Het nieuws dat de FBI vooraf zou hebben geweten van de aanslag in Garland op 3 mei 2015 |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de antwoorden van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 18 augustus, 19 september en 19 oktober 2016 op eerdere vragen over de terreuraanslag in Texas?1 2 3
Ja.
Kunt u bevestigen dat de FBI op 3 mei 2015, voorafgaand aan de aanslag, geen informatie heeft gedeeld met de Nederlandse autoriteiten en diensten over «relevant threat streams» terwijl de Garland Police Department en andere rechtshandhavers op 3 mei 2015 wel door de FBI op de hoogte zijn gehouden?
Ja.
Zo ja, deelt u de mening dat het absoluut onacceptabel is dat de Amerikaanse autoriteiten Nederland niet voor de aanslag hebben ingelicht over de dreiging zodat dat de vragensteller en de helden van de Nederlandse Dienst Bewaken en Beveiligen hadden kunnen overwegen of zij wel of niet zouden gaan?
In mijn brief van 24 oktober 2016 heb ik de informatie die ik van de Amerikaanse autoriteiten heb ontvangen, over de dag van aanslag in Garland op 3 mei, letterlijk weergegeven: «On 3 May 2015, the FBI continued to develop and pass intelligence to the Garland Police Department and other law enforcement partners on relevant threat streams. Based on intelligence sharing, security at the site was appropriately postured to thwart the attack.» Op basis van deze informatie kan ik niet beoordelen of de aard en de duiding van uitgewisselde informatie aanleiding had moeten zijn om beveiligers van de DBB te informeren. Ik heb de Amerikaanse autoriteiten daarom om aanvullende informatie verzocht.
Op welke manier gaat u de Amerikanen duidelijk maken dat Nederland het ontoelaatbaar vindt dat de Nederlandse diensten niet op de dag van de aanslag zijn ingelicht door de FBI?
Of de Amerikaanse autoriteiten ten onrechte de Nederlandse diensten niet op die dag hebben geïnformeerd, kan ik nu niet beoordelen.
Hoe gaat u voorkomen dat Nederland in de toekomst met een kluitje het riet wordt ingestuurd? Wilt u deze vragen nog deze week beantwoorden?
Ik heb uw vragen zo snel als mogelijk beantwoord en heb de Amerikaanse autoriteiten om aanvullende, specifieke informatie verzocht.
Het bericht ‘Tsunami van jihadisten’ |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Tsunami van jihadisten»?1
Ja.
Maakt u zich, net zoals inlichtingendiensten, terreurbestrijders en terrorismedeskundigen, inmiddels al zorgen over de vele duizenden IS-strijders die vanuit IS-gebied uitzwermen naar onder meer ons land? Zo nee, waarom niet?
Personen die terugkeren uit jihadistisch strijdgebied in Syrië en/of Irak, moeten beschouwd worden als een direct of indirect gevaar voor de nationale veiligheid. ISIS staat militair onder druk. Een verdere afbrokkeling van het «kalifaat» kan leiden tot een toename van het aantal terugkeerders uit Syrië en Irak. Nederland is voorbereid op eventuele terugkeerders.
Wanneer gaat u uw rode loper voor jihadisten weer inrollen zodat deze islamitische soldaten in Nederland geen schade kunnen aanrichten?
Het kabinet wendt de middelen aan bij alle relevante partners (internationaal, landelijk en lokaal) om de risico’s die van jihadisten uit kunnen gaan te verminderen. Elke onderkende terugkeerder wordt bij terugkeer voor verhoor aangehouden en het Openbaar Ministerie gaat, waar opportuun, over tot strafvervolging. Tevens worden zij in een lokaal multidisciplinair casusoverleg besproken met het doel passende maatregelen te treffen. Op basis van een risico-inschatting wordt per geval bepaald welke maatregelen worden getroffen. Terugkeerders zijn onder andere onderwerp van strafrechtelijk onderzoek en kunnen onderwerp zijn van inlichtingenmatig onderzoek. Politie en AIVD maken bij onderkende terugkeerders een inschatting van de dreiging, houden hen daar waar mogelijk en noodzakelijk scherp in beeld en zijn alert.
Bent u bereid eindelijk onze grenzen te sluiten en deze terroristen tegen te houden, weer grenscontroles in te voeren en geen enkele asielzoeker meer toe te laten? Zo nee, waarom nu nog steeds niet?
Deze vraagstelling wekt de indruk dat het praktisch of juridisch mogelijk zou zijn de Nederlandse grenzen hermetisch af te sluiten en zo eenvoudig alle risico’s voor de samenleving weg te nemen. Die indruk is onjuist. Om die reden en op rechtsstatelijke gronden kiest het kabinet ervoor met een groot pakket aan maatregelen risico’s zo veel als mogelijk te beperken en de veiligheid te bevorderen, waarbij tevens bescherming wordt geboden aan die asielzoekers die bescherming behoeven.
Nederland en de Europese Unie zijn, zoals aangegeven in het DTN 42, zeer alert op misbruik van de vluchtelingen-en asielinstroom door jihadistische organisaties naar het Europees grensgebied. Nederland en de Europese Unie hebben hiervoor extra maatregelen genomen en het toezicht in de binnengrenszone verscherpt. Deze intensivering van de controles wordt in nauwe samenwerking met de krijgsmacht, de politie, de Koninklijke Marechaussee en de douane binnen het bestaande nationale juridisch kader uitgevoerd.
Het nieuws dat de FBI vooraf geweten zou hebben van de aanslag in Garland op 3 mei 2015 |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de eerdere antwoorden op Kamervragen door de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 18 augustus 2016 en 19 september 2016 over de terreuraanslag in Texas?1 2
Ja
Hebben de Amerikanen inmiddels een verklaring gegeven over de berichtgeving dat de FBI voorkennis had van de aanslag in Garland en er mogelijk zelfs toe heeft aangezet? Zo nee, waarom niet?
Ja
Hoe vaak heeft Nederland er in de laatste tweeënhalve maand, sinds hierover schriftelijke vragen zijn gesteld, bij de Amerikanen op aangedrongen om met een verklaring te komen?
Sindsdien mijn verzoek op 16 augustus heb ik langs verschillende wegen en op verschillende momenten geïnformeerd naar de voortgang van de beantwoording van mijn verzoek.
Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt over dit dossier en op welke termijn verwacht u deze duidelijkheid te kunnen verschaffen, zodat herhaling in de toekomst kan worden voorkomen?
De Amerikaanse autoriteiten geven het volgende aan:
Wilt u deze vragen nog deze week beantwoorden?
Uw vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het besluit van de Britse regering om gelden ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit te bevriezen |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Britain suspends millions of aid payments to Palestine amid claims cash is handed to terrorists»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de Britse regering bij monde van de Secretary of State for International Development heeft aangekondigd hulp aan de Palestijnse Autoriteiten te bevriezen zolang onduidelijkheid blijft bestaan over het al dan niet doorsluizen van geld naar de PLO ten behoeve van «salarissen» voor terroristen?
Het kabinet kan dit niet bevestigen. Het Verenigd Koninkrijk herijkt momenteel diens ontwikkelingsprogramma in de Palestijnse Gebieden. Er is geen sprake van opschorten van een reeds geplande betaling of het bevriezen van het totale ontwikkelingsprogramma.
De Britse Minister voor Internationale Ontwikkeling, Priti Patel, heeft benadrukt dat het VK zich stevig zal blijven inzetten voor ondersteuning van de Palestijnse Autoriteit en opbouw van de Palestijnse instituties. Doel van de herijking is om te verzekeren dat het Verenigd Koninkrijk met zijn ontwikkelingsprogramma maximale impact bereikt. Ook Nederland is bezig met een herijking van het ontwikkelingsprogramma voor de Palestijnse Gebieden, binnen de huidige prioriteiten, zoals aangegeven in de kabinetsreactie op de IOB evaluatie «How to break the vicious circle: evaluation of Dutch Development Cooperation in the Palestinian Territories 2008–2014» (Kamerstuk 23 432, nr. 441).
Deelt u de zorg van de Britse regering over de besteding van Europese hulpgelden en in het bijzonder de zorg over het betalen van salarissen van terroristen?
Het kabinet spant zich in, samen met gelijkgezinde landen, om de druk op de Palestijnse Autoriteit en PLO op te voeren om het systeem van uitkeringen aan gevangenen te veranderen en spreekt de Palestijnse Autoriteit en PLO hierop aan. De betalingen hangen nog steeds af van de duur van de detentie en niet de sociaaleconomische omstandigheden van de gedetineerde en zijn of haar familie. Door het verbinden van de lengte van de detentie aan de hoogte van de uitkering van alleen de «politieke» gevangenen wordt de indruk gewekt dat de gewelddadige acties richting Israël worden ondersteund of beloond. Het kabinet pleit ervoor dat de Palestijnen daarom dit systeem veranderen. Mede dankzij de Nederlandse inspanningen worden de zorgen door meer EU lidstaten gedeeld. Het kabinet zal doorgaan op de ingeslagen weg om binnen de EU steun te vergaren om de Palestijnse Autoriteit te overtuigen dat het systeem veranderd moet worden.
Vanzelfsprekend besteedt het kabinet daarom, net als de rest van de EU, veel aandacht en zorg aan het voorkomen van betalingen aan Palestijnse gedetineerden met donorgeld. Er zijn gedegen waarborgen op de betalingen aan de Palestijnse Autoriteit uit bilaterale programma’s en/of uit programma’s van de EU.
Voor ondersteuning van de Palestijnse Autoriteit heeft de EU Pegase opgezet, een specifiek fonds dat salarissen en uitkeringen betaalt aan Palestijnse ambtenaren.
Pegase draagt niet bij aan de financiële ondersteuning van Palestijnse (ex-) gevangenen of hun familieleden. Aan Pegase ligt een financieringsovereenkomst ten grondslag waarin bepalingen zijn opgenomen over het doel van de steun en de verificatiemechanismes die gelden bij de uitbetaling ervan. De Europese Rekenkamer heeft geoordeeld dat deze mechanismes «robuust» zijn en dat deze goed worden toegepast. De Nederlandse of Europese bijdragen aan de Palestijnse Autoriteit kunnen niet worden gebruikt voor betalingen aan de PLO of betalingen aan gevangenen.
Indien u deze zorg deelt, bent u bereid u in Europees verband hard te maken voor een EU-brede uiting van bezorgdheid, al dan niet geuit middels een verklaring van Hoge Vertegenwoordiger Mogherini, zodat het niet slechts blijft bij een uiting van verontwaardiging van een enkele EU-lidstaat?
Zie antwoord vraag 3.
Ziet u ook een mogelijkheid om de zorg over de (indirecte) besteding van uit de EU afkomstige gelden in te zetten als drukmiddel om de president van de Palestijnse Autoriteit aan tafel te dwingen en de Europese hulp zo te conditioneren?
Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 3 en 4, kunnen de Nederlandse of Europese bijdragen aan de Palestijnse Autoriteit niet worden gebruikt voor betalingen aan de PLO of betalingen aan gevangenen.
Klopt het dat, gezien uw mening te lezen in antwoord 13 op eerdere vragen over het bericht dat een terreurverdachte op het vliegveld naar Turkije kon stappen dat de Duitse autoriteiten hebben geacteerd op de signalering zoals verwacht mag worden, in dit geval de Nederlandse autoriteiten inadequaat gereageerd lijken te hebben op een dergelijke melding van de Duitse autoriteiten?1
Betrokkene stond vanaf het moment dat hij als potentiële uitreiziger gekwalificeerd werd, gesignaleerd in het Schengen Informatiesysteem (SIS) door middel van een signalering conform artikel 36 SIS-II besluit. Deze signalering was uitgevaardigd door het Openbaar Ministerie. Het betrof een signalering voor onopvallende controle, met als doel informatie te verkrijgen over personen of zaken wanneer dat met het oog op de vervolging van strafbare feiten en ter voorkoming van gevaar voor de openbare veiligheid nodig is. Een dergelijke signalering ziet op het verzamelen van informatie, niet op het aanhouden of vasthouden van de betreffende persoon.
Betrokkene is aan het begin van de avond op 27 februari gecontroleerd door de Duitse autoriteiten. In de nacht van zaterdag 27 op zondag 28 februari is het Nederlandse bureau SIRENE over deze onopvallende controle door het Duitse SIRENE-bureau geïnformeerd.
Het Nederlandse bureau SIRENE heeft na het ontvangen van de melding, conform de toen bestaande instructie getracht contact te krijgen met de Inlichtingendienst van de Landelijke Eenheid van de politie en het team Contra-Terrorisme, Extremisme en Radicalisering (CTER) van de Landelijke Eenheid van de politie. Door een telefonische storing in de 088-nummers op een interne server van de politie bleek dit contact op dat moment niet mogelijk te zijn. Na het constateren van deze telefonisch storing is direct gestart met het werken aan een oplossing. Op zondag 28 februari om 12.00 uur was de storing definitief verholpen. Vanwege de telefonische storing heeft bureau SIRENE zaterdagnacht 27 februari de informatie per e-mail aan de betreffende afdeling gestuurd. Deze e-mail is op maandagochtend 29 februari gelezen door het team Contra-Terrorisme, Extremisme en Radicalisering (CTER) die daarop de officier van justitie heeft geïnformeerd.
