schip vanuit een hoogrisicogebied naar Nederland reizen. De verplichting geldt vanaf hetzelfde moment eveneens voor reizigers die per internationale trein of bus in Nederland aankomen. Het gaat om internationaal personenvervoer per intercitytrein en bovenregionaal grensoverschrijdend busvervoer. Regionaal grensoverschrijdend bus- en treinvervoer is daarmee uitgesloten van de regeling. De vervoerder dient te controleren of de reizigers in het bezit zijn van een recente en geldige negatieve PCR-testuitslag (maximaal 72 uur voor aankomst afgenomen).
Voor het internationaal autoverkeer vereist de invoering van een negatieve testuitslag een vergaande wetswijziging. Dit is een complex vraagstuk dat juridische doorgronding en daarmee tijd vereist.
Indien het antwoord op vraag 8 ja is, bent u bereid, ook in het licht van de motie-Jetten/Dijkhoff van 15 december2, snel over te gaan op het instellen van deze testverplichting, met voldoende voorafgaande communicatie met onze buurlanden?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u deze vragen, vanwege de urgentie van dit onderwerp, binnen een week beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk en binnen de daarvoor geldende termijn beantwoord.
De vaccinatiestrategie |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving «VWS: eerste vaccinatie vóór 18 januari, eerder als het lukt» van 16 december van Nieuwsuur?1
Ja.
Klopt het dat het grootschalig vaccineren in Nederland mogelijk pas in de derde week van januari op gang gaat komen? Zo nee, waarom niet? Wat is dan het moment waarop uiterlijk begonnen gaat worden met grootschalig vaccineren? Zo ja, kunt u uitleggen waarom Nederland niet, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, in de week na de officiële goedkeuring van het Pfizer-vaccin kan beginnen met vaccineren?
Op 6 januari jl. zijn de eerste vaccins toegediend. Inmiddels zijn via de GGD’en en de ziekenhuizen al duizenden prikken gezet (6.400 bij de GGD (stand 12 januari) en 31.000 in de ziekenhuizen (stand 12 januari, schatting LNAZ)). De stappen hiertoe heb ik in mijn brief van 4 januari jl. geschetst en ook tijdens het plenair debat van 5 januari jl. met uw Kamer benoemd. Vorige week zijn drie GGD-regio's gestart, deze week zijn inmiddels drie andere GGD-regio's gevolgd. Vanaf 15 januari vaccineren alle GGD-regio's. Uitgaande van het huidige leveringsschema van BioNTech/Pfizer kunnen vanaf 18 januari 66.000 zorgmedewerkers per week worden gevaccineerd.
Zoals ik ook in mijn brief van 4 januari jl. heb aangegeven, werden we in december gesteld voor nieuwe keuzes in de uitvoering van de hoofdroute. Ik heb in mijn brief ook benoemd dat we toen onvoldoende wendbaar zijn gebleken om de veranderingen die zich voordeden snel genoeg te kunnen accommoderen. Ook tijdens het debat met uw Kamer van 5 januari jl. heb ik benadrukt dat ik achteraf bezien, de GGD’en eerder had kunnen vragen de systemen in gereed te brengen.
Wat is uw eigen oordeel over het scenario dat het mogelijk drie weken duurt voordat het grootschalig vaccineren op gang komt na de goedkeuring van het Pfizer-vaccin door het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA)? Deelt u de mening dat dit scenario zeer onwenselijk is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen bent u voornemens te nemen om ervoor te zorgen dat het vaccineren binnen een week na de goedkeuring van het EMA kan beginnen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u uitleggen waarom de Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD’en) pas in de week van 7 december zijn begonnen met een verkenning van de locaties waar de vaccinaties moeten plaatsvinden? Wanneer is vanuit het ministerie de opdracht hiertoe gegeven?
Vanwege de diepgevroren bewaarcondities in combinatie met de beperkte houdbaarheid na ontdooien, de specifieke wijze van levering, én om zo veel mogelijk spillage te voorkomen, heeft het kabinet begin december op advies van het RIVM gekozen voor toediening van het BioNTech/Pfizer vaccin via centrale locaties. In mijn brief van 8 december jl.2 heb ik u toegelicht wat deze keuze betekent voor de ten uitvoerlegging van de hoofdstrategie.
In de Kamerbrief van 4 januari jl. over de uitwerking van de vaccinatiestrategie heb ik uw Kamer nogmaals toegelicht over waarom ik de GGD’en in de eerste week van december opdracht heb gegeven tot het verkennen van centrale locaties voor het toedienen van de vaccinaties.
Wanneer is de vaccinatiestrategie klaar? Hoe kijkt u terug op de uitspraak van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 12 november tegen RTL Nieuws dat «alles klaar staat» om te vaccineren en de vaccinatiestrategie in november gepubliceerd zal worden?2
De hoofdroute van de vaccinatiestrategie, het voorkomen van ziekte en sterfte, is in november vastgesteld op basis van het advies van de Gezondheidsraad. Afhankelijk van de grootte en de timing van de leveringen, de snelheid van de uitvoering, en de vaccinatiebereidheid, verwacht ik dat eind derde kwartaal 2021 de hele Nederlandse volwassen bevolking (van 18 jaar en ouder) de mogelijkheid moet hebben gekregen zich te laten vaccineren. Daarmee heb ik goede hoop dat tegen die tijd het grootste deel van de vaccinatiecampagne zal zijn afgerond.
Waarom is er niet voor gekozen om de arboartsen in Nederland een deel van de inentingen te laten doen? Wanneer is dit besluit genomen?
Vanwege de bewaarcondities van het vaccin van BioNTech/Pfizer en om de kans op spillage te voorkomen is gekozen voor centrale priklocaties, zoals ook toegelicht in mijn antwoord op vraag 4. Deze zijn door de GGD’en opgezet. De GGD’en zetten zelf personeel in om de vaccinaties toe te dienen.
Hoe verklaart u het gegeven dat de vaccinatiecampagne in Nederland langer duurt dan de zes weken die het naar verluidt in het Verenigd Koninkrijk heeft geduurd?
De duur van de vaccinatiecampagne is afhankelijk van de beschikbaarheid van vaccins. In mijn brieven aan uw Kamer heb ik u geïnformeerd over de verwachte beschikbaarheid van de vaccins, uitgaande van toelating. Binnen de EU is daarbij sprake van een verdeelsleutel tussen EU-lidstaten voor de leveringen waarover steeds afspraken zijn gemaakt. Pas in het derde kwartaal is er op basis van deze inschattingen, en mits alle vaccins de eindstreep halen, voldoende vaccin voor alle Nederlanders. Het is mij niet bekend dat de vaccinatiecampagne in het Verenigd Koninkrijk zes weken duurt.
Bent u bekend met de berichtgeving: «Waarom starten met vaccineren nog even gaat duren (of toch niet)»3, waarin net als u zelf in het debat van 15 december4 stelde, wordt gesteld dat een belangrijke horde het registratiesysteem is?» Wanneer is de opdracht verleend om het IT-systeem voor de vaccinaties op te tuigen? Welke stappen onderneemt u om er zeker van te zijn dat de GGD'en zo snel mogelijk na de goedkeuring van het EMA kan beginnen met vaccineren?
Daar ben ik mee bekend. In de zomer van 2020 is gestart met de ontwikkeling van een centraal registratiesysteem, gebaseerd op de toepassing die door het RIVM wordt gebruikt voor het Rijksvaccinatieprogramma. Zowel voor het GGD-systeem als voor het RIVM systeem voor centrale registratie is doorgebouwd op bestaande systemen. In mijn brief van 4 januari jl. heb ik toegelicht op welke wijze de systemen zijn vormgegeven en hoe is voorbereid op de start van de vaccinatie.
Welke andere (potentiële) bottlenecks voorziet u voordat er met het vaccineren begonnen kan worden? Welke stappen bent u voornemens te zetten om deze bottlenecks zoveel mogelijk weg te nemen?
Hierover heb ik u in mijn brieven van 21 december jl. en 4 januari jl. geïnformeerd. Daarbij heb ik aangegeven dat we voor het verloop van de vaccinatiecampagne sterk afhankelijk zijn van de snelheid en de omvang van de leveringen.
Kunt u toelichten wat de stand van zaken is rondom het oproepsysteem voor de vaccinaties? Hoe zal dit systeem functioneren? Wanneer zal dit systeem klaar voor gebruik zijn?
Hiervoor verwijs ik u naar de Kamerbrief van 4 januari jl.
Bent u bekend met het bericht «50 Corona-Impfzentren in Niedersachsen eingerichtet»5? Hoe verklaart u dat er in het Duitse Nedersaksen reeds vijftig coronavaccinatielocaties zijn ingericht en in Nederland tot op heden geen enkele?
Zoals ik in mijn brief van 4 januari heb aangegeven, is ingezet op kleinschalige toediening, in verpleeghuizen en instellingen zelf, via reeds bestaande structuren. Vanwege de diepgevroren bewaarcondities in combinatie met de beperkte houdbaarheid na ontdooien, de specifieke wijze van levering, én om zo veel mogelijk spillage te voorkomen, heeft het kabinet begin december op advies van het RIVM gekozen voor toediening van het BioNTech/Pfizer vaccin via centrale locaties. Ik heb de GGD’en gevraagd dit te coördineren. Dit hebben zij in een snel tijdsbestek voor elkaar gekregen. Het is niet aan mij om in de keuzes van anderen landen te treden.
Kunt u toelichten wanneer de vaccinatielocaties en voldoende personeel gereed zullen zijn om te beginnen met vaccineren? Waar zullen de locaties zich bevinden?
Daarvoor verwijs ik u naar de Kamerbrief over de uitwerking van de vaccinatiestrategie van 4 januari jl. Voor informatie over de locaties verwijs ik u door naar de website www.coronavaccinatie.nl.
Hoe wordt gewaarborgd dat het vaccineren en het grootschalig testen naast elkaar ambitieus kan worden uitgerold, gegeven het laatste advies van het Outbreak Management Team (OMT) waarin gewaarschuwd wordt dat het grootschalig testen van bijvoorbeeld reizigers niet mogelijk is? Hoeveel extra mensen worden er aangeworven en opgeleid?
De capaciteit voor testen is momenteel fors ruimer dan de testvraag. De GGD’en zijn voorbereid op de verwachte maximale vraag in februari, en houden rekening een mogelijke eerdere piekvraag, bijvoorbeeld in de periode volgend op de kerstvakantie. Wat de capaciteit voor bron- en contactopsporing betreft is deze door de GGD inmiddels groter dan in het opschalingsplan voorzien, namelijk 7500 fte. De personele en infrastructurele capaciteit voor vaccinatie wordt los daarvan opgebouwd. Er is ook gekeken of er op locaties die zijn ingericht als testlocatie ruimte is naast de bestaande teststraten. Onze inzet is erop gericht om maximaal te kunnen vaccineren en daarnaast voldoende te kunnen testen en bron- en contactonderzoek uit te kunnen voeren.
Kent u de berichtgeving «Genoeg vaccins besteld om voor 1 juli meeste Nederlanders te vaccineren»?6 Hoe oordeelt u over het feit dat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) verwacht dat 10% – 20% van de vaccins verspild zullen worden? Deelt u de zorg dat een ineffectief oproepsysteem wellicht zal resulteren in meer spillage? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen bent u voornemens te nemen om de verspilling van vaccins te minimaliseren?
Het is niet ongebruikelijk om uit te gaan van 10% spillage bij zogenaamde «multidose vials», waarin meerdere doses uit een flesje/ampul worden gehaald. De inzet is zeker gericht op een zo beperkt mogelijke spillage. Vaccineren vanuit centrale locaties draagt eraan bij om juist ook om het spillagerisico te verlagen, net als het werken met een gericht aanmeldsysteem. Op basis van de aanmeldingen kan de vraag en aanbod van vaccins per locatie en dag zoveel mogelijk afgestemd worden. Het schema van leveringen en toediening wordt op deze manier is dus aangepast op de mensen die zich actief hebben aangemeld.
Ziet u mogelijkheden om vaccins die niet gebruikt zijn door de mensen die hier voor opgeroepen zijn, beschikbaar te stellen aan andere mensen voordat de vaccins onhoudbaar worden, in plaats van de vaccins weg te gooien? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u toelichten hoe u dit wilt bewerkstelligen en aan welke groepen u deze «overgebleven» vaccins ter beschikking zou willen stellen?
Er worden geen vaccins aan locaties geleverd, wanneer deze niet toegediend kunnen worden. Hier is in de logistieke organisatie in voorzien. Iedere GGD geeft dagelijks (per locatie) gegevens door aan het RIVM over planning en verbruik vaccins:
aanwezige voorraad vaccins;
daadwerkelijk aantal toegediende vaccinaties en vaccinverlies op die dag;
aantal vaccinatieafspraken voor de komende 5 dagen.
Het RIVM maakt op basis van deze gegevens een distributieplanning. In de uitvoeringsrichtlijn voor de COVID-19 vaccinatie is opgenomen dat spillage aan het eind van de dag op een vaccinatielocatie zoveel mogelijk voorkomen moet worden.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk afzonderlijk beantwoorden?
Hierbij treft u de afzonderlijke beantwoording.
Het bericht ‘Niet bewoners maar personeel van verpleeghuizen als eerste gevaccineerd’ |
|
Hayke Veldman (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Niet bewoners maar personeel van verpleeghuizen als eerste gevaccineerd»?1
Ja.
Kunt u aangeven welk effect dit besluit heeft op de vaccinatiestrategie en bijbehorende prioritering die op 20 november jl. naar de Kamer is gestuurd?2
Zoals ik in onder meer in mijn brief van 4 januari jl. heb aangegeven zijn er verschillende ontwikkelingen die een rol spelen bij de keuzes die gemaakt worden binnen de hoofdroute. Dit is later in mijn voortgangsbrief van 12 januari jl. nog eens aangevuld. Het kabinet heeft, vanwege de diepgevroren bewaarcondities in combinatie met de beperkte houdbaarheid na ontdooien, de specifieke wijze van levering, én om zo veel mogelijk spillage te voorkomen, begin december 2020 op advies van het RIVM gekozen voor toediening van het BioNTech/Pfizer vaccin via centrale locaties. In mijn brief van 8 december jl.3heb ik benoemd wat deze keuze betekent voor de ten uitvoerlegging van de vaccinatiestrategie. Daarbij is aangegeven dat zorgmedewerkers in de verpleeg(huis)zorg en kleinschalige woonvormen, gehandicaptenzorg (intra- en extramuraal), en medewerkers in de wijkverpleging en Wmo-ondersteuning het BioNTech/Pfizer vaccin toegediend krijgen via centrale locaties van de GGD. Dit sluit aan bij de aanpak van het kabinet om als eerst de meest kwetsbare groepen en hun zorgmedewerkers te vaccineren. De vaccinatiestrategie van het kabinet is mede gebaseerd op het advies van de Gezondheidsraad van 19 november 2020. In het advies van de Gezondheidsraad van 24 december is nadrukkelijk geadviseerd om met het BioNTech/Pfizer vaccin waar mogelijk de ouderen te vaccineren. Naar aanleiding van dat advies heb ik in mijn brief op 24 december jl. 4 laten weten het vaccin van BioNTech/Pfizer zoveel mogelijk in te zetten voor de ouderen. In de brieven van 4 en 12 januari heb ik vervolgens de nadere invulling gegeven waarbij de bewoners van verpleeghuizen en instellingen voor mensen met een verstandelijke beperking vanaf 18 januari met het vaccin BioNTech/Pfizer worden gevaccineerd. Bewoners van kleinschalige woonvormen en instellingen voor mensen met een beperking waarbij de huisarts de medische verantwoordelijkheid draagt worden vanaf 25 januari met het vaccin Moderna gevaccineerd.
Welke partijen zijn aanwezig geweest bij het overleg, onder leiding van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Mileu (RIVM), waar dit besluit is genomen?
In het bewuste artikel wordt verwezen naar een overleg «onder leiding van het RIVM» op maandag 7 december jl. Navraag bij het RIVM leert dat een dergelijk overleg niet heeft plaatsgevonden. Ik heb zelf wel op deze datum een bestuurlijk overleg gehad met de betrokken uitvoerende partijen. In dat overleg heb ik gesproken over de keuze van het kabinet voor de toediening van het BioNTech/Pfizer vaccin via centrale locaties. Ik heb in dat overleg mijn dank uitgesproken voor de inzet van partijen. Aanwezig waren naast vertegenwoordigers van mijn ministerie, vertegenwoordigers van de GGD GHOR Nederland, bedrijfsartsen, arbodiensten, ziekenhuizen, zorgkoepels van instellingen voor langdurige zorg en de huisartsen.
Kunt u aangeven op welke manier de in het artikel genoemde «ringbescherming» gerealiseerd zal worden, nu uit een peiling van de Nieuwe Unie»91 blijkt dat tweederde van de zorgprofessionals het vaccin niet wil, of twijfelt?
Daarmee willen we zoveel mogelijk kwetsbare mensen beschermen, door de mensen direct om hen heen te vaccineren. De Gezondheidsraad schrijft dat het waarschijnlijk is dat dit effect heeft op de verspreiding van het virus. Hiermee kan enige mate van bescherming worden bereikt bij de medische risicogroepen. Overigens is in de afgelopen weken de vaccinatiebereidheid enorm gestegen onder alle doelgroepen, ook bij de zorgprofessionals.
Hoe zal het besluit zijn uitwerking vinden in de bezoekersregeling voor verpleeghuizen, nu bewoners niet eerst gevaccineerd worden?
Partijen in de sector hebben een handreiking voor bezoek in een verpleeghuis opgesteld, waarin beschreven staat hoe verpleeghuizen op basis van lokaal maatwerk met bezoek om kunnen gaan. Deze handreiking staat los van het besluit waaraan u refereert.
Kunt u aangeven in hoeverre bij de keuze om medewerkers eerst te vaccineren in ogenschouw is genomen dat nog niet zeker is dat als iemand is gevaccineerd diegene het virus ook daadwerkelijk niet meer kan overdragen? Wat betekent dit voor de veiligheid van verpleeghuisbewoners?
Hoewel het tegengaan van transmissie iets is wat in de komende maanden nog verder onderzocht wordt, schrijft de Gezondheidsraad wel dat de Raad het waarschijnlijk acht dat dit effect heeft op de verspreiding. Hiermee kan enige mate van bescherming worden bereikt bij de medische risicogroepen. Tegelijkertijd blijven aanvullende beschermende maatregelen vooralsnog van kracht. Eventuele aanpassing van maatregelen volgt nog niet op basis van de eerste vaccinaties, maar wordt vanuit een breder geheel van toegenomen vaccinatie in Nederland gewogen.
