De handel in apen naar Europese proefdiercentra door een Nederlands bedrijf |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Klopt het dat een Nederlands bedrijf, te weten R.C. Hartelust B.V (in het vervolg: Hartelust) te Tilburg, apen verkoopt aan een proefdierlaboratorium in Parma, waar vangstokken worden gebruikt om de dieren te fixeren en waarbij de apen willens en weten drinkwater wordt onthouden, waardoor ze hun eigen urine drinken en aan de spijlen van hun kooien likken? Wat is uw reactie op de beelden die via Animalrights.com te zien zijn?1
Ik vind het belangrijk dat er zorgvuldig en respectvol wordt omgegaan met proefdieren en ik kan goed begrijpen dat de undercover-beelden als schokkend worden ervaren. Ik ga er dan ook vanuit dat de Italiaanse autoriteiten dit verder zullen oppakken. De Europese Richtlijn 2010/63/EU voor de bescherming van proefdieren stelt namelijk strenge voorwaarden aan de huisvesting, verzorging en het gebruik van niet-humane primaten in dierproeven. Deze richtlijn is in alle lidstaten geïmplementeerd, in Nederland in de Wet op de dierproeven.
Er is in Nederland een bedrijf gevestigd dat een vergunning heeft om gefokte niet-humane primaten vanuit niet-EU landen te importeren en, na afloop van een quarantainetijd, te verhandelen naar erkende dierproefcentra in Europa. Dit bedrijf voldoet daarbij aan de wettelijke gestelde eisen, waar de NVWA streng op toeziet. Ik heb geen informatie voor welke soort dierproeven deze apen buiten Nederland worden ingezet.
Wat vindt u ervan dat een Nederlands bedrijf apen levert aan een proefdierlaboratorium waar zo met de dieren om wordt gegaan?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het gewenst dat een Nederlands bedrijf optreedt als doorvoerhaven voor apen die afkomstig zijn uit China en deze apen verkoopt aan proefdiercentra in Europa?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u inzicht geven in het aantal apen dat jaarlijks door Hartelust wordt gekocht en verhandeld? Kunt u daarbij onderscheid maken naar apensoort?
Exact deze vragen zijn reeds in 2010 beantwoord door de Minister van VWS (Aanhangsel Handelingen II 2009–2010, nr. 2852).Hoewel ik het belangrijk vindt om bij dierproeven zo transparant mogelijk te zijn kan ik, in lijn met de eerdere beantwoording, deze Informatie vanwege de bescherming van bedrijfs- en fabricagegegevens niet verstrekken.
Kunt u aangeven uit welke landen en instellingen Hartelust apen mag kopen en transporteren? Kunt u aangeven uit welke landen en instellingen de afgelopen jaren ook daadwerkelijk apen zijn geïmporteerd of ingekocht?
Zie antwoord vraag 4.
Aan welke landen en instellingen zijn de afgelopen jaren apen geleverd door Hartelust?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven hoe de dieren getransporteerd worden van en naar Nederland en welke dierenwelzijnseisen aan het transport gesteld worden? Hoe wordt hierop toegezien? Worden de gezondheid en het welzijn van de apen tijdens het transport naar en van Nederland gemonitord? Zo ja, op welke wijze? Zijn er apen gestorven tijdens de transporten? Zo ja, hoeveel en wat was de precieze doodsoorzaak?
Alle instellingen die niet-humane primaten importeren moeten een erkenning hebben onder Richtlijn 92/65/EG (Bezemrichtlijn). Indien het gaat om proefdieren is daarnaast een vergunning vereist onder de Wet op de dierproeven (Wod) artikel 2. Conform deze vergunning dient het bedrijf te voldoen aan de vereisten voor huisvesting en dierenwelzijn van de Wod. De NVWA voert jaarlijks meerdere controles uit op de naleving hiervan. Transport door de lucht van primaten is binnen CITES slechts toegestaan als dit volgens de IATA-richtlijnen plaatsvindt (International Airport Transportation Association) voor het transport van levende dieren. Gezondheidscertificaten maken altijd onderdeel uit van een zending. De regels voor diertransporten binnen Europa zijn vastgesteld in de Verordening (EG) Nr. 1/2005 (Transportverordening). De NVWA houdt steekproefsgewijs toezicht op de naleving van deze voorschriften, er wordt echter geen registratie bijgehouden over gestorvene dieren. Daarnaast controleren ook de ontvangende lidstaten bij de certificering of het transport voldoet aan de eisen.
Is het u bekend dat de Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen (KNAW) schrijft dat het «van groot belang [is] dat de herkomst van alle nhp (niet-humane primaten) die in Nederland gebruikt worden voor dierexperimenten bekend is, zodat wildvang en onnodig internationaal transport uitgesloten zijn»?2
Ja. Het is in Europa verboden om niet humane-primaten uit het wild te gebruiken in dierproeven. Om dit te waarborgen beschikken alle apen die naar Europa geïmporteerd worden over een CITES certificaat dat de herkomst uit een fokinstelling bevestigt. Deze dieren ondergaan wel een internationale transport en een quarantainetijd. Alle Nederlandse onderzoeksinstellingen waar onderzoek met niet-humane primaten plaatsvindt, hebben daarom in 2014 toegezegd om voortaan bij voorkeur dieren te betrekken die in Nederland zijn gefokt (Kamerstuk 32 336, nr. 44). De herkomst van de niet-humane primaten in dierproeven in Nederland wordt ieder jaar gepubliceerd in de jaarregistratie «Zo doende» van de NVWA.
Kunt u uitsluiten dat Hartelust een doorvoorhaven is voor apen die uit het wild zijn gevangen? Hoe controleert u of Hartelust voldoet aan de Cites-regelgeving3 inzake wildvang? Maakt het BPRC4 gebruik van apen afkomstig van Hartelust? Zo ja, wat is de herkomst van deze apen? Kunt u uitsluiten dat ze uit het wild gevangen zijn?
Zoals ik in het antwoord op vraag 8 heb aangegeven is het in Europa verboden om niet-humane primaten uit wildvang te gebruiken in dierproeven. De dieren moeten afkomstig zijn van een fokinstelling. Bij de invoer van niet-humane primaten is de CITES-overeenkomst van toepassing. Het CITES-certificaat geldt als bewijs voor legale herkomst uit een fokinstelling, afgegeven door de bevoegde autoriteiten in het land van herkomst. Invoer kan slechts plaatsvinden als in Nederland de onafhankelijke Wetenschappelijke CITES Autoriteit een positief advies heeft uitgebracht. De invoer wordt niet toegestaan indien er gerede twijfel bestaat over de fokstatus van de dieren.
Het BPRC beschikt sinds enkele jaren over zelfstandige fokkolonies voor de verschillende soorten niet-humane primaten en is daarmee onafhankelijk van import van dieren. Voor die tijd heeft het BPRC ook apen betrokken uit niet-EU landen. Deze dieren waren voorzien van de benodigde CITES-documenten die wildvang uitsluiten.
Deelt u de mening dat de Nederlandse ambitie om het aantal dierproeven op apen te verminderen wordt ondergraven als Nederland een doorvoerhaven is van apen naar buitenlandse proefdiercentra? Zo nee, waarom niet?
Nee, de commerciële activiteit van een bedrijf in Nederland heeft geen enkele invloed op de kabinetsambitie om in Nederland het aantal dierproeven op apen te verminderen.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Omwille van een betere leesbaarheid heb ik ervoor gekozen om de vragen 1, 2, 3 en 4, 5, 6 gezamenlijk te beantwoorden.
Het bericht ‘Oefenen voor een no-deal Brexit en een werkbezoek aan de Rotterdamse haven |
|
Aukje de Vries (VVD), Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Oefenen voor een no-deal Brexit» van Maritiem Nederland?1
Ja.
Bent u op hoogte van het feit dat de Rotterdamse haven een Border Inspection Point (BIP) mist aan de noordoever van de Nieuwe Waterweg?
Wat zijn daarvan de gevolgen bij een no-deal Brexit waarin het Verenigd Koninkrijk een «derde land» zou worden? Welke sectoren worden daardoor geraakt? Deelt u de mening dat vertragingen als gevolg van het ontbreken een BIP op de noordoever van de Nieuwe Waterweg onwenselijk is voor de Rotterdamse haven en de regio?
Deelt u de mening dat een BIP nodig is aan de noordoever van de Nieuwe Waterweg in de Rotterdamse haven om ervoor te zorgen dat er geen onnodige vertraging wordt opgelopen bij het inspecteren van goederen en een goede doorstroming te realiseren?
Wat is er volgens u voor nodig om een BIP te realiseren aan de noordoever van de Nieuwe Waterweg? Wie is er verantwoordelijk voor de aanleg van zo’n nieuw BIP en op welke termijn zou dit verwacht kunnen worden?
Wie is er verantwoordelijk voor de financiering van een BIP? Bent u voornemens financieel bij te dragen aan de realisatie van een nieuw BIP?
Is goedkeuring van de Europese Commissie nodig om een BIP aan te leggen? Zo ja, bent u voornemens deze toestemming te verkrijgen in Brussel?
Zijn er elders in het land vergelijkbare knelpunten? Zo ja, welke? Hoe gaan die opgelost worden?
Het bericht ‘Italy holds Netherlands, EU ‘responsible’ for migrant boat’ |
|
Maarten Groothuizen (D66), Rutger Schonis (D66), Joël Voordewind (CU) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Italy holds Netherlands, EU «responsible» for migrant boat»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat Italië heeft gezegd dat het Nederland verantwoordelijk houdt voor het lot van de migranten die momenteel op de Seawatch-3 verblijven?
De drenkelingen die aan boord van de Sea-Watch 3 verbleven zijn op 29 juni 2019 van boord gegaan. Wanneer een schip drenkelingen aan boord neemt kan de vlaggenstaat assisteren bij het vinden van een veilige haven waar de drenkelingen ontscheept kunnen worden in samenwerking met de SAR diensten in de regio waar de drenkelingen aan boord zijn genomen. Dit heeft Nederland gedaan. Nederland kan echter geen toegang tot een veilige haven afdwingen.
Kunt u bevestigen dat de Italiaanse Minister Matteo Salvini afgelopen zondag contact met het Nederlandse regering heeft opgenomen? Zo ja, wat was de inhoud van dit contact, en op welke wijze heeft u hierop gereageerd?
Graag verwijs ik u naar de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid die u op 3 juli 2019 hebt ontvangen (Kamerstuk 32 317, nr. 565) met het antwoord op de brief van de Italiaanse vicepremier Salvini van 23 juni 2019.
Heeft u de Europese Commissie (EC) verzocht de ontscheping van genoemde migranten te coördineren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen heeft u hiertoe op welk moment ondernomen of gaat u nog ondernemen?
Nederland heeft de Europese Commissie op 24 juni 2019 verzocht de ontscheping van de Sea-Watch 3 te coördineren. De Europese Commissie heeft dit verzoek geaccepteerd. De Europese Commissie heeft verschillende lidstaten bereid gevonden om de migranten over te nemen. Zoals uw Kamer bekend, neemt Nederland hier niet aan deel.2
Deelt u de mening dat Nederland op grond van het Internationaal Verdrag inzake opsporing en redding op zee (SAR), met name artikel 3.19, Italië moet bijstaan bij het zo soepel mogelijk laten verlopen van het aan wal brengen van de personen aan boord van de Seawatch-3? Zo ja, waarom gebeurt dat momenteel dan niet? Indien dit volgens u wel gebeurt, kunt u dan toelichten op welke wijze Nederland Italië bijstaat om een veilige haven te vinden? Kunt u daarbij uiteenzetten welke stappen Nederland tot nu toe heeft ondernomen en/of van plan is om te nemen?
Volgens artikel 3.1.9 van het SAR-verdrag moet er coördinatie en samenwerking plaatsvinden tussen de verdragspartijen zodat kapiteins aan hun verplichtingen met betrekking tot het aan boord nemen van drenkelingen kunnen voldoen zonder al te grote afwijkingen van hun bedoelde reis. De primaire verantwoordelijkheid ligt bij het land in wiens SAR regio de drenkelingen aan boord zijn genomen. Ontscheping zal zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is, moeten plaatsvinden.
Nederland heeft in lijn met het SAR verdrag aan diverse landen rond de Middellandse Zee gevraagd om een veilige haven waar ontscheping veilig plaats zou kunnen vinden. Helaas is daar geen positieve reactie op gekomen.
Is het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat of het Ministerie van Justitie en Veiligheid (of een ander ministerie) leidend in deze zaak? Hoe zijn de specifieke verantwoordelijkheden verdeeld tussen de verschillende betrokken ministeries?
De veiligheid van het schip en diens bemanning behoort tot het beleidsterrein van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Indien assistentie wordt gevraagd aan Nederland bij het vinden van een veilige haven, zijn verschillende taken verdeeld over verschillende rijksinstanties, waarbij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat of de Kustwacht in principe als eerste aanspreekpunt fungeren. Wanneer het gaat om de herverdeling van drenkelingen binnen de Europese Unie en een eventuele Nederlandse deelname daaraan, ligt de primaire verantwoordelijkheid bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Hoe verhoudt zich de passieve opstelling van Nederland met betrekking tot de ontscheping van de migranten die op Seawatch-3 verblijven met de eerdere uitspraak van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat dat «de veiligheid voorop staat»?
Er is geen sprake geweest van een passieve opstelling van Nederland. Nederland heeft conform het SAR verdrag diverse landen rond de Middellandse Zee verzocht om een veilige haven te bieden. Helaas heeft dit niet onmiddellijk geleid tot het gewenste resultaat. Het is bekend dat de situatie in het Middellandse Zeegebied de afgelopen maanden veranderd is en het lijkt steeds moeilijker te worden om veilige havens te vinden die willen meewerken aan het ontschepen van drenkelingen.
De veiligheid staat voor mij voorop. Dat is ook de reden dat ik in april 2019 veiligheids- en bemanningseisen heb vastgesteld voor schepen die stelselmatig drenkelingen aan boord nemen. Zolang de Sea-Watch 3 niet voldoet aan deze eisen, vind ik het onverstandig dat het schip wordt ingezet voor het aan boord nemen van drenkelingen.
Bent u bereid om met Italië in overleg te treden om te komen tot een structurele vorm van bijstand met betrekking tot de ontscheping van mensen aan boord van de Seawatch-3? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet dringt al langere tijd aan op een structurele oplossing, zowel in Brussel als in contacten met andere EU-lidstaten, waaronder Italië. Met uw Kamer, is het kabinet teleurgesteld dat na ruim een jaar sinds de Europese Raad van juni 2018, nog altijd geen oplossing is gevonden voor dit vraagstuk. Kortheidshalve verwijs ik u naar de toelichting in de brief van 14 januari 2019 over het standpunt van het kabinet met betrekking tot de structurele oplossing voor dit vraagstuk.3
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de structurele oplossing die u in uw brief van 14 januari 2019 (Kamerstuk 32 317, nr. 535) noemt?
Tijdens verschillende Algemene Overleggen ter voorbereiding op de JBZ-raden is uitgebreid met uw Kamer over dit onderwerp en het gebrek aan voortgang gewisseld. Kortheidshalve verwijs ik u naar de verschillende Geannoteerde Agenda’s voor en Verslagen van de JBZ-raden en in het bijzonder de aanbiedingsbrief bij het verslag van de informele JBZ-raad van 18-19 juli 2019.4
Zoals toegelicht in deze aanbiedingsbrief en het bijbehorende verslag, hebben de bijeenkomsten niet geresulteerd in een tijdelijk mechanisme dat, wat het kabinet betreft, kan bijdragen aan de gewenste structurele oplossing voor ontscheping. Het kabinet zal blijven aandringen op een mechanisme waarin een zo groot mogelijke groep, zo niet alle lidstaten, haar verantwoordelijkheid neemt. Inclusief de lidstaten van aankomst. Daarnaast blijft het kabinet voorstander van een algemeen verdelingsmechanisme waarin bij aankomst middels een verplichte grensprocedure onderscheid wordt gemaakt tussen kansrijke asielzoekers, kansarme asielzoekers en irreguliere economische migranten. Hierbij draagt het kabinet tevens uit dat herplaatsing alleen aan de orde is wanneer een lidstaat onder aanhoudende, disproportionele druk staat.
Welke acties onderneemt het kabinet om, al dan niet samen met de UN Refugee Agency (UNHCR) en de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), tot een dergelijke structurele oplossing voor ontscheping in de Middellandse Zee-regio te komen?
UNHCR en IOM zijn op verschillende manieren betrokken bij de uitwerking van de Conclusies van de Europese Raad van juni 2018. Beide organisaties nemen deel aan de discussies over de ontscheping in de EU. Daarnaast zijn zij actief bij het bevorderen van de ontscheping van drenkelingen in Noord-Afrikaanse landen, alsook de daaropvolgende registratie en opvang in het geval dat UNHCR betrokkenen als vluchteling erkend. Voorts zijn beide organisaties betrokken bij de ontscheping van geredde drenkelingen in onder andere Tunesië.
Kunt u alle vragen individueel beantwoorden?
Ja.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Hungary depriving asylum seekers of food- Council of Europe’ |
|
Attje Kuiken (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u in aanvulling op de door u gegeven antwoorden op Kamervragen over het bericht het bericht «Hungary depriving asylum seekers of food- Council of Europe» d.d. 26 juni 2019 (2019D27586) aangeven of er naast de strijdigheid van de wijze waarop Hongarije de relevante Europese regelgeving toepast met het acquis, ook strijdigheid is met andere internationale verdragen, waaronder het Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties? Zo ja, op welke wijze heeft u dit onder de aandacht van uw Hongaarse ambtsgenoot heeft gebracht? En zo nee, waarom niet?
