Het bericht dat het kabinet zwicht voor chantage van Russen |
|
Cem Laçin (SP) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichtgeving naar aanleiding van de uitspraken van de directeur van Airport Coordination Netherlands (ACN)?1
Ja.
Wat is de precieze inhoud van de overeenkomst die nu is gesloten tussen KLM en AirBridgeCargo (ABC)?
Het betreft een op grond van de EU slotverordening toegestane operationele overeenkomst tussen KLM en AirBridgeCargo, waarbij AirBridgeCargo door middel van gezamenlijke vluchtuitoefening gebruik kan maken van bepaalde slots van KLM voor het lopende IATA winterseizoen 2017–2018. Ik ben zelf geen partij bij de overeenkomst en ken de precieze inhoud daarvan niet.
Kunt u uitgebreid toelichten wat uw rol is geweest in de totstandkoming van deze overeenkomst?
Kort voordat het IATA winterseizoen 2017–2018 op zondag 29 oktober jl. zou ingaan is gemeld dat KLM nog geen toestemming voor haar vluchten door het Siberisch luchtruim had verkregen van de Russische luchtvaartautoriteiten voor dit winterseizoen. Daarop heeft het ministerie contact gezocht met de Russische luchtvaartautoriteiten, waarbij bleek dat de Russische luchtvaartautoriteiten een verband legden tussen de overvliegrechten van KLM en het feit dat AirBridgeCargo voor dit winterseizoen te weinig slots had verkregen om haar operaties op Schiphol volledig te kunnen uitvoeren.
In lijn met eerdere correspondentie over deze kwestie met de Russische luchtvaartautoriteiten in oktober jl. is toegelicht dat er geen verband is tussen de bilateraal met de Russische luchtvaartautoriteiten overeengekomen overvliegrechten en slots op Schiphol.
Van Nederlandse kant is het voorstel gedaan om KLM en AirBridgeCargo te vragen om binnen een week samen te komen om te bezien of ze onderling tot een oplossing zouden kunnen komen voor de slotsproblematiek. Op dat voorstel is door de Russische luchtvaartautoriteiten positief gereageerd. Hierop heeft KLM contact gezocht met AirBridgeCargo en hebben KLM en AirBridgeCargo op 2 november jl. een akkoord bereikt over een operationele overeenkomst.
Op 3 november jl. hebben de Russische luchtvaartautoriteiten toestemming gegeven voor de vluchten van KLM door het Siberisch luchtruim voor het verdere IATA winterseizoen.
Welk contact is er, in het kader van deze overeenkomst, verder geweest tussen de Russische overheid en respectievelijk de Nederlandse overheid, ACN, Schiphol en KLM? Wat was de inhoud van dit contact?
Voordat KLM en AirBridgeCargo in overleg zijn getreden om tot een operationele overeenkomst te komen is er contact geweest tussen de Russische luchtvaartautoriteiten en het ministerie, zoals beschreven in het antwoord op vraag 3. Over de overeenkomst zelf is geen contact geweest tussen de Russische luchtvaartautoriteiten en het ministerie. Er is voor zover mij bekend in het kader van deze overeenkomst ook geen contact geweest tussen de Russische luchtvaartautoriteiten en respectievelijk ACN(L), Schiphol en KLM.
Kunt u ingaan op de uitspraak van de directeur van ACN dat een dergelijke overeenkomst tussen KLM en ABC een precedent kan scheppen voor andere luchtvaartmaatschappijen en landen?
Ik heb geen aanwijzingen dat er sprake is van het scheppen van precedenten.
Klopt het dat in het luchtvaartverdrag tussen Nederland en Rusland specifieke afspraken zijn gemaakt over landingsrechten en verkeersrechten? Zo ja, met welke argumentatie zijn deze afspraken in het verdrag terechtgekomen? Zo nee, waarop doelt de directeur ACN dan in het artikel?
Nederland heeft, evenals vele andere Europese en overige landen, met de Russische Federatie een bilateraal luchtvaartverdrag afgesloten waarin afspraken zijn opgenomen over verkeersrechten en overvliegrechten via het Siberisch luchtruim. Op basis van die afspraken mag KLM operaties uitvoeren van, naar, en via het territorium van de Russische Federatie. In tegenstelling tot de overige landen ter wereld verbindt alleen de Russische Federatie voorwaarden aan het overvliegen van haar luchtruim in haar luchtvaartverdragen met andere landen
Zijn er meer landen waarmee Nederland vergelijkbare afspraken in verdragen heeft opgenomen waardoor de Nederlandse luchtvaart gechanteerd kan worden?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 6.
Kunt u inzichtelijk maken hoever het staat met de mogelijke «local rule» voor Schiphol?
Mijn ambtsvoorganger heeft de luchthaven Schiphol, als voorzitter van het Operationeel Overleg Schiphol, per brief van 20 oktober jl. verzocht om binnen vier weken tot een gedragen voorstel voor een local rule te komen die ik, rekening houdend met de (Europese) regelgeving, kan vaststellen. Schiphol heeft per brief van 23 november jl. laten weten een local rule te hebben uitgewerkt en de voorzitter van het Coördinatiecomité te hebben verzocht een vergadering van het comité bijeen te roepen. Ik wacht de uitkomst van deze vergadering af en zal u daarna nader informeren.
Bent u bereid om op grond van artikel 6 van het Besluit Slotallocatie specifiek ruimte op Schiphol toe te wijzen aan «all cargo»-vrachtvliegtuigen, zodat alle «all cargo»-carriers voldoende ruimte hebben om hun vluchten uit te voeren? Zo nee, waarom niet?
Nee, artikel 6 van het Besluit Slotallocatie maakt het niet mogelijk om specifiek capaciteit op Schiphol toe te wijzen aan «all cargo»- vrachtvliegtuigen. Het artikel geeft alleen een opsomming van de redenen op basis waarvan ik de aanwijzing van een luchthaven als een luchthaven met bemiddeling inzake de dienstregelingen of een slotgecoördineerde luchthaven kan schorsen of intrekken.
Bent u bereid te inventariseren welke maatregelen – passend binnen de Europese wet- en regelgeving – andere landen hebben getroffen om te voorkomen dat vliegvelden als London Heathrow, Frankfurt en Paris Charles de Gaulle worden volgevlogen door low cost carriers? Zo nee, waarom niet?
In het kader van het selectiviteitbeleid – waaronder bij de uitwerking van een verkeersverdelingsregel voor verdeling van luchtverkeer tussen Schiphol en Lelystad – wordt bezien welke maatregelen op andere Europese luchthavens worden toegepast om te kunnen sturen op de ontwikkeling van de diverse verkeerssegmenten. Zoals tijdens het AO Transportraad op 22 november jl. toegezegd zal ik de Kamer hier nader over informeren.
Welke andere maatregelen bent u voornemens te treffen om verdere problemen met vrachtvluchten, en daarmee het mogelijk verlies van Nederlandse werkgelegenheid, tegen te gaan?
Zoals ik in mijn brief van 3 november jl. aan de Tweede Kamer heb aangegeven is de op Schiphol ontstane situatie voor mij aanleiding om binnen de kaders van de EU slotverordening op korte termijn te bezien op welke wijze de aanpak van het vaststellen en verdelen van de schaarse slotcapaciteit op Schiphol kan worden verbeterd. Ik verken in samenspraak met de luchthaven Maastricht en de luchtvrachtsector eveneens in hoeverre de luchthaven Maastricht een oplossing biedt om de vrachtmarkt voor Nederland te behouden en waar mogelijk te versterken.
Het bericht dat militairen mishandeld zijn bij ontgroeningsritueel |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u het bericht in de Volkskrant gelezen dat militairen mishandeld zijn bij een ontgroeningsritueel?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het onderzoek dat Defensie in 2014 heeft gedaan? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ik merk hierbij wel op dat het voorval en het huishoudelijk onderzoek dateren van 2013.
Klopt het dat de betrokken militairen van Defensie over deze vreselijke zaak niet met derden mochten spreken? Klopt het dat ze daarom geen aangifte bij het Openbaar Ministerie hebben gedaan en daarom ook geen verklaring wilden afleggen? Zo nee, waarom niet?
Laat ik voorop stellen dat het op geen enkele manier de bedoeling is medewerkers te beletten melding te maken of aangifte te doen van laakbaar gedrag of strafbare feiten.
De uitspraak van betrokken militairen dat zij niet met derden mochten spreken berust naar alle waarschijnlijkheid op de standaardformulering van het hoorverslag: «De onderzoekers hebben uitgelegd dat ik in het belang van de zuiverheid van het onderzoek en ter voorkoming van beïnvloeding en onrust geen enkele mededeling mag doen aan, of op enige wijze contact op mag/mogen nemen met derden en/of medewerkers van Defensie betreffende het onderzoek.» Het doel van deze bepaling is te voorkomen dat de melders, de onderzochten en getuigen elkaar tijdens een onderzoek over en weer benaderen en beïnvloeden. Tijdens de hoorzitting heeft de onderzoekscommissie betrokkenen een toelichting gegeven op de gang van zaken rondom het onderzoek. Gelet op de onduidelijkheid die kan ontstaan zullen de regels worden aangepast.
Klopt het dat sommige misdragingen behoorden tot ontgroeningsrituelen voor nieuwkomers? Om welke misdragingen gaat het? In hoeverre is dat al langer een bron van zorg? Welke maatregelen heeft de defensieorganisatie inmiddels al organisatiebreed genomen?
Ik heb gezegd dat de beschreven gebeurtenissen defensie-onwaardig en onacceptabel zijn. Dit geldt niet alleen in dit specifieke geval maar onder alle omstandigheden. Voor de maatregelen die worden genomen verwijs ik u naar de reactie op de brief van de VCD (Kamerstuk 34 775 X, nr. 30) die ook vandaag naar de Tweede Kamer wordt gestuurd.
Hoeveel meldingen zijn er sinds 2014 van dergelijke misdragingen binnengekomen? Welke onderzoeken zijn er nog verder naar dergelijke misdragingen sinds 2014 gedaan?
Er zijn in de periode 2014 tot heden tot dusverre vier gevallen bekend die te maken hebben met inwijdingsrituelen, waarvan er drie in het MVV zijn geregistreerd. Op dit moment wordt geïnventariseerd hoeveel gevallen er verder bekend zijn.
Hoeveel meldingen zijn er sinds 2014 over seksueel misbruik binnen de krijgsmacht binnengekomen? Hoeveel aangiftes zijn er gedaan? Bij hoeveel van de meldingen is er verder onderzoek gedaan?
Uit de registratie in het systeem MVV blijkt dat sinds 2014 bij de leidinggevende of bij de COID achttien keer ongewenste aanrakingen of ernstiger tussen defensiemedewerkers onderling op de werkplek is gemeld (vijf in 2014, twee in 2015, drie in 2016 en acht tot 1 juli 2017).
Uit de registratie van aangiften bij de KMar blijkt dat er sinds begin 2014 in totaal 43 keer melding is gemaakt van (mogelijk) seksueel misbruik (acht keer in 2014, vier keer in 2015, dertien keer in 2016 en achttien keer tot nu toe in 2017). Het gaat hierbij om meldingen van uiteenlopende aard. De verschillen worden onder meer verklaard doordat ook zaken die zich in de privésituatie van defensiemedewerkers hebben voorgedaan, worden onderzocht door de KMar.
Het bericht ‘Militairen mishandeld bij ontgroeningsritueel’ |
|
Attje Kuiken (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichten «Militairen mishandeld bij ontgroeningsritueel» en «Wat gebeurde er in deze kazerne»?1
Ja.
Heeft u eveneens kennisgenomen van de oproep van de militaire vakbond VBM die wil dat inwijdingsrituelen in de krijgsmacht worden afgeschaft?2
Ja.
Welke concrete maatregelen zijn er allemaal genomen in reactie op de beschreven ontgroeningsrituelen op de kazerne Schaarsbergen?
Direct na de melding van misstanden aan de compagniescommandant heeft deze contact opgenomen met de Officier van Justitie (OvJ) omdat er een vermoeden van een strafbaar feit was. Hierop heeft het Openbaar Ministerie (OM) toestemming gegeven voor een huishoudelijk onderzoek. Dat in een dergelijk geval toestemming moet worden gevraagd is bepaald in het protocol voor interne onderzoeken (Aanwijzing SG A/989) en is bedoeld om te voorkomen dat een huishoudelijk onderzoek een eventueel te starten strafrechtelijk onderzoek negatief zou beïnvloeden.
Defensie kent een uitgebreid protocol voor interne onderzoeken (Aanwijzing SG A/989). Dit protocol is ook bij het betreffende onderzoek gevolgd. De commandant is hierbij geadviseerd door de jurist van de Luchtmobiele Brigade en door de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID). Beide organisaties waren ook vertegenwoordigd in de Commissie van Huishoudelijk Onderzoek (CvHO).
Op 7 juni 2013 is de Commissie van Huishoudelijk Onderzoek (CvHO) ingesteld. Na voltooiing van het onderzoek heeft de compagniescommandant rechtspositionele maatregelen getroffen tegen de betrokken militairen.
De commandant van de eenheid stelt een dergelijk intern onderzoek in om duidelijkheid te verkrijgen over de feitelijke toedracht of achtergrond van een bepaald voorval of situatie. Interne onderzoeken zijn niet bedoeld voor de opsporing van strafbare feiten. De onderzoeker(s) informeren de commandant onmiddellijk als het vermoeden bestaat van een strafbaar feit. In een dergelijk geval schorst de commandant het onderzoek en doet aangifte bij een opsporingsambtenaar, in het algemeen bij de Koninklijke Marechaussee (KMar). Een geschorst onderzoek kan worden hervat als de commandant daarvoor van het OM – al dan niet door tussenkomst van de KMar -toestemming heeft gekregen.
Naar aanleiding van het onderzoek heeft de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) in de periode van oktober tot en met december 2014 op verzoek van de brigadecommandant een risicoanalyse integriteit uitgevoerd. Deze risicoanalyse heeft geleid tot maatregelen op het gebied van organisatie, toezicht op de legering, ontwikkelen van leiderschap, aanspreken op gedrag, integriteitsbewustzijn en aandacht voor een veilige werkomgeving.
Na ontvangst van de brief van de moeder van een van de slachtoffers is direct door een case coördinator van het CLAS contact opgenomen met zowel de moeder van het slachtoffer als met de twee andere slachtoffers om hun zorgbehoefte te inventariseren.
Hoe beoordeelt u de wijze waarop de militaire leiding is omgegaan met de meldingen van militairen over de misstanden op de kazerne?
Het instellen van een CvHO en de aangifte bij de KMar waren juist. Uit het artikel in de Volkskrant blijkt dat er mogelijk meer speelde dan de CvHO in 2013 heeft kunnen achterhalen. Het is begrijpelijk dat op basis van die nieuwe informatie de genomen rechtspositionele maatregelen van de commissie vragen oproept.