Nadat de officier van justitie over de melding was geïnformeerd, heeft deze een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd. Het EAB is in de middag van maandag 29 februari uitgestuurd, waarbij ook de signalering voor onopvallende controle werd omgezet in een signalering ter fine van aanhouding.
Hoeveel tijd zat er tussen het moment dat de Duitse autoriteiten aan de Nederlandse officier van justitie meldden dat terreurverdachte Martijn N. in Düsseldorf werd gesignaleerd en het moment dat dit bericht de Nederlandse officier van justitie bereikte?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel tijd zat er tussen het moment dat dit bericht de Nederlandse officier van justitie bereikte en het moment dat een Europees Arrestatiebevel werd uitgevaardigd?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is die avond de bezetting op de dienstdoende afdeling van de officier van justitie geweest waar de melding is binnengekomen?
De melding vanuit Duitsland is in Nederland binnengekomen bij het bureau SIRENE, een onderdeel van de Landelijke Eenheid van de politie. Bureau SIRENE is 24 uur per dag, 7 dagen per week bezet om dergelijke meldingen te kunnen ontvangen of uit te sturen naar andere lidstaten. Ook op de bewuste avond was bureau SIRENE afdoende bezet, echter door een technische storing kon het bericht niet telefonisch worden doorgegeven aan de onderdelen van de politie die de urgentie van het bericht konden inschatten.
Wat is doorgaans de bezetting in de ochtend, middag, avond en nacht bij de dienst die met het ontvangen van dit soort meldingen belast is?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat dit soort diensten 24 uur per dag, 7 dagen per week optimaal bezet dienen te zijn om dit soort meldingen direct op te kunnen pakken en daarop te kunnen ageren? Zo ja, waarom is het bericht in dit geval te laat opgemerkt?
Zie antwoord vraag 4.
Welke acties zijn ondernomen vanaf het moment dat de terreurverdachte vanaf 27 februari 2016 uit het zicht van de autoriteiten verdween?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom is op het moment dat de terreurverdachte vanaf 27 februari 2016 uit het zicht van de autoriteiten verdween niet direct een Europees Arrestatiebevel uitgevaardigd, maar pas nadat hij op 13 mei 2016 opnieuw op het vliegtuig naar Turkije was gestapt?
Nadat het bericht de officier van justitie op maandagochtend 29 februari 2016 had bereikt is op diezelfde dag een Europees Aanhoudingsbevel uitgevaardigd. De signalering is omgezet in een signalering ter fine van aanhouding.
Ik kan in het belang van het strafrechtelijk onderzoek niet nader ingaan op de ingezette interventies in voorliggende casus.
Waarom is op het moment dat de terreurverdachte vanaf 27 februari 2016 uit het zicht van de autoriteiten verdween de signalering van betrokkene in SIS-II niet omgezet in een signalering ter fine van aanhouding?
Zie antwoord vraag 8.
Indien de mogelijkheden in vraag 7 en 8 niet zijn benut omwille van het verstoren van vervolging van betrokkene, op welke andere wijze is (internationaal) alarm geslagen op het moment dat de terreurverdachte van de radar was verdwenen?
Zie antwoord vraag 8.
Hoeveel gevallen zijn er momenteel bekend van tegengehouden uitreizigers of terugkeerders die zich buiten het zicht van de autoriteiten bevinden?
Er zijn mij op dit moment geen voorbeelden bekend van onderkende tegengehouden uitreizigers of terugkeerders die niet in beeld zijn van de diensten of het casusoverleg waar dat – op basis van hun risicoprofiel – wel zou moeten. Per individu wordt een inschatting gemaakt van het gevaar dat zij voor de samenleving kunnen vormen. Op basis van deze inschatting worden passende maatregelen genomen om betrokkene in zicht te houden en de dreiging die van betrokkene uit kan gaan te verminderen.
Het casusoverleg en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de opsporingsdiensten doen er alles aan om waar nodig, (potentiële) uitreizigers en terugkeerders in zicht te houden. Het is echter niet mogelijk om iedere terugkeerder 7 dagen per week 24 uur per dag te volgen.
Het organiseren van een lezing die wordt gegeven door een terroristenknuffelaar |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Waarom organiseert u een lezing die wordt gegeven door Dr. John Esposito, een spreekbuis van het fundamentalistische wahabitische Saoedi Arabië?1
Prof. dr. John Esposito (1940, Brooklyn, NYC) wordt beschouwd als één van de belangrijkste Islamgeleerden ter wereld. Hij is hoogleraar aan de Georgetown Universiteit in Washington en heeft meer dan 50 boeken over de Islam geschreven. Hij was adviseur van het State Department van de VS en van talloze andere Europese en Aziatische regeringen, bedrijven en universiteiten.
Prof. dr. Esposito zou na een tweedaags bezoek aan Brussel doorreizen naar Den Haag. Helaas heeft hij wegens familieomstandigheden zijn reis naar Europa moeten afzeggen.
Wat denkt u te bereiken in de strijd tegen het moslimterrorisme door iemand uit te nodigen die terreurclubs als de Moslimbroederschap en Hamas omarmt?
Prof. dr. Esposito zou op het Ministerie van Buitenlandse Zaken spreken over «Is Islam to blame? Understanding the causes of radicalization and violent extremism» en op het The Hague Institute for Global Justice (IGJ) over «Countering Violent Extremism: The role of Religion in Conflict Prevention». De Ambassade van de Verenigde Staten trad op als medeorganisator voor de ronde tafel bij het IGJ. De lezing is georganiseerd als onderdeel van een breder beleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken om specialisten op het gebied van radicalisering en terrorisme uit te nodigen voor presentaties en discussies.
Welke kosten zijn verbonden aan deze lezing, voor wiens rekening zijn die, en wie zijn voor deze onzin uitgenodigd en worden daardoor getrakteerd op een flink portie islampropaganda?
De kosten voor het organiseren van de lunchlezing op het Ministerie en de ronde tafel bij het IGJ zijn voor de respectievelijke organisaties. De (trans-Atlantische) reiskosten voor Prof. dr. Esposito maken hier geen deel van uit. De uitnodigingen waren gericht aan experts binnen en buiten de overheid op het gebied van ondermeer de Islam, radicalisering, en contraterrorisme.
Bent u bereid deze lezing te annuleren en dergelijke islampropaganda ook in de toekomst geen stem te geven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u deze vragen vóór 9 september 2016 beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Terreursteun voor Rotterdamse salafistenschool |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Omstreden stichting steunt salafisten»?1
Ja.
Klopt het dat organisatie Eid Charity uit Qatar – die onder meer banden onderhoudt met de terroristen van Hamas, de Jemenitische Al-Qaeda-leider al-Humayqani en Jabhat al-Nusra – achter de financiering zit van de Rotterdamse salafistenschool?
Het pand is gekocht met financiering van Sheikh Eid bin Mohammad al Thani Charitable Association uit Qatar. Voor Nederland is relevant of een organisatie op de nationale, Europese of VN-sanctielijst staat. Dat is niet het geval.
Bent u tevens bekend met het feit dat deze organisatie zelf ook expliciet op een terreurlijst voorkomt?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de stichtingen Al Nour, op papier koper van het pand waar de school in gevestigd wordt, en stichting Waqf, waarvan de voorzitter de koop heeft getekend en meerdere malen geweldspredikers uitnodigde, te laten ontbinden op grond van art. 2:20 BW? Zo nee, waarom niet?
Het is aan het Openbaar Ministerie om te beoordelen of er feiten en omstandigheden aanwezig zijn die aanleiding vormen om een verzoek tot civielrechtelijke verbodenverklaring of ontbinding ex art. 2:20 BW bij de rechtbank in te dienen.
Bent u, in navolging van de meerderheid van de Kamer, van mening dat het salafisme de kweekvijver is tot jihadisme en daarom een gevaar vormt voor de openbare orde en veiligheid?
Het kabinet deelt de zorg van de Kamer over bepaalde uitingen van het salafisme die bijdragen aan antidemocratisch, anti-integratief en onverdraagzaam gedrag dat haaks staat op de uitgangspunten van de rechtsstaat en de waarden die in Nederland worden gekoesterd. Indien personen of organisaties (hetzij salafistisch, hetzij andersoortig) strafbare feiten plegen, een gevaar vormen voor de openbare orde of voor de nationale veiligheid worden deze aangepakt. Artikel 23 van de Grondwet garandeert iedereen in Nederland vrijheid van onderwijs. Deze vrijheid is echter geen vrijbrief voor het uitdragen of overbrengen van gedachtegoed dat haaks staat op de fundamentele waarden van onze samenleving. Daar waar de wet wordt overtreden, wordt gehandhaafd. Naast handhaving zal de overheid ook verstoren, confronteren en de interactie aangaan bij niet-strafbare, maar wel problematische gedragingen zoals het verspreiden van intolerantie en beperken van vrijheden.
Welke mogelijkheden ziet u, gegeven de nieuwe context waarin er ook sprake is van banden met een terreurorganisatie, de komst van de salafistenschool tegen te houden?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat er überhaupt geen ruimte dient te zijn voor salafistenscholen in Nederland? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te treffen?
Zie antwoord vraag 5.
Ziet u inmiddels de absolute noodzaak in om de buitenlandse financiering van dit soort organisaties te verbieden?
Zoals eerder toegezegd zal het Kabinet de Kamer in november per brief informeren over de uitwerking van de openstaande moties inzake buitenlandse financiering.
De berichten ‘Salafisten Rotterdam hebben omstreden geldschieter’ en ‘Hoe salafistengeld naar Nederland stroomt’ |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Salafisten Rotterdam hebben omstreden geldschieter»1 en «Hoe salafistengeld naar Nederland stroomt»?2
Ja.
Hoe rijmt u het feit dat de stichting «Eid Charity» in verband wordt gebracht met steun aan islamitisch terrorisme met hun verklaring dat zij een positieve bijdrage wil leveren aan de Nederlandse samenleving?
Zoals (op 24 oktober jl.) door het college van B&W van Rotterdam schriftelijk aan de gemeenteraad gemeld, heeft de Sheikh Eid Charitable Foundation aangekondigd de activiteiten in het pand stop te zetten en graag bereid te zijn het pand te verkopen aan de gemeente Rotterdam of aan een andere geïnteresseerde partij. Deze toezeggingen zijn schriftelijk bevestigd. De gemeente Rotterdam en de Sheikh Eid Charitable Association zijn in gesprek over de verkoop van het pand.
Deelt u de mening dat de stichting Al Nour vanwege haar islamiseringsagenda niet in Nederland thuishoort en derhalve verboden moet worden? Zo neen, waarom niet?
Het is aan het Openbaar Ministerie om te beoordelen of er feiten en omstandigheden aanwezig zijn die aanleiding vormen om een verzoek tot civielrechtelijke verbodenverklaring of ontbinding ex art. 2:20 BW bij de rechtbank in te dienen.
Bent u bereid ervoor zorg te dragen dat de aankoop van het gebouw wordt teruggedraaid en de stichting «Eid Charity» nooit meer voet aan de grond krijgt in Nederland? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Turkse steun voor jihadi’s en een Turks verzoek om de inzet van inlichtingendiensten voor de jacht op opponenten van Erdogan |
|
Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat de Turkse inlichtingendienst (MIT) steun heeft gevraagd aan een Duitse inlichtingendienst (BND) bij de jacht op opponenten van het bewind van president Erdogan?1
Ja
Is een dergelijk verzoek ook terecht gekomen bij een of meer Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten? Zo ja, hoe bent u hiermee omgegaan? Zo nee, welke instructies gaf en geeft u aan de inlichtingendiensten voor het geval een dergelijk verzoek binnenkomt?
De AIVD en de MIVD werken binnen de kaders van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV2002). Voor de samenwerking van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten met buitenlandse diensten geldt dat de aard van deze samenwerking (mede) wordt bepaald door criteria zoals de democratische inbedding, de professionaliteit en betrouwbaarheid van de desbetreffende dienst en het mensenrechtenbeleid van het desbetreffende land.
Toezichtsrapport 48 van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) over de invulling van deze samenwerkingscriteria door de AIVD en de MIVD en de reactie van de Ministers van BZK en Defensie hierop (Kamerstuk 29 924, nr. 142 d.d. 30 juni 2016) gaan meer in detail op de samenwerking met buitenlandse diensten in.
De regering kan in het openbaar niet ingaan op concrete contacten tussen Nederlandse en buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Nederland heeft regelmatig contact met de Turkse autoriteiten over verschillende onderwerpen.
Turkije is een belangrijke partner in de strijd tegen terroristische organisaties als ISIS en daaraan gelieerde individuen. Dit is tijdens het bezoek van Minister Koenders aan Ankara op 29 augustus jl. benadrukt.
Ziet u hierin aanleiding om de samenwerking met Turkse inlichtingendiensten te beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om aan president Erdogan duidelijk te maken dat de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten geen verlengstuk mogen zijn van zijn politieke terreur?
Zie antwoord vraag 2.
