Het artikel “De uit zee opgepikte migranten moeten wel ergens van boord kunnen, waarschuwen Nederlandse reders" |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «De uit zee opgepikte migranten moeten wel ergens van boord kunnen, waarschuwen Nederlandse reders»?1
Ja
Kunt u bevestigen dat tussen juni en november 2018 13 procent van de migranten werd gered door een commercieel schip, tegen drie procent in diezelfde periode een jaar eerder? Zo nee, welke cijfers heeft u daarover?
Het kabinet beschikt niet over dergelijke cijfers.
Wat is er precies gebeurd bij het incident, waarbij een koopvaardijschip is gekaapt? Is dit vaker voorgekomen?
Dit schip (de ElHiblu2 vaart niet onder de Nederlandse vlag. De precieze toedracht van het incident is daardoor niet bekend.
Incidenten waarbij het redden van migranten door koopvaardijschepen heeft geleid tot spanningen aan boord worden niet centraal geregistreerd. Het is dan ook niet mogelijk vast te stellen om hoeveel incidenten het gaat.
Een onveilige situatie aan boord kan ontstaan wanneer de schepen onvoldoende zijn uitgerust om voor langere tijd grote groepen mensen aan boord te hebben. Dit kan ook voor koopvaardijschepen gelden wanneer drenkelingen zich langere tijd aan boord bevinden.
Hoeveel incidenten zijn bekend waarbij het redden van migranten door koopvaardijschepen vervolgens heeft geleid tot spanningen aan boord?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe beoordeelt u het pleidooi van de Nederlandse reders voor voldoende veilige havens om reddingsacties van de koopvaardij tot een goed einde te brengen?
Het kabinet steunt dit pleidooi. Het is ook in lijn met de inzet van het kabinet om te komen tot een structurele oplossing voor ontscheping in de EU, maar ook in andere landen om de Middellandse Zee.
Welke stappen gaat u, al dan niet in EU-verband, zetten om ervoor te zorgen dat er veilige havens zijn voor de spoedige ontscheping van geredde migranten?
Kortheidshalve verwijst het kabinet naar de meest recente correspondentie hierover via het Schriftelijk Overleg met uw Kamer ter voorbereiding op de informele JBZ-raad van 18-19 juli jl. als ook het verslag van deze bijeenkomst.3 Zoals toegelicht in dit verslag, hebben deze bijeenkomsten niet geresulteerd in een tijdelijk mechanisme dat, wat het kabinet betreft, kan bijdragen aan de gewenste structurele oplossing voor ontscheping. Het kabinet zal blijven aandringen op een mechanisme waarin een zo groot mogelijke groep, zo niet alle lidstaten, haar verantwoordelijkheid neemt. Inclusief de lidstaten van aankomst. Daarnaast blijft het kabinet voorstander van een algemeen verdelingsmechanisme waarin bij aankomst middels een verplichte grensprocedure onderscheid wordt gemaakt tussen kansrijke asielzoekers, kansarme asielzoekers en irreguliere economische migranten. Hierbij draagt het kabinet tevens uit dat herplaatsing alleen aan de orde is wanneer een lidstaat onder aanhoudende, disproportionele druk staat.
Welke andere maatregelen kunt u nemen om de veiligheid, zowel van migranten als koopvaardijschepen, te vergroten?
Zoals bij uw Kamer bekend heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat om veiligheidsredenen recentelijk veiligheids- en bemanningseisen gesteld aan schepen die stelselmatig drenkelingen aan boord nemen. Dit vergroot de veiligheid. Daarnaast mag worden verwacht dat een structurele oplossing voor de herverdeling van drenkelingen in Europa ertoe zal leiden dat sneller een veilige haven gevonden kan worden waar migranten ontscheept kunnen worden. Dit kan betekenen dat het verblijf van deze mensen aan boord kortstondig wordt. Ook dit vergroot de veiligheid. Over de laatste stand van zaken over deze discussie, is uw Kamer geïnformeerd via de aanbiedingsbrief van het verslag van de informele JBZ-raad van 18–19 juli jl.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de EUNAVFOR MED Sophia missie?
Kortheidshalve verwijst het kabinet naar de beantwoording van vergelijkbare vragen als onderdeel van het Schriftelijk Overleg met uw Kamer ter voorbereiding op de informele JBZ-raad van 18-19 juli jl. als ook naar de beantwoording van schriftelijke vragen van het lid Groothuizen over dit onderwerp.4 Daarbij moet worden aangetekend dat het mandaat van operatie Sophia is gericht op het bestrijden van mensensmokkel en niet op de redding van drenkelingen. Laatste is een internationale verplichting die voortvloeit uit het internationaal zeerecht. Voor Nederland is het van belang dat afspraken over operatie Sophia niet vooruitlopen op een structurele oplossing voor ontscheping in de EU conform de conclusies van de Europese Raad van juni 2018 en ook niet vooruitlopen op onderhandelingen over het Gemeenschappelijke Europees Asiel Stelsel (GEAS). Inmiddels heeft het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) van de EU besloten om het mandaat van Sophia voor 6 maanden onveranderd te verlengen.
Welk effect heeft, naar uw verwachting, het hervatten van patrouilles met schepen van EUNAVFOR MED Sophia op de veiligheid van koopvaardijschepen?
Het mandaat van Sophia is onveranderd verlengd voor zes maanden. Het kabinet wijst er op dat ook het beschermen van koopvaardijschepen geen onderdeel is van het mandaat van de missie. Het kabinet beschikt niet over informatie over het effect van patrouilles in Sophia op de veiligheid van koopvaardijschepen.
Op welke wijze probeert u het mandaat van deze missie te verlengen en daarbij weer tot de inzet van schepen te komen om drenkelingen te redden en mensensmokkel te bestrijden?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk, maar uiterlijk voor 20 augustus 2019 beantwoorden?
Nee.
Reders die op zoek zijn naar veilige havens |
|
Joël Voordewind (CU), Jasper van Dijk , Bram van Ojik (GL), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Wat is uw oordeel over het artikel «De uit zee opgepikte migranten moeten wel ergens van boord kunnen, waarschuwen Nederlandse reders»?1
Nederland onderschrijft de verplichting voor kapiteins om mensen die op zee in nood verkeren te redden en de noodzaak om voor hen een veilige haven te vinden. Het is bekend dat de situatie in het Middellandse Zeegebied de afgelopen maanden veranderd is en dat het steeds moeilijker lijkt te worden voor bepaalde schepen om havens te vinden die willen meewerken aan het ontschepen van drenkelingen. Dat dit leidt tot spanningen aan boord is gebleken bij recentelijk uitgevoerde operaties. De stelling in het nieuwsbericht dat het noodzakelijk is dat er in het Middellandse Zeegebied voldoende veilige havens zijn om reddingsacties van de koopvaardij tot een goed einde te brengen, onderschrijf ik.
Deelt u de mening dat reders die migranten oppikken een veilige haven moeten kunnen bereiken?
Ja.
Deelt u de mening dat de problematiek rond het redden van drenkelingen voor de reders toeneemt omdat de EU haar eigen missie met marineschepen in de Middellandse Zee heeft opgeschort?
Dit causale verband kan niet worden vastgesteld. Operatie Sophia heeft als hoofdtaak om mensensmokkel te bestrijden en niet om drenkelingen te redden. Het redden van drenkelingen is een internationale verplichting voortvloeiend uit het internationaal zeerecht en wordt veelal uitgevoerd door de kustwacht van Mediterrane landen en andere schepen actief op de Middellandse Zee.
In hoeverre zijn de Europese lidstaten bereid om koopvaardijschepen met drenkelingen te ontvangen?
De meeste Europese lidstaten aan de Middellandse Zee zijn hiertoe bereid. Zoals bekend ligt dit moeilijker voor schepen die opereren in de Middellandse Zee en stelselmatig drenkelingen aan boord nemen.
In hoeverre zijn veilige landen in Noord-Afrika hiertoe bereid?
Ook in Noord-Afrika zijn landen die bereid zijn veilige havens te bieden. Het is bekend dat landen in Noord-Afrika eerder koopvaardijschepen veilige havens hebben geboden en toegestaan hebben om drenkelingen aan wal te brengen.
Hoe staat het met de onderhandelingen over ontschepingsplatforms in Noord-Afrika, waar ook UNHCR en IOM hun medewerking aan willen verlenen?
Kortheidshalve verwijs ik u naar de beantwoording van vergelijkbare vragen in het schriftelijke overleg d.d. 16 juli 2019 ter voorbereiding op de informele JBZ-raad van 18-19 juli 20192 Zoals vaker met uw Kamer is gedeeld, betreurt het kabinet de gebrekkige voortgang op het maken van afspraken over ontscheping in landen buiten de EU. Wel constateert het kabinet dat in meerdere (Noord-) Afrikaanse landen wel degelijk sprake is van een praktijk waarin drenkelingen in hun havens worden ontscheept. Vaak zijn UNHCR en IOM daarbij betrokken.
Deelt u de mening van de reders als zij zeggen dat mensen terugsturen naar Libië in strijd is met het VN-Vluchtelingenverdrag? Zo nee, waarom niet, aangezien u zelf een moratorium heeft afgekondigd op terugkeer naar Libië?
Dit kan niet zo worden gesteld. De Internationale Maritieme Organisatie en UNHCR hebben gezamenlijk richtlijnen opgesteld over de omgang met drenkelingen die hebben aangeven internationale bescherming te willen. In dat geval, dient een kapitein de betreffende drenkelingen aan wal te brengen in een veilige haven waar men toegang heeft tot een procedure die kan leiden tot een beschermde status. Dat kan via de nationale autoriteiten of via UNHCR. Deze mogelijkheid bestaat op dit moment niet in Libië. Het door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 1 juli 2019 voor de duur van een half jaar ingestelde besluit- en vertrekmoratorium ten aanzien van Libië staat hier los van. Zoals door de Staatssecretaris toegelicht tijdens het Algemeen Overleg Asiel -en Vreemdelingenbeleid op 4 juli 2019 ziet het vertrekmoratorium er uitsluitend op toe dat uitgeprocedeerde Libische asielzoekers thans niet verplicht worden vanuit Nederland terug te keren naar Libië.
Wat onderneemt u om aan de zorgen van de reders tegemoet te komen?
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid onderhandelt op Europees niveau over een structurele oplossing voor de herverdeling van migranten. Ik verwacht dat een structurele oplossing zal bijdragen aan het beschikbaar zijn van voldoende veilige havens om schepen met drenkelingen aan boord te ontvangen. Daarnaast wordt in EU-verband door enkele lidstaten gesproken over een tijdelijk ontschepingsmechanisme. Uw Kamer is hierover geïnformeerd via de aanbiedingsbrief van het verslag van de informele JBZ-raad van 18-19 juli 2019.
Klopt het dat op 17 juli in het kader van de JBZ-Raad op initiatief van Frankrijk en Duitsland een spoedbijeenkomst wordt gehouden over veilige ontscheping van migranten? Steunt u de inzet van deze spoedbijeenkomst?
Ja. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft uw Kamer voorafgaand aan de informele Raad hierover geïnformeerd via het schriftelijke overleg van 16 juli 2019 ter voorbereiding op de informele JBZ-raad van 18-19 juli 2019. Voorts verwijs ik u naar de aanbiedingsbrief van het verslag van de informele JBZ-raad van 18-19 juli 2019 waarin een uitgebreide toelichting is opgenomen. Zoals toegelicht in dit verslag, hebben de bijeenkomsten niet geresulteerd in een tijdelijk mechanisme dat, wat het kabinet betreft, kan bijdragen aan de gewenste structurele oplossing voor ontscheping.
Moslimfobie en intimidatie bij de politie |
|
Monica den Boer (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Moslimfobie, intimidatie bij de politie – en de top kijkt weg»?1
Ja.
Bent u geschrokken van de inhoud en strekking van genoemd artikel? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Voor ontoelaatbaar en grensoverschrijdend gedrag zoals intimidatie, discriminatie en pesten is binnen de politie geen plaats. De ervaringen van politiemedewerkers over de afhandeling van signalen en meldingen van grensoverschrijdend gedrag neem ik zeer serieus. De korpschef deelt dit gevoel ten zeerste, mede vanuit de verantwoordelijkheid die de korpsleiding en politiechefs voelen om vanuit haar werkgeverschap te zorgen voor een veilig werkklimaat. Iedere politiemedewerker moet zich vrij en door de leidinggevende gesteund voelen om een melding te maken wanneer hij of zij grensoverschrijdend gedrag signaleert. Daarom bevordert de leiding van de politie een werkcultuur waarin het gesprek wordt aangegaan over gedragingen die als grensoverschrijdend worden ervaren.
Kunt u bevestigen dat, voornamelijk in het afgelopen half jaar, diverse «grove misstanden in de top van de politie», inclusief aanranding en intimidatie zijn gemeld bij de korpsleiding?
Van de korpsleiding heb ik begrepen dat er meldingen en signalen van deze vormen van normoverschrijdend gedrag bij hen zijn binnengekomen.
Verder betreft het individuele casuïstiek waarvoor vertrouwelijkheid geldt. De korpsleiding heeft mij verzekerd deze meldingen altijd serieus te nemen en zorg te dragen voor een passende aanpak.
Kunt u een overzicht geven van alle meldingen van discriminatie, seksuele intimidatie en grensoverschrijdend gedrag bij de politie, inclusief de manier waarop met deze meldingen is omgegaan?
Dat korpsleiding heeft mij verzekerd dat iedere melding van grensoverschrijdend gedrag door de politieorganisatie serieus wordt genomen. Het bevoegd gezag moet een signaal altijd oppakken en in reactie hierop de beslissing nemen of een onderzoek wordt ingesteld naar het vermoedelijke plichtsverzuim.
Op verzoek van de korpsleiding is een landelijk systeem in ontwikkeling dat de Veiligheid, Integriteit en Klacht (VIK)- en HRM-processen koppelt en deze cijfers beter inzichtelijk zal maken. Het overzicht van opgelegde disciplinaire maatregelen zal vanaf 2020 in de jaarverantwoording worden opgenomen.
Wanneer bent u geïnformeerd over deze meldingen? Kunt u een overzicht geven van de misstanden waarover u in het afgelopen jaar op de hoogte bent gesteld en het moment waarop u hierover bent geïnformeerd?
De korpschef is verantwoordelijk voor het onderzoeken en aanpakken van meldingen over grensoverschrijdend gedrag. Ik voer regelmatig overleg met hem over de ontwikkelingen binnen de politieorganisatie, waarin onderwerpen als discriminatie, seksuele intimidatie en grensoverschrijdend gedrag ook aan bod komen. De korpschef bespreekt niet elke melding afzonderlijk met mij. De korpschef heeft mij verzekerd dat de politieorganisatie iedere melding van grensoverschrijdend gedrag serieus neemt en aanpakt.
Kunt u per melding toelichten wat u hiermee heeft gedaan?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft u deze aantijgingen besproken met de korpschef van de politie? Zo ja, welke afspraken heeft u met de korpschef gemaakt over de behandeling van de politiemedewerkers die hiervan de oorzaak zijn?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat in politie-appgroepen letterlijk wordt gesproken over «kankermongolen, kankerlijers, pauper-allochtonen, kankervolk, kutvolk en kutafrikanen»?
Ik heb geen inzicht in politie-appgroepen. Mocht het gebeuren dat in politie-appgroepen dergelijke bewoordingen worden gebruikt, dan keur ik, en de korpschef met mij, dat ten zeerste af. Dergelijke aanstootgevende en kwetsende woorden zijn niet acceptabel. Discriminatie, door wie dan ook, is ontoelaatbaar. Een ieder die zich daar schuldig aan maakt moet daar op aangesproken worden.
Deelt u de mening dat discriminatie van burgers door de politie ontoelaatbaar is, en dat politiemensen daarop aangesproken dienen te worden?
Zie antwoord vraag 8.
Krijgen politiemensen een disciplinaire maatregel opgelegd indien zij zich over burgers uitlaten in grove, kwetsende, discriminerende, bedreigende en gewelddadige bewoordingen, zoals opgetekend in het NRC-artikel? Zo ja, hoe vaak per jaar wordt een dergelijke maatregel opgelegd? Welke disciplinaire maatregelen worden opgelegd? Zijn recent politiemedewerkers geschorst of ontslagen wegens discriminatie van burgers? Zijn de schorsingen in Limburg gerelateerd aan soortgelijke kwesties?
Ja. Wanneer uit een disciplinair of oriënterend onderzoek volgt dat een medewerker plichtsverzuim heeft gepleegd, dan wordt de strafmaat in een strafmaatoverleg besproken. De op te leggen maatregel is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zoals de functie van de politiemedewerker, de aard van het plichtsverzuim en de omstandigheden waaronder het plichtsverzuim heeft plaatsgevonden. Dit betreft telkens een individuele afweging. Disciplinaire maatregelen variëren van een schriftelijke berisping tot ontslag, conform het Barp (Besluit algemene rechtspositie politie).
Ik heb uw Kamer aangegeven dat de politie ernaar streeft om met ingang van 2019 jaarlijks een geanonimiseerd overzicht van opgelegde disciplinaire maatregelen te publiceren. Op dit moment is het nog te arbeidsintensief om het totaal aantal voor specifieke disciplinaire maatregelen te genereren. Op verzoek van de korpsleiding is een landelijk systeem in ontwikkeling dat de Veiligheid, Integriteit en Klacht (VIK)- en HRM-processen koppelt en deze cijfers beter inzichtelijk zal maken. Het overzicht van opgelegde disciplinaire maatregelen zal vanaf 2020 in de jaarverantwoording worden opgenomen.
Zoals u bekend is kan ik geen uitspraken doen over individuele casus(sen). Ik kan daarom niet ingaan op de buitenfunctiestelling van de politiemedewerkers van de regionale eenheid Limburg en ook niet ingaan op de vraag of deze buitenfunctiestellingen te maken hebben met discriminatie van burgers.
Bent u het eens met de stelling dat de top van de politie zich heeft teruggetrokken in een «ministerieel fort» dat vervreemd is van de werkvloer? Zo ja, hoe gaat u samen met de korpschef zorgen dat de top van de politie nauw contact houdt met de politiemedewerkers op de werkvloer? Zo nee, waarom niet?
In iedere grote organisatie is een goede verbinding tussen de werkvloer en de top van de organisatie een continu aandachtspunt, zo ook bij de politie, een organisatie met meer dan 60.000 medewerkers. De werkoverleggen, briefings en reguliere operationele contacten worden, naast werkbezoeken, ingezet om de verbinding met de werkvloer te onderhouden en in gesprek te gaan over wat speelt.
Maakt u zich zorgen over de stelling dat politiemedewerkers die zich beklagen over discriminatie en intimidatie op de werkvloer worden doorverwezen naar hun eigen directe chefs, met als gevolg dat zij geen gehoor krijgen?
Iedere politiemedewerker moet zich vrij en door de leidinggevende gesteund voelen om een melding te maken wanneer hij of zij normoverschrijdend gedrag signaleert. Daarom bevordert de leiding van de politie een werkcultuur waarin het gesprek wordt aangegaan over gedragingen die als normoverschrijdend worden ervaren. Het is niet ongebruikelijk dat dit gesprek met de directe leidinggevende wordt aangegaan. Mocht de medewerker het gevoel hebben niet gehoord te voelen of niet bij de leidinggevende terecht te kunnen, dan zijn er verschillende andere mogelijkheden om (signalen van) normoverschrijdend gedrag bespreekbaar te maken. Dit zijn bijvoorbeeld het vertrouwenswerk, de afdelingen Veiligheid, Integriteit en Klachten, het Landelijk Meldpunt Misstanden en programma’s als de Kracht van het Verschil. Daarnaast beschikt de politie over de regeling klachten grensoverschrijdende omgangsvormen voor formele klachten over deze specifieke ervaringen; deze klachten worden onderzocht door de klachtencommissie grensoverschrijdende omgangsvormen. Deze commissie wordt per klacht samengesteld en bestaat uit interne medewerkers en externe personen met passende expertise. Naar de leidinggevende wordt slechts terugverwezen als het gelet op de inhoud van de klacht gepast is om dit met de leidinggevende te bespreken.
Herkent u de stelling dat het hier vooral gaat om een groep «blanke, mannelijke, oudere heteromannen» «met de grootste mond» die het voor het zeggen hebben? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Nee. De politie werkt hard aan het verbeteren van een werkklimaat waarbij integriteit, een inclusieve werksfeer en elkaar aanspreken belangrijke pijlers zijn. Daarin is iedereen gelijkwaardig en is geen plaats voor één specifieke groep die de boventoon voert.
De aanpak ziet op het creëren van een veilig werkklimaat, het voeren van de dialoog en het geven van professionele ruimte. Leidinggevenden vervullen een centrale rol in het realiseren van een veilige en inclusief werkklimaat.
Is het waar dat de korpschef «bevriende blanke 55-plussers aan de top» blijft benoemen terwijl er veel divers leiderschapstalent voorradig is?
Het korps heeft de afgelopen jaren juist geïnvesteerd in diversiteit in achtergrond en gender op leidinggevende posities. Het uitgangspunt bij de selectie is een objectieve, geïndividualiseerde beoordeling van de kandidaten. De politie maakt daarbij steeds meer gebruik van competentiegericht werven en selecteren. Gekeken wordt welke aanvullende competenties in een team nodig zijn, zoals culturele sensitiviteit, het spreken van een taal of beschikken over een netwerk binnen bepaalde groepen in de samenleving. Daar wordt dan concreet op geworven.
Kunt u helderheid verschaffen over de mate van diversiteit in de samenstelling van de top van de politie, met inbegrip van de leiderschapstop van de tien regionale eenheden, de Politieacademie en de basisteams?
Het korps heeft de afgelopen jaren met een talentprogramma geïnvesteerd in diversiteit in achtergrond en gender op leidinggevende posities. De korpschef heeft extra ontwikkelplekken toegevoegd aan de strategische top voor divers talent. Er is geen wettelijke basis grondslag voor het registreren van de migratieachtergrond van personen. Dientengevolge zal er ook geen overzicht kunnen worden gegenereerd van het percentage in de strategische top met een migratieachtergrond. Wel kan een beeld gegeven worden van de genderdiversiteit in de strategische top: het percentage vrouwen is gestegen van 33% in 2016 naar 42% in 2019.