De wijze waarop met meldingen en melders wordt omgegaan maakt deel uit van het onafhankelijk externe onderzoek. Ik verwijs u hiervoor naar de reactie op de brief van de VCD (Kamerstuk 34 775 X, nr. 30) die ook vandaag naar de Tweede Kamer wordt gestuurd.
Zijn er naast de meldingen over de ontgroeningsrituelen op de kazerne in Schaarsbergen ook andere meldingen, bij deze of andere kazernes, over ontgroeningsrituelen bekend? Zo ja, hoe vaak was er de afgelopen vijf jaar sprake van dergelijke meldingen en wat is daar mee gedaan?
Zie het antwoord op vraag 5 van het lid Bruins Slot (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 667).
Bij welke instanties kunnen militairen, die slachtoffer zijn of waren van ontgroeningsrituelen, zich melden?
Militairen die slachtoffer zijn van ongewenst gedrag kunnen zich altijd melden bij hun commandant, bij het meldpunt integriteit Defensie van de COID en de KMar.
Heeft u contact opgenomen met het Openbaar Ministerie over hoe om te gaan met toekomstige onderzoeken?
Iedereen die kennis draagt van strafbare feiten, kan daarvan aangifte doen. Voor sommige feiten, zoals verkrachting, geldt een aangifteplicht overeenkomstig artikel 160 Wetboek van Strafvordering (WvSv). Op grond van artikel 78 Wetboek Militair Tuchtrecht (WMT) is de commandant in beginsel verplicht aangifte te doen van een hem ter kennis gekomen gedraging die naar zijn oordeel een strafbaar feit betreft. Voor beide aangifteplichten geldt dat deze ook van toepassing is op mogelijke strafbare feiten die zijn gepleegd tijdens een inwijdingsritueel. Indien sprake is van een verdenking van een strafbaar feit kan het OM ambtshalve of op grond van de aangifte besluiten een strafrechtelijk onderzoek te starten. Voor het maken van afspraken over toekomstige onderzoeken bestaat derhalve geen aanleiding. Daarnaast kent Defensie een uitgebreid protocol voor interne onderzoeken (Aanwijzing SG A/989).
Hoe onderhoudt Defensie contact met de betrokken militairen en op welke wijze worden zij ondersteund bij de verwerking van de gebeurtenissen?
Het contact met de betrokken militairen verloopt via de zorgcoördinator van Defensie. Zij kunnen zich voor alle zorgaanspraken wenden tot de zorgcoördinator. Afhankelijk van de specifieke hulpvraag zal deze contact leggen met de militaire (geestelijke) gezondheidszorg, bedrijfsmaatschappelijk werk en/of geestelijke verzorging.
Deelt u de mening van de Vakbond voor Burger en Militair defensiepersoneel (VBM) dat ontgroeningsrituelen moeten worden verboden. Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4 van het lid Bruins Slot Slot (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 667).
Deelt u de mening dat er een onafhankelijk meldpunt moet komen waar defensiepersoneel misstanden kan melden?
Bij Defensie kunnen medewerkers zich te allen tijde melden bij hun commandant, bij het meldpunt integriteit Defensie van de COID en de KMar. De COID heeft een onafhankelijke positie binnen Defensie. Alle meldingen die het meldpunt ontvangt, worden in behandeling genomen. Meldingen kunnen ook anoniem worden gedaan. Het functioneren van het meldingssysteem zal deel uitmaken van het onafhankelijke externe onderzoek. Hierbij zal de mogelijkheid van een onafhankelijk meldpunt worden betrokken.
Hoe beoordeelt u de berichten dat door militairen, ook op de kazernes en tijdens oefeningen, veelvuldig drugs wordt gebruikt?
Laat ik voorop stellen dat het drugsbeleid van Defensie duidelijk is: Het beroep van militair gaat niet samen met het gebruik of het in bezit hebben van drugs. De aanwijzing die voorschrijft hoe Defensie in voorkomend geval handelt, is al even duidelijk.
De berichten over veelvuldig drugsgebruik op kazernes en tijdens oefeningen baren mij grote zorgen. Ik zal met de SG, CDS en de hoofden van de defensieonderdelen spreken over de strikte handhaving van het zero tolerance drugsbeleid en de maatregelen die daarbij passen.
Welke maatregelen worden genomen om drugsgebruik van militairen op kazernes en tijdens oefeningen tegen te gaan?
Zie het antwoord op vraag 11.
Deelt u de mening dat in het geval van een sterke groepsdruk of gesloten groepscultuur, zoals bij de politie, defensie of studentenverenigingen, bij melding van seksueel misbruik of andere strafbare feiten er eerder sprake zou moeten zijn van een ambtshalve strafrechtelijk onderzoek dan wel vervolging? Zo ja, waarom en moet het beleid van het Openbaar Ministerie daar op worden aangepast? Zo nee, waarom niet?
Het OM is altijd bevoegd om eigener beweging een strafrechtelijk onderzoek uit te voeren, met uitzondering van de zogenaamde wettelijke klachtdelicten. Dat geldt ook voor feiten die gepleegd worden in een gesloten groepscultuur. De beslissing om in een concrete situatie een onderzoek in te stellen is afhankelijk van de omstandigheden van het geval en van de vraag of er sprake is van een strafbaar feit. Bij zedenzaken wordt altijd met de aangevers gesproken over de gevolgen van het doen van aangifte en de mogelijke impact van het strafrechtelijke traject. Daarbij wordt aandacht besteed aan de mogelijkheden van hulpverlening, slachtofferrechten en juridische bijstand.
Op grond van de resultaten van het onderzoek, waaronder de ernst van het feit, kan het OM besluiten een verdachte te vervolgen. De geslotenheid van de groepscultuur speelt in die afweging geen rol. Zo besloot het OM eerder dit jaar tot vervolging van een 24-jarige man die ervan verdacht werd een lid van een studentenvereniging te hebben mishandeld tijdens de ontgroeningsperiode. Ik zie geen aanleiding het beleid van het OM ter discussie te stellen.
Een lastercampagne van pro-Israël activisten tegen de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Oud-CIDI medewerker achter lastercampagne tegen Minister Kaag» over kwalijke pogingen van Likoed Nederland, het Centrum Documentatie en Informatie Israël (CIDI) en Holland Support Israel om de integriteit en geschiktheid van mevrouw Kaag als Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in diskrediet te brengen?1
Ja.
Veroordeelt u persoonlijke aanvallen op bewindspersonen, waarbij in het geval van de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zelfs haar kinderen en echtgenoot zijn betrokken?
Het kabinet neemt hier volledig afstand van.
Klopt het dat Cnaan Liphshiz, auteur van het tendentieuze artikel «Holland’s new deputy foreign Minister accused Netanyahu of racism», de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenswerking onjuist heeft geciteerd, in die zin dat zij in 1996, anders dan Cnaan Liphshiz doet voorkomen, niet heeft gezegd dat zij premier Netanyahu racistisch en demagogisch vindt?2 Zo ja, betreurt u dat dit nepnieuws door Israëlische media en Nederlandse pro-Israël organisaties en activisten breed is verspreid?
Het genoemde citaat is onjuist. Minister Kaag wees in de uitzending van Buitenhof van 1996 op de mening van deelnemers aan demonstraties voor vrede over Premier Netanyahu. Het kabinet betreurt dat hierdoor verkeerde beeldvorming is ontstaan.
Klopt het dat Liphshiz in zijn diensttijd als onderzoeker voor de militaire inlichtingendienst van het Israëlische leger heeft gewerkt?3
Het kabinet beschikt niet over de informatie om deze vraag te kunnen beantwoorden.
Hoe beoordeelt u dat Israël die inlichtingendienst inzet om activisten in Europa te bespioneren die opkomen voor de Palestijnen?4
Over kennis van en onderzoek naar activiteiten van buitenlandse inlichtingendiensten kunnen in het openbaar geen mededelingen worden gedaan.
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Covertly, Israel prepares to fight boycott activists online»?5
Ja.
Beschikt u over informatie dat Nederlandse burgers die opkomen voor de Palestijnen, door Israëlische inlichtingendiensten of bedrijven worden gemonitord en/of gehinderd? Zo ja, wat voor maatregelen neemt u om deze burgers te beschermen? Zo nee, kunt u uitsluiten dat dit gebeurt?
Zie antwoord vraag 5.
Faciliteert of steunt Nederland op enigerlei wijze spionage en/of sabotage door Israël van Nederlandse burgers die activisme ontplooien dat wordt beschermd door de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering, zoals onder meer vervat in de Nederlandse Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens? Zo ja, op welke manier gebeurt dit? Zo nee, kunt u dit uitsluiten?
De Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten voeren hun activiteiten uit op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002). Bij het opstellen van deze wet is nadrukkelijk rekening gehouden met de vereisten die uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens voortvloeien.
Wilt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden, graag voor de plenaire behandeling van de begrotingen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking?
Het kabinet heeft alle vragen beantwoord.
Het voortdurende conflict in Congo dat bij het uitblijven van hulp de komende maanden de levens kan eisen van duizenden kinderen |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de verschrikkelijke situatie in Congo, waarover zowel de Verenigde Naties (VN), die niveau 3 status heeft afgegeven, en het aan hen gelieerde World Food Program alarm slaan?1 2
De humanitaire situatie in de Democratische Republiek Congo (DRC) is uitermate zorgwekkend. De noodsituaties in de Kasaï-regio, Tanganyika en Zuid-Kivu rechtvaardigen dat de VN het hoogste crisisniveau heeft uitgeroepen. De verhoging van het crisisniveau biedt mogelijkheden extra middelen te mobiliseren om zo de urgent benodigde hulp te bieden.
Staat de Nederlandse regering in contact met de Congolese regering en/of de VN over de crisissituatie in Congo? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dit alsnog te doen?
Het kabinet staat op internationaal en lokaal niveau in nauw contact met de VN en met de Congolese regering over de situatie in de DRC. Het contact over de humanitaire crisis loopt vooral via de VN Humanitaire Coördinator en de humanitaire organisaties zoals UNHCR, WFP en OCHA. Nederland is een actieve speler in de DRC en neemt onder meer deel aan donorbijeenkomsten en monitoringsmissies.
Welke rol kunnen Nederland en de Europese Unie volgens u spelen om het gebrek aan noodhulp te dichten, wetende dat nog geen 50 miljoen dollar van de volgens de VN benodigde ruim 235 miljoen is opgehaald?
Het totale noodhulpbudget dat de VN nodig heeft in de DRC bedraagt USD 812,6 mln. Hiervan is op dit moment slechts USD 287 mln. (35,4%) beschikbaar gesteld. Nederland droeg in augustus 2.017 EUR 3 mln. bij aan het VN Humanitarian Pooled Fund. Ook draagt Nederland indirect bij, als de op één na grootste donor van het Central Emergency Response Fund (CERF) dat USD 26,5 mln. beschikbaar stelde. De Europese Commissie (DG ECHO) heeft in 2017 tot nu toe EUR 44 mln. beschikbaar gesteld voor noodhulpprogramma’s in de DRC. ECHO organiseert op 28 november 2017 een donorbijeenkomst, waaraan Nederland zal deelnemen, om aandacht te vragen en extra middelen te mobiliseren voor de crisis in de DRC.
Nederland draagt verder bij aan verschillende (regionale) programma’s gericht op het bieden van noodhulp, wederopbouw, het bevorderen van stabiliteit en conflictpreventie in de DRC (EUR 116,6 mln. sinds 2012). Het kabinet zal ook in de toekomst in de DRC bijdragen aan de aanpak van grondoorzaken van conflict via het Addressing Root Causes fonds (EUR 8,2 mln. 2016–2021) en aan noodhulp via de Dutch Relief Alliance, die een noodhulpprogramma in de DRC start.
Bent u bereid om zich zowel nationaal als in internationaal verband in te zetten voor acute noodhulp? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet zet zich actief in voor acute noodhulp. Een substantieel deel van het noodhulpbudget bestaat uit een bijdrage aan humanitaire partners die dit kunnen besteden daar waar de noden het hoogst zijn: de VN, het Rode Kruis en de Dutch Relief Alliance. Dit stelt hen in staat te kunnen plannen voor de humanitaire respons die nodig is in langdurige crises en geeft hen tegelijk de flexibiliteit om te kunnen inspelen op acute rampen of oplaaiend conflict. Daarnaast houdt het kabinet zelf een deel van het budget vrij voor het verlichten van noden als gevolg van een acute crisis.
Neemt u bij de herziening van de lijsten van focuslanden en landen waar Nederland een ontwikkelings- en/of hulprelatie mee heeft, landen waar zogeheten vergeten crises spelen mee in uw overweging? Gaat u in specifieke zin Congo meenemen in deze overweging? Kunt u voor beide vragen uw antwoorden toelichten?
Het kabinet herziet op dit moment het landenbeleid in het licht van de nieuwe doelstellingen van het buitenlands beleid om meer focus en effectiviteit aan te brengen. Het kabinet zal zogeheten vergeten crises, zoals de crisis in de DRC, meenemen in die overweging.
Deelt u de mening dat langlopende conflicten, zoals in Congo, vallen onder de vaak aangehaalde «grondoorzaken van migratie»? Zo nee, kunt u dit toelichten?
De volatiele situatie in de DRC heeft de afgelopen decennia geleid tot grootschalige migratie, zowel binnen de DRC als in de regio. Momenteel zijn 3,9 mln. Congolezen ontheemd en zijn ruim 600.000 Congolezen als vluchteling in de regio geregistreerd. Volgens officiële cijfers verblijven daarnaast ruim 800.000 Congolezen op het Afrikaanse continent als arbeidsmigrant, maar daadwerkelijke cijfers liggen waarschijnlijk hoger. De aanhoudende conflicten in combinatie met de slechte economische en sociale omstandigheden en forse bevolkingsgroei zullen de komende jaren waarschijnlijk leiden tot nog meer migratie vanuit de DRC. Op dit moment worden verreweg de meeste Congolezen opgevangen in de regio en is migratie vanuit de DRC naar Europa beperkt.
Welke rol dicht u de mijnbouwindustrie, waaronder die gericht op het winnen van kobalt, toe bij het Congolese conflict?3
De mijnbouwindustrie is een voorname bron van inkomsten voor de DRC, maar ook een bron van conflict. Smokkel van goud en andere grondstoffen uit het oosten van Congo faciliteert de activiteiten van gewapende groepen en werkt corruptie en machtsmisbruik in de hand. Zowel de delving van waardevolle conflictmineralen (coltan, tin, wolfraam, goud, diamant) als de grootschalige mijnbouw van koper en kobalt hebben hierdoor een ontwrichtend effect. De overheidscontrole in grote delen van de DRC is gering; een oorzaak, maar ook gevolg van de overvloed aan natuurlijke hulpbronnen. De te verwachten stijging van de vraag naar kobalt (tot 50 keer meer in 2025 dan in 2016 werd geproduceerd), waarvan de meerderheid in de DRC wordt gewonnen, zal in de toekomst een grote rol spelen.