Zoals eerder met uw Kamer is gedeeld, is het kabinet is van mening dat onderdelen van het Hongaarse asiel- en migratiebeleid strijdig zijn met internationale verplichtingen. In dit kader wijst het kabinet erop dat de Commissie meerdere inbreukprocedures is gestart tegen Hongarije die betrekking hebben op het Hongaarse asiel- en migratiebeleid. Bovendien maken de «fundamentele rechten van migranten, asielzoekers en vluchtelingen» onderdeel uit van de resolutie van het Europees parlement waarmee het de artikel 7-procedure jegens Hongarije activeerde, en zullen daarom naar verwachting onderdeel uitmaken van de dialoog met Hongarije in het kader van deze procedure in de Raad Algemene Zaken. Het kabinet blijft de zorgen over ontwikkelingen in Hongarije op asiel- en migratiegebied in zowel bilateraal als Europees verband uitspreken richting de Hongaarse autoriteiten.
Zijn de (eventuele) schendingen van het internationaal recht als gevolg van de wijze waarop Hongarije het asiel- en migratiebeleid uitvoert ook in andere internationale overlegfora besproken? Zo ja, welke en wat zijn de eventuele gevolgen daarvan? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet blijft de zorgen over de wijze waarop Hongarije het asiel- en migratiebeleid uitspreken richting de Hongaarse autoriteiten. Zoals in antwoord op vraag 1 aangegeven, heeft de Commissie het hieromtrent nodig geacht een aantal inbreukprocedures te starten tegen Hongarije. Verder verwijst het kabinet naar het antwoord op de vragen 4 en 5 van de schriftelijke vragen van de leden Van de Hul en Kuiken (Vergaderjaar 2018–2019, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 3204 d.d. 1 juli 2019).
Heeft de Hongaarse overheid naast het nationale asiel- en migratiebeleid een zorgplicht voor vluchtelingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u van mening dat Hongarije deze zorgplicht voldoende nakomt?
Als lidstaat van de EU dient Hongarije de geldende EU-wet- en regelgeving, het zgn. acquis, correct toe te passen zoals ook in antwoord op de eerdere vragen gesteld (Vergaderjaar 2018–2019, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 3204 d.d. 1 juli 2019). Het doel van het acquis is om te zorgen dat alle lidstaten een zorgvuldig, humaan en efficiënt asielstelsel voeren. Middels de Procedurerichtlijn is het VN-Vluchtelingenverdrag onderdeel van dat acquis. Zoals ook eerder met de Kamer gedeeld, heeft de Commissie tekortkomingen vastgesteld in hoe Hongarije het acquis implementeert en het noodzakelijk geacht diverse inbreukprocedures tegen Hongarije te starten. Het kabinet deelt de zorgen over het Hongaarse asiel- en migratiebeleid die tot deze inbreukprocedures hebben geleid en verwelkomt dat de Commissie haar rol in deze gevallen neemt. Het is uiteindelijk aan de Commissie als hoedster van de verdragen om erop toe te zien dat lidstaten het acquis correct toepassen. Het kabinet wacht de uitkomsten van de inbreukprocedures af alvorens nieuwe stappen te nemen. Het rapport van de Commissaris voor de Rechten van de Mens is besproken in het Comité van Ministers van de Raad van Europa. Daarbij is niet specifiek gesproken over hulp aan vluchtelingen in Hongarije.
Kunt u nog aangeven welke aanvullende mogelijkheden u ziet -aanvullend en naast het aanspreken van de Hongaarse overheid- om concrete verbetering te bewerkstelligen in de zorgelijke situatie van de vluchtelingen die zich in Hongarije bevinden? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Is er in Europees en/of ander internationaal verband gesproken over bijvoorbeeld de mogelijkheden van voedselhulp of andere vormen van hulp voor vluchtelingen in Hongarije zolang de situatie zoals beschreven in het rapport van de Commissaris voor de Rechten van de Mens voortduurt? Zo ja, heeft dit tot concrete hulp kunnen leiden? Zo nee, waarom niet en bent u alsnog bereid zich hiervoor in te spannen?
Zie antwoord vraag 3.
De btw plicht voor toezichthouders in het licht van een recente uitspraak van het Europees Hof |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het arrest van het Europees Hof van Justitie van 13 juni 2019 over de btw-plicht voor toezichthouders?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de conclusie van het arrest die luidt: «De artikelen 9 en 10 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, moeten aldus worden uitgelegd dat een lid van de raad van commissarissen van een stichting, zoals verzoeker in het hoofdgeding – die wat de uitoefening van zijn werkzaamheden als lid van die raad betreft weliswaar op geen enkele wijze hiërarchisch ondergeschikt is ten aanzien van het bestuursorgaan of de raad van commissarissen van die stichting, doch noch in eigen naam, noch voor eigen rekening, noch onder zijn eigen verantwoordelijkheid handelt, maar handelt voor rekening en onder de verantwoordelijkheid van diezelfde raad, en evenmin het economische bedrijfsrisico draagt, aangezien hij een vaste vergoeding ontvangt die niet afhankelijk is van zijn deelname aan vergaderingen of van zijn feitelijk gewerkte uren –, niet zelfstandig een economische activiteit verricht»?
Ja.
Kunt u aangeven welke toezichthouders in Nederland dus niet btw-plichtig zijn en kunt u dit in een beleidsbesluit vastleggen?
De vaststelling van de belastingplicht voor de btw is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het individuele geval. De beoordeling hiervan is voorbehouden aan de inspecteur. Bij die beoordeling zal de inspecteur rekening houden met het arrest HvJ EU 13 juni 2019, nr. C-420/18 (IO).Echter, het arrest biedt naar mijn mening onvoldoende duidelijkheid om een algemene, voor iedere toezichthouder geldende, beleidslijn in een beleidsbesluit vast te leggen.
Voor de volledigheid vermeld ik dat de Hoge Raad binnenkort arrest wijst in een zaak over de btw-belastbaarheid van vacatiegelden.2 Na het wijzen van dit arrest zal ik opnieuw bezien of het mogelijk is om de btw-plicht van toezichthouders te verduidelijken in een beleidsbesluit.
Kunt u aangeven wat er gebeurt met een 'Verklaring omtrent de hoedanigheid van belastingplichtige», waarin de Belastingdienst in het verleden aangegeven heeft dat iemand btw-plichtige is en dat volgens EU-recht toch niet blijkt te zijn? Wordt die met terugwerkende kracht ingetrokken of hersteld?
Aan de «Verklaring omtrent de hoedanigheid van belastingplichtige» ligt een beoordeling van feiten en omstandigheden ten grondslag op het moment van afgifte. Deze beoordeling maakt de inspecteur op grond van het op dat moment geldende toetsingskader. De verklaringen vervallen wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van dat kader; hetzij doordat het feitencomplex verandert, hetzij doordat dit toetsingskader zelf verandert. De verklaringen worden niet met terugwerkende kracht ingetrokken of anderszins aangepast.
Klopt het dat het arrest de facto terugwerkende kracht heeft omdat het een uitleg van EU-recht geeft die ook voor de uitspraak van toepassing was?
Als de werking van een arrest niet door het Hof van Justitie zelf wordt beperkt in de tijd, heeft het arrest een werking ex tunc3. Dit betekent dat de uitleg van het Hof van Justitie terugwerkt tot het moment waarop de in het arrest beoordeelde artikel van de btw-richtlijn in werking is getreden. De terugwerkende kracht geldt echter niet voor onherroepelijk vaststaande beschikkingen, zoals teruggaafbeschikkingen of (naheffings-)aanslagen omzetbelasting.
Wat moeten mensen doen die sinds 2012 btw in rekening gebracht hebben en nu niet btw-plichtig blijken te zijn onder Europees recht?
Toezichthouders die twijfelen of zij na het arrest HvJ EU 13 juni 2019, nr. C-420/18 (IO) nog belastingplichtig zijn voor de btw, kunnen deze vraag voorleggen aan hun btw-inspecteur. Voor de voldoening op aangifte van btw over tijdvakken die in het verleden liggen geldt het volgende. Als de toezichthouder niet tijdig bezwaar maakt of heeft gemaakt tegen de voldoening van btw op aangifte, staan deze tijdvakken onherroepelijk vast en bestaat naar aanleiding van het arrest HvJ EU 13 juni 2019, nr. C-420/18 (IO) geen recht op ambtshalve teruggaaf van btw. Dit volgt uit de punten 8 en 12 tot en met 14 van paragraaf 23 van het besluit van 9 mei 2017 nr. 2017–1209 (Besluit Fiscaal Bestuursrecht).
Kunt u aangeven op welke gronden Nederland in 2012 besloten heeft dat het juist uit EU-recht volgde dat er wel een btw-plicht voor toezichthouders was? Kunt u de juridische adviezen en correspondentie met de commissie aan de Kamer doen toekomen?
Commissarissen die niet meer dan vier commissariaten vervulden werden tot 1 januari 2013 niet aangemerkt als btw-ondernemer op grond van een goedkeurend besluit.4 De Europese Commissie was van mening dat Nederland de BTW-richtlijn hiermee niet correct toepaste en startte een formele inbreukprocedure, waarbij de Europese Commissie een ingebrekestelling stuurde, gevolgd door een met redenen omkleed advies. Hierin werd Nederland verzocht om de goedkeuring in te trekken. De Europese Commissie was namelijk van oordeel dat niet slechts op grond van een aantal commissariaten kon worden bepaald of een commissaris voor btw-doeleinden als belastingplichtige moest worden aangemerkt. Dat diende volgens de Europese Commissie per geval te worden bepaald, rekening houdende met alle relevante elementen. Ter voorkoming van een inbreukprocedure voor het Hof van Justitie EU heeft Nederland de goedkeuring per 1 januari 2013 ingetrokken. Het btw-ondernemerschap van commissarissen wordt sindsdien van geval tot geval beoordeeld.
Gevraagd naar de juridische adviezen en correspondentie met de Europese Commissie deel ik u mee dat ik nog onderzoek in hoeverre deze stukken mogen worden verstrekt nu het communicatie van/aan derden betreft. Als blijkt dat deze stukken kunnen worden gedeeld ontvangt uw Kamer die zo spoedig mogelijk van mij.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen de reguliere termijn beantwoorden?
Ja.
De erkenning van gevangenisstraffen uit andere EU-landen |
|
Michiel van Nispen |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met de zaak van de Nederlander de heer H., die in Hongarije is veroordeeld tot een gevangenisstraf waarvan de overname van de executie van die straf door Nederland, waarmee Nederland inmiddels heeft ingestemd, door Hongarije wordt geweigerd?1
Ja.
Klopt het dat op grond van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (de WETS) uitgangspunt is dat lidstaten van de Europese Unie (EU) mee moeten werken aan de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf in het land van herkomst van de veroordeelde?
Kaderbesluit 2008/909/JBZ (het Kaderbesluit) strekt ertoe de resocialisatie te bevorderen van veroordeelden die zijn veroordeeld tot een vrijheidsbenemende sanctie in een andere lidstaat binnen de Europese Unie dan waar zij onderdaan van zijn en/of voorafgaand aan hun veroordeling rechtmatig verbleven.2 Dit wordt bewerkstelligd door de tenuitvoerlegging van die sanctie over te dragen aan laatstbedoelde lidstaat.
In het Kaderbesluit wordt het uitgangspunt gehanteerd dat lidstaten verplicht zijn een vonnis van een staat van veroordeling te erkennen na ontvangst van een verzoek daartoe. Dit is evenwel alleen het geval indien de veroordeelde onderdaan is van eerstgenoemde lidstaat en daar ook woonde voorafgaand aan de veroordeling. Er bestaat in beginsel geen verplichting voor de staat van veroordeling om een verzoek tot erkenning in te dienen. Dit is alleen anders indien een veroordeelde door de staat waarvan hij onderdaan is, ter fine van strafvervolging, is overgeleverd aan de staat van veroordeling en hierbij een terugkeergarantie is afgegeven. Van belang hierbij is nog dat – met uitzondering van zaken met een terugkeergarantie – het voor een staat van veroordeling mogelijk is om op elk moment, tot aan de daadwerkelijke overdracht van de veroordeelde, een verzoek tot overdracht in te trekken. Hiervoor hoeft geen sprake te zijn van een specifieke omstandigheid. Gedacht hierbij kan worden aan de situatie waarin de staat van tenuitvoerlegging aangeeft dat na overdracht de strafduur zal worden aangepast en de staat van veroordeling de aangepaste strafduur onvoldoende recht vindt doen aan het gepleegde delict.
De WETS betreft de implementatie van bovengenoemd Kaderbesluit in Nederland en geeft daarmee weer hoe de Nederlandse procedures rondom overname en overdracht van sancties zijn georganiseerd. Er kan dan ook niet worden gesteld dat de WETS Nederland verplicht tot erkenning en tenuitvoerlegging van sancties.
Klopt het dat de WETS-procedure in deze zaak heel erg lang heeft geduurd en dat Hongarije uiteindelijk in deze kwestie de overname van de executie van de gevangenisstraf door Nederland weigert?
Zoals reeds in het antwoord op de vragen 2 en 5 kort is aangestipt, kan op grond van het Kaderbesluit een straf door de staat van tenuitvoerlegging worden aangepast. Dit is ten eerste het geval indien de duur van de opgelegde vrijheidsbenemende sanctie het wettelijke strafmaximum voor het desbetreffende strafbare feit in de staat van tenuitvoerlegging overstijgt. Ten tweede kan dit aan de orde zijn indien de aard van de opgelegde sanctie onverenigbaar is met het recht van de staat van tenuitvoerlegging. In die gevallen dient de duur van de straf te worden aangepast om het buitenlandse vonnis in Nederland ten uitvoer te kunnen leggen. Het komt voor dat, net als in de bedoelde casus, een staat van veroordeling de overdracht niet wenst voort te zetten op het moment dat de strafduur wordt verlaagd naar het Nederlandse strafmaximum. Ik beschik niet over cijfers die aantonen hoe vaak dit voorkomt. Ten aanzien van voormelde casus is nog relevant te melden dat mij niet is gebleken dat deze procedure erg lang heeft geduurd.
Hoe lang duren deze procedures gemiddeld en hoe lang mogen deze procedures naar uw mening maximaal duren?
In de WETS zijn verschillende termijnen opgenomen. Zo heeft de beoogde staat van tenuitvoerlegging negentig dagen na ontvangst van het verzoek de tijd om een beslissing te nemen over de erkenning van de rechterlijke uitspraak. Daarnaast moet de veroordeelde, na erkenning van de beslissing, binnen dertig dagen naar de uitvoerende lidstaat worden overgebracht. Deze termijnen gelden, met dien verstande dat het eventueel overschrijden van deze termijnen niet betekent dat een verplichting tot erkenning komt te vervallen. De gestelde termijnen brengen mee dat is voorzien in een erkenningsprocedure die in beginsel binnen deze termijn kan worden afgerond. Dat dit niet altijd mogelijk is, door bijvoorbeeld de noodzaak om aanvullende informatie op te vragen bij de veroordelende lidstaat of wegens het opstellen van een sociale rapportage bij terugkeergaranties, blijkt wel uit het feit dat in de jaren 2016 en 2017 slechts in circa de helft van de zaken die door Nederland zijn overgedragen aan andere lidstaten binnen de daarvoor gestelde termijn zijn afgerond.
Welke weigeringsgronden hebben EU-lidstaten op grond waarvan voorkomen wordt dat Nederlanders in het eigen land hun gevangenisstraf uit mogen zitten?
Zie antwoord vraag 2.
Komt het vaker voor dat de veroordelende lidstaat het niet eens is met de aanpassing van de straf door Nederland, met als gevolg dat de overname niet door gaat?
Zie antwoord vraag 3.
Welke gevolgen heeft een dergelijke opstelling van de staat van veroordeling voor de resocialisatieperspectieven van een veroordeelde wanneer deze uiteindelijk in Nederland terugkeert?
Indien een Nederlander in het buitenland wordt opgepakt op verdenking van een strafbaar feit, wordt deze door een medewerker van de Nederlandse ambassade bezocht en geïnformeerd over het bestaan van Bureau Buitenland. Dit onderdeel van Reclassering Nederland werkt op vrijwillige basis en begeleidt verdachten en veroordeelden die onderdaan zijn van Nederland en die na hun detentie terugkeren naar Nederland. Lokaal woonachtige Nederlandse reclasseringsvrijwilligers bezoeken deze verdachten en veroordeelden in opdracht van Reclassering Nederland. De begeleiding is gericht op het beïnvloeden van de kans op recidive en op het beperken van detentieschade. Dit wordt bewerkstelligd door te helpen met het reflecteren op het eigen gedrag, na te denken over de toekomst, versterken van het sociale netwerk in Nederland en het aansporen tot het inwinnen van informatie over alles wat zij moeten regelen als zij vrijkomen. In het geval dat een veroordeelde, om welke reden dan ook, zijn gehele sanctie ondergaat in het buitenland, speelt Bureau Buitenland ook een rol in die zin dat de veroordeelde verwezen wordt naar de gemeentelijke nazorg en eventueel reguliere hulpverleningsorganisatie, waarbij – indien de veroordeelde daar toestemming voor heeft gegeven – ook informatie over de veroordeelde wordt overgedragen. Alhoewel het uiteraard behulpzaam bij de resocialisatie is als een veroordeelde een gedeelte van zijn sanctie in Nederland ondergaat, ben ik van mening dat door de inzet van Bureau Buitenland en de nazorg door gemeenten een veroordeelde goed in staat wordt gesteld om op een goede wijze in de Nederlandse maatschappij terug te keren.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat andere lidstaten van de EU, op grond van de bestaande afspraken, er aan meewerken dat straffen die door Nederland erkend zijn ook in Nederland ten uitvoer gelegd kunnen worden? Bent u bereid over deze kwestie, en indien nodig ook in soortgelijke gevallen, uw buitenlandse ambtgenoten hierop aan te spreken?