Kunt u aangeven hoe de voorlichtingscampagne om de vaccinatiebereidheid te verhogen zichtbaar wordt in de samenleving? Kunt aangeven waarom niet alle beschikbare tijd/ruimte ingezet wordt om nut en noodzaak van vaccineren zichtbaar te maken, aangezien er recent ook een dranquilo-campagne gestart is?
In mijn brief aan de Kamer van 4 januari jl. wordt de communicatiestrategie toegelicht. In de brief van 12 januari jl. wordt de stand van zaken weergegeven. We werken daarbij via een geïntegreerde communicatiestrategie en -aanpak die is gebaseerd op gedragswetenschappelijke inzichten.
Daarbij worden verschillende paden bewandeld, zodat mensen goed en voldoende worden geïnformeerd. Bijvoorbeeld door feitelijke informatie beschikbaar te stellen op rijksoverheid.nl/coronavaccinatie en informatie te delen in boodschappen op onze social media-kanalen. Daarnaast is gestart met een campagne op tv en radio, en worden advertenties geplaatst in landelijke dagbladen. Samen met een online advertentiecampagne (via banners) en sociale mediaberichten blijven we investeren in goede voorlichting. Verder is er in december 2020 een toolkit gelanceerd voor werkgevers. Hierin zitten allerlei communicatiemiddelen die zij kunnen gebruiken richting hun medewerkers. Ook is er een online talkshow voor zorgmedewerkers, waarin zij vragen kunnen stellen aan experts.
Kortom, via communicatie informeren, motiveren en activeren we de Nederlandse bevolking. Dat moet mede leiden tot een vergroting van het draagvlak voor vaccins en maximalisering van de vaccinatiebereidheid. De communicatiecampagne om de vaccinatiebereidheid te verhogen heeft alle prioriteit. Hiervoor is dan ook een apart communicatieteam opgezet bij het Ministerie van VWS. De inzet van andere campagnes van de rijksoverheid heeft geen invloed op de capaciteit of op de intensiteit van of beschikbare tijd/ruimte voor de communicatiecampagne gericht op vaccinatiebereidheid.
Kunt u aangeven of er verschillende logistieke- en invoeringsstrategieën klaarliggen, gezien de prioritering nu gewijzigd is en in de toekomst weer zou kunnen wijzigen?
In mijn Kamerbrieven van de afgelopen weken heb ik aangegeven dat we voor de uitwerking van de vaccinatiestrategie te maken hebben met verschillende afhankelijkheden en dus wendbaar moeten zijn. Meer in het bijzonder ben ik in mijn brief van 4 januari jl. ingegaan op de ontwikkelingen die het kabinet hebben genoopt tot het maken van keuzes binnen de vastgestelde hoofdroute: het advies van de Gezondheidsraad over de inzet van het vaccin van BioNTech/Pfizer, de conclusie van het RIVM over de inzet van dat vaccin en de epidemiologische situatie met de druk op de acute zorg.
In de voortgangsbrief van 12 januari jl. ben ik ingegaan op de recente stappen in de uitvoering van de vaccinatie op basis van onder meer het advies van de Gezondheidsraad over het Moderna vaccin.
Kunt u aangeven of alle uitvoeringsinstanties, met name op personeelsvlak, aansluiting vinden bij het «wendbare» karakter van de vaccinatiestrategie?
Meerdere uitvoeringsinstanties zijn aan zet bij de uitvoering van de vaccinatiestrategie. De GGD’en, huisartsen en instellingsartsen geven allen een deel van de vaccinaties vorm. Hiervan wordt en kan worden afgeweken indien de situatie daarom vraagt. In de voorbereiding en uitvoering is afgestemd welke partij de meest geschikte is voor vaccinatie van een betreffende doelgroep. Hierbij wordt gekeken naar de meest logische uitvoeringspraktijk, onder andere wat betreft de logistiek om vaccins naar bepaalde locaties te distribueren, maar ook de mogelijkheid van bepaalde groepen burgers om bijvoorbeeld naar centrale locaties te komen. Alle uitvoeringsorganisaties hebben ervaring met het vaccineren, en worden via e-learning geïnformeerd over de specifieke aspecten van de COVID-vaccinatie. Ook indien extra personeel benodigd is, kan in aanvulling op de beschikbare uitbreiding ook via de zogenoemde verlengde armconstructie, door niet-medisch personeel worden gevaccineerd onder medisch toezicht.
Bent u bekend met bericht dat het de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) twee keer drie weken kost om 225.000 zorgmedewerkers te vaccineren? Zo ja, waarom duurt 1 vaccinatieronde voor 225.000 zorgmedewerkers drie weken?
Het beschikbare aantal vaccins is leidend. De GGD'en kunnen in deze eerste fase per week 70.000 mensen vaccineren, in drie weken kunnen dus ongeveer 200.000 medewerkers in de langdurige zorg hun eerste prik krijgen. In de drie daaropvolgende weken krijgen deze zorgmedewerkers hun tweede prik.
Bent u het eens dat de «vaccineerproductie» fors omhoog zal moeten, aangezien 225.000 vaccinaties in drie weken betekent dat het 160 weken duurt voordat er 12 miljoen vaccinaties zijn gedaan (=70% van 17 miljoen)?
Het aantal vaccins dat gezet kan worden, wordt bepaald door het aantal vaccins waarover Nederland beschikt. In mijn voortgangsbrief van 20 januari jl. heb ik u geïnformeerd over de wijze waarop ik meer vaccins ter beschikking wil stellen door een aanpassing te doen op vier onderdelen: het interval tussen de eerste en de tweede vaccinatie met BioNTech/Pfizer, in het voorraadbeheer, de vaccinatiegraad en de verwachte spillage.
Bent u bekend met het bericht dat de European Medicines Agency (EMA) niet op 28 december, maar mogelijk al op 21 december een uitspraak zal doen over één van de vaccins?
Ja.
Betekent een eerdere uitspraak van de EMA, uitgaande van een positief oordeel, ook dat er alsnog op 4 januari gestart kan worden met vaccineren?
Op 15 december – tijdens het plenaire debat over het COVID-19 virus – werd bekend dat het EMA mogelijk al op 21 december een positief advies voor het BioNTech/Pfizer vaccin zou verlenen. Dit heeft geleid tot intensief overleg met de GGD’en en het RIVM, om te kijken of planning naar voren kon worden gehaald.
Er waren echter nog steeds noodzakelijke stappen die gezet moesten worden, bijvoorbeeld het spoedadvies van de Gezondheidsraad over de geschiktheid voor de doelgroepen en de eventuele contra-indicaties. Ook moest de richtlijn, voor zorgmedewerkers gemaakt door het RIVM, na publicatie van het advies van de Gezondheidsraad aangepast worden aan de hand van de laatste inzichten. Ook het belscript moest met de laatste inzichten (bijvoorbeeld over geschiktheid voor zwangerschap) nog kunnen worden ingebouwd in het systeem, ook voor de helpdesk voor professionals van het RIVM. Daarom zijn we, zoals ik in mijn Kamerbrieven van 21 december jl. en 4 januari jl. heb aangegeven, in Nederland gestart in de week van 4 januari, waarbij op 6 januari de eerste vaccins zijn toegediend.
Kunt u toelichten waarom het registratiesysteem voor het vaccineren nog niet gereed is (zoals de voorzitter van de GGD/GHOR, de heer Rouvoet, op 15 december heeft laten weten)? Kunt u aangeven wanneer er met de bouw van dit systeem begonnen is?
Elke toediener van vaccins houdt een eigen registratie bij. De GGD’en gebruiken het systeem CoronIT voor het registeren van vaccinaties. Dit is het registratiesysteem dat sinds maart 2020 in gebruik is voor alle registraties rondom het testen. Het systeem is doorontwikkeld ten behoeve van het proces van (COVID-19) vaccineren. Het systeem is in gebruik voor het maken van afspraken voor vaccinatie. Over de verdere voorbereidingen van de registratie heb ik u geïnformeerd in mijn brief van 4 januari jl.
Kunt u aangeven welk registratie- en ICT-systeem Duitsland hanteert bij het vaccineren, gezien de Duitse zorgminister Jens Spahn heeft aangegeven alles in gereedheid te hebben gebracht om nog dit jaar te beginnen met vaccineren?
De verantwoordelijkheid voor het vaccineren en ook de registratie van de te vaccineren personen ligt bij de deelstaten. Deze hebben ieder hun eigen afsprakensysteem, vaak geïntegreerd in de website van de deelstaat of via een telefoonhotline. De mate waarin de verschillende deelstaten zijn gestart met het gebruik van deze systemen verschilt ook.
Voor wat betreft het monitoren van het aantal ingeënte personen, wordt de webapplicatie «Digitales Impfquotenmonitoring» gebruikt. De gegevens worden via een beveiligde internetverbinding door de deelstaten aangeleverd bij het Robert-Koch-Insituut.
Het voorkomen en bestrijden van genitale verminking |
|
Hayke Veldman (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Bente Becker (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Delftse powervrouw zet zich in tegen vrouwenbesnijdenis: «Dit gebeurt ook in Nederland»»?1
Ja.
Kunt u de Kamer inzicht geven in de (vermoedelijke) cijfers van het aantal gevallen van genitale verminking in Nederland (hoe vaak vindt het plaats in Nederland, hoe vaak in het buitenland en hoeveel vrouwen in Nederland zijn besneden?) en het aantal vrouwen dat zich jaarlijks meldt bij de huisarts met deze problematiek?
Op 3 juli 2019 heeft de Minister van VWS aan uw Kamer de beleidsreactie op het prevalentierapport van Pharos verstuurd.2 Uit dit onderzoek blijkt dat naar schatting 41.000 vrouwen genitale verminking (VGV) hebben ondergaan. Het onderzoek geeft geen actuele cijfers van waar deze besnijdenissen hebben plaatsgevonden. Het geeft wel aan dat er enkele aanwijzingen zijn dat VGV plaatsvindt in Europa (bijvoorbeeld in Frankrijk, Italië, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk), en dat er aanwijzingen zijn dat meisjes slachtoffer worden van VGV tijdens een vakantie in hun land van herkomst. Het aantal vrouwen dat zich meldt bij de huisarts omdat zij slachtoffer zijn van VGV wordt niet gemonitord.
Deelt u de mening dat preventie van groot belang is bij risicogroepen en dat al vanaf de vruchtbare levensfase (nog voor een vrouw zwanger wordt), informatie ter preventie moet worden geboden door de huisarts, om te voorkomen dat een in de toekomst geboren dochtertje genitaal verminkt gaat worden? Zo ja, hoe kunt u ervoor zorgen dat huisartsen te allen tijde deze informatie ook verstrekken?
VGV is een vorm van ernstige en – voor het merendeel van de slachtoffers – onomkeerbare mishandeling met grote gevolgen voor de mentale en fysieke gezondheid. Ik deel dan ook de mening dat preventie essentieel is bij de aanpak van VGV. Het preventiebeleid bestaat uit een aantal generieke en specifieke maatregelen om VGV te voorkomen, bijvoorbeeld de inzet van sleutelpersonen.
In de Actieagenda schadelijke praktijken (hierna: de actieagenda) zijn aanvullende maatregelen opgenomen om VGV te voorkomen.3 Ook het signaleren door medische professionals bij vermoedens van dreigende VGV is een belangrijk onderdeel van preventie. VGV is een vorm van kindermishandeling, en valt onder de Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (hierna: de Meldcode). De specifieke rol van de huisarts bij VGV betreft het signaleren en melden van vermoedens van dreigende VGV, het bieden van nazorg en/of het behandelen van medische complicaties, en het doorverwijzen naar medische specialisten bij reeds uitgevoerde VGV. Ik ben bereid om met de LHV in gesprek te gaan over de vraag of er voldoende bekendheid bij huisartsen is over deze problematiek, of dat aanvullende informatie nodig is.
Deelt u de mening dat preventie een taak is van de gehele keten van zorg: de huisarts, de verloskundige, gynaecoloog, kinderarts, consultatiebureau en Jeugd en Gezin, VeiligThuis?
In Nederland geldt al jaren een zero tolerance beleid ten aanzien van VGV. De Nederlandse ketenaanpak van VGV bestaat uit een combinatie van preventie, wetshandhaving en goede zorg voor vrouwen die een besnijdenis hebben ondergaan. Het beleid in Nederland is vooral gericht op voorkomen dat een meisje besneden wordt. Als preventie niet gelukt is, is repressie aan de orde. Veel professionals hebben een rol bij de aanpak van VGV, waaronder de Jeugdgezondheidszorg, Veilig Thuis, het onderwijs en verloskundigen. ZonMw laat momenteel een onderzoek uitvoeren naar het functioneren van de ketenaanpak VGV, als onderdeel van het onderzoeksprogramma van Geweld Hoort Nergens Thuis.4
Alle professionals die geacht worden te werken met de Meldcode hebben een rol in het signaleren en melden van dreigende VGV. Daarbij wordt binnen de Nederlandse ketenaanpak nauw samengewerkt tussen alle betrokken partijen om VGV te voorkomen. De Veilig Thuis organisaties registreren van elke adviesvraag en melding van huiselijk geweld en kindermishandeling ook de aard van het vermoedelijke geweld, waaronder VGV. Vanwege het geringe aantal adviezen en meldingen over VGV worden deze in de statistieken van het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) meegeteld in de categorie fysieke kindermishandeling. De Raad voor de Kinderbescherming verzoekt de kinderrechter om een kinderbeschermingsmaatregel op te leggen als een minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De oorzaak van deze ontwikkelingsbedreiging wordt echter niet als zodanig geregistreerd.
In hoeverre functioneert de huidige ketenaanpak van genitale verminking? Hoeveel meldingen van vrouwelijke genitale verminking heeft Veilig Thuis afgelopen twee jaar gekregen? Hoe vaak heeft Veilig Thuis een onderzoek ingesteld? Heeft Veilig Thuis bij vastgestelde vrouwelijke genitale verminking aangifte gedaan? Hoe vaak heeft Veilig Thuis een constatering van vrouwelijke genitale verminking uitgezet bij de Raad voor de Kinderbescherming? Hoe vaak heeft de Raad voor de Kinderbescherming kinderbeschermingsmaatregelen genomen wegens vrouwelijke genitale verminking?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid de gehele keten beter te laten samenwerken rond deze problematiek? Zo ja, hoe kunt u ervoor zorgen dat zorgverleners voldoende kennis hebben van de materie (welke type vrouw heeft grote kans besneden te zijn, hoe ga je dat lastige gesprek aan, urgentie van preventie inzien, etc.)?
In de Actieagenda Schadelijke Praktijken zijn een aantal maatregelen aangekondigd die er op gericht zijn om de ketenaanpak VGV verdergaand te verbeteren. Een voorbeeld hiervan is het verbeteren van de registratie door de GGD en de JGZ.
Medische professionals zijn een belangrijke schakel in het voorkomen van VGV en het bieden van de nodige nazorg voor besneden vrouwen en meisjes.
Momenteel beschikken medische professionals over een aantal bronnen van informatie over VGV. Zo is onlangs de «Leidraad Medische zorg voor vrouwen en meisjes met vrouwelijke genitale verminking» (hierna: de leidraad) ontwikkeld. De leidraad geeft medische professionals informatie over preventie, signaleren en bespreken, gevolgen en behandeling van (complicaties van) VGV. Met het oog op het verbeteren van de kennis van professionals om VGV en andere vormen van schadelijke praktijken beter te herkennen, laat ik, als onderdeel van de actieagenda, e-learning-modules ontwikkelen voor basisopleidingen en deskundigheidsbevordering voor professionals. Expliciet onderdeel hiervan is het toepassen van de Meldcode. Dit ontwikkeltraject wordt op korte termijn gestart.
Bent u bekend met het handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen van Pharos? Vindt u deze aanpak geschikt en in hoeveel gemeenten wordt deze geïmplementeerd? Zo ja, waarom wel en sinds wanneer? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik ken dit handelingsprotocol. Het betreft afspraken die zijn gemaakt tussen onder andere Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming en de politie, over hoe gehandeld dient te worden bij vermoedens van VGV. Het is een protocol met werkafspraken tussen de partijen, met als doel om de ketensamenwerking te versterken. Ik beschik niet over gegevens van hoeveel gemeenten gebruik maken van het protocol.
Bent u bereid om met de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) in gesprek te gaan om afspraken te maken over de preventie van genitale verminking, zoals het aangaan van het eerste gesprek bij vermoeden van mogelijke genitale verminking of van het vaststellen van reeds plaatsgevonden genitale verminking in de spreekkamer van de huisartsenpost, zodat adequate hulp en in sommige gevallen een verwijzing naar een gespecialiseerd arts kan worden geboden?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u een toelichting geven op het huidige beleid rond de vergoeding van hersteloperaties uit het basispakket en hoe wordt omgegaan met cosmetische hersteloperaties?
Uw Kamer is op 29 mei 2020 geïnformeerd5 over het advies van het Zorginstituut dat reconstructieve behandelingen zoals omschreven in de leidraad behoren tot het basispakket van de zorgverzekering. Vrouwen die voldoen aan de voorwaarden zoals omschreven door de beroepsgroep krijgen de hersteloperatie dan ook vergoed uit de basisverzekering. In de leidraad is aangegeven dat er aan een hersteloperatie nog veel risico’s op complicaties zijn verbonden. Om die reden worden hersteloperaties enkel om cosmetische redenen nog niet uitgevoerd. Het is noodzakelijk om eerst meer inzicht te verkrijgen in de veiligheid en effectiviteit van de hersteloperatie alvorens beoordeeld kan worden of cosmetische hersteloperaties wenselijk zijn.
In de leidraad is tevens aangegeven dat het voor een dergelijk onderzoek naar de veiligheid en effectiviteit van hersteloperaties nodig is dat een groep vrouwen voor enige tijd gevolgd wordt. Het proces voor het doen van dit onderzoek loopt. Patiënten worden doorverwezen naar het Amsterdam UMC waar multidisciplinaire zorg voor deze hersteloperaties gecentraliseerd is vanwege de expertise die het UMC in huis heeft.
Bent u bekend met het feit dat artsen momenteel een dot-registratie missen om medische consulten en eventuele ingrepen bij genitaal verminkte vrouwen te kunnen registreren, terwijl zij hier wel behoefte aan hebben, en waarmee ook de zorgsector en het Rijk meer inzicht zou krijgen in de problematiek? Zo ja, bent u bereid een dot-registratie voor deze zorgvraag met eventuele operaties te introduceren? Zo nee, waarom niet?
Het klopt dat een onderdeel van de zorg zoals genoemd in de leidraad op dit moment nog niet geregistreerd kan worden door de medisch specialist. Dit geldt alleen voor de clitorisreconstructie. Voordat dit opgenomen kan worden in het Diagnose Behandelcombinatie (dbc)systeem is het noodzakelijk voor de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) dat de organisatie van zorg duidelijk is. De beroepsgroep en de NZa zijn hierover in gesprek en wanneer dit helder is wordt gekeken hoe deze ingreep in de dbc’s opgenomen kan worden. Voor de overige zorg genoemd in de leidraad is de bekostiging (in de medisch specialistische zorg) geregeld.