Nederland hoort bij de voorlopers op het gebied van tegengaan van illegale exploitatie van grondstoffen in de DRC. Nederland heeft veel betekend voor mijnbouw in het oosten van Congo door conflictvrije handel in tin te ontsluiten via het Conflict Free Tin Initiative. Nederland ondersteunt voorts het Extractive Industries Transparency Initiative(EITI). Door het traceerbaarheidsprogramma ITSCI zijn nu bijna 800 mijnen, met ongeveer 55.000 mijnwerkers, geregistreerd als conflictvrij.
Het bericht ‘Oekraïne wil tafeleieren naar Europa brengen’ |
|
Bente Becker (VVD), Helma Lodders (VVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Oekraïne wil tafeleieren naar Europa brengen»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Oekraïense tafeleieren binnenkort geëxporteerd worden naar de Europese markt? Zo ja, wanneer zal dit zijn?
Voordat Oekraïense bedrijven kunnen exporteren naar de Europese Unie (EU) dient de EU goedkeuring te verlenen. Hierbij wordt onder andere gekeken of de producten voldoen aan de Europese voedselveiligheidsvoorschriften. Importeurs van eieren uit landen buiten de EU zijn verplicht om op de dozen met eieren aan te geven uit welk land ze afkomstig zijn. Als de eieren niet voldoen aan de eisen die de EU stelt aan de huisvesting van leghennen moet op de dozen aangegeven worden dat het houderijsysteem onbekend is. De Europese Unie heeft toestemming verleend aan het bedrijf Yasensvit (dochteronderneming Ovostar Union) om tafeleieren naar de EU te exporteren, met ingang van 12 september 2017. De lijst bedrijven welke door de EU zijn geaccordeerd om eieren en ei-producten te mogen exporteren naar de EU is openbaar.2
Kunt u bevestigen dat de Oekraïense normen die worden gesteld aan tafeleieren niet overeenstemmen met de Europese normen? Zo ja, kunt u uiteenzetten wat de verschillen zijn tussen de eisen die gesteld worden aan leghennen in Oekraïne en in Europa, bijvoorbeeld op het gebied van dierenwelzijn, diergezondheid, huisvesting en productiewijze?
Op 1 januari 2016 zijn de handelsaspecten van het associatieakkoord tussen de EU en Oekraïne voorlopig in werking getreden. Op 1 september 2017 is het volledige associatieakkoord tussen de EU en Oekraïne in werking getreden.
In het associatieakkoord is afgesproken dat Oekraïne zijn wetgeving op één lijn zal brengen met die van de EU, ook op het terrein van dierenwelzijn en diergezondheid. Op dit moment zijn er nog verschillen in eisen die gesteld worden aan leghennen in Oekraïne en in de EU. Wageningen UR heeft hier onderzoek naar gedaan3. In Oekraïne zijn leghennen voornamelijk gehuisvest in conventionele kooien met een gemiddelde ruimte van 300 tot 400 cm2 per leghen. De minimale ruimte voor leghennen in de Europese Unie is 750 cm2 per leghen.
Oekraïne heeft een strategiedocument bij de EU ingediend met de voorgenomen planning van de aanpassing van de sanitaire en fytosanitaire (SPS)- en dierenwelzijnswetgeving. Hiermee heeft de Raad in juli 2017 ingestemd.4 Hierdoor is in Annex V van het associatieakkoord een lijst opgenomen met EU-wet- en -regelgeving waaraan Oekraïne zich gaat conformeren. Oekraïne heeft aangegeven de Europese standaarden in fases te implementeren in de periode van 2016–2021. De EU verleent technische assistentie om de wetgeving aan te passen. De Europese Commissie monitort de voortgang van de implementatie van het EU-acquis door Oekraïne en rapporteert daarover jaarlijks aan de Raad.5 Conform de toezegging van de Minister-President tijdens het debat over de goedkeuringswet van het associatieakkoord tussen de EU en Oekraïne op 21 februari 2017, zendt het kabinet deze rapportage vergezeld van een appreciatie naar uw Kamer. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Kunt u uitleggen waarom eieren uit Oekraïne op de Europese markt gebracht mogen worden, terwijl als een Europese pluimveehouder zijn tafeleieren onder deze zelfde omstandigheden zou produceren dit niet zou mogen? Indien dit niet het geval is, zouden de eieren uit Oekraïne moeten voldoen aan de-EU normering; kunt u dit bevestigen? Op welke wijze wordt dit gecontroleerd en gehandhaafd?
Zie antwoord vraag 3.
Welke invloed heeft deze ontwikkeling op de positie van de Nederlandse en Europese leghenhouder, bijvoorbeeld in het kader van een gelijk speelveld?
De tariefvrije import uit de Oekraïne is zeer gering ten opzichte van de productie in de EU. In het associatieakkoord met Oekraïne zijn hierover afspraken gemaakt die rekening houden met de positie van producenten in de EU: Oekraïne heeft zich gecommitteerd aan het implementeren van EU wet- en regelgeving over dierenwelzijn en diergezondheid en de EU heeft de tariefvrije import van eieren beperkt door een tariefcontingent. Er is een jaarlijks quotum van 3.000 ton voor eieren. Daarnaast is er een quotum voor eieren en ei-producten dat in een periode van vijf jaar geleidelijk wordt verhoogd van 1.500 tot 3.000 ton per jaar. In 2017 is tot op heden circa 20% van het quotum voor eieren gebruikt en circa 37% van het quotum voor eieren en ei-producten. Ter vergelijking: in de EU wordt jaarlijks 7,25 miljoen ton eieren geproduceerd. De positie van de Nederlandse of Europese leghenhouder wordt dus niet of nauwelijks beïnvloed.
Deelt u de mening dat het beleid om onze standaarden (bijvoorbeeld op het gebied van dierenwelzijn, diergezondheid, huisvesting en productiewijze) in handelsakkoorden te bestendigen ook zou moeten gelden voor een associatieverdrag in dit geval met de Oekraïne? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het associatieakkoord met Oekraïne is hier juist een goed voorbeeld van. Oekraïne heeft zich gecommitteerd aan het implementeren van EU-wet- en regelgeving onder andere op het gebied van dierenwelzijn en diergezondheid voor eind 2021. Hierdoor wordt toegewerkt naar een gelijk speelveld.
Kunt u aangeven hoe andere Europese lidstaten over deze ontwikkeling denken? Zo nee, bent u bereid dit aan uw Europese collega's na te vragen?
Het associatieakkoord is door alle lidstaten geratificeerd. Zolang de EU en Oekraïne zich houden aan de gemaakte afspraken zie ik geen reden om nu al te vragen om nadere maatregelen. Het kabinet zal zich blijvend op de hoogte laten stellen van de voortgang.
Zijn er mogelijkheden om maatregelen te treffen, al dan niet samen met andere lidstaten? Zo ja, wat zouden deze maatregelen kunnen zijn?
Zie antwoord vraag 7.
De verslechterende omstandigheden van asielzoekers op de Griekse eilanden |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de open brief van Oxfam en 17 ander NGO’s aan de Griekse premier Tsipras over de verslechterende omstandigheden voor asielzoekers die vastzitten in de registratiecentra op Lesbos, Chios, Samos, Kos en Leros?1
Ja.
Deelt u de mening dat de maatregel van het verplaatsen van 2.000 asielzoekers naar het vasteland niet toereikend is om de overbevolking van de hotspots op de Griekse eilanden aan te pakken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Om de situatie in de opvangfaciliteiten op de Griekse eilanden beheersbaar te houden, is een efficiëntere asielprocedure nodig die leidt tot terugkeer van degenen die niet voor rechtmatig verblijf in aanmerking komen. De uitvoering van het asielproces en verbetering van de opvangsituatie blijven onverkort van belang. De Europese Commissie monitort de situatie dan ook nauwlettend, daarbij ondersteund door het Europees Ondersteuningsbureau voor Asielzaken (EASO), de lidstaten, UNHCR en ngo’s. De Griekse asielprocedure en opvang dienen aan de Europese standaarden te voldoen. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de Griekse autoriteiten. Het is aan de Commissie, als hoedster van de verdragen, om toe te zien op naleving van het acquis.
Hoe beoordeelt u de constatering dat duizenden mannen, vrouwen en kinderen onder barre omstandigheden vastzitten op de Griekse eilanden en dat velen van hen geen toegang hebben tot adequate asielprocedures?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel vluchtelingen zitten er vast op de hotspots op de Griekse eilanden? Hoeveel van deze mensen zitten daar al langer dan een jaar vast?
Volgens gegevens van de Europese Commissie verblijven er naar schatting circa 15.169 migranten op de eilanden.2 Doordat er geen centraal registratiesysteem in Griekenland3 is, zijn er geen betrouwbare cijfers beschikbaar met betrekking tot de in de vragen 4, 6 en 7 gevraagde gegevens.
Oorzaak van het lange verblijf op de eilanden ligt met name in de gebrekkige voortgang in de bezwaarprocedures, niet op het uitblijven van een eerste beslissing.4 Gelet op het grote risico dat de betrokken asielzoekers ondanks een lopende bezwaarprocedure in Griekenland alsnog illegaal proberen door te reizen naar de door hun geprefereerde bestemming, mogen zij de eilanden niet verlaten, zoals overeengekomen in de EU-Turkije verklaring.
Het is echter duidelijk dat de omstandigheden waarop zij daar worden opgevangen ondermaats is en dat consequenties kan hebben voor het welzijn van de aanwezige migranten. Net als de Europese Commissie, pleit ook het kabinet in alle contacten met de Griekse overheid op het treffen van passende maatregelen, temeer met de winter in zicht. Dit geldt in het bijzonder voor adequate opvang van (alleenstaande) minderjarigen en andere kwetsbare groepen.5 Hierbij benadrukt het kabinet nogmaals dat de verantwoordelijkheid voor adequate opvangomstandigheden primair bij Griekenland ligt. Niettemin ontvangt Griekenland hiervoor substantiële steun van de EU en bilateraal van Nederland en ander lidstaten. Tot slot merkt het kabinet op dat de terugkeer naar Turkije ondanks een recente uitspraak van de Griekse Raad van State nog steeds zeer traag verloopt. Van Griekenland wordt verwacht dat zij het terugkeerproces versnelt, waarmee tevens de druk op de eilanden wordt verlicht.
Hoeveel mensen die in Griekenland vastzitten wachten op gezinshereniging? Hoeveel daarvan wachten op gezinshereniging met een statushouder in Nederland? Hoe lang duurt dat proces nu gemiddeld? Welke stappen zet Nederland om dit proces te versnellen?
Nederland heeft in 2017 tot dusver ongeveer 180 overnameverzoeken ontvangen vanuit Griekenland. Deze overnameverzoeken stoelen vrijwel allemaal op gestelde gezinsrelaties. De doorlooptijd voor de afhandeling van overnameverzoeken uit Griekenland bedraagt op dit moment gemiddeld 55 dagen. Bij verzoeken tot heroverweging is de doorlooptijd gemiddeld 32 dagen. De doorlooptijd betreft de periode tussen de ontvangst van het overnameverzoek of het verzoek tot heroverweging tot aan het besluit van de IND het verzoek ofwel te accepteren ofwel af te wijzen. De gemiddelde doorlooptijd valt binnen de wettelijke termijn die de Dublinverordening voorschrijft bij overnameverzoeken, het kabinet acht het dan ook niet noodzakelijk om dit proces te versnellen.
Hoeveel van de vluchtelingen die vastzitten op de hotspots op de Griekse eilanden ontberen onderdak, voedsel, drinkwater, sanitaire voorzieningen en gezondheidszorg? Hoeveel van deze mensen hebben nog geen toegang gekregen tot de asielprocedure?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel incidenten van zelfbeschadiging en hoeveel suïcidepogingen zijn er op de Griekse eilanden geweest sinds de EU-Turkije-verklaring? Wat is uw reactie op de stelling dat deze incidenten veroorzaakt worden door het containmentbeleid?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel geld is er beschikbaar om de voorzieningen op de hotspots op de Griekse eilanden te verbeteren? Hoeveel geld is hiervoor nodig? Welke middelen zet Nederland direct en indirect in om ervoor te zorgen dat alle asielzoekers hierover beschikken?
De EU heeft sinds 2014 vanuit het Asiel, Migratie en Integratiefonds (AMIF) en het Fonds voor Interne Veiligheid (ISF) tot dusver ruim € 880 miljoen6 aan hulpgeld verstrekt aan de Griekse autoriteiten en sinds 2016 € 450 miljoen7 vanuit het Noodhulpinstrument van de Commissie. Dit geld draagt grotendeels in directe dan wel indirecte zin bij aan het verbeteren van de opvangomstandigheden en de asielprocedure, en deels aan grensbewaking. Ook bilateraal hebben lidstaten bijgedragen. Zo heeft Nederland in 2016 € 100.000 beschikbaar gesteld ten behoeve van de opvangomstandigheden in Griekenland en eerder materiaal beschikbaar gesteld.8 Verder stelt Nederland op permanente basis experts beschikbaar via EASO en Frontex. Binnenkort zal Nederland ook een expert beschikbaar stellen aan Griekenland ter ondersteuning bij het absorberen en uitgeven van EU-fondsen, zodat deze aangewend kunnen worden voor onder andere de opvangcapaciteit.
Waarom krijgen sommige asielzoekers geen kwetsbaarheidstoets, ondanks dat er door middel van deze toets tegemoet kan worden gekomen aan de behoeften van kwetsbare groepen?
De Griekse nationale wetgeving, die gebaseerd is op de Procedurerichtlijn, voorziet in een kwetsbaarheidstoets als onderdeel van de procedure. In de uitvoering van deze toets op de eilanden, wordt Griekenland bijgestaan door UNHCR. Griekenland heeft voldoende middelen ter beschikking om ervoor te zorgen dat kwetsbare migranten overgeplaatst kunnen worden naar het vasteland. De Griekse autoriteiten hebben het aantal artsen en ander medisch personeel op de eilanden uitgebreid zodat kwetsbaren beter worden gesignaleerd. Daarom ziet het kabinet geen aanleiding hiervoor extra middelen ter beschikking te stellen. Zoals in het antwoord op vraag 8 is aangegeven, heeft Nederland Griekenland een expert aangeboden om Griekenland te assisteren in de absorptie en besteding van de ruim beschikbare Europese fondsen, om o.a. zorg te dragen voor voldoende medische capaciteit en zorg.
