De economische missie naar Abu Dhabi |
|
Bram van Ojik (GL) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat u van plan bent om van 22 tot en met 26 februari 2015 leiding te geven aan een economische missie naar Abu Dhabi gericht op de veiligheids- en defensieindustrie?1
Ja, net als bijvoorbeeld mijn collega’s van Frankrijk, Griekenland, Italië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk.
Klopt het dat deze economische missie gericht is op wapenexport en investeringen in de wapenindustrie?
De economische missie is er, binnen het kader van de Defensie Industrie Strategie (Kamerstuk 131 25, nr. 20, 13 december 2013), op gericht de Nederlandse defensie- en veiligheidsindustrie te ondersteunen.
Deze handelsmissie strookt met het kabinetsbeleid om een Europees en internationaal level playing field te bevorderen, respectievelijk de Nederlandse defensie- en veiligheidsgerelateerde industrie internationaal te positioneren.
De deelnemende bedrijven opereren veelal zowel op de civiele als defensiemarkt.
Waarom is ervoor gekozen om dit jaar met zo’n zware delegatie af te reizen naar Abu Dhabi en de IDEX defensiebeurs?
Er zijn jaarlijks drie internationale defensiebeurzen, waarbij per geval de opportuniteit van deelneming vanuit Nederland en van een bewindspersoon wordt beoordeeld. Wat de IDEX betreft, hebben het economische en politieke belang van de bilaterale relatie met de Verenigde Arabische Emiraten – een coalitiepartner uit de regio in de strijd tegen ISIS – ook meegewogen in deze beoordeling (zie ook het antwoord op vraag 9).
Hoe schat u het risico in dat het stimuleren van wapenexport en investeringen in de wapenindustrie in de regio Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA) bijdraagt aan verdere destabilisering van deze regio waar al zoveel complexe gewelddadige conflicten zijn?
Hoe voorkomt u dat deze economische missie direct of indirect bijdraagt aan verdere escalatie van conflicten, interne repressie van de bevolking en schending van mensenrechten in het Midden-Oosten en Noord-Afrika?
Hoe gaat u voorkomen dat in de toekomst hetzelfde gebeurt als in 2011 in Egypte en Bahrein, toen de regering door Nederland geleverde tanks inzette om de eigen bevolking te onderdrukken?2
Hoe beziet u deze missie in het kader van de OESO-richtlijnen waarin opgenomen is dat ondernemingen manieren moeten zoeken «om ongunstige effecten op mensenrechten te voorkomen of te verminderen wanneer deze effecten direct verbonden zijn aan hun bedrijfsactiviteiten, producten of diensten via een zakelijke relatie, zelfs als zij zelf niet bijdragen aan deze effecten»?
Wat is uw visie op het Duitse besluit ten aanzien van wapenexport naar Saudi-Arabië vanwege instabiliteit in de regio? Is het niet verstandig dat Nederland zich hierbij aansluit?
Dit bericht blijkt onjuist te zijn, zie de antwoorden van de Minister van Buitenlandse Zaken op vragen over dit onderwerp van 11 februari 2015 (Aanhangsel Handelingen TK 2014–2015, nr. 1284).
Bent u bereid het bezoek aan de IDEX defensiebeurs te heroverwegen in het kader van de huidige conflicten in de MENA-regio?
Neen. Deelneming staat niet haaks op het kabinetsbeleid ten aanzien van wapenexport. Daarnaast biedt dit bezoek een nuttige gelegenheid om de brede bilaterale betrekkingen met een relevante politieke en economische partner in de regio, de Verenigde Arabische Emiraten, aan te halen.
De berichten ‘Oproep tot transparantie in ontwikkeling criteria voor biomassa’ en ‘Groen paspoort van FSC verlopen’ |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Oproep tot transparantie in ontwikkeling criteria voor biomassa»1 en «Groen paspoort van FSC verlopen»?2
Ja.
Klopt het dat houtkeurmerk FSC volgens de Toetsingscommissie Inkoop Hout (TPAC) al sinds 2012 op bepaalde onderdelen binnen de Nederlandse criteria tekort schiet? Zo ja, om welke onderdelen en criteria gaat het? Klopt het dat hout met FSC-keurmerk desondanks wel goedgekeurd wordt binnen het Nederlandse duurzaam inkoopbeleid? Hoe verhoudt zich dit tot het feit dat MTCS (keurmerk voor duurzaam bos), dat volgens TPAC ook tekort schiet op bepaalde onderdelen van criteria en op deze punten zichtbare verbeteringen heeft beloofd, niet goedgekeurd wordt binnen het Nederlandse duurzaam inkoopbeleid?
De toetsingscommissie TPAC3 is in 2013 begonnen met de hertoetsing van FSC4. Hierbij heeft FSC, net als andere systemen, de gelegenheid gekregen verbeteringen door te voeren. Indien er tijdens de toetsingsprocedure sterke aanwijzingen zijn dat het keurmerk op fundamentele punten tekortschiet, kan TPAC de bewindspersoon van Infrastructuur en Milieu (IenM) adviseren goedkeuring in te trekken. Dit is tot op heden niet gebeurd.
De toetsingscommissie TPAC legt momenteel de laatste hand aan de hertoetsing van FSC. Na afronding van de beoordeling maakt TPAC de toetsingsresultaten bekend. Uit die toetsingsresultaten moet blijken of FSC nog altijd aan de Nederlandse inkoopcriteria voldoet en hoe op verschillende onderdelen is gescoord.
De stelling dat PEFC5 internatonaal niet is goedgekeurd, is niet juist. PEFC is in 2010 goedgekeurd en toegelaten tot het rijksinkoopbeleid. Sinds 2 juni 2014 mag ook het onderliggende Maleisische houtkeurmerk MTCS worden ingekocht.
Wat is uw reactie op de open brief van de CEO en Secretaris-Generaal van PEFC, waarin hij stelt dat het proces dat moet leiden tot duurzaamheidscriteria voor biomassa niet transparant is en dat niet alle belanghebbenden hierin participeren?
Vanuit het Energieakkoord worden de duurzaamheidscriteria ontwikkeld voor vaste biomassa voor energietoepassingen. Alle belanghebbenden bij het SER energieakkoord hebben gelegenheid te participeren.
De criteria voor duurzaam bosbeheer, een component van de criteria voor vaste biomassa voor energietoepassingen, worden gebaseerd op de criteria in het houtinkoopbeleid, die met brede stakeholderbetrokkenheid zijn opgesteld.
Bij het proces en de vertegenwoordiging in het SER-traject is veel zorg besteed aan evenwichtigheid en transparantie.
