Een journalist die maandenlang is gevolgd door de recherche |
|
Louis Bontes (GrBvK) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Journalist maandenlang gevolgd door de recherche»?1
Ja.
Deelt u de mening dat dwangmiddelen en bijzondere opsporingsmethoden tegen journalisten uitsluitend ingezet mogen worden bij zwaarwegende belangen? Zo ja, waarom is dit hier toch gebeurd?
In de vraagstelling wordt mogelijk gedoeld op de Aanwijzing toepassing dwangmiddelen bij journalisten (2012A003). Deze Aanwijzing vindt slechts toepassing in die gevallen waarin een journalist in het strafproces wordt betrokken uit hoofde van zijn journalistieke werkzaamheden. Daarvan was in deze zaak geen sprake. Ik verwijs naar de antwoorden op vraag 3 en 4.
Deelt u de mening dat het er alle schijn van heeft dat genoemd rechercheonderzoek toch samenhangt met het werk van deze journalist? Zo nee, waarom niet?
Het Openbaar Ministerie doet in beginsel uitsluitend aan direct betrokkenen mededeling over individuele strafzaken. In de genoemde zaak heeft betrokkene er echter voor gekozen om een mededeling van het Openbaar Ministerie aan zijn advocaat, met de pers te delen. Om die reden heeft het Openbaar Ministerie in een persbericht van 6 januari 2016 bevestigd dat de verdenking en de daarmee samenhangende inzet van een bijzondere opsporingsbevoegdheid, zag op de betrokkene als privépersoon en geen betrekking had op zijn werkzaamheden als journalist.
Het Openbaar Ministerie doet verder geen mededeling over de aard van de strafbare feiten waarop de verdenking zag. Gelet op het voorgaande is de eerder genoemde Aanwijzing in onderhavig geval dan ook niet in het geding geweest.
Kunt u uitsluiten dat het onderzoek van de recherche en de inzet van bijzondere opsporingsmiddelen hierbij niets te maken hebben met het onderzoek van deze journalist naar vrouwenhandel, prostitutie en kindermisbruik?
Zie antwoord vraag 3.
Leveranties van gifgas aan jihadisten in Syrië via Turkije |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich de antwoorden van uw ambtsvoorganger op eerdere vragen over het bericht dat Turkije betrokken is bij wapenleveranties aan de Syrische rebellen, steun aan de terroristische organisatie Al Nusra verleent en zelfs betrokken zou zijn bij de chemische aanval op Ghouta?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving «Dodelijk saringas werd door IS via Turkije ingevoerd»?2
Het kabinet is bekend met het Turkse parlementslid Eren Erdem dat uitspraken heeft gedaan over leveranties van materialen en stoffen voor saringas. Het kabinet heeft geen informatie een eigenstandig oordeel te vellen over deze beweringen.
Hoe beoordeelt u de uitspraken van het Turkse parlementslid Erdem over leveranties van materialen en stoffen voor saringas aan jihadisten in Syrië via Turkije en dat Turkije dit in de doofpot zou stoppen?3
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u het bewijsmateriaal dat de heer Erdem hiervoor gepresenteerd heeft, te weten een kopie van een justitieel onderzoek, zaaknummer 2013/120, door de toenmalige openbaar aanklager in Adana?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat deze zaak tegen dertien verdachten van banden met een terroristische organisatie, die nota bene in het bezit waren van chemicaliën, na een week plotseling gesloten is, en dat de openbaar aanklager vervangen is door een ander?
In de aanklacht is geen concrete verwijzing naar het daadwerkelijke bezit van chemicaliën door de verdachten. De openbare aanklager van Adana die de zaak initieerde was in december 2015 daar nog aan het werk als Hoofd Openbare Aanklager.
Klopt het dat alle verdachten in deze zaak op vrije voeten zijn gesteld en Turkije verlaten hebben via de grens met Syrië? Zo ja, vindt u dit een verdachte gang van zaken?
Vijf van de in totaal zes verdachten zijn vrijgesproken. Eén verdachte die was veroordeeld vanwege het lidmaatschap van een terroristische organisatie is voortvluchtig. Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie of deze personen Turkije hebben verlaten via de grens met Syrië.
Hoe beoordeelt u de telefoneergegevens van de verdachten in het dossier, waaruit in detail blijkt hoe de leveranties vanuit Turkije richting Syrië zouden plaatsvinden, bijvoorbeeld hoe ze werden voorbereid, welke trucks gebruikt zouden worden en waar de materialen vandaan kwamen?
Zie het antwoord op de vragen 2, 3 en 4.
Klopt het dat uit deze gegevens tevens blijkt dat de verdachten openlijk spraken over sarin, geen enkele zorg uitspraken over het passeren van de grens tussen Turkije en Syrië en dat ze banden zouden hebben met de The Machinery and Chemical Industry Institution van Turkije? Hoe beoordeelt u dit, in het licht ook van de vele berichten en beschuldigingen over banden tussen Turkije en jihadisten in Syrië?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe beoordeelt u de bewering van de heer Erdem dat alle basismaterialen voor het saringas in Europa gekocht zijn en dat Westerse bronnen heel goed weten wie de chemische aanval op Ghouta heeft uitgevoerd?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat een parlementariër die met deze onthullingen is gekomen, vervolgd dreigt te worden wegens hoogverraad en dat voor hem verlies van parlementaire onschendbaarheid dreigt? Bent u bereid opheldering te vragen bij Turkije over deze gang van zaken?
Het kabinet is bekend dat naar de beschuldigingen van de heer Erdem, geuit in het interview met Russia Today van 14 december, een onderzoek loopt dat op 16 december is ingesteld door de openbare aanklager van Ankara. Volgens de Turkse Grondwet moet voor het opheffen van parlementaire onschendbaarheid een verzoek door de openbare aanklager worden gericht aan de Minister van Justitie waarna hierover een stemming moet plaatsvinden in het parlement. Er zijn op dit moment geen juridische stappen gezet op weg naar opheffing van parlementaire onschendbaarheid van de heer Erdem.
Bent u bereid een eigenstandige analyse te maken van het dossier dat de heer Erdem als bewijsmateriaal gepresenteerd heeft? Zo nee, waarom niet en bent u dan tenminste bereid om een reactie te vragen van Turkije?
Het kabinet herhaalt dat het geen informatie heeft die het in staat stelt een eigenstandig oordeel te geven over de betreffende beweringen en het ziet dan ook geen aanleiding om de toedracht van de chemische aanval op Ghoutta opnieuw te onderzoeken. Daarom blijft het kabinet van mening dat het niet aan Nederland is om te pleiten of draagvlak te zoeken voor een internationaal onderzoek terzake.
Blijft u ook met dit bewijsmateriaal van mening dat u geen informatie heeft die u in staat stelt een eigenstandig oordeel te geven over de beweringen van de Amerikaanse onderzoeksjournalist Seymour Hersh over steun van Turkije aan jihadisten in Syrië en betrokkenheid van Turkije bij de chemische aanval op Ghouta?4
Zie antwoord vraag 11.
Blijf u van mening dat er «geen aanleiding» is om de toedracht van de chemische aanval op Ghouta opnieuw te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Hoeveel meer aanwijzingen en bewijzen zijn er nog meer nodig voordat u bereid bent te pleiten voor een internationaal onafhankelijk onderzoek naar de steun van Turkije aan jihadisten in Syrië?
Zie antwoord vraag 11.
Als u blijft herhalen dat hiervoor «geen draagvlak» is, bent u dan tenminste bereid op zoek te gaan naar mogelijk draagvlak? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Het bericht dat een Joods gezin is bekogeld met vuurwerk |
|
Gert-Jan Segers (CU) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Joods gezin met vuurwerk bekogeld»?1
Ik ben bekend met de berichtgeving. Het kabinet verwerpt antisemitisme en elke andere vorm van discriminatie. Het oproepen tot discriminatie, haat en geweld is onaanvaardbaar en strafbaar. In Nederland is iedereen gelijk, ongeacht afkomst, religie of huidskleur. Allen die zich in Nederland bevinden hebben recht op bescherming van de politie wanneer dat nodig blijkt te zijn.
De politie is onmiddellijk een onderzoek gestart. De minderjarige verdachten – van wie er één is aangehouden en twee zichzelf gemeld hebben – zijn na verhoor door de politie heengestuurd met een gedragsaanwijzing. Deze houdt in dat zij een bepaalde periode niet in de straat mogen komen waar het gezin woont. Daarnaast loopt het politieonderzoek, waarover ik geen uitspraken kan doen.
Wat vindt u ervan dat een Joods gezin in Amsterdam op de avond van oud en nieuw is bekogeld met vuurwerk, terwijl antisemitische leuzen werden geroepen en de voordeur is ingetrapt?
Zie antwoord vraag 1.
Welke maatregelen zijn genomen om dit gezin te beschermen en de daders te achterhalen en te straffen?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft de aanpak van antisemitisme prioriteit in de opsporing en vervolging?
Op grond van de Aanwijzing Discriminatie van het Openbaar Ministerie (OM), registreert de politie alle incidenten (eigen waarnemingen, meldingen en aangiften) die mogelijk betrekking hebben op of gerelateerd zijn aan discriminatie, waaronder antisemitisme. De aanpak van discriminatie, waaronder antisemitisme, heeft prioriteit bij het OM. Discriminatiezaken zijn specialistische zaken waarvoor geldt dat de (zaaks-)expertise en de capaciteit voor de zaaksbehandeling is belegd bij het regioparket, in de persoon van de discriminatieofficier. Ter ondersteuning van de discriminatieofficier staat voor het OM het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie (LECD-OM) ter beschikking. Hoofdregel is dat bij overtreding van de discriminatiebepalingen, indien de zaak bewijsbaar en de verdachte strafbaar is, altijd een strafrechtelijke reactie volgt (dagvaarding of strafbeschikking), gelet op de negatieve werking bij onvoldoende handhaving en de voorbeeldfunctie die van een strafvervolging uitgaat. In beginsel wordt er gedagvaard, alleen in lichtere zaken kan eerst een transactie worden aangeboden. Van belang om te melden is ook dat bij commune delicten waarbij een discriminatoir aspect een rol heeft gespeeld het OM bij de beoordeling van de ernst van het feit een strafeisverhoging van + 50% toepast. Als het gaat om een ingrijpend delict geldt een verhoging van + 100%.
Kunt u een overzicht geven van de stand van zaken van de maatregelen die het kabinet al heeft genomen tegen antisemitisme?
Graag verwijs ik u naar bijlage II van het nationaal actieprogramma discriminatie, waarin een hoofdstuk over de aanpak van antisemitisme is opgenomen. Het overleg met Joodse organisaties maakt deel uit van de aanpak van antisemitisme door het kabinet.
Voorts organiseert begin 2016 het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een overleg met sleutelfiguren uit de Joodse en islamitische gemeenschap over hun inzet om doorwerking in Nederland van het Israëlisch-Palestijnse conflict te verminderen. Ook worden bijeenkomsten van het Ronde Tafel netwerk antisemitisme georganiseerd, met deelname vanuit onder meer de Anne Frank Stichting, het Centraal Joods Overleg, het Contactorgaan Moslims en Overheid en het Samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders. Hierbij is door deelnemers het belang onderstreept van gezamenlijk optreden rond incidenten. Dit heeft in 2015 ook plaatsgevonden en zal worden versterkt. Ook worden leraren bij het bespreekbaar maken van moeilijke thema’s in de klas, zoals ontkenning van de Holocaust, beter ondersteund. Zo ondersteunt SZW het traject «Rechtsstaat in de Klas»: lokale bijeenkomsten voor leraren in het voortgezet onderwijs in verschillende regio’s.
Bent u bereid in overleg met Joodse organisaties te bezien of aanvullende maatregelen of intensiveringen nodig zijn om antisemitisme te bestrijden?
Zie antwoord vraag 5.