Heeft u onderzoek gedaan naar de cultuur op de werkvloer bij de politie en/of bent u bereid een onderzoek te laten uitvoeren op reguliere basis? Bent u bereid dientengevolge maatregelen te nemen? Zo nee, waarom niet?
Bent u het eens met de stelling dat de #Me Too beweging volledig voorbijgaat aan de politie en dat vrouwelijke politiemedewerkers zich geregeld extreem onveilig voelen in hun eigen organisatie? Welke concrete maatregelen neemt u om een inclusieve cultuur op de werkvloer te bewerkstelligen waar voor seksisme geen plaats is?
Deelt u de mening dat een inclusieve werkcultuur een noodzakelijke voorwaarde is om de politie kwalitatief en kwantitatief op peil te houden en aan te laten sluiten op de huidige maatschappij?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat ontoelaatbare gedragingen zoals discriminatie, intimidatie en seksisme van politiemedewerkers worden voorkomen, zowel onder elkaar als naar de burgers?
Hoe beschouwt u in dit licht de constatering uit eerder onderzoek dat medewerkers met een niet-Nederlandse achternaam eerder ten onrechte van vertrouwelijk politie-informatie worden verdacht?2
Deelt u de mening dat een plan van aanpak urgent is? Zo ja, kunt u de Kamer onverwijld verwittigen over de maatregelen die u neemt?
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Het bericht ‘Hungary depriving asylum seekers of food- Council of Europe’ |
|
Attje Kuiken (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u in aanvulling op de door u gegeven antwoorden op Kamervragen over het bericht het bericht «Hungary depriving asylum seekers of food- Council of Europe» d.d. 26 juni 2019 (2019D27586) aangeven of er naast de strijdigheid van de wijze waarop Hongarije de relevante Europese regelgeving toepast met het acquis, ook strijdigheid is met andere internationale verdragen, waaronder het Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties? Zo ja, op welke wijze heeft u dit onder de aandacht van uw Hongaarse ambtsgenoot heeft gebracht? En zo nee, waarom niet?
Zoals eerder met uw Kamer is gedeeld, is het kabinet is van mening dat onderdelen van het Hongaarse asiel- en migratiebeleid strijdig zijn met internationale verplichtingen. In dit kader wijst het kabinet erop dat de Commissie meerdere inbreukprocedures is gestart tegen Hongarije die betrekking hebben op het Hongaarse asiel- en migratiebeleid. Bovendien maken de «fundamentele rechten van migranten, asielzoekers en vluchtelingen» onderdeel uit van de resolutie van het Europees parlement waarmee het de artikel 7-procedure jegens Hongarije activeerde, en zullen daarom naar verwachting onderdeel uitmaken van de dialoog met Hongarije in het kader van deze procedure in de Raad Algemene Zaken. Het kabinet blijft de zorgen over ontwikkelingen in Hongarije op asiel- en migratiegebied in zowel bilateraal als Europees verband uitspreken richting de Hongaarse autoriteiten.
Zijn de (eventuele) schendingen van het internationaal recht als gevolg van de wijze waarop Hongarije het asiel- en migratiebeleid uitvoert ook in andere internationale overlegfora besproken? Zo ja, welke en wat zijn de eventuele gevolgen daarvan? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet blijft de zorgen over de wijze waarop Hongarije het asiel- en migratiebeleid uitspreken richting de Hongaarse autoriteiten. Zoals in antwoord op vraag 1 aangegeven, heeft de Commissie het hieromtrent nodig geacht een aantal inbreukprocedures te starten tegen Hongarije. Verder verwijst het kabinet naar het antwoord op de vragen 4 en 5 van de schriftelijke vragen van de leden Van de Hul en Kuiken (Vergaderjaar 2018–2019, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 3204 d.d. 1 juli 2019).
Heeft de Hongaarse overheid naast het nationale asiel- en migratiebeleid een zorgplicht voor vluchtelingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u van mening dat Hongarije deze zorgplicht voldoende nakomt?
Als lidstaat van de EU dient Hongarije de geldende EU-wet- en regelgeving, het zgn. acquis, correct toe te passen zoals ook in antwoord op de eerdere vragen gesteld (Vergaderjaar 2018–2019, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 3204 d.d. 1 juli 2019). Het doel van het acquis is om te zorgen dat alle lidstaten een zorgvuldig, humaan en efficiënt asielstelsel voeren. Middels de Procedurerichtlijn is het VN-Vluchtelingenverdrag onderdeel van dat acquis. Zoals ook eerder met de Kamer gedeeld, heeft de Commissie tekortkomingen vastgesteld in hoe Hongarije het acquis implementeert en het noodzakelijk geacht diverse inbreukprocedures tegen Hongarije te starten. Het kabinet deelt de zorgen over het Hongaarse asiel- en migratiebeleid die tot deze inbreukprocedures hebben geleid en verwelkomt dat de Commissie haar rol in deze gevallen neemt. Het is uiteindelijk aan de Commissie als hoedster van de verdragen om erop toe te zien dat lidstaten het acquis correct toepassen. Het kabinet wacht de uitkomsten van de inbreukprocedures af alvorens nieuwe stappen te nemen. Het rapport van de Commissaris voor de Rechten van de Mens is besproken in het Comité van Ministers van de Raad van Europa. Daarbij is niet specifiek gesproken over hulp aan vluchtelingen in Hongarije.
Kunt u nog aangeven welke aanvullende mogelijkheden u ziet -aanvullend en naast het aanspreken van de Hongaarse overheid- om concrete verbetering te bewerkstelligen in de zorgelijke situatie van de vluchtelingen die zich in Hongarije bevinden? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Is er in Europees en/of ander internationaal verband gesproken over bijvoorbeeld de mogelijkheden van voedselhulp of andere vormen van hulp voor vluchtelingen in Hongarije zolang de situatie zoals beschreven in het rapport van de Commissaris voor de Rechten van de Mens voortduurt? Zo ja, heeft dit tot concrete hulp kunnen leiden? Zo nee, waarom niet en bent u alsnog bereid zich hiervoor in te spannen?
Zie antwoord vraag 3.
Het aantrekken van personeel door startups |
|
Martin Wörsdörfer (VVD), Dennis Wiersma (VVD), Hayke Veldman (VVD) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Ontvangt u tevens signalen dat startups behoefte hebben aan maatregelen om eenvoudiger en meer buitenlands talent aan te trekken?
Ja, deze signalen zijn mij bekend. Vertegenwoordigers van het Nederlandse startup-ecosysteem hebben signalen geuit dat jonge, innovatieve startups barrières ervaren bij het aantrekken van internationaal talent. Dergelijke signalen zijn tevens benoemd in het rapport van de City Deal Warm Welkom Talent en het onderzoek van Regioplan naar de aantrekkelijkheid van Nederland voor kennismigranten, in opdracht van het WODC.
Bent u bereid de kennismigrantenregeling tegen het licht te houden op aanknopingspunten voor het vergemakkelijken van het in dienst nemen van hoogopgeleid personeel door startups?
In de brief van 1 juli 2019 over de «Verblijfregeling voor essentieel personeel van startups» heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aangekondigd dat een verblijfsregeling voor essentieel personeel van startups in de vorm van een pilot wordt gecreëerd. Deze regeling geeft jonge, innovatieve bedrijven, die nog niet in staat zijn om kennismigrantensalarissen te betalen, de kans om essentieel talent aan te trekken. Er is gekozen voor een aparte verblijfsregeling in de vorm van een pilot en niet voor aanpassing van de kennismigrantenregeling.
Voor startup-personeel dat via de nieuwe regeling wordt aangetrokken geldt een verlaagd salariscriterium ten opzichte van het salariscriterium voor kennismigranten. Het verlaagd salariscriterium voor startup-personeel is gestoeld op het bredere Nederlandse kennismigrantenbeleid. Het salariscriterium sluit daarom aan bij het salariscriterium dat geldt voor kennismigranten die vanuit het «zoekjaar hoogopgeleiden» een baan als kennismigrant vinden. Dit salariscriterium is momenteel 2.364,- euro bruto per maand (zonder vakantiegeld). Daarnaast dient de werkgever aan te tonen dat de medewerker een werknemersparticipatie in het bedrijf heeft verkregen. Net als bij de kennismigrantenregeling zal er geen opleidingsvereiste worden gesteld. Voor de verdere contouren van deze regeling verwijs ik u naar bovengenoemde brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De geplande inwerkingtreding van de regeling is voorzien in de zomer van 2020.
Bent u ermee bekend dat kleine ondernemers die jong buitenlands talent willen aantrekken soms last hebben van de door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) opgelegde inkomenseis, waar de salarissprong bij de leeftijd van 30 jaar (van 3.299 euro bruto naar 4.500 euro bruto per maand) tot een eis leidt die doorgaans niet bij de relevante ervaring van het buitenlands talent past?
Zoals aangegeven in de antwoorden op vraag 1 en 2 ben ik ermee bekend dat jonge, innovatieve bedrijven barrières ervaren bij het aantrekken van buitenlands talent. Om die reden wordt een verblijfsregeling voor essentieel personeel van startups in de vorm van een pilot gecreëerd.
Bent u bereid om het salariscriterium in de kennismigrantenregeling tegen het licht te houden en bijvoorbeeld een staffel te overwegen, waarbij de in vraag drie genoemde salarissprong over vijf jaar wordt verdeeld?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer wordt het toegezegde onderzoek naar de mogelijkheden om sleutelpersoneel van buitenlandse startups (zoals Chief Operating Officers, Chief Technology Officers en softwareontwikkelaars) naar de Kamer gestuurd?
In mijn brief over het startup- en scale-up-beleid van 21 december 20181 heb ik toegezegd dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en ik zouden onderzoeken of het mogelijk is om sleutelpersoneel van buitenlandse startups mee te laten komen met de oprichter van een buitenlandse startup. Uit een verkenning naar de mogelijkheden daartoe is de pilot voor een verblijfsregeling voor essentieel personeel van startups voortgekomen. De regeling beoogt te voorzien in het aantrekken van sleutelpersoneel in de genoemde functies.
Wanneer wordt het toegezegde onderzoek naar mogelijkheden of de partner van een buitenlandse zelfstandige meer vrijheid op de Nederlandse arbeidsmarkt kan krijgen naar de Kamer gestuurd?
In mijn hiervoor genoemde brief over het startup- en scale-up-beleid van 21 december 2018 heb ik aangegeven dat ik samen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zou onderzoeken of de partner van een buitenlandse zelfstandige meer vrijheid op de Nederlandse arbeidsmarkt kan krijgen. Naar aanleiding van een verkenning naar de mogelijkheden daartoe, heb ik in mijn brief «Technologie en ondernemerschap; de hoogste tijd voor een nieuwe impuls» van 3 juni 20192 aangegeven dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een maatregel neemt die de vrije toegang tot de arbeidsmarkt voor partners van buitenlandse zelfstandigen regelt. Het streven is dat deze maatregel begin 2020 gerealiseerd zal zijn.
Klopt het dat een buitenlandse ondernemer die zich in Nederland wil gaan vestigen pas een BTW-nummer krijgt nadat hij zich fysiek bij de Belastingdienst heeft gemeld, waar een in Nederland gevestigde inwoner automatisch na inschrijving bij de Kamer van Koophandel (KvK) een voorlopig BTW-nummer ontvangt? Zo ja, kan dit voor buitenlandse ondernemers eenvoudiger worden gemaakt?
Nee, buitenlandse ondernemers hoeven zich niet fysiek te melden bij de Belastingdienst. De Belastingdienst reikt aan nieuwe ondernemers een btw-identificatienummer uit, primair op basis van hun inschrijving in het Handelsregister. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen buitenlandse en Nederlandse ondernemers.
Het bericht dat Nederland met kinderlevens speelt |
|
Kathalijne Buitenweg (GL) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat Nederland met kinderlevens speelt? Zo ja, wat vindt u van dit bericht?1
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel kinderen met een Nederlandse achtergrond in Koerdische vluchtelingenkampen verblijven? Hoeveel van deze kinderen kunnen niet terugvallen op de effectieve zorg en bescherming van hun eigen ouder(s) omdat zij bijvoorbeeld elders verblijven of zijn gevangengezet?
In de kampen in Noordoost-Syrië bevinden zich op dit moment 90 kinderen met een Nederlandse link. Daaronder bevinden zich twee kinderen van wie de moeder is overleden en de vader zich in Koerdische detentie bevindt. Volgens de thans beschikbare informatie zijn deze kinderen echter niet Nederlands. Op dit moment beschikken wij niet over informatie dat er andere kinderen met een Nederlandse link zich in een situatie bevinden waarbij de zorg en bescherming van hun ouders ontbreekt.
Welke gevolgen heeft in dit soort gevallen de intrekking van de Nederlandse nationaliteit van (één van de) ouders voor de Nederlandse nationaliteit van de kinderen? Kan onder omstandigheden intrekking tot gevolg hebben dat in het buitenland geboren kinderen van uitreizigers niet meer kunnen rekenen op Nederlandse bijstand? Zo ja, bent u bereid om kinderen zonder effectieve bescherming van hun eigen ouders ook te repatriëren?
De intrekking van de Nederlandse nationaliteit van de ouder heeft geen gevolgen voor de eventuele Nederlandse nationaliteit van reeds geboren kinderen. In iedere individuele situatie moet wel worden vastgesteld of het kind feitelijk de Nederlandse nationaliteit heeft. Kinderen die zijn geboren, of pas worden erkend, na intrekking van de Nederlandse nationaliteit van de ouder(s) zijn geen Nederlander. Zij kunnen geen aanspraak maken op consulaire bijstand.
Deelt u de mening dat kinderen in Koerdische vluchtelingenkampen die verstoken zijn van de zorg van hun ouders de facto gelijkgesteld moeten worden aan weeskinderen en dus in beginsel moeten worden gerepatrieerd naar Nederland? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt de Nederlandse opstelling inzake het in slechts zeer uitzonderlijke gevallen repatriëren van kinderen uit voormalig IS-gebied zich tot de juridische verplichtingen die, onder meer, uit het VN-Kinderrechtenverdrag voortvloeien?
Uit het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) volgt naar het oordeel van het Kabinet geen verplichting om kinderen terug te halen. Een van de uitgangspunten van het Kabinet is dat Nederland geen consulaire bijstand verleent in onveilige gebieden in Syrië en Irak. Dit geldt ook voor de kinderen. De in het Kinderrechtenverdrag genoemde verplichtingen nopen daar ook niet toe. Het kabinet blijft gevallen van Nederlandse weeskinderen van zaak tot zaak beoordelen en de mogelijkheden verkennen conform de kaders die zijn geschetst in de brief aan de Kamer van 21 februari 2019 (Kamerstuk 29 754, nr. 492) namelijk: de veiligheidssituatie in de regio, de internationale betrekkingen en de veiligheid van betrokkene. Daarnaast weegt mee dat het Kabinet geen mensen naar onveilig gebied stuurt om Nederlandse uitreizigers op te halen.
Wat is er waar van de constatering van de UN Human Rights Office (OHCHR) dat kinderen van IS-strijders waarschijnlijk in geheime detentiefaciliteiten worden vastgehouden?2
Er is ons niet bekend dat kinderen van IS-strijders waarschijnlijk in geheime detentiefaciliteiten vastgehouden zouden worden.
Welke inspanningen verricht u om het lot van deze kinderen te verzachten? Deelt u de mening dat veiligheidsoverwegingen niet langer in de weg staan aan repatriëring, nu een Nederlandse ambtenaar uit naam van Nederland ter plekke een akkoord heeft gesloten en de Koerden hebben aangeboden betrokkenen op veilig gebied aan Nederland over te dragen? Zo nee, waarom niet?
Nederland draagt financieel bij aan humanitaire hulp in heel Syrië, naast de grotere ongeoormerkte bijdragen voor de VN en het Rode Kruis, waarvan ook delen naar Syrië gaan. Specifiek voor Noordoost-Syrië wordt er vanuit de humanitaire pooled funds in Syrië een additionele bijdrage van 16 miljoen dollar vrijgemaakt; hier kunnen zowel VN-organisaties als NGO’s aanspraak op maken. Nederland is een van de donoren van deze fondsen. Het doel van deze hulp is een verbetering van de levensomstandigheden ter plaatse.
De situatie in Syrië is nog steeds onveilig. Er zijn onverkort grote veiligheidsrisico’s in geheel Syrië en ook in het Noordoosten. Zoals onder meer vermeld in de eerdergenoemde brief aan uw Kamer van 21 februari 2019 stuurt het Kabinet geen mensen naar onveilig gebied om Nederlandse uitreizigers op te halen. In de unieke casus van de twee weeskinderen kon dit, als onderdeel van een zwaar beveiligde Franse missie, wel.
Kunt u deze vragen voor het algemeen overleg terrorisme en extremisme van woensdag 26 juni 2019 beantwoorden?
Ja.
De baby en peuter van een Nederlandse vader die zich zonder ouders in een kamp in Noord-Syrië bevinden |
|
Attje Kuiken (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Baby en peuter van Nederlandse vader zonder ouders in Kamp in Noord-Syrië»?1
Klopt het dat de kinderen van de Nederlandse Jihadstrijder Hatim Rodgers zonder ouderlijk gezag verblijven in het Koerdische kamp Al Hol in Noord-Syrië? Zo ja, wat kunt u zeggen over de gezondheidstoestand van de kinderen en de situatie waarin zij zich bevinden?
In 2017 is het Nederlanderschap van de heer Hatim R. ingetrokken.2 Ik heb kennisgenomen van de mediaberichten waarin wordt gezegd dat twee van zijn kinderen in kamp Al Hol in Syrië verblijven. Zoals u weet kan het kabinet hier niet nader ingaan op individuele gevallen.
Sinds wanneer is bij u bekend dat de twee kinderen van drie maanden en drie jaar oud zonder hun ouders in het kamp verblijven?
Zoals u weet kan het kabinet hier niet nader ingaan op individuele gevallen.
Zijn de desbetreffende kinderen door Nederlandse diplomaten of de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) bezocht? Zo ja, kunt u toelichten wanneer deze kinderen door Nederlandse functionarissen zijn bezocht en wat het doel was van deze ontmoetingen?
Over de werkwijze van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten worden in het openbaar geen uitspraken gedaan. De informatie als zouden Nederlandse diplomaten kampen in Syrië bezoeken is onjuist.
Is onderzocht of deze twee kinderen ook door de Nederlands-Franse delegatie konden worden meegenomen? Zo ja, kunt u een toelichting geven? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse overheid onderzoekt in individuele gevallen van Nederlandse kinderen van overleden uitreizigers of, en zo ja hoe, deze kinderen overgebracht kunnen worden naar Nederland, zoals beschreven in de brief aan uw Kamer van 21 februari 2019. De situatie van de twee Nederlandse weeskinderen die op 10 juni 2019 door Frankrijk uit Syrië zijn overgebracht en overgedragen aan hun Nederlandse voogd, betrof een unieke casus.
In hoeverre verschilt de situatie van deze kinderen zich van de situatie van de kinderen die vorige week door de Fransen uit het Noord-Syrische kamp Ain Issa zijn gehaald?
In het geval van de twee Nederlandse weeskinderen die op 10 juni 2019 door Frankrijk uit Syrië zijn overgebracht en overgedragen aan hun Nederlandse voogd, lag er een uitspraak van een Nederlandse rechter die voorlopig voogdij over deze kinderen toewees aan de Nederlandse jeugdbescherming. Er was bovendien sprake van een Nederlandse moeder (en daarmee Nederlandse kinderen) en overleden ouders.
Is het u bekend dat de Belgische kinderpsycholoog Gerrit Loots oordeelt dat deze kinderen onmiddellijk moeten worden weggehaald omdat ze anders een hongerdood sterven? Bent u zich bewust van de ernst van de situatie van deze kinderen? Zo ja, welke maatregelen heeft u genomen om de situatie van deze kinderen te verbeteren? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
Ja, de uitspraken van Gerrit Loots zijn het kabinet bekend.
Ja, het kabinet is zich bewust van de ernst van kinderen in deze situatie. Het kabinet beschouwt deze kinderen als slachtoffer van de keuzes van hun ouders. De Nederlandse overheid biedt substantiële financiële steun aan internationale hulporganisaties ten behoeve van humanitaire bijstand voor alle mensen in nood in Syrië. In individuele gevallen van Nederlandse kinderen van overleden uitreizigers, onderzoekt de Nederlandse overheid of, en zo ja hoe, deze kinderen overgebracht kunnen worden naar Nederland, zoals beschreven in de brief aan uw Kamer van 21 februari 2019.
Bent u bereid om maatregelen te nemen die resulteren in het ophalen van deze twee jonge kinderen die zonder ouders verblijven in het Syrische kamp?
De Nederlandse overheid onderzoekt in individuele gevallen van Nederlandse kinderen van overleden uitreizigers of, en zo ja hoe, deze kinderen overgebracht kunnen worden naar Nederland, zoals beschreven in de brief aan uw Kamer van 21 februari 2019. Op basis van de nu beschikbare informatie is dit niet van toepassing op deze twee kinderen.
Bent u bekend dat in reactie op de uitzending van Zembla een zegsman van het Ministerie van Buitenlandse Zaken het volgende zegt: «de rol van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is puur consulair. Zonder hulpvraag verlenen we geen consulaire bijstand»? Kunt u uitleggen hoe deze twee kinderen van drtie maanden en drie jaar oud, die verblijven zonder ouderlijk gezag, een verzoek tot consulaire bijstand kunnen indienen?
Ja. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken gaat over consulaire dienstverlening, niet over ouderlijk gezag of voogdij. Consulaire bijstand door de Nederlandse overheid start in de regel met een hulpvraag en is voorbehouden aan Nederlanders.