Waarom wordt PEFC als mondiaal erkend duurzaamheidslabel niet betrokken bij duurzaamheidscriteria voor biomassa, terwijl FSC, waarvan nota bene betrokkenen van Greenpeace en het Wereld Natuur Fonds prominent zitting in het bestuur hebben, wel aanwezig is bij de gesprekken die voortborduren op afspraken uit het Energieakkoord? Klopt het dat diezelfde ngo's ook door TPAC uitgenodigd worden om keurmerken te beoordelen?
De duurzaamheidscriteria worden vastgesteld voor vaste biomassa ten behoeve van energietoepassingen (in het kader van het Energieakkoord). Greenpeace, Natuur&Milieu, Milieudefensie en het Wereld Natuurfonds zijn betrokken bij de ontwikkeling van de duurzaamheidscriteria. In de laatste onderhandelingen voeren Greenpeace en Natuur&Milieu het woord namens de ngo’s. Keurmerkorganisaties nemen geen deel aan het overleg.
In de toetsingsprocedure voor het houtinkoopbeleid worden bestaande houtkeurmerken beoordeeld door de onafhankelijke commissie TPAC. Stakeholders, waaronder ngo’s, bedrijven en keurmerkorganisaties, hebben gelegenheid informatie in te brengen over het functioneren van keurmerken. TPAC vormt vervolgens een eigenstandig oordeel.
Deelt u de mening dat er op zijn minst sprake is van de schijn van belangenverstrengeling, zowel bij het toelaten van bepaalde keurmerken binnen het duurzame inkoopbeleid als bij het opstellen van duurzaamheidscriteria voor biomassa?
Zowel bij de toetsing van houtkeurmerken voor het inkoopbeleid als bij de vaststelling van duurzaamheidscriteria voor vaste biomassa voor energietoepassingen is de nodige zorg besteed aan transparantie, evenwichtigheid en onafhankelijkheid.
In het Energieakkoord wordt FSC genoemd. De afspraak die in het onderhandelingstraject is gemaakt, is dat ook andere certificatiesystemen kunnen fungeren als bewijs dat aan de duurzaamheidscriteria is voldaan. De beslissing over acceptatie van keurmerken wordt door een onafhankelijke instantie genomen. Voor vaste biomassa voor energietoepassingen wordt hiertoe nog een toetsingssystematiek ingericht. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan objectiviteit, uitvoerbaarheid en proportionaliteit.
Hoe beoordeelt u in dit licht de onafhankelijkheid van TPAC? Wat is de toegevoegde waarde van TPAC, zeker nu er op Europees en internationaal niveau een standaardisatie van duurzaamheidscriteria plaatsvindt? Is het eenzijdig opleggen van Nederlandse criteria realistisch, wetende dat er op internationaal niveau soortgelijke en soms andere eisen gelden? Waar schieten deze internationale eisen volgens u tekort? Deelt u de mening dat het doel, namelijk het inkopen van duurzaam hout, voorop moet staan en dat Nederland zich voor een gelijk speelveld beter kan aansluiten op internationale standaarden, dan zelf uitgebreide toetsingscriteria op te stellen?
Het opstellen van een houtinkoopbeleid is een nationale competentie, waarbij rekening wordt gehouden met aanbestedingsregelgeving en internationale afspraken over duurzaam bosbeheer.
Er is op hoofdlijnen internationale overeenstemming over wat duurzaam bosbeheer inhoudt6. Om een definitie van duurzaam bosbeheer op te kunnen nemen in het houtinkoopbeleid, moet die definitie vervolgens gespecificeerd worden in criteria die gebruikt kunnen worden in aanbestedingen. Op dit moment is er nog geen internationale of EU-brede criteriaset voor duurzaam bosbeheer die kan worden gebruikt voor het duurzaam inkoopbeleid.
Nederland was één van de eerste EU-lidstaten die houtinkoopcriteria heeft opgesteld met een toetsingskader voor keurmerken. Inmiddels zijn er meer landen met een houtinkoopbeleid, waaronder het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Denemarken. Met mijn EU-collega’s onderzoek ik nu de mogelijkheden voor verdere samenwerking.
Hoe wordt TPAC gefinancierd? Wat is de bijdrage van de rijksoverheid hieraan? Bent u bereid om de werkzaamheden van TPAC tegen het licht te houden, daarbij rekening houdend met het feit dat er op internationaal uniforme duurzaamheidseisen en gezamenlijke toetsing van keurmerken mogelijk is? Bent u bereid over te gaan tot opheffing van TPAC, wanneer blijkt dat dit adviesorgaan niet langer van toegevoegde waarde is voor het beoordelen van keurmerken?
De toetsingscommissie TPAC beheert de Nederlandse inkoopcriteria en beoordeelt houtcertificatiesystemen voor het rijksinkoopbeleid.
TPAC wordt beheerd door Stichting Milieukeur (SMK). SMK ontvangt hiervoor medefinanciering van de rijksoverheid. Voor 2015 gaat het om € 150.000.
Gezamenlijk optrekken in EU-verband is van belang om maximaal effect te sorteren. Met mijn EU-collega’s onderzoek ik de mogelijkheden voor gezamenlijke criteria en/of toetsingen. Dit kan ertoe leiden dat de Nederlandse toetsingssystematiek voor het houtinkoopbeleid wordt aangepast en dat dit gevolgen heeft voor het voortbestaan van TPAC. Wanneer het overleg met mijn EU-collega’s een concluderend stadium bereikt, zal ik uw Kamer hierover informeren.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Algemeen overleg Duurzaamheid op 5 februari a.s?
Het opnemen van het investeringsgeschillenbeslechtingsmechanisme (ISDS) in het Vrijhandelsakkoord van de EU met Canada (CETA) |
|
Bram van Ojik (GL) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitkomsten van de openbare raadpleging van de Europese Commissie over ISDS en de opmerking van Commissaris Malmström dat er «gigantische scepsis bestaat onder Europeanen over ISDS»?1
Ik ben bekend met het rapport van de Europese Commissie over de online publieke consultaties over investeringsbescherming en investeerder-Staat geschillenbeslechting (ISDS) in het Transatlantic Trade and Investment Partnership Agreement (TTIP).De Europese Commissie heeft een groot aantal reacties op de publieke consultaties ontvangen, waarvan een groot aantal kritisch is over TTIP en ISDS. De opmerking van Commissaris Malmström plaats ik in dat licht.
Deelt u de opvatting dat wanneer de ISDS-clausule in CETA onveranderd blijft, de EU geen sterke onderhandelingspositie meer heeft tegenover de VS in de onderhandelingen over het Vrijhandelsakkoord van de EU met de VS (TTIP), waardoor geen recht kan worden gedaan aan de legitieme zorgen van Europeanen over ISDS?