Kent u het bericht dat de Turkse regering jihadi’s steunt?2
Ja.
Was de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) bekend met deze Turkse steun voor jihadi’s?
Over specifieke aandachtsgebieden en het kennisniveau van de AIVD en MIVD kunnen in het openbaar geen uitspraken worden gedaan.
Het bericht dat de Duitse regering meent dat Turkije islamitische organisaties en terreurgroepen steunt |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat uit uitgelekte stukken van de Duitse regering zou blijken dat Turkije met medeweten van president Erdogan islamitische organisaties en terreurgroepen steunt?1
Het kabinet is bekend met het artikel en met eerdere berichten die spreken over de vermeende steun vanuit Turkije aan diverse groeperingen in de regio.
Wat is er waar van deze berichten? Bent u bereid hierover met uw Duitse collega in overleg te treden en de resultaten van uw bevindingen aan de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
De gestelde vragen door de Bondsdag zijn deels openbaar beantwoord, waarbij opgemerkt dient te worden dat het openbare deel van de antwoorden nog niet gepubliceerd is door de Bondsdag. Het gelekte deel, dat vertrouwelijk is, bevat slechts een element in de Duitse visie op Turkije, zo stelde de Duitse Minister De Maizière op donderdag 18 augustus jl. Duitsland heeft onderstreept dat Turkije een partner is en blijft in de strijd tegen terrorisme. Het Duitse regeringsbeleid is daarmee in lijn met het huidige kabinetsbeleid. Een additioneel overleg om dit te bespreken is hiervoor niet vereist.
Welke gegevens omtrent de banden met en steun van Turkije aan islamitische organisaties en terreurgroepen zijn de Nederlandse regering bekend? Sinds wanneer?
Het kabinet onderstreept, net als de Duitse regering, dat Turkije een partner is en blijft in de strijd tegen terrorisme. Het kabinet heeft meermaals in Kamerstukken en in openbare samenvattingen van het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland geschreven over de rol van de Turkse regering in de strijd tegen ISIS. Sinds de diverse aanslagen op Turks grondgebied zijn er tekenen dat Turkije de dreiging vanuit ISIS steviger bestrijdt. Deze inspanningen zijn versterkt door onder andere op te treden tegen ISIS-presentie in Turkije en door de grens met het door ISIS gecontroleerde gebied in Syrië strenger te controleren.
Het kabinet kan bevestigen dat Turkije contacten onderhoudt met de Egyptische Moslimbroederschap, Hamas en verschillende gewapende oppositiegroepen. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de Egyptische Moslimbroederschap door de Europese Unie en Nederland niet is aangemerkt als een terroristische organisatie. Turkije, net als vele andere landen in de regio, beschouwt Hamas als de in 2006 democratisch verkozen regering van de Palestijnen en daarom als legitiem gekozen gesprekspartner.
Het feit dat de Turkse regering contacten onderhoudt met één of meer organisaties die door de Europese Unie en Nederland als terroristisch zijn aangemerkt is geen reden om de samenwerking met Turkije op terrorismebestrijding in brede zin te heroverwegen. Het kabinet blijft samenwerken met Turkije in de strijd tegen terroristische organisaties die door beide landen, dan wel door de Europese Unie en Turkije, zoals zodanig zijn aangemerkt.
In gesprekken met Turkije benadrukt Nederland dan ook dat inspanningen gewenst blijven om activiteiten van terroristische organisaties en daaraan gelieerde strijders te frustreren en waar mogelijk te voorkomen, met name door nadruk te leggen op versterking van de grenscontrole.
Het kabinet is niet van mening dat de EU-toetredingsonderhandelingen met Turkije of de uitvoering van de EU-Turkije Verklaring van 18 maart jl. gestopt moeten worden omwille van deze berichtgeving in de Duitse pers. Het EU-toetredingstraject is aan strenge criteria onderhevig waarbij Turkije aan alle geldende benchmarks zal moeten voldoen. Daarbij zij opgemerkt dat het kabinet van mening is dat er op dit moment, in het licht van de ontwikkelingen in de rechtsstaat in Turkije sinds de couppoging van 15 juli jl., geen sprake kan zijn positieve stappen in het EU-toetredingstraject. Wat betreft de EU-Turkije Verklaring van 18 maart jl. over de migratiecrisis heeft het kabinet uw Kamer eerder bericht dat de afspraken met Turkije nodig waren en zijn om gezamenlijk grip te krijgen op de vluchtelingenstroom. De samenwerking tussen de EU en Turkije is op dit dossier op alle niveaus onveranderd voortgezet.
Hoe duidt u deze zorgelijke berichten over Turkije?
Zie antwoord vraag 3.
Indien deze berichten over Turkije kloppen, welke gevolgen zouden die kunnen of moeten hebben voor de relatie met Turkije, onder andere met betrekking tot het toekomstige EU-lidmaatschap en de vluchtelingendeal?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de koers van Turkije zeer zorgelijk is? Op welke wijze kunt u er, tevens in Europees verband, aan bijdragen dat Turkije wordt aangesproken op dubieus beleid en gedrag?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u tevens de mening dat alles op alles moet worden gezet om met Turkije in gesprek te blijven, om ervoor te zorgen dat de banden tussen de Europese Unie en Turkije niet steeds verder verslechteren, mede gelet op de geopolitieke implicaties die dat heeft? Zo ja, op welke wijze wordt dit ingevuld?
De Europese Unie en het kabinet zullen blijven samenwerken met Turkije in de strijd tegen terrorisme. Deze samenwerking vindt plaats binnen de reeds bestaande bilaterale en multilaterale overleggen en samenwerkingsvormen waarvan Nederland en Turkije deel uit maken.
Het bericht dat de Duitse regering Turkije een platform voor islamisten noemt |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Berlijn noemt Turkije platform islamisten»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de Duitse regering Turkije, in antwoord op vragen van de Bondsdag, een «centraal platform voor islamitische groeperingen» heeft genoemd?
De gestelde vragen door de Bondsdag zijn deels openbaar beantwoord, waarbij opgemerkt dient te worden dat het openbare deel van de antwoorden nog niet gepubliceerd is door de Bondsdag. Het gelekte deel, dat vertrouwelijk is, bevat slechts een element in de Duitse visie op Turkije, zo stelde de Duitse Minister De Maizière op donderdag 18 augustus jl.
Kunt u zich de eerdere vragen herinneren over het bericht dat Turkije nog altijd onderdak biedt aan talloze islamitische extremisten?2
Ja.
Deelt u de analyse van de Duitse regering? Kunt u ook, in aansluiting op de eerdere vragen, de ondersteunende maatregelen aan de Egyptische Moslimbroederschap, Hamas en diverse gewapende oppositiegroepen door de partij van president Erdogan bevestigen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet onderstreept, net als de Duitse regering, dat Turkije een partner is en blijft in de strijd tegen terrorisme. Het kabinet heeft meermaals in Kamerstukken en in openbare samenvattingen van het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland geschreven over de rol van de Turkse regering in de strijd tegen ISIS. Sinds de diverse aanslagen op Turks grondgebied zijn er tekenen dat Turkije de dreiging vanuit ISIS steviger bestrijdt. Deze inspanningen zijn versterkt door onder andere op te treden tegen ISIS-presentie in Turkije en door de grens met het door ISIS gecontroleerde gebied in Syrië strenger te controleren.
Gezien de geografische ligging heeft Turkije direct te maken met de conflicten in buurlanden Syrië en Irak. Het kabinet kan bevestigen dat Turkije contacten onderhoudt met de Egyptische Moslimbroederschap, Hamas en verschillende gewapende oppositiegroepen. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de Egyptische Moslimbroederschap door de Europese Unie en Nederland niet is aangemerkt als een terroristische organisatie. Turkije, net als vele andere landen in de regio, beschouwt Hamas als de in 2006 democratisch verkozen regering van de Palestijnen en daarom als legitiem gekozen gesprekspartner. Het kabinet zal blijven samenwerken met Turkije in de strijd tegen terroristische organisaties die door beide landen, dan wel door de Europese Unie en Turkije, als zodanig zijn aangemerkt.
Hoe beoordeelt u in het bijzonder de ondersteuning door een NAVO-bondgenoot aan organisaties die op de EU-terreurlijst staan?
Zie antwoord vraag 4.
De uitlatingen van de Turkse consul-generaal te Rotterdam over de Hizmet/Gülen-beweging en de invloed die Turkije uitoefent op burgers in Nederland |
|
Raymond Knops (CDA), Pieter Omtzigt (CDA), Michel Rog (CDA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Hoeveel aangiftes zijn er gedaan in Nederland over onder andere bedreiging in de Turks-Nederlandse gemeenschap naar aanleiding van de oproep van de Minister van Buitenlandse Zaken om aangifte te doen?1
Er zijn ongeveer 175 aangiftes gedaan terzake onder meer bedreiging, belediging en smaad(schrift).
Hebben die aangiftes al geleid tot enige actie zoals formele aanklachten? Zo ja, kunt u dan precies aangeven hoeveel mensen formeel zijn aangeklaagd en hoeveel mensen een straf gehad hebben (via het OM of de rechter)?
Er lopen inmiddels verschillende strafrechtelijke onderzoeken, twee verdachten zijn aangehouden vanwege bedreiging. Door deze aanhoudingen zijn meerdere aangiften opgevolgd. Het is niet uitgesloten dat er meer aanhoudingen zullen volgen. Gezien de grote concentratie van aangiften in de eenheid Rotterdam heeft het lokaal gezag besloten daar tijdelijk een speciaal team in het leven te roepen bij de politie.
Hoe beoordeelt u de uitspraken van de Turkse Minister van Economie Nihat Zeybekci: «Niet alleen de doodstraf. Wij gaan ze op zo’n manier straffen dat ze ons zullen smeken om gedood te worden om aan hun lijden een einde te maken»?2
De uitspraken van de Turkse Minister zijn voor zijn rekening. Het kabinet heeft van meet af aan de couppoging in krachtige termen veroordeeld, en tegelijkertijd bij de Turkse autoriteiten erop aangedrongen te allen tijde binnen de kaders van de rechtsstaat te opereren. Het kabinet heeft meermaals de grote zorgen overgebracht over de effecten van de coup en de nasleep ervan in Turkije.
Hoe beoordeelt u het feit dat de Turkse consul-generaal in Rotterdam vindt dat hij aanhangers van Gülen in Rotterdam wel terroristen kan noemen?3
De Turkse regering acht de Gülenbeweging verantwoordelijk voor de coup die gepleegd is op 15 juli jl. Een aantal maanden voor de coup plaatsvond heeft president Erdoğan de Gülenbeweging aangemerkt als een terroristische organisatie. Dit heeft voor de Turkse regering de consequentie dat aanhangers van deze beweging aangemerkt worden als terroristen. Dit strookt niet met het kabinetsbeleid aangezien de Gülenbeweging niet door de Europese Unie of door Nederland is aangemerkt als een terroristische organisatie. Daaraan gelieerde organisaties en/ of individuen worden dan ook niet gezien als terroristen.
Hoe beoordeelt u het feit dat dezelfde consul-generaal Nederlands-Turkse bedrijven oproept om Hizmet aanhangers te boycotten en zuiveringen van Hizmet-aanhangers uit openbare functies goedpraat?4
Nederlandse burgers moeten in vrijheid eigen keuzes kunnen maken. Het is onacceptabel dat buitenlandse overheden die keuzes openlijk proberen te beïnvloeden. De Turkse autoriteiten dienen zich zich niet te bemoeien met de keuzes die Nederlandse burgers maken. Het kabinet stelt dit consequent en in kritische bewoordingen bij de Turkse autoriteiten aan de orde. Het Kabinet maakt zich zorgen over de situatie in de Turkse gemeenschap in Nederland en keurt elke vorm van intimidatie af. De uitspraak van de Turkse consul-generaal over de situatie in Turkije is voor zijn eigen rekening.
Herinnert u zich dat u de Turkse ambassadeur vlak na de mislukte staatsgreep gewezen heeft op uw zorgen over de effecten van de coup en de nasleep ervan in Turkije zelf, en in Nederland?5
De Turkse autoriteiten zijn meermaals gewezen op onze zorgen over de effecten van de coup en de nasleep ervan in Turkije zelf en in Nederland. Het kabinet heeft er in deze contacten sterk op aangedrongen ervoor te zorgen dat spanningen uit Turkije niet naar Nederland worden geexporteerd. In het geval van het meldpunt is onmiddellijk bezwaar aangetekend. Dit heeft ertoe geleid dat het meldpunt een dag nadat het werd ingesteld weer is ingetrokken.
Herinnert u zich dat vanuit hetzelfde consulaat-generaal volgens meerdere berichten de demonstratie in Almelo tegen de Armeense genocide is georganiseerd, waar schandelijke uitspraken zijn gedaan en waartegen aangifte gedaan is? Herinnert u zich dat vanuit datzelfde consulaat dit jaar «per ongeluk» een meldpunt is ingesteld waar beledigingen van de Turkse president Erdogan gemeld konden worden?6
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat de uitlatingen deze week van de Turkse consul-generaal de spanningen in Nederland verhogen?
Zie antwoord vraag 6.