De benoeming van de voorzitter van de Raad van Toezicht van de NPO |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «VPRO-directeur; RvT van NPO heeft schijn van politieke partijdigheid»?1 Wat vindt u van dit bericht?
Ja. Zie voorts het antwoord op de vragen 3, 4 en 5.
Kunt u de Kamer nader informeren over de procedure die is gevolgd bij het zoeken naar leden voor de nieuwe Raad van Toezicht? Kunt u nader toelichten hoe de benoemingscommissie tot stand is gekomen? Kan nader worden toegelicht op welke wijze de profielschets voor de samenstelling en organisatie van de Raad van Toezicht tot stand is gekomen? Op welke wijze is de onafhankelijkheid van de benoemde kandidaten geborgd?
De benoemingsprocedure voor de raad van toezicht is als volgt verlopen. Een onafhankelijk wervings- en selectiebureau heeft functieprofielen opgesteld, zowel voor de individuele leden als voor de gewenste samenstelling van de raad van toezicht als geheel. Daar hebben het Ministerie van OCW, de (inmiddels) vorige raad van toezicht en de raad van bestuur van de NPO, de gezamenlijke ondernemingsraden van de NPO en de omroeporganisaties input voor geleverd. Politieke kleur of voorkeur was geen criterium. Onafhankelijk kunnen functioneren van politiek, overheid of welke andere belangen dan ook, was dat wel. De profielschetsen zijn, gelijktijdig met advertenties in drie landelijke dagbladen gepubliceerd. Op basis van deze openbare sollicitatieprocedure heeft het wervingsbureau in samenwerking met een onafhankelijke benoemingsadviescommissie de selectie gedaan. Ik ben niet bij de selectie betrokken geweest. Voor de benoemingsadviescommissie zijn leden gezocht die een open en onafhankelijke blik hebben op de maatschappelijke, bestuurlijke en politieke context waarbinnen de publieke omroep opereert, op governance vraagstukken en op de moderne inzichten over de rol van toezichthouders, ook in internationaal perspectief. De benoemingsadviescommissie is bij ministerieel besluit ingesteld. Dit besluit is met de daarbij behorende taakopdracht gepubliceerd in de Staatscourant. In de taakopdracht is bepaald dat de benoemingsadviescommissie onafhankelijk is en zijn eigen werkwijze vaststelt. Dat betekent niet alleen dat de commissie geen politieke beïnvloeding toelaat, maar ook dat vanuit de politiek geen pogingen worden gedaan tot beïnvloeding. Verder is in de taakopdracht benadrukt dat het essentieel is dat de te benoemen raad van toezicht onafhankelijk is en dat selectie dient te geschieden op basis van deskundigheid, competenties en de vaardigheid om door deelbelangen heen naar het belang van de gehele landelijke publieke mediadienst te kijken. Bij alle kandidaten is gekeken naar huidige en vroegere politieke activiteiten en nevenactiviteiten. Beoordeeld is of en in welke mate die belemmerend zouden kunnen zijn voor het onafhankelijk functioneren als toezichthouder bij de publieke omroep. De benoemingsadviescommissie heeft een advies uitgebracht en toegelicht hoe zij tot dat advies is gekomen. Ik heb het advies integraal gevolgd.
Wat betekent de kritiek van de directeur van de VPRO, Lennart van de Meulen, op de onafhankelijkheid van de voorzitter van de Raad van Toezicht voor het functioneren van de Raad van Toezicht?
De onafhankelijkheid van de voorzitter en de overige leden van de raad van toezicht van de NPO staat voor mij vast. De kritiek van de heer Van der Meulen doet daar niet aan af. De Mediawet 2008 bepaalt immers dat de publieke omroep en zijn organen onafhankelijk van de politiek, overheid of welke andere belangen dan ook opereren. De leden van de raad van toezicht doen onafhankelijk en zonder last of ruggespraak hun werk. Daar is in de wervingsprocedure bij alle kandidaten uitgebreid aandacht aan besteed. Ik deel de mening dat de schijn van partijdigheid vermeden moet worden. Benoeming door de Minister van OCW vanuit zijn stelselverantwoordelijkheid betekent echter niet dat er sprake is van een politieke benoeming. Met een politieke benoeming wordt beoogd in een bepaalde functie een politieke kleur te vertegenwoordigen om van daaruit invloed uit te oefenen. Het gaat hier echter om de benoeming van een onafhankelijke raad van toezicht waarvan de benoeming gebeurt bij koninklijk besluit. Dat een raad of commissie door de overheid wordt benoemd, staat niet in de weg aan het onafhankelijk opereren. Het is in de publieke sector gebruikelijk dat een bewindspersoon een rol heeft bij benoemingen, ook als het om functies gaat waarbij het onafhankelijk functioneren van groot belang is. Ook de Raad van Europa acht het legitiem dat de Staat betrokken is bij benoemingen bij de publieke omroep, zolang de benoemingsprocedure transparant is en objectieve criteria worden gehanteerd die te maken hebben met de rol en opdracht van de publieke omroep.2
Ik vind dat de gevolgde procedure voldoende waarborgen biedt voor zorgvuldige en onpartijdige besluitvorming over benoemingen. De basis voor de werving en selectie zijn zeer uitgebreide en openbare inhoudelijke functieprofielen. Politieke voorkeur vormt daarin op geen enkele wijze een criterium. De werving en selectie wordt gedaan door een extern bureau en een onafhankelijke benoemingsadviescommissie die zijn eigen werkwijze bepaalt en onafhankelijk advies uitbrengt. Ik leg deze procedure nu ook in de wet vast.
Van meerdere kanten zijn opmerkingen gemaakt over de onafhankelijkheid van de publieke omroep en de wijze van benoeming van toezichthouders en bestuurders. De Raad van State heeft er in zijn advies over het voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst aandacht voor gevraagd. En ook in het kader van de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede en Eerste Kamer zijn er veel vragen over gesteld. Ondanks het feit dat de procedure rond de benoeming van de raad van toezicht van de NPO op een transparante en onafhankelijke wijze is gegaan, heb ik in antwoord op de vele nadere vragen van de Eerste Kamer over het wetsvoorstel gezegd dat het geen kwaad kan om alle benoemingsprocedures bij organisaties in de publieke mediasector tegen het licht te houden.3 Ik zal daarvoor een serieuze verkenning doen naar de procedures voor benoemingen in de mediasector waarbij de Minister betrokken is. Het gaat dan concreet om de NPO, de RPO, de NOS, de NTR, de Ster, het Commissariaat voor de Media en het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek. Ik zal u de resultaten van het onderzoek en mijn reactie hierop nog in het voorjaar aan uw Kamer sturen. Dit doe ik gelijktijdig met de reactie op de motie van de leden Mohandis en Segers.4 De motie vraagt mij te onderzoeken hoe de benoemingen van nieuwe NPO-bestuurders het meest onafhankelijk kunnen plaatsvinden. Wijzigingen die voortvloeiende uit deze verkenning en de motie, zal ik zo mogelijk meenemen in het komende wetsvoorstel over de regionale omroep.
Is het u bekend of deze kritiek breed wordt gedeeld?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de schijn van partijdigheid moet worden weggenomen? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Antisemitisch nieuwjaarsgeweld |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Free Palestine! Joden in Amsterdam belaagd tijdens Oud en Nieuw»?1
Ja.
Deelt u de afschuw over het antisemitische geweld tijdens Oud en Nieuw, waarbij een huis werd aangevallen en beschadigd door jongeren terwijl er onder andere «kankerjoden» werd geroepen?
Ja, ik deel de afschuw. Het kabinet verwerpt antisemitisme en elke andere vorm van discriminatie. Het oproepen tot discriminatie, haat en geweld is onaanvaardbaar en strafbaar.
Zijn de daders van deze antisemitische aanval inmiddels opgepakt en vastgezet?
De politie is onmiddellijk een onderzoek gestart. De minderjarige verdachten – van wie er één is aangehouden en twee zichzelf hebben gemeld – zijn na verhoor door de politie heengestuurd met een gedragsaanwijzing. Deze houdt in dat zij een bepaalde periode niet in de straat mogen komen waar het gezin woont.
Ziet u een relatie tussen het sterk groeiende antisemitisme in onze samenleving en de enorme immigratie vanuit niet-westerse landen van de afgelopen decennia?
Wat ik zie, is dat spanningen in het Midden-Oosten een voedingsbodem kunnen zijn voor antisemitisme in Nederland. We moeten ervoor waken dat deze spanningen niet een kloof in onze samenleving veroorzaken. Voor alle nieuwkomers geldt dat het van het grootste belang is dat zij zich zo snel mogelijk de waarden en normen van de Nederlandse rechtstaat eigen maken. Discriminatie en antisemitisme zijn in Nederland onacceptabel en strafbaar. De verplichte inburgering speelt een belangrijke rol in de overdracht van de fundamenten van de Nederlandse rechtstaat. In het inburgeringexamen wordt ook aandacht besteed aan het bestrijden van discriminatie.
Hoe duidt u het gegeven dat één op de vijf geschiedenisdocenten in de Randstad de holocaust nauwelijks kan bespreken als gevolg van reacties van islamitische leerlingen?2
In 2015 heeft de Staatssecretaris van OCW onderzoek laten doen naar de ervaringen van leraren bij het behandelen van thema’s die spanningen kunnen oproepen in de klas.3 De meeste leraren gaven aan daarbij geen problemen te ervaren. Toch antwoordde één op de vijf leraren soms moeite te hebben met het bespreken van een onderwerp. De bespreking van de Holocaust op «zwarte» of gemengde scholen is daar een schrijnend voorbeeld van. Eén procent van de leraren zei bepaalde onderwerpen te mijden vanwege de (verwachte) reactie van leerlingen. Het is zorgwekkend en ontoelaatbaar als leraren het behandelen van de Holocaust uit de weg gaan. Het kan niet zo zijn dat deze belangrijke onderwerpen, die raken aan de fundamentele waarden van onze democratische rechtsstaat, onbesproken blijven in de klas. Iedere leraar moet zich veilig weten en moet voldoende toegerust zijn om de Holocaust, maar ook andere onderwerpen als homoseksualiteit of discriminatie, te behandelen in de klas. In opdracht van de Staatssecretaris van OCW biedt de Stichting School en Veiligheid ondersteuning aan leraren of schoolleiders in de vorm van trainingen, en een helpdesk waar leraren terecht kunnen met vragen.
In hoeverre begrijpt u dat het feit dat joodse musea, scholen en synagogen anno 2016 in Nederland bewaking nodig hebben tegen geweld en intimidatie een teken is van maatschappelijk verval?
Het is inderdaad triest dat het nodig is. Geweld en intimidatie in welke vorm dan ook zijn onacceptabel. De inspanningen van de overheid zijn er op gericht om geweld te bestrijden, te vervolgen en bestraffen. Indien nodig wordt burgers bescherming geboden. Over de inspanningen van de regering en lokale overheid voor de beveiliging van Joodse instellingen wordt u regelmatig geïnformeerd.4
Welke concrete maatregelen bent u voornemens te treffen om het antisemitische kwaad dat zich steeds vaker manifesteert een halt toe te roepen?
De politie registreert op grond van de Aanwijzing Discriminatie van het Openbaar Ministerie (OM) alle incidenten (eigen waarnemingen, meldingen en aangiften) die mogelijk betrekking hebben op of gerelateerd zijn aan discriminatie, waaronder antisemitisme. De aanpak van discriminatie, waaronder antisemitisme, heeft prioriteit bij het OM.