De Europese Commissie heeft aangegeven dat de resultaten van de publieke consultaties over investeringsbescherming en ISDS in TTIP onderdeel zijn van een breder debat over ISDS. Doel van dat debat is te komen tot een verbeterde standaard, die de bestaande zorgen voldoende adresseert. Dit debat is ook van belang in het kader van CETA. Uitstel van de ondertekening van CETA tot in de tweede helft van 2016, zoals onlangs aangekondigd door de Europese Commissie, biedt ruimte om de ISDS-clausule in CETA nog tegen het licht te houden. Ik ben van mening dat het voeren van een gefocust debat om tot een EU-benadering van ISDS te komen, de onderhandelingspositie van de EU tegenover de VS zal versterken.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Duitsland en Frankrijk mogelijkheden willen om CETA op sommige punten alsnog te kunnen wijzigen, bijvoorbeeld als het gaat om ISDS?2
Ik ben bekend met de gezamenlijke verklaring van Duitsland en Frankrijk op 21 januari 2015. Hierin is het belang uitgesproken dat de uitkomsten van de publieke consultaties in TTIP en het vervolgdebat dat de Europese Commissie over ISDS in TTIP zal voeren een aanmoediging zou moeten zijn om verdere technische verbeteringen in CETA aan te brengen.
Hoe beoordeelt u deze stap van de ministers van Handel van Frankrijk en Duitsland?
Ik zie deze stap als een constructieve bijdrage aan het ISDS-debat in de Europese Unie. Deze bijdrage sluit nauw aan bij de Nederlandse opstelling ter zake, zoals verwoord in de Kamerbrief van 25 juni 2014 over het Nederlandse onderzoek naar de risico’s van ISDS in TTIP (Kamerstuk 21501–02, nr. 1397).
Bent u van plan Nederland actief bij dit verzoek te laten aansluiten? Zo nee, waarom niet?
Op 30 januari en 12 februari jl. sprak ik onder anderen met mijn Franse en Duitse collega’s over ISDS en de uitkomsten van de publieke consultaties. Diverse andere collega’s hebben belangstelling getoond om in deze gesprekken te participeren.
Welke stappen gaat u zetten naar aanleiding van de resultaten van de openbare raadpleging om de zorgen van het maatschappelijk middenveld over ISDS mee te nemen in de Nederlandse positie?
Op basis van de consultaties heeft de Commissie een aantal terreinen geïdentificeerd waarop het vervolgdebat gefocust moet worden. Het gaat hierbij om:
Deze terreinen komen overeen met de punten die ik eerder heb aangegeven in de brief aan de Tweede Kamer in juni 2014 over het Nederlandse onderzoek naar de risico’s van ISDS in TTIP (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1397). Ik juich het dan ook toe dat het debat wordt gevoerd om tot een EU-benadering te komen die bijdraagt aan het tot stand komen van een verbeterde standaard. Ik zal dat debat ook in Nederland voortzetten met de relevante stakeholders. De uitkomsten van dat debat zijn van belang voor de vorming van de Nederlandse positie op dit terrein.
De stop op Duitse wapenexport naar Saoedi-Arabië |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Klopt het dat Duitsland een stop heeft afgekondigd voor wapenexport naar Saoedi-Arabië?1 Wat zijn de gronden daarvoor?
In verschillende media stond te lezen dat Duitsland stopt met de uitvoer van wapens naar Saudi-Arabië. Uit navraag bij de Duitse autoriteiten is gebleken dat het hier gaat om een foutieve weergave in de media.
Het Duitse wapenexportbeleid richting Saoedi-Arabië is niet gewijzigd. Duitsland toetst, net als Nederland, alle vergunningaanvragen voor de export van militaire goederen naar Saoedi-Arabië op individuele basis aan de hand van de acht criteria van het Europees Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport.
Zowel Nederland als Duitsland wijzen in de praktijk ook vergunningen af op basis van de toetsing aan het EU Gemeenschappelijk Standpunt.
Heeft Duitsland de Nederlandse regering op enigerlei wijze geïnformeerd over (het voornemen tot) deze stap en de gronden daarvoor? Zo neen, bent u bereid daarover inlichtingen in te winnen en die vóór het eerstvolgende Algemeen overleg over de Raad Buitenlandse Zaken met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u de in de media genoemde overweging van Duitsland, dat de situatie in de regio te instabiel is?
De regionale situatie is op dit moment zorgwekkend. Het toenemend geweld in de bredere regio, de situatie in Syrië en Irak en de opmars van ISIS, baren het kabinet zorgen. Ook Saudi-Arabië ervaart deze situatie als zorgwekkend. Saudi-Arabië maakt samen met Nederland en nog zo’n 60 andere landendeel uit van de internationale coalitie tegen ISIS.
Ziet u aanleiding om ook een Nederlandse stop op wapenexport naar Saoedi-Arabië af te kondigen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is geen voorstander van een algehele stop op wapenexport naar Saudi-Arabië. Zoals ook aangegeven tijdens het Algemeen Overleg Wapenexport van 11 december jl. worden alle aanvragen voor Saoedi-Arabië met terughoudendheid in behandeling genomen. Het kabinet acht een volledige stop op de export van militaire goederen niet zinvol en niet effectief, gezien het unilaterale karakter daarvan.
Op basis van de toets aan de acht criteria van het Europees Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport wordt zorgvuldig gekeken naar de aard van de goederen, het eindgebruik en de eventuele betrokkenheid van de eindgebruiker bij mensenrechtenschendingen. Er wordt geen vergunning afgegeven indien de goederen kunnen worden ingezet bij mensenrechtenschendingen of interne repressie, danwel een risico vormen voor de regionale stabiliteit, ook al bestaat er een legitieme veiligheidsbehoefte in Saoedi-Arabië.
De ontwikkelingen rond het Vrijhandelsakkoord tussen de EU en de VS (TTIP) |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Deelt u de mening van Jeronim Capaldo dat we nog altijd de mogelijkheid hebben om geen handelsverdrag met de VS (TTIP) af te sluiten?1
Als de onderhandelingen zijn afgerond, zal de Europese Raad, het Europees parlement het akkoord nog moeten goedkeuren. Daarnaast ben ik, samen met de Tweede Kamer en de ander EU-lidstaten, van mening dat TTIP een gemengd akkoord is. Daarmee moeten ook alle parlementen van EU-lidstaten het akkoord ratificeren.
Welke sociale rechten moeten volgens u compromisloos beschermd worden in de EU, met of zonder TTIP?
Ik hecht grote waarde aan de sociale verworvenheden in Europa. Door de EU wordt in elk vrijhandelsakkoord een zogenaamde labour clause opgenomen. In deze clausule staat dat regelgeving op het gebied van werkgelegenheid en sociale zekerheid geldig blijft, ongeacht wat in het akkoord wordt opgenomen. De EU heeft daarmee de ruimte om haar sociale model in stand te houden.