De uitvoering van de gewijzigde motie over een jaarlijkse rapportage over migratie |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u zich uw antwoord herinneren tijdens de begrotingsbehandeling van Justitie en Veiligheid 2019, waarin u als reactie op de aangenomen motie-Groothuizen c.s.1 aangaf dat u het «waardevol achtte om een jaarlijkse rapportage aan de Kamer toe te zenden over de voortgang van de beleidsvoornemens uit de zes pijlers van de integrale migratieagenda van het kabinet, waarin u verantwoording aflegt voor wat wel en niet gelukt is»?2
Ja.
Wanneer kan de Kamer deze jaarlijkse rapportage verwachten?
Die mening deel ik. Uw Kamer ontvangt de jaarlijkse rapportage zo snel mogelijk na het zomerreces.
Deelt u de mening dat het waardevol is deze rapportage uiterlijk een maand vóór de begrotingsbehandeling van Justitie en Veiligheid aan de Kamer te versturen? Zo ja, kunt u dat bij deze toezeggen dat u dat voortaan zal doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De toepassing van de nieuwe werkinstructie voor de beoordeling van lhbti’s en bekeerlingen |
|
Maarten Groothuizen (D66), Joël Voordewind (CU) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de brief van het COC over de gebrekkige uitvoering van het LHBTI-asielbeleid en van het rapport «Credibility of Conversion» van de Stichting Gave?1 2
Ja
Wat is uw reactie op de kritiek die naar voren komt in beide stukken? Welke kritiek vindt u terecht en welke vindt u niet terecht en waarom?
Ik waardeer het dat belangenorganisaties de IND kritisch volgen. Dat betekent echter niet dat ik het eens ben met de kritiek. Ik baseer mijn standpunt niet alleen op kritiek van belangenorganisaties maar ook op uitspraken van rechters. Uit deze uitspraken blijkt zeker niet dat de IND zijn werk niet goed doet of dat er regelmatig fouten gemaakt worden. Ik sluit echter niet uit dat er af en toe fouten worden gemaakt. Hierna zal ik nader ingaan op de kritiek die door COC en Stichting Gave is benoemd.
Ten aanzien van de beoordeling van lhbti en de kritiek die wordt gegeven op het nog steeds gebruiken van de begrippen bewustwordingsproces en zelfacceptatie en het onvoldoende rekening houden met verklaringen van derden verwijs ik naar de antwoorden op de vragen 3 en 5.
De kritiek in de brief van het COC dat de IND bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid nog steeds gebruik maakt van stereotyperingen herken ik niet. Gelet op een uitspraak van het Europese Hof van Justitie dient de beoordelende instantie erop te letten dat de beoordeling niet louter op stereotiepe opvattingen berust. Er moet ook rekening worden gehouden met de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden.3 Het is al geruime tijd staande praktijk dat de IND stereotypen slechts gebruikt indien deze de verklaringen van de vreemdeling ondersteunen. In de werkinstructie lhbti staat ook duidelijk verwoord dat de beoordeling niet gebaseerd mag zijn op vooroordelen.
Dit neemt niet weg dat van een asielzoeker wel mag worden verwacht dat hij kan uitleggen hoe hij zijn seksuele gerichtheid heeft ervaren in een land waarin culturele en religieuze factoren deze gerichtheid sterk afwijzen en hoe hij daarmee is omgegaan. Dit geldt temeer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar een niet heteroseksuele gerichtheid maatschappelijk onacceptabel en/of strafbaar is. Hier zullen tijdens het gehoor dus ook vragen over gesteld worden en dit zal ook worden betrokken in de besluitvorming. Ik zie dit echter niet als het gebruik van stereotypering bij het horen en beslissen in lhbti-zaken.
Met de stelling dat te veel de nadruk wordt gelegd op cognitieve aspecten en dat sociale en emotionele aspecten die ten grondslag liggen aan een bekering door de IND worden genegeerd ben ik het niet eens. In de werkinstructie bekeerlingen wordt expliciet aandacht besteed aan de verschillende aspecten die tot een bekering kunnen leiden. Bij het horen en beoordelen van bekeringszaken wordt de persoonlijke beleving van de vreemdeling als uitgangspunt genomen. Daarbij is er ook aandacht voor sociale en emotionele aspecten. Ten aanzien van deze aspecten geldt uiteraard wel dat van de vreemdeling verwacht mag worden dat hij hierover kan verklaren en dat hij aannemelijk moet maken dat sprake is van een diepgewortelde innerlijke overtuiging. De IND zal tijdens gehoren dan ook doorvragen indien de vreemdeling stelt dat sprake is van een bekering die is voortgekomen uit sociale en emotionele aspecten. De praktijk sluit hiermee aan bij hetgeen in de werkinstructie staat.
Ik kan evenmin instemmen met de kritiek dat de IND zaken te veel vanuit een westers perspectief beoordeelt. In de werkinstructie bekeerlingen wordt de persoonlijke belevenis van de vreemdeling als uitgangspunt genomen bij het horen en beoordelen van bekeringszaken. Aldus wordt zoveel mogelijk geprobeerd aan te sluiten bij het (culturele) referentiekader van de vreemdeling. Daarnaast wordt tijdens de opleiding van medewerkers aandacht besteed aan de verschillende achtergronden en referentiekaders van vreemdelingen waar de IND mee te maken krijgt en aan de vraag hoe zoveel mogelijk aansluiting kan worden gezocht bij het referentiekader van de vreemdeling. Dit geldt overigens niet alleen voor gehoren van bekeerlingen, maar voor alle asielgehoren.
Het uitgangspunt in de praktijk is dat begeleide kinderen onder de 12 jaar niet zelfstandig worden gehoord. Kinderen vanaf 15 jaar worden zelfstandig gehoord, zonder aanwezigheid van de ouders. Zij dienen ook een zelfstandige asielaanvraag in. Kinderen van 12 jaar tot 15 jaar worden zelfstandig gehoord indien zij of hun ouders hierom verzoeken. Ik ben van mening dat deze werkwijze een passend en toereikend kader vormt, ook waar het gaat om bekeringszaken.
Sinds enige tijd wordt de IND benaderd met de wens om (zeer) jonge kinderen te horen over hun bekering, veelal nadat de aanvraag van de ouders is afgewezen. Hoewel het is voorgekomen dat de IND in een enkele zaak kinderen onder de 12 jaar heeft gehoord, acht ik dit niet wenselijk. Juist in bekeringszaken geldt dat van dergelijke jonge kinderen niet verlangd kan worden dat zij uitgebreid, onderbouwd en consistent kunnen verklaren over hun proces en de motieven van een bekering, noch dat zij vragen kunnen beantwoorden die zien op een al dan niet diepgewortelde innerlijke overtuiging. Het is voorts lastig, zo niet onmogelijk, om te onderscheiden of er bij jonge kinderen sprake is van een individuele, diepgewortelde innerlijke overtuiging of dat deze kinderen de ouders volgen ten aanzien van het bezoeken van kerkdiensten, het lezen van de Bijbel of het volgen van onderwijs op een christelijke basisschool. Het is ook niet in het belang van kinderen als zij het gevoel krijgen dat de verantwoordelijkheid voor het slagen van de asielaanvraag van hun ouders op hun schouders rust. Als kinderen zelfstandig worden gehoord, zullen dan ook bij de beoordeling van de oprechtheid van de bekering, in ieder geval bij kinderen tot 15 jaar, de verklaringen van de ouders worden meegewogen.
Ten aanzien van de kritiek van Stichting Gave over het erkennen van passieve bekeerlingen en het verdiepen in andere religies verwijs ik naar de antwoorden op de vragen 6, 7, 8 en 9.
Ten aanzien van het inwinnen van adviezen van externe deskundigen verwijs ik naar de brief van mijn ambtsvoorganger waarin wordt uitgelegd waarom geen gebruik gemaakt wordt van externe deskundigen.4
Klopt het dat de concepten «bewustwordingsprocessen» en «zelfacceptatie» nog steeds worden gebruikt als criteria om de seksuele gerichtheid van asielzoekers mee te toetsen? Erkent u dat deze begrippen daarvoor niet of althans in veel gevallen niet geschikt zijn?
In de brief van mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer van juli 20185 alsmede in bovengenoemde brief van november 2018 staat reeds aangegeven dat er geen nadruk meer gelegd wordt op het bewustwordingsproces en zelfacceptatie en dat deze begrippen om die reden zijn geschrapt uit de werkinstructie. Dat op deze begrippen niet langer de nadruk wordt gelegd betekent echter niet dat deze termen nooit meer gebruikt worden in besluiten van de IND. Zo komt het geregeld voor dat de vreemdeling deze begrippen zelf gebruikt of dat wordt aangevoerd dat in het vorige besluit teveel de nadruk lag op het bewustwordingsproces of zelfacceptatie. In die gevallen zal de IND daarop ingaan in het voornemen, het besluit of in beroep en zullen de termen dus terugkomen. Daarnaast zullen vragen aan de orde komen over persoonlijke ervaringen en gevoelens ten aanzien van de geaardheid en daarmee onlosmakelijk ook over het moment waarop een vreemdeling zich bewust werd van zijn seksuele gerichtheid, zijn eigen reactie daarop en hoe hij hier vervolgens in zijn land van herkomst en later in Nederland mee is omgegaan. Afzien van het stellen van vragen daarover en het meewegen daarvan in de beoordeling zou wezenlijke elementen buiten beschouwing plaatsen. Dat is met de werkinstructie nimmer beoogd.
Deelt u de mening dat asielverzoeken waarin op grond van deze criteria het relaas van de asielzoeker ongeloofwaardig is bevonden opnieuw beoordeeld moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Zoals ook is aangegeven in de brief van november 2018 houdt de aanpassing van de werkwijze die de IND hanteert bij de beoordeling van asielverzoeken van lhbti en bekeerlingen geen beleidswijziging in. Het betreft hier een verbetering in de wijze van beoordeling van asielverzoeken. Ik zie dus geen aanleiding om in zijn algemeenheid alle zaken opnieuw te beoordelen. Voor wat betreft asielzaken die voor de publicatie van de nieuwe werkinstructie zijn gestart geldt dat, indien de overwegingen vrijwel uitsluitend zagen op het bewustwordingsproces en/of op zelfacceptatie, een aanvullend gehoor of besluit nodig kan zijn. Als dit niet het geval is zal de vreemdeling nieuwe feiten moeten aanvoeren om te komen tot een mogelijke herbeoordeling.
Gaat u de medewerkers van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), na de uitspraak van de rechtbank Haarlem dat verklaringen van derden niet zonder motivatie ter zijde geschoven mogen worden en dat aangegeven moet worden om welke redenen verklaringen van derden al dan niet tot een ander oordeel leiden, instrueren voortaan in alle gevallen op deze manier te motiveren? Zo nee, waarom niet? Hoe beoordeelt u het feit dat dit nu kennelijk niet altijd gebeurt?
Zowel in de werkinstructie bekeerlingen (WI 2018/10) als in de werkinstructie LHBTI (WI 2018/9) staat beschreven hoe IND medewerkers om moeten gaan met verklaringen van derden. Wat hierbij van belang is, is dat altijd in de motivering van de beslissing van de IND moet worden aangegeven welke betekenis wordt gehecht aan door de vreemdeling overgelegde verklaringen van derden. Dat dit in de zaak waar de uitspraak van de rechtbank Haarlem op ziet niet in voldoende mate is gebeurd, betekent niet dat de algehele systematiek dan wel de algemene uitvoeringspraktijk niet in lijn is met de werkinstructie. Medewerkers van de IND zullen met inachtneming van de uitspraak opnieuw een besluit nemen. Zoals ook in de brief van 13 november aan de Kamer staat beschreven, geldt voor verklaringen van derden dat de IND deze met name beoordeelt op de aanwezigheid van nieuwe feitelijke informatie. Een verklaring van een derde heeft voor de IND dan ook vooral meerwaarde als het gaat om eigen waarnemingen van derden die nieuwe feitelijke informatie bevatten dan wel een bevestiging van feitelijke informatie die al eerder door de vreemdeling naar voren werd gebracht. Een louter andere interpretatie van het asielrelaas, een alternatieve beoordeling van de geloofwaardigheid of een verklaring met de enkele stelling dat iemand lhbti of bekeerd is, zal niet voldoende zijn. Voorts blijft het uitgangspunt dat primair wordt gekeken naar de verklaringen van de vreemdeling. In twijfelgevallen kunnen de verklaringen van derden – mits deze verklaringen daadwerkelijk, zoals bovenbeschreven, een feitelijke toevoeging zijn op het dossier – de doorslag geven.
Hoe komt het dat ook na het van kracht worden van de nieuwe werkinstructie bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van bekeringen de passieve vorm van bekering in verschillende gevallen niet erkend of genegeerd wordt?
Ik sluit niet uit dat het in een individuele zaak voorkomt dat een passieve bekering niet als zodanig (h)erkend is, maar het is niet zo dat passieve bekeringen per definitie niet worden (h)erkend of zelfs genegeerd worden. In het kader van de beoordeling van passieve bekeringen geldt geen wezenlijk andere methode van onderzoek en beoordeling dan bij actieve bekeringen. In een voornemen of beschikking hoeft ook niet expliciet te worden aangegeven dat sprake is geweest van een passieve of actieve bekering. Ook is er in veel gevallen geen sprake van een zuivere actieve of een zuivere passieve bekering, maar van een mengvorm van beide.
Bij een passieve bekering zal de IND zich met name richten op de periode na de gebeurtenis die heeft geleid tot de (plotselinge) bekering. Ook indien sprake is van een bekering in een (relatief) korte tijdspanne met een hoog emotioneel effect, mag verwacht worden dat de vreemdeling hierover een authentiek verhaal kan vertellen én aan kan geven waarom een gebeurtenis zo ingrijpend was dat hij om die reden bekeerd is. Verder geldt ook bij een passieve bekering dat de vreemdeling aannemelijk dient te maken dat bij hem sprake is van een diepgewortelde overtuiging. Dat de (passieve) bekering een vreemdeling is overkomen en de vreemdeling aangeeft om die reden nu christen te zijn, is voor de IND niet voldoende om aan te nemen dat sprake is van een diepgewortelde overtuiging.
Hoe komt het dat ook na het van kracht worden van de nieuwe werkinstructie bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van bekeringen nog steeds van asielzoekers verwacht wordt dat zij zich verdiepen in andere religies, stromingen of zelfs denominaties?
Van asielzoekers wordt in zijn algemeenheid niet verlangd of verwacht dat zij zich verdiept hebben in andere religies of stromingen. Wel kan aan een asielzoeker die stelt zich te hebben bekeerd gevraagd worden waarom hij zich bij een bepaalde stroming of religie heeft aangesloten. Asielzoekers geven soms ook zelf aan zich verdiept te hebben in een bepaalde religie of stroming. In dat geval kan er aanleiding zijn om daarop door te vragen.
Deelt u de mening dat asielverzoeken waarin het onderscheid tussen passieve en actieve vormen van bekering niet gemaakt is of waarin de asielzoeker tegengeworpen is dat hij of zij zich niet verdiept heeft in andere religies, stromingen of denominaties opnieuw beoordeeld zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Die mening deel ik niet. Ik verwijs hiertoe naar het antwoord op vraag 9.
Hoe gaat u uitvoering geven aan de motie-Voordewind c.s.?3
In de genoemde motie Voordewind werd verzocht om herhaalde aanvragen van een asielzoeker, waarvan de eerdere bekering was afgewezen omdat de overwegingen uitsluitend zagen op het zich niet hebben verdiept in andere religies en stromingen en aanvragen waarbij geen rekening gehouden was met een passieve bekering, opnieuw te beoordelen conform de nieuwe werkinstructie bekeerlingen.
Indien een vreemdeling van mening is dat van deze situatie sprake is kan hij zich melden voor het indienen van een herhaalde aanvraag. De IND zal dan bezien of de voorgaande asielaanvraag enkel om (één van) deze reden(en) is afgewezen. Indien daarvan sprake is zal de aanvraag opnieuw beoordeeld worden conform de nieuwe werkinstructie. Indien hiervan geen sprake is dient de vreemdeling nieuwe feiten en omstandigheden aan zijn herhaalde aanvraag ten grondslag te leggen. Als in een voornemen of beschikking niet expliciet is aangegeven dat sprake is geweest van een passieve of actieve bekering betekent dit niet dat de IND de actieve of passieve bekering niet als zodanig heeft (h)erkend of dat de beoordeling daarvan op onjuiste wijze heeft plaatsgevonden. Zoals eerder vermeld zit er immers geen wezenlijk verschil in onderzoek en beoordeling van een passieve of actieve bekering. Ook is er in veel gevallen geen sprake van een zuivere actieve of een zuivere passieve bekering, maar van een mengvorm van beide.
Wanneer gaat u de Kamer informeren over de resultaten van de pilot in het aanmeldcentrum in Den Bosch?
Informatie over de resultaten van de pilot in aanmeldcentrum Den Bosch wordt meegenomen in mijn beleidsreactie op het WODC rapport over de beoordeling van de geloofwaardigheid van asielverzoeken van lhbti en bekeerlingen.
Hoe gaat u zorgen dat de kennis over de beoordeling van bekeerlingen en lhbti’s verspreid wordt in de organisatie en alle IND-medewerkers hier ook van op de hoogte zijn?
De IND hoor- en beslismedewerkers zijn ten tijde van de publicatie geïnformeerd over de nieuwe werkinstructies. Verder vinden er binnen de IND op dit moment workshops plaats over het horen en de beoordeling van bekeerlingen en zal er binnenkort ook gestart worden met workshops over het horen en de beoordeling van lhbti-zaken. Daarnaast zijn op alle asiellocaties bekerings- en lhbti-coördinatoren werkzaam. Medewerkers kunnen de coördinatoren raadplegen bij vragen over het horen en beslissen in deze zaken. De coördinatoren zorgen ook voor verspreiding van kennis ten aanzien van deze onderwerpen. Tevens worden er vaste intervisiemomenten ingebouwd, waarin medewerkers de dilemma’s waar zij bij het horen en de beoordeling van deze zaken mee geconfronteerd worden kunnen bespreken en waarbij best practices gedeeld kunnen worden.
Hoe gaat u zorgen dat de werkinstructie uit 2018 door alle medewerkers nagevolgd wordt?
Zie antwoord op vraag 11.
Het bericht ‘Mediterranean will be 'sea of blood' without rescue boats, UN warns’ |
|
Joël Voordewind (CU), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Mediterranean will be «sea of blood» without rescue boats, UN warns»?1
Ja.
Wat vindt u van deze waarschuwing van de Verenigde Naties (VN)? In hoeverre heeft u dit met uw collega’s besproken, bijvoorbeeld bij de meest recente JBZ-raad? Gaat u op een bepaalde manier gevolg geven aan deze waarschuwing? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Zowel Nederland, als de overige Europese lidstaten, roepen op om de situatie op de Middellandse Zee te verbeteren. Zoals uw Kamer is gemeld in het verslag van de informele JBZ-Raad,2 vinden momenteel op EU-niveau bijeenkomsten plaats om de situatie op de Middellandse Zee en in het bijzonder de ontscheping van drenkelingen in de EU te bespreken. Op de uitkomsten daarvan zal ik niet vooruitlopen.
Deelt u de mening van de VN dat de kans op verdrinkingen op de Middellandse Zee alleen maar toeneemt sinds het oplaaiende geweld in Libië en de afnemende aanwezigheid van NGO-reddingschepen? Zo nee, waarom niet?
Dergelijke oorzakelijke verbanden zijn lastig aan te tonen. Het risico op verdrinkingen wordt bepaald door diverse factoren, waaronder de weersomstandigheden en het seizoen, de gekozen vaarroute, de door mensensmokkelaars geboden ondersteuning, waaronder met name de zeewaardigheid en uitrusting van boten, alsmede de aanwezigheid van schepen die reddingsoperaties uitvoeren. Daarbij komt dat mensensmokkelaars hun werkwijze voortdurend wijzigen. Waar aanvankelijk sprake was van grotere schepen, worden migranten nu veelal vervoerd in nauwelijks zeewaardige rubberboten. Soms ook met onvoldoende brandstof om de dichtstbijzijnde EU-lidstaten te kunnen bereiken. Het effect van de aanwezigheid en activiteiten van NGO-schepen is onderwerp van debat. Vast staat dat activiteiten van deze schepen effect hebben op het handelen van mensensmokkelaars. EASO heeft geconstateerd, dat smokkelaars op sociale netwerken hun diensten adverteren en daarbij melden in welke gebieden NGO-schepen actief zijn. Ook anderszins zijn de posities van deze schepen via de sociale media kenbaar.3 De kans bestaat dat zowel smokkelaars als opvarenden erop rekenen dat men onderweg zal worden opgepikt.
Overigens tonen cijfers van IOM aan dat het absolute aantal verdrinkingen elk jaar significant afneemt.4 Volgens cijfers van UNHCR valt na maart 2019 geen toename te constateren van het percentage doden en vermissingen van het aantal irreguliere aankomsten over zee via de Centraal Mediterrane route.5
Hoe bereiden de Europese Unie (EU) en Nederland zich voor op komende zomer, gelet op het gegeven dat in de zomer het aantal migranten en vluchtelingen dat de oversteek waagt toeneemt?
Het aantal irreguliere aankomsten in de EU ligt op dit moment lager dan in dezelfde periode in 2018. Het kabinet is positief over het feit dat maatregelen hebben geleid tot een daling van het aantal levensgevaarlijke overtochten. Hoewel de huidige situatie ten opzichte van 2015 wellicht beter onder controle lijkt, is er nog veel werk te verzetten. Daar dringt het kabinet in EU-verband ook doorlopend op aan.
Van belang is dat er op EU-niveau een structurele oplossing komt voor het ontschepingsvraagstuk, dat de samenwerking met (Noord-) Afrikaanse partners verder wordt versterkt, dat de asielprocedure inclusief de opvang in lidstaten van eerste aankomst wordt versterkt, en dat terugkeer wordt bevorderd. Daarnaast wordt gewerkt aan het wegnemen van de grondoorzaken die leiden tot het besluit van mensen om hun land te verlaten. Dit zijn lange termijn investeringen. Zowel het kabinet als de EU hebben hier middelen en experts voor beschikbaar gesteld, waarover met regelmaat met uw Kamer wordt gewisseld. Met uw Kamer zou het kabinet echter graag zien dat in sommige lidstaten sneller stappen worden gezet om structurele verbeteringen door te voeren.