Zoals is opgenomen in het antwoord op de vragen 2 en 5 bestaat er geen verplichting voor een staat van veroordeling om een verzoek tot overdracht in te dienen en is het mogelijk om een dergelijk verzoek in te trekken, behoudens de gevallen waarin eerdergenoemde terugkeergarantie aan de orde is. Uit het enkele feit dat er geen verzoek wordt ingediend, dan wel een verzoek wordt ingetrokken kan dan ook niet worden geconcludeerd dat de lidstaten het Kaderbesluit niet naar behoren uitvoeren. Ik zie dan ook geen aanleiding om hierover te spreken met mijn ambtsgenoten. De centrale autoriteit overlegt overigens op regelmatige basis over individuele gevallen met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.
Het bericht dat Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk worden geweerd bij de stembureaus |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat EU-burgers in het Verenigd Koninkrijk vandaag bij de stembus naar huis worden gestuurd omdat ze bepaalde formulieren niet hebben ingevuld, niet of niet tijdig hebben ontvangen, en nu niet kunnen stemmen?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat dit ook Nederlanders treft?
Ja.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat op deze manier een fundamenteel recht als het stemrecht verloren gaat?
Uiteraard moet elke kiesgerechtigde in de Europese Unie zijn stem kunnen uitbrengen. Het is de verantwoordelijkheid van elke lidstaat van de Europese Unie om de verkiezingen voor het Europese parlement te organiseren. Uitgaande van de berichten in de media en contacten met EU-burgers in het VK komt het beeld naar voren dat zich in het VK problemen hebben voorgedaan rond de registratie van kiezers die wilden stemmen voor het Europees parlement. De Britse Electoral Commission heeft na de verkiezingen in een verklaring1 gewezen op de korte voorbereidingstijd en het feit dat de procedures voor registratie door de late aankondiging van de verkiezingen krappe termijnen kenden. De Electoral Commission bestudeert nu de ontvangen klachten. De Nederlandse ambassade in Londen heeft Nederlanders in het VK naar aanleiding van ontvangen meldingen geïnformeerd over de rol en klachtenprocedure van de Electoral Commission. De verkiezingen in het VK zijn een verantwoordelijkheid van de Britse autoriteiten. Nederland kan zich daarin niet mengen. Desalniettemin zal de Nederlandse regering op gepaste wijze aandacht vragen voor de zorgen van de Nederlandse burgers in het VK aangaande hun deelname aan de Britse Europese verkiezingen door dit punt mee te nemen in een van de komende besprekingen met het VK.
Bent u bereid dit aan te kaarten bij uw Britse ambtsgenoot?
Zie antwoord vraag 3.
Ziet u enige manier om deze Nederlanders alsnog hun stem te laten uitbrengen of deze geldig te laten verklaren?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht ‘Hungary depriving asylum seekers of food- Council of Europe’ |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Hungary depriving asylum seekers of food- Council of Europe»?1
Ja.
Kent u het rapport over Hongarije van de Commissaris voor de Rechten van de Mens?2 Zo ja, bent u geschrokken over de inhoud van dit rapport?
Het kabinet is bekend met het rapport. Het rapport bevestigt de al langer lopende ontwikkeling van het Hongaarse asiel- en migratiebeleid waarover ook door andere partijen reeds is gerapporteerd. Zoals bekend deelt het kabinet de zorgen die ook in het rapport naar voren komen.
Heeft u naar aanleiding van dit rapport contact gehad met uw Hongaarse collega en/of uw Europese ambtsgenoten? Zo ja, wat heeft dit contact opgeleverd? Zo nee, waarom niet?
Het is bekend dat Hongarije al langere tijd op het gebied van asiel en migratie een andere koers vaart dan de meerderheid van de lidstaten. Het kabinet is van mening dat de manier waarop de Hongaarse regering zich over asiel en migratie uitlaat een Europese aanpak niet dichterbij brengt. Deze zorg brengt Nederland ook over in gesprekken met Hongaarse collega’s, zowel op politiek (de ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie en Veiligheid) als ambtelijk niveau.
Ook is duidelijk dat de wijze waarop Hongarije de relevante Europese regelgeving toepast strijdig is met het acquis. Naar aanleiding van ontwikkelingen in Hongarije heeft de Commissie het daarom nodig geacht een aantal inbreukprocedures te starten tegen Hongarije, die betrekking hebben op zaken die ook in het rapport van de Raad van Europa worden gesignaleerd. Het is ten slotte aan de Europese Commissie als hoedster van de verdragen om erop toe te zien dat lidstaten het acquis correct toepassen. Deze rol neemt zij ook op zich.
Bent u bekend met de reactie van de Hongaarse regering op dit rapport? Zo ja, deelt u de opvatting van de Hongaarse regering dat zij handelen volgens het internationale recht waar het betreft de behandeling van vluchtelingen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van mening dat de overige punten genoemd in het rapport eveneens aanleiding geven tot zorg? Zo ja, is het aanspreken van de Hongaarse regering in EU-verband wat u betreft op dit moment voldoende? Zo nee, welke aanvullende mogelijkheden ziet u?
Zoals eerder met uw Kamer is gedeeld heeft Nederland zorgen over de situatie van de rechtsstaat, democratie en mensenrechten in Hongarije (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2954 d.d. 22 augustus 2018). Het kabinet blijft de zorgen in zowel bilateraal als Europees verband uitspreken richting de Hongaarse autoriteiten. Het Europees parlement heeft vorig jaar in september wegens mogelijke ernstige schending van de Uniewaarden in Hongarije de zogenoemde artikel 7-procedure geactiveerd. Het kabinet is er voorstander van om voorspoedig met Hongarije de formele dialoog aan te gaan over de zorgen die zijn geuit in het kader van de artikel 7-procedure.
Leegloop en braindrain door arbeidsmigratie binnen de EU |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met bericht «Arbeidsmigratie in EU: van «De deur staat open» tot «Kom alsjeblieft terug!»»?1 Wat is uw oordeel hierover?
Ja, het bericht is bij mij bekend. Voor mijn oordeel verwijs ik naar de beantwoording van de vragen hieronder.
Deelt u de zorgen van de inwoners van Italië, Spanje, Griekenland, Polen en Roemenië over leegloop en braindrain door het vertrek van landgenoten die elders in de Europese Unie (EU) gaan werken?
Ik kan mij die zorgen voorstellen. Uitgaande arbeidsmobiliteit kan bijdragen aan een groeiend tekort aan arbeidskrachten in bepaalde sectoren. Tegelijkertijd is het vrij verkeer voor werknemers en hun familie een fundamenteel recht.
Wat is uw reactie op de premier van Polen als hij tegen zijn inwoners zegt «Kom terug! We hebben jullie nodig»?
In Polen is het aantal emigranten groter dan het aantal immigranten. Daarnaast heeft Polen, evenals Nederland, te maken met toenemende krapte op de arbeidsmarkt. Eurostat gebruikt de «job vacancy rate» om de krapte op de arbeidsmarkt te monitoren. Daarmee wordt het aantal onvervulde vacatures uitgedrukt als aandeel van alle beschikbare banen (dat is de optelsom van alle vervulde banen en onvervulde vacatures). In 2018 bleef in Nederland 3% van de beschikbare banen onvervuld daar waar in Polen 1,2% van de beschikbare banen onvervuld bleef. Tsjechië had in 2018 het hoogst percentage vacaturegraad (5,5%) van de EU2.
JOB VACANCY RATE (%)
2014
2015
2016
2017
2018
Nederland
1,4
1,71
2,01
2,51
3,01
Polen
0,5
0,6
0,8
1,0
1,2
Bron: Eurostat (https://ec.europa.eu/eurostat/web/labour-market/job-vacancies/database)
Voorlopige cijfers
Begrijpt u dat de roep om maatregelen tegen ongereguleerde arbeidsmigratie steeds luider wordt? Wat onderneemt u om hieraan tegemoet te komen?
Het vrij verkeer van werknemers wordt gereguleerd door Verordening (EU) Nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrij verkeer van werknemers binnen de Unie. Het vrij verkeer van werknemers is één van de pijlers onder de Europese samenwerking en biedt werknemers de mogelijkheid de eigen levensomstandigheden en sociale positie te verbeteren. Tegelijkertijd draagt het vrij verkeer van werknemers bij aan de behoeften van de economie van de lidstaten.3
Ik ben voorstander van het vrij verkeer, maar vind het van belang dat er regels zijn om negatieve gevolgen ervan aan te pakken. Met de herziening van de detacheringsrichtlijn, de handhavingsrichtlijn en de oprichting van de Europese arbeidsautoriteit zijn grote stappen gezet.
Het vrij verkeer van werknemers heeft zijn keerzijdes. Het kabinet is de afgelopen periode gericht geweest op het bestrijden en voorkomen van de nadelige effecten van het vrij verkeer van werknemers en zal zich hiervoor blijven inzetten.
Deelt u de mening dat het zogeheten vrije verkeer van personen en diensten tot sociale ontwrichting leidt binnen de EU? Wat onderneemt u hiertegen?
Zie antwoord vraag 4.
Erkent u dat bij de invoering van het zogeheten vrije verkeer van personen en diensten vooral is gekeken naar de economische voordelen voor bedrijven, maar onvoldoende naar negatieve effecten zoals braindrain, leegloop en oneerlijke concurrentie?
Arbeidsmobiliteit versterkt de (kennis)economie, innovatieve slagkracht en concurrentiepositie van alle EU-landen en Nederland in het bijzonder. Arbeidsmobiliteit helpt bij het matchen van vraag en aanbod op de (Europese) arbeidsmarkt en kan helpen bij het opvangen van economische schokken en de gevolgen van vergrijzing. Dat neemt niet weg dat arbeidsmobiliteit ook zijn keerzijden kent. Naast eventuele tekorten op de arbeidsmarkt in lidstaten waar arbeidskrachten vertrekken, kan arbeidsmobiliteit ook leiden tot oneerlijke concurrentie op loonkosten, arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden.
Circa 17 miljoen EU-burgers maken gebruik van vrij verkeer van werknemers en diensten.4 Opwaartse sociaaleconomische convergentie is één van de beloftes van de Europese Unie en essentieel voor het functioneren van de EU. De economische prestaties binnen de EU lopen echter nog aanzienlijk uiteen, net als het inkomensniveau van de bevolking.5 Ik ben van oordeel dat blijvende inzet van lidstaten nodig is om de veerkracht van de economieën, sociaaleconomische prestaties en leefomstandigheden van hun burgers te verbeteren.
Bent u het eens dat het zogeheten vrije verkeer van werknemers en diensten goed kan werken tussen lidstaten die economisch vergelijkbaar zijn, maar ontwrichtende gevolgen heeft indien dit wordt toegepast op landen die economisch grote verschillen vertonen?
Zoals ik aangaf bij de beantwoording van vragen 4 en 5 is de belangrijkste oorzaak van arbeidsmobiliteit dat de sociaaleconomische verschillen tussen EU-lidstaten aanzienlijk zijn. Daarom vind ik het belangrijk dat de Europese Unie blijft inzetten op opwaartse sociaaleconomische convergentie om de veerkracht van de economieën van lidstaten, hun sociaaleconomische prestaties en hun leefomstandigheden te verbeteren.
Daarnaast kunnen lidstaten met tekorten op de arbeidsmarkt als gevolg van vertrekkende arbeidskrachten, adequaat beleid ontwikkelen om het voor werknemers aantrekkelijker te maken in het land van herkomst te blijven.
Een versterkte inzet van het bestaande instrumentarium, zoals de Macro-economische onevenwichtighedenprocedure, het Stabiliteits- en Groeipact en de open methode van coördinatie, kan dit proces ondersteunen.
In dit kader zal het kabinet inzetten op de versterking van het Europees Semester, onder meer door het gericht onderling vergelijken van de beleidsinspanningen (doelen, instrumenten en resultaten) van lidstaten («benchmarking») en vormen van beleidsintervisie tussen lidstaten («peer review»). Ook de effectieve benutting van de middelen uit de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI-fondsen) zoals het Europees Sociaal Fonds kan een belangrijke bijdrage leveren aan opwaartse sociaaleconomische convergentie. Tevens draagt de inzet van het kabinet om de koppeling tussen het Europese Semester en de benutting van Europese middelen te versterken hieraan bij.
Deelt u de mening dat een open gesprek over regulering van het vrije verkeer van werknemers sterker is dan de discussie doodslaan met het argument dat dit «nu eenmaal is hoe de EU werkt»? Zo ja, wanneer komt u met een voorstel?
Zie antwoord vraag 7.
Wist u dat de Eurocommissaris Moscovici afgelopen januari met voormalig premier van het Verenigd Koninkrijk de heer Blair en de Hongaarse miljardair de heer George Soros geheime gesprekken heeft gevoerd in de achterkamertjes van het World Economic Forum in Davos over een tweede Brexit-referendum?1
Nee.
Zo ja, waarom heeft u de Tweede Kamer hier niet over geïnformeerd? Zo nee, wat vindt u van dit onderhoud?
Eurocommissaris Moscovici heeft gedurende het World Economic Forum in Davos verschillende gesprekken gevoerd. Het is aan de Europese Commissie zelf om de afweging te maken met wie Eurocommissarissen wel of niet spreken.
Erkent u dat de werkwijze van de Europese Commissie het streven om te komen tot goede afspraken tussen de overgebleven 27 landen van de Europese Unie (EU27) en het Verenigd Koninkrijk in het kader van de Brexit ondermijnt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is aan de Europese Commissie zelf om te beoordelen met wie Eurocommissarissen wel of niet spreken. Het mandaat met de inzet van de EU27 voor de Brexit-onderhandelingen is vastgelegd in de richtsnoeren van de Europese Raad in artikel 50 samenstelling van 29 april 20172, 15 december 20173, 23 maart 20184 en in de gedetailleerde onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad Algemene Zaken in artikel 50 samenstelling van 22 mei 20175 en 29 januari 20186. De genoemde gesprekken doen geenszins afbreuk aan dit mandaat. Zowel de Europese Commissie als de EU-lidstaten beseffen hoe belangrijk de EU27-eenheid is om gezamenlijke doelen te kunnen bereiken. Tot op heden is het de Europese Commissie, die namens de EU27 onderhandelt met het VK, goed gelukt om die EU27-eenheid te bewaren.
Op welke wijze wordt de zogenaamde eenheid van het optreden van EU27 ondermijnd door dit gesprek door de Eurocommissaris? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op geen enkele wijze. Voor een toelichting zie het antwoord op vraag 3.
Welke verklaring heeft u voor het feit dat deze afspraken niet conform de interne regels van de Europese Commissie niet gepubliceerd zijn op de daarvoor bestemde website?
De leden van de Europese Commissie maken informatie openbaar over alle bijeenkomsten die zij en leden van hun kabinet met organisaties of als zelfstandige werkzame personen hebben gehouden over kwesties die verband houden met beleidsvorming en beleidsuitvoering in de Unie, overeenkomstig de bepalingen van Commissiebesluit C(2014) 9051 van 25 November 2014. De openbaar te maken informatie bestaat uit de datum en de plaats van de bijeenkomst, de naam van het lid van de Europese Commissie en/of van het lid van zijn of haar kabinet, de naam van de organisatie of als zelfstandige werkzame persoon en het onderwerp van de bijeenkomst. In ditzelfde besluit is tevens een aantal uitzonderingen geformuleerd waaronder deze informatie niet openbaar hoeft te worden gemaakt. Het kabinet heeft geen reden om aan te nemen dat de Europese Commissie hier onterecht gebruik heeft gemaakt van een van deze uitzonderingen.
Vindt u het terecht dat de Europese Commissie verklaart dat de besluitvorming zwaarder weegt dan het publieke belang van transparantie in deze context? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is aan de Europese Commissie om deze afweging te maken. Deze afweging heeft de Europese Commissie toegelicht in een brief aan EUobserver7, ook te vinden in het artikel van EUoberver waar u in uw vragen aan refereert. Het kabinet heeft geen reden om aan te nemen dat de Europese Commissie hier een onjuiste afweging heeft gemaakt. De Europese Ombudsman, mevrouw O’Reilly, oordeelt overigens dat het niveau van transparantie dat de Europese Commissie bezigt in de Brexit-onderhandelingen zeer hoog is.8
Deelt u de mening dat het publiek maken van afspraken en het vrijgeven van documenten het publieke belang juist dient? Zo ja, wat gaat u doen om de Europese Commissie te wijzen op deze omissie? Zo nee, waarom niet?
Het is bij uw Kamer bekend dat het kabinet veel waarde hecht aan transparantie van het Europese besluitvormingsproces. Zo zet het kabinet zich in voor, meer transparantie in de triloogfase, proactieve openbaarmaking van documenten in het wetgevende besluitvormingsproces, een standaardpraktijk voor de toepassing en een tussentijdse herbeoordeling van documenten met beperkte toegang (zogenoemde limité-markering), het zo spoedig openbaar maken van die documenten en een Interinstitutioneel akkoord inzake een verplicht transparantieregister. Die inzet zal het kabinet voortzetten binnen de nieuwe EU-legislatuur.9
Deelt u de mening dat de werkwijze van de Europese Commissie de transparantie van het Europese besluitvormingsproces en daarmee de legitimiteit van de Europese Unie ondermijnt? Zo ja, op welke wijze gaat u de Europese Commissie hierop aanspreken en zich inspannen voor meer transparantie? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik verwijs u hierbij naar het antwoord op vraag 7.