Welke conclusies verbindt u aan het paper van Capaldo, dat onder meer stelt dat 600.000 banen in Europa verloren gaan? Wat voor gevolgen hebben de conclusies voor uw standpunt over TTIP?
In de Kamerbrief van 28 januari jl. heb ik uw Kamer een appreciatie gegeven van deze studie. We volgen alle onderzoeken en studies nauwgezet om te bekijken of ze consequenties moeten hebben voor onze inzet.
Welke uitkomst acht u wenselijk als het gaat om de onderhandelingen over TTIP, met name als het gaat om arbeidsrechten?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 zal TTIP niks afdoen aan de sociale verworvenheden in Europa. Daarnaast is de Nederlandse inzet dat in het duurzaamheidshoofdstuk afspraken worden gemaakt met de VS over het respecteren en het uitvoeren van de ILO-afspraken over arbeidsrechten. Deze inzet wordt gedeeld door de Europese Commissie, zoals ook te lezen is in de recent gepubliceerde position papers over het duurzaamheidshoofdstuk.2
Bent u bereid om met de vakbonden in gesprek te gaan over hun zorgen inzake de gevolgen van TTIP voor werkgelegenheid, arbeidsrechten en sociale zekerheid? Zo nee, waarom niet?
Ik heb op 14 december jl. tijdens een bijeenkomst in de Rode Hoed aangegeven dat ik graag met de vakbonden in gesprek ga over TTIP. Op 14 januari jl. heeft overleg plaatsgevonden met de vertegenwoordigers van de drie vakcentrales FNV, CNV en VcP. We hebben hierbij gesproken over de impact van TTIP op werkgelegenheid, over het investor-to-state dispute settlement (ISDS), arbeidsrechten en sociale zekerheid. Ik zal in dialoog blijven met de vakcentrales, net zoals ik met andere belanghebbenden in dialoog ben.
Hoe oordeelt u over het feit dat ruim één miljoen Europese burgers de petitie hebben getekend die oproept om de onderhandelingen over TTIP te staken? Op welke manier houdt u rekening met deze breed gedeelde oproep?2
Zoals eerder aangegeven, hecht ik veel waarde aan het betrekken van alle belanghebbenden bij de TTIP-onderhandelingen: alleen door een continue dialoog kunnen we een deal bereiken die voor de EU het beste resultaat oplevert en maatschappelijk breed gedragen wordt. De petitie «Stop TTIP», die na afwijzing van het officiële burgerinitiatief gestart is, is daarbij een belangrijk maatschappelijk signaal. De initiatiefnemers van de petitie uiten hun zorgen over onder meer ISDS, arbeidsrechten, verlaging standaarden en transparantie. Dit zijn allemaal zorgen waar we inderdaad scherp op moeten zijn en die ik ook aan de orde stel in mijn gesprekken met andere EU-lidstaten, de Europese Commissie en de VS.
Echter, het staken van de onderhandelingen steun ik niet. Ik ben ervan overtuigd dat als we de zorgen kunnen adresseren, we een fair en duurzaam handelsakkoord kunnen sluiten tussen de EU en de VS dat positief is voor de Nederlandse burger. Daarom moeten de onderhandelingen voortgezet worden, zodat we het uiteindelijke akkoord op de inhoud kunnen beoordelen.
Hoe oordeelt u over de publieke consultatie van de Europese Commissie over het investeringsgeschillenbeslechtingsmechanisme (ISDS), waaruit blijkt dat een grote meerderheid van de 150.000 respondenten zeer kritisch is over ISDS? In hoeverre beïnvloedt dit uw standpunt ten aanzien van ISDS?
De Europese Commissie heeft een groot aantal reacties op de publieke consultatie over investeringsbescherming en het investeerder-Staat geschillenbeslechtingsmechanisme (ISDS) ontvangen. Dit illustreert dat ISDS een complex onderwerp is en zorgvuldig geadresseerd moet worden.
De reacties geven een duidelijk signaal af. Om die reden verwelkom ik dat de Europese Commissie het debat over ISDS verder wil voeren met de EU-lidstaten, het Europees parlement en betrokken stakeholders.
Op basis van de consultaties heeft de Commissie een viertal terreinen geïdentificeerd waarop het vervolgdebat gefocust moet worden. Het gaat hierbij om:
Deze terreinen komen overeen met de punten die ik eerder heb aangegeven in de brief aan de Tweede Kamer in juni 2014 over het Nederlandse onderzoek naar de risico’s van ISDS in TTIP (Kamerstuk 21 501-02-1397). Ik juich het dan ook toe dat in dit kader een gefocust debat gevoerd wordt om zo tot een EU-benadering te komen die bijdraagt aan het tot stand komen van een verbeterde standaard, die de bestaande zorgen voldoende adresseert.
Klopt het, dat de onderhandelingen over ISDS voorlopig zijn opgeschort? Deelt u de mening dat dit zeer terecht is, vanwege de grote zorgen?3
De onderhandelingen over ISDS in TTIP waren al opgeschort sinds de start van de publieksconsultatie begin 2014. De Europese Commissie heeft aangegeven dat de resultaten van de consultatie onderdeel zijn van een breder debat over ISDS. Ik vind het goed dat er op deze manier ruimte is om alle zorgen omtrent ISDS te bespreken.
Klopt het, dat Frankrijk en Duitsland zich bezinnen op een gezamenlijke strategie tegen ISDS in TTIP? Gaat u zich hierbij aansluiten? Zo nee, waarom niet?4
Mijn collega’s in Frankrijk, Duitsland en verschillende andere EU-lidstaten delen mijn opvatting dat het huidige ISDS-mechanisme verbeterd kan worden. Net als Nederland kijken ook die landen naar specifieke punten die in TTIP geadresseerd zouden moeten worden. Daarom spreek ik hen ook regelmatig over dit onderwerp.
Het verkopen van statiegeldloze flessen Coca-Cola door de winkel “Gekke Gerrit’ |
|
Eric Smaling (SP) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht waarin de winkel «Gekke Gerrit» zich bekend maakt als dumpwinkel en zich daarbij profileert met het feit dat daarbij A-merken, liefst voor de helft van reguliere prijs, zullen worden aangeboden en daarnaast in de winkel adverteert met Poolse cola met daarbij de vermelding «geen statiegeld»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het aanbieden van PET-flessen cola voor een lagere prijs en zonder het in rekening brengen van statiegeld het statiegeldsysteem ondermijnt? Zo nee, waarom niet?
Ja, zonder het heffen van statiegeld, kan het systeem niet bestaan. Daarom heeft Stichting Afvalfonds Verpakkingen (StAV) een systematiek ontwikkeld waarmee het voor de producent of importeur van verpakkingen onaantrekkelijk wordt gemaakt om flessen zonder statiegeld op de markt te brengen.