Kunt u een overzicht overleggen van de educatie over genitale verminking die thans wordt verstrekt aan huisartsen en verloskundigen en in samenspraak met de KNMG en LHV bezien of er meer gerichte educatie kan worden gemaakt?
Zie antwoord vraag 6.
Welke specifieke maatregelen neemt u, de Minister van VWS, om kwetsbare vrouwen en jonge meisjes uit gemeenschappen waar genitale verminking vaak (algemeen) geaccepteerd is, tijdens deze gedeeltelijke lockdown alsnog te bereiken en te informeren over mogelijke hulp die het Rijk en andere instanties omtrent dit onderwerp kunnen bieden?
Het kabinet heeft sinds het begin van de coronacrisis verschillende maatregelen getroffen om te voorkomen dat de spanningen thuis hoog oplopen, en om ervoor te zorgen dat slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling op laagdrempelige manieren een melding kunnen doen. Zo is een chatfunctie bij Veilig Thuis ingevoerd zodat slachtoffers niet hoeven te bellen, en sinds 1 mei kunnen slachtoffers door het codewoord «masker 19» een melding doen bij apotheken. Tot op heden heb ik geen signalen ontvangen dat door de coronacrisis en gebrek aan capaciteit geen mogelijkheid is om in te zetten op VGV preventie. Ik heb regelmatig contact met alle betrokken partijen en blijf daarbij alert op deze signalen.
Welke ondersteuning biedt u, de Minister van VWS, momenteel aan instanties als de GGD die door het bestrijden van COVID-19 minder tijd hebben voor het informeren en helpen van kwetsbare vrouwen en jonge meisjes die ofwel een reële kans lopen op genitale verminking ofwel al genitaal verminkt zijn?
Zie antwoord vraag 12.
Bent u, Minister van SZW, bereid in de inburgeringscursus en het examen specifiek aandacht te besteden aan de schadelijkheid en illegaliteit van genitale verminking en dit niet slechts in algemene normen te betrekken in het cursusaanbod en het examen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
In de nieuwe opzet van het inburgeringsstelsel wordt het minimum aantal uren van het participatieverklaringstraject (PVT) uitgebreid van vier naar twaalf uur. Meer contactmomenten en dus ook momenten van overdracht van kernwaarden, fundamentele vrijheden en rechten vergroot de kennis van deze waarden. In het PVT is zowel bij de behandeling van de kernwaarde vrijheid als bij gelijkwaardigheid ruimte om specifieke thema’s te adresseren. Het zelfbeschikkingsrecht is expliciet in de participatieverklaring opgenomen. Het doel van Kennis Nederlandse Maatschappij (KNM), als onderdeel van het inburgeringsexamen, is om inburgeraars kennis te laten vergaren over regels, instanties, gebruiken en gewoontes in de Nederlandse samenleving. Dit resulteert in een breed scala van onderwerpen waarover de inburgeraar iets moet weten, de zogenaamde eindtermen. Zelfbeschikking, vrijheid van meningsuiting, gelijkheid en daaraan verbonden rechten maken hier al een belangrijk onderdeel van uit. Alles overziende zie ik geen aanleiding om het examen, en daarvan afgeleid het cursusaanbod, aan te passen.
Ter uitvoering van het amendement van het lid Becker – gericht op het tegengaan van culturele onderdrukking en ter bevordering van zelfbeschikking6 – zet het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in op voorlichting aan nieuwkomers over het thema zelfbeschikking, waaronder vrouwelijke genitale verminking.
Per wanneer zal het aan de Kamer toegezegde beleid geeffectueerd worden om met extra controles op Schiphol te voorkomen dat meisjes en vrouwen meegenomen worden naar het buitenland om genitaal verminkt te worden?
De versterking van signalering door professionals op vliegvelden voor dreigende VGV is onderdeel van de actieagenda. Vanwege de coronacrisis ligt de focus op maatregelen die op dit moment kunnen worden uitgevoerd en ook in de huidige situatie een bijdrage kunnen leveren aan de aanpak van VGV. Doordat het vliegverkeer in grote mate stil ligt wordt de prioriteit aan andere maatregelen gegeven. Het is daarom niet te zeggen vanaf wanneer dit geeffectueerd wordt.
Hoe werkt momenteel de vrijwillige meldcode eergerelateerd geweld in het aantal meldingen dat binnenkomt rond genitale verminking? Bent u bereid te onderzoeken om een meldplicht te introduceren voor hulpverleners, onderwijzers en artsen bij Veilig Thuis, bij een vermoeden van (aanstaande) genitale verminking, zodat altijd hulp wordt geboden en ook een strafrechtelijk traject in gang kan worden gezet richting de daders? Zo nee, waarom niet?
Alle vormen van eergerelateerd geweld vallen onder de Meldcode. Daarnaast is het een professionele norm om bij vermoedens van acute en structurele onveiligheid een melding te doen bij Veilig Thuis. De factsheet van Movisie over (vermoedens van) eergerelateerd geweld is een nuttig hulpmiddel ter invulling van de stappen van de Meldcode. Het geeft professionals handvatten om de Meldcode toe te passen in situaties waar eer een rol speelt, met daarbij speciale aandacht voor de familieverhoudingen. In deze factsheet is VGV als onderwerp opgenomen, en is een verwijzing gemaakt naar het handelingsprotocol VGV. Dit handelingsprotocol is dan ook leidend. Er zijn geen actuele cijfers over de hoeveelheid meldingen van VGV die met behulp van de factsheet van Movisie zijn gedaan.
Als onderdeel van de actieagenda wordt onderzocht wat professionals beweegt om bij (vermoedens van) VGV al dan niet de stappen van de meldcode te doorlopen en waar nodig een melding te doen bij Veilig Thuis. De reden voor het uitvoeren van het onderzoek is het feit dat de geringe hoeveelheid meldingen van VGV niet overeenkomt met de prevalentiecijfers van het onderzoek uitgevoerd door Pharos. In dit onderzoek, waarvan de resultaten voor de zomer worden verwacht, worden professionals gevraagd welke stappen zij nemen wanneer zij een vermoeden hebben van (dreigende) VGV. Op basis hiervan wordt bekeken hoe de toepassing van de Meldcode in geval van mogelijke VGV kan worden verbeterd. Daarnaast wordt de vraag voorgelegd of een meldplicht mogelijk behulpzaam kan zijn. Tegelijkertijd heeft de Raad van State bij het ontwerpbesluit van de aangepaste Meldcode in 2017 zich kritisch uitgelaten over het invoeren van een meldplicht. Zo bestaan bijvoorbeeld zorgen over de autonomie van het slachtoffer en de beperking van de autonomie van de deskundige professional.
Een overvol Schiphol |
|
Remco Dijkstra (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Henk Krol (INDEP), Mustafa Amhaouch (CDA), Corrie van Brenk (PvdA), Jan Paternotte (D66), Gijs van Dijk (PvdA), Eppo Bruins (CU), Lammert van Raan (PvdD), Femke Merel Arissen (Splinter), Suzanne Kröger (GL), Cem Laçin (SP), Chris Stoffer (SGP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht «Overvol Schiphol geen uitzondering: «Komende tijd wordt alleen maar drukker»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat regelmatig lange rijen voorkomen bij de paspoortcontrole waarbij geen of nauwelijks afstand tussen de reizigers bewaakt wordt?
De Minister-President heeft in het plenaire debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus op dinsdag 15 december jl. uitgesproken de beelden heel zorgelijk te vinden. Tevens gaf hij aan dat het kabinet verder in gesprek is met Schiphol om dit soort situaties te voorkomen. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft laten weten dat zij uit haar vel sprong toen ze de beelden van de drukte op Schiphol zag. Daarom heeft zij dit weekend meteen contact opgenomen met Schiphol en KLM dat deze problemen niet meer mogen voorkomen. De maatregel om 1,5 meter afstand te houden en de verplichting om in de publieke binnenruimtes een niet-medisch mondkapje te dragen gelden voor iedereen en ook op Schiphol. De situaties op Schiphol waarbij reizigers onvoldoende afstand bewaren zijn onacceptabel. Schiphol is en blijft open voor reizigers die een noodzakelijke reis moeten maken. Voor het overige is het dringende advies om thuis te blijven. Dat geldt dus ook voor familie en vrienden die reizigers wensen uit te zwaaien. Reizigers op Schiphol dienen de regels in acht te nemen. Wij hebben Schiphol om opheldering gevraagd en gezegd dat zij actie moeten ondernemen om te zorgen dat de maatregelen worden nageleefd. In de Kamerbrief luchtvaart en COVID-19 van vandaag geeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat nadere toelichting over de genomen stappen.
Bent u het ermee eens dat de situatie op Schiphol zoals deze op 13 december is vastgelegd, zeer onwenselijk is gezien de opgave waar Nederland voor staat in het bedwingen van het coronavirus?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven wat u – al dan niet in overleg met de veiligheidsregio – heeft gedaan om te voorkomen dat op onze nationale luchthaven maatregelen worden geschonden?
Zie antwoord vraag 2.
Zet Schiphol op dit moment de maximale logistieke capaciteit in om rijen te voorkomen?
Ja, Schiphol zet de maximale logistieke capaciteit in om rijen te voorkomen. In de brief die de Minister van Infrastructuur en Waterstaat vandaag naar uw Kamer heeft verzonden over luchtvaart en COVID-19 is een aantal maatregelen opgesomd die direct na de piekdrukte van het afgelopen weekend zijn getroffen. De KMar blijft ondanks de teruggenomen passagiersaantallen passende inzet verlenen op Schiphol zodat alle beschikbare balies voor paspoortcontroles bemenst zijn.
Klopt het dat de drukte op Schiphol mogelijk alleen nog maar verder zal oplopen door de Brexit en het moeten overhandigen van een negatief testresultaat bij aankomst in Nederland?
Burgers uit het Verenigd Koninkrijk worden na de Brexit mogelijk derdelanders en moeten daardoor een grondige controle ondergaan bij de grensovergang volgens de Schengengrenscode. Ook dienen zij vanaf 1 januari 2021 een negatieve testuitslag en -verklaring te laten zien voorafgaand aan het boarden en bij de grens met Nederland. Ook in deze wachtrijen gelden de Nederlandse maatregelen. Hierover worden aankomende passagiers actief geïnformeerd.
Kunt u aangeven hoeveel passagiers sinds de oproep van de premier begin november om tot half januari geen reizen naar het buitenland te ondernemen, per vliegtuig, vanaf- en naar Schiphol hebben gereisd? Welk percentage hiervan valt volgens u onder de categorie «essentiële reizen»?
Vanaf 1 november tot en met 7 december zijn 211.300 passagiers op Schiphol aangekomen en zijn 215.400 passagiers vanaf Schiphol vertrokken. Het gaat hierbij om passagiers (exclusief transferpassagiers) met Schiphol als start- of eindpunt. Het totale aantal reizigers in november is circa 85% minder geweest dan in dezelfde periode vorig jaar. Ter vergelijking: in november 2019 waren er ongeveer 3 miljoen in- en uitgaande passagiers. Het is onbekend hoeveel van deze passagiers een ‘essentiële reis’ heeft gemaakt.
Kunt u toelichten waarom ondanks de oproep van de premier om tot half maart geen reizen naar het buitenland te ondernemen, het besluit pas op 15-12-2020 werd genomen om de reisadviezen voor de Canarische eilanden te wijzigen naar oranje?2
De reisadviezen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken gaan over de veiligheids- en gezondheidssituatie in het betreffende land of gebied. Vanwege de lokale gezondheidssituatie of inreisbeperkingen voor Nederlandse reizigers zijn de afgelopen maanden niet-noodzakelijke reizen naar vrijwel alle landen en gebieden in de wereld ontraden middels een oranje reisadvies. Slechts enkele gebieden, waaronder de Canarische eilanden, werden tot nu toe als veilig beoordeeld, op basis van een RIVM-advies. Daarnaast bevatten alle reisadviezen de eerdere oproep van het kabinet om niet naar het buitenland te reizen tenzij strikt noodzakelijk. Vanwege de door de Minister-President aangekondigde maatregelen en dringende adviezen in zijn toespraak van 14 december, is de dag erna besloten een generiek oranje reisadvies af te kondigen naast de oproep om tot medio maart niet te reizen. Het doorvoeren hiervan in alle systemen en de informatievoorziening aan diverse sectoren maakt dat dit dringende advies op 15 december jl. is gepubliceerd.
Bent u het ermee eens dat dit verwarring op kan hebben geleverd voor reizigers en de onwenselijke situatie dat tegen het advies in vluchten naar de Canarische eilanden werden gepromoot en geboekt, zoals dit ook het geval was voor reizen naar Curaçao?3
Het dringende advies niet naar het buitenland te reizen geldt ongeacht de kleur van de reisadviezen. Een geel reisadvies betekent: let op, veiligheidsrisico’s. Dit is geen aanmoediging voor het ondernemen van een vakantie.
Kunt u garanderen dat de reisadviezen van Buitenlandse Zaken nu altijd in lijn zullen zijn met de oproepen over reizen zoals gecommuniceerd tijdens persconferenties?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 8 gaan de reisadviezen primair over de veiligheids- en gezondheidsrisico’s in een land of gebied. Een dringend advies om niet te reizen tenzij strikt noodzakelijk wordt altijd opgenomen in de reisadviezen. Hierover is deze week contact geweest met de sector.
Bent u bereid om net als in het voorjaar het instrument van vliegverboden in te zetten indien dit noodzakelijk blijkt om de volksgezondheid te beschermen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u schetsen wanneer u dit instrument eventueel weer in zou zetten?
Een vliegverbod is op dit moment een onwenselijk instrument. Vluchten vinden plaats om het vitale transport van goederen en noodzakelijke reizen van passagiers te faciliteren. Ook mensen met cruciale beroepen moeten naar het buitenland kunnen reizen als dat noodzakelijk is. Dat geldt ook voor mensen die bijvoorbeeld naar een uitvaart van een familielid moeten.
Bent u bereid de huidige inzet ten aanzien van het ontmoedigen van niet-essentiële reizen verder te intensiveren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Ja, daarom heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat de kamer hierover vanavond geïnformeerd in de Kamerbrief luchtvaart en COVID-19.
Deelt u de mening dat met de recente besmettingscijfers en de beelden op Schiphol een extra urgentie is ontstaan om de teststraat op Schiphol zo snel mogelijk open te stellen voor reizigers en personeel op Schiphol? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer verwacht u de teststraat zowel voor Schipholpersoneel als reizigers open te stellen?
Voor alle vliegreizigers wordt een negatieve testverklaring verplicht voor vertrek uit een risicogebied. Uw Kamer wordt hierover door de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat, van Justitie en Veiligheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor het kerstreces geïnformeerd. Daarnaast verwacht de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dat deze reizigers uit hoogrisicogebieden per half januari getest kunnen worden op dag 5 waardoor ze bij een negatief testresultaat hun quarantaine kunnen beëindigen na dag 5. Voor deze aanpak is nu geen teststraat op Schiphol vereist.
Verwacht u, naar aanleiding van de proef tussen Amsterdam en Atlanta, ook voor andere routes een air corridor op te kunnen zetten? Zo ja, welke routes staan dan het eerst op de planning en waarom zijn deze geprioriteerd?
De proef met de corridor tussen Amsterdam en Atlanta is gestart op 15 december jl. Op basis van de ervaringen tussen 15 december jl. en 5 januari a.s. zal een onderzoeksbureau een onafhankelijke evaluatie uitvoeren, waarbij in ieder geval aandacht wordt besteed aan de veiligheid en gezondheid, de uitvoerbaarheid en de ervaringen van de reiziger. Als uit de evaluatie blijkt dat de proef succesvol is, zullen wij bezien of en hoe deze proef kan worden uitgebreid.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Zonder afbreuk te willen doen aan de vragen van de leden van de fracties zijn vragen daar waar mogelijk gecombineerd.
Het bericht 'CZ en VGZ beperken vrije zorgkeuze van patiënten die fysiotherapie nodig hebben' |
|
Henk van Gerven |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «CZ en VGZ beperken vrije zorgkeuze van patiënten die fysiotherapie nodig hebben»?1
Zorgverzekeraars hebben binnen het zorgverzekeringsstelsel de taak om kwalitatief goede zorg tegen een redelijke prijs in te kopen voor hun verzekerden. Dit zijn ook de elementen waarop zij concurreren en zich onderscheiden. Elke zorgverzekeraar koopt de zorg in tegen de prijs en bij de zorgaanbieder die voldoet aan zijn eisen, zo ook CZ en VGZ. En dit komt tot uiting in hun polissen. Deze verschillen qua premie, maar ook qua gecontracteerde zorgaanbieders en geboden vergoeding. Dit levert een ruim aanbod op van verschillende polissen waaruit de verzekerde de polis kan kiezen die het beste bij hem of haar past.
Wat vindt u van de race to the bottom die al jaren gaande is als het gaat om de vergoeding voor fysiotherapie door zorgverzekeraars? Is er wel sprake van eerlijke tarieven?
Zorgverzekeraars en beroepsgroepen zijn constructief in gesprek over een toekomstbestendige tariefontwikkeling. Ook kwaliteit en betaalbaarheid van de zorg spelen daarbij een belangrijke rol. Dit doen zij aan de hand van het kosten-onderzoek dat zij hebben laten uitvoeren door Gupta Strategists. Ik heb dit rapport eerder met uw Kamer gedeeld2. Verschillende verzekeraars hebben in 2020 de tarieven voor fysiotherapie (flink) verhoogd en ik heb begrepen dat een aantal dat voor 2021 ook/opnieuw doet. Daartegenover staat dat zorgverzekeraars ook de kwaliteit, doelmatigheid en betaalbaarheid van de zorg moeten stimuleren. Door contracten met fysiotherapeuten af te sluiten kunnen hierover afspraken worden gemaakt. Een scherp tarief betekent ook een scherpe zorgverzekeringspremie. Hetgeen ook in het belang is van de verzekerden.
Deelt u de mening dat het niet verantwoord is dat de vrije artsenkeuze onder druk wordt gezet omdat er steeds een groter onderscheid wordt gemaakt tussen gecontracteerde en ongecontracteerde zorgverleners? Vindt u een vergoeding van 60% voor niet-gecontracteerde fysiotherapeuten ten opzichte van de tarieven voor gecontracteerden zoals bijvoorbeeld bij de basisverzekering Just van CZ wel te verenigen met het principe van de vrije artsenkeuze? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Ik vind dat verzekerden vrij moeten zijn in hun keuze voor de gewenste zorgaanbieder. En in het huidige stelsel is dat, naar mijn mening, ook het geval.