Uit het onderzoek naar oorzaken en triggerfactoren voor antisemitisme onder jongeren bleek dat het conflict in het Midden-Oosten tussen Israël en de Palestijnse gebieden als trigger kan optreden voor antisemitisme. Begin 2016 organiseert SZW daarom een overleg met sleutelfiguren uit de Joodse en islamitische gemeenschap over hun inzet om doorwerking in Nederland van het Israelisch-Palestijnse conflict te verminderen. Ook worden bijeenkomsten van het Ronde Tafel netwerk antisemitisme georganiseerd, met deelname vanuit onder meer de Anne Frank Stichting, het Centraal Joods Overleg, het Contactorgaan Moslims en Overheid, het Samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders en het Inspraakorgaan Turken in Nederland. Hierbij is door deelnemers het belang onderstreept van gezamenlijk optreden rond incidenten. Dit heeft in 2015 ook plaatsgevonden. Ook worden leraren bij het bespreekbaar maken van moeilijke thema’s in de klas, zoals ontkenning Holocaust, beter ondersteund. Dit schooljaar zijn er trainingen voor leraren die hierbij ondersteuning willen. Ook ondersteunt SZW het traject «Rechtsstaat in de Klas»: lokale bijeenkomsten voor leraren in het voortgezet onderwijs in verschillende regio’s.
Het bericht 'Sjeikwatch: Osama-fan en 9/11-verheerlijker Anas Noorani Siddiqui in 020' |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Sjeikwatch: Osama-fan en 9/11-verheerlijker Anas Noorani Siddiqui in 020»?1
Ja.
Waarom en hoe heeft deze islamitische geweldsoproeper wederom toegang tot Nederland gekregen en waarom heeft u zijn komst niet voorkomen?
In de brief van het kabinet van 3 maart 2015 (vergaderjaar 2014–2015, 29 754, nr. 303) is reeds aangegeven dat uit het buitenland afkomstige visumplichtige sprekers die in Nederland onverdraagzame, anti-integratieve en/of antidemocratische boodschappen willen uitdragen en daarmee de openbare orde of nationale veiligheid bedreigen, niet welkom zijn. Iedere casus wordt op zijn eigen merites beoordeeld. Over individuele casuïstiek doe ik geen uitspraken.
Ten aanzien van het weigeren van visa van predikers – uit visumplichtige landen – die oproepen tot haat en geweld is uw Kamer recent nog geïnformeerd via de Vierde Voortgangsrapportage van het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme (betreft nadere invulling van maatregel 20f) (vergaderjaar 2015–2016, 29 754, nr. 326). Indien het komt tot een uitnodiging van een visumplichtige derdelander die oproept tot haat en geweld heeft de rijksoverheid de mogelijkheid om het vreemdelingenrecht in te zetten. De mogelijkheden hiertoe hangen echter af van de verblijfstatus van de betreffende prediker.
Ook ten aanzien van niet-visumplichtige predikers neemt het Kabinet het standpunt in dat het onacceptabel is als een podium wordt geboden aan predikers die onverdraagzaam gedachtegoed in Nederland propageren. Indien zij rechtmatig in het Schengengebied verblijven worden niet-visumplichtige predikers die oproepen tot haat en geweld beoordeeld op de boodschap die zij tijdens hun verblijf uitdragen. Zij die een onverdraagzame boodschap uitdragen, zullen daarmee worden geconfronteerd, waar mogelijk via strafrechtelijke weg.
Tot slot verwijs ik naar de drie-sporen-aanpak zoals beschreven in de beleidsreactie op de notitie «Salafisme in Nederland: diversiteit en dynamiek» (vergaderjaar 2015–2016, 29 614, nr. 38). Op 25 februari jl. heeft u een brief over de concretisering van deze aanpak ontvangen waarin het kabinet tevens ingaat op 9 moties over salafisme2. Hierin staat de aanpak van problematische gedragingen en activiteiten (waaronder het uitnodigen van geweldspredikers) centraal. Een recent voorbeeld van een casus waarin actief is verstoord, is de gemeente Eindhoven. In december legde de burgemeester een verbod op aan de moskee om zeven personen te laten spreken en toe te laten in de moskee, alsmede een bevel voor de moskee om de uitnodigingen voor een bepaald moment in te trekken. Dit naar aanleiding van eerder gedane haatzaaiende en geweldsverheerlijkende uitspraken in het buitenland door de betreffende sprekers. De moskee heeft vervolg gegeven aan het bevel en de uitnodigingen aan de sprekers ingetrokken.
Bent u bereid de genoemde islamitische geweldsoproeper acuut het land uit te zetten, zodat hij in elk geval niet middels fysieke aanwezigheid kan meewerken aan de verdere vermolenbeeking van Nederland? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel van dit soort haatsjeiks wilt u in 2016 toelaten in Nederland? Of bent u bereid een poging te doen bij verstand te komen en Nederland te behoeden voor verdere islamisering? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De vermeende beïnvloeding van de NOS door het Koninklijk Huis |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Van muffe toestand naar een gala stijl»?1
Ja
Berust de uitspraak van NOC*NSF-directeur Gerard Dielessen dat hij tijdens de uitzending van het sportgala van een filmpje van de NOS waarin kroonprins Willem-Alexander op de hak werd genomen, een telefoontje kreeg waarin het ongenoegen van het koningshuis daarover werd uitgedrukt, op waarheid? Zo nee, hoe heeft deze indruk kunnen ontstaan?
Wat is er gedurende het telefoongesprek precies gezegd van de zijde van het Koninklijk Huis, of door degenen die namens, of voor hen spraken? Indien dat niet geregistreerd is, of indien daar geen «feitelijke herinneringen» meer van bestaan, wat is naar uw beste weten de strekking van het telefoongesprek geweest?
Kan worden uitgesloten dat, mede in acht nemende de herkomst van de beller, er in enigerlei vorm druk is uitgeoefend die er toe zou kunnen leiden dat in de toekomst voorzichtiger wordt omgegaan met satire aangaande het Koninklijk Huis?
Hoe beziet u bovenstaand voorval in het licht van de constatering van NRC Handelsblad dat sindsdien de uitzending minder satirisch van aard is?
Bent u bereid te onderzoeken of leden van het Koninklijk Huis, of voor hen anderen, vaker bij media geklaagd hebben over satirische programma’s, op welke wijze dat gebeurd is, en of redacties zich onder druk gezet voelden? Zo nee, waarom niet?
Gelet op het antwoord op bovenstaande vragen was van een poging tot beïnvloeding en daarmee van schending van de belangrijke grondwettelijk gewaarborgde vrijheid van pers en vrijheid van meningsuiting geen sprake. Deze waarden en grondrechten zijn en worden ook in de toekomst gerespecteerd. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat bij andere gelegenheden van dergelijke beïnvloeding wel sprake zou zijn geweest. Daarom is er geen reden tot het doen van nader onderzoek.
Hoe verhoudt volgens u een dergelijke beïnvloeding van de NOS zich tot de in Nederland grondwettelijk gewaarborgde vrijheid van pers en vrijheid van meningsuiting?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht ‘salafisten houden de wacht tijdens jaarwisseling’ |
|
Sadet Karabulut |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Ard van der Steur (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat tijdens oud en nieuw in de Haagse Schilderswijk salafisten de wacht houden?1
Bij diverse gelegenheden, waaronder meerdere jaarwisselingen op rij, leveren tal van bewoners van de Schilderswijk (maar ook in andere Haagse wijken) een positieve bijdrage aan een rustig verloop van de jaarwisseling. Dit door te functioneren als ogen en oren voor de politie en eventueel door medebewoners aan te spreken op het veroorzaken van overlast in het kader van oud en nieuw. Het betreft vrijwilligers die een band hebben met maatschappelijke organisaties. Deze vrijwilligers krijgen geen aparte bevoegdheden en worden begeleid door de politie. Ten aanzien van de vrijwilligers moet opgemerkt worden dat het geen beleid is om personen te vragen naar gevoelde verbondenheid. De gemeente Den Haag wil en kan niet vragen naar iemands geloofsovertuiging.
Wat is uw oordeel over het feit dat de gemeente Den Haag samenwerkt met een organisatie die het salafistisch gedachtengoed actief uitdraagt?2
In de lokale context blijft het aan de gemeente om bij de vormgeving van haar integraal veiligheidsbeleid betrokkenheid van organisaties te organiseren. De lokale driehoek bepaalt binnen de eigen lokale context of deze samenwerking wenselijk is. Op 24 februari 2016 heb ik, als bijlage bij de vervolgbrief over het salafisme in Nederland4, een normatief kader naar uw Kamer verzonden. Dit kader kan gemeenten helpen bij het maken van de afweging met welke organisaties in welke context samen te werken, gebaseerd op hun feitelijke gedragingen en de al dan niet onwenselijkheid daarvan binnen de context van de rechtsstaat.
Uw Kamer heeft tijdens het VAO Politie van 8 maart 2016 de motie van het lid Bontes aangenomen. In deze motie wordt de regering verzocht alles in het werk te stellen om de samenwerking van de politie in Den Haag met de As-Soennah moskee tijdens oud en nieuw te beëindigen. Per brief van 14 april 2016 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie zijn reactie – die in lijn is met de antwoorden op de hier gestelde vragen – gegeven.
Op welke wijze werkt politie Haaglanden samen met (leden van) de as-Soennah moskee en/of andere salafistische organisaties? Zijn er andere regionale eenheden van de politie die samenwerken met organisaties met salafistische invloeden? Zo ja, welke?
De gemeente en politie in Den Haag hebben contact met een grote verscheidenheid aan burgers en maatschappelijke organisaties in de stad. In de contacten met diverse organisaties is sprake van een dialoog. Een actieve dialoog met lokale gemeenschappen geeft ruimte aan diversiteit en biedt maatschappelijk tegenwicht tegen eventuele problematische gedragingen. Het blijft aan de lokale driehoek om af te wegen met welke organisaties zij samenwerkingsverbanden wenst te onderhouden en hoe deze vorm te geven.
Op welke wijze gaat u het besluit van de Tweede Kamer, dat de samenwerking tussen overheidsinstanties en salafisten moet worden beëindigd, uitvoeren? Welke gevolgen heeft dit besluit voor de samenwerking tussen de gemeente Den Haag en as-Soennah, en welke maatregelen gaat u nemen?3
Zie antwoord vraag 2.
De bedreiging van christenen op AZC’s |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Christen bedreigd op AZC»?1 Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen met dezelfde strekking eerder dit jaar?2
Ja.
Deelt u de mening dat de signalen zoals geuit in het bovengenoemde artikel zeer ernstig zijn?
Elke vorm van intimidatie of bedreiging is ernstig.
Hoe verklaart u het feit dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) blijft herhalen dat er geen concrete meldingen zijn gedaan over bedreigingen, intimidatie of discriminatie van christenen op asielzoekerscentra (AZC’s) terwijl belangengroeperingen of geestelijke verzorgers die meldingen wel krijgen?
Het artikel waarnaar wordt verwezen stelt ten onrechte dat er geen meldingen bij het COA zijn gedaan over bedreigingen, intimidatie of discriminatie van christenen op asielzoekerscentra. Er wordt door bewoners wel degelijk melding gedaan bij de COA medewerkers. Het COA begeleidt asielzoekers tijdens hun verblijf op een COA-locatie. De medewerkers zijn getraind om spanningen te signaleren en te interveniëren bij escalatie of dreiging van escalatie. Vanuit deze rol worden zij ook geconfronteerd met christenen die vanwege hun christenzijn spanningen en confrontaties ervaren met andere bewoners en proberen zij hierin te bemiddelen. Daar waar zij zien dat er strafbare feiten zijn gepleegd zullen zij altijd de politie inschakelen.
Het COA voert periodiek en ad hoc overleg met de stichting Gave en heeft afgesproken dat alle meldingen van bewoners die de stichting Gave ontvangt, worden gemeld aan het COA.
Erkent u dat de verklaring hiervoor reeds werd aangegeven in het onderzoek van Deloitte BOI uit 2010 waarin werd gesteld dat de meldingsbereidheid onder asielzoekers laag is? Bent u tevens bereid te erkennen dat de lage meldingsbereidheid onder asielzoekers niet alleen te verklaren valt door gebrek aan bekendheid waar een melding gedaan kan worden?