Wat vindt u ervan dat ook Eurocommissaris Timmermans gesproken heeft met het Tony Blair Instituut for Global Change en de CEO van Apple, Tim Cook?
De Europese Commissie is verantwoordelijk voor haar eigen optreden. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is het daarin aan de Europese Commissie zelf om de afweging te maken met wie Eurocommissarissen wel of niet spreken.
Hoe kan het dat er geen notulen beschikbaar zijn van deze bijeenkomsten? Deelt u de mening dat dit onwenselijk is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Commissiebesluit C(2014) 9051 van 25 November 2014 geeft aan welke informatie over bijeenkomsten die leden van de Commissie en leden van hun kabinet met organisaties of als zelfstandige werkzame personen hebben gehouden over kwesties die verband houden met beleidsvorming en beleidsuitvoering in de Unie openbaar dient te worden gemaakt en onder welke voorwaarden. Dit besluit bevat geen verplichting tot het maken van notulen. In hoeverre van een bepaald overleg notulen worden gemaakt valt onder de verantwoordelijkheid van de Europese Commissie zelf. Dit laat onverlet dat het Reglement van Orde van de Commissie wel vereist dat van vergaderingen van de Commissie notulen worden gemaakt (artikel 11). Van een vergadering van de Commissie is hier geen sprake.
Kunt u aangeven of u de bemoeienis van de Europese Commissie, door meerdere Eurocommissarissen gepast vindt – zeker in het kader van de discussie over buitenlandse bemoeienis met verkiezingen?2 Kunt u uw antwoord toelichten?
De Europese Commissie is verantwoordelijk voor haar eigen optreden. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is het daarin aan de Europese Commissie zelf om de afweging te maken met wie Eurocommissarissen wel of niet spreken.
Erkent u dat het beeld dat de beïnvloeding van buitenlandse mogendheden met onze verkiezingen of politieke positie in een ander daglicht komt staan nu blijkt dat Europese partijen zich fijntjes laten sponsoren door – voornamelijk – Amerikaanse bedrijven en denktanks? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Graag verwijst het kabinet naar de beantwoording van eerdere Kamervragen over dit onderwerp.12
Hoe oordeelt u over het feit dat Eurocommissaris Timmermans recent beslissende onderhandelingen met het Europees parlement en de Raad over een lobbyregister heeft afgezegd en de facto daarmee heeft opgeblazen? Kunt u uw antwoord toelichten?4
In september 2016 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd voor een Interinstitutioneel akkoord voor een verplicht transparantieregister. De Europese Commissie stelt voor om een gezamenlijk transparantieregister voor de Europese Commissie, de Raad en het Europees parlement te creëren, waarin belangenvertegenwoordigers ingeschreven moeten staan alvorens zij bepaalde interacties met de drie instellingen aan mogen gaan. Ook bevat het voorstel een bijbehorende gedragscode voor deze belangenvertegenwoordigers.
De gesprekken omtrent een Interinstitutioneel akkoord inzake een verplicht transparantieregister zullen niet afgerond worden onder de huidige EU-legislatuur. Het kabinet betreurt dit. Het kabinet is positief over het voorstel van de Europese Commissie.14 Voor het kabinet is het essentieel dat het verplichte transparantieregister zo snel mogelijk van toepassing is op de Raad, het Europees parlement en de Europese Commissie. Daartoe zal het kabinet ervoor pleiten dat dit voorstel terug op tafel komt in de nieuwe legislatuur.
Deelt u de mening dat bovenstaande voorbeelden opmerkelijk zijn voor een kandidaat die in de running is om de volgende voorzitter van de Europese Commissie te worden en die naar eigen zeggen transparantie hoog in het vaandel heeft?
Het kabinet doet geen uitspraken over de politieke campagne van een kandidaat-Europarlementariër.
Kunt u deze vragen apart beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Wise persons' to scrutinize EU development finance’ |
|
Wybren van Haga (VVD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Wise persons» to scrutinize EU development finance»?1
Ja.
Hoe beoordeelt het kabinet het mandaat van deze «High-Level Group of Wise Persons»?2
In haar Mededeling van 12 september 2018, met als titel «Naar een doeltreffendere financiële architectuur voor investeringen buiten de Europese Unie3 signaleerde de Europese Commissie dat het noodzakelijk zou zijn om de externe investeringsarchitectuur van de Europese Unie te versterken. Om mondiale uitdagingen – zoals armoedebestrijding, klimaatverandering, irreguliere migratie en demografische uitdagingen – aan te kunnen moet ontwikkelingsfinanciering in grotere mate gebruik gaan maken van een combinatie van verschillende financieringsbronnen, aldus de Europese Commissie. Publieke en private middelen moeten zo efficiënt mogelijk worden ingezet met het oog op een zo groot mogelijke impact en het behalen van de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s). In het BNC-fiche over deze Mededeling4 (Kamerstuk 22 112, nr. 2713) verwelkomt het kabinet de prioriteit die de Commissie geeft aan het versterken van de samenwerking en samenhang tussen bestaande initiatieven en instellingen, specifiek waar het gaat om garanties vanuit de EU. In de Mededeling werkt de Commissie echter geen scenario’s voor de langere termijn uit. De High Level Group of Wise Persons kijkt hier nadrukkelijk wel naar.
In het door de Raad vastgestelde mandaat5 is vastgelegd dat de High Level Group of Wise Persons onderzoek zal verrichten naar de rol van Europese instituties, zoals de Europese Commissie en de Europese Investeringsbank (EIB), in samenhang met de inzet van de (multilaterale) Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD), de bilaterale ontwikkelingsbanken, regionale ontwikkelingsbanken en de Wereldbank. De werkgroep zal een assessment maken van de huidige Europese financiële architectuur voor ontwikkeling en daarbij de vraag beantwoorden in hoeverre deze in staat is om de externe beleidsdoelen van de Unie te behalen, vooral op het gebied van ontwikkelingsimpact, effectiviteit, additionaliteit en value for money. Ook zal de werkgroep een analyse maken van de respectieve sterktes en zwaktes van de mandaten en instrumenten van betrokken actoren, inclusief risicomanagement, bestuur, aandeelhouderschap en incentive structuren van de EIB en de EBRD. Tenslotte zal de werkgroep ook kijken naar de strategieën van de EIB, EBRD en de Commissie om hun mandaten verder te ontwikkelen, o.a. op het gebied van het bevorderen van private sectorontwikkeling, inclusief in de minst ontwikkelde en fragiele staten.
In het licht van de hoger genoemde mondiale uitdagingen en de inzet ten behoeve van het behalen van de SDG’s vindt het kabinet het nuttig dat een groep experts, met diverse achtergronden en allen met een rijke relevante ervaring, zich buigt over de Europese financiële architectuur voor ontwikkeling en op basis daarvan met een advies komt.
In hoeverre verwacht u dat de conclusies van deze werkgroep invloed zullen hebben op de vormgeving van het Europees Ontwikkelingsfonds en de wijze waarop dit fonds zich zal verhouden tot het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027?
Nederland vindt het belangrijk dat de aanbevelingen van de werkgroep kunnen worden meegenomen in de besluitvorming over de vormgeving van het European Fund for Sustainable Development Plus (EFSD+) onderdeel van het «Instrument voor Nabuurschap, Ontwikkeling en Internationale samenwerking» (NDICI) binnen het Meerjarig Financieel Kader 2021–20276. Het mandaat van de werkgroep heeft in beginsel geen betrekking op de vormgeving van de overige onderdelen van het instrument.
Deelt u de mening, zoals in het artikel verkondigd door een deskundige, dat de EU weliswaar meer investeert in ontwikkelingslanden dan de rest van de wereld tezamen, maar dat het systeem dermate gefragmenteerd en ongecoördineerd is dat de impact daar onder lijdt? Zo nee, waarom niet?
De lidstaten van de Europese Unie en de Commissie zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor ongeveer 57% van de ontwikkelingssamenwerking door alle OESO/DAC donoren. Dit geld wordt door de EU onder meer ingezet via multilaterale financiële instellingen zoals de Wereldbank of de Europese Investeringsbank en via nationale ontwikkelingsbanken zoals FMO. Deze instellingen behalen met de EU-middelen doorgaans goede resultaten en werken binnen bepaalde fondsen al in meer of mindere mate samen, bijvoorbeeld binnen het huidige European Fund for Sustainable Development en binnen de Westelijke Balkan Investeringsfaciliteit (WBIF). Zoals aangegeven in de hierboven genoemde Commissiemededeling is er echter ruimte voor verbetering. Het kabinet is van mening dat het goed is dat een High Level Group of Wise Persons hierover een advies uitbrengt. Door samenwerking tussen instellingen en lidstaten te verbeteren en optimaal gebruik te maken van de comparatieve voordelen en niches van nationale en internationale organisaties, kan de EU als geheel mogelijk meer impact behalen.
Deelt u de mening dat de rol die een land als China speelt in ontwikkelingslanden noopt tot het herijken van de wijze waarop ontwikkelingsfinanciering wordt vormgegeven?
Het kabinet vindt dat de EU zich rekenschap moet geven van de steeds actievere rol van China in ontwikkelingslanden in derde landen. Waar nodig zal de EU haar strategie en inzet daarop moeten aanpassen. Zoals aangegeven in de bilaterale China-strategie7 wil het kabinet in EU-kader toewerken naar een bewustere inzet van de comparatieve voordelen van Europa in onder andere Afrikaanse landen. De EU en Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsinzet zijn primair gericht op het behalen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) en het aanpakken van de grondoorzaken van armoede en instabiliteit, als onderdeel van een breder geïntegreerd buitenlandbeleid. Het bereiken van ontwikkelingsimpact vormt hierbij een belangrijk leidend principe.
Het kabinet onderschrijft de constatering van de Europese Commissie in de EU Gezamenlijke Mededeling «EU-China: een strategische visie» van 12 maart 20198 dat de EU en China gedeelde belangen hebben in duurzame ontwikkeling en de 2030 Agenda. Dit schept mogelijkheden voor nauwere samenwerking binnen internationale instellingen, bijvoorbeeld bij het vergroten van duurzame connectiviteit. Het kabinet vindt met de Commissie dat China zijn betrokkenheid alsOfficial Development Assistance (ODA)-donor en partner in multilaterale fora zou moeten versterken. Nederland wil bestaande samenwerking met China, bijvoorbeeld in kiesgroepen, aangrijpen om de discussie aan te gaan over (een verschillende kijk op) voorwaarden voor financiering en standaarden. Te denken valt hierbij aan samenwerking binnen de European Bank for Reconstruction and Development (EBRD)-kiesgroep en de Inter-American Development Bank (IDB)-kiesgroep. Het Nederlandse aandeelhouderschap van de Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB) biedt ook mogelijkheden voor deze discussie.
Deelt u tevens de mening dat middelen in het kader van ontwikkelingsfinanciering effectief en gecoördineerd moeten worden ingezet en dat er pas extra geld op tafel kan komen zodra dit aantoonbaar het geval is? Zo ja, is dit standpunt onderdeel van de Nederlandse onderhandelingsinzet?
Het kabinet deelt de mening dat middelen effectief en gecoördineerd ingezet dienen te worden. Het kabinet ziet ook dat met de middelen die door de EU worden ingezet bij de verschillende instellingen (zowel multilateraal als bilateraal) doorgaans goede resultaten worden behaald. Echter, door samenhang te vergroten kan mogelijk nog meer synergie en impact worden bereikt. Dit is onderdeel van de Nederlandse onderhandelingsinzet voor de inrichting van het «European Fund for Sustainable Development Plus» (EFSD+).
Bent u bereid de Kamer te informeren over de conclusies van de werkgroep, zodra zij deze heeft gepresenteerd? Bent u tevens bereid de Kamer op de hoogte te houden van de verdere behandeling?
Ja.
Het bericht 'Eurozone budget likely to play stabilizing role: Moscovici' |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Eurozone budget likely tot play stabilizing role: Moscovici»?1 Wat vindt u van dit bericht?
Ja.
Wat vindt u van de uitspraak «This is the first step, a foot in the door»? Hoe moet deze uitspraak geïnterpreteerd worden? Hoe wordt voorkomen dat dit een «eerste voet tussen de deur» is?
Het is geen geheim dat de Europese Commissie een voorstander is van een centrale stabilisatiefunctie voor de eurozone om (asymmetrische) economische schokken op te vangen. De Commissie heeft hier meermaals voor gepleit, onder meer in haar reflectiepaper over de Economische en Monetaire Unie uit mei 20172, en heeft hiertoe in mei 2018 een concreet voorstel gedaan in het kader van het Meerjarig Financieel Kader (MFK)3. Dat de Commissie voorstander blijft van een stabilisatiefunctie mag derhalve geen verbazing wekken.
Het rapport van de Eurogroep aan regeringsleiders over de EMU van december jongstleden stelt echter dat er geen consensus bestaat over de noodzaak en vormgeving van een stabilisatiefunctie. Er is ook geen sprake van onderhandelingen over het Commissievoorstel voor een stabilisatiefunctie.
Klopt de volgende passage: «(b)ut this stabilizing option has been deliberately left out from the design of the future euro zone budget for now, on the insistence of Germany, the Netherlands and their north European allies, even though officials privately agree it is needed»? Klopt met name het gedeelte dat Nederlandse officials «privately agree it is needed»? Als dit niet het geval is, waarom wordt dit dan toch zo gesteld?
Het klopt dat Nederland in de diverse Ecofin- en Eurogroep-bijeenkomsten voorafgaand aan de Eurogroep en Eurotop van december kanttekeningen heeft geplaats bij de noodzaak van een stabilisatiefunctie. In het rapport aan regeringsleiders is uiteindelijk op instigatie van Nederland een onderscheid gemaakt tussen convergentie en concurrentievermogen enerzijds en stabilisatie anderzijds. Er is expliciet opgenomen dat er geen overeenstemming bestaat over de noodzaak en de vormgeving van een stabilisatiefunctie.
Nederland draagt de kabinetsvisie op een stabilisatiefunctie consequent uit, zowel in de Ecofin en de Eurogroep, als in de ambtelijke voorportalen.
Kunt u klip en klaar aangeven dat een stabilisatiefunctie niet nodig is? Deelt u de mening dat het budgettair instrument voor de eurozone zich uitsluitend moet richten op concurrentie en convergentie en onder het plafond van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) moet vallen? Zo nee, waarom niet, want dit is toch de afspraak?
Het kabinet is geen voorstander van een stabilisatiefunctie voor de eurozone, zoals ook meermaals is aangegeven in eerdere brieven aan uw kamer. Lidstaten die voldoende buffers aanhouden in hun nationale begrotingsbeleid, zijn prima in staat om zelf economische tegenslag het hoofd te bieden. Bovendien volgt uit onderzoek dat in de VS, veelal gezien als maatstaf voor een goed functionerende muntunie, private risicodeling via de kapitaal- en kredietmarkten een effectiever kanaal is voor grensoverschrijdende schokabsorptie dan publieke overdrachten.
Het kabinet deelt de mening dat het begrotingsinstrument voor de eurozone zich uitsluitend moet richten op concurrentie en convergentie. Zo is het in december ook afgesproken. Nederland houdt ook vast aan de afspraken in december dat het instrument onderdeel moet worden van de EU-begroting en dat de omvang in de context van het Meerjarig Financieel Kader bepaald zal worden.
Deelt u de mening dat de beste stabilisatiefunctie voor de eurozone is het naleven van de afgesproken EU-begrotingsregels (Stabiliteits- en Groeipact) en het strak handhaven van de EU-begrotingsregels en dat de Europese Commissie eerst maar eens moet beginnen met het handhaven van de EU-begrotingsregels, ook voor landen als Italië als Frankrijk? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 4 is het kabinet van mening dat lidstaten, met behulp van adequate automatische stabilisatoren in nationale begrotingen en gezonde overheidsfinanciën, zelf in staat moeten zijn een conjuncturele neergang het hoofd te bieden. Nederland is mede om die reden steevast pleitbezorger voor een strikte naleving en handhaving van de Europese begrotingsregels. Voor schokken die leiden tot risico’s voor de financiële stabiliteit van het eurogebied en de lidstaten bestaat met het Europees Stabiliteitsmechanisme een noodfonds waar lidstaten, tegen strikte voorwaarden, een beroep op kunnen.
Bent u bereid om in de eerstvolgende vergadering van de Ecofin/Eurogroep eurocommissaris Moscovici aan te spreken op zijn uitspraken in het onderhavige artikel van Reuters?
Uit het interview blijkt dat de heer Moscovici een andere mening is toegedaan dan het kabinet over de noodzaak en wenselijkheid van een stabilisatiefunctie. In de eerstvolgende vergadering waarin wij spreken over het begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen (BICC) zal ik opnieuw benadrukken dat afspraken van de Eurotop van december moeten worden gerespecteerd. Overigens heb ik dit zowel in de Eurogroep als in individuele gesprekken met leden van de Commissie al bij herhaling aangegeven.
Bent u bereid om deze vragen minimaal drie dagen voor het eerstvolgende algemeen overleg Ecofin/Eurogroep te beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Ja
Het bericht ‘AIVD en MI5 gestopt met samenwerking met Oostenrijkse diensten’ |
|
Kathalijne Buitenweg (GL), Isabelle Diks (GL), Bram van Ojik (GL) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «AIVD en MI5 gestopt met samenwerking met Oostenrijkse diensten»?1
Ja.