Verzekerden kunnen namelijk kiezen voor een (natura)polis bij een zorgverzekeraar die wèl een contract heeft gesloten bij de gewenste zorgaanbieder of die een hogere vergoeding betaalt voor de gewenste zorgaanbieder. Of zij kunnen kiezen voor een restitutiepolis. Een restitutiepolis maakt immers geen onderscheid tussen gecontracteerde en niet-gecontracteerde zorgaanbieders.
Onderschrijft u dat zo een tweedeling dreigt te ontstaan waarbij diegenen die het kunnen betalen wel de vrije artsenkeuze hebben maar diegenen die het niet kunnen betalen niet? Wat vindt u van deze tweedeling, gezien vanuit het principe van gelijke toegang tot zorg onafhankelijk van iemands portemonnee?
Gelijke toegang tot het basispakket vind ik erg belangrijk. Dit is ook een van pijler onder het Nederlandse zorgverzekeringsstelsel. Daarom is er ook een acceptatieplicht voor de basisverzekering die wettelijk is verankerd. Dit maakt dat verzekerden vrij zijn om de polis te kiezen die het beste bij hun past. En daarbij kunnen zij rekening houden met de zorgaanbieders die de zorgverzekeraar heeft gecontracteerd of kunnen zij kiezen voor een restitutiepolis. De zorgtoeslag zorgt voor een tegemoetkoming in de kosten voor zorg. Van een tweedeling is naar mijn mening dan ook geen sprake.
Hoe rijmt u dit met uw besluit om het wetsvoorstel Bevorderen Zorgcontractering bij nader inzien niet in te dienen, vanwege de ophef die ontstond over de gevolgen die deze wetswijziging zou hebben voor de vrije artsenkeuze?
Zoals in de brief van 13 oktober jl.4 aan uw kamer is aangegeven verkleinen de nieuwe cijfers over het aandeel niet gecontracteerde zorg en alle inspanningen die worden ingezet, met inbegrip van een nieuw bekostigingsmodel, vooralsnog de noodzaak om dit wetsvoorstel in te dienen. Andere ontwikkelingen in de wijkverpleging en ggz, zoals de aanstaande wijzigingen in de bekostiging, maken het aangaan van een contract naar verwachting ook aantrekkelijker. Daarom is ervoor gekozen eerst te bezien of de andere maatregelen voldoende bijdragen aan het verminderen van niet-gecontracteerde zorg. Mocht blijken dat ondanks deze maatregelen het percentage niet-gecontracteerde zorg onvoldoende daalt, dan kan alsnog tot indiening van het wetsvoorstel worden overgegaan.
Wat gaat u doen om deze lage tarieven van zorgverzekeraars te voorkomen voor 2021?
Voor fysiotherapie gelden vrije tarieven. Dat betekent dat deze tot stand komen in onderhandeling tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder. Ik vind het belangrijk dat via contractering afspraken worden gemaakt over kwaliteit en doelmatigheid van de zorgverlening en dat daartegenover een redelijk tarief staat. Om het gesprek hierover te stimuleren heb ik in de Bestuurlijke Afspraken Paramedische Zorg 2019–2022 met partijen afgesproken dat zij een kostenonderzoek laten uitvoeren. Dit onderzoek gaat over tarieven én betaalbaarheid van de paramedische zorg. Stijgende tarieven hebben immers ook invloed op de betaalbaarheid – en daarmee de toegankelijkheid – van de paramedische zorg.
Dit kostenonderzoek, waarover ik uw Kamer eerder heb geïnformeerd, helpt partijen om op basis van een feitelijke onderbouwing het gesprek te voeren over een passende en toekomstbestendige tariefontwikkeling, kwaliteit, innovatie en betaalbaarheid. In dit proces hebben partijen reeds werkagenda’s opgesteld om in samenhang aan deze thema’s te werken. Ik houd partijen daarbij aan de afspraken die in het bestuurlijk akkoord zijn gemaakt. De afspraken die door partijen worden gemaakt, kunnen tijdens de contractering vertaald worden in afspraken tussen de individuele zorgverzekeraar en zorgaanbieder.
Kunt u aangeven of andere sectoren ook worden getroffen door zulke lage tarieven?
Ik heb geen zicht op de inhoud van de inkoopafspraken 2021 tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders in de verschillende sectoren van de zorg en daarmee ook niet op de afgesproken tarieven. Daar waar nodig, houdt de Nederlandse Zorgautoriteit toezicht op de wijze waarop de contractering plaatsvindt, maar niet op de uitkomst daarvan. En uiteraard op nakoming van de wettelijke zorgplicht door zorgverzekeraars.
Het bericht ‘Joe Biden kan 5 miljoen Amerikaanse rokers laten stoppen’. |
|
Henk van Gerven |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Joe Biden kan 5 miljoen Amerikaanse rokers laten stoppen»?1
De mogelijkheid de sigaret zijn verslavende karakter te ontnemen vind ik een interessante en hoopgevende ontwikkeling.
Hoe beoordeelt u het feit dat uit onderzoek van het RIVM blijkt dat een dergelijke nicotinereductie technisch mogelijk is?
Het RIVM constateert dat nicotine terugbrengen in tabak technisch mogelijk is, maar stelt tevens dat consumenten deze vaak minder lekker vinden. Het is dan ook de vraag of tabaksproducten met een niet-verslavende hoeveelheid nicotine kans maken op de markt. Wanneer uitsluitend dit type producten op de markt zou worden toegelaten zou dit kunnen leiden tot een afname van het aantal rokers, omdat rokers niet meer verslaafd kunnen raken, maar mogelijk ook omdat ze deze sigaretten minder lekker vinden. Het wetenschappelijke artikel van het RIVM2 geeft overigens wel aan dat er gebrek is aan onafhankelijk onderzoek naar bijvoorbeeld de invloed op toxiciteit en aantrekkelijkheid van dergelijke producten voor consumenten.
Hoe beoordeelt u het feit dat uit een opiniepeiling blijkt dat er in Nederland een groot draagvlak is voor een nicotinereductie en wel in de orde van driekwart van de bevolking?2
Dat vind ik positief en het sluit aan bij ander onderzoek op het gebied van tabaksontmoediging zoals bijvoorbeeld het draagvlak voor accijnsverhoging.
Deelt u de mening dat een dergelijke maatregel (de nicotinereductie) een enorme winst zou zijn voor de volksgezondheid?
De mogelijkheid om de sigaret zijn verslavende karakter te ontnemen kan in potentie leiden tot een grote verbetering van de volksgezondheid en ik kijk met grote interesse wat er gebeurt in de Verenigde Staten op dit gebied.
Wat zijn de mogelijkheden in wettelijke zin om een dergelijke nicotinereductie voor de Nederlandse markt door te voeren? In hoeverre kan Nederland dit om gezondheidsredenen afdwingen of bepalen? Verzet bepaalde Europese wetgeving zich hiertegen?
De Europese tabaksproductenrichtlijn (TPD) reguleert onder andere de ingrediënten van tabaksproducten. Over de hoeveelheid nicotine in tabak zelf is niets opgenomen. Echter door een maximumwaarde te stellen aan de emissie van nicotine in de tabaksrook wordt de input (via de tabak) indirect ook gereguleerd. Het mag producenten op basis van de Europese wetgeving niet onmogelijk gemaakt worden om aan een maximale emissiewaarde van 1 mg per sigaret te komen. Een reductie van nicotine in tabak naar een niet verslavend niveau van 0.4 mg/gram tabak maakt het onmogelijk sigaretten met een gehalte van 1 mg nicotine in de emissies te produceren en beperkt daarmee fabrikanten. Het is daarom onmogelijk het nicotinegehalte in tabak nationaal te beperken. Wanneer de Europese Commissie conform plan in mei a.s. het implementatierapport van de TPD oplevert en toezegt met een voorstel voor een nieuwe TPD te komen, zouden we als Nederland hierop kunnen reageren en dit punt mee kunnen nemen in onze reactie.
Bent u bereid los van het Nationaal Preventieakkoord deze mogelijkheden verder te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik hierboven heb aangeven is het helaas niet mogelijk nationaal een dergelijke wetswijziging door te voeren onder de huidige TPD. Hier ligt een mooie uitdaging voor een volgend kabinet.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het notaoverleg Preventie (medische-, leefstijl- en infectiepreventie)/verslavingszorg/drugsbeleid op 1 februari 2021?
Ja.
Het bericht ''Registreer wie welk vaccin krijgt’, zeggen de apothekers' |
|
Henk van Gerven |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het artikel ««Registreer wie welk vaccin krijgt», zeggen de apothekers»?1
Het is van groot belang centrale registratie, wie welk vaccin krijgt, op orde te hebben. Naast monitoring van de effectiviteit van het vaccin en de vaccinatiegraad speelt de registratie een belangrijke rol bij de veiligheidsbewaking en monitoring van bijwerkingen, het snel kunnen handelen bij eventuele calamiteiten, het monitoren van de effectiviteit van vaccinatie, en de bestrijding van deze pandemie in het algemeen.
Hoe staat het met de ontwikkeling van het registratiesysteem van vaccinatiegegevens en wanneer denkt u dat dit systeem gerealiseerd zal zijn?
Het centrale registratiesysteem is in de eerste week van januari in gebruik genomen.
Kunt u nader toelichten hoe het registratiesysteem eruit zal gaan zien?
Het uitgangspunt is «registratie aan de bron». Dat wil zeggen dat de toediener van vaccins verantwoordelijk is voor de juistheid en compleetheid van de registratie in het decentrale systeem, het verkrijgen van toestemming van de cliënt ten behoeve van aanleveren van vaccinatiedata aan het RIVM, en voor het tijdig aanleveren van de data.
Het RIVM heeft de specificaties van de voor het centrale registratiesysteem benodigde vaccinatiedata beschikbaar gemaakt, evenals aansluitvoorwaarden. Voor elke fase in de vaccinatiestrategie worden de betreffende decentrale systemen gekoppeld aan het landelijk systeem. Toedieners van vaccins die niet over een eigen registratiesysteem beschikken dat geautomatiseerd gegevens kan doorleveren aan het centrale registratiesysteem, kunnen gebruik maken van een daartoe ontwikkelde invoerapplicatie.
Komt er een scanbare code op de flacon, zodat elke inenting vastgelegd kan worden?
Nee. Deze komt er, zoals in het artikel terecht is aangegeven, vooralsnog niet.
Krijgen gevaccineerde mensen een sticker mee met daarop de code van de batch en het merk van het vaccin dat ze toegediend hebben gekregen?
Ja, gevaccineerde mensen krijgen een schriftelijke vaccinatiebevestiging mee met daarop vermeld het type vaccin, en batchnummer. Vanaf eind maart 2021 is het mogelijk voor mensen die toestemming hebben gegeven dat hun vaccinatiedata gedeeld worden met het RIVM, hun eigen gegevens omtrent vaccinatie in te zien in het centrale registratiesysteem. Het RIVM werkt in dit kader aan een cliëntportaal voor het tonen van vaccinatiegegevens, waarvoor toegang wordt verleend met een DigiD.
Kunt u nader toelichten welke juridische haken en ogen er aan de ontwikkeling van het registratiesysteem zitten?
De zorgverlener heeft, om de benodigde gegevens te mogen verstrekken en het beroepsgeheim te doorbreken, uitdrukkelijke toestemming nodig van de gevaccineerde. In het geval van wilsonbekwamen is uitdrukkelijk toestemming nodig van de wettelijk vertegenwoordiger. De zorgverlener moet deze toestemming verkrijgen van de te vaccineren cliënten of hun wettelijk vertegenwoordiger voordat gegevens aan het RIVM worden verstrekt. Bij de oproep/uitnodiging tot vaccinatie wordt de burger daarom via een toestemmingsformulier, of als het niet mogelijk is om schriftelijke toestemming te realiseren in het proces, via een met kwaliteitswaarborgen omgeven mondelinge procedure geïnformeerd, waarom de centrale registratie belangrijk is in het individuele en collectieve gezondheidsbelang en wordt om actieve instemming gevraagd. Tevens wordt uitgelegd wat met de verzamelde data gebeurt en wordt aangegeven dat de burger altijd later de mogelijkheid heeft zijn/haar vaccinatiegegevens bij het RIVM te laten verwijderen en hoe men dit kan doen. Van mensen die ofwel niet opkomen voor vaccinatie ofwel wel komen maar geen toestemming geven voor het delen van de vaccinatiedata, worden alleen anonieme data op geaggregeerd niveau met het RIVM gedeeld. Het al dan niet toestemming geven voor het delen van data heeft overigens natuurlijk geen gevolgen voor de vaccinatie zelf. Ook als mensen geen toestemming geven, kunnen zij gewoon gevaccineerd worden. De boven beschreven aanpak past binnen het juridisch kader van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO).
Kunt u toezeggen dat het registratiesysteem in volle werking is voordat begonnen wordt met vaccineren?
Het centrale registratiesysteem is klaar en in werking.
Kunt u toezeggen dat mensen, wanneer de vaccinatie van mensen in twee keer plaatsvindt, beide keren hetzelfde vaccin toegediend krijgen en dit vaccin in geen geval van verschillende producenten is?
Wanneer iemand gevaccineerd wordt met een vaccin waarbij twee doses nodig zijn, zal dit met hetzelfde vaccin zijn. Bij de vaccinaties door de GGD wordt direct een afspraak gemaakt voor twee keer. Hier wordt in de bevoorrading ook rekening mee gehouden. Daardoor zullen mensen worden ingeënt met vaccins van slechts één producent.
Het vrijkomen van kankerverwekkend chroom-6 bij werkzaamheden aan de Onyx-kolencentrale. |
|
Sandra Beckerman , Bart van Kent , Cem Laçin (SP) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Bas van 't Wout (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat de kankerverwekkende stof chroom-6 is vrijgekomen bij onderhoud aan de Onyx-centrale op de Maasvlakte?1
Ja.
Hoeveel medewerkers van de centrale zijn blootgesteld aan deze kankerverwekkende stof?
Dat is mij niet bekend. Conform de arbeidsomstandighedenwetgeving is de werkgever verantwoordelijk voor het uitvoeren van blootstellingsbeoordelingen en het treffen van adequate beheersmaatregelen. In juli 2020 heeft Inspectie SZW een onaangekondigde controle gedaan bij het bedrijf. Daarbij is geconstateerd dat bij onderhoudswerkzaamheden in en aan de ketel chroom-6 vrijkwam. Tijdens de inspectie in juli 2020 is geconstateerd dat de medewerkers die deze werkzaamheden verrichtten adequate persoonlijke beschermingsmiddelen droegen. Inspectie SZW heeft niet geconstateerd dat er medewerkers zijn blootgesteld aan chroom-6, tegelijkertijd kan niet worden uitgesloten dat op enig moment medewerkers zijn blootgesteld.
De Inspectie constateerde eveneens dat medewerkers die buiten de ketel in het ketelhuis werkzaam waren, maar geen werkzaamheden aan chroom-6-houdende onderdelen uitvoerden, niet allemaal ademhalingsbescherming droegen. Dit was wel voorgeschreven door het bedrijf. Daarop heeft de Inspectie van het bedrijf geëist om te zorgen voor (nadere) instructie van het personeel en dat het bedrijf toezicht houdt opdat de door het bedrijf verplicht gestelde ademhalingsbescherming ook daadwerkelijk gedragen wordt.
De Inspectie trof in het ketelhuis buiten de ketel op diverse plaatsen (neergeslagen) stof aan dat afkomstig was van de ketel. Het bedrijf is door Inspectie SZW aangesproken om dit stof dagelijks op te ruimen, waarmee deze blootstellingsbron is weggenomen. Door het wegnemen van de bron in combinatie met het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen (en het toezicht daarop) zijn de werknemers voldoende beschermd tegen chroom-6.
Is bij eerdere inspecties chroom-6 aangetroffen? Zo ja, welke stappen zijn gezet om medewerkers te beschermen?
Vóór de hiervoor genoemde inspectie in juli 2020 is door de Inspectie SZW bij de Onyxkolencentrale geen chroom-6 aangetroffen. Naar aanleiding van de inspectie in juli 2020 heeft Inspectie SZW van het bedrijf geëist om binnen een dag het in het ketelhuis aangetroffen stof dat van de ketel afkomstig was, op te ruimen. Met deze maatregel werd een mogelijke bron voor blootstelling aan chroom-6 weggenomen. Vervolgens heeft Inspectie SZW geëist om beheersmaatregelen te nemen volgens de arbeidshygiënische strategie en tegelijkertijd is het bedrijf aangeschreven om de blootstelling aan chroom-6 nader te beoordelen. De Inspectie volgt de uitvoering hiervan op de voet.
Is er onafhankelijk onderzoek uitgevoerd naar de blootstelling aan chroom-6? Zo nee, gaat dat nog gebeuren? Is vastgesteld wie is blootgesteld aan chroom-6 en hoe lang? Zo nee, gaat dat nog onderzocht worden? Zijn ook andere giftige stoffen aangetroffen? Zo nee, wordt dat nog onderzocht?
Als onderdeel van de wettelijke verplichtingen moet de werkgever blootstellingsbeoordelingen uitvoeren ten aanzien van gevaarlijke stoffen (niet alleen chroom-6). Bedrijven laten zich daarbij vaak ondersteunen door gespecialiseerde adviesbureaus.
Het onaangekondigde inspectiebezoek door Inspectie SZW was specifiek gericht op blootstelling aan chroom-6. Er zijn geen constateringen gedaan ten aanzien van eventuele andere giftige stoffen.
Inspectie SZW heeft niet vastgesteld dat medewerkers zijn blootgesteld aan chroom-6, tegelijk kan niet worden uitgesloten dat dit op enig moment is gebeurd. De werkgever is verplicht een registratie bij te houden van werknemers die zijn blootgesteld aan stoffen zoals chroom-6.
Naar aanleiding van de inspectie is de Inspectie SZW van oordeel dat het bedrijf de blootstelling aan chroom-6 nader moet beoordelen en structureel meer zou kunnen en moeten doen. Dit moet binnen de arbeidshygiënische strategie ten aanzien van het voorkomen van blootstelling aan chroom-6 binnen het bedrijf. De Inspectie heeft het bedrijf daarop ook aangeschreven en volgt de uitvoering op de voet.
Bent u nog steeds voornemens om te zorgen dat de Onyx-centrale op 1 januari 2021 haar deuren sluit?
Naar aanleiding van de call for proposals heeft Onyx/Riverstone een aanvraag ingediend bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat om tegen een subsidie vrijwillig het gebruik van kolen te beëindigen. Momenteel wordt beoordeeld of het ingediende voorstel voldoet aan de gestelde eisen, waaronder adequate voorzieningen voor de werknemers en dat er geen sprake is van overcompensatie.