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 3 en 8, neemt met de vermindering van het aantal pogingen tot oversteek ook het absolute aantal verdrinkingen af. De nauwe samenwerking met landen van herkomst en transit draagt hier aan bij. Deze lange-termijn investeringen moeten wat het kabinet betreft worden voortgezet. Door onder andere assistentie te verlenen bij grens- en kustbewaking, te zorgen voor betere, werkende opvang en beschermingsprocedures in deze landen en mensensmokkel- en handel aan te pakken.
Welke trends neemt u waar als het gaat om het aantal verdrinkingen op de Middellandse Zee, sinds het inkrimpen van Operatie Sophia afgelopen maart en de afwezigheid van een groot deel van reddingsschepen van niet-gouvernementele organisaties (ngo's)? Welke conclusies verbindt u aan deze trends?
Kortheidshalve verwijs ik naar de voorgaande beantwoording van vragen 3 en 8. Ten aanzien van Operatie Sophia wijst het kabinet er op dat het aantal door Sophia-schepen geredde drenkelingen de laatste maanden voordat de inzet van schepen op 27 maart 2019 werd opgeschort, zeer beperkt was. Tussen juni en december 2018 vond één reddingsactie plaats waarbij 106 mensen werden gered. Sindsdien hebben Sophia-schepen geen enkele keer reddend op hoeven treden.6Nogmaals wijst het kabinet op het mandaat van Operatie Sophia waar de redding van drenkelingen geen deel van uitmaakt. Het is een verplichting die voortvloeit uit het internationaal zeerecht.
Welke mogelijkheden in Europees verband ziet u om het aantal verdrinkingen op de Middellandse zee terug te dringen, niet alleen op beleidsniveau maar juist ook als het gaat om operationele interventies op korte termijn? Welke specifieke bijdrage kan Nederland daaraan leveren? Welke acties onderneemt u daartoe al en welke acties kunt u nog ondernemen?
Zie antwoord vraag 4.
Welke mogelijkheden ziet u om samen te werken met externe partijen om het aantal verdrinkingen op de Middellandse Zee tegen te gaan?
Het kabinet ziet geen reden om een aparte samenwerking met andere externe partijen op te zetten dan UNHCR, IOM en de autoriteiten van andere landen. In EU-verband wordt intensief samengewerkt met IOM en UNHCR, zowel in EU lidstaten als daarbuiten. Bovendien geldt de plicht om mensen in nood op zee te redden voor iedereen op grond van het internationaal zeerecht en bestaan er duidelijke richtlijnen van de Internationale Maritieme Organisatie en UNCHR in de omgang met drenkelingen die aangeven internationale bescherming te zoeken. Het is zaak dat voor deze groepen veilige havens worden gevonden waar zij zich kunnen wenden tot nationale autoriteiten of UNHCR. Daar is niet alleen sprake van in de EU, maar ook al in andere landen, bijvoorbeeld in Noord Afrika.
Kunt u bevestigen dat het aantal migranten en vluchtelingen dat de overtocht probeert te maken zonder de aanwezigheid van schepen van ngo's, hoger ligt dan mét de aanwezigheid van schepen van ngo's? Deelt u de mening dat het argument dat reddingsboten van ngo's een aantrekkingskracht zou hebben op migranten en vluchtelingen om de overtocht te maken hierbij dus niet opgaat? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kent u het bericht «Asylum seekers in EU on the rise again»?2
Ja.
Kunt u bevestigen dat het aantal mensen dat in de EU asiel heeft aangevraagd sinds januari dit jaar is toegenomen met 15% ten opzichte van vorig jaar? Welke verklaring heeft u hiervoor?
Het totaal aantal asielaanvragen dat in 2019 is gedaan, lag tot en met mei 14% hoger ten opzichte van dezelfde periode in 2018.8 EASO noemt hier meerdere verklaringen voor. De stijging wordt volgens EASO onder andere verklaard door het aantal herhaalde aanvragen, maar met name door de opvallende stijging van het aantal eerste asielaanvragen van onderdanen uit visumvrije landen. Zo zijn in Spanje circa 75% van de ruim 56.800 asielaanvragen in 2019 gedaan door onderdanen uit Venezuela, Colombia, Honduras, Nicaragua en El Salvador.
Kunt u bevestigen dat het aantal asielaanvragen uit Afghanistan is toegenomen met 36%? Welke verklaring heeft u hiervoor?
De cijfers van Eurostat tonen inderdaad een toename van het aantal eerste asielaanvragen dat door Afghanen wordt ingediend. Daarvoor zijn verschillende verklaringen, waaronder de stijging van het aantal aankomsten van Afghaanse onderdanen op de Griekse eilanden. Deels heeft dit te maken met de omstandigheden in Afghanistan zelf. Uit verschillende analyses blijkt echter ook dat er sprake is van een grote groep die eerst langere tijd in andere opvanglanden, zoals Iran, Pakistan en Turkije, verbleef en er recent voor heeft gekozen om door te reizen.
Kunt u bevestigen dat het aantal asielaanvragen uit Syrië is afgenomen met 8%? Welke verklaring heeft u hiervoor?
Uit cijfers van EASO blijkt dat er sprake is van een afname van het aantal eerste asielaanvragen dat door Syriërs wordt ingediend. De afname wordt mede verklaard door de daling van het aantal aankomsten van Syriërs in met name Griekenland.
Wat voor effecten heeft deze totale toename van het aantal asielaanvragen volgens u voor de stabiliteit van het Europese asielbeleid? Welke gevolgen verwacht u op korte en middellange termijn? Welke maatregelen worden er genomen om deze toename op te vangen?
Hoewel het aantal asielaanvragen is toegenomen in vergelijking met het aantal ingediende asielaanvragen tot 2018, is het nog altijd vele malen lager dan in 2015. De toename van het aantal asielaanvragen loopt niet gelijk met de ontwikkelingen in irreguliere aankomsten aan de buitengrenzen. Dit is mede het gevolg van secundaire migratie, maar ook doordat steeds meer onderdanen uit visumvrije landen in met name Spanje asielaanvragen indienen. Dit zet de asielprocedure in verschillende lidstaten onder druk. Het kabinet pleit daarom in EU-verband voor het invoeren van een verplichte grensprocedure waarin snel onderscheid wordt gemaakt tussen zij die recht hebben op bescherming en zij die dat niet hebben. In de tussentijd is het van belang dat lidstaten hun procedures verder versnellen en de terugkeersamenwerking met landen van herkomst wordt verbeterd om te zorgen dat zij die geen recht op asiel hebben zo snel mogelijk terugkeren. Steun van agentschappen EASO en Frontex is hier van groot belang. Het kabinet waardeert dan ook de intensievere samenwerking tussen EASO en Spanje, naast uiteraard de bestaande inzet van EASO en Frontex in Griekenland en Italië.
In hoeverre zijn deze recente cijfers meegenomen in de discussie tijdens de JBZ-raad van 7 en 8 juni 2019 over de nieuwe terugkeerrichtlijn?
Tijdens de discussie die leidde tot een gedeeltelijke algemene oriëntatie inzake de Terugkeerrichtlijn is niet specifiek gesproken over cijfers. In het algemeen benadrukten verschillende lidstaten het belang van efficiënte procedures om versneld terugkeer in gang te zetten. Daarbij noemden zij verschillende aandachtpunten zoals de detentietermijnen en het schorsende effect van herhaalde asielaanvragen en beroep.
De statushouder die een 68 jarige vrouw doodmartelde |
|
Geert Wilders (PVV), Sietse Fritsma (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Verdachte fatale mishandeling Amsterdam is statushouder»?1
Ja
Wat is de nationaliteit van deze verdachte, wanneer is hij tot Nederland toegelaten en op welke grond? Hoe is het mogelijk dat deze gevaarlijke persoon door de screening is gekomen?
Over individuele gevallen doe ik in beginsel geen uitspraken.
Over de screening in het algemeen kan ik zeggen dat de IND deze uitvoert bij alle asielzoekers voorafgaand aan de asielprocedure. Het betreft een onderzoek waarbij de al verzamelde informatie wordt bezien in samenhang met een socialmediacheck. Hierbij wordt bekeken of er sprake is van signalen die kunnen wijzen op een mogelijk gevaar voor de nationale veiligheid, maar ook bijvoorbeeld op betrokkenheid bij misdrijven genoemd in artikel 1F Vluchtelingenverdrag of fraude.
Ook tijdens het verdere verloop van de asielprocedure is de IND alert op nieuwe signalen, zoals bijvoorbeeld klik- of tipbrieven van burgers en slachtoffers/getuigen. Hiernaast zijn de medewerkers van het COA alert op signalen. Als er tijdens de asielprocedure signalen zijn die erop duiden dat de persoon mogelijk een gevaar is voor de nationale veiligheid, kan dit een reden zijn om de verblijfsvergunning te onthouden. Deze signalen worden doorgezet naar de inlichtingen-en-veiligheidsdiensten en politie. Signalen van betrokkenheid bij misdrijven als genoemd in artikel 1F Vluchtelingenverdrag worden doorgezet naar de unit 1F van de IND.
Kunt u garanderen dat de verblijfsvergunning van deze persoon wordt ingetrokken en dat hij, na een hopelijk lange gevangenisstraf, direct uit Nederland wordt verwijderd? Zo nee, waarom niet?
Het is staand kabinetsbeleid dat het vertonen van maatschappelijk onaanvaardbaar gedrag in beginsel gevolgen moet hebben voor een aangevraagde of verleende verblijfsvergunning, ook als dat een asielvergunning is. Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat als een persoon in het bezit is gesteld van een asielvergunning, daarmee is vastgesteld dat hij of zij zelf bescherming van de Nederlandse overheid nodig heeft. Daarom is in internationale verdragen en Europese wetgeving (Procedurerichtlijn, Kwalificatierichtlijn) vastgelegd onder welke omstandigheden een asielvergunning kan worden geweigerd of ingetrokken en wanneer een statushouder, die een (bijzonder) ernstig misdrijf heeft gepleegd, kan worden teruggestuurd naar zijn of haar land van herkomst.
Het vorige kabinet heeft het beleid op dit punt twee maal aangescherpt. Uw Kamer is daarover geïnformeerd bij brieven van 25 november 2015 en 25 mei 2016.2 Het kabinet is van oordeel dat we hiermee de grens hebben bereikt van wat we op dit punt kunnen doen met inachtneming van de Europese regels, maar ook het Vluchtelingenverdrag.3
Over de consequenties in deze individuele zaak merk ik op dat, buiten het feit dat ik hier niet kan ingaan op de individuele omstandigheden van het geval, ik ook niet kan vooruitlopen op het oordeel van de rechter en de eventuele gevolgen voor het verblijfsrecht in deze zaak.
Hoe legt u aan de samenleving en aan nabestaanden van slachtoffers van dit soort gruwelijkheden uit dat u achter het open grenzen beleid blijft staan, ondanks het feit dat u zelf geen enkel idee heeft wat voor tuig u binnenlaat?
Er is in Nederland geen sprake van een opengrenzenbeleid waar het gaat om de toelating van personen die internationale bescherming zoeken. Zoals u bekend is, vindt het kabinet dat het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen voor alle asielzoekers en migranten uit islamitische landen geen realistische, laat staan een structureel wenselijke oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. Het kabinet kiest ervoor risico’s voor de openbare orde zo veel mogelijk te beperken en de veiligheid te bevorderen, waarbij tevens bescherming wordt geboden aan die asielzoekers die bescherming behoeven. Het mag nooit beleid zijn om mensen vanwege hun afkomst of religie te discrimineren of te stigmatiseren.
Bent u bereid de Nederlandse grenzen te sluiten voor alle asielzoekers en alle migranten uit islamitische landen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u voorts bereid alle asielzoekers en statushouders die een misdrijf hebben gepleegd uit Nederland te verwijderen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht ‘Dissidenten uit Hongkong krijgen voor het eerst asiel in Duitsland’ |
|
Attje Kuiken (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving omtrent de demonstratie in Hongkong tegen een nieuwe wet die het mogelijk maakt dat criminelen voortaan aan China worden uitgeleverd en daar worden berecht in plaats van in Hongkong?
Ja.
Heeft u zowel bilateraal als in multilateraal verband uw zorgen geuit over het voornemen van Hongkong om deze wetswijziging door te voeren? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse consul-generaal heeft op 27 mei jl. samen met de EU-vertegenwoordiger en andere EU-partners aan de leider van Hongkong, Chief Executive Carrie Lam, zorgen overgebracht ten aanzien van het wetsvoorstel, de gevolgen voor ingezetenen van Hongkong en EU-burgers in Hongkong, en de positie van Hongkong als internationaal financieel centrum. In het gesprek, dat mede op initiatief van Nederland plaatsvond, is ook opgeroepen adequaat aandacht te besteden aan de zorgen van de inwoners van Hongkong. De EU heeft op 12 juni jl. in een verklaring gesteld dat ze veel van de zorgen van de burgers in Hongkong deelt, en de autoriteiten van Hongkong opgeroepen in dialoog te treden met de bevolking.1
Kunt u aangeven wat de (mogelijke) gevolgen zijn voor de Nederlanders en de Nederlandse bedrijven die gevestigd zijn in Hongkong?
Indien de wetswijziging was aangenomen, zou dat hebben betekend dat personen die zich in Hongkong bevinden, waaronder Nederlanders, door Hongkong uitgeleverd hadden kunnen worden naar jurisdicties waarmee Hongkong geen formele afspraken omtrent uitlevering heeft. Op 15 juni jl. heeft Chief Executive Carrie Lam echter aangekondigd de behandeling van de wetwijziging op te schorten en met alle geledingen in de samenleving het gesprek aan te gaan over haar plannen. Het kabinet zal de ontwikkelingen nauwgezet blijven volgen en zal zo nodig bezien wat de eventuele gevolgen zouden moeten zijn voor de samenwerking met Hongkong op het gebied van overlevering van voortvluchtige delinquenten.
Welke mogelijke risico’s lopen zij wanneer de aangepaste wetgeving is doorgevoerd?
Zie antwoord vraag 3.
Gaat u maatregelen nemen ten behoeve van de veiligheid van de Nederlanders en de Nederlandse bedrijven? Zo nee, waarom niet?
Aangezien de behandeling van het wetsvoorstel is opgeschort, is het nemen van maatregelen op dit moment niet aan de orde. Nederland kan overigens geen maatregelen treffen die de rechtsgang in een ander land beïnvloeden. Het is daarom van belang dat Nederlanders die in Hongkong wonen of die op doorreis zijn in Hongkong zich blijven informeren over de ontwikkelingen.
Heeft u overleg met uw Europese en andere internationale collega’s over de gevolgen van de wetswijziging voor de veiligheid van mensen en bedrijven die nu in Hongkong gevestigd zijn? Zo ja, wat levert dit overleg op? Zo nee, waarom niet?
Het Nederlandse consulaat-generaal te Hongkong volgt de ontwikkelingen nauwgezet en staat hiervoor in contact met gelijkgestemde landen, het (Nederlandse) bedrijfsleven in Hongkong, alsmede het maatschappelijke middenveld in Hongkong. De zorgen die onder hen leven zijn mede overgebracht in het gesprek met Chief Executive Carrie Lam.
Heeft u tevens kennisgenomen van het bericht «Dissidenten uit Hongkong krijgen voor het eerst asiel in Duitsland» van 22 mei 2019?1
Ja.
Deelt u de opvatting van mensenrechtenorganisaties, zoals Amnesty International, die zeggen dat Duitsland hiermee in zekere zin erkent dat het rechtssysteem in Hongkong niet onafhankelijk is? Zo nee, waarom niet?
Nee. De beslissing op een asielaanvraag is een beoordeling van de individuele omstandigheden van de aanvrager en richt zich op de vraag welke risico’s de aanvrager loopt bij terugkeer naar het land (of gebied) van herkomst. Uit de verlening van een asielstatus in enkele gevallen zijn geen conclusies te trekken over de algemene situatie in politieke of rechtsstatelijke zin in het land (of gebied) van herkomst. Gelet hierop heeft het bericht dan ook geen gevolgen voor het asielbeleid in Nederland en acht het kabinet het niet nodig om contact op te nemen met de Duitse collega’s over de achtergrond van de asielverlening – nog afgezien van de juridisch beperkte ruimte voor Duitsland om informatie over een individuele casus te delen.
Heeft u contact gehad met uw Duitse collega over de achtergrond van het verlenen van asiel op grond van politieke vervolging? Zo nee, waarom niet? Zo ja, heeft dit (mogelijk) gevolgen voor het beleid in Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke gevolgen heeft dit?
Zie antwoord vraag 8.
Maakt u zich zorgen over de wijze waarop burgerlijke vrijheden steeds meer onder druk komen te staan door bemoeienis van het Chinese vasteland?
De onafhankelijke rechtspraak, de openmarkteconomie en het respect voor burgerlijke vrijheden zijn de belangrijkste fundamenten van het succes van Hongkong als samenleving en als financieel-economisch centrum. Deze zaken zijn bovendien vastgelegd in de Basic Law – de «minigrondwet» van Hongkong. Op grond daarvan geniet Hongkong binnen het zogenaamde «One Country, Two Systems»-model een hoge mate van autonomie binnen de Volksrepubliek China. Het is van belang dat alle betrokken partijen dit respecteren.
Gaat u in internationaal verband steun vergaren om de regering van Hongkong te bewegen de voorgenomen wetswijziging in heroverweging te nemen? Zo nee, waarom niet?
De Hongkongse overheid heeft reeds besloten de behandeling van de wetswijziging op te schorten en met alle geledingen in de samenleving het gesprek aan te gaan over de plannen. Het kabinet zal de ontwikkelingen in Hongkong nauwgezet blijven volgen, en ook in gesprek blijven met de Hongkongse overheid.
De problemen inzake het asielbeleid |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Broekers-Knol mag puinruimen; oplossing voor falend asielbeleid gevraagd»?1
Ja.
Erkent u dat sprake is van een falend asielbeleid? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat er sprake is van een falend asielbeleid erken ik niet. Nederland heeft een solide asielstelsel. In haar onderzoek naar langdurig verblijf van vreemdelingen zonder bestendig verblijfsrecht heeft de commissie Van Zwol onder meer geconcludeerd dat het Nederlandse asielbeleid en de praktijk fatsoenlijk op orde zijn. De Nederlandse uitvoerende diensten in de asielketen functioneren, zo blijkt uit Europees en ander vergelijkend onderzoek, meer dan gemiddeld goed. Wel constateert de commissie dat er verbeteringen mogelijk zijn; meest in het bijzonder op het terrein van (sturing op) wacht- en doorlooptijden.
Verbeteringen liggen daarnaast onder meer op het terrein van terugkeer en vreemdelingenbewaring. Met name deze laatste aanpassingen hebben vaak een Europese en internationale dimensie en vragen om een kabinetsbrede inzet, onder andere op het vlak van relaties met de landen van herkomst. Die brede inzet is onderdeel van de integrale migratieagenda van dit kabinet, waarover uw Kamer jaarlijks geïnformeerd zal worden. De eerste Rapportage Integrale migratieagenda zal zo snel mogelijk na het zomerreces en uiterlijk een maand voor de begrotingsbehandeling van Justitie en Veiligheid aan uw Kamer worden gezonden.
Waarom acht u zichzelf geschikt de enorme problemen in de asielketen op te lossen, terwijl uw voorgangers daar jammerlijk in zijn tekortgeschoten?
De kwalificatie dat mijn voorgangers tekortgeschoten zijn, deel ik niet. De punten waar verbetering nodig is, liggen deels buiten Nederland en vragen om een lange adem. Mijn voorgangers hebben goede dingen gedaan. Ik zal mij maximaal inzetten op de verbeterpunten verdere voortgang te realiseren. Daarnaast zet ik mij in voor goede aansturing van de asielketen om de doorlooptijden sterk te bekorten.
Welke concrete doelen heeft u zich gesteld gedurende uw ambtstermijn te verwezenlijken? Welke concrete wijzigingen van het asielbeleid zijn noodzakelijk teneinde uw doelen te verwezenlijken? Op welke momenten en op welke wijze zult u meten of u voldoende voortgang boekt om die doelen te verwezenlijken?
Voor mijn concrete doelen refereer ik aan het regeerakkoord 2017 «Vertrouwen in de toekomst», waarin de beleidsvoornemens van het kabinet op het gebied van asiel en migratie staan. De voornemens zijn nader uitgewerkt in de Kamerbrief van 29 maart 2018 over de integrale migratieagenda.2
Erkent u dat een toestand van ongecontroleerde massa-immigratie rampzalige gevolgen kan hebben voor het voortbestaan van een verzorgingsstaat?
Zoals ook door mijn ambtsvoorganger op 3 december 2018 aan u is geantwoord,3 kan voor personen, maar ook voor landen, migratie een bron van voorspoed, innovatie en duurzame ontwikkeling zijn. Geordende, veilige en reguliere migratie kan vele kansen bieden. In algemene zin kan worden gesteld dat migratie niet alleen voordeel biedt voor migranten zelf, maar ook voor de ontvangende staten, indien migranten in hun eigen levensonderhoud voorzien, deelnemen aan de arbeidsmarkt en geïntegreerd zijn. Het kabinet sluit echter niet de ogen voor de negatieve effecten van migratie, zowel regulier als irregulier. In het geval van reguliere migratie, waakt het kabinet voor het risico van verdringing op de arbeidsmarkt en bevordert het de integratie van migranten. Dat is waarom het kabinet inzet op een integrale aanpak van migratie waarbij het ook zaak is dat personen zonder rechtmatig verblijf Nederland verlaten en personen die hier mogen blijven actief meedoen aan de samenleving.
Hoe beschouwt u de ingrijpende veranderingen in de samenstelling van de Nederlandse bevolking, die het gevolg zijn van het in de laatste decennia gevoerde asielbeleid? Ziet u hierin vooral kansen of vooral bedreigingen?
Zie antwoord vraag 5.
Hoeveel asielzoekers kan Nederland naar uw mening nog maximaal per jaar opvangen? Hoe gaat u ervoor zorgen dat dit aantal niet overschreden wordt?