StAV legt vanaf 1 januari 2015 aan haar leden die grote kunststofflessen voor frisdranken en waters zonder statiegeld verkopen, een tarief op van € 7,50/kg wat neerkomt op ongeveer € 0,25/fles. Dit is een aanzienlijk hoger bedrag dan het tarief voor de leden die wel statiegeld heffen, namelijk € 0,02/kg.
Hierdoor is er dus een sterke financiële prikkel voor de leden van StAV om uit eigen beweging hun flessen te laten deelnemen aan het statiegeldsysteem.
Dit hogere tarief geldt alleen voor de producenten en importeurs die meer dan 50 ton aan verpakkingsmateriaal op de markt brengen.
Deze grens volgt uit het Besluit beheer verpakkingen waarin de verplichtingen voor de producenten of importeurs zijn vastgelegd.
Als, zoals in dit voorbeeld, een producent of importeur uit bijvoorbeeld Polen frisdrank in PET-flessen van 1.5 liter importeert en deze zonder statiegeld op de markt brengt, heft StAV het tarief van € 7,50/kg als afvalbeheersbijdrage.
In dit voorbeeld koopt de consument die frisdrank en levert de lege flessen in bij een supermarkt. Deze consument ontvangt daarvoor € 0,25 statiegeld van die supermarkt (immers, het statiegeldapparaat heeft vanwege de vorm van de fles deze herkend als Nederlandse statiegeldfles). StAV heeft met Stichting Retourverpakkingen Nederland2 afspraken gemaakt over de verdere afhandeling ten behoeve van recycling van deze flessen.
Hiermee blijft het doel, namelijk zoveel mogelijk plastic verpakkingsmaterialen recyclen, overeind.
Er kan zich ook een situatie voordoen dat de consument de fles niet terugbrengt, omdat deze zonder statiegeld gekocht is. In dat geval kan de fles mee naar de Plastic Heroes bak.
Op welke wijze en door welke instantie wordt na 1 januari 2015 gecontroleerd dat niet-deelnemers aan de Stichting Afvalfonds Verpakkingen (StAV) inderdaad de in uw brief genoemde € 0,25 per grote frisdrankfles gaan afrekenen, waarmee de StAV stelt het statiegeldsysteem te borgen?2
StAV kan achterhalen welke producent of importeur geen statiegeld heft op basis van de aangiftes over de hoeveelheid verpakkingen die op de markt worden gebracht en op basis van signalen uit de markt. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Is er bij het verkopen van grote frisdrankflessen voor 1 januari 2015 waarbij geen statiegeld in rekening wordt gebracht, sprake van een economisch delict? Zo nee, waarom niet?
Ja. Tot 1 januari 2015 was er een productverordening voor het heffen van statiegeld van het Productschap Dranken. Tot die tijd kon dit Productschap in een situatie waarin zij wist dat een producent geen statiegeld heft, dit melden aan de Economische Controledienst. In dat geval was er namelijk sprake van een economisch delict en kon een boete worden geheven.
Vanaf 1 januari is er een nieuwe situatie die beschreven is in het antwoord op vraag 2 en waar geen sprake is van een economisch delict en waar in plaats van een boete een verhoogde bijdrage wordt geheven.
Indien er sprake is van een economisch delict, op welke wijze gaat in dit specifieke geval gehandeld worden?
Als er een melding wordt gemaakt, dan is het aan de Economische Controledienst om te bepalen hoe hiermee om te gaan.
Is er bij «Gekke Gerrit» sprake van een BV-constructie, waarmee mogelijk het deelnemerschap aan de StAV wordt vermeden, waardoor in de toekomst tot wel één miljoen flessen zonder statiegeld op de markt kunnen komen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het gaat er niet om wat voor constructie een bedrijf heeft, maar om het feit of het bedrijf verpakkingen op de markt brengt. Elke producent of importeur die verpakkingen op de markt brengt, valt namelijk onder het Besluit beheer verpakkingen (Besluit). Daarmee is elke producent of importeur gebonden aan de verplichtingen in dat Besluit. Een producent of importeur die meer dan 50 ton verpakkingsmateriaal op de markt brengt, betaalt een afvalbeheersbijdrage aan StAV. Deze verplichting is vastgelegd in de Afvalbeheersbijdrage overeenkomst (ABBO) van StAV die door mij Algemeen Verbindend is verklaard.
Bent u van mening dat het verder bevorderen dat ook onder niet-deelnemers aan de StAV het bedrag van € 0,25 per fles geïnd gaat worden, een nog steviger borging van het statiegeldsysteem is? Zo nee, waarom niet?
Elke producent of importeur die verpakkingen op de markt brengt valt onder het Besluit. StAV is een collectief dat namens alle producenten of importeurs uitvoering geeft aan de verplichtingen uit het Besluit. Dus alle producenten of importeurs die verpakkingen op de markt brengen, vallen onder StAV. In het Besluit beheer verpakkingen en daardoor in de ABBO van StAV zijn de producenten of importeurs die 50 ton en minder aan verpakkingen op de markt brengen, vrijgesteld van afvalbeheersbijdrage en verslaglegging in verband met administratieve lasten.
Ik heb geen exacte cijfers over hoeveelheden die hierdoor buiten het systeem van StAV vallen. Op basis van de informatie van StAV gaat het hier in kilo’s om relatief geringe hoeveelheden. Daarmee is het voor het overgrote deel in aantallen kilo’s voldoende geborgd dat statiegeld geheven zal worden en is het niet nodig om nu acties te ondernemen.
Dient het heffen van statiegeld voor grote PET-flessen niet te worden verplicht? Zo ja, hoe gaat u dit regelen?
Over statiegeld zijn afspraken gemaakt in de Raamovereenkomst Verpakkingen 2013–2022. Ik hecht er aan om naar die afspraken te handelen.
Het project ‘Conflict-Free Tin Initiative’ |
|
Bram van Ojik (GL) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u reeds opdracht gegeven tot het uitvoeren van een evaluatie van het pilot project «Conflict-Free Tin Initiative» in de Kalimbi mijn in Nyabibwe? Zo ja, wanneer kan de Kamer deze evaluatie tegemoet zien?
Er is geen opdracht gegeven voor het uitvoeren van een evaluatie. Monitoring en regelmatig overleg met alle betrokken stakeholders heeft tijdens de uitvoering tot tussentijdse aanpassingen geleid in de implementatie van een certificeringsmechanisme. Bovendien heeft dit geleerd dat door het gebruik van certificering en tracering van herkomst van mineralen het wel degelijk mogelijk is om uit zogenaamde hoog-risico gebieden conflict-vrij mineralen te exporteren. Nu dit certificeringsproces operationeel is, zal de inzet in de vervolgfase zich richten op de positieve invloed die van certificering en tracering uitgaat op de stabiliteit en sociaaleconomische ontwikkeling in de regio. Daarbij zal eind 2016 een mid-term evaluatie worden uitgevoerd waarin het onder vraag 2 gestelde aan bod zal komen. Uw Kamer zal hierover te zijner tijd worden geïnformeerd.