Zodra blijkt dat de aanvraag voldoet aan de eisen die daaraan in de call for proposals zijn gesteld, kan een subsidiebeschikking worden opgelegd onder een aantal voorwaarden, waaronder verenigbaarheid van de maatregel in het kader van de staatssteuntoets door de Europese Commissie.
Eerder werd gericht op een sluiting per 1 januari 2021. Omdat nog niet aan alle voorwaarden is voldaan, zal de sluiting noodzakelijkerwijze later plaatsvinden. Of de sluiting definitief doorgaat, is pas duidelijk als alle voorwaarden voor de subsidie zijn vervuld. In dat geval zal de definitieve sluiting naar verwachting nog begin 2021 kunnen worden gerealiseerd.
Klopt het dat de eigenaar van de Onyx-kolencentrale (Riverstone) circa 240 miljoen euro van de rijksoverheid kan krijgen voor de sluiting van deze centrale?2 Welk deel van dit bedrag is gereserveerd voor de medewerkers in de centrale en de keten die hun baan verliezen?
Onyx/Riverstone heeft een aanvraag bij EZK gedaan voor subsidie in het kader van de call for proposals die is opengesteld voor de vrijwillige sluiting van één centrale. Het bedrag per megawatt dat de centrale heeft geboden ligt onder het daaraan gestelde maximum in de call for proposals.
Bij de aanvraag voor subsidie is een concept sociaal plan ingediend. Momenteel wordt onder andere beoordeeld of dit plan adequate ondersteuning biedt aan de werknemers van de centrale die mogelijk hun baan verliezen. De in de call for proposals gestelde minimumeisen zien erop dat de werkgever zelf voorziet in een tegemoetkoming in het eventuele inkomstenverlies dat werknemers zouden kunnen ondervinden na beëindiging van hun dienstverband en over een voorziening voor begeleiding en ondersteuning van de werknemers van werk naar werk die ten minste dienen te voldoen aan de uitgangspunten van het Westhavenarrangement. Direct werkgelegenheidsverlies als gevolg van de mogelijke sluiting van de centrale bij partijen in de keten wordt in kaart gebracht. Ook voor deze werknemers zal, vanuit de overheid, een voorziening worden getroffen. Mogelijk kan hiervoor de Voorziening werkgelegenheidseffecten energietransitie aangesproken worden.
Voor medewerkers die in Tilburg zijn blootgesteld aan chroom-6 is er inmiddels een compensatieregeling, voor Defensiepersoneel komt er na lange strijd een (verbeterde) regeling, hoe zal voor medewerkers van de Onyx-centrale geregeld worden dat ook zij aanspraak kunnen maken op compensatie wanneer ze ziek worden?
In het Burgerlijk Wetboek (artikel 7:658, lid 2) is geregeld dat de werkgever een zorgplicht heeft voor zijn werknemers. Indien een werknemer schade heeft geleden door het werk, is de werkgever verplicht tot het vergoeden van deze schade. De compensatieregelingen van de gemeente Tilburg en het Ministerie van Defensie zijn door beiden vanuit deze verplichting in hun rol als werkgever ingesteld. Voor de werknemers van de Onyx-centrale is schade nog niet vastgesteld.
Als het bedrijf is opgehouden te bestaan, kan eventuele werkgerelateerde gezondheidsschade in beginsel niet meer worden verhaald op de werkgever. Dat kan niet worden voorkomen, tenzij een specifieke regeling voor die situatie wordt gemaakt. SZW zal de werkgever, naar aanleiding van de ongerustheid onder de werknemers over mogelijke chroom-6 blootstelling en eventuele gevolgen voor hun gezondheid in de toekomst, wijzen op zijn verantwoordelijkheid als werkgever in deze.
Omdat het schadeverhaal bij beroepsziekten via het aansprakelijkheidsrecht voor werkenden vaak een moeizaam traject is zeker wanneer er geen werkgever meer is waarop schade verhaald kan worden, heeft het Ministerie van SZW de commissie Heerts gevraagd met voorstellen hiervoor te komen. Naar aanleiding daarvan werkt het Ministerie van SZW aan een tegemoetkomingsregeling voor slachtoffers van ernstige beroepsziekten, veroorzaakt door blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Het streven is er opgericht dat de regeling op 1 juli 2022 in werking treedt. De regeling voorziet in erkenning en tegemoetkoming voor (ex)werknemers die een ernstige beroepsziekte hebben opgelopen als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke stoffen zoals chroom-6.
Hoe wordt voorkomen dat, wanneer de eigenaar van de centrale vertrokken is, er geen compensatie meer komt voor zieke medewerkers?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat hier nu geld voor gereserveerd dient te worden? Welke stappen gaat u hiervoor zetten? Is het mogelijk Riverstone een fonds te laten vullen (bijvoorbeeld ter grote van 20 miljoen euro) voor eventuele chroom-6 slachtoffers? Mocht dit fonds (deels) ongebruikt blijven zou Riverstone dit geld dan na (bijvoorbeeld 20 jaar) weer terug kunnen krijgen?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u deze vragen nog voor de sluiting van de Onyx-kolencentrale beantwoorden?
Hiermee voldoe ik aan het verzoek.
De mededeling dat er 4 januari 2021 gestart kan worden met vaccineren. |
|
Hayke Veldman (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Op basis waarvan heeft u de melding gedaan dat er 4 januari aanstaande gestart kan worden met vaccineren?
Op 1 december gaf het EMA aan BioNTech/Pfizer mogelijk op 29 december kon worden goedgekeurd. Op basis daarvan en op basis van intensief overleg met uitvoerende partijen heb ik de verwachting uitgesproken om -als alles meezit- in de week van 4 januari te kunnen starten met de eerste prik. De planning is daar op gericht geweest.
Sinds 4 januari hebben zorgmedewerkers van de verpleeghuizen de mogelijkheid zich op te geven voor vaccinatie bij de centrale locaties van de GGD-en. Op 6 januari is de eerste prik gezet, in de week van 4 januari.
Bent u bekend met de zorgelijke berichten hierover vanuit de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV), Actiz en de vakbond CNV? Hoe weegt u deze berichten?
Ik voer intensief en doorlopend overleg met deze en andere partijen over een goede, zorgvuldige vaccinatiecampagne en wat daarbij komt kijken. Ik ben blij dat uitvoerende partijen hebben aangegeven deze uitdaging samen aan te willen gaan. Ik begrijp het echter ook als er vragen bestaan, bijvoorbeeld over de volgende stappen in de uitvoering. Gezamenlijk moeten we een complexe puzzel leggen, waarbij we elke dag – op basis van de beschikbare informatie en actuele inzichten – nieuwe stappen kunnen zetten. Dat vraagt wendbaarheid in onze uitvoering. Samen met betrokken uitvoerende partijen werken we daar hard aan.
Kunt u aangeven of er gewerkt wordt aan een draaiboek ten behoeve van de vaccinatiestrategie? Zo ja, wanneer is deze gereed? Is dit draaiboek al gedeeld met uitvoeringsorganisaties? Kan dit draaiboek gedeeld worden met de Kamer?
Onder meer in mijn Kamerbrief van 8 december jl. heb ik uiteengezet op welke wijze we de infrastructuur voor een dergelijk vaccinatieprogramma organiseren. Het RIVM speelt hierin een centrale, coördinerende rol. Uitgangspunt is dat voor de COVID-19 vaccinaties zoveel mogelijk wordt aangesloten op bestaande infrastructuren. Voor verschillende doelgroepen die achtereenvolgens gevaccineerd zullen gaan worden -op basis van nadere uitwerking van de hoofdroute van de vaccinatiestrategie, zoals beschreven in mijn Kamerbrieven van 8 en 24 december jl. en laatstelijk van 4 januari jl. – zullen verschillende uitvoeringspartijen, al dan niet in samenwerking met elkaar, betrokken zijn in de uitvoering. Dit maakt dat voor elke nadere uitwerking van hoofdroute van de vaccinatiestrategie ook specifieke praktische uitvoeringsafspraken gemaakt worden tussen het RIVM en de betrokken uitvoeringspartijen. Deze afspraken worden vastgelegd. Aan de orde komen ook uitvoeringsaspecten zoals registratie, het bestelproces en de logistieke afspraken.
Kunt u ingaan op de onduidelijkheden die organisaties zoals Actiz nu zien met betrekking tot informatie over eigenschappen van het vaccin, voor wie het wel of niet geschikt is, de veiligheid, distributie, bewaarvoorschriften, instructies van toediening en bijwerkingen? Wanneer kan hier duidelijkheid over verwacht worden?
Het RIVM heeft op 31 december jl. de definitieve richtlijn «professionele uitvoeringsrichtlijn COVID-19 vaccinaties» gepubliceerd nadat de Gezondheidsraad geadviseerd had over het BioNTech/Pfizer vaccin. De richtlijn is bedoeld voor de professionals die betrokken zijn bij de uitvoering van de COVID-19-vaccinatie. In de richtlijn staan de kaders voor de uitvoering van de vaccinatie, zoals instructies bij toediening. Daarnaast wordt ook ingegaan op de medische informatie over de uitvoering, zoals bijwerkingen en veiligheid. Dit bestand wordt aangepast wanneer er nieuwe ontwikkelingen zijn.
Kunt u aangeven wanneer er meer duidelijkheid verwacht kan worden over het door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangekondigde ondersteuningsaanbod vanuit arbodiensten en andere aanbieders bij het vaccineren van zorgmedewerkers?
In eerdere brieven aan uw Kamer heb ik uw Kamer geïnformeerd over de betrokkenheid van de arbodiensten en andere aanbieders bij het vaccineren van zorgmedewerkers. Eerder hebben de werkgevers in de zorg de GGD’en om ondersteuning gevraagd om te helpen bij het vaccineren van de zorgmedewerkers. Er kan op een goede manier in het benodigde personeel worden voorzien, voor de eerstkomende tranche betreft dat circa 350–400 prikkers en circa 1.500 ondersteunende medewerkers.
Kunt u aangeven waar zorginstellingen en individuele personen op dit moment terecht kunnen wanneer zij vragen hebben over het aankomende vaccin en de toedieningsstrategie?
Individuele personen kunnen informatie vinden op rijksoverheid.nl/coronavaccinatie en zij kunnen bellen naar 0800 – 1351.
Zorginstellingen en zorgprofessionals kunnen voor vragen terecht bij het informatiepunt van het RIVM. Hier kunnen zorgprofessionals en uitvoerende partijen met logistieke en medisch inhoudelijke vragen terecht.
Wanneer start u de strategische campagne om zo veel mogelijk mensen te overtuigen van nut en noodzaak van vaccineren, of bent u al met deze campagne begonnen?
Deze campagne is gestart. Bijvoorbeeld door feitelijke informatie beschikbaar te stellen op rijksoverheid.nl/coronavaccinatie en informatie te delen in boodschappen op onze social media-kanalen, met televisiespots en online video. Op 14 december jl. ging de radiocampagne van start, samen met een online advertentiecampagne (via banners) en sociale mediaberichten. Op 15 december jl. stond voor het eerst in alle grote en ook in lokale kranten een grote advertentie over vaccinatie met een verwijzing naar de website. Daarnaast is er in december een toolkit gelanceerd voor werkgevers. Hierin zitten allerlei communicatiemiddelen die zij kunnen gebruiken richting hun medewerkers. Verder is er in de week van 4 januari ook een online talkshow voor zorgmedewerkers opgenomen, waarin zij vragen kunnen stellen aan experts.
Kunt u toelichten welke partijen er betrokken zijn bij het opzetten en uitrollen van de vaccinatiestrategie?
Hoe we de infrastructuur voor een dergelijk vaccinatieprogramma organiseren, heb ik in onder meer mijn Kamerbrieven van 8 en 21 december jl. uiteengezet. Het RIVM speelt een centrale, coördinerende rol in het logistieke deel van de vaccinatiestrategie. In genoemde brieven ga ik in op de rollen van de huisartsen, de GGD’en, instellingsartsen, bedrijfsartsen en arbodiensten. In de brief van 4 januari jl. is nogmaals aangegeven wie welke vaccinaties toedient, onder meer in de bijgeleverde bijlagen. Daar staat aangegeven wie het vaccin toedient: GGD, instellingsarts, huisarts of werkgever.
Ook kan er door de uitvoeringspartijen een beroep gedaan worden op derde partijen, bijvoorbeeld bij het huren van locaties waar gevaccineerd kan worden of vanwege de inhuur van extra personele capaciteit. In de brief van 4 januari jl. is ook nader ingegaan op de planning en vooruitzichten voor de Caribische delen van het Koninkrijk.
De bijbehorende publiekscommunicatie wordt vanuit het Ministerie van VWS vormgegeven. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van de capaciteit en expertise van externe bureaus. Vanuit het RIVM wordt voorzien in deskundigheidsbevordering aan en communicatie naar professionals. In het kader van de logistiek, voor de opslag van vaccins, transport en vervoer en omtrent de beveiliging, zijn ook afspraken gemaakt met externe partijen door het RIVM. Uiteraard worden hierover ook afspraken met de uitvoeringspartijen gemaakt.
Daarnaast bereidt Bijwerkingencentrum Lareb zich voor in het kader van de bijwerkingenregistratie en werkt hierop samen met het CBG.
Kunt u aangeven of er voldoende voorraad is van materiaal die gebruikt moet worden bij het vaccineren? Indien er op onderdelen nog onvoldoende materiaal is, bij welk materiaal speelt dat en wanneer verwacht u voldoende voorraad te hebben?
Dit is onderdeel van de voorbereidingen. Het gaat daarbij naast de aanschaf van vaccins ook om praktische zaken, zoals de beschikbaarheid van voldoende naalden en de benodigde vriezers waarin vaccins op de juiste temperaturen kan worden gekoeld.
Toen de eerste signalen zichtbaar werden dat de vaccins in multidose vials (flesje waaruit meerdere personen gevaccineerd dienen te worden) verpakt zouden worden en dat de toedieningswijze waarschijnlijk intramusculair (via inspuiten in een spier) zou zijn, was duidelijk welke spuiten en naalden nodig waren voor bereiding en toediening. Anticiperend hierop is deze zomer gestart met de eerste aankopen van dit materiaal en wordt er bijgestuurd op basis van beschikbare informatie. Er zijn inmiddels toedieningsmaterialen voor 35 miljoen toedieningen aangeschaft. De eerste miljoenen hiervan zijn in december geleverd. Aanvullend hierop doet Nederland mee aan een joint procurementvoor toedieningsmaterialen. De verwachting is dat hiermee voldoende materialen beschikbaar zijn. Het RIVM houdt de markt scherp in de gaten zodat aanvullende materialen kunnen worden ingekocht als dit onverhoopt nodig blijkt te zijn.
Voor het vaccin van BioNTech/Pfizer is een verdunningsvloeistof aangekocht, die noodzakelijk is voor het gebruik van dit vaccin. Hiervan is inmiddels voldoende aangeschaft.
Hoe weegt u het bericht vanuit de GGD dat het vinden van voldoende personeel «waarschijnlijk geen probleem' is? Hoe gaat u er voor zorgen dat dit probleem niet ontstaat?
De GGD’en hebben voor de eerste tranche BioNTech/Pfizer-vaccins circa 350–400 prikkers en circa 1.500 ondersteunende medewerkers nodig. Bij deze berekening is uitgegaan van het «prikken» van de medewerkers van de verpleeghuizen, kleinschalige woonvormen, instellingen in de gehandicaptenzorg en de wijkverpleging en Wmo-ondersteuning.
De regionale GGD’en zijn begonnen met het werven van personeel, via het eigen netwerk en via uitzendbureaus. Het werven van personeel zal in de komende tijd doorgaan, ook om steeds nieuwe ontwikkelingen te kunnen adresseren.
Landelijk is er vanuit GGD GHOR Nederland voortdurend contact met de regionale GGD’en om de personele capaciteit te borgen. Ook Defensie en het Rode Kruis staan klaar. Daarnaast heeft de Nederlandse Vereniging voor Doktersassistenten (NVDA) laten weten dat via een door hen ingericht meldpunt zich al zo’n 4.000 doktersassistenten hebben gemeld.
Ben u voornemens in de totale capaciteit te overdimensioneren? Zo nee, waarom niet?
De vaccinaties (wanneer en hoeveel) moeten niet afhankelijk zijn van de beschikbare capaciteit van het personeel. Hierin mogen geen tekorten ontstaan. Het is belangrijk dat er voldoende personeel beschikbaar is en komt om zo nodig de behoefte hierin tijdig aan te kunnen vullen.
Kunt u aangeven met welke ICT-systemen gewerkt gaat worden en of deze systemen up-to-date zijn en er ook functioneel klaar voor zijn?
Toedieners van vaccins zijn gehouden daarvan dossier te voeren. Het uitgangspunt is daarom «registratie aan de bron». Dat wil zeggen dat de toediener van vaccins verantwoordelijk is voor de juistheid en compleetheid van de registratie in het decentrale systeem, het verkrijgen van toestemming van de cliënt ten behoeve van aanleveren van vaccinatiedata aan het RIVM, en voor het tijdig aanleveren van de data. Centrale registratie speelt een belangrijke rol bij het COVID-19 vaccinatieprogramma en daarmee bij de bestrijding van deze pandemie. Het landelijk systeem voor verwerking van COVID-19 vaccinatiegegevens op persoonsniveau dat door RIVM is ontwikkeld is het COVID-19 vaccinatie informatie- en monitoringsysteem (CIMS). CIMS is gereed maar wordt momenteel onder meer nog onderworpen aan enkele laatste veiligheidschecks als gevolg van recente veiligheidsdreiging.
Elke toediener van vaccins houdt een eigen registratie bij. De GGD’en gebruiken het systeem CoronIT voor het registeren van vaccinaties. Dit is het registratiesysteem dat sinds maart 2020 in gebruik is voor alle registraties rondom het testen. Het systeem is doorontwikkeld ten behoeve van het proces van (COVID-19) vaccineren.
Huisartsen maken voor het voeren van dossier over hun patiënten gebruik van huisartsinformatiesystemen (HIS-en) of een praktijkmanagementsysteem. Dit zijn softwareapplicaties waarin huisartsen patiëntgegevens vastleggen. Het medisch dossier en medicatiegegevens maken integraal onderdeel uit van deze systemen.
Instellingen voor medisch specialistische zorg, zoals ziekenhuizen, die eigen medewerkers vaccineren voeren de registratie daarvan op allerlei verschillende manieren uit, bijvoorbeeld in applicaties die daartoe van de markt verworven zijn.