Wat wordt er gedaan om te zorgen dat zwangere vrouwen, kinderen, gehandicapten en alleenstaande vrouwen zo snel mogelijk door kunnen reizen naar het Griekse vasteland? Welke middelen is Nederland bereid in te zetten om ervoor te zorgen dat deze kwetsbare groepen niet langer in de hotspots op de Griekse eilanden verblijven?
Zie antwoord vraag 9.
Beschikt Griekenland over voldoende verwarmde opvangplekken om alle vluchtelingen in Griekenland de komende winter op te vangen? Welke verbeteringen zijn er ten opzichte van 2016 aangebracht om vluchtelingen beter te beschermen tegen de winterkou?
Het aantal adequate opvangplaatsen is voor het kabinet een punt van zorg, en heeft ook de aandacht van de Europese Commissie. De Griekse autoriteiten werken met de Commissie, UNHCR en anderen partijen aan het uitbreiden en verbeteren van de opvangcapaciteit. Sinds vorig jaar zijn op meerdere locaties tenten vervangen door verwarmde containerverblijven en/of zijn winterbestendige tenten geplaatst. Op 1 november jl. kondigde Griekenland aan aanvullende maatregelen te overwegen, zoals het maken van afspraken met lokale hotels om voldoende onderdak te kunnen bieden indien de weersomstandigheden hier aanleiding tot geven.
Deelt u de mening dat het succes van de Turkijedeal niet alleen moet worden afgemeten aan het aantal asielzoekers dat naar de EU komt, zoals u in antwoord op mijn vragen over de situatie op Lesbos suggereerde, maar ook aan de omstandigheden van de opvang in de EU? Hoe beoordeelt u de Turkije-deal in het licht van deze omstandigheden?2
Het feit dat het aantal irreguliere migranten dat de oversteek maakt flink is afgenomen en daarmee het aantal verdrinkingen is afgenomen, beschouwt het kabinet inderdaad als een succes. De omstandigheden van de migranten in de Griekse hotspots is zoals reeds aangegeven een punt van zorg en heeft de aandacht van de Europese Commissie en van het kabinet.
Hoeveel vluchtelingen moeten nog worden herplaatst, nu de herplaatsingsbesluiten hun einddatum hebben bereikt? Hoeveel alleenstaande minderjarige vreemdelingen bent u bereid alsnog uit Griekenland naar Nederland te halen, ondanks het feit dat het herplaatsingsmechanisme is beëindigd?
Op 15 november 2017 heeft de Commissie een voortgangsrapportage van de Migratieagenda uitgebracht.10 In die rapportage meldt de Commissie dat er in Griekenland nog 758 personen resteren die in aanmerking komen voor herplaatsing. Ten aanzien van al deze 758 personen geeft de Commissie aan dat er herplaatsingsplekken zijn aangeboden door de lidstaten.
De samenloop tussen een internationale kinderontvoering en een lopende strafzaak |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Baby weghouden bij ex met losse handjes is «kind ontvoeren»?1
Ik heb kennisgenomen van dit bericht. Het gaat om een situatie waarop het Haags Kinderontvoeringsverdrag van toepassing is. De ratio van dit verdrag is dat ouders eerst terugkeren naar de gewone verblijfplaats en dan verder praten, al dan niet bij de rechter. De Nederlandse rechter oordeelt over de teruggeleiding. De Australische rechter is, als rechter van de gewone verblijfplaats van het betrokken kind, bevoegd te beslissen over zaken als een verzoek tot wijziging van de gewone verblijfplaats, gezag en omgang.
Klopt het dat de man van Ingrid de Gelder naar Australië is gegaan, terwijl hij net drie dagen in hechtenis had gezeten voor mishandeling van zijn vrouw en er een aangifte wegens huiselijk geweld lag? Zo ja, hoe is dit mogelijk? Zo nee, hoe is dit dan gegaan?
Ik ga niet in op de bijzonderheden van deze individuele casus.
Meer in het algemeen kan ik melden dat de omstandigheid dat een buitenlands persoon korte tijd in voorlopige hechtenis heeft gezeten ten gevolge van een aangifte tegen hem of haar, niet een verplichting met zich brengt om in Nederland beschikbaar te blijven voor politie en justitie in het verdere opsporingsonderzoek.
Klopt het dat rechters die moeten oordelen over teruggeleiding bij de weging van huiselijk geweld meewegen of dit op structurele basis plaatsvond?
Het is aan de rechter om op basis van de hem ter beschikking staande informatie en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht tot een oordeel te komen over de teruggeleiding. Hierin wordt ook meegewogen of sprake is van huiselijk geweld. Wanneer er namelijk een ernstig risico bestaat dat het kind bij terugkeer wordt blootgesteld aan lichamelijk of geestelijk gevaar, kan de rechter besluiten niet over te gaan tot teruggeleiding van het kind. Zoals in de beantwoording van vraag 1 is aangegeven, is de Australische rechter bevoegd te beslissen over zaken als gezag en omgang. De betrokken moeder kan zich bij terugkeer tot de Australische rechter wenden.
Bent u bekend met het feit dat de vader van baby Femke in mei 2017 onherroepelijk is veroordeeld door de Nederlandse politierechter voor mishandeling van de moeder in Nederland op of omstreeks 18 december 2016, dit in aanwezigheid van Femke?
Ik ga niet in op de bijzonderheden van deze individuele casus.
Voor wat betreft de vraag met betrekking tot de signalering verwijs ik naar de antwoorden bij de vragen 3 en 7.
Bent u bekend met het feit dat de vader deze onherroepelijke veroordeling negeert en thans gesignaleerd is voor tenuitvoerlegging van deze strafrechtelijke veroordeling waardoor hij Nederland naar alle waarschijnlijkheid niet zal bezoeken omdat hij dan bij de grens gearresteerd wordt? Klopt het dat de veroordeling wel maar de signalering níet is meegewogen in de uitspraak van de rechter die tot terug geleiding oordeelt?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verwacht u dat de moeder nog gezinsleven zal kunnen uitoefenen met Femke, nu dat de vader niet naar Nederland zal komen en de moeder in Australië niet over woonruimte en inkomen beschikt?
Het is niet aan mij om hierover een oordeel te geven. Zowel de rechtbank Den Haag als het gerechtshof Den Haag hebben alle feiten en omstandigheden afgewogen en zijn tot de beslissing gekomen dat het betrokken kind teruggeleid dient te worden naar haar gewone verblijfplaats. Het is een eigen (vrijwillige) keuze van de moeder om al dan niet met haar dochter mee terug te reizen naar Australië.
Hoe verhoudt deze strafrechtelijke veroordeling en mogelijke arrestatie van de vader in Nederland of elders zich met de uitgangspunten in het samenwerkingsprotocol gedwongen tenuitvoerlegging teruggeleidingsbeschikkingen in internationale kinderontvoering zaken?2
De uitgangspunten in het vermelde samenwerkingsprotocol gelden voor alle zaken waarbij een kind ongeoorloofd naar Nederland is meegenomen of hier is achtergehouden. Het protocol is pas relevant vanaf het moment dat duidelijk is dat de wegvoerende ouder geen gehoor zal geven aan de rechterlijke (civiele) beslissing om het kind terug te geleiden naar het land van zijn laatste verblijfplaats. Op dat moment ontstaat voor de officier van justitie een publieke taak om de teruggeleiding in goede banen te leiden, zo nodig onder dwang van de sterke arm.
De omstandigheid dat een van beide ouders een strafrechtelijke veroordeling op zijn of haar naam heeft staan, is in beginsel niet relevant bij de teruggeleiding. Inhoudelijk is de veroordeling al meegewogen door de civiele rechter in zijn besluit tot afgifte van het kind. Wel is het voorstelbaar dat een eventuele strafrechtelijke signalering tot gevolg heeft dat de betreffende ouder
minder makkelijk van het ene naar het andere land beweegt bij de feitelijke overdracht of teruggeleiding. Het is aan de officier van justitie om bij het in goede banen leiden van de teruggeleiding zich ervan te vergewissen dat een signalering niet in de weg zal staan aan het goede verloop van de teruggeleiding.
Kunt u de bijzondere omstandigheden waarin de officier van justitie zijn/haar medewerking kan weigeren zoals voorzien in artikel 4 van het samenwerkingsprotocol toelichten? Valt een nieuw bekend geworden signalering van een niet uitgezeten straf te zien als een bijzondere omstandigheid? Zo nee, ziet u reden om het samenwerkingsprotocol aan te passen?
Uit de publieke taak die het OM heeft bij teruggeleidingen in kinderontvoeringszaken3 volgt dat het OM zo nodig medewerking verleent aan de afgifte van een minderjarige en daarbij de sterke arm kan inschakelen. De officier van justitie verleent deze medewerking indien beide civiele partijen niet tot afspraken over de teruggeleiding kunnen komen en de persoon naar wie het kind dient te worden teruggeleid hierom verzoekt bij de officier van justitie. De officier van justitie is gehouden zijn medewerking te verlenen aan de teruggeleiding. Ruimte om medewerking te weigeren, is er voor de officier van justitie vrijwel niet; uitgangspunt is dat er uitvoering wordt gegeven aan het bevel van de rechter tot afgifte van de minderjarige en een daarbij noodzakelijke teruggeleiding naar het land van het laatste verblijf van het kind. Dat neemt niet weg dat de officier van justitie bij het uitvoeren van deze publieke taak, enige beleidsruimte heeft ten aanzien van de wijze waarop hij medewerking verleent en binnen welke termijnen hij de teruggeleiding in goede banen leidt, bezien vanuit het belang van het kind en daar waar mogelijk in afstemming met de advocaat van de ouder die de officier van justitie om medewerking heeft verzocht. In bepaalde gevallen zal de ouder die om teruggeleiding verzoekt een kort geding kunnen aanspannen om de officier van justitie te verplichten tot onverwijlde teruggeleiding van het kind.
In het genoemde samenwerkingsprotocol onder punt 4 staat dat als uitgangspunt geldt dat de officier van justitie zorgt voor een onverwijlde uitvoering van het bevel van de rechter om het kind af te geven. De bijzondere omstandigheden die daarna worden benoemd (zoals het bestaan van een juridische of feitelijke misslag, of nieuwe feiten en omstandigheden die nog niet aan de rechter bekend waren) sluiten aan bij de criteria waaraan een kort gedingrechter zou toetsen en moeten dan ook worden uitgelegd als een tijdelijke pas op de plaats totdat eventueel de kort gedingrechter zich hierover heeft uitgelaten. De ruimte voor de officier van justitie om medewerking in absolute zin te weigeren, is er niet. Overigens heeft de voorzieningenrechter in het kort geding dat in de betreffende casus was aangespannen recent geoordeeld dat er geen sprake is van een feitelijke of juridische misslag en dat er geen sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden die maken dat het hof Den Haag tot een andere beslissing had moeten komen.
Ik zie momenteel dan ook geen aanleiding het bestaande samenwerkingsprotocol aan te passen.
Is volgens u in onderhavige zaak sprake van een bijzondere omstandigheid, zoals voorzien in artikel 4 van het samenwerkingsprotocol?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid de zaak persoonlijk te bekijken en te bezien wat mogelijk is om in ieder geval tot de Hoge Raad in cassatie uitspraak heeft gedaan niet over te laten gaan tot het teruggeleiden van Femke?
Het Haags Kinderontvoeringsverdrag heeft tot doel de onmiddellijke terugkeer te verzekeren van kinderen die ongeoorloofd zijn overgebracht of worden vastgehouden in een Verdragsluitende Staat. Op grond van het Verdrag is de rechter de enige die zich kan uitlaten over een verzoek tot teruggeleiding. De rechtbank en het hof zijn beide tot een oordeel gekomen. Ik heb in deze situatie dan ook geen mogelijkheden om de teruggeleiding te voorkomen.
Het bericht dat Robert Mugabe benoemd is tot goodwill-ambassadeur van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) |
|
Raymond de Roon (PVV), Danai van Weerdenburg (PVV) |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Verbijstering over benoeming van Mugabe als VN ambassadeur»?1
Ja.
Kunt u aangeven op grond van welke competenties en/of kwaliteiten Robert Mugabe deze positie van goodwill-ambassadeur heeft gekregen? Zo nee, waarom niet?
Nee.
De Directeur-Generaal (DG) van de WHO heeft tijdens een conferentie over Noncommunicable Diseases (NCDs) op 18-20 oktober 2017 in Uruguay enkel aangekondigd dat «president Mugabe van Zimbabwe bereid is om te dienen als Goodwill Ambassador voor NCDs voor Afrika, om zijn gelijken in deze regio te beïnvloeden om prioriteit te geven aan NCDs en weidde niet uit.
Vanwege de ophef die volgde, schreef de Directeur-Generaal een kort bericht op de website van de WHO op zondag 22 oktober 2017. Hierin stond dat hij de benoeming heeft ingetrokken. http://www.who.int/mediacentre/news/statements/2017/goodwill-ambassador-rescinded/en/.
De WHO heeft verder niet gecommuniceerd over de benoeming en het mandaat voor deze functie. Er zijn ook geen uitspraken gedaan over de competenties en/of kwaliteiten benodigd voor deze functie of van de kandidaat.
Bent u bekend met de staat van de gezondheidszorg in Zimbabwe en de algeheel deplorabele staat waarin het land zich bevindt, na bijna 40 jaar schrikbewind van Robert Mugabe?
Ja.
Vindt u het terecht dat Mugabe tot goodwill-ambassadeur is benoemd? Zo nee, wat gaat u er aan doen om dat besluit zo snel mogelijk ongedaan te laten maken?
Het zou volstrekt ongeloofwaardig zijn geweest als Mugabe zou optreden als goodwill ambassadeur van de WHO, gezien de slechte staat van mensenrechten in het algemeen en de zorg in het bijzonder in zijn land. Daarnaast heeft de EU sancties ingesteld tegen Mugabe. Deze benoeming zou ook negatief zijn geweest voor de reputatie van de VN als geheel, aangezien de WHO daar onderdeel van uitmaakt. Nederland heeft daarom samen met andere landen meteen actie ondernomen en bij de WHO bepleit de benoeming ongedaan te maken. Dat is ook gebeurd.
Bent u bereid de financiële steun aan de WHO, inclusief partnerprogramma’s, per direct op te schorten totdat de benoeming ongedaan is gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Het is goed dat dit besluit is ingetrokken. Daarom is er geen noodzaak om verdere maatregelen te treffen. Nederland zal de ontwikkelingen bij de WHO nauwgezet blijven volgen en nader in gesprek gaan met de WHO om mogelijke herhaling tijdig te voorkomen.
Indien de benoeming van Mugabe tot goodwill-ambassadeur niet voor 1 december 2017 ongedaan gemaakt is, bent u dan bereid om Nederland terug te trekken uit de WHO? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De benoeming van de Zimbabwaanse president Robert Mugabe door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) tot ‘goodwill ambassador’ |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat Mugabe door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) benoemd is tot «goodwill ambassador»?1
Ja.