Zult u in de evaluatie de vraag opnemen in hoeverre het pilot project een positieve invloed heeft gehad op de stabiliteit in de regio en wat de sociale en economische gevolgen zijn geweest?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met de open brief waarin een zeventigtal Congo-deskundigen zijn bezorgdheid uit over de manier waarop de conflictmineralen in Congo worden aangepakt?1
Ja.
Deelt u de zorgen van de deskundigen over de averechtste gevolgen van de initiatieven op dit vlak?
Deze zorgen deel ik. Het risico dat de verkoop van mineralen uit het oosten van DR Congo als gevolg van de Dodd Frank Act section 1502 zou stoppen, was reden voor het ontwikkelen van het Nederlandse Conflict-Free Tin Initiative. Het CFTI laat zien dat bedrijven wel mineralen uit een conflictgebied kunnen betrekken zonder direct bij te dragen aan het conflict. Dit versterkt de sociaaleconomische ontwikkeling in de regio.
Bent u het eens met de deskundigen dat er dringend serieuze stappen gezet moeten worden om de geloofwaardigheid, de continuïteit en de capaciteit van de programma’s te verbeteren?
Het conflictvrij winnen van mineralen zal inderdaad niet de oplossing zijn voor alle conflicten en problemen rondom grondstofwinning. Het Kabinet wijst erop dat het onmogelijk is om in één keer te komen tot duurzame grondstofwinning in DR Congo. Daarom worden stap voor stap verschillende aspecten van de problematiek aangepakt met consultatie van overheden en met betrokkenheid van lokale gemeenschappen. Positieve resultaten zijn bereikt met het opzetten van lokale monitoringscomités en het trainen van relevante overheidsfunctionarissen om de betrokkenheid van de lokale gemeenschap goed te verankeren. Hierop wordt voortgebouwd. Daarnaast is er extra inzet op het verbeteren van arbeidsomstandigheden en het vergroten van de economische weerbaarheid van de betrokken mijnwerkersgemeenschappen. Voor de continuïteit in de vervolgfase is ook het stap voor stap overdragen van het certificeringsproces en -kosten naar bedrijven van belang. In het najaar van 2014, toen de Nederlandse bijdrage aan CFTI afliep, werd hiertoe een aanzet gegeven.
Hoe ziet u dit in relatie tot de Europese verordening over conflictmineralen (2014/0059(COD)), waarin de Europese Commissie voorstelt een vrijwillig zelf-certificeringssysteem in te voeren teneinde het gebruik van conflictmineralen aan banden te leggen?
Het voorstel van de Europese Commissie sluit goed aan bij bestaande vrijwillige initiatieven, zoals het CFTI. De Commissie gaat uit van de OESO handleiding: «OECD Due Diligence Guidance for Responsible Supply Chains of Minerals from Conflict-Affected and High-Risk Areas». Mede op verzoek van Nederland streeft de Commissie naar «wederzijdse erkenning» van haar systeem en deze OESO handleiding. Dit betekent dat bedrijven die kunnen aangeven via bestaande initiatieven, waaronder het CFTI, te voldoen aan de OESO-richtlijnen ook voldoen aan de vereisten in de Europese verordening. Het voorstel van de Commissie bepleit een vrijwillig systeem en dat steun ik. Na drie jaar zal een evaluatie door de Europese Commissie uitwijzen of het systeem in de praktijk effectief is.
De import van illegaal gekapt hout |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Illegaal hout ook hier volop te koop»?1
Ja.
Maakt zich u ook zorgen over de conclusie van het rapport, namelijk 46% van al het hout in Nederland buiten het Europese importverbod valt?
Voor de beantwoording van deze vraag is navraag gedaan bij de opsteller van het rapport, Stichting Probos. De conclusie dat 46% van al het hout in Nederland buiten de Houtverordening valt, berust op een verkeerde presentatie van gegevens.
Niet al het hout dat op de Nederlandse markt wordt aangeboden, wordt geïmporteerd. Een klein deel is afkomstig uit Nederlandse bossen. Van al het hout dat we wel importeren viel in de periode 2008–2013 gemiddeld 6% niet onder de Houtverordening, berekend op basis van de hoeveelheid, in gewicht, en 16% berekend op basis van de geldelijke waarde. Een behoorlijk deel van het hout dat we importeren betreft overigens «transit trade», wat betekent dat het niet wordt aangeboden op de Nederlandse markt.
Van al het hout dat we importeerden in de periode 2008–2013 betrof 66% primaire houtproducten (rondhout, gezaagd hout, plaatmaterialen, houtpulp, e.d.) en 34% secundaire houtproducten (vloeren, meubels, boeken, e.d.). Van de primaire houtproducten viel in die periode 1% niet onder de Houtverordening, van de secundaire houtproducten was dit 16,8% (berekend op basis van de hoeveelheid, in gewicht).
In de publiciteit is een vertekend beeld ontstaan van de hoeveelheid hout in Nederland die niet onder de Houtverordening valt. Desalniettemin vind ik ook een percentage van 16,8% van de hoeveelheid geïmporteerde bewerkte houtproducten die niet gedekt wordt door de Houtverordening een punt van zorg.
Wanneer wordt gekeken naar de geldelijke waarde van de Nederlandse import van buiten de EU, dan hebben de secundaire producten die niet onder de Houtverordening vallen een aandeel van ca. 46% binnen de totale import van secundaire houtproducten van buiten de EU. Echter, de waarde in Euro’s is iets anders dan de hoeveelheid hout die ermee gemoeid is. Daarbij importeert Nederland niet alleen secundaire houtproducten van buiten de EU, maar ook van binnen de EU.
Vindt u het ook zorgelijk dat de stijgende trend in de import van secundaire houtproducten leidt tot meer import van illegaal hout en vervolgens meer illegale ontbossing?
Een stijgende trend in de import van secundaire houtproducten leidt niet per definitie tot meer import van illegaal hout, maar maakt het wel lastiger om na te gaan waar het verwerkte hout oorspronkelijk vandaan komt en onder welke omstandigheden het gekapt is. Deze ondoorzichtigheid, gecombineerd met producerende landen die in een aantal gevallen minder belang hechten aan de legaliteit van het hout dat ze importeren en verwerken, zorgt voor een verhoogd risico op illegaal hout. Het is aan bedrijven die dergelijke producten op de markt willen aanbieden om zich bewust te zijn van dit risico en hiernaar te handelen.