In de sectoren verpleeghuizen, verstandelijk gehandicapten, thuiszorg en GGZ, bestaan niet overal elektronische cliëntendossiers die uitwisseling met bijvoorbeeld het RIVM zouden kunnen ondersteunen. Bij die instellingen kan voor de registratie van vaccinatiedata gebruik worden gemaakt van de bestaande Elektronische Voorschrijf Systemen (EVS). Dit zijn geautomatiseerde systemen, waarmee langs elektronische en gestructureerde weg medicatie-voorschriften kunnen worden vastgelegd en waarmee tegelijkertijd onveilige situaties kunnen worden gesignaleerd tijdens het voorschrijven van geneesmiddelen.
Ten behoeve van de centrale registratie zijn of worden koppelingen gerealiseerd tussen deze systemen met het systeem van het RIVM. Wanneer dit nog niet mogelijk is, kan gebruik gemaakt worden van een invoerapplicatie.
Acht u al met al uw uitspraken over 4 januari 2021 verstandig?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden voorafgaand aan het eerstvolgende coronadebat?
Nee, dit is helaas niet gelukt.
Het artikel 'Snelle douane helpt luchtvaart uit Corona' |
|
Remco Dijkstra (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Snelle douane helpt luchtvaart uit Corona»?1
Ja, met dien verstande dat de officiële titel van het geciteerde krantenartikel is «Amerikaanse grenscontroles op Schiphol om luchtvaart te redden».
Deelt u de mening dat preclearance, een sneller douaneproces voor passagiers die naar Amerika reizen door douanecontroles alvast op Schiphol uit te voeren, goed is voor de Nederlandse economie?
Preclearance heeft als doel het reisgemak van passagiers naar de Verenigde Staten te vergroten en ze de mogelijkheid te geven binnen de Verenigde Staten sneller te transfereren door op Schiphol de Amerikaanse grens- en douanecontroles te laten plaatsvinden. Dit is goed voor de concurrentiepositie van de luchtvaartsector en daarmee voor het Nederlands economisch belang (zie ook Kamerstukken 31 936, nr. 369 en nr. 489).
Klopt het dat de premier het onderwerp preclearance in juli 2018 met de Amerikaanse president heeft besproken? Zo ja, welke resultaten zijn er na deze gesprekken geboekt om preclearance te implementeren?
Ja. Uw Kamer is geïnformeerd over het werkbezoek van de premier aan de Amerikaanse president (zie verslag werkbezoek d.d. 2 juli 2018, kenmerk 2018D39088).
In reactie op uw vraag inzake de resultaten, kan ik u in algemene zin informeren over de bilaterale verdragsonderhandelingen met de Verenigde Staten. De eerder aan uw Kamer gemelde voorwaarden die Nederland heeft gesteld bij de start van de onderhandelingen worden in de gesprekken met de Amerikanen nog altijd gehandhaafd (Kamerstuk 31 936, nr. 369 en nr. 489).
Inmiddels is er overeenstemming met de luchthavensector en de Amerikanen over de inrichting en het operationeel concept. Het operationeel concept betreft afspraken over de inrichting van preclearance in het luchthavenproces. Voor het kabinet is verder van belang dat de private sector haar vertrouwen heeft uitgesproken dat met de Verenigde Staten tot overeenstemming kan worden gekomen inzake de financiering van preclearance. Voor wat betreft de overige in het bilaterale verdrag te borgen onderwerpen geldt dat ook hierop vooruitgang is geboekt.
Conform uw Kamer is toegezegd, zal het kabinet geen concessies doen aan de Nederlandse soevereiniteit. Elementen van de Nederlandse soevereiniteit betreffen de (inspectie) bevoegdheden van de Amerikaanse ambtenaren en de verenigbaarheid van preclearance met Nederlandse, Europese en internationale wet- en regelgeving, inclusief de mensenrechten.
Klopt het dat de preclearance gesprekken tussen Nederland en de Verenigde Staten al vier jaar lopen en inmiddels Ierland, België, Canada en Aruba reeds preclearance met de Verenigde Staten hebben ingevoerd?
De bilaterale onderhandelingen tussen Nederland en de Verenigde Staten zijn gestart in 2016 (zie TK 31 936, nr.369). In Canada is preclearance ingevoerd sinds 1952 (in 2016 vastgelegd in een overkoepelend New Preclearance Act), in Aruba vindt sinds 1994 op Koningin Beatrix Airport preclearance plaats en in Ierland is preclearance ingevoerd sinds 2009 (eerst Dublin Airport en daarna Shannon airport). In België is in 2020 een verdragsakkoord tot stand gekomen dat nog bekrachtigd dient te worden door het Belgische parlement. Er moet ook nog een technische overeenkomst worden afgesloten tussen de Verenigde Staten en de Brussels Airport Company.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is om passagiers in lange rijen te laten wachten in de Verenigde Staten tijdens de grenscontroles gelet op Covid-19 en mensenmassa’s voorkomen een criterium wordt waar passagiers hun luchthaven op selecteren?
Het is een feit dat in algemene zin vanuit het perspectief van COVID-19 mensenmassa’s vermeden moeten worden. Het doel van preclearance is dat de passagiersmobiliteit wordt bevorderd, zowel op Schiphol als bij aankomst in de Verenigde Staten.
Welke positieve economische impact verwacht u voor Schiphol door de invoering van preclearance op Schiphol?
Zie antwoord vraag 2.
Welke weglekrisico’s van passagiers zijn er bij het later invoeren van preclearance op Schiphol gelet op andere concurrerende luchthavens die dit voordeel wel aan hun reizigers kunnen aanbieden?
Over weglekrisico’s zijn geen uitspraken te doen. In algemene zin kan gesteld worden dat dit risico voor Nederlandse reizigers gemitigeerd is doordat o.a. het reizen naar bijvoorbeeld de luchthaven in België ook tijd kost.
Wanneer denkt u voor Schiphol en de reiziger het preclearance proces te kunnen inrichten in samenwerking met de Verenigde Staten?
Pas nadat de bilaterale verdragsonderhandelingen volledig zijn afgerond, kan het verdrag ondertekend worden. Daarna zal het verdrag ter goedkeuring aan het parlement worden voorgelegd. De inwerkingtreding van het verdrag is afhankelijk van de onderhandelingen en het parlementaire wetgevingstraject.
Het bericht ‘Nog maar eens per drie jaar preventief onderzoek naar borstkanker’ |
|
Léonie Sazias (50PLUS) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht «Nog maar eens per drie jaar preventief onderzoek naar borstkanker»?1
Ja.
Bent u zich bewust dat door het verlengen van de periode tussen twee onderzoeken de kans bestaat dat mensen te laat gediagnostiseerd worden en daardoor mogelijk onnodig komen te overlijden?
Ja. Daarom was het voor mij een moeilijk besluit om de interval tussen screeningen in het bevolkingsonderzoek borstkanker te verlengen naar maximaal 3 jaar en daarom zal ik mij er volop voor inzetten dat de screeningsinterval zo snel mogelijk weer wordt teruggebracht. Ik benadruk dat dit onontkoombaar was. Door de stopzetting van het bevolkingsonderzoek in het voorjaar zijn grote achterstanden opgelopen. Doordat deelnemers bij de screening afstand van elkaar moeten kunnen houden kan minder efficiënt gewerkt worden, waardoor de achterstanden verder oplopen. En door de krapte op de arbeidsmarkt is er niet direct extra personeel beschikbaar om de achterstanden in te lopen. Daarvoor is het nodig mensen op te leiden en dat kost tijd.
Bent u bereid te laten berekenen hoeveel levens dit mogelijk zou kunnen gaan kosten?
In de voorbereiding van mijn besluit heb ik het RIVM dit laten berekenen. In de toekomst verwacht het RIVM dat met het bevolkingsonderzoek borstkanker jaarlijks 1450 sterfgevallen door borstkanker worden voorkomen. Het RIVM verwacht dat vanwege de langere screeningsinterval jaarlijks 57 minder sterfgevallen worden voorkomen.
Bent u op de hoogte van het feit dat vrouwen die deelnemen aan het onderzoek 50% minder kans hebben om te overlijden aan borstkanker?
Ja, dit is mij bekend. Vergeleken met de situatie van vóór de invoering van het bevolkingsonderzoek borstkanker sterven in Nederland jaarlijks rond de 40% minder vrouwen aan deze ziekte. Deze daling is voor ruim de helft het gevolg van vroege opsporing en behandeling door het bevolkingsonderzoek en voor het andere deel het gevolg van verbeterde behandelingsmethoden. Het bevolkingsonderzoek is zeer belangrijk voor het tegengaan van sterfte door borstkanker. Daarom zet ik mij ervoor in de personeelstekorten die de afgelopen tijd zijn opgelopen, waardoor lang niet alle vrouwen konden rekenen op tijdige screening, zo snel mogelijk op te lossen.
Hoe gaat u de regionale verschillen verkleinen?
De vijf regionale screeningsorganisaties gaan over de grenzen van de regio’s heen werken om de capaciteit meer gelijk te verdelen. Daarnaast wordt gekeken in hoeverre het uitvoerbaar is om vrouwen die dat willen op een andere locatie te laten screenen als dat betekent dat ze sneller aan de beurt zullen zijn.
Hoe komt het dat er grote regionale verschillen ontstaan?
De regionale verschillen worden voor een belangrijk deel veroorzaakt door structurele verschillen in de arbeidsmarkt. Deze staat in dichtbevolkte gebieden over het algemeen meer onder druk. Maar ook in minder drukbevolkte delen van Nederland komen lokaal significante pieken in de vertragingen voor. Die kunnen bijvoorbeeld veroorzaakt worden doordat er onverwacht een grote uitstroom van personeel is.
Kunt u aangeven hoelang u het nodig acht de periode te verlengen?
Mijn inzet is dit zo kort als nodig is te laten duren. In 2021 staan twee klassen gepland van ieder 23 deelnemers voor de tweejarige opleiding tot screeningslaborant (Medisch Beeldvormings- en Bestralingsdeskundige). Op dit moment wordt door de screeningsorganisaties gekeken of dit voldoende is om eind 2023 het personeelsbestand weer op sterkte te hebben. Daarnaast leggen de screeningsorganisaties contact met andere werkgevers in de zorg om te horen welke eventuele andere strategieën zij inzetten om met de krappe arbeidsmarkt om te gaan. Het RIVM gaat bij de ziekenhuizen na of daar nog eventueel capaciteit vrijgemaakt kan worden om in te zetten voor het bevolkingsonderzoek. Pas als de capaciteit op orde is, kan begonnen worden met het terugbrengen van de screeningsinterval naar 2 jaar. Daarbij wil ik benadrukken dat ook dit enige tijd zal kosten en het is lastig te voorspellen hoe lang het duurt totdat elke vrouw in Nederland zich weer om de 2 jaar kan laten screenen. In de tussentijd laat ik de Gezondheidsraad daarom ook uitzoeken welke mogelijkheden er zijn om het bevolkingsonderzoek te verbeteren zodat zo mogelijk een deel van de verloren gezondheidswinst op de langere termijn kan worden teruggewonnen.
Ik zal uw Kamer, conform de motie Ploumen, voor 1 maart nader informeren over de stappen die ik zet.
Overigens licht ik graag toe wat het verlengen van de periode tot maximaal 3 jaar inhoudt en waarom ik het nodig vond om dit besluit te nemen, in het belang van het bevolkingsonderzoek voor de langere termijn. Dit besluit betekent niet dat alle vrouwen in Nederland pas na 3 jaar worden gescreend. Het gaat om maximaal 3 jaar. Daarmee krijgen de screeningsorganisaties de ruimte om capaciteit vrij te spelen voor opleidingen of om personeel bij een naburige screeningsorganisatie te laten bijspringen als daar een groot tekort is. In de praktijk gold al dat veel vrouwen langer dan 2 jaar moesten wachten op screenings vanwege capaciteitstekorten, gemiddeld ongeveer 30 maanden. Dat leidde bij sommige vrouwen tot ongerustheid als de uitnodiging maar uitbleef. Zonder een duidelijk besluit van mijn kant kon de norm van 2 jaar voor de screeningsorganisaties belemmerend zijn om het probleem structureel aan te pakken. De screeningsorganisaties sturen actief op de gemiddelde uitnodigingsinterval en de bandbreedtes hierin en informeren het RIVM en VWS elk kwartaal over de voortgang. Daarmee wordt geborgd dat de interval niet verder oploopt dan noodzakelijk en dat grote verschillen tussen locaties worden teruggedrongen.
Wordt er gemonitord hoe groot de toename van het aantal ontdekkingen van kankergevallen is die al in een verder stadium van de ziekte zitten?
Ja, dit wordt op verschillende manieren gemonitord. In opdracht van het RIVM monitort het IKNL (Integraal Kankercentrum Nederland) jaarlijks. Hiervoor gebruiken ze de data uit de Nederlandse KankerRegistratie en het LETB (landelijk evaluatieteam voor bevolkingsonderzoek borstkanker, een samenwerking tussen ErasmusMC en Radboudumc). Het RIVM verwacht eind 2021 eerste indicaties te hebben door de Monitor Bevolkingsonderzoek Borstkanker en in de loop van 2022 een eerste evaluatie uit te kunnen brengen.
De mogelijke terugtrekking van de Corman-Drosten paper inzake de PCR-test. |
|
Wybren van Haga (FVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bestaan van de Corman-Drosten paper «Detection of 2019 novel coronavirus (2019-nCov) by real-time RT-PCR»?1
Ja, ik ben bekend met dit wetenschappelijke artikel.
Bent u op de hoogte van het feit dat er SARS-CoV-2 (Polymerase Chain Reaction) PCR test-kits in gebruik zijn, welke zijn ontworpen op basis van de voornoemde paper?
Ja
Bent u op de hoogte van het intrekkingsverzoek (Retraction Request Letter) ingediend door een «International Consortium of Scientists in Life Sciences (ICSLS)»?2
Ik ben ervan op de hoogte dat een aantal wetenschappers kritiek heeft op het genoemde wetenschappelijke artikel en dit verwoord heeft in een retraction paper. Het betreffende artikel is op basis van peer-review in het wetenschappelijke tijdschrift Eurosurveillance gepubliceerd. Via het RIVM heb ik begrepen dat het tijdschrift momenteel haar eigen onafhankelijk onderzoek verricht om te bezien of de kritiek terecht is. Dit is een gebruikelijke werkwijze bij een wetenschappelijk tijdschrift. Ik wacht de uitkomsten hiervan af.
Bent u op de hoogte van de conclusie die ICSLS heeft getrokken in haar peer-review van de Corman-Drosten paper, te weten dat er zoveel fouten in de paper zitten, dat de Editorial Board van Eurosurveillance geen andere keuze heeft dan het intrekken van de paper?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het eens dat, wanneer ICSLS gelijk heeft in haar peer-review en intrekkingsverzoek dat de corona PCR-testen dusdanig slecht in staat zijn om SARS-CoV-2 aan te tonen, alle PCR-testen op basis van de Corman-Drosten paper met onmiddellijke ingang moeten worden stopgezet, omdat we simpelweg niet weten wat we testen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het eens met het feit dat wanneer het ICSLS gelijk heeft, dit enorme gevolgen heeft voor het test- en diagnostiekbeleid en daarom alle Nederlanders recht hebben op een eerlijke, transparante en inhoudelijke reactie op de peer-review en het intrekkingsverzoek van het ICSLS?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om – aangezien er maar liefst zes auteurs van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) hebben meegewerkt aan de Corman-Drosten paper – het RIVM dringend te verzoeken om te reageren op de peer-review en het voornoemde intrekkingsverzoek, indien Eurosurveillance niet eerlijk, transparant en inhoudelijk zal reageren op de peer-review en het intrekkingsverzoek van het ICSLS?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het eens met de stelling dat zonder de Corman-Drosten paper de PCR-test niet gebruikt zou mogen worden voor het testen op COVID-19?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het eens met de conclusies in voornoemde Retraction Request Letter, waarin wordt gesteld dat vanwege de geconstateerde fouten en onvolkomenheden in de Corman-Drosten paper, de SARS-CoV-2 PCR-test onbruikbaar is?
Zie antwoord vraag 3.
Mocht de Retraction Request Letter leiden tot de terugtrekking van de Corman-Drosten paper, wat zou dat voor gevolgen hebben voor het coronabeleid in Nederland, dat in belangrijke mate gestoeld is op positieve PCR-testen gebaseerd op dit Corman-Drosten protocol?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u enig idee of de Corman-Drosten paper door een externe peer-review werd goedgekeurd en vindt u niet dat wanneer dit niet het geval is, het absoluut de moeite waard is om dit te laten onderzoeken?
Dit artikel is gepubliceerd in Eurosurveillance. Dit wetenschappelijke tijdschrift publiceert artikelen op basis van collegiale toetsing (peer-review)3.
Bent u op de hoogte van de recente verklaring van een lid van uw eigen Outbreak Management Team (OMT), mevrouw Koopmans, die tevens stelt dat de uitslag van een PCR-test niets zegt over daadwerkelijke besmettingen, noch het besmettelijk zijn? Zo ja, hoe duidt u deze verklaring?
In reactie op eerdere vragen van uw Kamer over de PCR-test heb ik u een toelichtend memo van het RIVM gestuurd, waarin nadere ingegaan wordt op wat de PCR meet en wat de PCR zegt over besmet en besmettelijk zijn. Dit toelichtende memo is tevens gepubliceerd op de website van het RIVM. Dit staat binnen het OMT niet ter discussie.
Bent u op de hoogte van de recente publicatie van onderzoek in het gezaghebbende wetenschappelijke tijdschrift NATURE, welke concludeert dat PCR-positief geteste mensen zónder symptomen (asymptomaten) niet besmettelijk zijn? Indien ja, hoe duidt u deze conclusie?
Ik ben niet bekend met wetenschappelijke publicaties die concluderen dat met het virus besmette asymptomaten per definitie niet besmettelijk zijn. In haar recente adviezen onderschrijft het OMT de meerwaarde van het testen van mensen zonder klachten.
Bent u op de hoogte van het feit dat de rechterlijke macht in Portugal heeft geconcludeerd dat de PCR-test niet deugt en dat deze geen grondslag vormt om aan te tonen of iemand besmet of besmettelijk is? Zo ja, hoe duidt u dit feit?
Nee, Ik constateer dat het ECDC en de WHO de PCR-test als de gouden standaard zien om een besmetting met het SARS-CoV-2 virus aan te tonen.
Bent u het op basis van de nu beschikbare kennis eens dat het huidige testbeleid met de PCR-test niet kan worden voortgezet, dat op deze test positief geteste personen niet als «besmet» mogen worden bestempeld en dat voor het vaststellen van een besmetting met COVID-19 voortaan een wetenschappelijk onderbouwde diagnostiek noodzakelijk is?
Zie antwoord vraag 14.
Deelt u de mening dat de diagnostisering traditioneel weer naar de eerstelijnszorg moet worden teruggebracht, te beginnen bij de huisarts?