De vraag naar het aantal asielzoekers dat Nederland maximaal per jaar kan opvangen, is niet concreet te beantwoorden. Wel kan ik u antwoorden dat, zoals genoemd in de Kamerbrief van 29 maart 2018 over de integrale migratieagenda, de inzet van het kabinet gericht is op een beheersing die tot doel heeft dat migranten niet ongecontroleerd doorreizen en in kwetsbare posities terecht komen.
Bent u bekend met het Australische asielbeleid? Zo ja, hoe beoordeelt u dit beleid?
Ja, het Australische asielbeleid is mij bekend. Alhoewel het Australisch model niet uitdrukkelijk tot voorbeeld dient, zijn vergelijkbare elementen terug te vinden in het Europese en nationale denken over asiel en migratie. Denk bijvoorbeeld aan het concept van de ontschepingsplatforms voor migranten die worden onderschept op de Middellandse Zee, uit de conclusies van de Europese Raad van 28 juni 2018. Een ander voorbeeld is de in het regeerakkoord genoemde veilige opvang van asielzoekers in de regio en het afsluiten van, bij voorkeur in Europees verband, overeenkomsten met veilige derde landen die materieel voldoen aan de voorwaarden van het Vluchtelingenverdrag.
Bent u bereid de mogelijkheden te onderzoeken voor een grondige herziening van het Nederlandse asielbeleid? Zo nee, waarom niet?
Een belangrijke conclusie in het rapport van de commissie Van Zwol is dat een verbetering van de nationale asielprocedure niet gezocht moet worden in (weer) een aanpassing van de nationale wet- en regelgeving, maar dat een verbetering gezocht moeten worden in uitvoering van het huidige beleid. Uw Kamer ontvangt kort na het zomerreces mijn beleidsreactie op de conclusies en aanbevelingen van die commissie.
Voor de aanpassingen die meer een Europese en internationale dimensie hebben, is onder meer de hervorming van het gemeenschappelijk Europees asielstel (GEAS) essentieel. Belangrijke speerpunten voor mij zijn het tegengaan van secundaire migratie, het verbeteren en Europees breed invoeren van grensprocedures om snel aan de buitengrens een onderscheid te kunnen maken tussen asielzoekers met een kansrijk en minder kansrijk asielverzoek, en een verruiming van de mogelijkheden van vreemdelingenbewaring om te voorkomen dat vreemdelingen zich aan terugkeer onttrekken.
Hoe zou het bedrag van 100 miljoen euro, dat het kabinet op grond van de Voorjaarsnota jaarlijks extra uittrekt voor de asielketen, naar uw oordeel besteed moeten worden?
De besteding van de middelen die op grond van de Voorjaarsnota extra uitgetrokken worden voor de asielketen zullen worden besteed aan een stabiele financiering van de asielketen, zodat het operationele proces beter kan worden ingericht, het aantal mensen dat sinds de asielcrisis in 2015 in procedure is afneemt en de doorlooptijden worden teruggebracht. In onderstaande tabel zijn de bedragen opgenomen die beschikbaar zijn gesteld ten opzichte van de eerdere (afnemende) meerjarenbegrotingsreeks.
IND
74
100
89
65
COA
86
204
162
126
Nidos
– 21
– 16
– 17
-18
RvdR
10
6
6
6
Kinderpardon
13
162
294
240
179
Hoe lang duurt het op dit moment gemiddeld tot een asielaanvraag in behandeling wordt genomen en hoe lang gemiddeld tot een aanvraag is afgehandeld? Wat vindt u van die termijnen?
Het datawarehouse van de IND registreert de wachttijden, of de Rust- en Voorbereidingstijden nog niet als zodanig. De IND stuurt op doorlooptijden, deze zijn per spoor opgenomen in de tabel hieronder.
Spoor 1
13 weken
n.v.t.
Spoor 2
4 weken
99%
Spoor 4 AA
24 weken
50%
Spoor 4 VA
41 weken
28%
De IND kan niet voor iedere persoon vooraf zeggen hoe lang de procedure gaat duren. In de tabel staat voor ieder asielspoor de gemiddelde doorlooptijden bij uitstroom. Dit geeft aan hoe lang een persoon in procedure heeft gezeten die in april zijn beslissing heeft ontvangen. In de tabel staat ook hoeveel procent van de beslissingen binnen de wettelijke beslistermijn genomen is.
Waarom hebben asielzoekers die nog niets hebben bijgedragen aan de Nederlandse maatschappij recht op een dwangsom, indien hun asielaanvraag niet tijdig wordt behandeld? Wat vindt u van deze regeling?
De Wet dwangsom is erop gericht bestuursorganen tijdig te laten beslissen. Voor asielverzoeken betekent «tijdig» binnen de in de Vreemdelingenwet voorgeschreven beslistermijn. Momenteel zijn er achterstanden bij de IND op asielzaken in spoor 4. Mijn inzet is erop gericht – parallel aan het doel van de Wet dwangsom – dat de IND weer zo snel mogelijk, en in ieder geval binnen de wettelijke beslistermijn, beslist op asielaanvragen. In de brief van mijn ambtsvoorganger van 17 april 2019 is de verwachting uitgesproken dat de IND in 2021 het grootste deel van de zaken in spoor 4 weer binnen de wettelijke termijn kan afdoen.4 Ik wil hierbij benadrukken dat asielaanvragen in spoor 1 en 2 prioriteit krijgen en nu reeds (ruim) binnen de wettelijke termijn worden afgedaan.
Hoeveel euro heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) sinds 2015 in totaal al uitgekeerd aan dwangsommen, wegens te trage afhandeling van asielaanvragen?
In de IND-systemen kan geen volledige uitsplitsing worden gemaakt in welke werksoort (asiel/regulier/nareis) een dwangsom is uitgekeerd. Wel kunnen de totale bedragen aan uitgekeerde dwangsommen worden geleverd. Hier komt uit dat de IND vanaf 2015 tot op heden (31 mei 2019) in totaal een bedrag van circa € 4,1 miljoen aan dwangsommen heeft uitbetaald. Oorzaak van het oplopen van de bedragen is nader toegelicht in mijn antwoord op uw vraag 12.
t/m 31 mei 2019
1.500
2018
1.500
2017
700
2016
300
2015
100
4.100
Erkent u dat de achterstanden bij de IND kleiner zouden worden, indien er minder asielzoekers toegelaten worden? Zo ja, bent u bereid zich in te spannen voor wijzigingen in het asielbeleid, waardoor er minder asielzoekers worden toegelaten? Zo nee, hoeveel personeel heeft de IND naar uw mening, bovenop de huidige +/- 3.000 fte, nog nodig teneinde de achterstanden weg te werken?
Nee. Zoals ook geantwoord op vraag 12 is in de brief van mijn ambtsvoorganger van 17 april 2019 en in het algemeen overleg van 23 april 2019 de verwachting uitgesproken dat de IND in 2021 het grootste deel van de zaken in spoor 4 weer binnen de wettelijke termijn kan afdoen. In deze brief van 17 april 2019 is ook aangegeven hoeveel mensen de IND daarvoor naar verwachting nog zal aannemen, waarbij ook meespeelt dat de IND een beperkte capaciteit heeft om nieuwe mensen op te leiden en in te werken.
Hoe gaat u voorkomen dat asielzoekers en hun eventuele nakomelingen zich, in afwachting van de beslissing op hun aanvraag, in Nederland wortelen?
Of een asielzoeker is «geworteld» in de Nederlandse samenleving, is niet objectief vast te stellen. In het regeerakkoord is wel de maatregel opgenomen dat asielzoekers van wie de aanvraag een kleine tot geen kans van slagen heeft, in de middelgrote centra gaan blijven. Zij zullen direct in de snelle procedure komen. Een afwijzing zal vervolgens meteen leiden tot een uitzettingsprocedure. In aanvulling daarop heeft mijn ambtsvoorganger de commissie Van Zwol gevraagd om onderzoek te doen naar langdurig verblijvende vreemdelingen zonder bestendig verblijfsrecht. Zoals al gezegd, ontvangt uw Kamer kort na het zomerreces mijn beleidsreactie op de uitkomsten van dat onderzoek.
Hoe ziet uw noodplan eruit voor het geval er opnieuw een acute asielcrisis, vergelijkbaar met die van 2015, optreedt? Kan dat plan voorkomen dat er wederom in enkele maanden tijd ongecontroleerd tienduizenden kansarme asielzoekers Nederland binnen komen?
In het Regeerakkoord is afgesproken dat er wordt gewerkt aan een asielsysteem dat flexibeler en (maatschappelijk en financieel) effectiever is: «Nederland moet blijvend flexibel kunnen reageren op schommelingen in de omvang en/of samenstelling van de instroom. Hiervoor hebben we een flexibel asielsysteem nodig, dat zowel maatschappelijk als financieel effectiever is dan het nemen van ad hoc maatregelen. Binnen dit systeem moeten opvang, de asielprocedure en integratie dan wel terugkeer integraal worden benaderd en de samenwerking in de vreemdelingenketen en met gemeenten worden versterkt».
Om deze ambities tot uitvoering te brengen, is het Programma Flexibilisering Asielketen gestart. Hierin werken het Ministerie van JenV en de ketenpartners (IND, COA, DT&V, Politie, Koninklijke Marechaussee en DJI) samen met maatschappelijke en bestuurlijke partners (gemeenten, provincies, NGO’s, de rechtspraak etc.) en andere ministeries aan verschillende maatregelen. Hierbij worden lessen getrokken uit de ervaringen met grote schommelingen in de instroom in 2015 en 2016. Op basis van het Regeerakkoord is een tweeledige doelstelling voor het programma geformuleerd: het bewerkstelligen van een flexibeler en effectiever asielsysteem, dat kan inspelen op schommelingen en dat bijdraagt aan het verwezenlijken van de uitkomsten van het asielproces, namelijk integratie dan wel terugkeer.
Voor de aanpassingen die meer een Europese en internationale dimensie hebben, verwijs ik u naar mijn antwoorden op uw vragen 8 en 9.
Hoeveel kosten de talloze en eindeloze juridische procedures die door asielzoekers gevoerd worden de Nederlandse belastingbetaler op jaarbasis?
De gevraagde gegevens, uitgesplitst naar juridische procedures die door of namens asielzoekers worden gevoerd, zijn niet beschikbaar.
Biedt Nederland asielzoekers meer rechten, dan waar Nederland zich verdragsrechtelijk toe verplicht heeft? Zo ja, bent u bereid de rechten van asielzoekers te versoberen?
Op een beperkt aantal onderdelen biedt het Nederlandse asielstelsel meer rechten dan waartoe wij strikt gehouden zijn op grond van de Europese en internationale verplichtingen. Vaak hangen deze samen met de specifieke inrichting van het Nederlandse stelsel.
Wat is de huidige stand van zaken omtrent de veiligheid in asielzoekerscentra (AZC’s)? Hoeveel gevallen van agressie, bedreiging, geweld, seksuele intimidatie en overig crimineel of overlastgevend gedrag doen zich er gemiddeld per week nog voor?
Middels de Rapportage Vreemdelingenketen 2018 is recent uw Kamer recent
geïnformeerd over de mate waarin agressie en geweld voorkomt op COA-locaties.
In de brieven van 17 april 20195 en 1 juli 20196 hebben mijn ambtsvoorganger en ik uw Kamer geïnformeerd over verschillende maatregelen die zijn en worden genomen om overlastgevend gedrag zowel binnen als buiten COA opvanglocaties aan te pakken. Het is nog te vroeg om definitieve conclusies te trekken over de ontwikkeling hiervan in 2019.
Is er al een einde gekomen aan de onveilige werkomstandigheden voor medewerkers van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA)? Zo nee, hoe gaat u ervoor zorgen dat medewerkers van het COA zich weer veilig gaan voelen op de werkvloer?
Het is onaanvaardbaar dat personeel van het COA haar werk onder onveilige omstandigheden zou moeten uitvoeren en dat bewoners en omwonenden overlast ervaren. De medewerkers van het COA zijn opgeleid voor en ervaren in het omgaan met een bepaalde mate aan incidenten. Incidenten worden geregistreerd en in geval van crimineel gedrag wordt er aangifte gedaan bij de politie. Geweld tegen medewerkers met een publieke taak is echter volstrekt onacceptabel.
In de brieven van 17 april 2019 en 1 juli 2019 hebben mijn ambtsvoorganger en ik uw Kamer geïnformeerd over verschillende maatregelen die zijn en worden genomen om overlastgevend gedrag zowel binnen als buiten de COA opvanglocaties aan te pakken. Zo kan het COA bij overlastgevend gedrag de verstrekkingen zoals vastgesteld in de Regeling Verstrekkingen Asielzoekers onthouden. Hierbij valt te denken aan het ontzeggen van de opvang. Daarnaast is er extra DJI personeel ingezet op de extra begeleiding en toezichtlocatie (EBTL) in Hoogeveen, waar het regime sinds mei is aangescherpt.
Welke disciplinaire maatregelen worden opgelegd aan asielzoekers die zich gedurende hun verblijf in een AZC schuldig maken aan crimineel of overlastgevend gedrag?
In het geval van incidenten, overlast of het overtreden van de huisregels spreekt het COA bewoners aan op hun gedrag en legt hen zo nodig maatregelen op in het kader van het Regeling Onthouding Verstrekkingen (ROV). Deze maatregelen houden onder andere in dat het COA financiële verstrekkingen kan inhouden of (al dan niet) tijdelijk het verblijf op de opvanglocatie kan onthouden. Daarnaast kan het COA overlastgevende bewoners – afhankelijk van de individuele situatie – overplaatsen naar een EBTL. In het geval van crimineel gedrag wordt aangifte gedaan bij de politie, waarna het Openbaar Ministerie vervolging kan instellen.
Komen asielzoekers die zich gedurende hun verblijf in een AZC schuldig maken aan crimineel of overlastgevend gedrag nog in aanmerking voor een verblijfsvergunning? Zo ja, waarom?
Het is staand kabinetsbeleid dat het vertonen van crimineel gedrag in beginsel gevolgen moet hebben voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning, ook als dat een asielvergunning is. Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat als een persoon in aanmerking komt voor internationale bescherming, hij of zij zelf bescherming van de Nederlandse overheid nodig heeft. Daarom is in internationale verdragen en Europese wetgeving vastgelegd wanneer een asielvergunning kan worden geweigerd of ingetrokken als een asielzoeker een (bijzonder) ernstig misdrijf heeft gepleegd.
Het vorige kabinet heeft het beleid op dit punt tweemaal aangescherpt. Uw Kamer is daarover geïnformeerd bij brieven van 25 november 2015 (Kamerstuk II, vergaderjaar 2015–2016, 19 637, nr. 2069) en 25 mei 2016 (Kamerstuk II, vergaderjaar 2015–16, 19 637, nr. 2188). In de eerste brief is de strafmaat op grond waarvan een vergunning kan worden ingetrokken fors naar beneden bijgesteld. Eerder moest er sprake zijn van een gevangenisstraf van 18, respectievelijk 24 maanden, afhankelijk van de verblijfsvergunning. Nu is dat teruggebracht tot 6, respectievelijk 10 maanden. In de tweede brief is daaraan toegevoegd dat ook voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen en taakstraffen kunnen meetellen, onder andere in zedenzaken. Het kabinet is van oordeel dat we hiermee de grens hebben bereikt van wat we op dit punt kunnen doen met inachtneming van de Europese regels, bijvoorbeeld de Procedurerichtlijn, de Kwalificatierichtlijn, maar ook het Vluchtelingenverdrag.
Wat heeft u geleerd van de politieke doodzonde die uw voorganger heeft begaan, door het parlement desinformatie te verstrekken over criminaliteit onder asielzoekers?
Mijn ambtsvoorganger heeft in het debat van 21 mei 2019 met uw Kamer gesproken over de informatieverstrekking over criminaliteit door asielzoekers. Ik zie geen aanleiding daar nu nader op te reflecteren.
Bent u bereid het parlement voortaan gevraagd en ongevraagd te informeren omtrent strafbare feiten die door asielzoekers worden gepleegd en omtrent overige informatie die kennelijk relevant is in het asieldebat? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat dit ook gebeurt? Zo nee, waarom niet?
Recent, op 1 juli 2019, heb ik uw Kamer een nadere duiding door politie en Openbaar Ministerie van de geregistreerde incidenten die in verband gebracht kunnen worden met asielzoekers, doen toekomen. In die brief is ook ingaan op het proces dat ik voor ogen heb voor de toekomstige informatievoorziening aan uw Kamer op dit punt.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat uw ambtenaren voortaan geen cijfers of andere informatie meer verdoezelen? Welke maatregelen zijn reeds genomen jegens hen die zich hier onder het bewind van uw voorganger daaraan schuldig hebben gemaakt?
Op dit moment vindt een evaluatie plaats van het proces van totstandkoming van het cijfermatige overzicht dat onderdeel was van de Rapportage Vreemdelingen Keten 2018 en van de voorbereiding en besluitvorming daaromtrent. Na afronding van deze evaluatie zal ik uw Kamer nader informeren.
Kunt u een overzicht verstrekken van de hoeveelheid strafbare feiten waar asielzoekers van worden verdacht of reeds voor veroordeeld zijn, waarbij per type delict onderscheid gemaakt wordt tussen asielzoekers uit islamitische landen en asielzoekers uit niet-islamitische landen? Zo nee, waarom niet?
Zoals gezegd heb ik uw Kamer bij brief van 1 juli 2019 geïnformeerd over de toegezegde nadere duiding door politie en Openbaar Ministerie van de geregistreerde incidenten die in verband gebracht kunnen worden met asielzoekers. In die brief ben ik ook ingegaan op het proces dat ik voor ogen heb voor de toekomstige informatievoorziening aan uw Kamer op dit punt. De geloofsovertuiging van betrokkenen zal bij de presentatie van cijfers aan de Kamer geen criterium zijn.
Waarom komen asielzoekers met een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, na vijf jaar in aanmerking voor een permanente verblijfsvergunning, in plaats van dat ook na die termijn periodiek wordt bekeken welke asielzoekers terug kunnen naar hun land van herkomst? Hoe beoordeelt u dit beleid?
Van asielzoekers die een verblijfsvergunning asiel hebben gekregen, wordt verwacht dat zij integreren en bijdragen aan de Nederlandse samenleving. Daar hoort dan ook bij dat zij een vergunning kunnen krijgen met een bestendig karakter.
Hoeveel Syriërs die sinds 2014 naar Nederland zijn gekomen en aan wie een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is verstrekt, komen bij ongewijzigd beleid, de komende vijf jaren in aanmerking voor een permanente verblijfsvergunning?
Conform het geldende beleid geldt dat vluchtelingen die vijf jaar in het bezit zijn van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in aanmerking kunnen komen voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd wanneer zij aan de voorwaarden voor verlening hiervan voldoen. Eén van deze voorwaarden is het inburgeringsvereiste. Vanaf 2014 hebben circa 78.000 vreemdelingen met een Syrische nationaliteit een positief besluit gekregen op een asielaanvraag of een afhankelijke aanvraag om een verblijfsvergunning voor nareis of gezinshereniging. Potentieel zou de groep die de komende vijf jaar in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd net zo groot kunnen zijn ervan uitgaande dat in alle zaken aan alle voorwaarden wordt voldaan. Bij dit cijfer is geen rekening gehouden met eventuele (tussentijdse) intrekkingen van verblijfsstatussen in de tussenliggende periode. Ook met tussentijds vertrek is geen rekening gehouden.
Houdt u rekening met de mogelijkheid dat veel Syriërs die naar Nederland zijn gevlucht, graag in Nederland blijven, zelfs wanneer Syrië weer veilig is?
Voor de beschermingsvraag is relevant of een asielzoeker in zijn herkomstland een risico op vervolging en/of een onmenselijke behandeling loopt zoals omschreven in het Vluchtelingenverdrag, het Europees verdrag voor de Rechten van de Mens, en het EU-recht. Of de situatie in Syrië weer veilig genoeg is om naartoe terug te keren, wordt door mij beoordeeld op basis van objectieve bronnen over de situatie aldaar, waaronder de ambtsberichten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Op het moment dat de informatie uit die objectieve bronnen daartoe voldoende aanleiding geeft, zal ik het landgebonden beleid voor Syrische asielzoekers herzien. Om een actueel beeld te vormen over de veiligheidssituatie in Syrië is het Ministerie van Buitenlandse Zaken om een thematisch ambtsbericht gevraagd. Dat verwacht ik deze zomer. Mocht dit aanleiding geven om het landengebonden asielbeleid voor Syrië (en daarmee het terugkeerbeleid) te wijzigen, dan zal ik zoals gebruikelijk uw Kamer hierover informeren.
Deelt u de mening dat de Syrische mannen die gevlucht zijn en hun vrouwen en kinderen hebben achtergelaten, indien Syrië weer veilig is zo snel mogelijk zouden moeten terugkeren om te helpen met de wederopbouw van hun land?
Zie antwoord vraag 29.
Bent u op de hoogte van het standpunt van de Syrische overheid dat het land weer voldoende veilig is voor de degenen die het nodig vonden om te vluchten, teneinde terug te keren en te helpen met de wederopbouw van het land?
Zie antwoord vraag 29.
Bent u ermee bekend dat vele tienduizenden Syriërs die tijdens de oorlog naar diverse buurlanden, niet zijnde verzorgingsstaten, zijn gevlucht inmiddels weer zijn teruggekeerd teneinde te helpen met de wederopbouw van het land?
Of de situatie in Syrië dusdanig ten goede is veranderd om het landgebonden asielbeleid aan te passen, wordt door mij beoordeeld op basis van de ambtsberichten van het Ministerie van buitenlandse zaken over de (veiligheids)situatie in dat land. De situatie in dat land is leidend voor dat beleid en niet aspecten als het voorkomen van toekomstige vergunningverstrekking aan degenen die daar, op basis van internationale en Europese verplichtingen aanspraak op hebben.