Ziet u een rechtstreekse relatie tussen de oproepen en uitlatingen van vertegenwoordigers van of namens de Turkse regering en de recente molestatie van een Erdogan-criticus in Amsterdam?7
Over lopende onderzoeken kan ik thans geen mededelingen doen.
Hoe beoordeelt u de kritiek van de aangevallen Nederlander die zegt al geruime tijd geleden aangifte te hebben gedaan van bedreiging en van mening is dat de politie dit had kunnen voorkomen?
Omdat het een lopend strafrechtelijk onderzoek betreft, kan ik daarover thans geen mededelingen doen.
Heeft u de Turkse consul-generaal aangesproken of bent u voornemens dat te doen?
U mag erop vertrouwen dat het kabinet de Turkse autoriteiten consequent aanspreekt bij gevallen waarvan wij vinden dat grenzen overschreden worden.
Heeft de Turkse overheid al verzoeken aan Nederland gedaan om mensen uit te leveren die sympathisant zouden zijn van Hizmet, Gulen en/of betrokken bij de poging tot een staatsgreep in Turkije? Zo ja kunt u dan details geven?
Er is tot op heden één uitleveringsverzoek ingediend waarin de Turkse autoriteiten melding maken van lidmaatschap van Gülen. Dit verzoek, dat betrekking heeft op feiten die plaatsvonden voor de couppoging, wordt thans bestudeerd. Op individuele uitleveringsverzoeken kan ik niet ingaan.
Het kabinet schreef dat het bereid is de Europese Commissie te vragen of het mogelijk is de evaluatie van de pre-toetredingssteun een jaar eerder te doen plaatsvinden; wanneer heeft het kabinet dit aan de Commissie gevraagd en wat was het antwoord van de Europese Commissie?8
De eerstvolgende bijeenkomst van het comité voor pre-accessiesteun staat gepland voor 14 september. Dat zal het geschikte moment zijn om de situatie in Turkije en de eventuele gevolgen hiervan voor pre-accessiesteun te bespreken.
Wanneer heeft het kabinet in Raad van Europa-verband een oproep aan het European Committee for the Prevention of Torture gedaan om een bezoek te brengen aan Turkije? Heeft Nederland bijval gehad en is er al een CPT-team bezig met onderzoek in Turkije?
Het kabinet heeft in de weken na de mislukte couppoging nadrukkelijk en herhaaldelijk opgeroepen tot een bezoek van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (CPT) aan Turkije. Hier is inmiddels gehoor aan gegeven. Het CPT bezocht Turkije van 29 augustus t/m 6 september 2016.
Hoeveel mensen zijn er in Turkije gearresteerd, geschorst en ontslagen sinds de mislukte couppoging?
Volgens officiele bronnen waren 8651 militairen betrokken bij de coup (stand van zaken op 9 september 2016). Het merendeel is gearresteerd en wordt nog steeds vastgehouden in afwachting van berechting. In totaal zijn voor zover ons bekend ruim 40.000 personen gearresteerd, waarvan er naar schatting nog zeker 21.000 in voorarrest zitten. Daarnaast zijn op grond van hun banden met de Gülen-bewegingruim 62.000 ambtenaren ontslagen. Nadat in eerste instantie bijna 80.000 ambtenaren werden geschorst vaardigde de Turkse regering op 1 september drie nieuwe decreten uit (672, 673 en 674) waarin het ontslag van bijna 50.000 ambtenaren werd aangekondigd.
Bent u bekend met het feit dat de Erasmus Universiteit een meldpunt ingesteld heeft naar aanleiding van druk op Turkse studenten en wetenschappers?9 Hoeveel Turkse wetenschappers en studenten in Nederland zijn na de oproep van de Turkse autoriteiten teruggekeerd naar Turkije?
De Erasmus Universiteit heeft een informatiepunt ingesteld in hun Central International Office, bedoeld voor vragen van hun medewerkers en studenten. Ook Nederlandse studenten die vragen hebben over hun voorgenomen stage of uitwisseling aan een Turkse universiteit kunnen hier terecht. Overigens hebben alle universiteiten een soortgelijk informatiepunt ingesteld. Volgens de laatste stand van zaken zijn bij OCW geen zaken bekend waarbij Turkse wetenschappers en studenten na de oproep van de Turkse autoriteiten zijn teruggekeerd.
Deelt u de zorg dat na de zomervakantie op sommige scholen grote spanningen zullen ontstaan tussen Erdogan/AKP-aanhangers en Hizmet/Gülen-aanhangers en dat leerkrachten en leerlingen wellicht gediscrimineerd, weggepest of ontslagen zullen worden vanwege (vermeende) voorkeuren van henzelf of hun ouders?
Ja, die zorg delen we. Het kabinet vindt het onacceptabel dat het onderwijs aan kinderen lijdt onder de gevolgen van spanningen in Turkije. In de weken voorafgaand aan het nieuwe schooljaar is daarom een taskforce opgericht, die er samen met schoolbesturen, ouders en gemeenten alles aan heeft gedaan om te zorgen dat alle leerlingen bij de start van het nieuwe schooljaar veilig naar school konden gaan.
Welke acties neemt de Nederlandse regering om ervoor te zorgen dat er geen conflicten uitbreken op Nederlandse scholen en dat slachtoffers daarvan onmiddellijk beschermd zullen worden en daders gestraft?
Het is onacceptabel dat spanningen na de mislukte staatsgreep in Turkije in Nederland leiden tot intimidatie en geweld. Als scholen daarmee te maken hebben, is het van belang dat ze aangifte doen. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap houdt nauw contact met gemeenten en schoolbesturen en heeft een Taskforce opgericht. In de eerste schoolweken na de zomervakantie hebben gemeenten en scholen waar dit zou kunnen spelen extra maatregelen genomen om de veiligheid te garanderen. De politie was geïnformeerd en betrokken. Op sommige scholen waren particuliere beveiligers aanwezig. Inmiddels is de beveiliging op deze scholen afgebouwd. De spanningen waren en zijn sterk voelbaar op sommige scholen. De start van het schooljaar is zonder grote incidenten verlopen.
Los daarvan zien we dat op scholen de spanningen hoog kunnen oplopen. In opdracht van OCW adviseert de Stichting School en Veiligheid de schoolbesturen hoe met de spanningen om te gaan. Tijdens de zomer heeft de Stichting School en Veiligheid (SSV) specifieke informatie op de website gezet en advies op maat gegeven aan scholen die daar behoefte aan hadden. Ook de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft voor de start van het schooljaar informatie, adviezen en goede voorbeelden over het omgaan met deze spanningen verzameld en verspreid onder gemeenten en scholen. De ESS heeft samen met de SSV de factsheet «Maatschappelijke en politieke spanning in Turkije» opgesteld.
Is er sprake van een lange arm van Ankara in Nederland, zoals bijvoorbeeld GroenLinks-raadslid Tekir beweert?10
Nederland kent een grote Turks-Nederlandse gemeenschap. Het spreekt vanzelf dat er banden bestaan tussen deze gemeenschap en Turkije. Turkije heeft al sinds jaar en dag openlijk een actief beleid richting de Turkse diaspora, ook in Nederland. Sinds de couppoging is dit beleid actiever en zichtbaarder geworden. De Turkse autoriteiten dienen zich echter niet te bemoeien met de keuzes die Nederlandse burgers maken. Het kabinet stelt dit consequent en in kritische bewoordingen aan de orde bij de Turkse autoriteiten, zoals ook is gebeurd in het geval van het hogergenoemd meldpunt.
Is het kabinet voornemens om na de grootschalige zuivering binnen het onderwijs en de academische wereld in Turkije de toegang tot subsidiemogelijkheden en onderzoeksbeurzen te heroverwegen?
Het kabinet volgt nauwgezet de ontwikkelingen in het Turkse onderwijs en de academische wereld. Op dit moment is er geen aanleiding voor het kabinet om de toegang tot subsidiemogelijkheden en onderzoeksbeurzen te heroverwegen.
Kunt u deze vragen één voor één en voor aanvang van het nieuwe schooljaar beantwoorden?
De vragen zijn zoveel mogelijk één voor één beantwoord. Gezien de complexiteit van de vragen is het helaas niet gelukt de antwoorden hierop voor de aanvang van het nieuwe schooljaar in te dienen.
Het nieuws dat de FBI vooraf zou hebben geweten van de aanslag in Garland op 3 mei 2015 |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de berichten in Vrij Nederland van 8 augustus 2016 «FBI wist vooraf van terreuraanslag waaraan Wilders in Texas ontsnapte»1, in The Daily Beast van 5 augustus 2016 «FBI Agent Apparently Egged on «Draw Muhammad» Shooter»2, en van de beëdigde verklaring van een FBI undercover agent waarvan sprake is in deze berichten?3
Ja.
Is het waar dat een FBI undercover agent vóór de aanslag in Garland contact had met één van de terroristen en hem mogelijk tot deze misdaad heeft aangezet, terwijl de Amerikaanse autoriteiten wisten dat er naast de aanwezige Amerikaanse burgers ook een Nederlands parlementslid, die al jaren zwaar beveiligd wordt, met Nederlandse politiemensen in de zaal in Garland aanwezig was?
De mediaberichtgeving, waaronder een transcript met een verklaring van een FBI undercover agent, is mij bekend. Ik heb de Amerikaanse autoriteiten verzocht om een nadere duiding van de mediaberichten met het oog op de vermeende voorkennis van de FBI.
Nee, de Amerikaanse autoriteiten hebben de Nederlandse autoriteiten niet op de hoogte gesteld van de vermeende voorkennis van de FBI. Er is op de gebruikelijke wijze informatie uitgewisseld met de Amerikaanse autoriteiten in relatie tot de aanwezigheid van een Nederlandse persoon die valt in het rijksdomein, zowel voorafgaand, tijdens als na de aanwezigheid in Garland.
De Nederlandse overheid zorgt er in nauwe samenwerking met buitenlandse autoriteiten voor dat het benodigde niveau van beveiligingsmaatregelen rondom bepaalde reizen van personen die vallen in het rijksdomein4 wordt gerealiseerd.
Hebben de Amerikaanse autoriteiten de Nederlandse autoriteiten op enige manier (via ministeries, de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, de Dienst Bewaken en Beveiligen (DBB), ambassade, etc.) op de hoogte gesteld van de informatie die de FBI volgens de beëdigde verklaring van de FBI undercover agent zou hebben gehad over een mogelijke aanslag in Garland? Zo ja, wanneer en wat is hiermee gedaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de VS onmiddellijk om opheldering te vragen over deze berichten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wilt u deze vragen nog deze week beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het bericht “Priester vermoord bij gijzeling in kerk Normandië” |
|
Alexander Pechtold (D66), Judith Swinkels (D66) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het bericht dat een van de plegers van de aanslag in Saint-Etienne-du-Rouvray op 26 juli 2016, Adel Kermiche, vorig jaar tot tweemaal toe heeft geprobeerd Syrië te bereiken?1
De Franse autoriteiten bevestigen dat Adel Kermiche twee keer getracht heeft naar Syrië te reizen.
Klopt het dat Adel Kermiche bekend was bij de Franse opsporingsdiensten en bij deze diensten bekend stond als staatsgevaarlijk?
De Franse autoriteiten bevestigen dat zij een strafrechtelijk onderzoek zijn gestart naar Adel Kermiche na zijn aanhouding in Duitsland en uitzetting naar Frankrijk. In het kader van het lopende strafrechtelijk onderzoek was hij in voorlopige hechtenis genomen. Vervolgens was de voorlopige hechtenis omgezet in de verplichting tot het dragen van een enkelband.
Stond Adel Kermiche sinds zijn eerste aanhouding in Duitsland naar aanleiding van zijn poging tot uitreizen naar Syrië gesignaleerd in het Schengen Informatiesysteem? Zo nee, stond hij dat na zijn tweede uitreis en de daaropvolgende aanhouding in Turkije?
De Franse autoriteiten bevestigen dat Adel Kermiche gesignaleerd stond in SIS vanaf zijn aanhouding bij de eerste uitreispoging op 24 maart 2015. De signalering is beëindigd op 23 maart 2016.
Kent Nederland eveneens een soortgelijk predicaat staatsgevaarlijk? Zo ja, hoe definieert u dit? Is dit predicaat van toepassing op uitreizigers naar en terugkeerders uit Syrië?
Nederland kent niet het predicaat «staatsgevaarlijk».
Hoeveel uitgereisde Syriëgangers vanuit Nederland dragen het predicaat staatsgevaarlijk? Hoeveel teruggekeerde Syriëgangers in Nederland dragen het predicaat staatsgevaarlijk?
Zie antwoord vraag 4.
Aan hoeveel teruggekeerde Syriëgangers in Nederland, met of zonder het stempel staatsgevaarlijk, is een enkelband opgelegd? Onder welke voorwaarden kunnen zij zich in publieke ruimtes bewegen?
In Nederland staan momenteel twee zogenoemde terugkeerders onder toezicht van de reclassering die worden gecontroleerd met een enkelband. De enkelband ondersteunt de reclassering bij het controleren van de bijzondere voorwaarden locatieverbod of -gebod.