Klopt het bericht dat Mugabe als ambassadeur voor de WHO in Afrika zijn bekendheid zal inzetten om bepaalde onderwerpen, zoals ziektes, onder de aandacht te brengen?
De Directeur-Generaal (DG) van de WHO heeft tijdens een conferentie over Noncommunicable Diseases (NCDs) op 18-20 oktober 2017 in Uruguay enkel aangekondigd dat «president Mugabe van Zimbabwe bereid is om te dienen als Goodwill Ambassador voor NCDs voor Afrika, om zijn gelijken in deze regio te beïnvloeden om prioriteit te geven aan NCDs».
Vanwege de ophef die volgde, schreef de Directeur-Generaal een kort bericht op de website van de WHO op zondag 22 oktober 2017. Hierin stond dat hij de benoeming heeft ingetrokken. http://www.who.int/mediacentre/news/statements/2017/goodwill-ambassador-rescinded/en/.
De WHO heeft verder niet gecommuniceerd over de benoeming en het mandaat voor deze functie.
Wat is uw reactie op dit bericht?
De benoeming van president Mugabe stuitte meteen op veel kritiek, ook van de Nederlandse regering. Nederland heeft meteen actie ondernomen toen deze aankondiging bekend werd en haar grote ongenoegen hierover geuit bij de WHO. Het is goed dat de DG WHO Tedros dit besluit kort daarna heeft ingetrokken.
Kunt u aangeven welke redenen aan deze keuze ten grondslag liggen?
Nee, de WHO heeft hier geen nadere informatie over verstrekt.
Kunt u aangeven wat deze functie precies inhoudt en wat de formele status ervan is?
De aanstelling en het mandaat voor dit ambassadeurschap zijn nooit formeel bekendgemaakt door de WHO.
Deelt u de mening dat deze benoeming de geloofwaardigheid van de WHO negatief beïnvloedt, gezien de reputatie van Mugabe op het gebied van mensenrechten en de verwaarloosde gezondheidszorg in zijn land? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Het zou volstrekt ongeloofwaardig zijn geweest om Mugabe te benoemen als goodwill ambassadeur van de WHO, gezien de slechte staat van mensenrechten in het algemeen en de zorg in het bijzonder in zijn land. Daarnaast heeft de EU heeft sancties ingesteld tegen Mugabe. Deze benoeming zou ook negatief zijn geweest voor de reputatie van de VN als geheel, aangezien de WHO daar onderdeel van uitmaakt. Nederland heeft daarom samen met andere landen bij de WHO bepleit de benoeming ongedaan te maken. Dat is ook gebeurd.
Kunt u aangeven of Nederland deze onbegrijpelijke benoeming aan de kaak gaat stellen en bent u voornemens maatregelen te treffen tegen dit besluit? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft deze benoeming meteen aan de kaak gesteld bij de WHO. Het is goed dat dit besluit is ingetrokken. Op dit moment is er geen noodzaak om verdere maatregelen te treffen. Nederland zal de ontwikkelingen bij de WHO nauwgezet blijven volgen en nader in gesprek gaan met de WHO om mogelijke herhaling tijdig te voorkomen.
De 'Leaders Agenda' van de voorzitter van de Europese Raad |
|
Renske Leijten |
|
Bert Koenders (PvdA) |
|
Hoe heeft u gereageerd op de «Leaders Agenda» van de voorzitter van de Europese Raad?1
Nederland is positief over de Leaders» Agenda van de voorzitter van de Europese Raad, omdat daarmee in de komende 18 maanden, tot aan de verkiezingen van het Europees parlement medio 2019, de nadruk zal liggen op een Europa dat levert op belangrijke politieke prioriteiten. Nederland zet zich er voor in dat die politieke prioriteiten die in 2014 in de strategische agenda van de Europese Raad en in de Bratislava top uit 2016 zijn vastgelegd, ook daadwerkelijk tot resultaat en implementatie leiden. Tegelijkertijd wordt met de Leaders» Agenda toegewerkt naar een nieuwe strategische agenda, vast te stellen door de Europese Raad in 2019, na de verkiezingen van het Europees parlement in dat jaar.
Acht u het nodig dat er meer topontmoetingen tussen de Europese regeringsleiders ingepland worden, met als doel vaart te zetten achter de grote hervormingen in de EU?2 Kunt u uw antwoord toelichten?
Het gaat erom dat de Europese samenwerking op politiek prioritaire terreinen versterkt wordt en dat op politiek niveau knopen worden doorgehakt zodat de EU sneller concrete resultaten kan leveren. De Europese Raad kan daarbij behulpzaam zijn door actief invulling te geven aan de in het verdrag voorziene rol. De Europese Raad laat met de Leaders» Agenda zien dat de Europese Raad niet alleen oog heeft voor het vastleggen van Europese politieke prioriteiten, maar ook naar de praktische omzetting daarvan in beleid en wetgevingsvoorstellen door de Commissie, de tijdige behandeling daarvan door de Raad en het Europees parlement en de implementatie door lidstaten.
Kunt u aangeven wiens idee of wens het is om vaart te zetten achter de grote hervormingen in de EU?
De wens om de Europese politieke Agenda te richten op een beperkt aantal onderwerpen is op 27 juni 2014 vastgelegd in de strategische agenda van de Europese Raad en is in de Bratislava routekaart van 16 september 2016 opnieuw bevestigd.
Garandeert u dat de agenda’s en de te bespreken onderwerpen van de extra toppen immer openbaar zijn, teneinde een gedegen debat te kunnen voeren in de parlementen van de lidstaten? Zo nee, waarom niet?
De inhoud van de Leaders» Agenda laat zien welke onderwerpen op welk moment op de agenda van de Europese Raad staan, zoals ook reeds met uw Kamer is gedeeld (zie Kamerstuk 21 501-20, nr. 1259). Als daarin veranderingen komen zal dit met uw Kamer gedeeld worden. Ten aanzien van stukken die tijdens de Europese Raad aan de orde komen geldt dat deze onder de verantwoordelijkheid van de voorzitter van de Europese Raad worden opgesteld en verspreid. Het kabinet kan dus geen garanties geven over de inhoud en het moment waarop stukken worden verspreid. Zoals ook vorig jaar voorafgaand aan de top in Bratislava is toegezegd, zal het kabinet uw Kamer steeds op de hoogte houden van de onderwerpen die tijdens de toppen aan de orde komen, via reguliere geannoteerde agenda’s voor de Raad Algemene Zaken en de geannoteerde agenda’s voor de Europese Raad. Het kabinet zal stukken ter voorbereiding van deze top, voor zover deze al niet openbaar zijn, ter vertrouwelijke inzage met uw Kamer delen (Zie handelingen debat over de informele top in Bratislava nr. 111-10-1).
Garandeert u voorts dat de «decision notes» die de voorzitter elke keer voorafgaand aan een top zal laten circuleren tijdig aan de Kamer worden gestuurd, inclusief kabinetsappreciatie?3
Zie antwoord vraag 4.
Erkent u dat een versnelling van hervormingen in de EU niet achter gesloten deuren mag plaatsvinden en dat het een debat in de samenleving vereist? Kunt u uw antwoord toelichten?
Naast het gegeven dat veel werkzaamheden van de (Europese) Raad in de openbaarheid worden voorbereid, geldt dat uw Kamer voor reguliere Raden en de Europese Raad steeds een geannoteerde agenda ontvangt. Voor elke Raad of Europese Raad vindt publiek toegankelijk mondeling of schriftelijk overleg plaats met uw kamer, na de bijeenkomsten van de Raad of de Europese Raad ontvangt uw Kamer daarvan schriftelijk verslag. Deze parlementaire procedure stelt uw Kamer in staat het debat in de samenleving te voeren en dit debat in uw Kamer te laten reflecteren. Daarnaast ontvangt uw Kamer over concrete Commissievoorstellen steeds kabinetsappreciaties, met name via de BNC-fiches. Hierdoor is uw Kamer na het verschijnen van Commissievoorstellen steeds op de hoogte van het kabinetsstandpunt.
Het behalen van de huidige doelstellingen binnen het Bangladesh Veiligheidsakkoord en de verlenging van het akkoord |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht van de Schone Kleren Campagne dat nog niet alle Nederlandse kledingmerken het nieuwe Bangladesh Veiligheidsakkoord hebben ondertekend?1
Ja.
Bent u bereid om bij de Nederlandse ondertekenaars van het huidige Bangladesh Veiligheidsakkoord aan te dringen op het uiterlijk in mei 2018 behalen van de doelstellingen?
Op dit moment is de doelstelling van het Veiligheidsakkoord voor 80 procent gerealiseerd. Het akkoord is ondertekend door ruim 200 internationale modemerken. In de veronderstelling dat Nederlandse bedrijven onder het huidige Veiligheidsakkoord niet afwijken van het gemiddelde zullen 90 tot 95 procent van de benodigde verbeteringen in mei 2018 zijn gerealiseerd.
Ik dring via het Convenant voor Kleding en Textiel aan op deelname aan en uitvoering van de doelstellingen van het Veiligheidsakkoord.
Hoeveel Nederlandse kledingmerken produceren in Bangladesh of importeren in Bangladesh geproduceerde kleding?
Het exacte aantal Nederlandse kledingmerken dat kleding importeert vanuit Bangladesh is niet bekend. Naar schatting 20 procent van de kleding op de Nederlandse markt komt uit Bangladesh.
Is aansluiting bij het Bangladesh Veiligheidsakkoord een vereiste voor ondertekenaars van het Convenant Duurzame Kleding en Textiel die in Bangladesh produceren? Zo nee, waarom niet?
Aansluiting bij het Bangladesh Veiligheidsakkoord is geen voorwaarde voor deelname aan het Convenant. Wel krijgen alle bedrijven die deelnemen aan het Convenant en waarvoor kleding in Bangladesh wordt gemaakt het advies deel te nemen aan zowel het huidige als het nieuwe Veiligheidsakkoord.
De keuze om niet bij te dragen aan het huidige Veiligheidsakkoord kan in bepaalde situaties worden gebillijkt, bijvoorbeeld als een fabriek in Bangladesh al onder het Veiligheidsakkoord valt en het Nederlandse bedrijf aantoonbaar meer impact kan maken bij andere verbeteringen in hun keten.
Bent u bekend met de verlenging van het Bangladesh Veiligheidsakkoord dat in mei 2018 in werking zal treden na de deadline van het huidige akkoord? Deelt u de mening dat het van groot belang is dat alle Nederlandse kledingmerken die in Bangladesh produceren dit verlengde akkoord ondertekenen? Welke actie onderneemt u om bedrijven aan te sporen het verlengde akkoord te ondertekenen?
Ja. Het kabinet onderschrijft het belang van ondertekening van het nieuwe Bangladesh Veiligheidsakkoord. De belangrijkste reden is dat de nationale overheid nog niet klaar is om de taak van het Bangladesh Veiligheidsakkoord op een geloofwaardige manier over te nemen. Daarvoor ontbreekt momenteel nog teveel aan expertise, capaciteit en onafhankelijke toezicht. Nederland steunt daarom ook via de International Labour Organization (ILO) de versterking van de capaciteit van de arbeidsinspectie van Bangladesh.
Als deelnemer aan het Convenant voor Kleding en Textiel draagt het kabinet steun voor ondertekening uit. Het kabinet zet zich samen met de andere deelnemers in voor het vergroten van de dekkingsgraad van het Convenant, zodat in 2018 minimaal 50% van de Nederlandse markt onder het Convenant valt. Onder de nieuwe ondertekenaars van het Convenant zullen naar verwachting bedrijven zijn die inkopen in Bangladesh en die dan het dringende advies zullen krijgen het nieuwe Bangladesh Veiligheidsakkoord te ondertekenen.
Helikoptertaken in Mali |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Klaas Dijkhoff (VVD) |
|
![]() |
Op basis van welke overwegingen is besloten de operationele pauze in Mali te verlengen?1 Hoe lang verwacht u dat deze operationele pauze nog van kracht zal zijn voordat de veiligheid van personeel is gewaarborgd en het materieel op orde? Kunt u dat toelichten?
Zoals vermeld in de brief van de ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken van 20 oktober jl. (Kamerstuk 29 521, nr. 352) zijn van 29 september tot en met 2 oktober in alle missiegebieden extra veiligheidscontroles uitgevoerd op het gebied van munitiebeheer en -gebruik, de medische keten en het veiligheidsbewustzijn. Per 5 oktober zijn alle missies weer volledig hervat, met uitzondering van MINUSMA in Mali. Per 21 oktober zijn ook de Nederlandse activiteiten in Mali hervat, behalve in het noorden vanaf de militaire basis in Kidal. Zoals in de brief van 20 oktober wordt gesteld, is Nederland op dit moment nog met de VN in gesprek over het garanderen van medische evacuatie. Zodra hierover uitsluitsel is, kunnen ook de operaties rondom de militaire basis in Kidal weer worden hervat. Zie hiervoor ook de brief «Munitie en medische zorg in Mali» (Kamerstuk 29 521, nr. 353).
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de NH-90 helikopter van de Duitse krijgsmacht tot nader order aan de grond is gehouden vanwege gebleken slijtage, ook omdat eerder dit jaar een dodelijk ongeluk in Mali plaatshad met een Tigre-helikopter?2 Is het tevens waar dat de taken inmiddels weer hervat zijn?3 Kunt u toelichten wat de redenen voor de Duitse autoriteiten waren om tot een vliegstop te komen en wat vervolgens de redenen waren om deze na zeer korte tijd weer op te heffen?
Zie de brief van de Minister van Defensie «Navo helikopterproject NH-90» van 25 oktober 2017 (Kamerstuk 25 928, nr. 74).
Kunt u een overzicht geven van de technische moeilijkheden die de Duitse NH-90 in Mali heeft gehad? Hoeveel noodlandingen zijn er uitgevoerd?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u tevens kennisgenomen van het bericht dat de Duitse Tigre-gevechtshelikopter al in april 2017 niet in Mali in gebruik zou kunnen worden genomen als gevolg van de enorme hitte in Mali? Kunt u aangeven waarom de Tigre sinds mei 2017 toch in gebruik is genomen en wat ondanks het ongeluk in juli de technische resultaten van de Tigre zijn?4
De Duitse Tigre gevechtshelikopters zijn volgens planning per 1 mei 2017 begonnen met vliegen in Mali. Na het ongeluk met een Tigre ten noorden van Gao op 26 juli 2017, waarbij de twee Duitse vliegers om het leven zijn gekomen, zijn de toestellen die dag aan de grond gebleven. Vanaf 27 juli waren de Duitse helikopters beperkt inzetbaar, men noemt dat in extremis. Dit betekent dat de toestellen vanaf dat moment wel beschikbaar waren voor escalatiedominantie ten behoeve van de Nederlandse Long Range Reconnaissance Patrol Taskgroup. Op 4 oktober 2017 is het onderzoek voltooid en sindsdien zijn de Duitse gevechtshelikopters weer volledig inzetbaar. Naast de escalatiedominantie worden de Duitse toestellen ook ingezet voor verkenningsdoeleinden voor de Force Commander.