Bent u bereid het oordeel omtrent de terugkeermogelijkheden van Syriërs zo spoedig mogelijk te wijzigen en daarmee te voorkomen dat er de komende jaren onnodig tienduizenden permanente verblijfsvergunningen worden verstrekt?
Zie antwoord vraag 32.
Kunt u een schatting geven van de aantallen vreemdelingen die momenteel in Nederland verblijven, terwijl zij daar geen recht hebben (hierna: illegalen)? Hoeveel van hen verblijven momenteel in vreemdelingendetentie?
De migratieketen heeft niet rechtstreeks zicht op de populatie illegaal in Nederland verblijvende personen. Deze proberen zich immers juist aan het zicht van de migratie-autoriteiten te onttrekken. Om die reden heeft het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) «illegalenschattingen» uitgevoerd. De meest recente schatting met betrekking tot niet (meer) rechtmatig (illegaal) verblijvende personen, uitgevoerd door het WODC, dateert uit 2015. De gebruikte methode schat de populatie illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen voor de periode van 1 juli 2012 tot en met 30 juni 2013 op 35.530, met een 95% betrouwbaarheidsinterval lopend van 22.881 tot 48.179. In 2018 is er een vooronderzoek afgerond voor een nieuwe versie van de illegalenschatting. De verwachting is dat de nieuwe illegalenschatting rond de jaarwisseling wordt afgerond.
In 2018 hebben er 3.720 «unieke» personen in vreemdelingenbewaring gezeten (afgerond op tientallen).
Hoeveel illegalen verlaten ons land wekelijks gemiddeld vrijwillig en hoeveel onvrijwillig?
In de Rapportage Vreemdelingenketen 2018 is een tabel opgenomen (pagina 45, tabel 6.1) die inzicht geeft in het vertrek van het aantal onrechtmatig in Nederland verblijvende migranten die bekend zijn bij de overheid. Het gaat onder meer om migranten voor wie de DT&V een vertrekproces heeft gestart, om migranten die met hulp van IOM zijn vertrokken en migranten die Nederland hebben verlaten nadat hen de toegang tot Nederland is geweigerd.
Niet alle migranten die onrechtmatig in Nederland zijn of zijn geweest, zijn bekend (geweest) bij de overheid. Bijvoorbeeld omdat zij zich nooit hebben gemeld bij de IND met een verzoek tot het verkrijgen van rechtmatig verblijf in Nederland.
Wat is het beleid ten aanzien van illegalen die weigeren Nederland te verlaten?
Vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf (meer) hebben maar weigeren om zelfstandig uit Nederland te vertrekken, kunnen gedwongen worden uitgezet. Voor een gedwongen terugkeer naar het land van herkomst is bij ongedocumenteerde vreemdelingen wel de medewerking van de autoriteiten van de land nodig. Het kabinet zet zich in om landen die onvoldoende samenwerken ertoe te bewegen beter mee te werken.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat illegalen zo spoedig mogelijk, al dan niet vrijwillig, Nederland verlaten?
Uitgangspunt van het terugkeerbeleid is dat vreemdelingen die niet (meer) rechtmatig in Nederland verblijven, zelfstandig uit Nederland vertrekken. Om dat zelfstandige vertrek te stimuleren kunnen vreemdelingen ondersteuning en hulp krijgen. Bijvoorbeeld van de DT&V en de Internationale Organisatie voor Migratie. Dit kan onder meer een financiële vergoeding zijn en/of hulp zijn bij het regelen van terugkeerpapieren of een vliegticket. De overheid geeft ook subsidies aan enkele projecten van organisaties en ngo’s die duurzaam vertrek bevorderen. Deze organisaties kunnen maatwerk leveren, afgestemd op de behoeften van de vreemdeling. Indien de vreemdeling geen gehoor geeft aan zijn wettelijke vertrekplicht verschuift de drang naar dwang en is de overheid bevoegd deze vreemdeling uit te zetten (gedwongen terugkeer). Zoals al eerder gezegd, zet het kabinet zet zich in om landen die onvoldoende samenwerken bij gedwongen vertrek ertoe te bewegen beter mee te werken.
Erkent u dat de opvang van illegalen, zoals die plaatsvindt in de gemeente Amsterdam, in strijd is met het kabinetsbeleid? Zo ja, bent u bereid er in het kabinet op aan te dringen in Amsterdam in te grijpen?
Mijn voorganger heeft uw Kamer in zijn brief van 29 november 2018 geïnformeerd over de ontwikkeling van Landelijke Vreemdelingenvoorzieningen (LVV’s).7 Intussen zijn met vijf steden, waaronder Amsterdam, convenanten gesloten over de begeleiding en opvang van vreemdelingen zonder recht op verblijf en zonder rijksopvang. Met betrekking tot deze LVV’s verwijs ik uw Kamer verder naar mijn recente antwoord op de vragen van het lid Becker (VVD). Ook heb ik uw Kamer een stand van zaken van de LVV’s toegezegd in de brief over terugkeer die u na het zomerreces ontvangt.
Erkent u dat pardonregelingen, waarbij illegalen massaal alsnog een verblijfsvergunning krijgen, ertoe kunnen leiden dat hoop gewekt wordt bij alle illegalen en hen motiveert zich tegen uitzetting te blijven verzetten? Zo nee, waarom niet?
Ik erken de genoemde nadelen van pardonregelingen. Het kabinet is niet voornemens een nieuwe pardonregeling in te stellen.
Kunt u garanderen dat u zich, koste wat kost, ertegen zult verzetten dat er onder uw bewind opnieuw een pardonregeling tot stand wordt gebracht?
Zie antwoord vraag 39.
Hebben illegalen nog recht op rechtsbijstand? Zo ja, hoeveel kost dit de Nederlandse belastingbetaler op jaarbasis?
Het recht op effectieve toegang tot de rechter is verankerd in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (EU-Handvest). Artikel 18 van de Grondwet bepaalt dat ieder zich in rechte en in administratief beroep kan doen bijstaan. Of een persoon recht heeft op rechtsbijstand is afhankelijk van het object van het geschil en de draagkracht van de persoon. Dat betekent dat ook een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft in sommige gevallen recht heeft op rechtsbijstand.
De kosten voor gesubsidieerde rechtsbijstand worden jaarlijks door de Raad voor Rechtsbijstand neergelegd in een openbare rapportage met de titel «Monitor Gesubsidieerde Rechtsbijstand». In deze rapportage wordt de stand van zaken over het gehele stelsel van rechtsbijstand beschreven alsmede de uitgaven per rechtsgebied. Zo blijkt dat in het jaar 2016 voor het migratierecht (te weten asielrecht, vreemdelingenrecht en vreemdelingenbewaring) in totaal 54 miljoen euro aan uitgaven zijn vastgesteld (blz 218) en voor 2017 44 miljoen euro (blz 257). Over het jaar 2018 is nog geen rapportage gepubliceerd. De uitgaven voor het migratierecht bedroegen voor dat jaar 42 miljoen euro. De verblijfsstatus van een vreemdeling wordt niet geregistreerd.
Erkent u dat een soevereine staat niet kan voortbestaan zonder grenzen? Zo nee, waarom niet?
Of een staat niet kan voortbestaan zonder grenzen, is een hypothetische vraag waar ik geen antwoord op kan geven. Wat Nederland betreft, zijn de Nederlandse buitengrenzen onderdeel van de gemeenschappelijke buitengrens van het Schengengebied. Conform Europese regelgeving zijn lidstaten primair verantwoordelijk voor de bewaking van hun grenzen.
Erkent u dat deugdelijke grenscontrole een positieve bijdrage kan leveren aan de nationale veiligheid en openbare orde? Zo nee, waarom niet?
Effectief beheer van de grenzen dient meerdere doelen. Zo is bestrijding van illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit een belangrijk doel. Tevens is grensbeheer van belang voor de nationale veiligheid en openbare orde en draagt het bij aan de facilitatie van het grensproces van reizigers.
Op welke wijze worden de Nederlandse grenzen momenteel gecontroleerd? Is dit naar uw oordeel een effectieve wijze?
Controle van de Nederlandse buitengrenzen vindt conform het Schengenacquis, waaronder de Schengengrenscode plaats waarbij aan de buitengrenzen systematische grenscontroles plaatsvinden. In de binnengrenszone met België en Duitsland wordt in het kader van Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) binnenlands vreemdelingentoezicht uitgevoerd. Het MTV betreft niet-systematische controles, die als doel hebben illegaal verblijf, mensensmokkel en documentfraude in een zo vroeg mogelijk stadium tegen te gaan. De effectiviteit van grenscontroles wordt continue verbeterd. Zie tevens mijn antwoord op uw vraag 46.
Hoeveel vreemdelingen treden naar schatting jaarlijks onrechtmatig Nederland binnen?
Dit is niet bekend. De KMar voert Mobiel Toezicht Vreemdelingen controles uit op basis van beschikbare informatie en op basis van steekproeven. Aangezien er binnen het Schengengebied sprake is van open grenzen wordt niet iedere grenspassant gecontroleerd en geregistreerd. In hoofdstuk 5.2 van de Rapportage Vreemdelingenketen 2018 staan cijfers over de toezichtstaken van de Politie en de Kmar in het kader van het bestrijden van illegaliteit in de vorm van binnenlands toezicht. Dit betreft ook (mobiel) toezicht nabij de binnengrenzen en (mobiel) toezicht op de haventerreinen. Binnenlands vreemdelingentoezicht is bedoeld om (on)rechtmatigheid van een verblijf vast te stellen. Hiertoe kunnen personen worden staande gehouden en kan een identiteitsonderzoek worden verricht.
Welke wijzigingen op het gebied van grenscontrole zouden naar uw oordeel noodzakelijk zijn teneinde te voorkomen dat vreemdelingen onrechtmatig Nederland binnentreden?
Nederland voert conform de Schengengrenscode systematische grenscontroles uit ten aanzien van passagiers die de Schengenbuitengrenzen passeren. Op Europees niveau zijn diverse maatregelen genomen om de effectiviteit van grenscontroles te verbeteren. Een belangrijk onderdeel hiervan is de implementatie van het slimme grenzenpakket, waaronder de Europese ontwikkelingen ten aanzien van Entry-Exit systeem, ETIAS en interoperabiliteit. In het Entry-Exit systeem zullen de in- en uitreisgegevens van alle derde landers worden geregistreerd. In het kader van ETIAS zullen niet-visumplichtige reizigers, op basis van de vooraf verstrekte persoonsgegevens, in een pre-screeningproces gecontroleerd worden om te bepalen of hij/zij een risico vormt vanuit het oogpunt van illegale migratie en veiligheid. Interoperabiliteit houdt in dat centrale EU informatiesystemen onderling kunnen communiceren en samenwerken, hetgeen moet zorgen voor beter beheer van de buitengrens van het Schengengebied en voor verhoogde interne veiligheid binnen de Europese Unie.
Welke internationale rechtsregels verzetten zich ertegen dat wij onze grenzen deugdelijk kunnen controleren? Hoe gaat u zich ervoor inspannen dergelijke regels aan te laten passen?
Nederland voert conform het Schengenacquis en in lijn met internationale verplichtingen effectieve buitengrenscontroles.
Bent u bereid in het kabinet ervoor te pleiten in internationaal verband te bewerkstelligen dat wij onze grenzen weer deugdelijk kunnen controleren?
Zie antwoord vraag 47.
Kunt u de gestelde vragen tijdig en afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Het merendeel van u vragen heb ik, zoals u dat noemt, afzonderlijk van elkaar beantwoord. Enkele vragen heb ik, zoals u hierboven hebt gezien, tezamen beantwoord.
Het bericht ‘Te weinig tijd, te veel moeite, te veel geld: IND stuurde criminelen niet weg’ |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Te weinig tijd, te veel moeite, te veel geld: IND stuurde criminelen niet weg»?1
Ja.
Klopt het dat er verslagen zijn van bijeenkomsten waarin medewerkers van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aangeven dat vanwege werkdruk en druk vanuit het management bewust wordt overgegaan tot het opvoeren van niet-intrekkingen van de verblijfsvergunning en het afsluiten van dossiers van criminele asielzoekers? Zo ja, waren deze verslagen bekend bij uw departement en bij de commissie de Leeuw, op welk moment, en wat is hiermee gebeurd?
De twee verslagen uit mei 2017 en februari 2018 waaruit de NRC heeft geciteerd, zijn verslagen van interne werkbesprekingen van medewerkers van het team herbeoordelingen asiel van de IND Zwolle met het management. Daarin is in onderling vertrouwen gesproken over ontwikkelingen die betrekking hadden op het team. Ik vind het van belang dat bij een overheidsorganisatie als de IND een open gesprek kan plaatsvinden tussen medewerkers en management in een vertrouwelijke omgeving.
Jaarlijks krijgt het team herbeoordelingen asiel een groot aantal signalen met informatie (hetzij individuele meldingen via de mail, per brief of telefonisch, hetzij automatische gegenereerde berichten door wijziging van bijvoorbeeld de BRP-inschrijving) die aanleiding kunnen zijn tot het doen van onderzoek naar de vraag of de asielvergunning kan worden ingetrokken. Het team onderzoekt of de informatie of het signaal voldoende concreet en zwaarwegend is en beoordeelt vervolgens of in het licht van alle relevante aspecten van de zaak tot intrekking kan worden overgegaan. Daarbij maakt dit team afwegingen, die vaak, mede als gevolg van (Europese) jurisprudentie, complex zijn.
Door de commissie De Leeuw wordt onderschreven dat de vele rechtsregels inclusief jurisprudentie waaraan de IND gehouden is bij mogelijke intrekkingen op basis van openbare orde het complex kunnen maken om daadwerkelijk in te trekken.
Uit de twee verslagen is mij niet gebleken dat vanwege werkdruk en druk vanuit het management bewust is overgegaan tot het opvoeren van niet-intrekkingen van de verblijfsvergunning en het afsluiten van dossiers van criminele asielzoekers. Wel is het bij een organisatie als de IND, die te maken heeft met wisselende werkvoorraden, gebruikelijk om – zeker in tijden van hoge werkdruk – te prioriteren. De IND heeft dat gedaan door zaken die betrekking hebben op openbare ordeaspecten die kunnen leiden tot een intrekking, met voorrang te behandelen.
De commissie De Leeuw heeft desbetreffende verslagen niet opgenomen in de lijst met geraadpleegde documentatie. Ik meen evenwel niet dat er op relevante onderdelen een discrepantie bestaat tussen het beeld dat naar voren komt uit deze verslagen en de conclusies van de commissie.
Hoe verklaart u de discrepantie tussen de conclusies van de commissie de Leeuw dat werkdruk niet doorslaggevend is voor het overgaan tot niet-intrekkingen en het beeld dat in het NRC-artikel wordt opgeroepen?
De commissie De Leeuw heeft een analyse gemaakt van documentatie en gegevens uit het informatiesysteem van de IND. Op basis hiervan heeft de commissie verdiepende interviews gehouden met IND-medewerkers en -managers, waaronder die van het team herbeoordelingen asiel in Zwolle. De conclusie van de commissie is gebaseerd op een brede basis van bronnen. Zoals vermeld in het antwoord op vraag 2, is er naar mijn mening geen sprake van een discrepantie met genoemde verslagen.
Deelt u de mening dat de IND de onlangs aangescherpte juridische mogelijkheden om een verblijfsvergunning te kunnen intrekken maximaal moet benutten om te zorgen dat criminelen die onze gastvrijheid misbruiken het land kunnen worden uitgezet?
Waar de IND op grond van de wet en jurisprudentie tot het oordeel komt dat een asielvergunning kan worden ingetrokken, wordt daadwerkelijk ingetrokken.
Klopt het dat door IND-medewerkers dan wel management, vanwege de benodigde tijdsinspanning, in bepaalde gevallen bewust wordt gekozen om niet de procedure voor intrekking van een vergunning te starten, dan wel te doorlopen, maar over te gaan tot niet-intrekking? Zo ja, in hoeveel gevallen van de 55.925 berichten die in de periode januari 2017 tot en met februari 2019 bij de IND binnenkwamen heeft dit een rol gespeeld? Zo nee, waarom niet?
Nee. Jaarlijks krijgt het team herbeoordelingen asiel vele signalen die aanleiding kunnen zijn tot het doen van onderzoek naar de vraag of een asielvergunning kan worden ingetrokken. Zoals aangegeven, worden in tijden van hoge werkdruk signalen die betrekking hebben op openbare orde aspecten die kunnen leiden tot een intrekking, met voorrang opgepakt. Dit betekent dat minder urgente signalen of kansarme intrekkingszaken dan minder prioriteit krijgen. Door medewerkers en management is niet gestuurd op het niet intrekken van asielvergunningen van criminele asielzoekers. De blijkt evenmin uit de eerdergenoemde verslagen.
Wat is de beleidsvrijheid van een medewerker bij de IND om bij een crimineel antecedent tot een niet-intrekking over te gaan zonder de volledige procedure te doorlopen, terwijl er wel een indicatie is dat intrekking mogelijk zou kunnen zijn? Wilt u overwegen deze beleidsvrijheid in te perken, door het principe in te voeren dat bij een indicatie dat intrekking vanwege criminele activiteiten mogelijk zou kunnen zijn, altijd moet worden gepoogd dat ook te doen?
De medewerker van de IND maakt bij het bepalen of een verblijfsvergunning kan worden ingetrokken een aantal afwegingen die, mede als gevolg van jurisprudentie, complex zijn.
Zo moet, naast de bepaling of sprake is van een (bijzonder) ernstig misdrijf, worden getoetst of de vreemdeling door zijn persoonlijk gedrag een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormt die een fundamenteel belang van de samenleving aantast. Vaak moet daarnaast ook worden getoetst aan artikel 8 EVRM en moeten medische omstandigheden en andere individuele aspecten worden meegewogen. Wanneer deze veelal juridische wegingen hebben plaatsgevonden en uitwijzen dat intrekking van het verblijfsrecht aan de orde is, vindt dit ook plaats. De medewerker heeft in dat geval niet de vrijheid om te besluiten niet in te trekken. Ik zie dan ook geen aanleiding voor inperking.
Kunt u inventariseren in hoeveel van de gevallen zonder juridische procedure is overgegaan tot een niet-intrekking en bent u bereid deze zaken te laten herbeoordelen, zodat bij criminelen met een verblijfsvergunning mogelijk alsnog tot intrekking kan worden overgegaan?
In alle zaken waarin is geoordeeld dat er onvoldoende grond was om de asielvergunning in te trekken, heeft een juridische afweging plaatsgevonden. Er is dan ook geen grond voor de gevraagde herbeoordeling.
Bent u bereid de recent aangekondigde extra middelen voor de IND, niet alleen te benutten voor het terugbrengen van de termijnen voor de algemene asielaanvragen, maar juist ook in te zetten voor voldoende capaciteit voor het beoordelen van zaken waarin tot intrekking dan wel uitzetting zou kunnen worden overgegaan? Zo ja, hoeveel extra trekt u hiervoor uit? Zo nee, waarom niet?
De extra middelen stellen de IND in staat om extra te investeren in processen en capaciteit, onder meer voor het beoordelen van intrekkingszaken. Momenteel wordt bezien hoeveel extra capaciteit er bij team herbeoordelingen asiel nodig is.
Onderwijs en leerlingenvervoer aan vluchtelingenkinderen |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat voorschoolse educatie en onderwijs aan vluchtelingenkinderen niet alleen een recht is, maar ook essentieel voor hun ontwikkeling en bijdraagt aan integratie en participatie in de samenleving?
Ieder kind in Nederland heeft recht op onderwijs en goed onderwijs is essentieel voor de ontwikkeling van kinderen. Onderwijs is van groot belang voor de integratie van kinderen die nieuw zijn in Nederland en hun functioneren in de samenleving.
Ook de ontwikkeling in de eerste jaren van een kind is essentieel en kwalitatief goede voorschoolse educatie draagt bij aan de vroege ontwikkeling van kinderen. Zoals ik al eerder heb toegezegd in een schriftelijk overleg over onderwijs aan nieuwkomers, ga ik met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (hierna: COA) in gesprek over de toegang tot voorschoolse educatie van peuters in de asielopvang.1 Daarnaast zal ik een onderzoek doen naar het aanbod van voorschoolse educatie voor peuters in de asielopvang, naar aanleiding van de aangenomen motie van lid Westerveld.2
Wat is uw algemene beeld van het onderwijs aan vluchtelingenkinderen? Is bekend of het reguliere onderwijs en de internationale schakelklas (isk) voldoende is toegerust om deze kinderen een passend aanbod te bieden?
Er wordt door scholen heel hard gewerkt om alle kinderen die nieuw zijn in Nederland zo goed mogelijk onderwijs te bieden. Uit de Staat van het Onderwijs blijkt dat de onderwijskwaliteit van de basisscholen die nieuwkomersonderwijs geven voldoet aan de daarvoor gestelde eisen. De kwaliteit van het nieuwkomersonderwijs is de laatste jaren stabiel voldoende.3
Het onderwijs aan nieuwkomers stelt scholen wel voor een uitdaging. Het is een vak apart om kinderen die nieuw zijn in het land Nederlands te leren. Ook vertoont de schoolloopbaan van nieuwkomers veel overgangen, vaak door verhuizingen horend bij de asielprocedure of de overstap naar een reguliere school. Daarom ondersteun ik scholen waar mogelijk bij deze uitdaging, bijvoorbeeld via de aanvullende bekostiging voor nieuwkomers en door subsidie te verlenen aan LOWAN, de organisatie die scholen ondersteunt die het onderwijs aan nieuwkomers verzorgen in het primair en het voortgezet onderwijs. Zij organiseren onder meer goed bezochte studiedagen en regionale bijeenkomsten waar informatie en expertise gedeeld wordt. Daarnaast maken zij voor het voortgezet onderwijs handreikingen gericht op bijvoorbeeld doorstroom naar vervolgonderwijs en loopbaanoriëntatie en -begeleiding.
Tevens ondersteun ik in het voortgezet onderwijs de ontwikkeling van leerlijnen met uitstroomprofielen om doorstroom in het reguliere onderwijs op het juiste niveau te bevorderen. Deze leerlijnen zijn ontwikkeld door LOWAN en het Kennisinstituut voor Taalontwikkeling van de Universiteit van Amsterdam.