Is het waar dat de AIVD is gestopt met het delen van alle informatie met de Oostenrijkse binnenlandse veiligheidsdienst BVT? Zo nee, begrijpt u de bezorgdheid in de Kamer en in de samenleving over de inhoud van deze berichtgeving? Hoe is de huidige stand van zaken in de samenwerking tussen beide diensten?
Conform art. 88 lid 2 Wiv 2017 dienen de AIVD en de MIVD voorafgaand aan het aangaan van een samenwerkingsrelatie met een buitenlandse dienst vast te stellen of de eventuele samenwerking tot risico’s kan leiden. Deze risicoinschatting wordt uitgevoerd in de vorm van een weging, op basis van de vijf samenwerkingscriteria2 die in art. 88 lid 3 Wiv 2017 zijn beschreven. Op basis van deze weging wordt de aard en intensiteit van de samenwerkingsrelatie met de buitenlandse dienst bepaald.
Het belang van samenwerking met een buitenlandse dienst wordt gewogen tegen de mogelijke risico’s die op basis van de weging zijn geconstateerd. Welke mate van risico acceptabel is, hangt onder meer af van het nationale veiligheidsbelang dat wordt gediend met de samenwerking en de mogelijkheden die bestaan om risico’s te mitigeren. De constatering dat samenwerking met een buitenlandse dienst gepaard kan gaan met risico’s, betekent dus niet dat samenwerking in bi-of multilateraal verband is uitgesloten.
Wegingsnotities zijn geen statische documenten. Artikel 88 lid 5 Wiv 2017 stelt dat, als omstandigheden daartoe aanleiding geven, de aard en intensiteit van de samenwerkingsrelatie met een buitenlandse dienst opnieuw moet worden gewogen. Zowel positieve als negatieve ontwikkelingen rondom een buitenlandse dienst of het desbetreffende land kunnen aanleiding geven tot een herziening van de wegingsnotitie. De AIVD en MIVD dragen zorg voor het monitoren van dergelijke ontwikkelingen.
De AIVD en MIVD doen in het openbaar geen uitspraken over de precieze invulling van de samenwerking met inlichtingen- of veiligheidsdiensten (hierna: buitenlandse diensten).
Is de samenwerking tussen de MIVD en de Oostenrijkse militaire inlichtingendienst ook veranderd? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 2.
Wat betekenen deze ontwikkelingen voor andere samenwerkingsverbanden met Oostenrijk, ook in EU-verband?
De bilaterale relatie tussen Nederland en Oostenrijk is onverminderd goed. Ook in EU-verband is de samenwerking uitstekend.
Is het waar dat de BVT al sinds november 2018 niet meer meedoet aan de Club van Bern, een informeel forum voor het delen van inlichtingen tussen de 28 EU-lidstaten, Noorwegen en Zwitserland? Zo ja, wat is de reden hiervoor? Gaat het om een vrijwillige terugtrekking of is de BVT eruit gezet? Kan de Oostenrijkse dienst zomaar weer terug aan tafel komen bij de Club van Bern of kan een andere deelnemer dat, vanwege zorgen over bijvoorbeeld de banden met Rusland, beletten? Wie bepaalt of een dienst nog lid kan zijn van de Club van Bern?
Zie antwoord op vraag 2.
Hebben de zorgen van de AIVD over de BVT ook gevolgen voor deelname van de Oostenrijkse veiligheidsdienst aan de Counter Terrorism Group (CTG)? Betekent de terugtrekking van de BVT uit de Club van Bern dat zij ook automatisch niet langer deel uitmaakt van de CTG?
Zie antwoord op vraag 2.
Hebben de zorgen van de AIVD (en MIVD) over de BVT (en de Oostenrijkse militaire inlichtingendienst) ook gevolgen voor militaire samenwerking met Oostenrijk, bijvoorbeeld in The Permanent Structured Cooperation in the area of security and defence policy (PESCO) of de EU-Battlegroups, waar volgens het stand-by-rooster Nederland in de tweede helft van 2020 de «German-Czech-Austrian» Battlegroup zal vormen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
In algemene zin kan worden gesteld dat de bilaterale defensiesamenwerking tussen Nederland en Oostenrijk zich tot niches beperkt, zoals trainingen in bergachtig gebied en ontwikkeling van doctrines en standaardisatie op het gebied van bergtrainingen. In het kader van Permanent gestructureerde samenwerking (PESCO) nemen Nederland en Oostenrijk aan twee van de in totaal 34 projecten beiden deel. Dat betreffen de projecten Militaire Mobiliteit en Competentiecentrum voor opleidingsmissies van de Europese Unie. Zowel de bilaterale samenwerking als de samenwerking in PESCO-verband wordt op de huidige wijze gecontinueerd.
Duitsland leidt als Framework Nation de EU Battlegroup in de tweede helft van 2020 en daar werkt Nederland mee samen. Zowel Nederland als Oostenrijk leveren op de aanvraag van Duitsland eenheden. Nederland ziet geen gevolgen voor de samenwerking met de EU Battlegroup.
Bestaan er ook zorgen over de inlichtingendiensten van andere EU-lidstaten? Zo ja, welke diensten betreft dit en wat betekent dat concreet voor de samenwerking?
Zie antwoord op vraag 2.
Wat betekent het wanneer onze diensten de samenwerking met een partnerdienst in de EU (deels) opzeggen omdat een bondgenoot nauwe banden onderhoudt met (politieke partijen in) landen waarmee de relatie onder druk staat? En wat zijn in zo’n geval de gevolgen voor bijvoorbeeld de Europese samenwerking in de Counter Terrorism Group?
Zie de antwoorden op vraag 2.
Deelt u de mening dat het feit dat, wanneer politieke partijen in een Europese partnerland nauwe banden onderhouden met (politieke partijen in) landen waarmee de relatie onder druk staat, zo’n land niet de juiste plek zou zijn om het satellietgrondstation, dat nu in Burum staat, naartoe te verplaatsen? Zo nee, waarom niet?
De ministeries van Defensie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn de mogelijkheden van verplaatsing van een deel van de activiteiten die in Burum worden uitgevoerd aan het onderzoeken. Daarbij worden vanzelfsprekend ook de risico’s voor de nationale veiligheid en geopolitieke en juridische implicaties meegenomen.
Erkent u de realiteit dat ook een land waar op dit moment van wordt uitgegaan dat dit land een betrouwbare partner is, op korte termijn nauwe banden kan aangaan met (politieke partijen in) landen waarmee de relatie onder druk staat? Hoe wordt een veilige Nederlandse informatiepositie in zo’n geval gegarandeerd? Wordt bij de keuze van het verplaatsen van het satellietgrondstation in Burum dit aspect nadrukkelijk meegewogen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 10.
Deelt u de zorgen over de nauwe banden tussen een regeringspartij in Oostenrijk en de grootste partij in de Russische Federatie? Zo nee, waarom niet?
Oostenrijk heeft een democratisch gekozen regering. Het is niet aan de Nederlandse regering om zich te mengen in de contacten die een Oostenrijk regeringspartij onderhoudt met derde landen.
Zijn er nog andere politieke of diplomatieke gevolgen van het feit dat een Oostenrijkse regeringspartij nauwe banden onderhoudt met (een politieke partij in) de Russische Federatie? Zo ja, welke? Zo nee, hoe wordt gegarandeerd dat er geen gevoelige (diplomatieke) informatie via Oostenrijk gedeeld wordt met (politieke partijen in) de Russische Federatie?
Ook Nederland onderhoudt bilaterale contacten met Russische Federatie. Zie verder het antwoord op vraag 12.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Italy raises deficit target, risking fresh conflift with the EU’ |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Wat vindt de u van het feit dat de voorspelde economische groei in Italië tegen valt en daardoor het verwachte begrotingstekort stijgt?1
De verlaging van de verwachte economische groei en de stijging van het verwachte begrotingstekort in de Italiaanse raming voor 2019 is onwelkom nieuws. De lagere groeiverwachting is in lijn met de winterraming van de Europese Commissie uit februari van dit jaar2.
Kunt u een overzicht geven van de tot nu toe gebruikte ramingen van de groeicijfers en de prognoses voor begrotingstekort van Italië op verschillende momenten in het afgelopen jaar?
De Europese Commissie publiceert tweemaal per jaar een volledige raming inclusief cijfers over de publieke financiën. Daarnaast publiceert het ook tweemaal per jaar een interim- raming met alleen de voorspelde economische groei en inflatie.
Type raming:
Gemaakt door:
Datum van publicatie:
Reële economische groei
EMU-tekort
2018
2019
2018
2019
Winter Forecast 20181 (interim-)
Europese Commissie
7-feb-18
1,5
1,2
n.v.t.
n.v.t.
Spring Forecast 20182
Europese Commissie
3-mei-18
1,5
1,2
1,7
1,7
Summer Forecast 20183 (interim-)
Europese Commissie
12-jul-18
1,3
1,1
n.v.t.
n.v.t.
Autumn Forecast 20184
Europese Commissie
8-nov-18
1,1
1,2
1,9
2,9
Aangenomen begroting voor 20195
Italiaanse regering
18-dec-18
1,0
1,0
1,9
2,0
Winter Forecast 20196 (interim-)
Europese Commissie
07-feb-19
1,0
0,2
n.v.t.
n.v.t.
Stabiliteits-programma Italië 20197
Italiaanse regering
10-apr-19
0,9
0,2
2,1
2,4
Bent u van mening dat de eerdere beoordeling van de begroting van Italië gebaseerd is op niet juiste cijfers, met als resultaat een sprookjesbegroting? Zo nee, waarom niet?
De groeiramingen in de Italiaanse begroting voor 2019 die is aangenomen door het Italiaanse parlement zijn onderschreven door een onafhankelijke begrotingsinstelling3, zoals het two-pack van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) voorschrijft.
Zoals ik heb aangegeven in de brief aan uw kamer van 7 maart jl. zet het kabinet echter wel vraagtekens bij het feit dat de Europese Commissie in het najaar eerst is uitgegaan van haar eigen raming en op basis hiervan haar opinie over de Italiaanse begroting heeft geformuleerd, en dan uiteindelijk een ander besluit heeft genomen op basis van de begrotingsraming van Italië zelf.
Hoe verhouden zich de nieuwe begrotingscijfers van Italië zich met de EU-begrotingsregels in het kader van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP)? In hoeverre voldoet Italië hiermee nog aan het SGP?
De nieuwe begrotingscijfers van Italië hebben betrekking op het nominale begrotingstekort. Hoewel het door Italië geraamde tekort van 2,5% bbp voor 2019 onder de 3% bbp grens van het SGP blijft, spelen bij de beoordeling van de naleving van het SGP ook andere indicatoren een rol, zoals de afbouw van de overheidsschuld en de ontwikkeling van het structurele begrotingssaldo. De beoordeling hiervan moet, zoals hierboven opgemerkt, bovendien plaatsvinden op basis van ramingen van de Europese Commissie. De Europese Commissie is straks aan zet om op basis van het Italiaanse Stabiliteitsprogramma en de lenteraming van 7 mei 2019 de naleving met het SGP te beoordelen. Naar verwachting wordt deze beoordeling op 5 juni 2019 gepubliceerd.
Wat betekenen deze nieuwe cijfers voor het helaas eerder ingenomen standpunt van de Europese Commissie om geen buitensporig tekortprocedure te starten tegen Italië?
Zoals opgemerkt in het antwoord op vraag 4 zal de Europese Commissie in juni met een nieuwe beoordeling komen.
Welke mogelijkheden heeft de Europese Commissie om op basis van de bijgestelde groeicijfers maatregelen te nemen? In hoeverre is er nu aanleiding om alsnog een buitensporigtekortprocedure op te starten? Vindt u dat het mogelijk zou moeten zijn om bij herziene groei- of schuldcijfers buiten de reguliere procedure alsnog een buitensporigtekortprocedure te kunnen openen?
Het vaststellen van een mogelijk buitensporig tekort doet de Europese Commissie in principe twee keer per jaar: naar aanleiding van haar lenteraming en herfstraming. De Europese Commissie houdt hierbij geen rekening met ramingen die lidstaten eventueel zelf maken op tussentijdse momenten. Het staat de Europese Commissie vrij om hiervan af te wijken en op enig ander moment een buitensportigtekortprocedure op te starten op grond van haar eigen ramingen. Gezien de korte tijd die nog rest tot de lenteraming van 7 mei zie ik hiervoor echter geen aanleiding.
Wat gaat de Europese Commissie doen met de bijgestelde economische groeicijfers in relatie tot de begrotingsdiscipline en wanneer?
Zie het antwoord op vraag 4.
Is de Minister bereid om de tegenvallende groeicijfers en de stijging van het begrotingstekort wederom aan te kaarten tijdens de eerstvolgende Ecofin/Eurogroep vergadering en te pleiten voor een snelle herbeoordeling van de begroting van Italië (en dus niet te wachten tot mei/juni)? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik ook de afgelopen tijd heb gedaan, zal ik mij in Europees verband blijven inzetten voor een strikte naleving en consequente handhaving van het SGP. De beoordeling van lidstaten omtrent het SGP zal naar verwachting op de agenda staan van de Eurogroep/Ecofin in juni en/of juli, nadat de Europese Commissie haar beoordelingen van de Stabiliteits- en Convergentieprogramma’s heeft gepubliceerd.
Problemen met onbegrensde arbeidsmigratie |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Roemenië baalt van uittocht werknemers naar EU-landen»?1 Wat is uw oordeel daarover?
Het vrij verkeer van werknemers is een van de pijlers onder de Europese samenwerking. Arbeidsmobiliteit kan de Nederlandse (kennis)economie, innovatieve slagkracht en concurrentiepositie versterken. Daarnaast helpt arbeidsmigratie bij het matchen van vraag en aanbod op de Europese arbeidsmarkt en levert daarmee een substantiële bijdrage aan de Europese economie, zowel in de werklanden als de landen van herkomst.
Tegelijkertijd heeft arbeidsmigratie haar keerzijdes. Een keerzijde die in sommige zendende landen speelt, betreft de «braindrain», omdat met name hoger opgeleide werknemers en vakkrachten met goede baankansen in lidstaten met hogere welvaartsniveaus gaan werken. Andere factoren die een rol spelen bij het vertrek van mensen zijn de hoogwaardigere gezondheidszorg en onderwijs in de ontvangende landen en aspecten als corruptie, hogere belastingen op arbeid, grotere inkomensongelijkheid en het uitblijven van andere structurele hervormingen in de zendende landen.2
Begrijpt u dat het vrij verkeer van werknemers tot een leegloop leidt in lidstaten waar de lonen lager liggen dan in andere lidstaten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het vrij verkeer van werknemers lucratief is voor bedrijven, maar funest is voor de landen met lagere lonen, vanwege de braindrain die eruit voortvloeit?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat inmiddels één miljoen Roemenen elders in Europa werken? Hoeveel mensen uit Midden- en Oost-Europa werken in West-Europa? Hoe heeft dit aantal zich de afgelopen tien jaar ontwikkeld?
Recente cijfers van Eurostat tonen aan dat ruim 20% van de Roemeense bevolking in de leeftijd van 20 tot 64 jaar in het buitenland werkt. Verder staat in een rapport over intra-EU mobiliteit dat 2.563.000 Roemenen in andere landen gevestigd zijn. Het aandeel dat daarvan werkt is niet bekend. In zijn algemeenheid kan gezegd worden dat arbeidsmobiliteit tussen lidstaten blijft groeien. In 2017 woonden en werkten 17 miljoen Europeanen in een ander land dan het land van herkomst. Dit cijfer was in 2006 nog 9 miljoen. Van die 17 miljoen werken er 12,4 miljoen. Daarnaast zijn er 2,8 miljoen gedetacheerde werknemers.
Kent u de uitzending van Nieuwsuur «Letland loopt leeg: jongeren vertrekken massaal naar West-Europa»?2 Wat is uw oordeel daarover?
Ja. Zie ook mijn antwoorden op de vragen 1 tot en met 3.
Begrijpt u de mensen die zeggen: «wij willen geen subsidies uit Brussel, wij willen onze mensen terug»? Hoe komt u tegemoet aan de terechte zorgen van deze mensen?
Het kabinet wil dat de discussie over de vraag hoe we een goede balans kunnen krijgen tussen een diepere en eerlijkere interne markt op de agenda blijft staan, ook na de aanstaande Europese Verkiezingen. Het kabinet heeft de afgelopen periode actief meegepraat over de keerzijdes van het vrij verkeer van werknemers, zoals de «braindrain». Die moet aangepakt worden binnen de EU.
In dat kader is het belangrijk dat de aankomende Europese Commissie opwaartse sociaaleconomische convergentie hoog op de agenda houdt. Een belangrijke manier om onevenwichtige stromen van arbeidsmobiliteit te voorkomen is het versterken van de economie van alle lidstaten en deze dichter tot elkaar te brengen. Structurele hervormingen worden binnen het kader van het Europees Semester besproken, waarin landen aanbevelingen krijgen om nationale stelsels te versterken.
Erkent u dat het vrij verkeer van werknemers – zolang de welvaartsverschillen enorm zijn – grote problemen veroorzaakt? Wat onderneemt u om de maatschappelijke gevolgen te ondervangen (braindrain, leegloop)?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid een systeem van tewerkstellingsvergunningen in te voeren, zodat arbeidsmigratie gereguleerd kan worden?
Het invoeren van tewerkstellingsvergunningen voor werknemers uit EU-lidstaten is in strijd met het vrij verkeer van werknemers. Ik ben om die reden niet bereid een systeem van tewerkstellingsvergunningen voor werknemers uit EU-lidstaten in te voeren.