De bereidheid tot het wel of niet melden van klachten kan zijn ingegeven door meerdere motieven of beweegredenen. Asielzoekers worden voorgelicht dat men voor elk signaal of voorval terecht kan bij COA medewerkers en dat bij vermeende strafbare feiten aangifte kan worden gedaan bij de politie. Op deze wijze tracht het COA de drempel voor het melden van klachten zo laag mogelijk te leggen.
Bent u bereid om nu wel te kiezen voor een onafhankelijk vertrouwenspersoon op COA-locaties?
Nee. Het COA heeft aangegeven sinds het rapport van Deloitte meer aandacht te hebben voor de problematiek van kwetsbare groepen en dat sensitiever wordt opgetreden als bewoners vertellen over de moeilijkheden die ze ervaren. De rol van de COA-medewerker als contactpersoon heeft meer aandacht gekregen. Ook de doorverwijzing naar belangenverenigingen (zoals de stichting Gave) en het faciliteren van deze contacten is een onderdeel hiervan.
Bent u tevens bereid om nauwer contact en samenwerking te faciliteren tussen het COA en belangenorganisaties en geestelijk verzorgers die dergelijke ernstige signalen wel krijgen?
Het COA voert periodiek en ad hoc overleg met de stichting Gave en heeft afgesproken dat alle meldingen van bewoners die de stichting Gave krijgt, worden gemeld aan het COA. Acute meldingen vanuit stichting Gave worden direct opgepakt en zo mogelijk afgehandeld. Elk signaal dat binnenkomt wordt zorgvuldig onderzocht en er volgt een terugkoppeling aan de melder. Dit alles gebeurt binnen de grenzen van de wet bescherming persoonsgegevens.
Bent u bereid om na vijf jaar wederom een onderzoek in te stellen naar de veiligheid en meldingsbereidheid van kwetsbare asielzoekers op COA-locaties? Zo nee, waarom niet?
Het COA heeft mij laten weten dat er geen aanleiding is voor een herhaling van het eerdere onderzoek van Deloitte. Een dergelijk onderzoek heeft pas zin als er signalen zijn die duiden op iets wat we nog niet weten. Door het rapport van Deloitte zijn de kwetsbaarheden heel goed in kaart gebracht. Het COA acteert hier op.
Intolerantie in Somalië en Brunei |
|
Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het verbod van Kerstfeest in Somalië en Brunei?1
Ja. In zowel Somalië als Brunei geldt het verbod om Kerstfeest te vieren alleen voor moslims. Het is niet-moslims toegestaan in eigen kring het Kerstfeest te vieren.
Bent u het ermee eens dat deze schandelijke inperking van de vrijheid van meningsuiting een reden is om de Nederlandse banden met deze islamitische landen te bevriezen? Zo nee, waarom wilt u banden onderhouden met deze verschrikkelijke landen en culturen?
Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en vrijheid van meningsuiting zijn prioriteiten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Het bevriezen van de banden met Somalië en Brunei zou het kabinet de mogelijkheid ontnemen hierover met deze landen een dialoog te voeren.
Nederland onderhoudt bilaterale banden met zowel Brunei als Somalië, zowel politiek als economisch. Binnen deze relatie kan op constructieve wijze over mensenrechten worden gesproken. Daarnaast stelt Nederland ook in EU- en VN-verband de mensenrechten in beide landen aan de orde.
Bent u het ermee eens dat iedere Nederlandse steun voor het islamitische bewind in Somalië verkwisting van geld van de Nederlandse belastingbetaler is en dat de Nederlandse militairen in dat moslimland onmiddellijk naar huis moeten komen om hier ons land te beschermen tegen islamitische invasies? Zo nee, waarom wilt u islamitische onderdrukkers steunen?
Nederland deelt het besef van de internationale gemeenschap dat de situatie in Somalië waarschijnlijk zal verslechteren wanneer er geen internationale hulp meer geboden wordt. Vanuit dit oogpunt acht Nederland het van belang om te blijven bijdragen aan de wederopbouw van Somalië en de stabiliteit in het land, onder meer door het bijdragen aan de EU-trainingsmissie in Somalië.
Het bericht dat de Al Fitrahmoskee en daaraan verbonden organisaties leven als een profeet in Utrecht Overvecht |
|
Sadet Karabulut |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Welke politieke acties koppelt u al dan niet samen met de lokale autoriteiten en diensten aan de zoals door u getypeerde «afschuwelijke» praktijken van de Al Fitrahmoskee en daaraan verbonden organisaties in Utrecht Overvecht?1
Op 23 december 2015 heeft dit op lokaal niveau onder andere geresulteerd in een gesprek tussen de burgemeester en voorzitter van stichting Al Fitrah. Tijdens dit gesprek is Al Fitrah aangesproken op en geconfronteerd met hun gebrek aan openheid en samenwerking met gemeente en partners. Met Al Fitrah is afgesproken dat zij opener en transparanter zullen zijn over hun werkwijze. Dit geldt ook voor de financiering van de stichting.
Daarnaast is er tijdens het overleg met de burgemeester en Al Fitrah ook afgesproken, dat Al Fitrah meewerkt aan een onderzoek naar de (pedagogische) effecten van hun lesaanbod op kinderen/jongeren. Naar aanleiding van de resultaten hiervan zal samen met Al Fitrah gekeken worden naar eventuele extra inspanningen om radicalisering tegen te gaan.
Er is periodiek contact tussen burgemeester en voorzitter van de stichting om te monitoren of de gemaakte afspraken worden nagekomen.
Het Rijk heeft een ondersteunende functie daar waar het gaat om het versterken van de kennis- en informatiepositie en het fungeren als gesprekspartner met de gemeente over actuele vraagstukken, dilemma’s en mogelijke handelingsperspectieven. In dat kader heeft er ook een expertmeeting plaatsgevonden tussen gemeente, politie en SZW over Al Fitrah om de drie-sporen-aanpak verder door te ontwikkelen.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over Al Fitrah? Hoe kijkt u nu aan tegen uw antwoorden toen? Deelt u de mening dat een omgeving waarin de politieke islam wordt gepredikt waarbij kinderen leren te haten en verafschuwen wat anders is, buurtbewoners en gelovigen door een soort zedenpolitie onderdrukt worden en vrouwen worden ontmenselijkt middels een niqaab, geen veilige omgeving is voor leerlingen of kinderen om welke vorm van onderwijs dan ook te volgen? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan?2
Het kabinet deelt de zorg van de Kamer over uitingen van het salafisme die de grenzen van de wet overtreden of die haaks staan op de waarden en normen van de democratische rechtsorde. De overheid richt zich hierbij op problematische gedragingen: niet op een gehele levensovertuiging. Er wordt al gehandhaafd door OM en politie op strafbare feiten. Echter, veel uitingen die als problematisch worden ervaren – zoals onverdraagzaamheid of anti-integratieve praktijken – bevinden zich in een grijs gebied waar de grenzen niet altijd duidelijk zijn tussen wellicht niet strafbaar, maar wel onwenselijk.
Momenteel wordt gewerkt aan de uitwerking van de salafismebrief waarin het kabinet tevens ingaat op de 9 moties over salafisme. De aanpak van problematische gedragingen (en wat deze precies zijn) en activiteiten wordt ook nader uitgewerkt in deze brief die de Tweede Kamer dit voorjaar tegemoet kan zien.
Bent u bereid om het pedagogisch klimaat in de aan het Fitrah verbonden koranonderwijs te onderzoeken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt u de mening dat kinderen ook geen koranonderwijs zouden moeten krijgen wanneer sprake is van een onveilige omgeving of waar het doel is kinderen te hersenspoelen voor de politieke islam voor een parallelle samenleving conform de regels van islamisten?
Zie antwoord op vraag 1.
Loopt er strafrechtelijk onderzoek naar de Al Fitrahmoskee en daaraan verbonden organisaties en/of personen? Zo nee, ziet u daar aanleiding toe?
Over het al dan niet lopen van een strafrechtelijk onderzoek doet het kabinet geen mededeling.
Is bekend hoe de Al Fitrahmoskee en daaraan verbonden organisaties gefinancierd worden? Zo nee, bent u bereid dit in kaart te brengen? Zo ja, kunt u deze gegevens met de Tweede Kamer delen?
In zijn algemeenheid doe ik geen uitspraken over concrete casuïstiek. Ik wijs u in dit verband op de antwoorden op vragen van de Utrechtse gemeenteraad waarin het college van Burgemeesters en Wethouders aangeeft dat hen bekend was dat er in het verleden sprake is geweest van een financieringsrelatie tussen Al Fitrah en een Koeweitse instelling.
Deelt u de mening dat de lokale autoriteiten evenals de rijksoverheid zich niet moeten laten ringeloren door deze politieke islamisten?
Zie antwoord 2.
Welke acties zullen worden ondernomen om armoede en segratie in Utrecht Overvecht te bestrijden? Op welke wijze worden buurtbewoners, leerkrachten en ouders die zich verzetten tegen deze islamisten, de nodige bescherming, ondersteuning en alternatieven geboden?
In Utrecht wordt gewerkt aan het voorkomen van polarisatie en radicalisering door uitvoering van het actieplan «Utrecht zijn we Samen». Onderdeel van dit actieplan is het werken aan acceptatie en integratie, opvoeding en onderwijs. Op 19 november hebben de leden Segers en Samson een motie ingediend om tot een effectievere aanpak van radicalisering te komen naar het voorbeeld van Utrecht. Deze motie is door de Tweede Kamer aangenomen.
Op het terrein van armoedebestrijding is er een vernieuwde armoedeaanpak. Deze wordt gemeentebreed ingezet op preventie en vroegsignalering van armoede, schulden en op ondersteuning zodat men zichzelf kan blijven redden en mee kan doen in de maatschappij. Er wordt actief gezocht naar samenwerking met partijen en ervaringsdeskundigen in de stad. In Overvecht vindt er meer inzet plaats doordat er in vergelijking met de andere wijken meer armoede is. Op 12 november 2015 is er een motie aangenomen door de gemeenteraad voor de inzet van een «Versnellingsgroep» die met ideeën en aanbevelingen zal komen op thema’s als werken aan werk, werken aan gezondheid en werken aan opvoeding en samenleven. Armoede loopt als een rode draad door die thema’s heen. Verder is Overvecht de bakermat voor Vreedzame school en Vreedzame wijk en is er al jarenlang een Bondgenotenoverleg. In het Bondgenotenoverleg neemt een groep mensen plaats die allemaal een netwerk van bewoners en professionals vertegenwoordigen. Het doel van de bijeenkomsten is onder andere om signalen en zorgen uit te wisselen over maatschappelijke ontwikkelingen.
Een onafhankelijk onderzoek naar de WK-kandidatuur van Nederland en België |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat u bij de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) hebt aangedrongen op een onafhankelijk onderzoek naar de WK-kandidatuur van Nederland en België naar aanleiding van de berichtgeving in de Volkskrant van zaterdag 12 december 2015?1
Ja, dat klopt. De KNVB heeft direct aangegeven open te staan voor de suggestie. De KNVB heeft zelfstandig besloten tot het laten verrichten van onafhankelijk onderzoek, welk besluit ik van harte ondersteun.
Wie geeft de opdracht voor het onafhankelijke onderzoek? Wie zal het onafhankelijke onderzoek uitvoeren? Welke organisaties worden betrokken bij het onderzoek?
Zoals aangegeven bij mijn antwoord op vraag twee van de leden van Dekken (PvdA) en Dijkstra (D66)2, heeft het bondsbestuur van de KNVB op 16 december jl. besloten tot een onderzoek door een onafhankelijk accountant. De organisatie, die het onderzoek gaat uitvoeren, is nog niet bekend.
Op welke wijze blijft het Ministerie van VWS betrokken bij het onderzoek en hoe controleert het of dit onafhankelijk wordt uitgevoerd?