Bent u ook van mening dat de import van secundaire houtproducten die van illegale origine zijn moet worden voorkomen?
Ik ben inderdaad van mening dat we het risico op illegaal hout op de Nederlandse markt moeten minimaliseren. Dat doen we onder andere door goed te controleren op de naleving van de Houtverordening.
Welke oplossing stelt u voor om er zeker van te zijn dat er door middel van bewerkte producten geen «fout hout» meer wordt geïmporteerd?
Dit jaar vindt de evaluatie van de EU-Houtverordening door de Europese Commissie plaats, waarbij ook nadrukkelijk de lidstaten worden geconsulteerd.
Ik zal in dat kader de problematiek van de import van bewerkte producten van illegaal hout, zoals genoemd in het rapport van Probos, aan de orde stellen. De Europese Commissie is inmiddels van het rapport op de hoogte.
Bent u bereid om samen met grote Nederlandse meubelbedrijven, die de meeste secundaire houtproducten (stoelen) voor Nederland importeren, afspraken te maken over het waarborgen van het importeren van meubels van gecertificeerd hout?
Verschillende brancheorganisaties van meubelbedrijven hebben zich aangesloten bij de Green Deal Bevorderen Duurzaam Bosbeheer, een deal waar ik zelf ook medeondertekenaar van ben. Het doel van deze Green Deal is dat het gebruik van hout uit duurzaam beheerde bossen gemeengoed wordt in Nederland (zie voor meer informatie de website http://bewustmethout.nl). In het kader van deze Green Deal wordt door de Centrale Bond van Meubelfabrikanten, de Raad Nederlandse Detailhandel en INretail met WNF besproken hoe samengewerkt kan worden om daar waar nodig houtstromen te verduurzamen.
Duurzaamheidscertificaten voor hout zijn overigens geen garantie voor de legaliteit van het hout. Ook producten met een dergelijk keurmerk vallen daarom onder de EU-Houtverordening. Daarnaast worden de duurzaamheidscertificaten voor hout regelmatig onderworpen aan een toets door toetsingscommissie TPAC om te bezien of ze nog voldoen aan de criteria van het duurzaam inkoopbeleid.
Op dit moment is die toets gaande voor het FSC-keurmerk.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat Nederlandse importbedrijven een voldoende doorzichtig, en dus traceerbaar, importbeleid van secundaire houtproducten naleven?
In het kader van de Houtverordening zijn bedrijven die hout voor het eerst op de EU-markt brengen verplicht om een stelsel van zorgvuldigheidseisen te hanteren (een «due dilligence»-systeem). Dit stelsel bestaat uit het verzamelen (en 5 jaar beschikbaar houden) van gegevens over de herkomst van het hout, het uitvoeren van risicoanalyses om in te schatten of het hout illegaal gekapt kan zijn en het minimaliseren van het risico op illegaliteit door het nemen van maatregelen.
De Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) controleert Nederlandse bedrijven die hout voor het eerst op de EU-markt brengen op naleving van het verbod om illegaal gekapt hout op de markt te brengen en op de aanwezigheid van een due dilligence systeem, en gaat na hoe dat systeem in de praktijk wordt toegepast. De NVWA controleert alleen bedrijven die producten op de markt brengen die onder de Houtverordening vallen.
Bent u bereid om het probleem van geïmporteerde bewerkte illegaal hout in Nederland en Europa op de Europese agenda zetten?
Ja. Zie ook mijn antwoord op vraag 5.
Wat is uw mening over de aanbeveling van het Wereld Natuur Fonds (WNF) om de EU-Houtverordening uit te breiden, en daar een importverbod op illegaal hout van niet alleen de primaire, maar ook secundaire houtproducten in op te nemen en wat zijn daarbij uw overwegingen?
De EU-Houtverordening betreft niet een importverbod, maar een verbod op het op de EU-markt aanbieden van illegaal gekapt hout. Onder de Houtverordening vallen nu nagenoeg alle primaire houtproducten (rondhout, gezaagd hout en plaatmateriaal) en een groot deel van de secundaire houtproducten (onder andere kantoormeubilair, bedden en kledingkasten). Zie ook mijn antwoord op vraag 5.
Bent u bereid om exportlanden, en met name China, die geen wetgeving hebben op illegaal hout aan te sporen tot een beter beleid en wetgeving omtrent houtkap?
Er bestaat sinds 2009 een bilateraal overleg tussen de Europese Commissie en het verantwoordelijk departement voor het bosbeheer in China over het bestrijden van de handel in illegaal hout.
ID-scanners |
|
Joël Voordewind (CU), Renske Leijten (SP) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het feit dat het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) al vanaf 2012 aanstuurt op de inzet van ID-scanners bij de verkoop van alcoholhoudende dranken in supermarkten?1
Nee.
Bent u bekend met de resultaten van het recente mystery shop onderzoek, dat in opdracht van het CBL door Bureau Nuchter is uitgevoerd?2 Wat vindt u van de resultaten?
Ja. Hierover heb ik reeds vragen van het lid Rebel beantwoord op 16 december jl.3
Is Bureau Nuchter betrokken of betrokken geweest bij de ontwikkeling, de marketing en de verkoop van ID-scanners, zoals de ID-swiper?
Bureau Nuchter heeft aangegeven in de beginfase van haar bedrijf betrokken te zijn geweest bij de ontwikkeling van een leeftijdsverificatiesysteem. Bureau Nuchter zag destijds dat verstrekkers problemen hadden met het omrekenen van de geboortedatum naar de juiste leeftijd. Zij hebben toen samen met andere partijen de ID-swiper ontwikkeld. In 2010 hebben ze dit hulpmiddel voor het eerst onder de aandacht gebracht tijdens de Nijmeegse Vierdaagse. Bureau Nuchter realiseerde zich in 2012 dat zij, om zich volledig te kunnen richten op het onderzoeken van het totale nalevingproces en de factoren die hierop van invloed zijn, geen enkel belang konden hebben bij welk systeem dan ook. Zij hebben daarom al hun belangen overgedragen aan de Interventiewinkel en in 2012 alle activiteiten rond dit leeftijdsverificatiesysteem stopgezet. Bureau Nuchter heeft ook aangegeven geen eigenaar meer te zijn van de merknaam «ID-swiper».
Kunt u toezeggen dat het door u aangekondigde, landelijke mystery shop onderzoek van het Ministerie van VWS zal worden uitgevoerd door een partij die geen enkele betrokkenheid heeft of heeft gehad met de ontwikkeling, de marketing, de inzet en de verkoop van leeftijdsverificatie systemen, dan wel met de verkoop van alcohol en tabak, teneinde iedere zweem van belangenverstrengeling te voorkomen?