Nee. In de GGD-teststraten ligt de focus niet op diagnostiek maar op zicht houden op het virus en adequate infectiebestrijding. Daarbij is het testen van mensen en het opsporen van contacten van positief geteste mensen essentieel. Dit is een wettelijke taak van GGD’en zoals bepaald in de Wet publieke gezondheid.
Wanneer patiënten ernstige klachten hebben dienen zij uiteraard door een arts gezien te worden, waarbij de arts bepaalt of er voor het stellen van een diagnose specifieke testen en andere onderzoeken, zoals een anamnese en lichamelijk onderzoek, nodig zijn.
Deelt u de mening dat alleen echt zieken met COVID-19 symptomen moeten worden getest als verlengstuk van de door de eerstelijnszorg opgestelde diagnose?
Zie antwoord vraag 16.
Het artikel ''Dit is oorlog': het internationale netwerk van christelijke fundamentalisten achter het Poolse abortusverbod' |
|
Jan Paternotte (D66), Vera Bergkamp (D66) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel ««Dit is oorlog»: het internationale netwerk van christelijke fundamentalisten achter het Poolse abortusverbod»?1
Ja.
Bent u bekend met de fundamentalistische organisaties zoals TFP en Ordo Iuris en geldstromen achter de aanval op vrouwenrechten en de LHBTI-beweging in Europa, Rusland en de Verenigde Staten?
Ja.
In hoeverre vindt u dat sommige opvattingen van deze organisaties, bijvoorbeeld waar het gaat om abortus, niet in lijn zijn met de kernwaarden van onze samenleving?
Sommige opvattingen van de organisaties, zoals beschreven in het aangehaalde artikel, zijn in strijd met de kernwaarde van het zelfbeschikkingsrecht. Er leven in ons land verschillende opvattingen over abortus. De Wet afbreking zwangerschap, tot stand gekomen na intensieve politieke en maatschappelijke debatten, doet recht aan het maatschappelijk draagvlak en garandeert het recht van vrouwen op vrije toegang tot abortuszorg. Op grond van de Wet afbreking zwangerschap is het de zwangere vrouw die uiteindelijk zelf in vrijheid de beslissing neemt, uiteraard binnen de zorgvuldigheidsvereisten van de wet.
In hoeverre zijn deze organisaties ook in Nederland actief?
Dergelijke organisaties zijn ook in Nederland actief en er bestaan internationale banden. Zo is de oprichting van de aan TFP gelieerde internationale organisatie Pro Europa Christiana in 2009 gemeld op een conservatieve Nederlandse website en zijn er ook in Nederland bijeenkomsten georganiseerd voor deze organisatie. Een meer direct verband wordt gevonden in de in 2014 opgerichte conservatief-katholieke organisatie Civitas Christiana. Civitas Christiana pleit voor het herstel van de christelijke waarden van voor de Reformatie en, met de doorlopende campagne «Cultuur onder Vuur», voor het behoud van de Nederlandse identiteit. Daarbij richt de organisatie zich onder meer tegen abortus, homoseksualiteit en de islam.
Zijn er Nederlandse organisaties die banden hebben met deze internationale fundamentalistische organisaties? Zo ja, welke organisaties?
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre vloeit er geld vanuit het buitenland naar Nederland om deze organisaties in Nederland te ondersteunen?
Uit openbare bronnen kan opgemaakt worden dat Civitas Christiana geld vanuit het buitenland ontvangt.2
De maatschappelijke en politieke discussie over ongewenste buitenlandse beïnvloeding via financieringsstromen loopt al geruime tijd. Buitenlandse financiering van Nederlandse organisaties is toegestaan. Het kabinet acht buitenlandse financiering ongewenst wanneer deze gedragingen teweegbrengt of stimuleert die op gespannen voet staan met de democratische rechtsorde, ook wel problematisch gedrag genoemd.3 Om onwenselijke beïnvloeding tegen te gaan, zet het kabinet een brede aanpak in waarover uw Kamer geïnformeerd is in de beleidsreactie op Parlementaire Ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen4. Een van de maatregelen uit de brede aanpak is het wetsvoorstel Transparantie maatschappelijke organisaties, welke op 23 november jl. bij uw Kamer is ingediend. Het wetsvoorstel zorgt voor meer inzicht in financiële stromen vanuit het buitenland naar maatschappelijke organisaties die in Nederland actief zijn. Momenteel wordt er gewerkt aan de beantwoording van het door uw Kamer verzonden verslag.
In hoeverre is hier volgens u sprake van ongewenste beïnvloeding?
Bij ongewenste buitenlandse beïnvloeding is sprake van een direct aanwijsbare actor. Het gaat om beïnvloeding door buitenlandse actoren, statelijk én niet-statelijk, die vanuit ideologische of politieke motieven in Nederland bepaalde maatschappelijke effecten willen bewerkstelligen, die het kabinet onwenselijk acht.
Omtrent Civitas Christiana zou sprake kunnen zijn van ongewenste beïnvloeding. Er zijn niet-statelijke buitenlandse actoren die deze Nederlandse organisaties steunen om vanuit een ideologisch motief bepaalde maatschappelijke effecten te bewerkstellingen die dit kabinet onwenselijk acht. Zo lijkt Civitas Christiana discriminatie op basis van religie en seksuele oriëntatie te propageren, dit druist in tegen de principes van onze rechtstaat en alles waar dit kabinet voor staat. Tegelijk kennen de opvattingen van Civitas Christiana een zeer beperkt en stabiel draagvlak in de samenleving, lijken de organisaties geen noemenswaardige effecten te bewerkstellingen, lijkt de buitenlandse steun beperkt te zijn én is de causale link tussen buitenlandse steun en de activiteiten van Civitas Christiana niet direct zichtbaar.
Daarbij wijst het kabinet diegenen die discriminatie op basis van religie of seksuele oriëntatie door deze organisatie ervaren op de mogelijkheid daarvan melding en/of aangifte doen. Op de website van de rijksoverheid wordt meer informatie gegeven over de mogelijkheden hiertoe.5
Ondersteunt de Europese Unie ook de feministische bewegingen die opkomen voor vrouwenrechten? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, wilt u zich hiervoor inzetten?
Ja, eind 2020 is er een politiek akkoord bereikt over het EU programma Rechten en Waarden (2021–2027). Het programma beschikt over een budget van € 641,7 miljoen, aangevuld met maximaal € 912 miljoen en richt zich onder andere op gendergelijkheid en anti-discriminatie. Het programma ondersteunt het maatschappelijk middenveld en andere lokale, regionale, nationale en transnationale belanghebbenden. Naar verwachting kunnen ook de betreffende feministische bewegingen aanspraak maken op ondersteuning vanuit dit programma. Het kabinet verkent nu de mogelijkheden om – rechtstreeks of via Europese koepelorganisaties – organisaties gericht op vrouwenrechten en LHBTI rechten in relevante lidstaten te assisteren in het aanvragen van steun uit dit programma.
De voorbereidingen voor vaccinatie tegen het coronavirus |
|
Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het dat Spanje en Duitsland al veel verder zijn met de voorbereidingen voor vaccinatie tegen COVID-19 dan Nederland?1 Zo ja, kunt u de verschillen aangeven en verklaren?
Duitsland is op 27 december 2020 begonnen met vaccineren, Spanje is op 28 december 2020 begonnen daarmee, maar heeft in januari grootschalige uitrol, in dat opzicht vergelijkbaar met Nederland. In Duitsland zijn vaccinatiecentra ingericht voor het zetten van vaccinaties, in Spanje worden hiervoor bestaande medische structuren gebruikt. Beide landen hebben in hun vaccinatieplan opgenomen welke groepen er prioriteit krijgen. Ieder land is anders en kiest voor de organisatie die daarbij past.
De aanpak verschilt in praktijk niet veel met de voorbereidingen die we in Nederland treffen. In mijn Kamerbrieven van 8, 17, 21 en 24 december jl. en 4 en 12 januari jl. heb ik uw Kamer nader geïnformeerd over de Nederlandse vaccinatiestrategie, inclusief de logistieke voorbereidingen. Net als voor alle andere landen is veel afhankelijk van welk vaccin er als eerste op de markt komt, wat daarvan de eisen en karakteristieken zijn en voor welke doelgroep deze het meest geschikt is.
Waarom kiest u voor stapsgewijs vaccineren via «bestaande' zorgstructuren en «vertrouwde locaties»? Wat is hiervan de meerwaarde ten opzichte van vaccineren op grote massa-priklocaties?
Al voor de zomer van 2020 is samen met het RIVM een start gemaakt met de voorbereidingen voor de uitvoering van de vaccinatiecampagne. Zo is een verkenning uitgevoerd naar de opzet en organisatie van de campagne samen met de relevante uitvoeringspartijen. Onderdelen van deze verkenning zijn de geschiktheid van de bestaande distributie infrastructuur (gebruikt voor de jaarlijkse griepvaccinatie en het Rijksvaccinatieprogramma) en de noodzakelijke capaciteit voor verschillende temperatuurzones. Vanzelfsprekend zijn naast de ervaringen met jaarlijkse griepvaccinatie en het Rijksvaccinatieprogramma, ook de lessons learned van de Mexicaanse griep onderdeel geweest van de voorbereidingen. Door het RIVM is op basis van deze verkenning geadviseerd om bij de COVID-19 vaccinatiecampagne aansluiting te zoeken bij de bestaande uitvoeringsroutes en structuren. In mijn brief van 13 oktober jl. heb ik aangegeven dat we zoveel mogelijk gebruik maken van reeds bestaande uitvoeringsroutes. Daarmee wordt gebruikgemaakt van kennis en ervaring en zijn er meerdere kanalen die naast elkaar kunnen vaccineren, waardoor, indien nodig, veel vaccins tegelijkertijd kunnen worden ingezet. Daarnaast wordt bij deze vaccinatiecampagne gebruikgemaakt van ook centrale locaties, ik heb mijn overwegingen bij de vaccinatiestrategie toegelicht in debatten met uw Kamer en in mijn brieven van 20 november jl., 8, 17, 21 en 24 december jl. en 4 en 12 januari jl.
Klopt het dat pas in het vroege voorjaar begonnen kan worden met vaccineren in Nederland? Zo ja, waarom is dat later dan in landen als Duitsland en Spanje, die in respectievelijk december en januari al beginnen met vaccineren?
Op 15 december – tijdens het plenaire debat over het COVID-19 virus – werd bekend dat het EMA mogelijk al op 21 december een positief advies voor het BioNTech/Pfizer vaccin zou verlenen. Dit heeft geleid tot intensief overleg met de GGD’en en het RIVM, om te kijken of planning naar voren kon worden gehaald.
Er waren echter nog steeds noodzakelijke stappen die gezet moesten worden, bijvoorbeeld het spoedadvies van de Gezondheidsraad over de geschiktheid voor de doelgroepen en de eventuele contra-indicaties. Ook moest de richtlijn, voor zorgmedewerkers gemaakt door het RIVM, na publicatie van het advies van de Gezondheidsraad aangepast worden aan de hand van de laatste inzichten. Ook het belscript moest met de laatste inzichten (bijvoorbeeld over geschiktheid voor zwangerschap) nog kunnen worden ingebouwd in het systeem, ook voor de helpdesk voor professionals van het RIVM. Daarom zijn we, zoals ik in mijn Kamerbrieven van 21 december jl. en 4 januari jl. heb aangegeven, in Nederland gestart in de week van 4 januari, waarbij op 6 januari de eerste vaccins zijn toegediend. Op dit moment is gestart met het vaccineren van verschillende doelgroepen, waarbij de adviezen van de Gezondheidsraad leidend zijn om te starten met de meest kwetsbare groepen.
Waarom wordt er in Nederland van uitgegaan dat vaccineren een jaar gaat duren, terwijl dat in andere landen in veel kortere tijd wordt gedaan?
Momenteel wordt verwacht dat in de loop van het derde kwartaal iedereen de gelegenheid heeft gehad om een vaccinatie te ontvangen. Zoals steeds aangegeven spelen hier wel een aantal afhankelijken een rol. De beschikbaarheid van voldoende vaccins en de leveringstermijnen zijn bepalend voor de snelheid waarmee de Nederlandse samenleving kan worden gevaccineerd. De uitvoerende partijen zijn in staat om steeds sneller grote hoeveelheden vaccins toe te dienen. Hoe lang de hele vaccinatiecampagne gaat duren is dus met name afhankelijk van hoe snel en hoeveel vaccins beschikbaar komen. Aangezien alle lidstaten relatief evenveel vaccins ontvangen (naar rato van het inwonersaantal), wordt verwacht dat de vaccinatiecampagne voor de lidstaten ongeveer even snel gaat.
Bent u het eens met de uitspraak van de Duitse Minister van Gezondheid, Jens Spahn, dat het niet valt uit te leggen aan de bevolking als coronavaccins toegelaten en beschikbaar zijn, maar de organisatie voor het massale inenten nog niet op orde is? Denkt u dat deze situatie zich in Nederland zal kunnen voordoen?
Samen met het RIVM en andere relevante partijen zetten we alles op alles om met de vaccinatiecampagne zo goed mogelijk te laten verlopen. Daarbij is het belangrijk dat de vaccins zo snel mogelijk worden toegediend.
Deelt u de mening dat hoe sneller we veilig kunnen overgaan tot vaccineren, hoe beter dat is voor onze gezondheid, onze economie en het behoud van banen? Zo ja, kunnen wij net zo snel overgaan als Duitsland tot vaccinatie? Zo nee, waarom niet?
Ja, daar ben ik het mee eens. Vaccineren is een belangrijke stap in het bestrijden van deze pandemie. Een spoedige bescherming tegen COVID-19 heeft op termijn ook positieve effecten op de economie en het behoud van banen.
Hoe brengt u de infrastructuur voor een groot vaccinatieprogramma op orde? Wie gaat er vaccineren?Hoe denkt u voldoende personeel te kunnen hebben voor vaccinatie, waar nu al onvoldoende mensen beschikbaar zijn voor volledig bron- en contactonderzoek?
Hoe we de infrastructuur voor het vaccinatieprogramma organiseren, heb ik in mijn Kamerbrieven van 8, 17 en 21 december jl. en 4 jen 12 januari jl. uiteengezet. Daarbij ben ik in onder meer ingegaan op de inzet en opleiding van personeel, inclusief bijvoorbeeld de aantallen personeel zoals in deze fase ingezet worden op de verschillende GGD locaties. Ook heb ik uw Kamer bijvoorbeeld geïnformeerd over de andere logistieke voorbereidingen, waaronder het Logistiek Coördinatie Centrum van het RIVM. Dit centrum werkt gezamenlijk met GGD-GHOR Nederland aan de continuïteit van het gezamenlijke plannings- en distributieproces ten aanzien van de centrale vaccinatielocaties van de GGD.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat vaccineren niet ten koste gaat van testen en bron-en contactonderzoek?
De capaciteit voor testen is momenteel fors ruimer dan de testvraag. De GGD’en zijn voorbereid op de verwachte maximale vraag in februari, en houden rekening een mogelijke eerdere piekvraag, bijvoorbeeld in de loop van de huidige maand januari. Wat de capaciteit voor bron- en contactopsporing betreft is deze door de GGD inmiddels groter dan in het opschalingsplan voorzien, namelijk 7500 fte. De personele en infrastructurele capaciteit voor vaccinatie wordt los daarvan opgebouwd. Er is bij de inrichting van vaccinatielocaties ook gekeken naar de bestaande testlocaties en eventuele uitbreiding daarvan. Onze inzet is erop gericht om maximaal te kunnen vaccineren en daarnaast voldoende te kunnen testen en bron- en contactonderzoek uit te kunnen voeren.
In hoeverre voorkomt u dat er te laat noodzakelijke middelen worden aangeschaft waarvan al enige tijd duidelijk is dat die nodig gaan zijn? Zijn alle voorraden van benodigde middelen op orde? Zo nee, wanneer wel?
De bij de vaccinatiecampagne behorende materialen worden tijdig aangeschaft. Zo zijn er inmiddels spuiten en naalden aangeschaft voor 50 miljoen toedieningen en doet Nederland aanvullend hierop mee aan een joint procurement voor toedieningsmaterialen via de Europese Commissie. Een ander voorbeeld zijn de speciale vriezers voor diepgevroren vaccins op de centrale opslaglocatie. De beschikbaarheid van materialen op de wereldmarkt kan echter ook in de aankomende periode onder druk komen te staan. Het RIVM houdt de markt scherp in de gaten zodat aanvullende materialen kunnen worden ingekocht als dit onverhoopt nodig blijkt te zijn.
Is vervoer van vaccins naar Nederland al gestart? Zo nee, waarom niet? Zijn er al opdrachten gegeven aan vervoerders? Zo nee, waarom niet?
Ja, 26 december jl. zijn de eerste vaccins van BioNTech/Pfizer al in Nederland aangekomen.
Hoeveel dagen na de finale goedkeuring van een vaccin kan gestart worden met vaccineren en na hoeveel dagen kunnen alle bestelde doses zijn toegediend?
Op 6 januari jl. zijn de eerste vaccins in Nederland toegediend. We doen er alles aan om bij ieder nieuw vaccin steeds zo snel mogelijk te starten met vaccineren na goedkeuring door het EMA en levering door de producent. Tegelijkertijd zullen we uiteraard geen enkele stap overslaan en geen concessies doen aan de veiligheid.
Zo gaat het voordat een vaccin gebruikt kan worden in Nederland niet alleen om de registratie bij het EMA, maar ook om de indicaties, contra-indicaties, bijwerkingen en werkzaamheid van het vaccin. Deze zaken worden pas bekend als de EMA de registratie bekendmaakt. Voor die tijd zijn de gegevens hierover vertrouwelijk. Ook het oordeel van het EMA en de onderbouwing daarvan komt pas beschikbaar na registratie. Deze informatie is bijvoorbeeld nodig voor het advies van de Gezondheidsraad, voor de teksten van folders en uitnodigingsbrieven en voor het definitief vaststellen van de doelgroepen. Ook heeft het RIVM ze nodig voor het opstellen van de richtlijn.
Hoeveel vriezers zijn nodig om voldoende vaccins te kunnen beheren? Zijn deze vriezers er? Zo nee, wanneer wel?
Het RIVM heeft voor de opslag 56 speciale vriezers voor diepgevroren vaccins voor de centrale opslag operationeel en beschikbaar, dit is voldoende om de vaccins te kunnen beheren.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat mensen voldoende geïnformeerd zijn en worden over vaccinatie?