In het strafrecht besluit de rechter (en bij bepaalde modaliteiten OM of DJI), meestal op advies van de reclassering en vordering door het OM, tot het opleggen van een enkelband. De rechter bepaalt dan ook de bewegingsvrijheid van betrokkene. Op basis van de dreiging die van een persoon uitgaat worden gebieden en locaties aangewezen. De voorwaarden en toegang tot specifieke publiek ruimtes verschillen per geval.
Indien de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding (Twbmt) tot wet wordt verheven, kan ik, wanneer dat noodzakelijk is met het oog op de bescherming van de nationale veiligheid, aan een persoon die op grond van zijn gedragingen in verband kan worden gebracht met terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan een gebiedsverbod opleggen (artikel 2, tweede lid, onderdeel b, Twbmt). Indien dat noodzakelijk is met het oog op de naleving van een gebiedsverbod kan ik besluiten tot het toepassen een enkelband waarmee toezicht wordt gehouden op de naleving van dat verbod (artikel 2a, eerste lid, Twbmt).
In hoeverre is het predicaat staatsgevaarlijk een uniforme Europese juridische term als het gaat om het opleggen van strafrechtelijke sancties? Bestaat hiervan een uniforme definitie met gelijke strafrechtelijke gevolgen binnen de EU?
Er is geen uniforme Europese juridische of operationele term voor staatsgevaarlijk. De bescherming van de binnenlandse veiligheid is een domein waarvoor de EU lidstaten eigen verantwoordelijkheid hebben (artikel 72 van het Verdrag betreffende de werking van de Unie).
Relevant is dat de nationale opsporings- of signaleringsaanduidingen moeten leiden tot de juiste signalering in de Europese en internationale informatiesystemen. Onder Nederlands EU voorzitterschap is in de eerste helft van 2016 sterk geïnvesteerd in het verbeteren van deze informatie-uitwisseling tussen EU-lidstaten. Dit heeft geresulteerd in een routekaart ter verbetering van informatie-uitwisseling en informatiemanagement, inclusief oplossingen voor interoperabiliteit in het gehele JBZ-domein en een groot aantal concrete acties op de terreinen terrorismebestrijding, migratie, grensmanagement en rechtshandhaving. Een van de acties in deze routekaart richt zich specifiek op het creëren van gemeenschappelijke criteria als het gaat om het signaleren van personen die betrokken zijn bij terrorisme of terrorisme gerelateerde activiteiten.
Tot slot zijn bij de strafrechtelijke aanpak de gezamenlijke inspanningen van de lidstaten erop gericht om deze te versterken en de wederzijdse juridische samenwerking te verbeteren. Daartoe strekt ook de richtlijn terrorismebestrijding waar de Raad op dit moment met het Europees parlement en de Europese Commissie over onderhandelt. Met deze richtlijn wordt de bestaande EU-regelgeving op het gebied van de strafrechtelijke aanpak van terrorisme onder meer aangevuld met de strafbaarstelling van het ontvangen van training voor terrorisme, van het uitreizen om in het buitenland terroristische misdrijven te plegen en het financieren en faciliteren daarvan.
In hoeverre bestaat binnen het Europees juridisch systeem uniformiteit over het wel of niet opleggen van een enkelband aan personen die met terreur in verband gebracht kunnen worden?
Binnen de lidstaten van de Europese Unie bestaat geen uniforme regelgeving over het wel of niet opleggen van een enkelband aan personen die met terrorisme in verband gebracht kunnen worden.
Deelt u de mening dat verschillende juridische definities binnen Europa en de strafrechtelijke gevolgen daarvan voor personen die met terreur in verband gebracht worden, onwenselijk zijn voor een gezamenlijke Europese terreuraanpak? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht dat Turkije nog altijd onderdak biedt aan talloze islamitische extremisten |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Double game? Even as it battles ISIS, Turkey gives other extremists shelter»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de Turkse regering doelbewust onderdak biedt aan leiders van islamistische organisaties die door de Europese Unie en de Verenigde Staten worden aangemerkt als terreurorganisaties? Kunt u tevens bevestigen dat veel van de activisten die Turkije huisvest of heeft gehuisvest, banden hebben of hadden met organisaties als Al-Qaeda en soortgelijke jihadistische netwerken?
De Verenigde Naties heeft Jabhat al-Nusra, net als Al Qaeda en ISIS op de VN-terreurlijst geplaatst met als reden de activiteiten van deze organisaties voor zover mogelijk te belemmeren. Door deze organisaties ook op de nationale terrorismelijst te plaatsen, heeft Turkije toegezegd maatregelen te nemen om alle mogelijke ondersteuning, waaronder financiële, aan deze organisaties tegen te gaan. Tegelijkertijd kan het kabinet niet uitsluiten, mede vanwege het diffuse beeld aan de Turkse grens en de diverse strijdgroeperingen die daar actief zijn, dat vanuit Turks grondgebied steun wordt verleend aan deze en andere organisaties. In gesprekken met Turkije benadrukken Nederland en andere partners dat maximale inspanningen gewenst blijven om activiteiten van organisaties als Al Qaeda, ISIS en Jabhat al-Nusra te frustreren en te voorkomen. De uitspraken van president Erdoğan over Jabhat al-Nusra zijn voor zijn rekening.
Wat kunt u mededelen over het beleid van de Turkse regering sinds 2013 om leiders van de Egyptische Moslim Broederschap in Turkije te huisvesten? Heeft de Turkse regering, voor zover u bekend, deze activisten expliciet uitgenodigd om in Turkije onder te duiken? Hoe beoordeelt u dit beleid? Komt dit beleid wel eens aan de orde in contacten tussen Nederlandse en/of Europese diplomaten en Turkse diplomaten?
In september 2014 verklaarde president Erdoğan in een gesprek met Turkse media dat leiders van de Egyptische Moslimbroederschap naar Turkije kunnen komen, mits zij binnen de kaders van de wet de standaardprocedures voor toegang tot Turkije succesvol doorlopen. Het kabinet is van mening dat het niet op gespannen voet staat met de strijd tegen terrorisme dat leden van de Egyptische Moslimbroederschap woonachtig zijn in Turkije, omdat de Egyptische Moslimbroederschap niet door Nederland en de EU wordt aangemerkt als een terroristische organisatie. De houding van Turkije jegens de Egyptische Moslimbroederschap komt niet specifiek aan de orde in officiële gesprekken tussen Nederland en Turkije.
Zijn er indicaties dat leiders van Jabhat al-Nusra in Turkije verblijven? Kunt u in algemene zin reflecteren op de houding van de Turkse regering ten aanzien van Jabhat al-Nusra en andere aan Al-Qaeda gelieerde entiteiten? Hoe beoordeelt u daarnaast de uitspraak van de Turkse president Erdogan dat het ongepast zou zijn om Jabhat al-Nusra aan te merken als een terroristische organisatie, in het bijzonder in het licht van het feit dat Turkije, zoals u zelf op 23 juni 2016 schreef in antwoord op schriftelijke vragen van de leden Omtzigt en Knops2, deze organisatie formeel op de nationale terrorismelijst heeft staan?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u het Turkse beleid om in Istanbul het hoofdkwartier van Hamas te huisvesten?
De Europese Unie en haar lidstaten waaronder Nederland beschouwen Hamas als een terroristische organisatie. Daarentegen heeft Turkije een andere afweging gemaakt. Turkije, net als andere landen in de regio, beschouwt Hamas als de in 2006 democratisch verkozen regering van de Palestijnen en daarom als legitiem gekozen gesprekspartner. Het kabinet blijft samenwerken met Turkije in de strijd tegen terroristische organisaties die door beide landen, dan wel door de Europese Unie en Turkije, zoals zodanig zijn aangemerkt.
Heeft u de afgelopen maanden een grotere welwillendheid van de Turkse regering bespeurd om actief bij te dragen aan de strijd tegen ISIS, al dan niet naar aanleiding van de diverse aanslagen op Turks grondgebied die door ISIS zouden zijn aangemoedigd? Graag een toelichting.
Voor de Europese Unie, haar lidstaten en de Verenigde Staten is Turkije een essentiële partner in de strijd tegen terroristische organisaties zoals ISIS en daaraan gelieerde individuen. Zo werken de Europese Unie, haar lidstaten en de Verenigde Staten nauw samen met Turkije in onder meer de anti ISIS coalitie en het Global Counterterrorism Forum (GCTF). Binnen deze multilaterale fora spelen Turkije en Nederland een aanzienlijke rol, onder meer door werkgroepen voor te zitten en initiatieven te leiden. De contraterrorisme-dialoog in juni jl. tussen Turkije en de Europese Unie had tot doel de samenwerking in de strijd tegen verschillende terroristische organisaties te versterken. Daarbij is specifiek aandacht besteed aan de samenwerking betreffende uitzetting en terrorismefinanciering.
Zoals bekend is Turkije de afgelopen maanden bij herhaling slachtoffer geweest van terroristische aanslagen door verschillende organisaties, waaronder ISIS. Het kabinet verwijst bijvoorbeeld naar de afschuwelijke aanslag op vliegveld Atatürk van Istanbul en de aanslag in Gaziantep.
Verdere inspanningen van Turkije, en andere bondgenoten in de anti ISIS-coalitie, blijven gewenst om ISIS uiteindelijk te verslaan. De afgelopen maanden is merkbaar geweest dat de inspanningen van Turkije versterkt zijn. Zo heeft Turkije de grensbewaking met Syrië versterkt, zijn meer terrorismeverdachten aangehouden in Turkije maar ook aan de Turkse buitengrenzen en heeft Turkije het aantal personen op de Turkse no-entry lijst opgehoogd. Deze inspanningen leiden er toe dat er meer informatie wordt gedeeld tussen landen die lid zijn van de anti-ISIS coalitie en internationale organisaties om de dreiging van ISIS, en buitenlandse strijders, zo goed mogelijk het hoofd te bieden. Mede in dit licht blijft het essentieel om ISIS gezamenlijk aan te pakken in samenwerking met Turkije en andere landen.
De NAVO maakt als organisatie geen onderdeel uit van de anti-ISIS coalitie. Op de NAVO-top in Warschau is niet gesproken over bilaterale maatregelen van bondgenoten in de strijd tegen ISIS. Wel heeft president Erdogan herhaaldelijk gewezen op de dreiging vanuit Syrië. De NAVO bondgenoten hebben op de top gezamenlijk besloten om informatie afkomstig van de NAVO AWACS vliegtuigen te zullen delen met de anti-ISIS coalitie. Ook zal de NAVO enkele trainingen die in Jordanië worden gegeven verplaatsen naar Irak om de effectiviteit van de trainingen te verhogen.
Kunt u zich herinneren dat u op 23 juni 2016, eveneens in antwoord op schriftelijke vragen van de leden Omtzigt en Knops, schreef «dat verdere versterking van Turkse inspanningen in de strijd tegen ISIS gewenst blijft»?3 Kunt u specificeren op welke vlakken verdere inspanning van de Turkse regering in de strijd tegen ISIS gewenst is? En heeft de Turkse regering op de recente NAVO-Top in Warschau nog nieuwe toezeggingen gedaan inzake de strijd tegen ISIS?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht dat een terreurverdachte op het vliegtuig naar Turkije kon stappen |
|
Alexander Pechtold (D66), Judith Swinkels (D66) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Inname paspoort stopt jihadist niet»?1
Ja.
In welke nationale, Europese en/of mondiale systemen stond de betreffende Syriëganger na zijn eerste poging om uit te reizen in april 2015 gesignaleerd? Hoe heeft u deze informatie gedeeld met andere inlichtingen- en veiligheidsdiensten dan de Nederlandse?
De betrokkene stond vanaf het moment dat hij als potentiële uitreiziger gekwalificeerd werd, gesignaleerd in het Schengen Informatie Systeem (SIS II) en Interpol Notices en Diffusions. Dat was voor zijn eerste uitreispoging. De signaleringen waren ook ten tijde van zijn tweede uitreis actief. Deze signaleringen zijn standaard voor uitreizigers die zich (willen) aansluiten bij een terroristische strijdgroepering. De signaleringen worden standaard gedeeld met een aantal landen en organisaties, waaronder de EU-lidstaten (via SIS-II), Interpol, Europol en – relevant voor voorliggende casus – Turkije.
Op welke wijze zijn de bewegingen van de betreffende eerder tegengehouden Syriëganger in de gaten gehouden, nadat het verzoek van het Openbaar Ministerie (OM) in januari 2016 om hem te verplichten een enkelband te dragen werd afgewezen?
De inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de opsporingsdiensten doen er alles aan om (potentiele) uitreizigers daar waar nodig in het zicht te houden. Conform de integrale aanpak van het jihadisme worden alle (potentiële) uitreizigers en terugkeerders die in beeld zijn besproken in een multidisciplinair casusoverleg in het lokale domein.