Over het verdere verloop van het onderzoek is er contact tussen het Ministerie van VWS en de KNVB. De KNVB informeert het ministerie over nieuwe ontwikkelingen en de onderzoeksresultaten.
Wanneer worden de resultaten van het onafhankelijke onderzoek verwacht en wanneer worden deze resultaten naar de Kamer gestuurd?
Zodra de resultaten bekend zijn, zal de KNVB mij op de hoogte brengen van de bevindingen en conclusies en zal ik Uw Kamer informeren. De verwachting is dat het onderzoek in het eerste kwartaal van 2016 wordt afgerond.
Ziet ook het Openbaar Ministerie aanleiding om onderzoek te doen naar mogelijk strafbaar gepleegde feiten door de KNVB en/of de Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB)? Zo nee, waarom niet?
Zoals is aangegeven richting uw Kamer, onder meer bij brief van 21 mei 20133, kan het Openbaar Ministerie (OM) geen mededelingen doen over waar het wel of geen onderzoek naar doet. Mogelijke belangen van opsporing en vervolging, en de privacy belangen van betrokkenen, liggen hieraan ten grondslag.
Waarom is in de evaluatie van het WK-bid geen aandacht gegeven aan het opstappen uit het team eind 2009 van Alain Courtois, de bedenker van de gezamenlijke kandidatuur?2
Het doel van de evaluatie was van een andere orde en richtte zich op het functioneren van de rijksoverheid. De doelstelling was tweeledig:
Verder was de opdracht afgebakend tot de Nederlandse situatie.
Klopt het dat uit het evaluatierapport blijkt dat in 2009 in de eerste helft van september, de tweede helft van oktober en opnieuw begin november bijeenkomsten hebben plaatsgevonden waarbij zowel vertegenwoordigers van de betrokken Nederlandse departementen als Belgische contactpersonen aanwezig zijn geweest? Is bij een van deze bijeenkomsten het opstappen van Alain Courtois, en/of de reden van dit opstappen, besproken?
Ja, het klopt dat dergelijke bijeenkomsten hebben plaatsgevonden.
De verslagen van deze bijeenkomsten zijn door mij openbaar gemaakt (15 februari 2011; DCO-3049981). Het doel van de bijeenkomsten was om de door de FIFA gevraagde garanties te bespreken.
Was bij het Ministerie van VWS bekend dat Nederland eind 2009 zorgen had over mogelijk onethisch handelen van de Belgen en alleen door wilde gaan met het bid als Alain Courtois uit het team werd gezet? Zo ja, waarom is dit niet aan de Kamer gerapporteerd rond de evaluatie van het WK-bid?
Het vertrek van de heer Courtois had niet te maken met zorgen over mogelijk onethisch handelen van de Belgen. Er was binnen het bidcomité aangedrongen op een andere rol van Alain Courtois, vanwege het niet nakomen van afspraken. Dit was een eigenstandige beslissing van het bidcomité. Het bidcomité heeft het Ministerie van VWS destijds hierover geïnformeerd.
Zoals bij mijn antwoord op vraag 6 aangegeven, was het doel van de evaluatie van Berenschot van andere orde en was het onderzoek verder afgebakend tot de Nederlandse situatie.
Zal in het onafhankelijke onderzoek ook worden meegenomen welke rol het Ministerie van VWS heeft gespeeld, en of op het ministerie bekend was dat er zorgen waren over mogelijk onethisch handelen van de Belgen? Zo nee, waarom niet?
Het onafhankelijk onderzoek heeft enkel betrekking op de vermeende onrechtmatige betaling richting de heer Diallo. De heer Diallo was een contactpersoon van de Belgen. Er was geen directe betrokkenheid en contact tussen de heer Diallo en de Nederlandse afvaardiging. De rol van VWS wordt daarom niet in het onderzoek meegenomen.
Is er ooit sprake geweest van een subsidierelatie tussen het Ministerie van VWS en Beltomundial?3
Er was geen sprake van een (subsidie)relatie tussen het Ministerie van VWS en Beltomundial. Dit verliep via de Belgische overheid.
Kunt u informeren bij uw Belgische ambtgenoot of en zo ja welke stappen het Belgische Openbaar Ministerie neemt?
Het Ministerie van VWS heeft contact opgenomen met de Belgische collega’s. Wij hebben van hen begrepen dat het Openbaar Ministerie aldaar momenteel geen stappen onderneemt.
Heeft u contact opgenomen met uw Belgische ambtgenoot over deze ontwikkelingen? Zo ja, wat heeft u daarbij besproken en afgesproken?
Zoals bij het antwoord op vraag 11 aangegeven, heeft het Ministerie van VWS contact opgenomen. De Belgische collega’s wachten de uitkomsten af van het intern onderzoek dat bij de Belgische Voetbalbond loopt.
Kunt u deze vragen uiterlijk eind januari beantwoorden?
Ja.
Gesjoemel bij het Nederlands-Belgisch Wk-bid |
|
Pia Dijkstra (D66), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Nederland en België sjoemelen bij wk-bid»?1
Ja.
Welke feiten staan er momenteel vast over de mogelijke betaling van minstens tienduizend euro aan de stemmenronselaar Amadou Diallo? Welke feiten of vermoedens daarvan zijn er momenteel over mogelijke betalingen aan andere personen voor het ronselen van stemmen?
De KNVB heeft aangegeven alle beschikbare documenten boven tafel te hebben gehaald. Juristen en controllers binnen de bond hebben deze nader bestudeerd ten aanzien van de genoemde betaling van € 10.000 aan de heer Diallo. Op basis van deze feitenreconstructie zijn er door de KNVB vooralsnog geen overtredingen geconstateerd.
Om het beeld compleet te krijgen heeft de KNVB nadere informatie opgevraagd bij de Belgische Voetbalbond (KBVB).
Ten tijde van het bid is met België afgesproken dat zij contact zouden zoeken met een deel van de stemmers en dat Nederland de andere stemmers zou benaderen. De heer Diallo was een raadsman van kiesman Mohammed Bin Hammam en zat aan de Belgische kant.
De berichtgeving in de Volkskrant van 12 december 2015 is voor de KNVB aanleiding geweest om de zaak onafhankelijk te laten onderzoeken. Ik heb hierover contact gehad met de KNVB. Het bondsbestuur heeft op 16 december jl. besloten om een onafhankelijk accountant opdracht daartoe te geven. Deze moet onderzoeken of de betaling aan de heer Diallo daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. En zo ja, of deze betaling in overeenstemming was met van toepassing zijnde regelgeving. Hierbij worden voorts ook de in het Volkskrantartikel (genoemde) betalingen aan de heren Karembau en Schasny onderzocht. De verwachting is dat dit in het eerste kwartaal van 2016 zal zijn afgerond.
Indien vaststaat dat er betalingen zijn verricht aan de heer Diallo en hij daadwerkelijk een (formele) relatie had met een bestuurslid van de FIFA, gaat de KNVB de vraag aan FIFA voorleggen of dit strijdig was met de van toepassing zijnde regels. Overigens heeft de ethische commissie van de FIFA het HollandBelgiumBid eerder beoordeeld en in orde bevonden. Dit naar aanleiding van het integriteitonderzoek van de Amerikaanse onderzoeker Garcia (gepubliceerd in november 2014). Het Nederland-België bid kreeg als enige geen kritiek in het onderzoeksrapport.
Er zijn momenteel bij mij of de KNVB geen feiten of vermoedens bekend over mogelijke betalingen aan andere personen voor het ronselen van stemmen.
Deelt u de mening dat de onderste steen boven moet komen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat onafhankelijk doen?
De berichtgeving heeft de KNVB voldoende aanleiding gegeven om de zaak nader onafhankelijk te laten onderzoeken (zie verder het antwoord op vraag 2).
Vindt u dat alle relevante documenten van stichting wk-bid 2018, zoals transactieoverzichten, e-mails en notulen van vergaderingen, openbaar gemaakt moeten worden, aangezien werkzaamheden zijn verricht met publiek geld? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u daar voor zorgen?
Ik vind het belangrijk dat alle relevante documenten van de stichting WK-bid 2018 voor het genoemde onafhankelijke onderzoek beschikbaar moeten zijn. Dat is wel iets anders dan het volledig openbaar maken van deze gegevens. Conform de Wet Openbaarheid Bestuur (Wob), heb ik in een eerder stadium zoveel mogelijk documenten openbaar gemaakt, waaronder de subsidieaanvragen en de daarmee samenhangende documenten. Documenten met bedrijfsgevoelige informatie, die inzicht geven in het bedrijfsvoeringproces ten behoeve van dit bid zijn, in het kader van de Wob, door mij niet openbaar gemaakt. Openbaarmaking van deze gegevens kan ertoe leiden dat concurrenten inzage krijgen in het bedrijfsvoeringproces en dat kan toekomstige kansen direct of indirect beïnvloeden.
Wat gaat u doen als de betaling aan Amadou Diallo daadwerkelijk verricht is? Hoe zou u het Nederlands-Belgisch wk-bid dan willen duiden, en welke gevolgen verbindt u daar aan?
Ik doe daar nu geen uitspraak over. Ik wacht eerst de uitkomst van het onderzoek af. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven, zijn bij een eerste intern onderzoek van de KNVB geen overtredingen geconstateerd.
In hoeverre acht u, nu de signalen over corruptie aan de lopende band toestromen, de toewijzing van de wk’s in 2018 en 2022 eerlijk verlopen? Indien blijkt dat er sprake is geweest van corruptie, hoe gaat u de Nederlandse bijdrage van drie miljoen euro terughalen?
Zoals aangegeven in mijn antwoorden op de eerdere Kamervragen van het Kamerlid Van Dekken (PvdA) over het terugeisen van belastinggeld dat besteed is voor het WK bid 2018 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 753), wacht ik eerst de uitkomsten van de lopende onderzoeken af. Als daarin wordt aangetoond dat de toewijzing niet correct is verlopen, beraad ik mij over mogelijke vervolgstappen.
Gemeentelijke bezuinigingen op kunst en cultuur |
|
Jasper van Dijk |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Wat is uw oordeel over de uitzending «Gemeenten bezuinigen verder op kunst en cultuur?»1
In de uitzending van Nieuwsuur bracht men de gemeentelijke uitgaven aan kunst en cultuur voor een deel in beeld. Uitgaven aan monumenten, archieven en archeologie bleven buiten beeld. Gemiddeld bezuinigen gemeenten 1,2 procent. In de voorgaande jaren hebben gemeenten meer bezuinigd.
Vindt u het ook zorgelijk dat 64 procent van de gemeenten die meededen aan het onderzoek, bezuinigt op kunst en cultuur?
45 procent van de Nederlandse gemeenten (=174 gemeenten) heeft de enquête van Nieuwsuur ingevuld. Daarvan geven er 111 aan komend jaar te bezuinigen op kunst en cultuur. De hoogte van de bezuiniging verschilt. Er zijn 6 gemeenten die meer dan 20 procent bezuinigen, er zijn ook gemeenten die investeren in kunst en cultuur (63 gemeenten). Het zijn vooral de kleinere gemeenten die bezuinigen.
Erkent u dat er een verband is tussen de bezuinigingen op het gemeentefonds en de bezuinigingen op kunst en cultuur?
Veel gemeenten zien zich voor een ombuigingsopgave geplaatst. Vanuit hun autonomie kunnen gemeenten er voor kiezen op kunst en cultuur om te buigen.
Deelt u de mening van de Raad voor Cultuur dat gemeenten geneigd zijn om eerder te bezuinigen op kunst en cultuur dan op andere terreinen, omdat uitgaven aan cultuur geen wettelijke verplichting zijn?