Het bericht ‘Meer dwangarbeid Eritrea door EU’ |
|
Isabelle Diks (GL) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Meer dwangarbeid Eritrea door EU»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de stellingname van Stichting Mensenrechten voor Eritreeërs dat de investering van 20 miljoen in de infrastructuur in Eritrea leidt tot meer dwangarbeid?
Ik ben van mening dat het project niet leidt tot meer dwangarbeid. Voor dit specifieke project financiert de EU alleen de aanschaf van materiaal en uitrusting die benodigd zijn voor de modernisering van een verbindingsweg met Ethiopië. Eritrea is al bezig met werkzaamheden aan deze verbindingsweg. Een deel van de mensen die aan het project werken, doet dat als dienstplichtige binnen de bestaande nationale dienstplicht, maar er werken ook technici van de overheid en mensen uit de lokale gemeenschap aan het project. Allen worden betaald voor hun arbeid.
Hoe beoordeelt u de stellingname van advocaat Emiel Jurjens dat met deze investering het systeem van gedwongen dienstplicht in Eritrea wordt genormaliseerd?
De nationale dienstplicht in Eritrea bestaat sinds 1995 en is sinds de oorlog met Ethiopië (1998–2000) langdurig van aard. Een groot deel van de dienstplichtigen werkt in de civiele sector. Leraren, artsen, verpleegkundigen, ambtenaren, werknemers van staatsbedrijven vallen onder de civiele dienstplicht en krijgen salarissen. Volgens schattingen is minder dan een kwart van alle dienstplichtigen bij het leger ingedeeld en wordt een deel hiervan ingezet bij infrastructurele projecten. Deze militaire dienstplichtigen krijgen soldij, onderdak en voedsel.
Nederland is tegen de langdurige dienstplicht in Eritrea en heeft het land, ook in EU-verband, herhaaldelijk opgeroepen om deze te hervormen (terug naar 18 maanden dienstplicht en demobilisatie van huidige dienstplichtigen).
Dit specifieke project normaliseert het systeem van de langdurige dienstplicht niet, maar beoogt juist om op den duur bij te dragen aan het hervormen ervan. Deze investering maakt deel uit van de tweesporenbenadering van de EU ten aanzien van Eritrea: politieke dialoog met Eritrea over hervormingen (in het bijzonder op het gebied van mensenrechten en de langdurige dienstplicht) en EU-steun gericht op regionale economische integratie en het creëren van werkgelegenheid. De Eritrese autoriteiten hebben in gesprekken met de EU de intentie uitgesproken om de langdurige dienstplicht terug te brengen naar 18 maanden en een groot aantal dienstplichtigen te demobiliseren. Voor Eritrea zijn economische ontwikkeling en groei van de werkgelegenheid noodzakelijke voorwaarden voor deze hervorming, evenals bestendiging van de vrede met Ethiopië. Hier wil de EU met deze investering aan bijdragen.
Hoe is het risico op de inzet van dwangarbeid en slavernij meegewogen in het Nederlandse besluit om de investering uit het EU Africa Fund in Eritrea te steunen?
Nederland is tegen de inzet van dwangarbeid en slavernij en kritisch over de wijze waarop de langdurige dienstplicht in Eritrea gestalte krijgt. Nederland heeft zich daarom van meet af aan kritisch opgesteld ten aanzien van dit EU-project en erop aangedrongen dat de EU goede afspraken maakt over de arbeidsomstandigheden en eerlijke salarissen voor medewerkers aan het project. Ook dringt Nederland erop aan dat Eritrea op korte termijn concrete voortgang boekt met de noodzakelijke hervormingen. Dit heb ik op 2 april jl. nog bij Eurocommissaris Mimica benadrukt. De Secretaris-Generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft tijdens haar bezoek aan Eritrea op 1 mei de genoemde boodschappen eveneens uitdragen.
Zijn er situaties denkbaar waarin u het acceptabel acht dat Europees ontwikkelingsgeld wordt besteed aan dwangarbeid of slavernij?
Nee, dit acht ik niet acceptabel.
Deelt u de mening dat dwangarbeid niet bijdraagt aan de versterking van het vredesproces, maar dit juist zal frustreren?
De dienstplicht in Eritrea is sinds de oorlog met Ethiopië langdurig van aard. Voor Eritrea is bestendiging van de vrede met Ethiopië een belangrijke voorwaarde om de dienstplicht terug te brengen naar 18 maanden en de dienstplichtigen te demobiliseren. In de visie van Eritrea is het niet de langdurige dienstplicht die de bestendiging van de vrede frustreert, maar de conflictueuze relatie met Ethiopië die de hervorming van de dienstplicht in de weg staat. Met dit project wil de EU bijdragen aan voorwaarden om hervorming van de langdurige dienstplicht mogelijk te maken.
Heeft de EU afspraken gemaakt met Eritrea over mensenrechten in relatie tot deze investering? Zo ja, welke, en hoe wordt op de naleving hiervan toegezien?
De EU heeft, mede dankzij Nederlands aandringen, met Eritrea afspraken gemaakt over arbeidsomstandigheden en betaling van redelijke salarissen aan alle medewerkers aan het project. De EU-delegatie in Eritrea en de projectuitvoerder UNOPS (United Nations Office for Project Services) zullen het project monitoren, in het bijzonder ook op genoemde aspecten. De EU heeft met Eritrea tevens afgesproken om geregeld politieke dialoog te voeren over o.a. binnenlandse hervormingen en verbetering van de mensenrechten in Eritrea. Deze dialoog is gekoppeld aan EU-ontwikkelingssteun aan Eritrea in de EU-tweesporenbenadering t.a.v. Eritrea.
Kunt u aangeven hoe voorkomen wordt dat de werkgelegenheid die met deze investering uit het EU Africa Fund zou moeten worden gerealiseerd, wordt vervuld door middel van dwangarbeid of slavernij?
Een deel van de mensen die aan het project werken doet dat als dienstplichtige binnen de bestaande nationale dienstplicht. Zij worden betaald voor hun arbeid net als de technici van de overheid en de mensen uit de lokale gemeenschap die ook aan het project werken. Zie ook antwoord 2.
Kunt u uitleggen hoe u genoemd krantenbericht kan rijmen met uw beantwoording over dit onderwerp bij het algemeen overleg Toekomst Europese Ontwikkelingssamenwerking d.d. 7 maart 2019 en uw toezegging dat er vanuit het Africa Trust Fund zeker geen geld direct naar de Eritrese overheid zou gaan? Het aanleggen van wegen in een land is toch geen particuliere taak, maar een publieke?
Deze investering vanuit het EU-Africa Trust Fund gaat niet naar de Eritrese overheid maar loopt via de VN-organisatie UNOPS, die de genoemde materialen en uitrusting zal aanschaffen. De EU financiert met dit project dus geen arbeidskrachten die meewerken aan de weg.
Bent u bereid bij de Europese Commissie te pleiten voor opschorting van deze investering, zolang er geen harde garanties zijn dat de investering niet bijdraagt aan het in stand houden of bevorderen van dwangarbeid of slavernij? Zo nee, waarom niet?
Nederland steunt de tweesporenbenadering van de EU in Eritrea en steunt dit project, dat gericht is op regionale economische integratie en het creëren van werkgelegenheid, waardoor het uiteindelijk eveneens beoogt bij te dragen aan het hervormen van de langdurige dienstplicht. Uiteraard blijft Nederland de EU-inzet in Eritrea kritisch volgen en erop toezien dat de gekozen benadering daadwerkelijk leidt tot een serieuze politieke dialoog over binnenlandse hervormingen en verbetering van de mensenrechten in Eritrea.
Het bericht ‘Brussel wil vegaschnitzel verbieden’ |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Brussel wil vegaschnitzel verbieden»?1
Ja.
Wat is de reden dat in de landbouwcommissie van het Europees parlement op dit moment het vraagstuk speelt of de benaming van vlees- en zuivelvervangende producten voor verwarring zorgen bij de consument?
In de landbouwcommissie van het Europees parlement is gestemd over de amendementen die zij graag in zouden brengen op het voorstel van de Europese Commissie voor aanpassing van de verordening voor de Gemeenschappelijke Marktordening. De wijzigingsvoorstellen over de benaming van vlees- en zuivelvervangende producten maakten deel uit van deze amendementen.
Wat is het Nederlandse standpunt in dit vraagstuk?
Zoals beantwoord op eerdere Kamervragen2 in 2017 moet de aanduiding van voedingsmiddelen duidelijk zijn over de aard ervan. Als voor vleesloze producten termen worden gebruikt die (ook) voor vleeshoudende producten gebruikelijk zijn, is dit niet per definitie onduidelijk en misleidend, als de aanduidingen helder zijn over de afwezigheid van vlees en over het gebruik van andere grondstoffen.
Als in voorkomende gevallen producten worden aangeboden waarvan de aard onduidelijk is, is sprake van consumentenmisleiding en zal de NVWA optreden.
De betreffende amendementen zijn voorstellen van de landbouwcommissie, waar het Europees parlement zich nog over moet buigen. Het Europees parlement heeft dus nog geen officieel standpunt ingenomen.
Ook is in Verordening (EU) nr. 1169/2011 vastgelegd dat de Europese Unie nog regels kan vaststellen voor onder andere het gebruik van de termen «vegetarisch» en «veganistisch». Zodra de Europese Unie hieraan invulling geeft, kan dit gevolgen hebben voor de wijze waarop met de etikettering van vleesvervangende producten moet worden omgegaan.
De lijn die ik ten aanzien van de etikettering van vegetarische producten wil volgen, zal vóór de zomer 2019 nader worden geduid en worden gepubliceerd op de website van de NVWA.
Hoe verhoudt het standpunt van het Europees parlement en Nederland zich tot de uitspraak van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) uit 2017 dat vleesvervangende producten de naam niet hoefden te wijzigen?
Zie antwoord vraag 3.
Is aangetoond dat door de benaming van vegetarische en veganistische vlees- en zuivelvervangers consumenten misleid worden of zich misleid voelen wanneer er in de productnaam verwezen wordt naar een vlees- of zuivelproduct?
Voor zover bekend is in Nederland geen onderzoek gedaan naar de mate waarin de Nederlandse consument zich misleid zou voelen door een dergelijke verwijzing.
Deelt u de mening dat een verwijzing naar vlees of zuivel in de naam van het vervangende product juist de consument kan helpen om te kiezen voor een vegetarische optie zodat de consument weet welke richting de smaak van het product op gaat?
Ja, onder voorwaarde dat de aanduiding van de verwijzingen in de naam van vervangende producten op etiketten of anderszins niet misleidend is.
Deelt u de mening dat vegetarische vlees- en zuivelvervangers bijdragen aan het verminderen van de dierlijke eiwitconsumptie en dat dit past in uw visie omtrent kringlooplandbouw en de Schijf van Vijf?
Vegetarische vlees- en zuivelvervangers kunnen bijdragen aan het bereiken van een goede balans in de consumptie tussen dierlijke en plantaardige eiwitten. Eten volgens een meer plantaardig voedingspatroon heeft gezondheidsvoordelen. De gezonde balans tussen dierlijke en plantaardige producten, conform de aanbevelingen van de Gezondheidsraad, is praktisch terug te vinden in de Schijf van Vijf. Daarnaast sluit een juiste balans tussen dierlijke en plantaardige eiwitten goed aan bij de LNV-visie over kringlooplandbouw.
Het bericht ‘Europa stopt met oppikken van vluchtelingen op Middellandse Zee’ |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Europa stopt met oppikken van vluchtelingen op Middellandse Zee»?1
Ja
Kunt u bevestigen dat operatie Sophia op 1 april 2019 ten einde loopt? Zo ja, door wie wordt het werk van operatie Sophia opgevangen?
De operatie Sophia is niet stilgelegd. De EU-lidstaten hebben besloten om het mandaat van Operatie Sophia ongewijzigd met 6 maanden te verlengen tot 30 september 2019. Alle lidstaten waren voorstander van deze verlenging, waarover met unanimiteit is besloten. Ondertussen zal de komende zes maanden verder onderhandeld worden om tot een structurele oplossing voor het vraagstuk rond de ontscheping van geredde drenkelingen te komen.
Wat houdt het in dat operatie Sophia tijdelijk wordt stilgelegd? Wat betekent dit concreet?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom wordt operatie Sophia stilgelegd? Welke lidstaten zijn hier voorstander van en welke niet? Kunt u het krachtenveld nader toelichten? Hoe vindt besluitvorming plaats? Is hier sprake van besluitvorming door een meerderheid of is unanimiteit vereist? Is de mogelijkheid besproken om met een «coalition of the willing» de taken van operatie Sophia (deels) over te nemen?
Zie antwoord vraag 2.
Wat heeft Nederland gedaan om stillegging te voorkomen? Welke mogelijkheden ziet u om operatie Sophia weer op te starten en op wat voor termijn zou dit kunnen?
Nederland heeft gedurende de onderhandelingen een constructieve houding ingenomen en duidelijk gemaakt open te staan voor een oplossing die tot een structurele verlenging van de operatie zou leiden. Deze discussie richt zich op het vraagstuk rond de ontscheping van geredde drenkelingen. Over het standpunt en de inzet van het kabinet in deze is uw Kamer eveneens geïnformeerd.2 Voor Nederland is het van belang dat afspraken over operatie Sophia niet vooruitlopen op een structurele oplossing voor ontscheping in de EU die in lijn is met de conclusies van de Europese Raad van juni 2018 en niet vooruit zou lopen op onderhandelingen over het gemeenschappelijke Europees asiel stelsel (GEAS). Met de huidige verlenging is een tussenoplossing overeengekomen om de komende maanden aan te wenden om tot een structurele oplossing gevonden.
Wat is de consequentie van het (tijdelijk) stilleggen van operatie Sophia voor de Libische kustwacht, die door operatie Sophia werd getraind?
Het mandaat van de operatie is ongewijzigd verlengd en daarmee worden ook de taken omtrent capaciteitsopbouw van de Libische kustwacht voortgezet.
Op welke wijze wordt nu toezicht gehouden op de Libische kustwacht en of die zich wel aan mensenrechtenverdragen houdt?
Zoals eerder met uw Kamer gedeeld (Kamerstukken 32 735 en 28 638, nr. 207) is er mede op aandringen van het kabinet binnen operatie Sophia een monitoringsmechanisme opgericht. Dit mechanisme houdt toezicht op het functioneren van de Libische kustwacht en het onderhoud van het door de EU geleverde materiaal. Voor het kabinet is het van groot belang dat met de ongewijzigde verlenging van het mandaat van operatie Sophia ook de monitoring van de Libische kustwacht is gewaarborgd. Het kabinet zal de uitvoering van het monitoringsmechanisme binnen de missie kritisch blijven volgen en zich zolang dit nodig is in blijven zetten voor het versterken van de effectiviteit hiervan.
Wat zijn volgens u de gevolgen van het stoppen van operatie Sophia? Kunt u daarbij specifiek ingaan op de gevolgen voor het bestrijden van mensensmokkel? Deelt u de mening dat het onacceptabel is als door het stoppen van deze operatie talloze migranten zullen verdrinken? Wat gaat u doen om dit zoveel mogelijk te voorkomen? Hoe gaat u uw Europese collega’s hiervoor mobiliseren?
Zoals gesteld in het antwoord op voorgaande vragen wordt operatie Sophia niet stopgezet. Wel worden de twee schepen die in de operatie meevaren voor de duur van de verlenging teruggeroepen naar de haven. Hierdoor zal de operatie geen optimale invulling kunnen geven aan bepaalde taken binnen het mandaat, waaronder uitvoering van het VN-wapenembargo. Om te waarborgen dat het mandaat, waaronder ook het ontwrichten van mensensmokkelnetwerken, kan worden blijven uitgevoerd, wordt de surveillance door luchteenheden en de steun aan de Libische kustwacht en marine versterkt. Het delen van informatie met de relevante JBZ-agentschappen in het kader van de aanpak van mensensmokkel, zal worden voortgezet.
Libië blijft als kuststaat primair verantwoordelijk voor het redden van migranten in de Libische search and rescue (SAR) zone. Door verlenging van het mandaat van operatie Sophia kan de capaciteit van de Libische kustwacht om deze wettelijke taak uit te voeren verder worden versterkt. Daarmee groeit ook het vermogen om migranten in onzeewaardige bootjes te redden.
Het kabinet constateert daarbij dat het aantal door Sophia-schepen geredde migranten de afgelopen maanden zeer beperkt was: tussen juni en december 2018 vond één reddingsactie plaats waarbij 106 mensen werden gered en sinds december jl. hebben Sophia-schepen geen enkele keer reddend op hoeven treden. Voorts worden andere vormen van maritieme aanwezigheid in de Middellandse Zee, zoals de Frontex Operaties die in de territoriale wateren van de EU-lidstaten plaatsvinden en verscheidene nationale kustwachten van zowel EU als niet EU-lidstaten, onverminderd doorgezet.
Kunt u deze vragen voor 29 maart 2019 beantwoorden?
Brexit, veterinaire keurpunten en levende dieren |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Jaco Geurts (CDA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() |
Herinnert u zich het verslag van de Brexit-rapporteurs van 26 februari 2019 (Kamerstuk 23 987 nr. 320)?
Ja.
Herinnert u zich dat de rapporteurs aangegeven hebben dat uitvoerende diensten nog niet klaar zijn voor een no deal-Brexit en dat speciale aandacht uit dient te gaan naar diensten die onmiddellijk extra taken krijgen, zoals de Douane en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)? Zo ja, wat heeft u daarop ondernomen?