Vanaf onderkenning van de eerste uitreispoging van betrokkene is hij besproken in dat casusoverleg. In het overleg, onder regie van de burgemeester, hebben verschillende instanties uit de zorgketen, het sociale domein en ook politie, OM en de gemeente, de meest effectieve aanpak op basis van de feiten en omstandigheden vormgegeven om een nieuwe uitreispoging van betrokkene te kunnen belemmeren. Er waren tot aan het moment van zijn tweede uitreispoging bij de opsporingsdiensten geen concrete indicaties dat betrokkene opnieuw voornemens was uit te reizen. Ik kan vanwege het lopend strafrechtelijk onderzoek niet nader ingaan op de ingezette interventies in voorliggende casus en het effect daarvan.
Hoe kon de betreffende tegengehouden Syriëganger uit het zicht van de instanties raken?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verklaart u het feit dat een eerder tegengehouden Syriëganger afgelopen februari opnieuw heeft kunnen uitreizen via Düsseldorf? Hoe duidt u deze gang van zaken?
Betrokkene heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om met behulp van een Nederlandse identiteitskaart naar Turkije te reizen. Uiteraard is dit voor mij onacceptabel. Om dit in de toekomst te voorkomen heb ik in de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding een uitreisverbod voorgesteld. Dit wetsvoorstel ligt momenteel voor behandeling bij de Eerste Kamer. Samen met de wetswijziging van de Paspoortwet maakt het uitreisverbod het mogelijk om zowel het paspoort als de identiteitskaart van rechtswege te laten vervallen na het opleggen van een uitreisverbod. De persoon krijgt dan een vervangende ID- kaart waarmee niet buiten het Schengengebied mag worden gereisd.
Daarnaast heeft het OM naar aanleiding van deze casus aangegeven voortaan in beginsel preventief een Europees Aanhoudingsbevel uit te vaardigen tegen terrorismeverdachten die met schorsende voorwaarden van (voorlopige) hechtenis zijn ontheven. Dit maakt het mogelijk verdachten – als deze zich buiten Nederland bevinden – direct aan te houden door de buitenlandse autoriteiten omdat de schorsingsvoorwaarden worden overtreden.
Kunt u een feitenrelaas aan de Kamer doen toekomen van de acties die zijn ondernomen vanaf het moment dat de betreffende Syriëganger afgelopen februari opnieuw verdween totdat hij op 13 mei 2016 werd aangehouden in Turkije?
De betrokkene is op basis van de SIS-signalering in Düsseldorf gezien. De melding hiervan bereikte de officier van justitie die avond te laat om tijdig een Europees Aanhoudingsbevel uit te kunnen vaardigen. Deze gang van zaken wordt momenteel nader onderzocht. Betrokkene is vervolgens op 13 mei 2016 in Turkije aangehouden, waarna de Turkse autoriteiten medio juni zijn werkelijke identiteit hebben kunnen vaststellen. Direct daarop is de Nederlandse ambassade in Ankara ingelicht en is ook mijn departement geïnformeerd. Op 28 juni is betrokkene aan de Nederlandse autoriteiten overgedragen en gearresteerd. Waar betrokkene tussen 27 februari 2016 en 13 mei 2016 is geweest, en wat hij gedaan heeft, is onderwerp van strafrechtelijk onderzoek.
Op welke wijze heeft u het verdwijnen van de betreffende Syriëganger vanaf februari 2016 met andere EU-lidstaten gecommuniceerd?
De Nederlandse signaleringen in SIS-II worden standaard gedeeld met een aantal landen en organisaties, waaronder de EU-lidstaten, Interpol, Europol en – relevant voor voorliggende casus – Turkije.
Indien sprake is van een persoon die opgenomen is in SIS-II en jegens wie een aanhoudingsbevel door de Nederlandse autoriteiten wordt uitgevaardigd, wordt de «stille signalering» omgezet naar een signalering ter fine van aanhouding. In dit specifieke geval is dit gebeurd direct na het uitvaardigen van een Europees Aanhoudingsbevel na zijn tweede uitreis in februari 2016, welke ook is gedeeld met de Turkse autoriteiten.
Op welk moment en op welke wijze bent u door de Turkse overheid geïnformeerd over het aanhouden van de betreffende Syriëganger aan de Turks-Syrische grens op 13 mei jl.?
De Turkse autoriteiten hebben de Nederlandse ambassade in Ankara ingelicht nadat de identiteit van de betrokkene was vastgesteld. Hierna is betrokkene direct, en in goed overleg met de Turkse autoriteiten, overgedragen aan Nederland en is hij direct aangehouden op verdenking van een misdrijf met terroristisch oogmerk.
Op welke wijze acht u de informatie-uitwisseling tussen EU-lidstaten ontoereikend om gevallen als in de genoemde berichtgeving te kunnen tegenhouden?
Ik heb geen reden om aan te nemen dat de informatie-uitwisseling tussen Duitsland en Nederland ontoereikend was om de uitreis van betrokkene te kunnen belemmeren. Nederland heeft tijdens het EU-voorzitterschap (internationale) informatie-uitwisseling in de bestrijding van terrorisme geprioriteerd. Dit heeft geresulteerd in de Routekaart voor het verbeteren van informatie-uitwisseling en informatiebeheer op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, onder meer door interoperabiliteitsoplossingen 2 waarmee de JBZ-Raad op 10 juni jl. akkoord is gegaan. Deze routekaart bevat concrete acties ter verbetering van de uitwisseling, kwaliteit en bruikbaarheid van gegevens en van de Europese en internationale systemen.
In de formele JBZ Raden wordt de voortgang van de implementatie van de acties uit de Routekaart besproken en daarnaast vindt door het permanent Comité Operationele Samenwerking op het gebied van de Binnenlandse Veiligheid (COSI) en met ondersteuning van andere gremia permanente monitoring en opvolging van de acties plaats. Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd in de voorbereiding van de JBZ Raden en Algemene Overleggen. Bovendien is tijdens het Nederlands voorzitterschap van de EU ook ingezet op versterkte samenwerking en informatiedeling tussen inlichtingen- en veiligheidsdiensten in het kader van de Counter Terrorism Group (CTG). Voor nadere toelichting op deze Routekaart, de werkzaamheden in het kader van de CTG en de wijze waarop de motie Samsom/Pechtold is uitgevoerd, verwijs ik naar mijn brief van 6 juli jl.3
Zijn er meer gevallen bij u bekend van tegengehouden uitreizigers of terugkeerders die momenteel buiten het zicht van de autoriteiten zijn? Zo ja, hoeveel? Welke stappen onderneemt u om deze personen op te sporen?
Het kabinet wendt de middelen aan bij alle relevante partners (internationaal, landelijk en lokaal) om de risico’s die van tegengehouden uitreizigers en terugkeerders uit kunnen gaan te verminderen. Uitreizigers en terugkeerders zijn onder andere onderwerp van inlichtingenmatig en/of strafrechtelijk onderzoek. Tegengehouden uitreizigers of terugkeerders worden in een lokaal multidisciplinair casusoverleg besproken met het doel passende maatregelen te treffen. Politie en AIVD maken bij onderkende terugkeerders een inschatting van de dreiging, houden hen daar waar mogelijk en noodzakelijk scherp in beeld en zijn alert.
Hoe verhoudt de gang van zaken als in betreffende casus zich tot de uitvoering van de aangenomen motie-Samsom/Pechtold (Kamerstuk 29 754, nr. 380), die oproept binnen het Nederlands voorzitterschap van de EU te komen met een voorstel tot onvoorwaardelijke en dwingende informatie-uitwisseling op het terrein van politie- en inlichtingendiensten binnen de EU?
Voor de wijze waarop de motie Samsom/Pechtold is uitgevoerd, verwijs ik naar mijn brief van 6 juli jl.4
Deelt u de mening dat gevallen als in de genoemde berichtgeving aantonen dat de informatie-uitwisseling tussen EU-lidstaten nog ontoereikend is om het uitreizen van betreffende personen te voorkomen? Zo ja, op welke wijze gaat u zich inzetten dergelijke informatie-uitwisseling tussen Lidstaten te verplichten, tevens ter uitvoering van de motie-Samsom/Pechtold (Kamerstuk 29 754, nr. 380)? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Deelt u de mening dat zowel het geval als in de genoemde berichtgeving als de eerdere gang van zaken rondom de Brusselse aanslagpleger El-Bakraoui aantonen dat juist de informatie-uitwisseling met onze buurlanden België en Duitsland dringende verbetering behoeft? Zo ja, op welke wijze bent u van plan dit te bewerkstellingen? Zo nee, waarom niet?
In voorliggende casus heb ik geen aanleiding om aan te nemen dat informatie-uitwisseling tussen Duitsland en Nederland verbetering behoeft. Duitsland heeft geacteerd op de signalering zoals verwacht mag worden. Uiteraard hebben België en Duitsland zich, met het oog op verbetering van internationale informatie-uitwisseling, net als de andere EU-lidstaten gecommitteerd aan de Routekaart voor het verbeteren van informatie-uitwisseling en informatiebeheer op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, onder meer door interoperabiliteitsoplossingen.
Kunt u aangeven of en hoe de gang van zaken anders zou zijn verlopen wanneer de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding met betrekking tot het uitreisverbod (Kamerstuk 34 359) en de wijziging van de Paspoortwet in verband met het van rechtswege laten vervallen van reisdocumenten van personen aan wie een uitreisverbod is opgelegd (Kamerstuk 34 358) al in werking waren getreden? Zouden bijvoorbeeld Duitse autoriteiten bevoegd zijn de betreffende persoon aan wie in Nederland een uitreisverbod is opgelegd aan te houden, aangezien de betreffende persoon het uitreisverbod nog niet overtreden heeft met het enkel bevinden in een andere lidstaat? Zo ja, wat zijn de vervolgstappen in deze situatie?
Het kabinet heeft het uitreisverbod voorgesteld in de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding om te voorkomen dat personen, hoewel zij zijn opgenomen in het Register Paspoortsignaleringen (RPS), alsnog met een Nederlandse identiteitskaart kunnen uitreizen om zich aan te sluiten bij een organisatie die is geplaatst op een lijst van organisaties die deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid.5 Ten behoeve van de effectiviteit van het uitreisverbod heeft het kabinet een wijziging van de Paspoortwet voorgesteld die voorziet in het van rechtswege laten vervallen van het Nederlandse paspoort en de Nederlandse identiteitskaart van personen aan wie een uitreisverbod is opgelegd. Betrokkene kan vervolgens een vervangende identiteitskaart aanvragen waarop staat vermeld dat deze niet geldig is om te reizen buiten Schengen. De als gevolg van het opgelegde uitreisverbod van rechtswege vervallen reisdocumenten moeten worden ingeleverd bij de bevoegde autoriteiten en worden opgenomen in de daartoe relevante internationale informatieregisters (Schengen Informatie Systeem en de Stolen and Lost Travel Documents database van Interpol). Dit stelt de daartoe bevoegde (buitenlandse) autoriteiten in staat vast te stellen dat het Nederlandse reisdocument niet geldig is en moet worden ingenomen, zodat betrokkene daarmee niet rechtmatig verder kan reizen. Het uitreisverbod draagt daarmee bij aan het verder bemoeilijken van een eventuele uitreispoging.
In geval de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding al in werking was getreden, had ik in voorliggende casus een uitreisverbod kunnen opleggen waardoor zowel het paspoort als de Nederlandse identiteitskaart van betrokkene zou zijn vervallen. Beide documenten zouden zijn gesignaleerd in het Schengen Informatiesysteem. De vervangende identiteitskaart waarin de wijziging van de Paspoortwet voorziet is niet geldig om mee naar Turkije te reizen. De Duitse autoriteiten hadden, op basis van de signalering van zijn van rechtswege vervallen reisdocumenten, deze reisdocumenten kunnen innemen. De betrokkene had tegengehouden kunnen worden bij de buitengrens van het Schengengebied door de buitenlandse grensbewakingsautoriteit aangezien betrokkene niet had beschikt over een geldig Nederlands reisdocument waarmee hij het Schengengebied mocht verlaten. De betrokkene had niet aangehouden of staande gehouden kunnen worden door de Duitse autoriteiten of andere autoriteiten binnen het Schengengebied op basis van een artikel 36 SIS-II signalering.
Om het mogelijk te maken dat een persoon ook tijdelijk kan worden opgehouden of in voorlopige hechtenis kan worden geplaatst, is in de Routekaart voor het verbeteren van informatie-uitwisseling en informatiebeheer op het gebied van justitie en binnenlandse zakenopgenomen dat het SIS-II moet worden aangepast. Hiertoe wordt begin 2017 een concreet voorstel voor de vormgeving in het SIS II verwacht. De bestaande SIS-II signaleringsgronden bieden reeds mogelijkheden voor onopvallende controle en opsporen of aanhouden. Voorop staat dat de operationele uitkomst moet zijn dat een persoon die met een vervangende identiteitskaart het Schengengebied probeert te verlaten, daadwerkelijk tegengehouden kan worden op grond van een bestuursrechtelijk uitreisverbod. Hoewel de teksten op de vervangende identiteitskaart voor zichzelf zullen spreken, zal Nederland andere EU-landen, Schengenlanden en Turkije van het bestaan van dit nieuwe vervangende identiteitsbewijs op de hoogte stellen. Dit zal gebeuren via de reguliere kanalen die worden gebruikt bij de introductie van nieuwe identiteitsdocumenten. Dit om relevante instanties, zoals de grensbewaking en politie, te informeren over de nieuwe kaart en de beperkingen die daaraan zijn gekoppeld.