Gemeenten voeren een aantal landelijke wetten uit waar uitgaven aan verbonden zijn. Daarnaast zijn er veel uitgaven waarover gemeenten zelfstandig mogen beslissen. Daaronder vallen uitgaven aan kunst en cultuur, maar ook sport of de gemeentelijke infrastructuur. Als gemeenten de begroting niet rond krijgen, maken ze zelfstandig de keuze op welke uitgaven ze bezuinigen. Dit kunnen kunst en cultuur zijn, maar ook andere voorzieningen die niet wettelijk verplicht zijn.
Bent u het er mee eens dat het niet sterk is om te pronken met extra landelijke investeringen in cultuur, als gemeenten tegelijkertijd als gevolg van landelijke bezuinigingen, gaan bezuinigen op cultuur?
Het rijk investeert de komende periode (2017–2020) € 18,6 miljoen extra in de basisinfrastructuur. Gemeenten zijn autonoom in het bepalen van hun eigen uitgaven aan cultuur. Het beeld van de uitgaven van gemeenten is wisselend; zie vraag 2.
Deelt u de mening dat kunst en cultuur toegankelijk moeten zijn voor iedereen, ook in kleine steden en dorpen en dat het dus zeer onwenselijk is dat zoveel (kleine) gemeentes bezuinigen op kunst en cultuur? Zo ja, hoe waarborgt u de landelijke spreiding van het cultuuraanbod?
Ik hecht aan een toegankelijk, over het land gespreid cultuuraanbod. Alle Nederlanders moeten in staat zijn te genieten van een rijk en veelzijdig cultuuraanbod. Regionale spreiding is daarom een belangrijk criterium bij de basisinfrastructuur 2017–2020 en verankerd in de Wet op het specifiek cultuurbeleid. De veranderende bevolkingssamenstelling en de omvang van de bevolking zijn van invloed op het voorzieningenniveau binnen een regio. Een belangrijke uitdaging voor de toekomst is dan ook om door samenwerking binnen regio’s gezamenlijk een complementair cultuuraanbod te realiseren.
Vindt u het ook een «rampzalige ontwikkeling» dat veel muziekscholen worden gesloten? Zo ja, bent u bereid om hiervoor extra middelen vrij te maken en toe te zien op een evenwichtig, landelijk dekkend aanbod?
Volgens de enquête van Nieuwsuur wordt er op muziekscholen gemiddeld het meest bezuinigd. Ik laat het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst de bereikbaarheid van voorzieningen voor actieve cultuurparticipatie monitoren.
Het is bekend dat gemeenten bezuinigingen op gesubsidieerde instellingen voor buitenschoolse kunsteducatie. Dat raakt ongeveer 20 procent van de voorzieningen waar muziekbeoefenaars gebruik van maken. Vooralsnog lijkt er geen aantoonbaar negatief effect van deze bezuinigingen op de cultuurdeelname van de bevolking.
Het online platform voor ‘vluchtelingen’ dat de publieke omroep wil beginnen |
|
Martin Bosma (PVV) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Videodienst. Publieke omroepen willen een Netflix beginnen voor vluchtelingen»?1
Ja.
Klopt het dat videodienst «Net in Nederland» een kostbaar platform wordt, zelfs als van bestaand materiaal gebruik wordt gemaakt, in verband met vertalingen en aanpassingen in het kader van de toegankelijkheid? Wat zijn de geschatte kosten van het platform?
Een aantal publieke omroepen overweegt om gezamenlijk een multimediaal platform in de vorm van een experimenteel aanbodkanaal te beginnen voor nieuwkomers in Nederland. Bij de ontwikkeling hiervan wordt zoveel mogelijk aangesloten bij reeds bestaande technische voorzieningen. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van bestaand audiovisueel materiaal dat wordt ondertiteld. De kosten bedragen derhalve vooral kosten voor ondertiteling. De kosten van dit platform worden op jaarbasis geschat op € 320.000. Eenmalig zal een vergelijkbaar bedrag worden geïnvesteerd voor de ontwikkeling van dit platform.
Op basis van welk artikel uit de Mediawet maakt, bewerkt of ontsluit de publieke omroep programma’s voor mensen van wie ook nog niet bepaald is of ze wel in Nederland mogen blijven? Vindt u dat het een taak van de publieke omroep is om een dergelijk platform te beginnen?
Het beoogde platform start, als daartoe wordt besloten, als experimenteel aanbodkanaal. Het verzorgen van een experimenteel aanbodkanaal moet vallen binnen de publieke mediaopdracht zoals vastgelegd in artikel 2.1 van de Mediawet. Volgens dit artikel is de media-opdracht gericht op het bieden van mediadiensten op landelijk, regionaal en lokaal niveau. De publieke omroep moet voorafgaand aan de start van het experiment zelf uitleggen dat dit past binnen de publieke media-opdracht.
Klopt het dat de publieke omroep onderzoek heeft gedaan naar de herkomst van vluchtelingen ten behoeve van het «online platform voor nieuwkomers»? Zo ja, wat waren de bevindingen, op welke etnische groepen en op welke herkomstlanden wil de publieke omroep zich gaan richten? Met welke talen wil de publieke omroep rekening houden? Passen deze bevindingen bij het beeld van de «vluchtelingen» dat de publieke omroep momenteel aan het Nederlandse publiek laat zien? Hoe beoordeelt u dit?
Enkele omroepen hebben gezamenlijk een haalbaarheidsonderzoek laten doen naar een multimediaal platform voor nieuwkomers in Nederland. Voor mij is bepalend wat de publieke omroep uiteindelijk gaat doen, en of dit valt binnen de kaders van de Mediawet 2008. Ik onthoud mij daarom van commentaar op de haalbaarheidsstudie.
Klopt het dat «Net in Nederland» tips gaat geven aan migranten waarmee ze makkelijker door de asielprocedure kunnen komen? Wat vindt u hiervan?
Het is mij niet bekend dat er plannen bestaan om dergelijke tips te geven.
Wel is er het idee om via het beoogde aanbodkanaal feitelijke informatie te bieden over de asielprocedure.
Wilt u direct een streep door dit bizarre initiatief van de publieke omroep zetten? Zo nee, waarom niet? Kunt u verder garanderen dat er geen subsidies beschikbaar gesteld worden voor dit project?
Voor mij is de vraag van belang of het beoogde aanbodkanaal past binnen de wettelijke kaders. Voor het starten van een experimenteel aanbodkanaal is geen toestemming vooraf nodig, maar moet de publieke omroep wel uitleggen hoe dit kanaal past binnen de publieke mediaopdracht.
Mocht besloten worden tot lancering van dit experimentele aanbodkanaal, dan zal de NPO overeenkomstig het Mediabesluit 2008 vooraf nadere informatie bekend maken over:
De duur van het experiment is overeenkomstig het Mediabesluit beperkt tot een looptijd van maximaal één jaar. De financiering vindt voor het overgrote deel plaats uit bijdragen uit de eigen middelen van de deelnemende omroepen.
Uitgaven door de KRO |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «KRO gaat in drie weken 900k wegsmijten»?1
Ik heb van dit bericht kennis genomen. Het Commissariaat voor de Media heeft deze aangelegenheid beoordeeld en komt tot de conclusie dat het hier gaat om besteding van verenigingsgeld van de KRO en dus niet om publieke middelen afkomstig uit de Mediabegroting. Het Commissariaat ziet geen aanleiding om hier op te treden. De vereniging KRO maakt een scherp onderscheid tussen publieke middelen en verenigingsmiddelen. Bij de fusie van KRO en NCRV zijn de omroepactiviteiten die worden gefinancierd uit de publieke middelen afgesplitst naar het gezamenlijk omroepbedrijf. De verenigingsactiviteiten zijn achtergebleven in omroepvereniging KRO respectievelijk omroepvereniging NCRV en worden betaald uit verenigingsinkomsten. Het Commissariaat liet mij weten dat de inkomsten en uitgaven van de beide verenigingen goed inzichtelijk zijn, aan de hand van de afzonderlijke jaarrekeningen.
Is het waar dat de KRO heeft besloten dit geld nog even snel uit te geven, omdat het anders teruggaat naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap? Zo ja, hoe beoordeelt u dit? Zo nee, waarom niet?
De KRO kon in 2015 beschikken over een extra bedrag van € 827.000,– aan verenigingsgeld, doordat een kortlopende schuld aan de Belastingdienst was vrijgevallen. Het staat de KRO op grond van artikel 2.136 Mediawet 2008 vrij dit bedrag te besteden aan activiteiten die redelijkerwijs nodig zijn voor het goed functioneren van de vereniging en haar organen of gebruikelijk zijn in een actief functionerende vereniging om de band met en tussen de leden te versterken. Het Commissariaat oordeelt dat zulks hier het geval is geweest. Op welk moment in het jaar de KRO het geld hieraan besteedt is niet relevant.
De Mediawet schrijft voor dat omroepverenigingen jaarlijks het nettoresultaat dat uit contributie en verenigingsactiviteiten overblijft, overdragen aan het gezamenlijke omroepbedrijf (KRO-NCRV) en dat deze die gelden moet besteden aan uitvoering van de hoofdtaak. Zowel in 2014 als 2015 behaalde de vereniging KRO een bescheiden positief resultaat, dat is overgedragen aan het omroepbedrijf KRO-NCRV en dat daar werd/wordt gebruikt voor inzet ten behoeve van het media-aanbod. Ook in het verleden, voor de fusiedatum van 1 januari 2014, zijn de positieve resultaten uit verenigingsactiviteiten toegevloeid aan de beschikbare middelen om media-aanbod mee te financieren.
Hoe beoordeelt u het feit dat de KRO € 40.000 uitgeeft om twee auto’s gedurende twee jaar te laten rijden met KRO-bestickering? Vindt u dit een doelmatige besteding van publieke middelen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De KRO heeft het extra bedrag onder meer besteed door bij te dragen aan projecten van De Zonnebloem. Deze organisatie is in 1949 ontstaan uit een KRO-radioprogramma voor zieken en gehandicapten. De Zonnebloem organiseert projecten om het leven van mensen met een lichamelijke beperking en dat van haar vrijwilligers te verrijken door sociale en recreatieve activiteiten. De KRO steunt de Zonnebloem al langer en heeft recent bijgedragen aan een project om mensen met een lichamelijke beperking toegankelijk vervoer aan te bieden. Op de zijkant van auto’s van De Zonnebloem zijn stickers geplakt waaruit blijkt dat dit project mede mogelijk is gemaakt door de KRO. Het gaat hier niet om publieke middelen, maar om besteding van KRO-verenigingsmiddelen.
Hoe beoordeelt u het feit dat de KRO € 286.500 uitgeeft om doosjes met chocolade aan haar leden te sturen? Vindt u dit een doelmatige besteding van publieke middelen? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het kader van zijn 90-jarig jubileum heeft de KRO aan trouwe leden een bescheiden attentie verstrekt: een doosje Celebrations chocolaatjes van € 6,65 per stuk. Dergelijke attenties zijn toegestaan op grond van de Regeling ledenvoordelen en ledenwerfactiviteiten 2013 van het Commissariaat.
Kunt u toelichten waartoe de projectmanager ter waarde van € 50.000 wordt ingehuurd?
De KRO heeft deze verenigingsmiddelen ingezet ten behoeve van de KRO-website, wederom in het kader van verenigingsactiviteiten.
Deelt u de mening dat de projecten van de KRO niet nodig zijn en dit geld beter kan worden besteed aan het maken van radio en televisieprogramma’s? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven al werd vastgesteld, gaat het hier niet om publieke middelen ten behoeve van de productie van media-aanbod, maar om eigen KRO-verenigingsmiddelen die zijn opgebracht door de leden. Het Commissariaat oordeelt dat het de KRO vrij staat om dit geld te besteden aan de genoemde projecten, op grond van artikel 2.136 Mediawet 2008.
Bent u bereid het gesprek met de KRO aan te gaan en hen er toe te bewegen het geld doelmatiger te besteden?