In het door u genoemde rapport wordt benadrukt dat de vroege start van de voorbereidingen door Nederland niet betekent «dat bij een no deal-Brexit alle uitvoerende diensten volledig klaar zijn of dat er geen verstoringen zullen optreden. Zorg ervoor dat in het geval van een no deal-Brexit essentiële zaken goed doorlopen. [...] Noodplannen voor problemen bij controles van de NVWA dienen klaar te zijn.»
De NVWA heeft conform haar masterplanning richting no deal onverkort aan haar voorbereiding gewerkt, is tijdig gereed en ook voorbereid op noodscenario’s.
Indachtig het door u aangehaalde rapport betekent dat overigens niet dat er geen verstoringen zullen optreden bij een no deal Brexit per 12 april 2019. Aanpassingsproblemen met het VK als «derde land» voor het bedrijfsleven dat zich op de no deal Brexit moet voorbereiden, zijn zeker niet uit te sluiten aangezien bedrijven rekening moeten houden met mogelijk langere doorlooptijden en hogere (transactie)kosten van handelsstromen.
Herinnert u zich dat de rapporteurs de aanbevelingen hebben gedaan om inspecties tijdelijk onder strak horizontaal toezicht te laten plaatsvinden of af te spreken met Duitsland dat zij controles op dieren uit Nederland, die daar geslacht worden, tijdelijk overneemt om capaciteit bij de NVWA vrij te maken? Zo ja, welke actie is hierop ondernomen?
Ja, ik ken die aanbeveling. Er is onderzocht in hoeverre er binnen het huidige Europees recht ruimte is om het gezondheidscertificaat achterwege te laten. Dit blijkt niet het geval te zijn. Op de manier zoals in deze aanbeveling is beschreven, kan nu dan ook geen capaciteit worden vrijgemaakt. De nieuwe Europese diergezondheidsverordening die vanaf 21 april 2021 van toepassing zal zijn, kent wel de mogelijkheid om in specifieke gevallen het diergezondheidscertificaat achterwege te gaan laten. De Europese Commissie moet dit eerst in uitvoeringsregelgeving nader uitwerken om het mogelijk te maken.
Tevens heeft de Nederlandse Chief Veterinary Officer (CVO) dit onderwerp, conform mijn toezegging in het Algemeen Overleg over Brexit op 18 oktober 2018, nogmaals met Duitsland gesproken. Duitsland staat hier welwillend tegenover om, vooruitlopend op de nieuwe Europese regelgeving, dit gezamenlijk nader uit te zoeken en uit te werken. Er zou dan onderzocht kunnen worden welke voorwaarden nodig zijn om met een gelijk niveau van diergezondheid en dierenwelzijn van varkens zonder veterinair certificaat naar een slachthuis over de grens te vervoeren. Hierbij geldt zoals aangegeven dat dit pas in de praktijk gebracht kan worden als de nieuwe Europese regelgeving hier in voorziet.
Dat beide aanbevelingen in deze fase geen extra capaciteit opleveren voor de NVWA heeft geen effect op de voorbereidingen op no deal Brexit. De NVWA heeft scenario’s gereed om een harde Brexit op te vangen op het moment dat nog niet alle benodigde extra medewerkers aangenomen en/of opgeleid zijn. Zoals eerder aan uw Kamer is gerapporteerd, kan dit tijdelijk een verminderd niveau aan dienstverlening inhouden.
Bent u ervan op de hoogte dat er geen veterinair keurpunt noordoever Nieuwe Waterweg aanwezig is en dat dit bij het verlaten van het Verenigd Koninkrijk (VK) uit de Europese Unie en de douane-unie nodig is voor het controleren van alle goederen (zoals vlees, vis en andere dierlijke producten) en dieren?
Ik ben bekend met het feit dat er op dit moment geen goedgekeurde inspectieposten voor de keuring van producten van dierlijke oorsprong en levende dieren aanwezig zijn op de noordoever van de Nieuwe Waterweg.
Kunt u aangeven wat in de huidige situatie gebeurt met de goederen vlees, levende dieren, dierlijke producten, groenten zoals verse tomaten, planten zoals snijbloemen indien zij via Hoek van Holland geïmporteerd worden, dan wel via Hoek van Holland geëxporteerd worden na een harde Brexit op 12 april en kunt u bij elk van deze goederen tien voorbeelden aangeven van welke keuringen nodig zijn, waar zij kunnen plaatsvinden en of dat ook zeven dagen per week kan?
Wanneer het bedrijfsleven niet (tijdig) een inspectiepost voor de import van levende dieren of producten van dierlijke oorsprong realiseert op bedoelde locatie dan geldt wat betreft levende dieren (niet-commercieel vervoer van gezelschapsdieren uitgezonderd) dat zij niet via die ferryroute geïmporteerd kunnen worden naar Nederland omdat zij direct bij binnenkomst niet veterinair gekeurd kunnen worden. Deze dieren zullen via een andere route moeten reizen (bijvoorbeeld via Schiphol, Maastricht Aachen of een op te richten inspectiepost in een van de andere lidstaten). Wat betreft producten van dierlijke oorsprong (zoals vlees) zal ook een veterinaire keuring op een inspectiepost plaats dienen te vinden. Deze keuring kan op een nieuwe inspectiepost aan de noordkant plaatsvinden, als deze tijdig gerealiseerd wordt. Aan een andere (tijdelijke) oplossing hiervoor wordt ook druk gewerkt (zie vraag 7). Voor import van fruit, groenten (zoals verse tomaten) en planten (zoals snijbloemen) is geen inspectiepost in de directe nabijheid van Hoek van Holland noodzakelijk. De keuring van deze goederen mag 7 dagen per week worden verlegd naar erkende fytosanitaire inspectielocaties in het binnenland zoals dat nu ook gebeurt met import uit derde landen. Deze goederen kunnen bij binnenkomst in Hoek van Holland normaal gesproken dus doorrijden naar deze inspectielocaties als aan alle andere (douane) formaliteiten is voldaan.
Voor de export van de levende dieren en goederen van dierlijke of plantaardige oorsprong is geen inspectiepost aan de buitengrens (i.c. Hoek van Holland) noodzakelijk. De export kan dus gecontinueerd worden. Wel zullen zendingen die voor export naar het VK bedoeld zijn, moeten voldoen aan de eisen die het VK hieraan stelt. Deze vereisten zijn te vinden op de VK overheidswebsites die doorlopend geüpdatet worden. Dit kan ook inhouden dat er voor bepaalde producten veterinaire of fytosanitaire exportcertificaten nodig zijn. Het exporterend bedrijfsleven zal deze voor transport moeten aanvragen bij de desbetreffende keuringsdienst1. Hoe en waar het VK deze dieren2 en producten vervolgens controleert bij binnenkomst is aan het VK.
Kunt u verklaren waarom er van de 80 dierenartsen die nodig zijn bij de NVWA bij de export op 12 april nog 0 operationeel zijn en wat er in de afgelopen 15 maanden – sinds de aankondiging dat er geworven zou worden – gedaan is om dit te voorkomen?
Ik deel uw conclusie dat er op 12 april 0 dierenartsen voor export operationeel zouden zijn niet.
Zoals ik eerder in antwoord op vragen over een keurpunt voor levend vee voor de Brexit en de extra capaciteit bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1690) heb aangegeven, is het grootste deel van de benodigde extra medewerkers inmiddels geworven en worden deze medewerkers waar nodig aanvullend opgeleid. Van de 80 nieuwe benodigde dierenartsen voor exportcertificering zijn de eerste 22 momenteel in opleiding en deze zullen bij een no deal volledig inzetbaar zijn. Exportcertificering is in grote mate afhankelijk van de eisen die het land stelt waar de producten naar toe gaan (i.c. het VK) en daarmee ook het aantal benodigde dierenartsen. Omdat deze VK-eisen nog niet duidelijk zijn is voor de berekening van het benodigde aantal dierenartsen gerekend met een worst case scenario (no deal scenario én wanneer het VK extra importeisen gaat stellen dan dat het VK nu aangeeft). In het geval van een worst case no deal Brexit zijn 80 extra dierenartsen nodig voor export om de reeds bestaande poule van NVWA dierenartsen (ruim 300) te kunnen versterken om de extra volumes in hun reguliere werkzaamheden te kunnen opvangen.
Voor de volledigheid, de NVWA certificeert in het land nu ook al voor export naar derde landen (bijvoorbeeld een dierenarts certifieert op aanvraag op een slachterij in stad A een partij vlees voor export naar derde land B, en bij een vleesverwerker in stad X een partij vlees voor export naar derde land Y en straks ook daar waar nodig voor export naar het VK).
Ziet u als oplossing een tijdelijke corridor van de noordzijde naar de zuidzijde van de Nieuwe Waterweg om veterinaire goederen daarheen te vervoeren? Zo ja, bent u zich bewust van de grote afstand (via de Beneluxtunnel/A4), de drukte van vrachtverkeer aan de zuidzijde langs de A15 en de aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid van een logistieke chaos op het wegennet rond Rotterdam als er een tijdelijke corridor komt?
Ik zie het als een tijdelijke oplossing om producten van dierlijke oorsprong te vervoeren van de noordzijde naar de zuidzijde om ze daar in bestaande inspectieposten te laten keuren. Dit kan een oplossing verzorgen op het moment dat niet tijdig een inspectiepost nabij Hoek van Holland operationeel is. Ik heb dit aangevraagd bij de Europese Commissie. Ik ben in afwachting van de definitieve reactie van de Europese Commissie. Ik ben bewust dat het vrachtverkeer hierdoor een afstand van circa 30 kilometer moet afleggen. Het totaal aantal zendingen dat in Hoek van Holland arriveert en dat die route dan zou moeten afleggen is, mede gebaseerd op data van de operators in Hoek van Holland, bekend. De toename van het vrachtverkeer door deze corridor heeft naar verwachting geen significante impact op het totale vrachtverkeer.
Hoe gaat u ervoor zorgdragen dat de noordoever binnen het Buitengrens Inspectiepost (BIP-gebied) komt te liggen, zodat van de ferryterminal veterinaire goederen naar een keurpunt vervoerd kunnen gaan worden en bent u zich ervan bewust dat het ontbreken van een BIP-gebied op de noordoever gaat betekenen dat inkomende veterinaire goederen vanuit het VK de ferryterminal niet mogen verlaten?
Er zijn meerdere aanvragen voor inspectieposten voor de keuring van producten van dierlijke oorsprong aan de noordoever naar de Europese Commissie gestuurd. Als deze aanvragen goedgekeurd worden en de inspectieposten operationeel zijn dan kunnen de veterinaire goederen daar gekeurd worden. Voor het geval dat geen van deze inspectieposten operationeel is, wordt de optie van vraag 7 uitgewerkt. Inkomende producten van dierlijke oorsprong in Hoek van Holland zullen dan gekeurd kunnen worden en de ferryterminal kunnen verlaten.
Ziet u als oplossing om het terrein van Stena Line in Hoek van Holland als tijdelijk douanegebied aan te wijzen en daar een tijdelijk keurpunt voor veterinaire goederen (dus niet levende dieren) in te richten? Zo nee, waarom niet?
Uit veelvuldige eerdere gesprekken met Stenaline is tot zeer recent toe gebleken dat op het terrein van Stenaline geen ruimte beschikbaar was om een inspectiepost voor producten of levende dieren te realiseren. Uit zeer recent contact met Stenaline maak ik op dat er mogelijk toch in beperkte mate interesse is om op het terrein van Stenaline tijdelijk een inspectiepost voor producten van dierlijke oorsprong in te richten. Hiervoor kan volgens de gebruikelijke procedure een aanvraag ingediend worden bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.
Ik ben na het signaal dat er wellicht ruimte zou zijn voor een inspectiepost producten van dierlijke oorsprong meteen met Stenaline in gesprek gegaan over eventuele mogelijkheden voor een inspectiepost voor levende dieren. De gesprekken hierover lopen nog.
Bent u ervan op de hoogte dat tussen het VK en Nederland veel paarden, voornamelijk racepaarden, vervoerd worden met de ferry en dat in de komende situatie terugsturen naar het VK geen zin heeft, omdat het VK het ongekeurde paard niet zal accepteren?
Ik ben op de hoogte dat er vanuit het VK paarden geïmporteerd worden bijvoorbeeld na een wedstrijd in het Verenigd Koninkrijk. Op het moment dat er niet tijdig een inspectiepost voor levende dieren gerealiseerd is, is het wettelijk niet meer toegestaan dat deze paarden naar Nederland toekomen via de ferry. Hierover zijn de belanghebbenden geïnformeerd.
Om te voorkomen dat vervoerders van paarden van deze reisroute gebruik maken, hebben de NVWA en de douane een extra service ingericht om de begeleidende veterinaire documenten al te controleren voordat zij de ferry op gaan. Pas na deze goedkeuring van de documenten is toegang tot de ferry’s te verkrijgen en zonder goedkeuring van de documenten kunnen paarden dus niet naar Nederland vervoerd worden met de ferry. Zie voor extra informatie https://www.nvwa.nl/onderwerpen/brexit/import-dier-brexit. Het bedrijfsleven heeft toegezegd om hiervan gebruik te maken.
Ook ligt hier een rol voor de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk. Zij zullen voor afgifte van een exportcertificaat naar de EU na moeten gaan of de aangegeven reisroute is toegestaan. Bij het ontbreken van een inspectiepost voor levende dieren in Hoek van Holland kan het exportcertificaat dus niet verstrekt worden. De paardensectorpartijen kunnen gebruik maken van alternatieve routes, bijvoorbeeld via nog goed te keuren inspectieposten in België of Frankrijk.
Zoals hierboven aangegeven zijn er verschillende procedures van toepassing die voorkomen dat paarden bij de terminal in Nederland arriveren. Mocht een paard ondanks alle voorzorgsmaatregelen bij de terminal arriveren, dan zullen de Nederlandse autoriteiten de paarden terugsturen naar het VK.
Welke gevolgen heeft het feit dat paarden de terminal bij aankomst in Nederland vanuit het VK niet mogen verlaten door het ontbreken van een keurpunt precies en kan het betekenen dat paarden op de ferryterminal moeten blijven of in het uiterste geval afgemaakt moeten worden? Zo ja, dan kan dat toch niet de bedoeling zijn?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u ervan op de hoogte dat uit het VK komende gezelschapsdieren bij meer dan vijf dieren per passagier gekeurd moeten worden en dat het ontbreken van een keurpunt aan de noordoever van de Nieuwe Waterweg kan betekenen dat de dieren of tot hun einde der dagen op de terminal moeten blijven of mogelijk moeten worden afgemaakt?
Voor het aantal toegestane gezelschapsdieren die per eigenaar mogen meereizen gelden Europese regels. Bij overschrijding van deze aantallen gelden de regels voor commerciële zendingen en is inderdaad invoer via een inspectiepost noodzakelijk. Zie verder mijn antwoord op vraag 10 en 11.
Deze wetgeving geldt nu al voor iedere buitengrens zoals bijvoorbeeld Schiphol. Wegens de aanstaande nieuwe buitengrens is deze informatie beschikbaar via de Brexitpagina van de NVWA, en is met onder nadere de ferrymaatschappijen en de Nederlandse organisaties van dierenartsen breed gedeeld.
Wie wordt verantwoordelijk voor deze «dierentuin» in de Rotterdamse haven?
Zoals in mijn antwoord 10 en 11 vermeld zijn alle maatregelen erop gericht om te voorkomen dat dieren in Nederland aankomen daar waar ze niet toegelaten kunnen worden. Mocht een dier ondanks alle voorzorgsmaatregelen toch arriveren dan zijn de bevoegde autoriteiten verantwoordelijk om de dieren te laten verzorgen en zijn ze bevoegd om de dieren te retourneren naar het VK. De kosten van deze maatregelen komen ten laste van de importeur of diens vertegenwoordiger.
Wat vindt u ervan dat de NVWA heeft aangekondigd de openingstijden te beperken, op werkdagen alleen nog van 6.30 tot 18.00 uur?
De huidige openingstijden op basis van Regeling NVWA-tarieven voor het verrichten van werkzaamheden op verzoek door de NVWA zijn van ma t/m vr van 7:00–18:00. Die regeling bevat ook de mogelijkheid om aanvragen te doen voor werkzaamheden buiten openingstijd.
Zoals aangegeven bij antwoord 6 kampt de NVWA in het worst case scenario gedurende ongeveer een jaar met een tekort aan dierenartsen. In dat geval is strikte herprioritering van de totale inzet van dierenartsen noodzakelijk. Het is dan niet uitgesloten dat het niveau van dienstverlening van de NVWA aan de bedrijven gedurende die periode moet worden aangepast. Dit kan onder meer betekenen dat exportcertificeringen op andere momenten zullen plaatsvinden dan door bedrijven is aangevraagd. Dit is besproken met het bedrijfsleven en conform het geldende planningskader.
Deelt u de mening dat de capaciteit en openingstijden NVWA ontoereikend zullen zijn en kunt u een inschatting geven wat dit voor de Nederlandse economie zou betekenen?
Ik deel uw mening niet. Zie ook mijn antwoord op vraag 6 en 14.
Bent u ervan op de hoogte dat er recent een volledig uitgerust keurpunt voor alle goederen is aangelegd bij de Kanaaltunnel in Frankrijk, kunt u aangegeven hoe de financiering van de bouw van het keurpunt is geregeld en wat gaat u ondernemen als blijkt dat het Franse keurpunt mede uit publieke middelen is gefinancierd?
Ik ben bekend met de berichtgeving dat er in Frankrijk een inspectiepost gerealiseerd wordt. Ik heb geen officiële informatie over de financiering of de impact hiervan op de Franse keuringstarieven.