Waarom is, in het licht van de Medevac-taak van Duitsland voor de Nederlandse Minusma-bijdrage, de Kamer niet onmiddellijk geïnformeerd over de problemen met de Duitse NH-90 helikopter? Kunt u dat toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zijn de maatregelen geweest die de Duitse autoriteiten hebben getroffen na de noodlanding half september? Welke afspraken zijn er tussen Duitsland en Nederland gemaakt om het golden hour-beginsel te waarborgen? Kunt u dat toelichten?
Duitsland is de medische evacuatietaak met helikopters in MINUSMA blijven uitvoeren. De Duitse autoriteiten hebben geen nadere maatregelen getroffen.
Heeft u kennisgenomen van de opvattingen van een voormalige senior medical officer die tot mei 2016 in Mali voor de Nederlandse bijdrage bij Minusma heeft gewerkt en stelt «telkens zijn twijfels over de kwaliteit» van het Togolese hospitaal te hebben overgebracht?5
Ja.
Hoe verhouden zich uw operationele overwegingen en de afwegingen tot de veiligheid van het defensiepersoneel?6
Bij de inzet van defensiepersoneel in een missie wordt de veiligheid van het personeel altijd afgewogen, waarbij tevens rekening moet worden gehouden met operationele omstandigheden.
Het bericht “IMF waarschuwt voor gevolgen van ‘jacht op rendement’” |
|
Renske Leijten |
|
Jeroen Dijsselbloem (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het Global Financial Stability Report 2017 van het Internationaal Monetair Fonds (IMF)?1
Ja, ik heb kennis genomen van dit rapport.
Deelt u de zorg van het IMF dat de «jacht naar beleggingen die nog rendement opleveren» te ver is doorgeschoten?2 Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Tobias Adrian wijst enerzijds op de positieve kanten van toegenomen kapitaalstromen. Dankzij de «search for yield» bewegen spreads naar elkaar toe, waardoor de risicopremies op obligatiemarkten zijn afgenomen en er sprake is van historisch lage volatiliteit. Dit zijn gunstige condities voor mondiale economische groei. Voor lage inkomenslanden en opkomende economieën heeft deze zoektocht naar rendement ook bijgedragen aan verbeterde toegang tot internationale kapitaalmarkten en kapitaalinstroom. Voor zover dit leidt tot een toename van rendabele investeringen is dit een wenselijke ontwikkeling.
Tegelijkertijd stelt het IMF stelt in haar Global Financial Stability Report (GFSR) de vraag of de zoektocht naar rendement te ver is gegaan3. De lage renteomgeving heeft volgens het IMF geleid tot aanpassingen van investeringsportefeuilles, zowel in de soorten activa die investeerders aanhouden als in de geografische spreiding hiervan. Ook is de risicobereidheid van investeerders toegenomen, wat kan leiden tot een opbouw van onevenwichtigheden. Het IMF waarschuwt daarom voor een toename van marktvolatiliteit wanneer zich een economische schok voordoet of bij een omslag van marktsentimenten.
Wat zijn de implicaties voor de stabiliteit van de mondiale economie van het feit dat er teveel geld is «op jacht naar beleggingen die nog rendement opleveren», in de woorden van Tobias Adrian, directeur van de kapitaalmarktdivisie?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de markten gevoelig zijn geworden voor schokken? Zo nee, kunt u uw antwoord onderbouwen? Zo ja, op welke wijze kunnen de markten schokbestendig worden gemaakt?
De groei in zowel de eurozone, de VS, het VK, Japan en China wordt ondersteund door nog altijd zeer ruim accommoderend monetair beleid. In de eurozone is er daarnaast sprake van een afname van de politieke onzekerheid en een sterker dan geraamde economische groei. Zoals ook gemeld in de geannoteerde agenda ter voorbereiding op de vergadering van het IMFC4 zijn er risico’s op de middellange termijn die kunnen leiden tot schokken, waaronder: krappere financieringscondities als het accommoderend monetair beleid sneller wordt afgebouwd dan verwacht, financiële risico’s met betrekking tot publieke en private schuldopbouw in China, een toename van het risico van kapitaaluitstroom uit lage inkomenslanden bij een plotselinge verslechtering van financieringscondities, verslechtering van de financiële stabiliteit als eerder overeengekomen afspraken op het gebied van financiële regulering worden teruggedraaid en minder handel en grensoverschrijdende investeringen als gevolg van protectionistische maatregelen. Tot slot wijst het IMF in de GFSR ook op risico’s van te hoge huishoudschulden.
In Europees verband zijn de afgelopen jaren belangrijke stappen gezet die de kans op het voordoen van schokken en de kwetsbaarheid voor schokken verkleinen, door de oprichting van de bankenunie, de introductie van de macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP) en de aanscherping van de begrotingsregels (het Stabiliteits- en Groeipact). Daarnaast is met het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) een permanent noodmechanisme opgericht dat steun kan verlenen indien landen markttoegang verliezen, op voorwaarde dat landen een strikt hervormingsprogramma uitvoeren.
Voor de eurozone in het algemeen en Nederland in het bijzonder geldt dat de economische vooruitzichten momentum creëren om de eurozone en individuele lidstaten nog schokbestendiger te maken. In dit verband benadrukt Nederland het belang van het verder opbouwen van bail-inbare buffers waarmee banken schokken zoveel mogelijk zelf kunnen opgevangen. Nederlandse banken zijn volgens onderzoek van DNB5 daarnaast minder afhankelijk geworden van marktfinanciering, waardoor zij minder kwetsbaar zijn geworden voor een verslechtering van marktsentimenten.
In het kader van hoge huishoudschulden zijn de afgelopen jaren in Nederland een aantal maatregelen genomen met betrekking tot de woningmarkt en de hypotheekrenteaftrek om excessieve kredietgroei te voorkomen. Daarnaast heeft Nederland landspecifieke kenmerken zoals lage inkomensongelijkheid en macroprudentieel beleid dat is gericht op het beperken van de kredietvraag. Desalniettemin zijn de hoge private schulden, met name hypothecaire kredieten, een aandachtspunt. Het kabinet geeft in het regeerakkoord aan voornemens te zijn de hypotheekrenteaftrek sneller af te bouwen.
Welke ontwikkelingen zouden volgens u kunnen leiden tot schokken, en welke middelen staan er tot uw beschikking om dit te voorkomen, zowel binnen Nederland als in Europees verband?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de analyse van het IMF dat deze «jacht op rendement» deels veroorzaakt is door het beleid van centrale banken? Kunt u uw antwoord onderbouwen?
Zoals beschreven in antwoord op vraag 3 is de zoektocht naar rendement deels het gevolg van het beleid van centrale banken. Het huidige ruime accommoderende beleid van centrale banken leidt tot aanpassingen van investeringsportefeuilles. De centrale bank koopt activa, zoals overheidsobligaties, op waardoor private investeerders meer middelen ter beschikking hebben. Het doel van centrale banken is dat private investeerders deze middelen vervolgens uitlenen aan bedrijven en huishoudens en dat de aankoopprogramma’s daarmee investeringen en consumptie aanjagen en zo de reële economie stimuleren.
Welke risico’s ziet u in de ontwikkeling dat de totale schuldenlast van de niet-financiële sectoren in de twintig grootste economieën ter wereld in tien jaar tijd met 80% is opgelopen tot 135.000 miljard dollar, ofwel 235% van het bruto binnenlands product (bbp) van de G20-landen? In welke landen vormt de schuldenberg volgens u een gevaar voor de stabiliteit van de economie van dat land, en welke landen zorgen mogelijk voor bestemmingsgevaar?
In welke mate de totale schulden van specifieke landen op dit moment een daadwerkelijk gevaar vormen voor de financiële stabiliteit, bijvoorbeeld bij een onverwacht snelle stijging van de rente, hangt van verschillende factoren af. Belangrijke factoren zijn de waarde van de activa die tegenover (private) schulden staat, de looptijdsamenstelling en redenominatie van schulden en het beleid en groeivermogen in het land zelf. Het IMF benoemt dergelijke factoren ook.
Daarnaast is het voor een goede duiding van de groei van schulden in G20 landen vanaf de financiële crisis belangrijk een onderscheid te maken tussen publieke schulden en private schulden.
De groei van publieke schulden in de ontwikkelde G20 economieën is tussen 2006 en 2016 toegenomen met circa 25.900 miljard6. Dit is met name het gevolg van de snel terugvallende groei sinds 2008 waarna overheden in grote mate extra schulden zijn aangegaan om tijdelijk de private en publieke bestedingen op pijl te houden en zo een grotere economische krimp te voorkomen. De financiële crisis heeft laten zien dat het belangrijk is voldoende lage publieke schulden te hebben om een buffer te hebben om economische schokken op te kunnen vangen. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 5 is het belangrijk dat deze periode van relatief gunstige financieringscondities wordt benut om publieke schulden verder terug te brengen.
De groei van private schulden in G20 economieën heeft zich vooral voorgedaan in de opkomende economieën. Met name in China hebben huishoudens en niet financiële bedrijven tezamen 18.800 miljard schuld opgebouwd tussen 2006–20167, ofwel 209% van BBP van China. Opkomende economieën hebben de financiële crisis van 2008 dankzij beter macro-economisch beleid (flexibele wisselkoersen en prudent begrotingsbeleid) en toegenomen financiering in eigen valuta, gemiddeld genomen beter doorstaan dan eerdere schuldencrises. Hierdoor hebben opkomende economieën meer dan voorheen gebruik kunnen maken van gedaalde rentes om via private vraag de groei op pijl te houden. Gegeven de private schuldgroei is het belangrijk dat opkomende economieën nu blijven aansturen op de versterking van de financiële sector, het terugbrengen van excessieve schulden en adequate macroprudentiële instrumenten.
Hoe groot was de mondiale schuldenberg voor het uitbarsten van de financiële crisis in 2007? Wat hebben we volgens u geleerd van deze crisis?
De wereldwijde schuld van niet-financiële partijen (overheden, bedrijven, gezinnen) besloeg einde eerste kwartaal 2007 gemiddeld genomen 206% BBP en eind 2016 gemiddeld genomen 235% BBP.8
Onder vraag 7 wees ik op de noodzaak van voldoende lage publieke schulden. Een andere belangrijke les van de crisis is dat een gezonde goed gekapitaliseerde financiële sector belangrijk is om schokken te voorkomen alsook op te vangen. Ter versterking van de financiële sector zijn de afgelopen jaren wereldwijd diverse maatregelen genomen, o.a. het verhogen van kapitaaleisen, de opbouw van bail-inbare buffers en het opstellen van resolutieplannen. Een goed overzicht van dergelijke maatregelen is te vinden in de jaarlijkse voortgangsrapportage op het gebied van financiële sector hervormingen van de Financial Stability Board (FSB) aan de G20. Dit laat onverlet dat verder stappen nodig zijn om financiële risico’s terug te brengen, bijvoorbeeld als het gaat om het verder opbouwen van bail-inbare buffers of het aanpakken van niet presterende leningen (NPLs) bij individuele banken.
Hoe oordeelt u in dit licht over de nieuwste voorstellen van de Europese Commissie, waarin stappen worden gezet naar een Europees Depositogarantiestelsel (DGS)?3 Deelt u de mening dat een Europees DGS onwenselijk is, gezien de Europese bankensector nog altijd vol giftige leningen zit?
Het kabinet zal binnenkort per brief reageren op de gehele communicatie van de Commissie. Hierbij zal het kabinet ook ingaan op de ideeën van de Commissie rondom het Europees Deposito Garantie Stelsel (EDIS) voorstel. Uitgangspunten voor deze brief zijn met het regeerakkoord alsook de routekaart waarin de Europese ministers van Financiën reeds afspraken hebben gemaakt over het voltooien van de bankenunie.10
Halverwege 2017 had de Europese bankensector gemiddeld genomen een NPL-ratio van 4,5%.11 De stelling dat de hele Europese bankensector «vol giftige leningen» zit deel ik daarom niet. In individuele gevallen hebben banken zeker te maken met NPL-problemen. Het aanpakken hiervan is dan ook belangrijk en is ook onderdeel van de eerdergenoemde Communicatie waar het kabinet binnenkort op zal reageren.
Kunt u aangeven wat de voortgang is van de werkgroep niet-presterende leningen binnen de Eurogroep?
Een ambtelijke Raadswerkgroep heeft een rapport gepubliceerd over NPLs in de gehele EU.12 Op basis van dit rapport zijn de Europese ministers van Financiën in de Ecofin tot een actieplan gekomen.13 In dit actieplan worden onder andere de Commissie en de Europese Centrale Bank (ECB) uitgenodigd tot het nemen van een aantal acties. Daarop heeft de Commissie een expertgroep opgericht waarin zij de voortgang bespreekt. Inmiddels heeft de Commissie in haar evaluatie van het Europees mechanisme voor gemeenschappelijk toezicht (het «SSM») bevestigd dat toezichthouders op basis van het prudentiële raamwerk voorzieningen op NPLs kunnen beïnvloeden.14 Het SSM lijkt hier overigens al gebruik van te maken, zo publiceerde zij onlangs een conceptleidraad met daarin prudentiële minimumstandaarden voor het nemen van voorzieningen op NPLs. In januari 2018, een half jaar na publicatie van het actieplan, ontvangt de Ecofin een update, ook op de overige onderdelen uit het actieplan. Uw kamer zal dan via de geannoteerde agenda Eurogroep/Ecofin hierover worden geïnformeerd.
Bent u bereid om een (vervolg)onderzoek uit te voeren naar de gevolgen voor de financiële stabiliteit en vermogensongelijkheid van het kwantitatieve verruimingsbeleid van de Europese Centrale Bank (ECB)?
Ik zie geen aanleiding voor het uitvoeren van een extra onderzoek naar de gevolgen van kwantitatieve verruiming voor de financiële stabiliteit en ongelijkheid. Er zijn reeds vele onderzoeken naar gedaan.15 Daarnaast weegt de ECB het effect van haar beleid op financiële stabiliteit mee in haar beslissingen en brengt de ECB jaarlijks een rapport uit over financiële stabiliteit in de eurozone.16
De ECB heeft een mandaat dat ziet op het handhaven van prijsstabiliteit. Overheden zijn verantwoordelijk voor beleid omtrent ongelijkheid.