Herkent u de signalen dat kinderen naar een lager niveau gaan dan zij qua IQ en met passende begeleiding (bijvoorbeeld extra taallessen) aan zouden kunnen? Zo ja, wat kunt u doen om dit verbeteren?
De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) geeft in de laatste Staat van het Onderwijs (in tabel 2.9a op pagina 76) gegevens over de schooladviezen voor nieuwkomers in vergelijking met schooladviezen voor alle leerlingen.4 Nieuwkomers stromen in vergelijking met andere leerlingen bijna drie keer zo vaak uit naar de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo en bijna acht keer vaker naar het praktijkonderwijs, en relatief minder vaak naar met name havo en vwo. Ook zien we dat nieuwkomers die 4 jaar of langer in Nederland zijn, vaker naar hogere onderwijsniveaus uitstromen dan nieuwkomers die korter in Nederland verblijven.
We zien dat kinderen met een grote taalachterstand het Nederlandse onderwijs binnenkomen. Taalverwerving kost tijd, een taalachterstand brengt het risico met zich mee dat een kind minder makkelijk zijn of haar onderwijsloopbaan doorloopt. Het is bekend dat hoe ouder een kind is wanneer hij of zij nieuw in Nederland komt, hoe lastiger het is om het Nederlandse onderwijs te volgen. Wanneer een kind maar korte tijd in Nederland het primair onderwijs volgt, dan is de overstap naar het voortgezet onderwijs logischerwijs ook lastiger. Het Centraal Planbureau heeft ook op basis van een cohortonderzoek vastgesteld dat ieder jaar dat een nieuwkomer eerder Nederland binnenkomt, de kans om een diploma in het hoger onderwijs te halen stijgt.5
Om te zorgen dat scholen optimaal onderwijs kunnen bieden aan kinderen van nieuwkomers zijn er, naast de reguliere bekostiging, verschillende regelingen waarmee aanvullende bekostiging wordt verstrekt. Mijn beleid is erop gericht dat scholen deze middelen gebruiken om gespecialiseerd en regionaal georganiseerd onderwijs voor nieuwkomers aan te bieden. Ik ben blij met de grote inzet van scholen die dit onderwijs geven. Scholen en gemeenten kunnen hun eigen afwegingen maken hoe dit precies wordt vormgegeven. Er zijn bijvoorbeeld veel basisscholen die nieuwkomerskinderen voor één tot anderhalf jaar opvangen in schakelklassen die gericht zijn op de Nederlandse taal, zodat kinderen zo goed mogelijk worden voorbereid op het reguliere onderwijs. Andere scholen maken de afweging om nieuwkomerskinderen juist in reguliere klassen op te vangen, maar hen daarbij wel extra taalonderwijs aan te bieden.
Wat zijn de laatste cijfers inzake onderadvisering van vluchtelingenkinderen? Kunt u hierbij aangeven wat de doorstroom en uitstroomniveaus van leerlingen met een vluchtachtergrond zijn ten opzichte van andere leerlingen?
Zie voor de laatste cijfers over advisering het antwoord op vraag 3. In hoeverre er sprake is van onderadvisering, is op basis van deze cijfers niet precies te zeggen.
De inspectie heeft in de Staat van het Onderwijs aangegeven dat het de vraag is of het basisonderwijs er in de beschikbare tijd in slaagt om bij nieuwkomers een voldoende basis te leggen voor een passende uitstroom naar het vo. Hierbij is het belangrijk om rekening te houden met hetgeen ik in het antwoord op vraag 3 heb aangegeven: taalverwerving kost tijd en hoe ouder het kind is wanneer het in het Nederlandse onderwijs start, hoe groter de uitdaging voor het kind en het onderwijs.
Wordt bijgehouden hoeveel kinderen uit de brede groep nieuwkomers tijdelijk of langere tijd niet naar school gaan, inclusief de redenen voor dit verzuim? Zo ja, kunt u ons een overzicht sturen?
Nee, dit wordt niet bijgehouden. Er zijn bij Ingrado (de vereniging van leerplichtambtenaren) alleen algemene cijfers bekend over de hoeveelheid leerlingen die niet naar school gaan, maar deze cijfers zijn niet uitgesplitst naar achtergrond van de leerling en dus ook niet naar de verblijfsduur van de leerling in Nederland. Volgens Europese richtlijnen moeten kinderen na binnenkomst in Nederland ten minste binnen drie maanden naar school en dit lukt in Nederland in vrijwel alle gevallen. Uit een eerdere inventarisatie van het COA bleek dat 94% van de leerplichtige asielzoekerskinderen naar school ging6.
Herkent u signalen dat scholen soms aanmeldingen van nieuwkomers weigeren en kinderen daardoor soms niet in de eigen buurt naar school kunnen? Zo ja, mag dit volgens wet- en regelgeving? Zo nee, waar kunnen deze signalen worden gemeld en hoe wordt dit opgepakt?
De inspectie heeft bij mij aangegeven individuele signalen te kennen, maar hier geen concrete cijfers over te hebben. Voor de kinderen in de asielopvang maakt COA bestuurlijke afspraken met de gemeente over het onderwijs: gemeenten nemen hiermee de verantwoordelijkheid op zich voor het onderwijs van de kinderen in de asielopvang. In de praktijk zien we dat gemeenten in gesprek gaan met de schoolbesturen om samen te bepalen naar welke school de kinderen uit de asielopvang gaan. In het uitzonderlijke geval waarin mij een signaal bereikt dat kinderen uit de asielopvang toch niet naar school gaan, gaat het ministerie met de betrokken partijen in gesprek om te zorgen dat deze kinderen zo snel mogelijk wel naar school gaan. In het voortgezet onderwijs zien we in de praktijk dat internationale schakelklassen vaak een regionale functie hebben, zodat zij zich kunnen specialiseren in het onderwijs aan nieuwkomers. In het primair onderwijs specialiseren scholen zich ook, maar wordt de reisafstand voor de kinderen waar mogelijk kleiner gehouden in verband met hun jongere leeftijd.
De regelgeving voor toelating tot scholen maakt geen uitzonderingen voor nieuwkomers. De basisregel voor toelating in het primair en voortgezet onderwijs is te vinden in artikel 40 Wet op het primair onderwijs respectievelijk artikel 27 Wet op het voorgezet onderwijs: het uitgangspunt is dat het bevoegd gezag de voorwaarden voor toelating bepaalt. Scholen mogen toelatingsbeleid voeren op denominatieve gronden (volgt uit artikel 23 van de Grondwet), maar ook op basis van vrijheid van inrichting (pedagogische-organisatorische autonomie). Voor openbare scholen is die ruimte beperkter dan voor bijzondere scholen, omdat voor het openbaar onderwijs de garantiefunctie van algemene toegankelijkheid en algemene beschikbaarheid geldt. Scholen dienen hun toelatingsbeleid consequent toe te passen en mogen bij het voeren van dit beleid niet in strijd handelen met grondrechten, zoals het gelijkheidsbeginsel.
Wie is verantwoordelijk voor hulp aan de ouders (of begeleiders of verantwoordelijke NIDOS voogden), zodat kinderen naar school kunnen? Wat houdt deze verantwoordelijkheid in?
Ouders die nieuw zijn in Nederland zijn, net als alle andere ouders, verantwoordelijk voor het onderwijs aan hun kinderen. Wanneer een alleenstaande minderjarige vreemdeling een voogd via het NIDOS heeft, dan biedt het NIDOS waar nodig ondersteuning aan de voogd zodat een kind naar school gaat. Wanneer een gezin op een COA-locatie verblijft, dan biedt het COA de ouders hulp zodat de kinderen naar school kunnen. Als een gezin niet in de opvang van COA verblijft, dan vervalt deze ondersteuning. In de praktijk biedt onder andere Vluchtelingenwerk Nederland maatschappelijke begeleiding aan vluchtelingen, wanneer zij naar een eigen woning in de gemeente verhuizen. Vluchtelingenwerk Nederland helpt met praktische zaken, onder meer met het zoeken van een school voor de kinderen. Daarnaast kunnen ouders die nieuw zijn in Nederland, net als andere ouders, met vragen over het onderwijs contact zoeken met het informatiepunt van Ouders & Onderwijs.
Wie kan erop worden aangesproken als op school geen passende plek is of leerlingenvervoer niet wordt geregeld?
Wanneer het gaat om een kind met extra ondersteuningsbehoefte, dan kan het schoolbestuur aangesproken worden wanneer er geen passende plek op een school is. Wat betreft leerlingenvervoer heeft mijn voorganger Sander Dekker gemeenten opgeroepen om coulant om te gaan met verzoeken tot leerlingenvervoer van deze doelgroep. Over de afspraken met gemeenten heeft hij uw Kamer geïnformeerd op 20 mei 2016.7
Wie kan worden aangesproken op schoolverzuim voor kinderen van wie de ouders niet in beeld zijn en wie heeft daarbij een rol om dit schoolverzuim aan te pakken?
Net als bij iedere andere leerling is hier een taak weggelegd voor de leerplichtambtenaar. Wanneer het een kind betreft van wie de ouders niet in beeld zijn, dan is de voogd of het NIDOS aanspreekpunt in het geval van schoolverzuim.
Klopt het dat het recht op leerlingenvervoer via het COA vervalt wanneer een gezin een woning krijgt toegewezen en dat de aanvraag voor leerlingenvervoer dan weer helemaal opnieuw moet worden gedaan?
Ja, dat klopt. Wanneer een gezin een woning krijgt toegewezen, dan is het COA niet langer verantwoordelijk voor de opvang en begeleiding van het gezin en derhalve ook niet voor het vervoer van het kind van en naar school. Meestal betekent de toewijzing van een woning dat een gezin verhuist naar een andere gemeente, dan moet er als het vervoer nog steeds noodzakelijk is door de ouders een nieuwe aanvraag ingediend worden bij de gemeente waar het kind woont. In mijn antwoord op vraag 12 ga ik nader in op het leerlingenvervoer.
Klopt het dat door het ontbreken van leerlingenvervoer kinderen soms wekenlang niet naar school kunnen? Zo ja, wat kunt u hier aan doen?
Deze signalen zijn bij mij en bij de inspectie niet bekend.
Bent u bereid om met gemeenten afspraken te maken zodat ouders en kinderen (en waar van toepassing voogden) beter worden ondersteund in het aanvragen van leerlingenvervoer?
Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 8, heeft mijn voorganger Sander Dekker gemeenten opgeroepen coulant om te gaan met verzoeken tot leerlingenvervoer van deze doelgroep. Het COA maakt over iedere opvanglocatie bestuurlijke afspraken met de gemeente, waar onderwijs een onderdeel van is. Hierbij maken de gemeente en COA ook afspraken over het faciliteren van onderwijs (en daarmee ook het leerlingenvervoer), conform de Regeling verstrekkingen asielzoekers. Wanneer een kind niet langer bij COA verblijft, dan geldt dezelfde regelgeving als voor alle andere leerlingen en is de gemeente verantwoordelijk voor het eventuele leerlingenvervoer. Taalklassen, schakelklassen of Internationale Schakelklassen (ISK’s) kunnen beschouwd worden als de «dichtstbijzijnde toegankelijke school»: voor leerlingen die naar deze voorzieningen moeten voor een passend aanbod, geldt de verordening leerlingenvervoer van de gemeente waar zij verblijven. Omdat er bij mij geen signalen bekend zijn dat kinderen soms langere tijd niet naar school gaan door het ontbreken van leerlingenvervoer, zie ik geen aanleiding om hier nadere afspraken over te maken.
Deelt u de mening dat fietsen naar school soms een probleem is omdat jonge kinderen die uit landen komen met een andere fietscultuur, vaak niet kunnen fietsen? Zo ja, wat kunt u doen om gemeenten te ondersteunen in het bieden van hulp aan deze ouders (en zo nodig voogden)?
Het COA biedt asielzoekers een programma over verkeersveiligheid, met de mogelijkheid tot fietslessen om hen kennis te laten maken met onze fietscultuur. In het voortgezet onderwijs biedt LOWAN ondersteuning, samen met de VO-raad.
Het bericht ‘Nederlanderschap afpakken van Syriëganger blijkt ondanks wet lastig’ |
|
Antoinette Laan-Geselschap (VVD) |
|
![]() |
Wat verstaat u onder «actief beleid» ten aanzien van het intrekken van de nationaliteit van Nederlandse uitreizigers?1
Artikel 14, vierde lid, Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) bepaalt dat in het belang van de nationale veiligheid het Nederlanderschap kan worden ingetrokken van een persoon die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt en die zich buiten het Koninkrijk bevindt als uit zijn gedragingen blijkt dat hij zich heeft aangesloten bij een terroristische organisatie die is genoemd in het Besluit vaststelling lijst organisaties die bedreiging vormen voor nationale veiligheid. Ten aanzien van de persoon moet de conclusie kunnen worden getrokken dat hij een gevaar voor de nationale veiligheid is. Op grond van recente jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak2 van de Raad van State moet blijken van aansluiting en handelingen op of na 11 maart 2017, aangezien dit de datum is van publicatie van de lijst van terroristische organisaties waarvoor geldt dat aansluiting tot intrekking Nederlanderschap kan leiden. De intrekking mag niet tot staatloosheid leiden. Bij de intrekking van het Nederlanderschap wordt onder meer rekening gehouden met het strafrechtelijke belang van opsporing, vervolging, berechting en de mogelijkheid van tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf.
Beleid is dat in alle gevallen waarin aan deze voorwaarden voor intrekking van het Nederlanderschap wordt voldaan een beoordeling plaatsvindt of het Nederlanderschap kan worden ingetrokken.
Klopt de berichtgeving dat het openbaar ministerie (OM) en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) nauwelijks meewerken aan dit beleid? Zo ja, welke redeneren hebben zij daarvoor? Wat gaat u doen teneinde te zorgen dat die medewerking er wel komt?
De betrokken organisaties, waaronder het IND, OM en de AIVD, zijn binnen de voor hen geldende wettelijke kaders betrokken rond de uitvoering van artikel 14, vierde lid, RWN. Zowel het OM als de AIVD hebben ten aanzien van de RwN geen eigenstandige taak.
Op 2 april 2019 is in uw Kamer de motie van de leden Laan-Geselschap en Van Toorenburg aangenomen waarin de regering wordt verzocht om «uiterlijk voor het zomerreces 2019 actief de dossiers van alle onderkende Nederlandse uitreizigers, man of vrouw, te beoordelen op de mogelijkheid van het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid, en de Kamer hierover te informeren». Aan deze motie wordt nu in samenwerking tussen betrokken diensten uitvoering gegeven. Over de resultaten hiervan wordt uw Kamer voor het zomerreces geïnformeerd.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat het OM prioriteit gaat geven aan het intrekken van de nationaliteit van uitreizigers in plaats van aan strafrechtelijke vervolging?
De wettelijke taak van het Openbaar Ministerie is de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. De intrekking van het Nederlanderschap is een bestuurlijke maatregel van de Minister van Justitie en Veiligheid waaraan uitvoering wordt gegeven door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Een prioriteitstelling binnen het OM gericht op intrekking van het Nederlanderschap is derhalve niet aan de orde, het OM heeft hierin immers geen taak. Onderdeel van de procedure tot intrekking van het Nederlanderschap op grond van artikel 14, vierde lid, RWN is dat het OM desgevraagd aangeeft of met de intrekking van het Nederlanderschap het belang van strafrechtelijke vervolging op onaanvaardbare wijze wordt geschaad zodat dit in de besluitvorming kan worden betrokken.
Ziet u nog andere manieren of bronnen om aan te tonen dat een Syriëganger nog actief is geweest voor een terroristische organisatie?
Een intrekking kan worden gebaseerd op een individueel ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst waarin staat dat iemand zich heeft aangesloten bij een terroristische organisatie, waaruit handelingen ten behoeve van deze organisatie blijken. Tevens kan een gerechtelijk vonnis in een strafzaak voldoende bruikbare informatie bevatten voor intrekking van het Nederlanderschap.
Klopt het dat het OM en de AIVD weinig prioriteit geven aan dit beleid? Zo ja, hoe rijmt zich dat met uw stelling dat u actief beleid voert op het intrekken van het Nederlanderschap? Hoe gaat u ervoor zorgen dat dit voortaan wel prioriteit krijgt?
Zie antwoord vraag 2.
Kan een Syriëganger, die nog een straf moet uitzitten, ook worden geweigerd aan de grens? Zo nee, waarom niet? Is dit dan reden om deze terroristen niet langer bij verstek te veroordelen?
Na intrekking Nederlanderschap zal de betrokken persoon eveneens ongewenst worden verklaard. Het is een ongewenst vreemdeling niet toegestaan om het Schengengebied in te reizen. Het OM heeft de plicht om een eventuele door de rechtbank opgelegde straf te executeren. Gelet op de eigen wettelijke taak zal het OM bij aantreffen van de persoon in het buitenland de IND verzoeken de ongewenst verklaring tijdelijk op te heffen. Bijvoorbeeld om een door de rechter opgelegde straf te executeren. Een verzoek om tijdelijke opheffing van de ongewenst verklaring van een persoon van wie het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid is ingetrokken, zal ter beoordeling aan de Staatssecretaris en Minister van Justitie en Veiligheid worden voorgelegd. Tijdens en na het uitzitten van een gevangenisstraf wordt ingezet op het vertrek uit Nederland zodat de betrokkene direct of zo snel mogelijk Nederland verlaat.
Als u het intrekken van de nationaliteit als een belangrijk onderdeel van de strijd tegen terrorisme ziet, hoe gaat u dan zorgen dat alles in het werk gesteld wordt dit ook daadwerkelijk te doen en meer intrekkingen voor elkaar te krijgen? Hoe gaat u zorgen dat dit topprioriteit wordt van alle betrokken partijen? Welke andere of nieuwe partijen wilt u nog gaan inzetten teneinde dit te realiseren?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 werken de betrokken organisaties intensief samen rond het intrekken van de nationaliteit op grond van artikel 14 vierde lid RWN. Daarnaast wordt in het kader van de motie van de leden Laan-Geselschap en Van Toorenburg op dit moment de dossiers van alle Nederlandse uitreizigers bezien op de mogelijkheid van intrekking van het Nederlanderschap. Over de voortgang van de uitvoering van deze motie is uw Kamer op schriftelijke wijze geïnformeerd.
Kunt u met concrete voorbeelden toelichten hoe u erop toeziet dat dit middel waar nodig wordt ingezet? Wat verstaat u onder «waar nodig»?
In dertien zaken is het Nederlanderschap ingetrokken op grond van artikel 14 vierde lid RWN sinds de totstandkoming van de wet. Dit is gebeurd op basis van informatie van de AIVD of een gerechtelijke veroordeling. In twee zaken is het besluit van de IND door de Raad van State vernietigd omdat niet aangetoond was dat aansluiting bij een terroristische organisatie heeft voortgeduurd tot en met tenminste 11 maart 2017, de datum waarop het besluit tot vaststelling van de lijst van terroristische organisaties die een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid in werking is getreden. Deze worden opnieuw bezien op de mogelijkheid van intrekking van het Nederlanderschap. In de overige elf zaken loopt nog een beroepsprocedure.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg Terrorisme op 26 juni 2019?
Ja.
De Rapportage vreemdelingenketen 2018 |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u een feitenrelaas aan de Kamer toesturen over de totstandkoming van de Rapportage vreemdelingenketen 2018? Zo nee, waarom niet?
Kunt u toelichten waarom, nadat bleek dat ernstige misdrijven onder het kopje «overig» waren gezet, het Ministerie van Justitie en Veiligheid in eerste instantie aangaf dat de politie de incidentencijfers had samengesteld? Hoe reflecteert u achteraf op deze communicatie?1
Waarom werd besloten de politie en het openbaar ministerie (OM) een spreekverbod op te leggen? In samenspraak met wie werd dit besproken en besloten? Vindt u dit achteraf een verstandige beslissing geweest?2
Welke afwegingen zijn er gemaakt bij de totstandkoming van de gekozen wijze van rapporteren? Kunt u elke afweging afzonderlijk benoemen en toelichten? Zo nee, waarom niet?
In hoeverre was er ruimte voor een tegengeluid in de discussie over de wijze van rapporteren en hoe werd hiermee omgegaan? Op basis van welke argumenten is uiteindelijk besloten, ondanks de gemaakte bezwaren, toch de rapportage in haar huidige vorm naar de Kamer te sturen?
Wat is er tijdens het besluit over de wijze van rapporteren verstaan onder «volledige openheid»?3
Hoe verhoudt uw definitie van «volledige openheid» zich tot de verhouding tussen een duizendtal geregistreerde incidenten onder het kopje «overig» en het gemiddelde van 418 geregistreerde incidenten per andere categorie?
Hoe en op basis waarvan is de beslissing tot stand gekomen om categorieën als moord, doodslag, aanranding en verkrachting onder «overig» te plaatsen? Hoe verhoudt uw antwoord zich tot uw definitie van «volledige openheid» en ook de verhouding zoals in de vorige vraag omschreven?
Hoe verklaart u dat er ondanks dat er geconstateerd werd dat de manier van rapporteren vragen en opmerkingen zou opleveren, toch niet besloten de wijze van rapporteren te wijzigen?
Hoe verhouden de uitspraken van de Minister-President en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid dat «er geen aanwijzing is dat het bewust is gebeurd» zich tot het doel «volledige openheid en transparantie»? Hoe verhouden deze uitspraken zich tot de signalering van de tekortkomingen? Hoe verhouden die uitspraken zich tot het uiteindelijke resultaat?
Deelt u de mening dat als vanaf begin af aan duidelijk was gemaakt wat er achter de politieregistraties schuil gaat, het beeld over de cijfers van criminele asielzoekers een stuk genuanceerder zou zijn geweest?4
Ik onderschrijf dat het belangrijk is dat registraties van gebeurtenissen met betrekking tot asielzoekers die als mogelijke verdachte van een strafbaar feit worden beschouwd, worden voorzien van een goede toelichting om eventuele onduidelijkheden over de interpretatie ervan te voorkómen. Voor een uitvoeriger uiteenzetting hierover verwijs ik naar mijn brief aan uw Kamer van 1 juli 2019.