In Nederland worden de kosten van de bouw van inspectieposten niet verwerkt in de NVWA-tarieven van de keuringen die zij in de inspectiepost uitvoert. Daarmee heeft het inrichten van een inspectiepost geen invloed op die NVWA-tarieven. De kosten die de NVWA rekent worden doorgerekend op basis van de EU-Controleverordening waarbij het Kabinet streeft naar kostendekkende tarieven.
Deelt u de mening dat als de bouw van het Franse keurpunt uit publieke middelen is gefinancierd, het gelijke speelveld in het geding is en welke gevolgen heeft dit volgens u voor de Franse keuringstarieven die mogelijk lager uitvallen dan de Nederlandse?
Zie antwoord vraag 16.
Welke extra keurpunten worden ingericht in Nederland met het oog op de Brexit en zijn op 12 april operationeel, en is dit voldoende voor de Nederlandse export en import?
Zie voor het onderdeel export mijn antwoord op vraag 5.
De door u genoemde inspectieposten spelen een rol bij import: bij een no deal Brexit moeten alle producten van dierlijke oorsprong en levende dieren gekeurd worden om toegelaten te worden tot de Europese Unie.
In voorspraak met de Europese Commissie heeft Nederland op 15 februari jl. diverse aanvragen voor inspectieposten voor producten van dierlijke oorsprong en levende dieren van het bedrijfsleven ingediend. Op verzoek van de Europese Commissie worden deze aanvragen nog voorzien van nog ontbrekende documentatie. Het is aan het bedrijfsleven deze onvolledige aanvragen nu tijdig te completeren en zowel de faciliteiten en bijbehorende protocollen gereed te maken zodat de NVWA deze kan beoordelen en zal doorgeleiden naar de Europese Commissie ter finale instemming. Aanvragen die de Europese Commissie op juistheid en volledigheid heeft gecontroleerd worden dan in stemming gebracht in een Standing Committee. Eerstvolgende moment van stemming is 9 april a.s. Tegelijkertijd is het Ministerie van LNV in voortdurend overleg met de Europese Commissie om dit proces van haar zijde te ondersteunen.
Voor producten van dierlijke oorsprong zijn op de meeste ferryroutes nu al inspectieposten beschikbaar. Zo zijn bijvoorbeeld op de zuidoever in Rotterdam inspectieposten voor producten van dierlijke oorsprong aanwezig dus goederen van dierlijke oorsprong kunnen in een no deal Brexit in elk geval via die route Nederland binnenkomen. Voor die route waar momenteel nog geen inspectieposten zijn, zie ook mijn antwoorden op vraag 7, 8 en 9.
Voor levende dieren wordt door het Ministerie van LNV en NVWA nog steeds intensief gesproken met diverse partijen in het veld en de Europese Commissie om een inspectiepost levende dieren in de haven te realiseren. Het blijkt voor het bedrijfsleven erg lastig om een business case te realiseren en voor de Europese Commissie noodzakelijke aanvullende informatie aan te leveren. De Europese Commissie blijft bezwaren houden bij de locatie van de aanvraag. Het gesprek met de Europese Commissie hierover loopt nog, maar heeft nog niet tot resultaat geleid.
Na een no deal Brexit moeten er keuringskosten én WTO-importtarieven betaald worden bij invoer van levende dieren. Het is daarmee niet de verwachting dat aantallen geïmporteerde dieren naar Nederland zullen toenemen. Ook in andere lidstaten zullen inspectieposten voor import van levende dieren worden ingericht, waardoor er geen stijging van de import van levende dieren naar Nederland voorzien is. De huidige aantallen dieren die uit het VK naar Nederland geïmporteerd worden zijn niet groot. Het merendeel van de import in de EU verloopt reeds via Frankrijk. Via Nederland betreft het nu circa 1600 zendingen per jaar. Dit is inclusief zendingen per luchtvracht. Het grootste deel van de zendingen betreft paarden (zie ook mijn antwoord op vraag 10 en 11) en het grootste economische belang lijkt te zitten bij de broedeisector waarmee intensief overleg plaats vindt. Als terugvaloptie voor het geval er geen «volledige» inspectiepost voor levende dieren gerealiseerd kan worden kijkt het Ministerie van LNV in overleg met de betrokken sector of het mogelijk is om een inspectiepost gerealiseerd te krijgen voor uitsluitend broedeieren/pluimvee. Dit betekent dat op deze inspectiepost niet alle dieren gekeurd zouden kunnen worden. Hiervoor zijn afgelopen weken gesprekken met ondernemers gevoerd en wordt overlegd met de Europese Commissie.
Bent u zich ervan bewust dat als de vervoersstromen zich naar Frankrijk verplaatsen, de ervaring leert dat dergelijke vervoersstromen niet tot nauwelijks terug te halen zijn en kunt u een inschatting geven wat dit voor de Nederlandse economie zou betekenen?
Het bedrijfsleven maakt vaak haar eigen afwegingen. De impact die Brexit zal hebben op de volumes of routes van vervoersstromen tussen het VK naar Nederland ten opzichte van andere lidstaten kan ik op dit moment niet overzien. De plaats van inspecties van goederen betreft één aspect in de totale handelsketen. Ik ben mij bewust dat de logistiek kan veranderen wanneer het bedrijfsleven niet (tijdig) een inspectiepost operationeel krijgt. Daarmee kan niet automatisch gesteld worden dat dan de gehele goederenketen verdwijnt of zich definitief verplaatst naar een andere lidstaat.
Kunt u deze vragen één voor één voor het debat over de Europese Top en de Brexit beantwoorden?
Ik heb getracht deze vragen zo goed en zo snel mogelijk te beantwoorden.
De mate waarin China profiteert van Europese ontwikkelingsgelden |
|
Wybren van Haga (VVD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Kunt u zich uw volgende uitspraak herinneren: «Chinese bedrijven hebben geen toegang tot de Europese OS-gelden. Chinese bedrijven – dat is volgens mij ons grote dilemma – komen met hun eigen geld vanuit de Chinese overheid en investeren massaal. Daar zit een andere vorm van conditionaliteit aan, maar die bedrijven kloppen echt niet aan bij de EU en ze concurreren dus ook niet met Nederlandse of andere bedrijven uit de markt»?1
Ja. Deze uitspraak deed ik op 7 maart jl. tijdens het overleg met uw Kamer.
Bent u bekend met het vorig jaar gepubliceerde rapport van de Development Assistance Committee (DAC) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) waarin de volgende conclusie wordt getrokken: «India and China were the non-DAC countries with the highest successful bids as shown in Table 9. They also account for 40% of total contract value awarded to developing countries (including LDCs and HIPCs) between 2008 and 2016. Yearly fluctuations aside, they also seem to win an increasing share of DAC Members aid projects»?2
Ja, ik heb kennis genomen van dit rapport.
Hoe verhouden deze bevindingen zich tot uw uitspraak dat Chinese bedrijven hebben geen toegang hebben tot de Europese ontwikkelingssamenwerkingsgelden?
Tabel 9 in het OESO/DAC rapport gaat over de ongebonden contracten («untied aid») die middels tenders door alle DAC-leden werden verstrekt, niet alleen door het DAC-lid de Europese Unie (de Europese Commissie). De tabel vermeldt bovendien enkel de nationaliteit van succesvolle bieders en niet in hoeverre de bieders bedrijven waren.
Mijn uitspraak betrof dat Chinese bedrijven in het algemeen geen directe toegang hebben tot de instrumenten van de Unie ter financiering van extern optreden. Niet alleen Chinese bedrijven, maar Chinese partijen in het algemeen hebben geen directe toegang tot dergelijke instrumenten. Dit geldt voor het Europees Ontwikkelingsfonds (European Development Fund – EDF),3 het Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (Development Cooperation Instrument – DCI), het Europees Nabuurschapsinstrument (European Neighbourhood Instrument – ENI) en het Partnerschapsinstrument.4
Een uitzondering op de regel is van toepassing wanneer het een project in China betreft. Entiteiten die zijn gevestigd in een ontwikkelingsland, zoals vermeld in de lijst ODA-ontvangers van de OESO/DAC, die lid zijn van de G20, kunnen wanneer het een project in hun land betreft wel financiering ontvangen uit het Instrument voor Ontwikkelingssamenwerking, het Europees Nabuurschapsinstrument, en het Partnerschapsinstrument.5 Zo ontvangen bijvoorbeeld enkele ngo’s en denktanks in China financiële ondersteuning middels het DCI. Deze uitzondering geldt niet voor het Europees ontwikkelingsfonds.
De regel dat Chinese partijen in het algemeen geen directe toegang hebben tot financiering is niet van toepassing op het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten (European Instrument for Democracy and Human Rights – EIDHR) en het Instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (Instrument contributing to Stability and Peace – IcSP). Partijen uit alle landen hebben namelijk toegang tot financiering uit EIDHR en IcSP.6 Bedrijven profiteren echter niet van deze instrumenten. Bedrijven komen niet in aanmerking voor financiering uit hoofde van het EIDHR. De acties die worden gefinancierd middels het IcSP worden doorgaans uitgevoerd door actoren uit het maatschappelijk middenveld en bieden geen commerciële kansen, aangezien het IcSP acties financiert die handhaving van vrede, voorkoming van conflicten, versterking van internationale veiligheid en het verlenen van hulp tot doelstelling hebben.7
Klopt het dat Chinese bedrijven biedingen doen voor diverse door de Europese Unie (EU) gefinancierde projecten in Afrikaanse landen, zoals de geplande weg tussen Kampala en Jinja in Oeganda, en in het kader van projecten als deze concurreren met Europese bedrijven?3
Dit kan het geval zijn wanneer de Europese Commissie het project niet onder direct beheer uitvoert. Het Kampala Jinja Expressway Public Private Partnership Project in Uganda betreft indirect beheer.
De Europese Commissie voert de begroting op een of meer van de volgende wijzen uit: op directe wijze («direct beheer»), in gedeeld beheer met de lidstaten («gedeeld beheer»), op indirecte wijze («indirect beheer»). In het geval van indirect beheer vertrouwt de Europese Commissie taken tot uitvoering van de begroting toe aan een organisatie wier financiële procedures positief zijn beoordeeld,9 zoals internationale organisaties of publiekrechtelijke organen.10 Bij acties die onder indirect beheer worden uitgevoerd door een daarmee belaste organisatie, komen partijen uit landen die volgens de regels van de betrokken organisatie voor deelname in aanmerking komen, ook in aanmerking.11 Hierdoor kan het zo zijn dat partijen uit landen die in het algemeen geen directe toegang hebben tot de instrumenten van de Unie ter financiering van extern optreden, in aanmerking komen.
Het Kampala Jinja Expressway Public Private Partnership Project betreft een blending-project, waarbij synergiën tussen subsidies en markt gerelateerde financiering worden benut. De financiële bijdrage van de EU brengt een hefboomeffect teweeg, waardoor investeringen door anderen – zoals financiële instellingen en de private sector – worden gestimuleerd. Voor dit project beslaat de EU-financiering ongeveer 12,5% van de totale investering.
De Agence Française de Développement (AFD) is de leidende financiële instelling (lead financial institution) voor dit project, ofwel het publiekrechtelijke orgaan aan wie de Europese Commissie middels indirect beheer taken tot uitvoering van de begroting heeft toevertrouwd. Op het biedingsproces zijn daarom de regels en procedures van de AFD van toepassing.12 In het geval van het genoemde project in Oeganda houdt dit in dat, in overeenstemming met het principe van «ongebonden hulp»13, de procedure internationaal en open is, en niet gediscrimineerd kan worden op grond van nationaliteit. Partijen uit alle landen kunnen meedingen, mits er geen sprake is van belangenverstrengeling, er geen uitsluitingsgrond van toepassing is (zoals geldende sancties), en er aan sociale en milieunormen is voldaan. Doel van de internationale en open procedure is dat de aanbesteding gaat naar de partij die een kosteneffectief en kwalitatief hoogstaand voorstel heeft ingediend.
Hoe verhoudt dit voorbeeld zich tot uw uitspraak dat Chinese bedrijven niet concurreren met Nederlandse (of andere Europese) bedrijven in het kader van de uitvoering van door de EU gefinancierde projecten?
Zoals nader toegelicht in het antwoord op vraag 3, betrof mijn uitspraak dat Chinese partijen in het algemeen geen directe toegang hebben tot de instrumenten van de Unie ter financiering van extern optreden.
Hebt u daarnaast kennisgenomen van de recente aankondiging van de Japanse regering om te stoppen met het geven van ontwikkelingshulp aan China?4 Zo ja, hoe beoordeelt u dit besluit?
Ja. Vorig jaar besloot Japan de ontwikkelingssamenwerking met China te beëindigen gezien het welvaartsniveau dat China heeft bereikt. Ik heb hier kennis van genomen.
Zoals genoemd in het antwoord op vraag 3 biedt de EU middels haar ontwikkelingssamenwerking wel financiële ondersteuning in China, onder andere aan enkele ngo’s en denktanks die een inclusieve samenleving en fundamentele rechten promoten. Aangezien het maatschappelijk middenveld op veel plaatsen in de wereld onder druk staat, blijft dergelijke ondersteuning van belang, ook in landen met een zeker welvaartsniveau. China staat daarnaast als hoog middeninkomensland ook nog op de lijst van ODA-ontvangers van de OESO/DAC, en kan dus ODA ontvangen.
Hebt u kennisgenomen van de grafiek in het artikel over de beëindiging van Japanse ontwikkelingshulp aan China, waaruit blijkt dat China de afgelopen jaren vele miljarden aan leningen en steun heeft ontvangen van de OESO/DAC-landen? Kunt u de omvang van leningen en steun vanuit DAC-landen aan China kwantificeren en daarbij in elk geval aangeven wat de totale waarde was in 2015, 2016, 2017 en 2018?5
Ja. Ik kan de omvang van leningen en steun van OESO/DAC-landen aan China meedelen voor de jaren 2013, 2014, 2015, 2016 en 2017. 2017 is het meest recente jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn. De verdeling is als volgt, afgerond in miljoen USD:
Leningen
643
472
687
624
437
Steun
655
584
572
593
600
Kunt u de Kamer een actueel overzicht doen toekomen van alle door de EU (mede)gefinancierde ontwikkelingsprojecten van de afgelopen vijf jaar waar Chinese bedrijven biedingen voor hebben gedaan en aangeven in welke gevallen Chinese bedrijven de bieding hebben gewonnen? Kunt u daarbij aangeven in welke gevallen Europese bedrijven de desbetreffende bieding hebben verloren?
Ik kan de Kamer geen dergelijk overzicht doen toekomen. Zoals vermeld in het antwoord op vraag 4, vertrouwt de Europese Commissie in het geval van indirect beheer taken tot uitvoering van de begroting toe aan een organisatie wier financiële procedures positief zijn beoordeeld. Deze organisaties zijn vervolgens verantwoordelijk voor de organisatie van eventuele biedingsprocessen.
De gevraagde informatie is daarom niet centraal bij de Commissie op te vragen. Wel kan ik meedelen dat de Commissie ook in het geval van indirect beheer verifieert of de middelen van de Unie zijn uitgevoerd in overeenstemming met de regels en gestelde voorwaarden.16
Kunt u, aangezien multilaterale ontwikkelingsbanken een belangrijk kanaal vormen voor Europese (en Nederlandse) ODA-middelen, en met name de Wereldbank en de Asian Development Bank belangrijke financiers van (niet-marktconforme) leningen aan de Chinese overheid vormen, aangeven hoe groot het volume van financieringen is dat beide multilaterale banken op de Chinese overheid uit hebben staan? Wat is de positie van Nederland en andere EU-lidstaten, in hun hoedanigheid als aandeelhouders van beide ontwikkelingsbanken, ten opzichte van deze uitstaande leningen?
De Wereldbank heeft op dit moment USD 16 miljard aan leningen uitstaan aan de Chinese overheid, een bedrag dat is opgebouwd over een lange periode (in 2018 is USD 1,8 miljard nieuw gecommitteerd). Voor de Asian Development Bank ligt dit op USD 17 miljard. Deze leningen zijn voor een belangrijk deel afkomstig van de door de instellingen op de kapitaalmarkt ingeleende middelen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de hefboomwerking van het in het verleden ingelegde kapitaal van de lidstaten (het «eigen vermogen» van de banken). De instellingen hebben zo een revolverend karakter. Er is in principe geen sprake van beslag op nieuwe ODA-middelen (behalve bij de inleg van nieuw kapitaal).
De International Bank for Reconstruction and Development (IBRD) is het Wereldbankloket voor midden-inkomenslanden. Net als andere aandeelhouders is Nederland van mening dat de Bank ook nog een nuttige rol kan vervullen in veel hoge middeninkomenslanden, inclusief China, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Afgelopen jaar is in het kader van de kapitaalverhoging van de IBRD afgesproken dat nieuwe activiteiten in deze groep landen een duidelijke focus moeten hebben op duurzame graduatie van de betrokken landen van Wereldbankleningen, en/of moeten bijdragen aan het internationale publieke belang, zoals klimaat, en/of een sterk katalytisch of leereffect moeten hebben. Dit beleid heeft brede steun van de aandeelhouders, ook de Europese aandeelhouders. Daarnaast is de rente-opslag voor hoge middeninkomenslanden verhoogd, inclusief voor China. Deze extra inkomsten kunnen ten goede komen aan armere landen.
Hierover zijn ook afspraken gemaakt bij de Asian Development Bank. Nederland steunt de intentie om in de komende jaren de leningen aan China in de Wereldbank geleidelijk terug te brengen.