Gezien het antwoord op vraag 6 is een dergelijk gesprek niet aan de orde. Overigens is het toezicht op de rechtmatigheid van de bestedingen voorbehouden aan het Commissariaat voor de Media; toezicht op de doelmatigheid valt onder de verantwoordelijkheid van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO).
Bent u bereid na te gaan of het vaker bij de publieke omroepen voorkomt dat publiek geld aan het einde van het jaar nog snel even wordt uitgegeven, omdat het anders teruggaat naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap? Zo nee, waarom niet?
Het toezicht op de inkomsten en uitgaven van de publieke media-instellingen voorziet hier reeds in. Ik zie geen reden om dit verder aan te scherpen.
Bij de toetsing van de financiële verantwoording van de landelijke publieke media-instellingen – waaronder ook de inkomsten en uitgaven van de omroepverenigingen – steunt het Commissariaat voor de Media mede op de controle van de accountant van de media-instelling. Die controle dient te worden uitgevoerd in overeenstemming met het controleprotocol, zoals opgenomen in het Handboek Financiële Verantwoording van de landelijke publieke media-instellingen. Indien uit deze controle bijzondere bevindingen en/of signalen komen, kan dat voor het Commissariaat aanleiding vormen om de inkomsten of uitgaven van de omroepvereniging nader te onderzoeken.
Een docent die niet mag bidden op school |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het artikel «Biddende docent is niet welkom op Rijswijks Lyceum»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat de directeur van het Rijswijks Lyceum het bidden van een leraar heeft verboden?
Ik ken de berichtgeving over dit voorval. Daaruit maak ik op dat er verschillende interpretaties bestaan van wat er precies is voorgevallen. De directeur verklaart zelf in een brief aan de ouders van leerlingen van de school dat niet het bidden is verboden, maar dat de school heeft geweigerd om een ruimte beschikbaar te stellen waar de docent kon bidden. Ik kan niet beoordelen welke interpretatie het meest waarheidsgetrouw is en wat de feiten zijn in deze zaak.
Deelt u de mening dat een directeur juridisch gezien niet de bevoegdheid heeft om een docent het belijden van zijn geloof te ontzeggen tijdens een pauze? Zo nee, waarom niet?
Ja, die mening deel ik. De Algemene Wet Gelijke Behandeling verbiedt het maken van direct en indirect onderscheid op grond van godsdienst of levensovertuiging. Dat impliceert ook dat een werkgever een werknemer niet kan verbieden te bidden op de werkplek. Ik kan niet beoordelen of hiervan in deze zaak sprake is geweest, zie ook het antwoord op vraag 2. De betreffende docent zou het College voor de Rechten van de Mens kunnen vragen hierover te oordelen.
Deelt u de mening dat door de beslissing van de directeur de vrijheid van godsdienst met voeten wordt getreden? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet op voorhand. Zie ook mijn antwoord op vraag 2. Het geven van een juridisch oordeel over deze zaak is voorbehouden aan het College voor de Rechten van de Mens of de rechter, niet aan het kabinet of de Tweede Kamer.
Hoe staat het besluit van de directeur naar uw mening in verhouding tot de visie van het College van de Rechten van de Mens, welke stelt: «Ook mogen ze niet verbieden dat iemand bidt op de werkplek. Dit mag alleen als werkgevers hiervoor een hele goede reden hebben, bijvoorbeeld als er zodanig ernstige problemen door ontstaan dat het werk stagneert»?2
Gezien de verschillende interpretaties over wat precies is voorgevallen, kan ik dat niet beoordelen. Zie ook het antwoord op bovenstaande vragen.
Vindt u het onderwijstechnisch verantwoord dat een schooldirecteur in zijn besluit om een docent de school te laten verlaten, het feit dat de docent bidt tijdens zijn pauze laat prevaleren boven de didactische en pedagogische kwaliteiten van de docent? Zo ja, waarom wel?
Ik heb hier geen oordeel over. Zie voor een toelichting de antwoorden op de vragen 2, 3 en 4. Overigens heb ik begrepen uit de uitlatingen in de media van zowel de directeur als de docent dat het de keuze van de docent zelf was om de school te verlaten.
Vindt u dat als in een openbare school terecht van de vrijheid gebruik wordt gemaakt om aan kerstviering te doen, een docent ook de vrijheid zou moeten hebben om in zijn pauze te bidden? Zo nee, waarom niet?
Een docent moet de vrijheid hebben om te bidden. Dit staat los van andere keuzes die de school maakt, zoals over de organisatie van een kerstviering.
Vindt u dat dit geval verband houdt met de bredere angst en aversie jegens de islam? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Dat kan ik niet beoordelen. Zie ook mijn antwoord op vraag 2. Ik wil benadrukken dat het kabinet iedere vorm discriminatie, ook islamofobie, afkeurt en zich inspant om discriminatie te voorkomen en te bestraffen.
Bent u het eens met de constatering dat het ontnemen van fundamentele vrijheden door een schooldirecteur niet bevorderlijk is voor de burgerschapsvorming van leerlingen? Zo ja, bent u bereid om een oproep te doen om aangifte te doen tegen deze schooldirecteur? Zo nee, waarom niet?
Op basis van de mij bekende informatie kan ik niet beoordelen of er in deze casus sprake is van het ontnemen van fundamentele vrijheden. De keuze om al dan niet juridische stappen te ondernemen, laat ik aan de betrokkenen. In algemene zin ben ik het echter zeer eens met uw constatering dat het niet zo kan zijn dat op scholen de fundamentele waarden van onze democratische rechtsstaat worden geschonden. Scholen hebben een belangrijke verantwoordelijkheid in het bijbrengen van burgerschapskennis en -vaardigheden bij hun leerlingen. Gedrag dat daar haaks op staat, werkt dit tegen en is onaanvaardbaar.
Welke maatregelen gaat u nemen om dergelijke gevallen in de toekomst uit te sluiten?
Ik neem hiertoe geen aanvullende maatregelen. Indien sprake is van discriminatie, of als de wet op andere manieren wordt overtreden, kan het College voor de Rechten van de Mens of de rechter hierover oordelen.
Bent u bereid om dit specifieke geval tot op de bodem uit te zoeken en consequenties te trekken voor de positie van de directeur? Zo nee, waarom niet?
Nee. Mocht één van beide partijen behoefte hebben aan een oordeel in deze zaak, dan staat niets hen in de weg om een oordeel te vragen aan het College voor de Rechten van de Mens. Overigens is het voorbehouden aan het bestuur van de school om eventueel arbeidsrechtelijke consequenties aan dit voorval te verbinden.
Dure kaartjes voor concerten |
|
Jasper van Dijk |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «4.950 euro voor kaarten van Adele»?1
Bij de totstandkoming van de prijs speelt de verhouding tussen vraag en aanbod een belangrijke rol. Wanneer sprake is van schaarste kunnen consumenten een hogere prijs voor een product of dienst over hebben dan wanneer er geen sprake is van schaarste. Handelaren zijn vrij om de prijs te bepalen en consumenten zijn op hun beurt vrij om de gevraagde prijs al dan niet te aanvaarden.
Vindt u «reserveringskosten» van 1.047 euro voor vier kaartjes van Adele nog verdedigbaar? Gaat dit geld naar Seatwave en uiteindelijk naar eigenaar Live Nation? Zo nee, waar gaat het geld van de reserveringskosten wel naartoe?2
Navraag bij Seatwave leert dat de reserveringskosten als percentage van de betaalde kaartprijs – die door de verkopende consument wordt bepaald – worden berekend en ten gunste van Seatwave komen. Bij lage prijzen leidt dit tot lage kosten en bij hoge prijzen, zoals de tickets voor Adele, leidt dit tot hoge kosten.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat culturele en sportieve evenementen door secundaire tickethandel minder toegankelijk worden door de enorme bedragen die gevraagd worden?
Vooropgesteld: de toegankelijkheid tot culturele en sportieve evenementen is belangrijk is. Tegelijkertijd ben ik van mening dat de meeste culturele en sportevenementen breed toegankelijk zijn voor consumenten. Voor de meeste culturele (zoals optredens van nationale artiesten en theatervoorstellingen) en sportevenementen heeft de consument voldoende keuze wat betreft het aanbod en de prijs. Voor bepaalde evenementen, zoals concerten van grote internationale artiesten, heeft de consument te maken met een beperkt aanbod en een grote vraag. Grote internationale artiesten treden vaak slechts sporadisch in Nederland op.
Deelt u de mening dat het tot perverse prikkels kan leiden als websites die tickets doorverkopen (zoals Seatwave) in eigendom zijn van primaire ticketverkopers (zoals Ticketmaster)? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet hecht belang aan het op transparante wijze aanbieden van producten en diensten, te meer als sprake is van verwevenheid tussen de primaire- en secundaire kaartverkopers. Mede gelet op deze verwevenheid heb ik de in de Kamervragen geschetste casuïstiek onder de aandacht van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) gebracht. De ACM is onder meer bevoegd om toezicht te houden op de naleving van de Mededingingswet en consumentenwetgeving.
Ten aanzien van de gehanteerde voorwaarden geldt dat in beginsel marktpartijen – binnen de grenzen van de geldende wettelijke verplichtingen en bepalingen – kunnen bepalen welke voorwaarden zij aan hun toegangskaarten verbinden, dan wel, welke activiteiten zij ontplooien om toegangskaarten te verkopen. Seatwave en Ticketmaster zijn binnen de Live Nation groep afzonderlijke entiteiten die elk hun eigen algemene voorwaarden kunnen opstellen. Het is aan de rechter om te beoordelen of het hanteren van bepaalde voorwaarden door dochtermaatschappijen al dan niet rechtmatig is.
Wat vindt u ervan dat Ticketmaster in zijn voorwaarden stelt dat het zonder schriftelijke toestemming «niet is toegestaan het toegangsbewijs te verkopen aan derden of op enige andere wijze op commerciële wijze direct of indirect aan derden te verstrekken»? Valt dit te rijmen met het feit dat Seatwave eigendom is van Ticketmaster, waar de doorverkoop van kaarten wordt gefaciliteerd?3
Zie antwoord vraag 4.
Hoe oordeelt u over de uitzending van Kassa met een fragment uit de documentaire Viagogo, the great ticket scandal,over de banden tussen primaire en secundaire tickethandel?4
Aangezien een dergelijke constructie in beginsel niet verboden is, zien we geen reden voor een dergelijk onderzoek. Zoals in de antwoorden op de vragen 4, 5 en 7 is aangegeven, is deze casuïstiek onder de aandacht van de ACM gebracht. Wanneer zij misstanden in deze markt constateert, is zij op grond van de consumentenwetging en Mededingingswet bevoegd om handhavend op te treden. De ACM doet geen mededelingen over eventueel lopende onderzoeken naar mogelijke misstanden.
Vindt u het aanvaardbaar als primaire kaartverkopers betrokken zijn bij de doorverkoop van kaarten waarbij hoge winsten worden behaald?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid te onderzoeken in hoeverre primaire kaartverkopers in Nederland samenwerken met de secundaire tickethandel?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat kaartjes voor culturele en sportieve evenementen geen gewone economische goederen zijn en dat het zinvol is om erop toe te zien dat de verkoop van tickets redelijk en billijk verloopt?
Zoals in het antwoord op vraag 1 is vermeld, speelt de verhouding tussen vraag en aanbod een belangrijke rol bij de totstandkoming van de prijs van in dit geval toegangskaarten. Er bestaat reeds wetgeving, zoals de regels over oneerlijke handelspraktijken, die tot doel heeft consumenten te beschermen bij de verkoop van producten en diensten. Zo dienen consumenten voor het sluiten van een overeenkomst op juiste en niet misleidende wijze geïnformeerd te worden over bijvoorbeeld de prijs(opbouw) van het product of dienst en de belangrijkste kenmerken, zoals het feit dat het een doorverkocht ticket betreft. De ACM houdt toezicht op de naleving van die wetgeving.