Onderzoek naar de effecten van het opkoopprogramma op financiële stabiliteit en ongelijkheid is zeer complex, onder meer omdat het tijd kost voordat monetair beleid doorwerkt in de economie, het beleid verwachtingen en gedrag van marktpartijen beïnvloedt, er vele verschillende kanalen zijn waarlangs monetair beleid mogelijke effecten heeft op ongelijkheid en deze kanalen sterke onderlinge afhankelijkheid kennen. De conclusies van studies die gedaan zijn, zijn dan ook niet eenduidig.
Het dreigement van een politicus op Sint Eustatius om Europees Nederlandse militairen te vermoorden en te verbranden |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
Ronald Plasterk (PvdA) |
|
![]() |
Wanneer heeft de politieke leider Van Putten op Sint Eustatius zijn vinger op uw neus gericht en het dreigement geuit dat «ze» Europees Nederlandse militairen «zullen vermoorden en verbranden in de straten van Sint Eustatius»? («We will kill them and we will burn them in the streets of Statia.») Kunt u aangeven wie die «ze» op het eiland zijn?1
Dit dreigement is niet persoonlijk en op die wijze geuit. Mijn ambtsvoorganger heeft hier net als ik via het filmpje op Facebook kennis van genomen, waarbij het onduidelijk is wie er met «ze» bedoeld worden. Ik onderschrijf de woorden van mijn ambtsvoorganger dat deze uitspraken politiek volstrekt onacceptabel zijn.
Wat was uw reactie op dit dreigement, dat de heer Van Putten onthulde tijdens een congres van Korsou Fuerte i Outonomo (Een sterk en autonoom Curaçao) op Curaçao?2
Zie antwoord vraag 1.
Zijn op dit moment militairen aanwezig op Sint Eustatius in het kader van de noodhulp en de werderopbouw van het eiland na de orkaan Irma en worden binnen afzienbare tijd nog militairen naar het eiland gestuurd?
De Koninklijke Marechaussee heeft drie mensen gestationeerd op Sint Eustatius in het kader van de politietaken. Er is nu geen voornemen om deze bezetting uit te breiden. Ten tijde van de orkanen Irma en Maria zijn er tweemaal voor een korte periode mariniers op Sint Eustatius geweest in het kader van de noodhulp. Op 22 september jl. zijn de laatste van hen weer overgebracht naar Sint Maarten.
Hebt u aanwijzingen dat militairen en andere Europese Nederlanders op Sint Eustatius niet veilig zijn? Bent u bereid aangifte te doen van deze dreigementen?
Het dreigement is buitengewoon ernstig en volstrekt onacceptabel. Zoiets moet je serieus nemen en om die reden heeft mijn ambtsvoorganger aangifte gedaan. Inmiddels heeft het Openbaar Ministerie Bonaire, Sint Eustatius en Saba mij per brief d.d. 1 november geïnformeerd dat er, alles afwegende, geen strafrechtelijk onderzoek zal worden ingesteld naar de uitlatingen van de heer Van Putten. Dat besluit respecteer ik. Dat neemt niet weg dat de keuze om aangifte te doen de juiste was. De ernst van de zaak, de gekozen bewoording en de impact van de uitlatingen zowel in Europees Nederland, de Caribische regio als op Sint Eustatius vereisten dit.
Deelt u de zorgen van de mensen op Sint Eustatius die wel blij zijn met de hulp en ondersteuning vanuit Europees Nederland? Kunt u deze landgenoten geruststellen dat de rijksoverheid zich niet laat chanteren door lokale politici die dreigen met geweld?
Zie antwoord vraag 4.
Mensenrechtenschendingen tegen Burundese vluchtelingen |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Burundese vluchtelingen doodgeschoten in Congo»1 en «Amnesty: Burundi te onveilig voor terugkeer vluchtelingen»?2 Wat is uw reactie op deze berichten?
Ja. Het kabinet is geschokt door het incident en veroordeelt het disproportioneel gebruik van geweld door de Congolese veiligheidsdiensten. Daarnaast deelt Nederland de zorgen van Amnesty International over de veiligheid van terugkerende vluchtelingen.
Bent u bereid zich aan te sluiten bij de Verenigde Staten en een aantal EU-lidstaten, die het geweld tegen vluchtelingen hebben veroordeeld? Deelt u de mening dat er diplomatieke druk nodig is op de Congolese overheid om het incident te onderzoeken en de daders te berechten? Zo ja, bent u bereid in internationaal verband aan te dringen op diplomatieke druk?
De EU-lidstaten met diplomatieke vertegenwoordigingen in Kinshasa, waaronder Nederland, veroordeelden op 20 september het gebruik van disproportioneel geweld door Congolese veiligheidstroepen tegen Burundese vluchtelingen. Tevens riepen zij de Congolese autoriteiten op een onderzoek naar het incident te starten en de daders te berechten. Zowel de Congolese autoriteiten als de VN Vredesmissie MONUSCO hebben inmiddels een onderzoek gestart. Straffeloosheid in de Democratische Republiek Congo is een structureel probleem en daders gaan te vaak vrijuit. Nederland maakt zich samen met de EU en de VN hard voor grondig onderzoek naar geweldsincidenten en mensenrechtenschendingen in de DRC.
Deelt u de mening dat de VN-vredesmacht in Congo (MONUSCO) proactief moet optreden tegen het geweld tegen burgers, aangezien deze VN-missie de bescherming van burgers als hoofddoel heeft? Welke mogelijkheden ziet u om de bescherming van burgers te verbeteren? Bent u bereid om bij de VN aan te dringen op betere burgerbescherming in Congo?
Het kabinet meent dat bescherming van burgers één van de hoofdtaken is van MONUSCO. In dit specifieke geval was MONUSCO snel ter plaatste en dwong een staakt-het-vuren af, hetgeen een nog hoger aantal (dodelijke) slachtsoffers heeft kunnen voorkomen. MONUSCO voert een aantal grootschalige hervormingen door die gericht zijn op het verder verbeteren van de bescherming van burgers, o.a. door betere «early warning» en een meer flexibele en snellere inzet van troepen. Nederland steunt deze hervormingen en zal, mede in het kader van het lidmaatschap van de VN Veiligheidsraad in 2018, inzetten op effectieve implementatie er van.
Bent u bereid binnen de Europese Unie en bij de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR aan te dringen op een verbetering van de humanitaire omstandigheden bij de opvang van Burundese vluchtelingen in omringende landen?
De omringende landen (Rwanda, Tanzania, DRC, Uganda) vangen ongeveer 400.000 Burundese vluchtelingen op. Nederland werkt nauw samen met de UNHCR en bezoekt regelmatig de diverse kampen. Hoewel het leven voor de vluchtelingen in de kampen uiteraard moeilijk is en UNHCR kampt met een tekort aan financiering, voldoen de humanitaire omstandigheden aan de standaarden van de VN.
Wat is uw reactie op het rapport van Amnesty, waaruit blijkt dat Burundi nog steeds onveilig is ondanks de oproep van de Burundese autoriteiten aan vluchtelingen om terug te keren? Bent u bereid om in internationaal verband aan te dringen op bescherming van de eigen burgerbevolking door Burundi?
UNHCR, Tanzania en Burundi spraken op 31 augustus af dat zij in 2017 de vrijwillige terugkeer van ca. 12.000 vluchtelingen vanuit Tanzania zullen faciliteren. Het kabinet is, net als Amnesty, bezorgd over de veiligheid van deze vluchtelingen en over de capaciteit van Burundi om ze op te nemen. De Burundese overheid benadrukt sinds enkele maanden dat het land veilig is. Hoewel het aantal geweldsincidenten in Burundi is afgenomen, is de veiligheid van terugkerende vluchtelingen niet altijd gegarandeerd. De Burundese overheid voert een repressief beleid tegen politieke tegenstanders en mensenrechtenorganisaties. Vrijwel dagelijks zijn er berichten over verdwijningen en willekeurige arrestaties. Daarbij komt dat vanwege de verslechterde economische situatie, met een gebrek aan deviezen en hoge inflatie, de overheid over onvoldoende middelen beschikt om terugkerende vluchtelingen goed op te vangen. Samen met EU-collega’s dringt Nederland er bij UNHCR en de Burundese autoriteiten op aan dat terugkeer daadwerkelijk vrijwillig plaatsvindt en dat terugkerende vluchtelingen goed opgevangen worden.
Het kabinet is van mening dat een vreedzame uitweg uit de huidige politieke crisis in Burundi een belangrijke voorwaarde is voor verbetering van de veiligheid voor burgers, terugkerende vluchtelingen en politici. Nederland is daarom nauw betrokken bij de bemiddelingspogingen van de oud-president van Tanzania Benjamin Mkapa, onder meer met het initiatief van de Minister van Buitenlandse Zaken om een bijeenkomst te beleggen met Burundi, de VN, de EU en de regionale actoren in de marge van de AVVN. Een belangrijk onderdeel van deze inspanningen is het komen tot afspraken over verbetering van de mensenrechtensituatie en bescherming van burgers in Burundi.
Het bericht dat Tunesië een nieuwe springplank voor illegale migratie naar Europa wordt |
|
Han ten Broeke (VVD), Malik Azmani (VVD) |
|
Stef Blok (VVD), Bert Koenders (PvdA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Tunesien wird zum neuen Sprungbrett nach Europa»?1
Ja.
Klopt het, zoals zou blijken uit berichten in de Tunesische pers, dat in Lampedusa al vele migranten zijn gesignaleerd die uit Tunesië afkomstig zijn of via Tunesië op Lampedusa terecht zijn gekomen?
Volgens de Europese Commissie zijn er in de periode 1 januari tot 17 oktober 2017 5.002 migranten vanuit Tunesië in Italië aangekomen. Hoewel dit op het gehele aantal aankomsten in Italië relatief beperkt is, betreft het een opvallende stijging ten opzichte van 2016. Toen kwamen in dezelfde periode 717 migranten vanuit Tunesië naar Italië. Volgens de Europese Commissie betreft de stijging van het aantal migranten dat vertrekt uit Tunesië vrijwel uitsluitend (98 procent) Tunesiërs.
De cijfers van dit jaar zijn opmerkelijk, maar komen niet in de buurt van de cijfers van 2011, toen – zoals u aangeeft – na de val van het Ben Ali-regime in enkele weken ongeveer 40.000 Tunesiërs het land verlieten.
Hoe beoordeelt u de schatting dat de afgelopen week een stijging van het aantal illegale immigranten uit Tunesië heeft plaatsgevonden die net zo hoog zou zijn als in 2011, toen na de val van het Ben Ali-regime in enkele weken ongeveer 40.000 Tunesiërs het land verlieten? Bent u tevens bekend met het in het artikel vermelde rapport waaruit zou blijken dat het om minstens 60 boten zou gaan die tussen de 1800 en 3000 mensen zouden hebben vervoerd?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de vrees dat de successen op het gebied van bestrijding van migratie via Libië ertoe leiden dat smokkelaars uitwijken naar Tunesië?
Vooralsnog is er geen sprake van een directe link tussen de bestrijding van illegale migratie via Libië en de toename van migranten vanuit Tunesië. De migranten die vanaf Tunesië naar Italië reizen zijn immers bijna uitsluitend Tunesiërs. Zelfs na de gevechten in en nabij de Libische havenstad Sabratha zijn er niet meer dan tientallen migranten uitgeweken naar Tunesië. De oversteek van Tunesië naar Italië wordt verzorgd door Tunesiërs zelf. Vooral vissers lijken hun diensten hiervoor aan te bieden.
Zijn er, zoals in het artikel wordt gesuggereerd, redenen om aan te nemen dat de cijfers van de autoriteiten in Italië geen goed beeld zouden geven van het werkelijke aantal migranten, omdat velen aan de officiële registratie in Italië zouden ontsnappen?
De afgelopen weken is een aantal keer bericht over zogeheten «spooklandingen» in Italië vanuit Tunesië. Het betreft hier volgens het International Organization for Migration (IOM) kleine boten met 30 tot 80 migranten aan boord, die de overtocht bij nacht en ontij wagen en bij aankomst direct in de bevolking opgaan en zich niet melden bij opvangcentra. Volgens IOM zijn de aantallen spooklandingen moeilijk te meten, maar IOM schat dat het werkelijke aantal aankomsten uit Tunesië 20 tot 30 procent hoger zou kunnen liggen dan de officiële cijfers.
Komt de migratieproblematiek aan de orde in uw bilaterale gesprekken met de Tunesische regering? Zo ja, wordt daarin de omvang van de problematiek erkend?
De migratieproblematiek komt regelmatig aan de orde in bilaterale gesprekken met Tunesische autoriteiten. Tunesië onderkent de problematiek, maar verwacht dat het aantal vertrekkers de komende weken afneemt als de weersomstandigheden verslechteren. De Tunesische regering heeft de controle versterkt in een aantal havenplaatsen en is waakzaam. Het aantal patrouilles door politie en kustwacht is aanmerkelijk uitgebreid. Ook is er in Tunesië een speciale ministerraad geweest over de uittocht van Tunesiërs naar Italië. Tunesië wil graag samenwerken op het gebied van migratie, in het bijzonder bij de aanpak van grondoorzaken. De economische stagnatie en hoge jeugdwerkeloosheid zijn daarbij belangrijke factoren. Daarnaast zoekt Tunesië mogelijkheden om reguliere migratie te vergroten.
Op welke wijze draagt u bij aan de bestrijding van migratie vanuit en capaciteitsopbouw in Tunesië? Wat wordt er, al dan niet in EU-verband, samen met de Tunesische autoriteiten op dit vlak ondernomen?
Het kabinet zet in op een duurzame en effectieve aanpak van irreguliere migratie, waarbij op alle punten van de route wordt geïntervenieerd. Dat betekent de aanpak van grondoorzaken in herkomstlanden, verbeterd grensbeheer in transitlanden, betere opvang in de regio, aanpak van mensensmokkel en effectieve terugkeer.
Ook Tunesië is onderdeel van die aanpak. In Tunesië is de inzet van het kabinet voornamelijk gericht op het faciliteren van terugkeer van migranten naar landen van herkomst en capaciteitsopbouw van de autoriteiten bij de bestrijding van mensenhandel. Het kabinet zet bovendien in op de aanpak van grondoorzaken van migratie vanuit Tunesië, door programma’s te steunen die jeugdwerkgelegenheid en ondernemerschap stimuleren. Dit gebeurt via Nederlandse en internationale organisaties.
Tunesië is ook voor de EU een belangrijke partner. Naast brede bilaterale programma’s gericht op sociaaleconomische ontwikkeling, werkt de EU ook specifiek aan capaciteitsopbouw op het terrein van migratie. Zo wordt Tunesië ondersteund bij de uitvoering van de nationale migratiestrategie. Dit in aanvulling op een aantal regionale EU-programma’s (in Noord-Afrika), onder andere gericht op bescherming van migranten en de ondersteuning van hun vrijwillige terugkeer naar herkomstlanden. Andere EU-lidstaten, zoals Frankrijk, werken met Tunesië samen op het gebied van capaciteitsopbouw en van legale migratie.