Deelt u voorts de mening dat de nuances achter politieregistraties op het Ministerie van Justitie en Veiligheid bekend mogen worden verondersteld? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is er dan niet voor gekozen de cijfers en de toelichting transparant op te nemen in de Rapportage Vreemdelingenketen 2018?
Ik onderschrijf dat het belangrijk is dat registraties van gebeurtenissen met betrekking tot asielzoekers die als mogelijke verdachte van een strafbaar feit worden beschouwd, worden voorzien van een goede toelichting om eventuele onduidelijkheden over de interpretatie ervan te voorkómen. Ik wijs er hierbij op dat de interpretatie van registraties complexer wordt indien gegevens over meerdere ketens heen (in dit geval de migratieketen en de strafrechtsketen) worden gecombineerd in één samengestelde analyse. Voor een uitvoeriger uiteenzetting hierover verwijs ik naar mijn brief van 1 juli 2019.
Hoe beoordeelt u de waarde van politieregistraties, zonder nadere toelichting, voor het geven van een accuraat beeld van strafbare feiten waarbij asielzoekers betrokken zijn geweest? Deelt u de mening dat het beter is bij deze cijfers ook te betrekken hoe registraties strafrechtelijk zijn afgedaan en welke ruis erin kan zitten?
Bij brief van 1 juli 2019 heb ik de Kamer geïnformeerd over de nadere duiding die politie en OM hebben verricht op de registraties van gebeurtenissen van asielzoekers die als mogelijke verdachte van een misdrijf worden beschouwd. Ik ben daarbij ook ingegaan op de totstandkoming van dit soort registraties en de kanttekeningen die geplaatst kunnen worden bij de interpretatie ervan. Ik benadruk daarbij dat het uitvoeren van een dergelijke nadere analyse slechts mogelijk is via een zeer arbeidsintensieve handmatige zoekslag die ten koste gaat van de reguliere operationele taken van de analisten van politie en OM.
Deelt u de mening dat de wijze waarop nu is omgegaan met de registraties niet bijdraagt aan het draagvlak voor de opvang van vluchtelingen? Wat gaat u doen teneinde dit in de toekomst te verbeteren?
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 1 juli 2019 vind ik openheid en transparantie essentieel voor het maatschappelijk draagvlak voor het asielbeleid. Mede daarom vind ik het van groot belang dat incidenten rond asielzoekers zo duidelijk mogelijk in beeld worden gebracht en dat uw Kamer daarover adequaat wordt geïnformeerd. Dit is voor mijn ambtsvoorganger juist ook de reden geweest voor een verbreding van het incidentenoverzicht. Het incidentenoverzicht zoals opgenomen in de RVK 2018 geeft voor het eerst – naast de registraties op en rond COA-locaties – een landelijk beeld van de geregistreerde incidenten, waarbij asielzoekers als verdachte bij de politie in de systemen voorkomen of als verdachte bij het OM instromen. De ontstane onduidelijkheid rondom deze nieuwe opzet van het incidentenoverzicht is voor mij wel aanleiding geweest opdracht te geven te bezien hoe de gewenste verbetering van de informatievoorziening aan uw Kamer kan worden vormgegeven.
Deelt u de mening dat de nuance tussen een registratie als verdachte en een strafrechtelijke veroordeling essentieel is binnen onze rechtsstaat? Bent u bereid in de toekomst te waken dat deze nuance wel duidelijk wordt gemaakt?
Ik onderschrijf dat er een essentieel verschil is tussen een registratie als verdachte en een strafrechtelijke veroordeling. Zonder vooruit te lopen op hoe de informatievoorziening aan uw Kamer op dit punt vorm gegeven zal worden, zeg ik in algemene zin toe dat bij de presentatie van cijfers deze nuance zal worden benoemd.
Wordt deze casus geëvalueerd op het Ministerie van Justitie en Veiligheid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en door wie?
In combinatie met antwoorden op vragen 1 t/m 10.
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 1 juli 2019 vindt op dit moment een evaluatie plaats van het proces van voorbereiding en besluitvorming dat heeft geleid tot incidentenoverzicht in de Rapportage Vreemdelingenketen 2018. Nadat deze evaluatie is afgerond zal ik uw Kamer informeren.
Welke lering trekt u uit deze kwestie?
Zie antwoord vraag 16.
In hoeverre heeft u het idee dat het programma JenV Verandert daadwerkelijk een succesvolle verandering in uw ministerie teweeg brengt en waaruit blijkt dat? Welke verbeterpunten ziet u? Hoe verhoudt uw antwoord zich tot deze kwestie?
In 2016 startte het ministerie met een ambitieus veranderprogramma dat ertoe moet leiden dat JenV een betrouwbare partner is en blijft in een veranderende samenleving. De afgelopen jaren is hier duidelijk voortgang mee geboekt. Voor een uitvoerige beschrijving daarvan verwijs ik naar de voortgangsrapportage over de verandering die als bijlage is gevoegd bij het jaarverslag van het Ministerie van JenV over 20185. Dat betekent niet dat we er al zijn, het blijft noodzakelijk om vol te blijven inzetten op openheid, transparantie en betrouwbaarheid van JenV en op de zes hoofddoelstellingen die daaruit voortvloeien:
Het ministerie informeert en communiceert meer, proactief en transparant, zodat politiek en samenleving vroegtijdig weten wat er speelt op het terrein van justitie en veiligheid;
Het ministerie is een continue lerende organisatie, zodat waar mogelijk verbeteringen in het werk worden aangebracht;
Het ministerie investeert in mensen en gedrag, zodat professionals ruimte kunnen nemen en aangesproken worden op resultaat;
Het ministerie heeft een lange termijn visie en strategie, zodat er een leidraad is op basis waarvan keuzes worden gemaakt;
Het ministerie zorgt voor regie en een sterk intern netwerk, zodat complexe maatschappelijke vraagstukken worden aangepakt over bestaande organisatieonderdelen en structuren heen;
Het ministerie werkt in nauwe verbinding met «buiten», zodat maatschappelijk resultaat wordt vergroot en snel kan worden ingespeeld op nieuwe maatschappelijke vragen
Ik heb er vertrouwen in dat dit continue verbeterproces zijn vruchten zal afwerpen.
Wat doet u teneinde ervoor te zorgen dat het programma JenV Verandert succesvol wordt uitgevoerd en de cultuur van het Ministerie van Justitie en Veiligheid wordt verbeterd?
Zie antwoord vraag 18.
Het afbreken van het overleg over een nieuwe inburgeringswet in de week dat het aantal statushouders in bijstand onverminderd groot blijkt |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Overleg nieuwe wet inburgering afgebroken»?1
Ja.
Kunt u aangeven wat volgens u de aanleiding is van het afbreken van het overleg door de VNG en wat dit betekent voor de voortgang van het wetstraject van de nieuwe Wet inburgering?
Zoals ik uw Kamer tijdens het AO Veranderopgave Inburgering van 27 juni jl. al mondeling heb toegelicht (Kamerstuk 32 824, nr. 282), heeft de VNG zorgen over de financiële onderbouwing van het nieuwe inburgeringsstelsel. Zowel gemeenten als ik hechten er aan dat gemeenten in het nieuwe stelsel voldoende middelen krijgen om de nieuwe taken goed uit te kunnen voeren. Tijdens het bestuurlijk overleg op 27 juni jl. heb ik met de VNG afgesproken om samen het CPB te vragen om een onafhankelijke toets te doen, o.a. op basis van veldwerk, op de financiële gevolgen van de taken van gemeenten in het nieuwe inburgeringsstelsel en de invoering daarvan. We streven ernaar om de uitkomsten half oktober te bespreken in een nieuw bestuurlijk overleg, indien nodig gekoppeld aan een gesprek over de ambities voor het nieuwe stelsel. Intussen werk ik o.a. samen met de VNG verder aan de inhoudelijke vormgeving van het stelsel.
Bovenstaande ontwikkelingen hebben vooralsnog geen invloed op de beoogde datum van inwerkingtreding van het nieuwe stelsel. Gezien de constructieve wijze waarop ik het afgelopen anderhalf jaar met de VNG heb samengewerkt, zie ik de verdere samenwerking met vertrouwen tegemoet.
Deelt u de mening dat het onwenselijk zou zijn als de beoogde inwerkingtreding van de nieuwe Wet inburgering nogmaals zou opschuiven, zeker gezien het feit dat de integratie-opgave in Nederland onverminderd groot is zoals ook het meest recente SER-rapport aangeeft?2 Kunt u aangeven welke stappen u gaat ondernemen om de gesprekken met de gemeenten zo snel mogelijk te hervatten en te voorkomen dat er opnieuw vertraging optreedt?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de recente cijfers uit het SER-rapport over het grote aantal statushouders in de bijstand en kunt u aangeven of u bijvoorbeeld het uit het rapport gestelde feit dat gemeenten onvoldoende van elkaars ervaringen leren, meeneemt in de gesprekken met gemeenten om dit te voorkomen in het huidige- en straks in het nieuwe inburgeringsstelsel?
De Staatssecretaris en ik hebben kennisgenomen van de aanbevelingen uit het SER-rapport. Uit cijfers blijkt dat 42 maanden na verkrijging van de vergunning nog 67% van de statushouders een bijstandsuitkering heeft. Deze cijfers baren ons zorgen. Er is echter een kanttekening te maken: uit dezelfde CBS cijfers blijkt dat het aandeel dat bijstand als voornaamste inkomensbron heeft, lager ligt. Op het meest actuele moment waarover gegevens beschikbaar zijn – namelijk 36 maanden na verkrijging vergunning – gaat het om iets meer dan de helft. Het verschil heeft ermee te maken dat statushouders vaak een deeltijdbaan hebben.
Om de zorgen uit het rapport aan te pakken en de doelen van het nieuwe stelsel, een hoger taalniveau, meer en snellere (arbeids)participatie, te bereiken is het belangrijk dat de Inburgeringswet en de Participatiewet goed op elkaar afgestemd zijn en elkaar versterken. Zolang er een bijstandsrecht is, kunnen gemeenten alle instrumenten uit de participatiewet inzetten en gelden ook de verplichtingen uit de participatiewet. Wanneer gemeenten straks ook kunnen sturen op het inburgeringsaanbod kunnen inburgering en re-integratie tegelijkertijd en in samenhang plaatsvinden. Goede uitvoering van de participatiewet door gemeenten is dan ook belangrijk. Juist ook voor degenen die de inburgering zonder diploma afronden. De Staatssecretaris van SZW is met gemeenten in gesprek over de uitvoering van de taaleis en de tegenprestatie die deel uitmaken van de Participatiewet. Toegezegd is dat de Tweede Kamer voor de begrotingsbehandeling geïnformeerd wordt over deze gesprekken, de nu lopende evaluatie van de taaleis en de eventuele vervolgstappen die hieruit voortkomen. Gemeenten zijn erop gewezen dat het niet slagen voor het inburgeringsexamen geen standaard vrijstelling voor de verplichting van de taaleis inhoudt.
Binnen het evidence-based programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA) worden een aantal aanbevelingen van het SER-rapport (ten aanzien van onder meer maatwerk door gemeenten op regionaal niveau) meegenomen in een kleinschalig opgezette aanpak van leren en werken met statushouders, zodat het in 2020 mogelijk wordt om over deze ervaringen te rapporteren.
Voor de nieuwe Wet Inburgering geldt dat vanaf de fase van gedachtevorming een zeer brede groep stakeholders en experts betrokken is geweest om van elkaars ervaringen te leren. Daarnaast werken we aan een adaptief stelsel waarin er mogelijkheden bestaan om ook na invoering van de wet aanpassingen door te voeren naar aanleiding van ervaringen uit de praktijk. Het opgezette pilotprogramma is een van de manieren om ervaring op te doen met de nieuwe instrumenten en werkwijzen die het nieuwe stelsel zal gaan omvatten. In aanvulling hierop stel ik in 2019 € 4,5 mln. beschikbaar voor ondersteuning van gemeenten door regiocoördinatoren van Divosa. Zij zullen gemeenten mede door middel van kennisuitwisseling op een zo goed mogelijke manier ondersteunen en faciliteren in aanloop naar de implementatie van de nieuwe Wet inburgering.
Kunt u aangeven of er over de kaders die de Kamer aan u heeft meegegeven in de onderhandeling met gemeenten over de nieuwe Wet inburgering, bijvoorbeeld over de niet-vrijblijvende afspraken met gemeenten over de prestatiebekostiging en de mogelijke consequenties bij verwijtbaar niet inburgeren zoals besproken in de motie-Becker/Heerma3, inhoudelijk overeenstemming is bereikt met gemeenten om uiteindelijk te komen tot een concept wetstekst? Zo nee, kunt u aangeven over welke onderdelen nog discussie bestaat? Kunt u de Kamer hierover informeren voor het algemeen overleg Veranderopgave Inburgering op 27 juni 2019? Zo nee, waarom niet?
Over het uitgangspunt dat verwijtbaar niet inburgeren moet leiden tot een sanctie bestaat inhoudelijk overeenstemming met gemeenten. In de VOI-brief heb ik aangegeven dat ik momenteel nog met DUO, de VNG, DIVOSA en diverse gemeenten in gesprek ben over mijn voornemen dat DUO verantwoordelijk blijft voor het handhaven van de inburgeringsplicht. Van gemeenten, de VNG en DIVOSA heb ik begrepen dat zij vinden dat deze voorgestelde wijze van handhaving zich moeilijk verhoudt tot de regierol van gemeenten in het nieuwe stelsel. In het afgelopen AO VOI (27 juni) ben ik uitgebreid ingegaan op prestatiebekostiging. Tijdens de consultatieperiode verwacht ik hierop een inhoudelijke reactie van de VNG.
Zoals u in mijn antwoord op vraag 4 heeft kunnen lezen is de Staatssecretaris met de gemeenten in gesprek over de uitvoering van de taaleis en de tegenprestatie in de participatiewet. Uw Kamer wordt voor de begrotingsbehandeling geïnformeerd over de uitkomst van de gesprekken, de evaluatie van de taaleis en de mogelijke vervolgstappen.
Deelt de Minister de mening dat definitieve toezeggingen over financiën aan gemeenten niet gedaan kunnen worden zolang er nog geen inhoudelijke overeenstemming is over de opdrachten die vanuit de nieuwe Wet inburgering bij gemeenten worden belegd?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat bij een Duits-Nederlandse grenscontrole 27 overtredingen van de Vreemdelingenwet zijn geconstateerd |
|
Sietse Fritsma (PVV), Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat bij een Duits-Nederlandse grenscontrole 27 overtredingen van de Vreemdelingenwet zijn geconstateerd?1
Ja.
Kunt u aangeven welke overtredingen dit zijn? Zo nee, waarom niet?
De in het bericht genoemde 27 incidenten zijn gebaseerd op een door Duitse autoriteiten opgestelde rapportage van alle Duitse en Nederlandse overheidsinstanties (t.w. de Bundes-Polizei, Koninklijke Marechaussee (KMar) en Duitse en Nederlandse Douane en Politiekorpsen) die betrokken waren bij de op 15 mei jl. gehouden gezamenlijke controle. De 27 incidenten betreffen 17 constateringen aan Duitse zijde en 10 aan Nederlandse zijde.
De 10 incidenten aan Nederlandse zijde hebben betrekking op 10 personen zonder geldige verblijfstitel voor Nederland. Van die 10 personen zijn er 5 overgedragen aan de Duitse autoriteiten, 4 zijn onder toezicht overgedragen aan Belgische autoriteiten en 1 persoon heeft het bevel gekregen terug te keren naar de EU-lidstaat waar betrokkene wel een geldige verblijfstitel heeft. Op basis van bij de KMar beschikbare informatie en registers zijn bij de 10 genoemde personen geen criminele antecedenten gebleken.
De nationaliteiten van de 10 betrokken personen betrof 1 Albanees, 1 Hongaar, 3 Irakezen, 4 Rwandezen en 1 inwoner van Tadzjikistan. De geloofsovertuiging wordt bij een overtreding van de vreemdelingenwet niet door de Koninklijke Marechaussee geregistreerd.
Kunt u aangeven om hoeveel personen het bij deze 27 incidenten ging en daarbij aangeven wat de nationaliteiten zijn, hoeveel illegalen het betrof, hoeveel migranten met een islamitische achtergrond het betrof en of er vreemdelingen tussen zaten die bijvoorbeeld wegens criminaliteit bij de diensten bekend zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel vreemdelingen zijn na de geconstateerde overtredingen vastgezet (in vreemdelingenbewaring of anderszins) en hoeveel zijn er uitgezet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat grenscontroles een uitstekend middel zijn om ons land veiliger te maken tegen bijvoorbeeld jihadisten, terreur, illegalen, drugscriminaliteit etc. Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse buitengrenscontroles worden door de Koninklijke Marechaussee en de politie uitgevoerd om onder andere illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit tegen te gaan. Grenscontroles aan de Schengen-binnengrenzen zijn niet toegestaan. Tijdelijke invoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen is onder specifieke omstandigheden mogelijk als er sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare orde of binnenlandse veiligheid. Criteria hiervoor zijn vastgesteld in de Schengengrenscode. In de binnengrenszone met België en Duitsland voert de KMar in het kader van Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) wel binnenlands vreemdelingentoezicht uit, dit zijn geen grenscontroles. Het MTV betreft niet-systematische controles, die als doel hebben illegaal verblijf, mensensmokkel en documentfraude in een zo vroeg mogelijk stadium tegen te gaan.
Bent u bereid de Nederlandse grenzen te sluiten voor alle asielzoekers en alle immigranten uit islamitische landen?
Zoals u bekend is, vindt het kabinet dat het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen geen realistische, laat staan een structureel wenselijke oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. Het kabinet kiest ervoor de veiligheid te bevorderen en risico’s voor de openbare orde zo veel mogelijk te beperken, waarbij tevens bescherming wordt geboden aan die asielzoekers die bescherming behoeven.
Schaamt u zich niet dat duizenden gelukszoekers ons land bereiken en terroriseren omdat u blijft weigeren om de krijgsmacht actief in te zetten bij het bewaken van onze landsgrenzen? Zo nee, waarom niet?
De Koninklijke Marechaussee is, als politieorganisatie met militaire status (gendarmerie), onderdeel van de Nederlandse krijgsmacht en wordt reeds ingezet ten behoeve van grenstoezicht en -bewaking.
Het bericht ‘Syriëstrijder opgepakt in Kapelle’ |
|
Machiel de Graaf (PVV), Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Syriëstrijder opgepakt in Kapelle»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het bericht.
Hoeveel van deze mensenslachters heeft u naar schatting reeds toegelaten op Nederlandse bodem en hoeveel lopen er in totaal vrij rond in Nederland en in de Schengenzône?
Op de feiten en omstandigheden in dit individuele geval kan ik niet ingaan. Ook beschik ik niet over de aantallen waar u naar vraagt in vraag 2. De betrokken organisaties spannen zich echter voortdurend in om personen waarop u doelt in vraag 2 te onderkennen en passende maatregelen te treffen.
Binnen het asielproces zijn alle betrokken organisaties alert op signalen, die mogelijk de nationale veiligheid kunnen raken. Voor de uitvoerende organisaties van de vreemdelingenketen is een meldstructuur ingericht voor dergelijke signalen. Tijdens de identificatie en registratie van asielzoekers zijn de politie en de KMar waakzaam op signalen en geven zij deze door aan de IND en/of I&V-diensten.
Voor alle asielzoekers geldt dat de IND een screening uitvoert. Deze screening is een onderzoek waarbij de al verzamelde informatie en een social media check in samenhang worden bezien. Hierbij wordt bekeken of er sprake is van signalen die kunnen wijzen op een mogelijk gevaar voor de nationale veiligheid, maar ook bijvoorbeeld betrokkenheid bij misdrijven genoemd in artikel 1F Vluchtelingenverdrag, of fraude. Ook na de screening, tijdens het verdere verloop van de asielprocedure blijft de IND alert op nieuwe signalen, zoals bijvoorbeeld klik- of tipbrieven van burgers en slachtoffers/getuigen. Hiernaast zijn de medewerkers van het COA alert op signalen.
In geval van signalen in de asielprocedure die erop duiden dat de persoon mogelijk een gevaar is voor de nationale veiligheid worden deze doorgezet naar de I&V-diensten en politie. Het is kan evenwel niet uitgesloten worden dat signalen die wijzen op een gevaar voor de nationale veiligheid pas na het asielproces zichtbaar worden. In dat geval zal de overheid daar uiteraard ook op acteren.
Op welke wijze is deze islamterrorist door de screening gekomen en hoe is het in hemelsnaam mogelijk dat hij een verblijfsvergunning heeft gekregen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u eindelijk eens bereid te stoppen met het toelaten van asielzoekers en immigranten uit islamitische landen? Zo nee, waarom niet?
Zoals u bekend is, vindt het kabinet dat het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen geen realistische, laat staan een structureel wenselijke oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. Het kabinet kiest ervoor risico’s voor de openbare orde zo veel mogelijk te beperken en de veiligheid te bevorderen, waarbij tevens bescherming wordt geboden aan die asielzoekers die bescherming behoeven.
Bent u bereid islamterroristen te denaturaliseren en te garanderen dat zij na hun hopelijk lange straf definitief ons land worden uitgezet?
Op grond van artikel 14 lid 2 Rijkswet op het Nederlanderschap kan het Nederlanderschap worden ingetrokken van personen die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een terroristisch misdrijf of het voorbereiden daarvan als beschreven in het Wetboek van Strafrecht. De betrokkene moet dan wel ook beschikken over een andere nationaliteit omdat hij anders staatloos zou worden.
Mocht het antwoord op vraag 5 en/of 6 nee luiden, interesseert de veiligheid van ons land u eigenlijk wel, of gaat u liever de geschiedenis in als de Minister die de veiligheid in Nederland definitief om zeep heeft geholpen?
Kerntaak van het Ministerie van Justitie en Veiligheid is de zorg voor een vrije, veilige en rechtvaardige samenleving. Het bestrijden van terrorisme en extremisme is zodoende mijn hoogste prioriteit.