Ziet u mogelijkheden om in te grijpen wanneer de secundaire tickethandel de primaire tickethandel verstoort, zoals bij de kaartverkoop van Adele in de Ziggodome het geval lijkt te zijn? Zo nee, waarom niet?
Secundaire tickethandelaren dienen zich net als andere handelaren te houden aan bestaande wet- en regelgeving, onder andere op het gebied van consumentenbescherming en mededinging. Zo dienen consumenten voor het sluiten van de overeenkomst die informatie te krijgen die hen in staat om een weloverwogen koopbeslissing te nemen en mogen ze op grond van de regels over oneerlijke handelspraktijken niet worden misleid. Ook dienen handelaren zich te houden aan de Mededingingswet en mag er bijvoorbeeld geen sprake zijn van misbruik van de economische machtspositie. De ACM houdt toezicht op deze regels en heeft verschillende instrumenten tot haar beschikking om overtredingen te sanctioneren. De ACM (destijds de Consumentenautoriteit) heeft in het verleden aan verschillende secundaire tickethandelaren lasten onder dwangsom opgelegd wegens het niet het vermelden van essentiële informatie.
Het bericht dat er voor een docent geen ruimte op school is om te bidden |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Loes Ypma (PvdA) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Biddende docent is niet welkom op Rijswijks Lyceum»1
Ja.
Deelt u de mening dat door een biddende docent niet welkom te heten, de kinderen als boodschap krijgen dat ook zij en hun ouders niet welkom zijn als het gaat om hun identiteit, inspiratie en levenshouding?
Deze zaak is mij bekend uit de berichtgeving die daarover is geweest. Daaruit maak ik op dat er verschillende interpretaties bestaan van wat er precies is voorgevallen. In een brief aan de ouders van de leerlingen verklaart de directeur juist dat de school openstaat «voor alle kinderen en medewerkers, met welke levensovertuiging, afkomst en godsdienst ook».
Ik kan niet beoordelen of het in deze zaak inderdaad zo is dat de docent niet welkom was. Als hier sprake van zou zijn geweest, vind ik dat onacceptabel. Het openbaar onderwijs is toegankelijk voor alle leerlingen en docenten, ongeacht hun godsdienst of levensbeschouwing.
Deelt u de mening dat een dergelijke impliciete boodschap bij de kinderen een gevoel van innerlijke onveiligheid teweeg brengt die slecht is voor hun leerhouding, integratie negatief beïnvloedt en bij een aantal gezinnen uitnodigt tot terugtrekking in een religieuze zuil met islamitisch onderwijs waar de kinderen wél welkom zijn inclusief hun religieuze identiteit?
Zie ook het antwoord op vraag 2. Ik kan niet beoordelen wat er precies is voorgevallen en welk effect dit heeft op leerlingen en ouders. Ik deel echter uw mening dat een veilig gevoel een voorwaarde is voor leerlingen om te kunnen leren en ontwikkelen. Het is de opdracht van de school om zorg te dragen voor sociale veiligheid. Het is aan ouders om een keuze te maken tussen openbaar of bijzonder onderwijs, passend bij hun overtuiging of voorkeur.
Deelt u de mening dat de meerwaarde van het openbaar onderwijs juist is dat een parallelle samenleving volgens eigen zuil niet nodig is, omdat openbare scholen open zijn voor alle levensovertuigingen, zowel voor ouders, leerlingen als docenten?
Vrijheid van onderwijs is een grondrecht en een groot goed. Openbare scholen zijn voor iedereen toegankelijk en baseren hun onderwijs niet op godsdienst of levensovertuiging.
Bijzondere scholen hebben een religieuze of levensbeschouwelijke grondslag. Zij mogen onder voorwaarden bepaalde eisen stellen bij de toelating van leerlingen en docenten. In het traject Meer ruimte voor nieuwe scholen werk ik aan mogelijkheden om ook op andere gronden, zoals pedagogisch-didactische concepten, bijzondere scholen te stichten.
Zowel het openbaar onderwijs als de bijzondere scholen hebben hun eigen waarde. Deze scholen bestaan naast elkaar: het één is geen vervanging voor het ander.
Gebrekkige arbeidsomstandigheden in Qatar bij de voorbereidingen op het WK voetbal van 2022 |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van Amnesty International van 1 december jl. waarin gesteld wordt dat er «(...) geen enkele vooruitgang geboekt (is) wat betreft uitbreiding van het aantal arbeidsinspecteurs en afschaffing van het onderdrukkende sponsorsysteem» en dat aangekondigde hervormingen door Qatar zijn vertraagd?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het gebrek aan voortuitgang in Qatar met betrekking tot de uiterst slechte behandeling van arbeidsmigranten en het door Qatar uitstellen van broodnodige hervormingen die de leefsituatie van deze arbeidsmigranten zouden moeten verbeteren?
Er is het afgelopen jaar een aantal positieve maatregelen genomen door de overheid van Qatar, maar op een aantal gebieden wordt nog niet voldaan aan internationaal overeengekomen standaarden. De wettelijke maatregelen die het zogenaamde «Kafala» (sponsor)systeem meer in lijn moeten brengen met een vrije arbeidsmarkt worden pas eind 2016 doorgevoerd. Deze maatregelen beogen een meer contractuele relatie tussen werkgever en werknemer tot stand te brengen. Echter, ook met de beoogde veranderingen is er nog steeds geen sprake van een vrije arbeidsmarkt, aangezien werknemers alleen onder bepaalde voorwaarden van werkgever kunnen veranderen, en zij niet vrij zijn het land te verlaten zonder toestemming van de overheid.
Op het gebied van de uitbetaling van salarissen is er vooruitgang geboekt met de invoering van een elektronisch betalingssysteem. Dit systeem verplicht alle bedrijven boven de 500 werknemers tot automatische overmaking van salarissen naar een lokale bankrekening. Het aantal arbeidsinspecteurs is verhoogd naar 294 met verdere uitbreiding in het verschiet, en er is voor 70.000 werknemers accommodatie gebouwd op basis van de verhoogde standaarden voor woon- en werkomstandigheden.
Ondanks de verbeteringen die zijn ingezet zijn er in Qatar nog steeds schrijnende gevallen van slechte behandeling, misbruik en dwangarbeid. De mentaliteitsverandering die nodig is om de situatie en positie van arbeidsmigranten te verbeteren kost echter tijd. Nederland blijft hierover met andere EU landen het gesprek voeren met Qatarese gesprekspartners. Effectiviteit en daadwerkelijke verandering staan hierin voor het kabinet voorop.
Welke concrete acties heeft u ondernomen naar aanleiding van het verzoek van 15 juni jl. van de Tweede Kamer aan de regering «om in de meest krachtige termen, bilateraal, in EU-verband, en in internationale organisaties zoals de ILO, van Qatar harde garanties te eisen voor de bescherming van de rechten van arbeidsmigranten?»2 Wat zijn de resultaten van deze acties?
Nederland zet zich actief in om de situatie van arbeidsmigranten in Qatar te verbeteren en onderhoudt hierover regelmatig op politiek en hoog ambtelijk niveau contact met de Qatarese autoriteiten. In de afgelopen maanden heeft de ambassadeur in Doha de situatie van de arbeidsmigranten uitvoerig en op het hoogste niveau aangekaart bij onder meer de Minister-President, de Minister van Arbeid, de Minister van Sport, en het organiserend comité voor de WK 2022.
Daarnaast is het thema op initiatief van Nederland een vast onderwerp op de agenda van het EU ambassadeursoverleg, en wordt de voortgang inzake concrete maatregelen door een werkgroep onder leiding van Nederland bijgehouden in een matrix. Dit overzicht dient als basis voor de gesprekken met Qatarese autoriteiten.
Op initiatief van de ambassade vond 18 oktober jl. een bijeenkomst plaats tussen het lokaal vertegenwoordigd Nederlands bedrijfsleven en het WK 2022 Comité over het welzijn van werknemers. Het gesprek vond plaats in een open sfeer waarbij deelnemers ingingen op de uitdagingen en obstakels bij het implementeren van de welzijnsstandaarden in de bouw van de WK-infrastructuur.
Binnen het klachtenmechanisme van de International Labour Organization (ILO) speelt een zaak tegen Qatar over de behandeling van arbeidsmigranten, specifiek over het niet-nakomen door Qatar van de ILO-verdragen over arbeidsinspectie en tegen dwangarbeid. In deze zaak zet Nederland zich actief in om binnen de EU consensus te bereiken en zodoende in de ILO gezamenlijk Qatar aan te blijven sporen tot verdere verbeteringen en volledige naleving van de ILO-verdragen. In de meest recente ILO Beheersraad van november 2015 heeft Nederland zich, namens de gehele EU, uitgesproken voor het instellen van een high-level ILO-missie naar Qatar. Na een stemming werd besloten tot deze missie, die de (uitvoering van de) maatregelen die de Qatarese autoriteiten hebben genomen zal beoordelen.
Welke concrete acties heeft u ondernomen naar aanleiding van het verzoek van 15 juni jl. van de Tweede Kamer aan de regering «om (van) Qatar minimaal een duidelijke routekaart met concrete doelen en benchmarks voor het aanpakken van deze vorm van moderne slavernij te eisen, waaronder de ratificatie en naleving van relevante (ILO-)verdragen» en hoe staat het met de ontwikkeling van een eventuele routekaart?3 Wat zijn de resultaten van deze acties?
Het kabinet kaart de problematiek van arbeidsmigranten regelmatig aan, zowel bilateraal als in het kader van de ILO. Op 7 december jl. sprak de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking met de Directeur-Generaal van de ILO om nogmaals de Nederlandse prioritering van dit onderwerp binnen de ILO te onderstrepen. Tijdens dat gesprek werd afgesproken dat meer zal worden opgetrokken met de private sector en met de verschillende voetbalbonden.
Tijdens de ILO Beheersraad in september is er – naast het instellen van de high-level missie – bij Qatar op aangedrongen technische ondersteuning van de ILO te accepteren om de nationale wetgeving in lijn te brengen met relevante ILO verdragen. Deze assistentie zou ook moeten leiden tot een concreter plan van aanpak van de Qatarese autoriteiten. In het kader van de hierboven genoemde klachtzaak tegen Qatar, moet de Qatarese regering frequent een overzicht geven van genomen maatregelen.
Qatar heeft vijf van de acht fundamentele arbeidsconventies getekend en geratificeerd. Nederland pleit er – zowel binnen de ILO als daarbuiten – voor dat landen zich houden aan de fundamentele arbeidsnormen, en roept deze landen op om de fundamentele conventies te ratificeren en de nationale wetgeving daarmee in lijn te brengen. Het klachtenmechanisme van de ILO kan Qatar echter alleen aanspreken op geratificeerde verdragen.
Nederland is er van overtuigd dat de stappen die door de Qatarese autoriteiten zijn gezet voor een groot deel te danken zijn aan de toegenomen internationale aandacht, inclusief de inzet in de ILO.
Bent u van mening dat Wereldvoetbalbond FIFA inmiddels voldoende openheid van zaken heeft gegeven over de toewijzingen voor het Wereldkampioenschap van 2018 aan Rusland en van 2022 aan Qatar? Bent u inmiddels wel bereid om een oordeel te vellen over de stand van zaken inzake de staat van integriteit bij de FIFA?
Momenteel worden er diverse (strafrechtelijke) onderzoeken verricht naar de toewijzing van deze Wereldkampioenschappen. Het kabinet wacht de uitkomsten van deze onderzoeken af alvorens een standpunt in te nemen.
Hierbij merkt het kabinet op dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zich heeft voorgenomen om in het kader van het EU-voorzitterschap met de sportministers van de EU-lidstaten en de sportwereld een krachtig gezamenlijk signaal af te geven dat de integriteit van de sport verbeterd dient te worden. Hierbij wordt de nadruk gelegd op goed bestuur en transparantie van grote sportevenementen, en de bestrijding van doping en matchfixing.