Klopt het dat voor de situatie als geschetst in vraag 12 een wijziging in Schengengrenscode noodzakelijk is, zoals door de Minister van Binnenlandse Zaken gesteld is in de nota naar aanleiding van het verslag over de Wijziging van de Paspoortwet (Kamerstuk 34 358, nr. 6, p. 21)? Zo ja, hoe verloopt het wetgevingstraject van deze wetswijziging? Wanneer verwacht u dat deze wetswijziging gereed zal zijn?
Op grond van de Schengengrenscode mogen grenswachters aan de Schengenbuitengrenzen personen die het vrij verkeer genieten enkel op niet-systematische basis controleren. Het is daarom mogelijk dat een persoonssignalering ongezien blijft. Er is op dit punt een wijziging van de Schengengrenscode in voorbereiding op basis waarvan ook bij personen die het vrij verkeer genieten, systematische controle moet plaatsvinden. Hier kan in bepaalde gevallen van afgeweken worden, aldus de standpuntbepaling van de Raad ten behoeve van de onderhandelingen met het EP.6
Onder Nederlands voorzitterschap is in februari jl. door de Raad een algemene oriëntatie bereikt over het voorstel tot gerichte aanpassing van de Schengengrenscode voor systematische controles van EU-burgers aan de buitengrenzen. In de laatste week van het Nederlandse EU Voorzitterschap heeft een eerste technische triloog met het Europees parlement en Europese Commissie plaatsgevonden. Het Slowaaks voorzitterschap zal naar verwachting de onderhandelingen in triloog kunnen afronden, waarna een politiek akkoord voorhanden is.
In welke systemen worden uitreizigers, na het inwerkingtreden van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding (Kamerstuk 34 359) en de wijziging van de Paspoortwet in verband met het van rechtswege laten vervallen van reisdocumenten van personen aan wie een uitreisverbod is opgelegd (Kamerstuk 34 358), gesignaleerd? Hoe wordt dit gecommuniceerd met andere EU-lidstaten?
De vervallen verklaarde reisdocumenten worden opgenomen in de internationale registers Schengen Informatie Systeem (SIS-II) en de Stolen and Lost Travel Documents database (SLTD) van Interpol. Het SIS-II en het SLTD kunnen ten aanzien van gesignaleerde reisdocumenten ten allen tijde door grensbewakers en opsporingsdiensten binnen Schengen respectievelijk wereldwijd systematisch worden geraadpleegd, op basis van een «hit/no-hit» systematiek. Daarnaast staan betrokkenen in de praktijk veelal als persoon gesignaleerd in het SIS-II.
Informatie met betrekking tot het opleggen van uitreisverboden, en de daar aan gekoppelde signaleringen, wordt met andere EU landen gedeeld. Bij deze informatie-uitwisseling wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de reeds bestaande instrumenten en kanalen, zoals de bestaande samenwerking tussen de lidstaten en de nationale centrale bureaus van Interpol.
Het nieuwe Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) |
|
Geert Wilders (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat IS-terroristen veelvuldig gebruik hebben gemaakt van de vluchtelingenstroom om naar Europa te reizen en asiel aan te vragen, waaronder mogelijk in Nederland?1
De overheid gaat bij het beoordelen van dreigingen uit van feiten. Deze laten zich als volgt samenvatten.
Sinds het voorjaar van 2015 meldt het kabinet dat het voorstelbaar werd geacht dat personen met terroristische motieven gebruikmaken van de vluchtelingenstroom naar Europa. Dit staat bijvoorbeeld in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 39.6 Op basis van deze voorstelbaarheid is het kabinet steeds alert geweest en zijn reeds maatregelen getroffen, zoals maatregelen ter bestrijding van (verblijfs)fraude, mensensmokkel en mensenhandel.7 Op 11 juli jl. is uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme. Ook op Europees vlak is de samenwerking geïntensiveerd, zo bent u geïnformeerd over de routekaart voor het verbeteren van informatie-uitwisseling en informatiebeheer op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. Recentelijk heb ik uw Kamer hiervan op de hoogte gesteld in mijn brieven van 18 mei en 6 juli jl.8
In DTN40 (november 2015) is aangegeven dat er in Europa enkele signalen bekend waren, die echter nog niet waren bevestigd.9 Het kabinet heeft bovendien op 17 november 2015, naar aanleiding van de aanslagen in Parijs, gesteld dat het «tot de mogelijkheden behoort dat jihadisten meereizen in de vluchtelingenstroom en een veiligheidsrisico kunnen vormen. Daarom houden de verantwoordelijke diensten en organisaties in Nederland en in Europa al enige tijd nadrukkelijk rekening met die mogelijkheid.»10 In maart 2016 is gemeld dat er in Europa minstens twee bekende gevallen waren van gebruik van de stroom door terroristen: enkele aanslagplegers van «Parijs». Toen is ook gezegd dat misbruik van deze stroom relatief eenvoudig is (DTN41).11 Omdat er sindsdien meer gevallen bekend zijn geworden, wordt in het meest recente dreigingsbeeld gesproken van «veelvuldig gebruik» van de vluchtelingenstroom naar Europese landen, waarbij mogelijk ook sprake is van misbruik van de Nederlandse asielprocedure (DTN42).
Realiseert u zich dat u met het binnenlaten van bijna 60.000 asielzoekers in Nederland vorig jaar ons land gigantisch in gevaar heeft gebracht? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet verwerpt de suggestie dat enkel het binnenlaten van asielzoekers een bedreiging zou vormen voor de nationale veiligheid.
Erkent u dat u van 22.000 asielzoekers, die vorig jaar zonder documenten Nederland zijn binnengekomen, geen idee heeft wie zij zijn en wat zij hier komen doen?2
In Nederland doorlopen alle asielzoekers het proces van identificatie en registratie door politie en/of Koninklijke Marechaussee (KMar). Sinds november 2015 zijn er geen ongeïdentificeerde asielzoekers in de asielprocedure in ons land en een ieder die zich heeft aangemeld voor de procedure is geregistreerd.
Nadat het identificatie en registratieproces is doorlopen komen de asielzoekers in de asielprocedure. Daarin kan ook de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) nog instrumenten inzetten om bijvoorbeeld de nationaliteit en het land van herkomst vast te stellen. Hierbij kan het gaan om het voeren van (nadere) identiteitsgehoren en het doen van taalanalyses. Daarnaast wordt door de IND uitgebreid stilgestaan bij motieven van de asielzoeker om naar Nederland te komen. Misbruik van de Nederlandse asielprocedure kan nooit volledig worden uitgesloten. Mogelijke signalen daarvan worden zoveel mogelijk opgevangen tijdens de contactmomenten die de vreemdeling heeft gedurende het identificatie en registratieproces van de politie of KMar, of later in het proces in het contact met het COA en de IND. De betrokken diensten zijn tijdens het asielproces alert op deze signalen. Signalen dat in Nederland verblijvende asielzoekers mogelijk gerelateerd zijn aan een terroristische organisatie worden onderzocht.
Bent u bereid uw uitspraken terug te nemen dat het onwaarschijnlijk is dat terroristen meeliften met de asielinstroom om Nederland binnen te komen? Zo nee, waarom niet?3 4 5
Zie antwoord vraag 1.
Bent u nu eindelijk bereid de Nederlandse grenzen te sluiten en de bestaande asielzoekerscentra (azc’s) hermetisch af te sluiten om de nationale veiligheid te waarborgen? Zo nee, waarom niet?
Nederland is alert op het misbruik van de vluchtelingen-en asielinstroom door terroristen of andere jihadistische organisaties naar ons land. Nederland heeft hiervoor extra maatregelen genomen en het toezicht in de binnengrenszone verscherpt. Indien de dreiging groter wordt, zijn er verschillende mogelijkheden om de maatregelen en het toezicht aan te scherpen.
De vraagstelling wekt de indruk dat het praktisch of juridisch mogelijk zou zijn de Nederlandse grenzen hermetisch af te sluiten en zo eenvoudig alle risico’s voor de samenleving weg te nemen. Die indruk is onjuist. Het kabinet kiest ervoor met een groot pakket aan realistische maatregelen, risico’s zo veel mogelijk te beperken en de veiligheid te bevorderen, waarbij tevens bescherming wordt geboden aan die asielzoekers die bescherming behoeven.
Waarom gedraagt u zich als een vijand van het Nederlandse volk en een terreurvriend?
Dergelijke kwalificaties laat het kabinet voor rekening van de vraagstellers.
Het bericht dat banken namen van vermoedelijke jihadisten krijgen |
|
Judith Swinkels (D66) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Banken krijgen namen van vermoedelijke jihadisten»1 en «In Zoetermeer gaan verdachte transacties door de zeef»?2
Ja.
Is er sprake van een verdenking in strafrechtelijke zin ten aanzien van personen die op de namenlijst met vermoedelijke jihadisten van de Financial Intelligence Unit Nederland (FIU Nederland) geplaatst worden? Zo nee, wat is de juridische grondslag voor het plaatsen van personen op de lijst met vermoedelijke jihadisten van de FIU Nederland?
De Financial Intelligence Unit Nederland (FIU-Nederland) stelt een dergelijke lijst niet samen. Dat doet de politie op basis van concrete signalen met betrekking tot individuele personen, die (mogelijk) voornemens zijn om uit te reizen met als doel deel te nemen aan de strijd in een jihadistisch strijdgebied, die reeds met dit doel zijn uitgereisd of teruggekeerd, of die (mogelijk) betrokken zijn bij het faciliteren van het uitreizen naar jihadistisch strijdgebied. In sommige gevallen zal sprake zal zijn van een verdenking van een terroristisch misdrijf in strafrechtelijke zin. In andere gevallen gaat het om aanwijzingen dat een persoon in verband kan worden gebracht met een terroristisch misdrijf. Ook in die gevallen zijn in het Wetboek van Strafvordering opsporingsbevoegdheden toegekend aan onder andere de politie. Het opstellen van de lijst door de politie vindt plaats onder het regime van en conform de toepasselijke voorwaarden gesteld in de Wet politiegegevens (Wpg). De verstrekking van informatie over bovengenoemde personen door de politie aan FIU-Nederland geschiedt op grond van het Besluit politiegegevens (artikel 4:3, eerste lid, onderdeel a Bpg).
De mogelijkheden van eenieder voor inzage en de daarbij behorende formaliteiten en uitzonderingen alsook de mogelijkheden voor verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming van politiegegevens zijn neergelegd in hoofdstuk 4 van de Wpg.
Wie heeft inzicht in deze namenlijst met vermoedelijke jihadisten van de FIU Nederland? Welke persoonlijke gegevens worden op deze lijst vermeld? Aan wie worden de persoonlijke gegevens van deze vermoedelijke jihadisten verstrekt?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de juridische kwalificatie van «vermoedelijke jihadist» en «jihadist»?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de wettelijke basis voor het delen van namen en mogelijke andere persoonlijke gegevens van vermoedelijke jihadisten en hun familieleden en relaties door de FIU Nederland met de vier grootste banken?
De FIU-Nederland heeft een belangrijke taak op het gebied van het voorkomen en opsporen van witwassen en financieren van terrorisme. Deze taak is neergelegd in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Op grond van de Wwft zijn nader bepaalde instellingen, waaronder financiële instellingen, verplicht ongebruikelijke transacties te onderkennen en deze te melden aan de FIU-Nederland. Ik acht het wenselijk dat in dat kader de mogelijkheden om misbruik van het financieel stelsel voor de financiering van terrorisme tegen te gaan zo optimaal mogelijk worden benut, onder meer door gerichtere controle op mogelijk ongebruikelijke transacties.
Bij wijze van pilot zal worden bezien in hoeverre de FIU-Nederland een rol kan spelen in het verrijken van de genoemde reeds onder de politie berustende gegevens met mogelijk relevante informatie die bij bepaalde financiële instellingen bekend is. Om te voorzien in een correcte juridische grondslag voor deze pilot zal ik een tijdelijke machtiging opstellen op basis van artikel 14, derde lid, van de Wwft juncto artikel 18, tweede lid, van de Wpg. De eerdere werkwijze op grond van een beslissing namens de korpschef van politie, die was gestoeld op artikel 20 lid 2 van de Wpg, is gestaakt. FIU-Nederland heeft de banken verzocht de gegevens van een viertal personen die op grond hiervan zijn verstrekt te vernietigen. Verder zullen de eventueel daarop gebaseerde meldingen van ongebruikelijke transacties eveneens worden vernietigd. Nadat een tijdelijke machtiging op basis van artikel 14, derde lid, van de Wwft juncto artikel 18, tweede lid, van de Wpg is opgesteld, kan de uitwisseling weer worden aangevangen.