Er worden verschillende paden bewandeld zodat mensen goed en voldoende worden geïnformeerd. Bijvoorbeeld door feitelijke informatie beschikbaar te stellen op rijksoverheid.nl/coronavaccinatie en informatie te delen in boodschappen op onze social media-kanalen. Daarnaast is er gestart met een campagne op tv en radio, en worden er advertenties geplaatst in landelijke dagbladen. Samen met een online advertentiecampagne (via banners) en sociale mediaberichten blijven we investeren in goede voorlichting. Verder is er in december een toolkit gelanceerd voor werkgevers. Hierin zitten allerlei communicatiemiddelen die zij kunnen gebruiken richting hun medewerkers. Ook is er een online talkshow voor zorgmedewerkers, waarin zij vragen stellen aan experts.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat het draagvlak voor vaccinatie onder de bevolking verbetert? Welke concrete maatregelen heeft u daartoe genomen en welke gaat u nemen? Wie worden daar bij betrokken? Denkt u daarmee op tijd te zijn? Zo ja, kunt u dat uitleggen?
Het is belangrijk dat mensen zich goed kunnen informeren over de COVID-19 vaccinatie. Feitelijke informatie over de veiligheid, werkzaamheid en effectiviteit van de verschillende vaccins speelt hierbij een belangrijke rol. Zoals ik in mijn brief van 4 januari jl. heb aangegeven werken we via een geïntegreerde communicatiestrategie en -aanpak die is gebaseerd op gedragswetenschappelijke inzichten. Ik heb deze aanpak hierin nader toegelicht, evenals in eerdere brieven zoals bijvoorbeeld 8 december 2020 waarbij ik aangaf dat we naast feitelijke informatie ook verhalen van patiënten, van familieleden, van zorgprofessionals en wetenschappers aanbieden. Het is belangrijk extra aandacht te schenken aan de maatschappelijke discussie, bijvoorbeeld op sociale media en actief het gesprek aan te gaan. Dit geeft ons de mogelijkheid om twijfels weg te nemen en onjuistheden recht te zetten. Ook helpen we mensen om desinformatie te herkennen en geven we hen tips om te kunnen omgaan met weerstand in de eigen omgeving.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het eerstvolgende debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus?
Helaas is dit niet gelukt.
Dreigende tekorten aan testmaterialen |
|
Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Dreigt een tekort aan zogenaamde plastics voor testmachines, die nodig zijn voor het uitvoeren van COVID-19 testen?1
Zoals ik in de beantwoording op de Kamervragen van de Kamerleden Klaver en Kröger (d.d.26 november jl.) heb aangegeven zijn er verschillende soorten plastic testmaterialen. We zien dat wereldwijd de testcapaciteit en de vraag naar testmaterialen dusdanig is gegroeid dat er sprake kan zijn van schaarse plastic materialen. Ieder laboratorium gebruikt specifieke typen laboratoriumplastics, passend bij hun specifieke machinepark (dat wordt ingezet voor zowel COVID-19 als voor andere diagnostiek). De wattenstaafjes, afnamebuizen en de cartridges die het LCH (dat voor wat betreft inkoop van testcapaciteit momenteel wordt ondergebracht bij de Dienst Testen i.o.) inkoopt zijn voldoende beschikbaar.
Wat momenteel wel een kritisch plastic product betreft zijn de filtertips. Filtertips zijn lastiger om centraal in te kopen, omdat laboratoria daarin specifieke eigen behoeftes hebben omdat deze per machine verschillen. Sinds de Dienst Testen i.o. het signaal heeft ontvangen dat er een mogelijk tekort zou kunnen ontstaan aan de filtertips, is meteen geacteerd en wordt voor de meest gangbare typen contact gezocht met bestaande en nieuwe leveranciers (onder andere in Azië) over hun mogelijkheden om voldoende te leveren. Ook worden laboratoria gewezen op de beschikbaarheid van andere typen filtertips. Hierbij moet niet alleen naar aantallen worden gekeken maar ook naar de verenigbaarheid met de apparatuur van de laboratoria en de kwaliteit van de tips. Dit betekent dat voor sommige laboratoria de voorraad tips een probleem is, maar voor andere laboratoria niet.
Tevens verken ik met experts of hergebruik van filtertips mogelijk is. Dit is echter complex gelet op het risico van contaminatie.
Worden deze plastics geproduceerd door Bioplastics in Landgraaf? Heeft u eerder onderdelen voor de testmachines bij dit bedrijf ingekocht? Zo ja, wanneer?
Bioplastics produceert verschillende plastic testmaterialen. De Dienst Testen i.o. heeft cartridges en output plates voor de Magna Pure 96 ingekocht bij dit bedrijf in juni en heeft voldoende op voorraad.
Bij welke andere leveranciers zijn deze plastic onderdelen de afgelopen maanden ingekocht? Waar worden nu plastics ingekocht?
Omdat ieder laboratorium specifieke typen laboratoriumplastics gebruikt, passend bij hun specifieke machinepark (dat wordt ingezet voor zowel COVID-19 als voor andere diagnostiek), kopen laboratoria veelal hun eigen materialen in, als het gaat om de materialen die niet schaars zijn. De Dienst Testen i.o.) houdt zich bezig met de (landelijke) inkoop van specifieke plastics waar een dreigend tekort aan is.
Dienst Testen i.o. koopt verschillende plastic testmaterialen in bij verschillende leveranciers. Daarbij onderhandelen ze voortdurend over testen en ze hebben garanties afgesloten over testen inclusief reagentia en plastics bij leveranciers. Daarnaast heeft Dienst Testen i.o. deze zomer een aanbesteding in de markt gezet voor apparatuur inclusief alle benodigde materialen (inclusief plastics). Hierop hebben verschillende leveranciers aangeboden.
Hoeveel bestellingen voor deze plastics heeft u in de afgelopen maanden geplaatst en bij wie? Hoeveel bestellingen staan nu nog uit? Heeft u voldoende bestellingen geplaatst om het benodigde aantal testen de komende maanden uit te kunnen voeren?
De Dienst Testen heeft zodanig ingekocht dat er op dit moment een capaciteit is voor ongeveer 100.000 PCR-testen per dag.
Ten aanzien van de vraag of er voldoende bestellingen zijn geplaatst wil ik u verwijzen naar de beantwoording op de Kamervragen van de Kamerleden Klaver en Kröger (d.d.26 november jl.). Hierin zet ik de 4 lijnen uiteen die zijn ingezet om tekorten aan testmaterialen te voorkomen. 3 lijnen inzake PCR:
En daarnaast een vierde lijn:
Met de uitbreiding van testmethoden en de inspanningen gericht op inkoop (materialen en laboratoriumcapaciteit) heb ik er vertrouwen in dat er voldoende testcapaciteit kan worden gerealiseerd voor de uitvoering van het landelijke testbeleid.
Bent u bezig een eigen productielijn op te zetten voor deze plastics? Zo ja, waarom? Waarom maakt u geen gebruik van bestaande productielijnen?
Er zal inderdaad in mijn opdracht een substantieel aantal cartridges worden geproduceerd in Nederland. Dit om de afhankelijkheid van de (buitenlandse) markt te verkleinen en schaarste te voorkomen. Voorbereidingen hiertoe zijn reeds voor de zomer gestart, anticiperend op mogelijke tekorten.
Is het waar dat u cartridges laat produceren, die nu getest worden? Zo ja, waarom heeft u gekozen voor een nieuwe productielijn in plaats van eerder en op grotere schaal in te kopen bij Bioplastics?
Zie antwoord vraag 5.
Indien u elders cartridges laat produceren, door welk bedrijf gebeurt dat en waarom is voor dat bedrijf gekozen?
Deze cartridges zullen geproduceerd worden bij een Nederlands bedrijf Helvoet uit Hellevoetsluis. In de zorg is er een analyse gedaan van bedrijven die deze productie op zich zou kunnen nemen en hier interesse in hadden en hier is dit bedrijf uit naar voren gekomen.
Wanneer, door wie en hoe wordt de voorraad van de verschillende producten die nodig zijn voor testen gecontroleerd? Wie is er verantwoordelijk voor voldoende voorraad van de noodzakelijke onderdelen? Wanneer is er voor het laatst gecontroleerd en wat was de stand?
Ieder laboratorium gebruikt specifieke typen laboratoriumplastics, passend bij hun specifieke machinepark (dat wordt ingezet voor zowel COVID-19 als voor andere diagnostiek). Dit betekent dat laboratoria veelal hun eigen materialen inkopen, als het gaat om de materialen die niet schaars zijn. De Dienst Testen i.o. houdt zich bezig met de (landelijke) inkoop van specifieke plastics waar een dreigend tekort aan is.
De Dienst Testen i.o. heeft wekelijks contact met de laboratoria om hun testcapaciteit te bepalen. Mogelijke voorraadproblemen komen zo snel aan de orde en daarop zal de Dienst acteren. Ook onderhoudt Dienst Testen i.o. nauwe contacten met leveranciers van testmaterialen om de leveringsmogelijkheden te monitoren en zo snel mogelijk eventuele problemen hierbij te signaleren.
Hoeveel laboratoria hebben hun testcapaciteit naar beneden moeten bijstellen vanwege een tekort aan plastics? Met hoeveel testen hebben deze laboratoria de testcapaciteit verlaagd? Sinds wanneer is de testcapaciteit vanwege tekorten verlaagd?
Er hebben nog geen laboratoria hun capaciteit naar beneden moeten bijstellen door een tekort aan plastics sinds de zomer. Een aantal laboratoria hebben aangegeven tekorten aan pipetpuntjes te hebben. Dienst Testen heeft hier maatregelen voor genomen, zodat de capaciteit gehandhaafd kon blijven.
Hoe is het feit dat laboratoria hun testcapaciteit verlagen, te rijmen met uw uitspraken tijdens het debat van 18 november j.l. waarin u zei dat er heel veel meer testcapaciteit is dan op dit moment dagelijks wordt gebruikt?
Naast de laboratoria die vanaf het begin van de COVID-19 crisis de testen analyseren, worden zoals ik u heb gemeld ook met nieuwe laboratoria, zowel in binnen- als buitenland, contracten afgesloten. Deze hoogvolume laboratoria maken geen gebruik van de kritische voorraad van testmaterialen bij de Dienst Testen i.o., omdat bij de contractering is afgesproken dat zij zelf voorzien in hun testmaterialen. Dit betreft tevens de benodigde plastic materialen. We weten dat sommige onder hen ook de benodigde materialen in eigen productie hebben genomen.
Hiermee hebben we voldoende laboratoriumcapaciteit gezien de huidige afnamecapaciteit en/of testvraag.
Deelt u de mening dat het merkwaardig is dat een Nederlands bedrijf plastics exporteert, terwijl in Nederland een tekort dreigt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe kan dit en sinds wanneer bent u hiervan op de hoogte?
Van de producten die Bioplastics produceert is voldoende voorraad, zie antwoord op vraag 2. Zoals toegelicht gebruikt ieder laboratorium specifieke typen laboratoriumplastics, passend bij hun specifieke machinepark.
Kunt u uitleggen waarom u de motie Asscher/Jetten, die vraagt om een wekelijkse update over de stand van zaken rond testen, niet uitvoert? Kunt u uitleggen waarom de Kamer niet op de hoogte is van het feit dat er een tekort aan plastics dreigt en het beoogde aantal testen niet gehaald dreigt te worden?2
Met de voortgangsrapportage die ik tweewekelijks naar de Kamer stuur geef ik uw Kamer een update over de stand van zaken rondom testen. Zoals ik in de beantwoording van de Kamervragen van de leden Klaver en Kröger heb aangegeven heb ik er vertrouwen in dat we de juiste acties hebben ondernomen om en heb ik er vertrouwen in dat we het aantal beoogde aantal testen zullen halen.
Kunt u garanderen dat Nederland straks niet weer met een tekort te maken krijgt, dat u had kunnen voorkomen? Welke concrete acties heeft u ingezet om dit te voorkomen en te zorgen voor voldoende testcapaciteit?
We doen er alles aan om tekorten van testmaterialen te voorkomen, maar we hebben te maken met een enorm toegenomen wereldwijde vraag met bijbehorende druk op de markt voor testmaterialen. Met de uitbreiding van testmethoden en de bovengenoemde inspanningen gericht op inkoop (materialen en laboratoriumcapaciteit) heb ik er vertrouwen in dat er voldoende testcapaciteit kan worden gerealiseerd voor de uitvoering van het landelijke testbeleid. Dat neemt niet weg dat bij individuele laboratoria (tijdelijk) schaarste kan bestaan. Zie in aanvulling hierop ook het antwoord bij vraag 4.
Kunt u, conform uw belofte, garanderen dat per 1 december 2020 ook mensen zonder klachten kunnen worden getest?
Ja, sinds 1 december kunnen mensen zonder klachten die als nauw contact naar voren zijn gekomen uit het bron- en contactonderzoek of een melding hebben ontvangen via de Coronamelder zich laten testen.
Hoe denkt u het virus onder controle te krijgen en de reproductiefactor onder de waarde van 1 te krijgen zonder testen en daarmee zonder het bron- en contactonderzoek op orde te hebben?
In de voortgangsrapportage van 17 november heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn teststrategie waarin ik 3 stromen onderscheid. In de voortgangsrapportage van 23 november heb ik een intensivering van deze teststrategie aangekondigd. Tevens heb ik u in de brieven op de hoogte gehouden van de opschaling bij de GGD »en voor wat betreft het bron- en contactonderzoek. Ik ben van mening dat we met deze teststrategie en de opschaling van het bco gereed staan om het virus verder in te dammen. Ik blijf daarbij benadrukken dat de basismaatregelen (anderhalve meter afstand houden, handhygiëne, vermijd drukte, werk zoveel als mogelijk thuis) en de mate waarin iedereen zich daar aan houdt noodzakelijk zijn en blijven in het controleren van het virus.
Kunt u deze vragen binnen een week, doch in ieder geval vóór 8 december 2020, separaat beantwoorden?
We hebben erop ingezet de beantwoording zo snel mogelijk aan uw Kamer te sturen.
Zingen in groepsverband |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Op basis van welke informatie en onderzoeken wordt zingen in groepsverband voor iedereen ouder dan dertien jaar verboden?
In de adviezen naar aanleiding van het 83e,84een 85e OMT wordt gesteld dat een verhoogd transmissierisico door zingen niet kan worden uitgesloten. Nieuwe gemelde clusters in koren, resultaten van clusteronderzoek en nieuwe literatuur- en media-analyse zijn aanleiding geweest voor een update van het RIVM-advies «Koren en Zangensembles». Het OMT adviseert daarom dat bij de huidige hoge incidentie in de maatschappij zingen in groepsverband in welke context dan ook afgeraden dient te worden. Omdat kinderen zelf weinig ziek worden van COVID-19 en weinig bijdragen aan de verspreiding van het virus, is het OMT van mening dat voor kinderen tot en met 12 jaar een uitzondering gemaakt kan worden. Ik heb dit advies overgenomen.
Overigens geldt er geen verbod meer. Per 1 december jl. is, onder de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, het verbod op zingen vervangen door een dringend advies om niet te zingen.
Op basis van welke gegevens of afwegingen wordt er een onderscheid gemaakt tussen enerzijds zingen in professionele koren, in een religieuze context of bij een betoging, en anderzijds zingen in groepsverband in elke andere context vanaf dertien jaar?
Uitzonderingen op dit dringende advies gelden voor betaalde professionele zangers in groepsverband, die (deels) afhankelijk zijn van zingen voor hun levensonderhoud en conform het OMT advies voor kinderen tot en met 12 jaar. Ten tijden van het zangverbod golden er onder meer uitzonderingen voor zang als onderdeel van belijdenis van godsdienst of levensovertuiging en betogingen, omdat het grondrechten zijn. Nu er sprake is van een dringend advies, zijn deze uitzonderingen niet meer van relevant.
Kunt u nader toelichten waarom nu ook jongeren tussen dertien en achttien jaar niet meer mogen zingen in groepsverband? Kunt u toelichten welke afwegingen hierbij zijn gemaakt, aangezien de continuïteit van onderwijs en het onderhouden van sociale contacten voor deze groep heel belangrijk is?
Zie vraag 1.
Bent u bereid nader advies het aan het Outbreak Management Team (OMT) te vragen over het zingen in groepsverband voor jongeren tussen dertien en achttien jaar?
Het OMT geeft in onder vraag 1 genoemde advies als perspectief aan dat bij risiconiveau waakzaam (Rt <1 en incidentie ≤7/100.00/dag) het risico van zingen in groepsverband klein is en zingen dan wel verantwoord lijkt. Personen met een kwetsbare gezondheid dienen zelf de afweging te maken of zij dit kleine risico wel of niet willen lopen. Het OMT geeft ook aan dat, mochten nieuwe onderzoeksbevindingen of literatuur zich voordoen, dit advies opnieuw bekeken zal worden.
Bent u het met de zangkoren en dirigenten eens dat de communicatie over dit besluit niet zorgvuldig is verlopen, omdat de regering niet in een kamerbrief of persconferentie expliciet heeft gecommuniceerd over dit verbod? Bent u bereid hierover alsnog het gesprek over aan te gaan met vertegenwoordigers van koren en dirigenten?
In de stand van zakenbrief COVID-19 van 17 november jl. aan de Tweede Kamer heb ik expliciet gecommuniceerd over de maatregelen, die op 18 november zouden ingaan, waaronder de maatregel voor gezamenlijk zingen. De afzonderlijke maatregelen zijn ook toegelicht op rijksoverheid.nl. Ik ben bereid om het gesprek aan te gaan met vertegenwoordigers van koren en dirigenten en betrek ook graag mijn collega’s van JenV en OCW, met wie de maatregelen worden afgestemd.
Kunt u toelichten welke financiële compensaties professionele dirigenten kunnen aanvragen nu zij hun beroep niet of nauwelijks kunnen uitvoeren omdat zij veelal amateurkoren begeleiden?
Koordirigenten zijn doorgaans zzp-er. Zij kunnen een beroep doen op het generieke steunpakket. Met name de tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers staat open voor zzp-ers. En in het tweede steunpakket voor de culturele en creatieve sector voor de eerste helft van 2021 zijn middelen beschikbaar voor onder andere regelingen bij de rijkscultuurfondsen waar deze professionals een beroep op kunnen doen.
Bent u bereid bij volgende maatregelen die betrekking hebben op koren in (voor)overleg te treden met korenorganisaties, bijvoorbeeld degene die zijn verenigd in het Koornetwerk Nederland?
Bij de besluitvorming over maatregelen wordt een afweging van de verschillende belangen gemaakt en daarbij worden steeds de consequenties voor onder meer burgers en ondernemers in algemene zin betrokken. De beoordeling van noodzaak en evenredigheid is daarmee breder dan de beoordeling van de invloed op de verspreiding van het virus. Ter voeding van deze afweging worden voortdurend gesprekken gevoerd. Zoals toegezegd in het antwoord op vraag 5 zal ik ook in gesprek gaan met vertegenwoordigers van koren en dirigenten.
Bent u bereid deze vragen voorafgaand aan het eerstvolgende plenaire coronadebat te beantwoorden?
Ja.