Hoe verhouden bovenstaande signalen zich tot de gemaakte afspraken met Tunesië over de aanpak van de oorzaken van irreguliere migratie, het versterken van de samenwerking tegen migrantensmokkelaars en het terugnemen van irreguliere migranten, zoals afgesproken in de Verklaring van Tunesië van juli 2017?
De toename van irreguliere migratie vanuit Tunesië richting Italië, bevestigt de noodzaak voor een integrale aanpak zoals ook overeengekomen in de «Verklaring van Tunis» van juli 2017. Het gaat daarbij om de aanpak van grondoorzaken, de strijd tegen mensensmokkel en het uitvoeren van afspraken op het gebied van terugkeer.
Het bericht 'Hacker steelt Australische JSF-bestanden' |
|
Albert van den Bosch (VVD) |
|
Klaas Dijkhoff (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Hacker steelt Australische JSF-bestanden»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat er bij de Australische krijgsmacht informatie is gestolen over het F-35 project? Onderschrijft u de lezing van uw Australische collega dat hierbij geen sprake is geweest van diefstal van uiterst geheime informatie die de nationale veiligheid in gevaar brengt? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het desbetreffende artikel wordt gesproken over een inbraak in het computernetwerk van een Australische leverancier. Deze is bij het F-35 programma betrokken via commerciële contracten met onderleveranciers van de Amerikaanse hoofdcontractanten. De Australische krijgsmacht is geen partij bij die contracten. Uit onderzoek dat Australië naar de toedracht van het incident heeft ingesteld, is gebleken dat de F-35 gegevens waartoe mogelijk toegang is verkregen geen gerubriceerde (geheime) informatie bevatten.
Had hierbij informatie gestolen kunnen worden die de Nederlandse nationale veiligheid had kunnen bedreigen, nu of in de toekomst? Zo ja, heeft u de garantie dat dit niet gebeurd is?
Het verlies van niet-gerubriceerde informatie brengt de nationale veiligheid niet in gevaar.
Om wat voor documenten ging het wel en welke waarde kunnen die documenten hebben voor derden, waaronder andere landen? Geven de documenten bijvoorbeeld belangrijke informatie over technische specificaties, waarmee derden een F-35 of onderdelen daarvan zouden kunnen ontwerpen/bouwen, of waarmee offensieve of defensieve capaciteiten van de F-35 kwetsbaar worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er zijn geen details over de niet-gerubriceerde F-35 informatie verstrekt. Informatie benodigd voor het ontwerp en de bouw van complexe onderdelen, alsmede informatie over de capaciteiten van de F-35 is hoog-gerubriceerd (geheim/zeer geheim). Tot dergelijke informatie is blijkens het onderzoek geen toegang verkregen.
Welke protocollen bestaan er binnen de internationale F-35 projectgroep bij eventuele diefstal van informatie? Zijn deze effectief gebleken?
Verlies van informatie wordt behandeld als een veiligheidsincident, waarnaar het desbetreffende partnerland en/of het Joint Program Office (JPO) altijd een onderzoek instelt. Hierbij bepaalt de ernst van het incident de omvang en diepgang van het onderzoek. Onderzoeksuitkomsten die relevant zijn voor de internationale F-35 projectgroep, waartoe ook Nederland behoort, worden aan de groepsleden beschikbaar gesteld om soortgelijke incidenten in de toekomst te voorkomen. Aangezien het bij dit incident informatie van een commerciële partij betrof, zijn de International Traffic in Arms Regulations (ITAR) van toepassing en is in eerste instantie melding gemaakt van het incident in de commerciële keten van de Australische leverancier, andere betrokken contractpartijen en de hoofdcontractant.
Bestaan er binnen de internationale F-35 projectgroep bepaalde voorwaarden op het gebied van cybersecurity om als partnerland beschikking te krijgen tot de geheime informatie aangaande het F-35 project? Zo ja, voldeed Australië aan deze voorwaarden? Zo ja, dienen deze voorwaarden in het licht van dit hack dan verder aangescherpt te worden?
Het JPO ziet erop toe dat de beveiligingsmaatregelen, ook op het gebied van cybersecurity, die partnerlanden moeten toepassen op informatie die betrekking heeft op het F-35 programma, correct worden uitgevoerd. Daartoe dienen landen aan hoge veiligheidseisen te voldoen, wat voor Australië het geval is. Cybersecurity heeft bij het JPO en de F-35 partnerlanden hoge prioriteit en is een voortdurend punt van aandacht. Indien nodig worden de veiligheidseisen en maatregelen aangescherpt. Daarnaast is in de Amerikaanse International Traffic in Arms Regulations (ITAR) vastgelegd aan welke eisen commerciële bedrijven moeten voldoen voor de bescherming van informatie.
Kunt u garanderen dat alle F-35 informatie in Nederland veilig is voor diefstal? Heeft u informatie gehad van uw Australische collega over dit hack en heeft dit geleid tot aanpassingen c.q. intensivering van de Nederlandse cybersecurity?
Nederland voldoet aan alle veiligheidseisen die het JPO partnerlanden oplegt voor de bescherming van F-35 informatie. Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 5.
Wordt er nader onderzoek gedaan naar wie achter de hack heeft gezeten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Om veiligheidsredenen kan ik niet op deze vraag ingaan en verwijs ik naar het antwoord op vraag 5.
De bewapening van de LCF-fregatten |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Bert Koenders (PvdA), Klaas Dijkhoff (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennis genomen van het rapport «LCF-fregatten en het nucleair evenwicht»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat Rusland een Ballistic Missile Defence (BMD)-capaciteit in Nederlands of Belgisch bezit kan opvatten als strategisch doelwit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat betekent dat in uw opvatting over het strategisch evenwicht in Europa?
De Navo heeft een Ballistic Missile Defence(BMD-)systeem ontwikkeld voor de bescherming van het Europese deel van het Navo-grondgebied tegen raketdreigingen van buiten het Euro-Atlantisch gebied. Bondgenoten, waaronder Nederland, leveren op vrijwillige basis sensor- of interceptorcapaciteit aan het BMD-systeem van de Navo.
Het BMD-systeem is niet in het bijzonder ontwikkeld voor de bescherming van het bondgenootschap tegen ballistische raketten die vanuit Rusland worden afgevuurd. Het is ook geen raketschild dat volledige bescherming biedt tegen alle raketdreigingen. Het BMD-systeem van de Navo verstoort het strategische evenwicht in Europa dan ook niet.
Deelt u de analyse dat er sprake is van een Europees raketschild als Nederland en/of België de SM-3 raket aanschaffen en daarmee de wapen-technologische balans in Europa veranderen? Zo nee, wat is uw analyse?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat België besloten heeft de SM-3 aan te schaffen? Zo ja, wanneer is die beslissing genomen? Zo nee, om welke redenen ziet België af van de aanschaf?
België en Nederland zijn voornemens samen hun M-fregatten te gaan vervangen. Beide landen hebben de precieze uitvoering van hun eigen fregatten nog niet vastgesteld. De nieuwe Belgische fregatten zullen mogelijk geschikt worden gemaakt om ballistische raketten buiten de dampkring te onderscheppen. België heeft geen concrete voornemens voor de aanschaf van SM-3 raketten.
Is het waar dat het LCF-fregat De Ruijter thans deelneemt of zeer onlangs heeft deelgenomen aan de oefening Formidable Shield, waarbij het sensorcapaciteit aan een Amerikaans marineschip levert die op basis daarvan een SM-3 raket afvuurt zodat een ballistische raket kan worden vernietigd?2 Gaat het daarbij om Smart-L Extended Long Range-radar van Thales? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Ja, het Luchtverdedigings- en Commandofregat (LC-fregat) Zr.Ms. De Ruyter heeft van 25 september tot 18 oktober deelgenomen aan de Navo-oefening Formidable Shield 2017. Tijdens deze oefening zijn verdedigingssystemen en -concepten getest die onderdeel kunnen zijn van de verdediging van het Europese deel van het Navo-grondgebied tegen ballistische raketten. Meer Navo-landen, waaronder de Verenigde Staten, hebben deelgenomen aan deze oefening. Een belangrijke doelstelling van de oefening was de verbetering van de informatie-uitwisseling en de interoperabiliteit. Zr.Ms. De Ruyter heeft tijdens deze oefening software van de SMART-L radar getest tijdens het onderscheppen van een ballistische oefenraket door een Amerikaans marineschip. De oefening is succesvol verlopen.
Deelt u de analyse dat de Smart-L Extended Long Range-radar onderdeel uitmaakt van het NAVO-raketschild? Zo nee, waarom niet?
De SMART-L radars op de vier LC-fregatten worden momenteel gemoderniseerd waardoor de schepen in staat zullen zijn om ballistische raketten in een vroeg stadium op te sporen. Vanaf 2020 zal Nederland daarmee beschikken over een maritieme BMD-sensorcapaciteit die geschikt is voor het BMD-systeem van de Navo. Zoals toegelicht in het antwoord op de vragen 2 en 3 kan dit systeem echter niet worden beschouwd als een raketschild.
Herinnert u zich uw opvatting dat de invoering van «shooter»-capaciteit voor het LCF-fregat nu niet aan de orde is?3 Wanneer verwacht u een beslissing te nemen over het al dan niet aanschaffen van de SM-3 raket voor het LCF-fregat?
Ja, ik ben bekend met de brief waarnaar wordt verwezen. Het kabinet zal te zijner tijd de Kamer informeren over besluiten over de toekomstige inrichting van de krijgsmacht.
Deelt u de analyse dat Standard Missile-3 (SM-3) raketten kunnen bijdragen aan de proliferatie van kernwapens en rakettechnologie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid af te zien van de verwerving van de SM-3 raket voor het LCF-fregat? Kunt u dat toelichten?
Nee, die analyse deel ik niet. Zoals uiteengezet in het antwoord op de vragen 2 en 3 tast het BMD-systeem van de Navo, waarvan SM-3 raketten deel kunnen uitmaken, het strategische evenwicht in Europa niet aan. De proliferatie van kernwapens en rakettechnologie is een fundamenteel ander vraagstuk. Het doel van het BMD-systeem is, zoals gezegd, de bescherming van het Europese deel van het Navo-grondgebied tegen de dreiging van ballistische raketten van buiten het Euro-Atlantische gebied, en Nederland levert daaraan een bijdrage.
Nederlandse technologie in Zuid-Koreaanse fregatten die o.a. aan Egypte worden doorverkocht |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Bert Koenders (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Egyptian Navy to receive South Korean vessel»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Egypte korvetten uit de Po Hang-klasse uit Zuid-Korea overneemt? Zo ja, gaat het om een of meer schepen? Is het waar dat schepen in de Po Hang-klasse systemen van Thales gebruiken?2
Ja. Het betreft volgens de informatie die bij het kabinet bekend is één schip, dat beschikt over systemen van het toenmalige Hollandse Signaal Apparaten, het huidige Thales Nederland.
Bent u ervan op de hoogte dat Zuid-Korea eerder korvetten van de Po Hang-klasse geleverd heeft aan de Filipijnen, Peru, Vietnam en mogelijk andere landen? Zo ja, kunt u per bestemming aangeven welke typen systemen van Thales Nederland op de geëxporteerde schepen zitten (bijvoorbeeld gevechtssysteem, vuurleiding, vuurleidingsradar, sonar)? Zo nee, kunt u aangeven aan welk land Po Hang korvetten zijn geleverd met wapensystemen van Thales Nederland?
Ja. Nederland heeft eerder ingestemd met de doorverkoop van Zuid-Koreaanse schepen met aan boord Nederlandse apparatuur aan de Filipijnen, Peru en Vietnam. Aangezien Zuid-Korea consistent toestemmingsverzoeken bij de Nederlandse overheid heeft ingediend, is het niet aannemelijk dat het zonder toestemming schepen met Nederlandse apparatuur aan derde partijen heeft doorverkocht.
Het schip dat door Zuid-Korea aan Egypte is geschonken bevat uit Nederland afkomstige radar- en C3-systemen (radarvuurleiding, optische sensoren en communicatieapparatuur). De schepen die zijn geleverd aan de Filipijnen, Peru en Vietnam bevatten ieder uit Nederland afkomstige radar- en C3-systemen (elektro-optische vuurleiding, rondzoekradar en communicatieapparatuur). De oorspronkelijke leveranties aan Zuid-Korea vonden overigens niet plaats onder de naam Thales Nederland, omdat het bedrijf destijds nog onder de namen «Hollandse Signaal Apparaten» en «Signaal» opereerde.
Kunt u, indien dit klopt, bevestigen dat per land voor doorlevering toestemming is verleend en op basis van welke gronden? Zo ja, wat is de betekenis van de Egyptische rol in de oorlog in Jemen?
Ja. De Nederlandse overheid heeft op verzoek van Zuid-Korea instemming verleend voor de overdracht van schepen met aan boord Nederlandse apparatuur aan Egypte, de Filipijnen, Peru en Vietnam. Het besluit hierover is genomen op basis van een positieve uitkomst van de toetsing aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijke Standpunt inzake wapenexport.
Zoals reeds in juni op Kamervragen is geantwoord3, speelt de Egyptische marine een belangrijke rol bij het handhaven van het wapenembargo tegen de Houthi-rebellen in Jemen (VNVR resolutie 2216 van 14 april 2015). Dit wapenembargo is belangrijk om te voorkomen dat nog meer wapens de Houthi-rebellen bereiken. Tevens draagt de Egyptische marine bij aan eigen grensbewaking en het handhaven van de maritieme veiligheid in de regio. Naast deze legitieme veiligheidsbehoefte van Egypte zelf, is het bewaken van maritieme veiligheid in de Middellandse Zee, de Rode Zee en Golf ook van belang voor Nederland en Europa.
Zijn voor de wederuitvoer van die Nederlandse systemen ook vergunningen afgegeven? Zo ja, kunt u aangeven op welke data die zijn afgegeven? Zo nee, waarom niet?
De uitvoer van militaire goederen is aan een vergunningplicht gebonden. Indien een van oorsprong uit Nederland afkomstig militair goed vanuit een ander land wordt uitgevoerd, geldt de vergunningplicht van dat andere land. Niettemin is bij de oorspronkelijke leverantie van complete systemen vaak contractueel of middels een eindgebruikersverklaring vastgelegd dat voorafgaand aan eventuele doorverkoop aan een derde land instemming van de Nederlandse exportcontrole-autoriteiten vereist is. Aan deze vereiste heeft Zuid-Korea voldaan.