Op basis van voornoemde tijdelijke machtiging kan de FIU-Nederland vervolgens, voor een beperkte periode, onder mijn verantwoordelijkheid binnen de daarvoor geldende juridische kaders en waarborgen beperkt informatie verstrekken aan bepaalde financiële instellingen. Hiervoor wordt geen hit/no hit-systematiek gehanteerd. De mogelijk te ontvangen meldingen van ongebruikelijke transacties van deze financiële instellingen kunnen, zoals reeds te doen gebruikelijk, door de FIU-Nederland worden geanalyseerd en verrijkt. FIU-Nederland beziet of deze transacties verdacht kunnen worden verklaard en aan rechtshandhavingsautoriteiten kunnen worden gemeld. De genoemde machtiging wordt op dit moment in goed overleg met betrokken partijen en met aandacht voor de noodzakelijke juridische en procedurele waarborgen vormgegeven. Uiteraard zal de hiervoor aangehaalde pilot zorgvuldig worden gemonitord en na verloop van tijd worden geëvalueerd op de beoogde effectiviteit ervan.
Hoe verhoudt de specifieke uitwisseling van gegevens van de FIU Nederland met de vier grootste banken zich tot de «hit/no hit»-systematiek die doorgaans hiervoor gehanteerd wordt?
Zie antwoord vraag 5.
Welke regels omtrent gegevensbescherming zijn van toepassing op gegevensuitwisseling tussen de FIU Nederland en de vier grootste banken?
Naast de Wwft, de Wpg en het Bpg is dat de Wet bescherming persoonsgegevens.
Worden vermoedelijke jihadisten op de hoogte gesteld van de vermelding van hun persoonlijke gegevens op de genoemde namenlijst? Zo ja, hoe? Welke mogelijkheden hebben zij om inzage te krijgen en/of bezwaar te maken wanneer zij menen onterecht op deze lijst te staan?
Zie antwoord vraag 2.
Een wetsvoorstel op grond waarvan Amerikaanse burgers de Nederlandse staat zouden kunnen gaan vervolgen |
|
Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Jasta, un projet de loi explosif aux Etats-Unis»1, «Amerikaanse Senaat wil vervolging van buitenlandse regeringen na aanslagen 9/11 toestaan»2 en het voorstel voor de «Justice Against Sponsors of Terrorism Act»3?
Ja.
Indien de Justice Against Sponsors of Terrorism Act (Jasta) tot wet verheven zou worden, welke mogelijkheden biedt dat dan voor Amerikaanse burgers om de Nederlandse staat via een Amerikaanse rechter aansprakelijk te stellen voor schade ten gevolge van terrorisme? Welke mogelijkheden heeft die Amerikaanse burger daartoe nu al en wat voegt deze wet daar aan toe?
Het wetsvoorstel «Justice Against Sponsors of Terrorism Act «is met name bedoeld om de nabestaanden van de aanslagen op 11 september 2001 in staat te stellen vreemde staten aan te klagen die betrokken zouden zijn bij die aanslagen. Het wetsvoorstel is op 8 september jl. aangenomen door het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden, nadat het in mei door de Senaat werd aangenomen. Nu ligt het wetsvoorstel ter ondertekening voor aan president Obama.
Het doel van JASTA is het beperken van de reikwijdte van de soevereine immuniteit van vreemde staten. JASTA voorziet in rechtsmacht van Amerikaanse rechters in zaken tegen vreemde staten voor persoonlijk letsel, overlijden of schade toegebracht binnen de VS als gevolg van een onrechtmatige daad, inclusief een terroristische daad, waar dan ook ter wereld begaan door een buitenlandse ambtsdrager. JASTA ziet hiermee op zaken tegen een vreemde staat voor handelingen die toe te rekenen zijn aan die vreemde staat. Het concept stelt aanpassing van de reikwijdte van soevereine immuniteit voor zoals nu vastgelegd in de Foreign Sovereign Immunities Act van 1976 (FSIA).
Het wetsvoorstel staat op gespannen voet met het internationaal recht. In het algemeen geldt dat een staat onder internationaal recht volledige immuniteit geniet van de rechtsmacht van een andere staat voor officiële staatshandelingen. Staten genieten geen immuniteit voor commerciële handelingen.
Of deze wetgeving in strijd zal zijn met internationaal recht hangt af van de wijze waarop zij door de Amerikaanse rechter geïnterpreteerd en toegepast zal worden. Naar aanleiding van discussie over de reikwijdte van JASTA tijdens de behandeling in de Senaat is een bevoegdheid tot interventie toegekend aan de Attorney General en de Secretary of State. Het is echter op dit moment niet te voorspellen op welke manier deze bevoegdheden ingevuld zullen worden, wat voor invloed zij zullen hebben op eventuele juridische procedures tegen een vreemde Staat op grond van JASTA, en of zij strijd met internationaal recht zullen kunnen voorkomen.
De huidige Amerikaanse administratie is geen voorstander van JASTA. Tijdens een hoorzitting voor de Judiciary Committee op 14 juli jl., verwoordde Anne Patterson, Assistant Secretary of State for Near Eastern Affairs, de bezwaren die bestaan tegen JASTA, ook bij de bondgenoten van de VS. Mocht president Obama zijn veto uitspreken over het wetsvoorstel, dan kan het Congres het veto alleen terugdraaien met een twee derde meerderheid.
Acht u het mogelijk dat met Jasta Amerikaanse burgers de Nederlandse staat aansprakelijk zouden kunnen stellen voor schade die zij hebben ondervonden door een terroristische daad in de Verenigde Staten die voor een deel in Nederland is voorbereid? Zo ja, acht u dit wenselijk en waarom? Zo nee, waarom maakt Jasta dit niet mogelijk?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt Jasta zich tot Nederlandse wetgeving, internationale verdragen of internationaal gewoonterecht ten aanzien van staatssoevereiniteit op grond waarvan een rechter uit een andere staat de Nederlandse staat niet kan vervolgen? Tot hoe ver reikt deze staatssoevereiniteit in dit verband op dit moment?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is, meer specifiek, de stand van zaken met betrekking tot de United Nations Convention on Jurisdictional Immunities of States and Their Property en hoe verhoudt deze VN-conventie zich tot Jasta?
De goedkeuringswet is momenteel in ambtelijke voorbereiding. Dit verdrag, dat grotendeels het gewoonterecht weergeeft, bevestigt de regel dat Staten immuniteit van de rechtsmacht van andere Staten toekomt voor officiële staatshandelingen en niet voor commerciële handelingen. De VS is overigens geen partij bij dit verdrag. Voor het overige zie de beantwoording van vraag 2, 3 en 4.
Kent Nederland wetgeving op grond waarvan een Nederlandse burger via de Nederlandse rechter de Amerikaanse staat kan vervolgen voor de verantwoordelijkheid voor schade ten gevolge van terrorisme? Zo ja, welke wetgeving betreft dit? Zo nee, waarom niet?
Schade door terrorisme zou naar Nederlands recht een vordering uit onrechtmatige daad zijn (artikel 6:162 BW) tegen degene die voor dat terrorisme verantwoordelijk is en aan wie dat terrorisme kan worden toegerekend. Betreft het een vordering tegen een vreemde staat, dan kan die vreemde staat een beroep doen op immuniteit. Dit volgt uit artikel 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en artikel 13a van de Wet algemene bepalingen. Op grond van die bepalingen wordt de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beperkt door de uitzonderingen erkend in het volkenrecht. Welke uitzonderingen dit zijn, wordt bepaald door de interpretatie van de Nederlandse rechter van het internationaal recht. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen een officiële staatshandeling, dat wil zeggen, handelen in de uitoefening van overheidsmacht (acta iure imperii) en privaatrechtelijk handelen waarmee de staat zich op voet van gelijkheid met het individu heeft geplaatst (acta iure gestionis). Alleen voor de acta iure imperii heeft een vreemde staat immuniteit. Bij de nadere invulling van die handelingen kijkt de Hoge Raad primair naar de aard van de handeling en laat hij zich mede leiden door het VN-Verdrag van 2 december 2004 inzake Jurisdictional Immunities of States and Their Property, Doc. A/59/508 inzake immuniteit, ook al is dit nog niet door Nederland geratificeerd (vgl. HR 11 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI6317). In dat VN-verdrag zijn onder meer commerciële transacties van staatsimmuniteit uitgesloten.
Of voor schade door terrorisme in Nederland een vordering tegen een vreemde staat kan worden ingesteld, zal dus mede afhangen van de aard van de handeling. Voor zover het gaat om typische uitoefening van overheidsmacht door een vreemde staat, zoals de in het artikel in de Volkskrant van 20 juni 2016 genoemde douanecontroles waarbij een persoon erdoor glipt die later een aanslag pleegt, zal een beroep op immuniteit van de vreemde staat steeds worden gehonoreerd.
Deelt u de mening dat het niet wenselijk is dat een Amerikaanse burger via een Amerikaanse rechter de mogelijkheid krijgt om de Nederlandse staat voor schade aan te spreken voor terroristische misdrijven in de VS gepleegd? Zo ja, wat kunt u doen om te voorkomen dat dat het geval wordt? Zo nee, waarom niet?
Nederland is van mening dat in het algemeen geldt dat een staat onder internationaal recht volledige immuniteit geniet van de rechtsmacht van een andere staat voor officiële staatshandelingen.
Op dit moment is niet te voorspellen wat de uitkomsten van het nationale wetgevingsproces ten aanzien van JASTA in de Verenigde Staten zouden kunnen zijn. Het is goed gebruik om niet op de uitkomsten van dergelijke interne processen in derde staten vooruit te lopen.
Nederland heeft evenwel de zorgen ten aanzien van JASTA kenbaar gemaakt aan de Amerikaanse regering, samen met andere EU-lidstaten. Nederland blijft het verdere wetgevingsproces nauw volgen en zal indien nodig, in EU-verband of bilateraal, de kwestie blijven opbrengen bij de Amerikaanse regering.
Een gesubsidieerd haatfeest |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «SheikWatch: Den Haag sponsort haatfeestje»?1
Ja.
Is het waar dat de gemeente Den Haag een Ramadan-festival sponsort? Zo ja, om welk bedrag gaat het?
Ik heb contact opgenomen met de gemeente Den Haag. De gemeente Den Haag heeft geen sponsoring verleend aan het evenement waaraan in het artikel wordt gerefereerd. Ook is er niet op een andere manier ondersteuning verleend. De gemeente Den Haag heeft de beleidslijn dat zij geen subsidie verleent aan religieuze bijeenkomsten. Ik zie dan ook geen aanleiding om de gemeente Den Haag in deze op enigerlei wijze aan te spreken.
Voorts is het zo dat de afweging om wel of niet over te gaan tot het subsidiëren van initiatieven een lokale aangelegenheid is. Het zijn bij uitstek de gemeentebesturen die het best in staat zijn, mede met behulp van informatie van verschillende maatschappelijke partners en overheidsorganisaties, om te beoordelen welke lokale projecten en activiteiten in het kader van het integratiebeleid (financiële) ondersteuning verdienen.
Subsidieverstrekking aan activiteiten met een religieus element is mogelijk. Hierbij geldt dat de scheiding tussen Kerk en Staat een belangrijk uitgangspunt in het Nederlandse stelsel is. Vanuit dit uitgangspunt en vanuit de neutraliteit van de overheid ten opzichte van religieuze of levensbeschouwelijke richtingen, kunnen de volgende kaders worden gehanteerd om subsidieaanvragen te overwegen: bij toekenning van een subsidie mag het religieuze karakter van de organisatie niet doorslaggevend zijn. Dat houdt in dat ondersteuning niet moet leiden tot bemoeienis met de inhoud van religie of tot ongelijke behandeling van religies. De subsidie dient ter verwezenlijking te zijn van niet-geloofsgebonden overheidsdoelen. Voor deze kaders verwijs ik naar het Tweeluik religie en publiek domein, dat samen met de VNG is ontwikkeld om lokale overheden te ondersteunen.2 Volledigheidshalve wijs ik u ook nog op de kamerbrief concretisering aanpak salafisme en het bijbehorende normatief kader problematisch gedrag dat op 25 februari 2016 naar de Tweede Kamer is verzonden. Dit normatief kader biedt gemeenten een kader in de omgang met religieuze organisaties die ondemocratische of ongewenste gedragingen of uitlatingen doen.
Tot slot is het niet mogelijk om gemeenten te korten op het gemeentefonds op grond van dergelijke subsidieverstrekkingen. Bovendien geldt dat het korten van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds ten principale niet past binnen de staatsrechtelijke en bestuurlijke verhoudingen tussen Rijk en gemeenten ten aanzien van de vrij besteedbare algemene uitkering, en al helemaal niet ten aanzien van aangelegenheden die de gemeentelijke autonomie betreffen.
Deelt u de visie dat het, gezien het seculiere karakter van onze overheid, onjuist is dat gemeenten o.a. Ramadan-feesten sponsoren? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Begrijpt u dat het sponsoren van een evenement, waar mannen en vrouwen gescheiden moeten zitten en gastsprekers terroristen hebben verheerlijkt, de integratie niet ten goede komt?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre bent u bereid de overheidssteun voor dit project te laten intrekken en wilt u de gemeente Den Haag desnoods korten op het gemeentefonds?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om gemeenten, en zeker het dwalende Haagse stadsbestuur, op te dragen om op geen enkele wijze meer projecten te steunen die haaks staan op het integratiebeleid? Zo neen, waarom laat u deze waanzin voortbestaan?
Zie antwoord vraag 2.