Het betreffende onderzoek zal worden uitgevoerd door Bureau Nuchter. Na een uitgebreide Europese aanbestedingsprocedure is de keuze op hen gevallen. Bureau Nuchter is een partij die, zoals hierboven beschreven, op dit moment geen enkele betrokkenheid heeft met de ontwikkeling, de marketing, de inzet en de verkoop van leeftijdsverificatie systemen, dan wel met de verkoop van alcohol en tabak. Naar aanleiding van de gestelde vragen over belangenverstrengeling heeft Bureau Nuchter zelf voorgesteld om een wetenschappelijke commissie in te stellen die de objectiviteit van dit onderzoek zal toetsen. Ik heb hier positief op gereageerd. Ik heb er vertrouwen in dat Bureau Nuchter dit onderzoek op professionele wijze tot een goed einde kan brengen.
Blijkt uit het onderzoek van het Trimbos-instituut «leeftijdsverificatie in het vizier» dat ID-scanners ineffectief zijn en niet bestendig voor fraude door de verstrekker?
Uit dit onderzoek blijkt inderdaad dat dit systeem op zichzelf niet effectief is in het bereiken van betere naleving.
De praktijk laat zien dat verstrekkers naast een hulpmiddel, vaak ook aandacht hebben voor training en instructie van het personeel. Daarnaast lichten verstrekkers hun klanten veelal voor over de wet via stickers en folders. Een ID scanner wordt daarmee een hulpmiddel binnen een bredere aanpak, die weer effect kan hebben op een goede naleving.
Bent u in het voorjaar van 2014, dus vlak voor het verschijnen van het onderzoek van het Trimbos-instituut «leeftijdsverificatie in het vizier», op de hoogte gesteld door verschillende supermarktorganisaties dat zij voornemens waren op grote schaal ID-scanners in te zetten? Zo ja, heeft u deze organisaties toen gevraagd de resultaten van het onderzoek van het Trimbos-instituut af te wachten? Zo nee, waarom niet? Op welke andere momenten is er contact geweest met partijen uit de sector over de inzet van de ID-swiper?
Een aantal supermarktorganisaties heeft mij in het voorjaar van 2014 laten weten dat zij voornemens was verschillende systemen in te zetten. Ik heb deze organisaties niet gevraagd de resultaten van het betreffende onderzoek af te wachten. Ik vind het aan de markt zelf om een aanpak te kiezen waarvan zij denken dat die de naleving kan helpen verbeteren. Om die reden heb ik ook geen contact met partijen uit de sector over de inzet van één specifiek systeem.
Bent u bekend met het feit dat de brancheorganisatie voor de tabaksdetailhandel (NSO) ruim na het verschijnen van het onderzoek van het Trimbos-instituut «leeftijdsverificatie in het vizier» met cofinanciering van de Staatsloterij in totaal duizend ID-scanners heeft aangeschaft en ter beschikking heeft gesteld aan de verkopers van tabak?
Ja, hierover ben ik achteraf op de hoogte gebracht door een derde partij.
Wat vindt u ervan dat het CBL, de NSO en de Staatsloterij aansturen op de inzet van ID-scanners, terwijl uit uw eigen onderzoek is gebleken dat deze ID-scanners ineffectief zijn en niet bestendig tegen fraude door de verstrekker? Juicht u dit toe, gezien het feit dat u en uw voorgangers de afgelopen jaren voortdurend hebben aangegeven de inzet van effectieve leeftijdscontrolesystemen toe te juichen?
Hulpmiddelen als ID scanners zijn op zichzelf niet een afdoende middel om de naleving te verbeteren, maar binnen een bredere systematiek kunnen dit soort technische hulpmiddelen wel een toegevoegde waarde hebben.
Ik juich het toe als ondernemers stappen ondernemen met als doel de naleving te verbeteren.
Is de Staat aandeelhouder van de Staatsloterij? Zo ja, is de Staat bereid om gebruik te maken van de invloed en mogelijkheden die zij heeft als aandeelhouder om ervoor te zorgen dat de Staatsloterij alleen maar investeert in systemen of hulpmiddelen ten behoeve van leeftijdsverificatie, waarvan is aangetoond dat ze wel effectief zijn en bestendig voor fraude door de verstrekker? Zo nee, waarom niet?
Aangezien de Staatsloterij een stichting is, is de staat formeel gezien geen aandeelhouder. De Staatssecretaris van Financiën is echter verantwoordelijk voor het beheer en treedt op als ware hij aandeelhouder van de Staatsloterij. Staatsdeelnemingen worden zakelijk aangestuurd langs de lijnen van de Nota Beheer Staatsdeelnemingen, waarbij de aandeelhoudersrechten en instrumenten van de staat dezelfde zijn als die van elke private aandeelhouder op basis van het Burgerlijk Wetboek. De aandeelhouder gaat niet over operationele beslissingen van bescheiden financiële omvang; dergelijke besluiten worden door het bestuur van de onderneming genomen, waarop de raad van commissarissen toezicht houdt. Van zo’n beslissing was in dit geval sprake.
Denkt u dat de beschikbaarheid van alcohol en tabak voor kinderen wordt teruggedrongen en dat de toezichtsopgave voor burgemeesters en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) wordt vereenvoudigd, zolang verstrekkers massaal blijven inzetten op ID-scanners of andere hulpmiddelen?
Hulpmiddelen als ID scanners zijn op zichzelf niet een afdoende middel om de naleving te verbeteren, maar binnen een bredere systematiek kunnen dit soort technische hulpmiddelen wel een toegevoegde waarde hebben. Het is aan verstrekkers om de naleving te verbeteren. Ik krijg signalen dat de naleving verbetert. Het recent gepubliceerde onderzoek dat het CBL liet uitvoeren naar de naleving van de leeftijdsgrens alcohol en tabak is zo’n signaal. De stijgende lijn die uit dat onderzoek bleek is volgens het CBL te danken aan een intensieve, veelzijdige aanpak waarbij training van medewerkers, voorlichting van de consument, de NIX18-campagne en onderlinge controles centraal staan. Ik laat zelf ook onderzoek doen naar de naleving van de leeftijdsgrens alcohol en tabak. De resultaten daarvan zijn voor mij leidend. Dus als de naleving echt verbetert, dan zou dat daaruit moeten blijken. Een betere naleving zou er toe moeten leiden dat de beschikbaarheid van jongeren onder de 18 wordt teruggedrongen en de toezichtsopgave wordt vereenvoudigd.
Nep-kortingen die misleidend zijn voor consumenten |
|
Mei Li Vos (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van berichtgeving over nep-kortingen die misleidend zijn voor consumenten, waarbij gesuggereerd wordt dat er een korting is op een eerdere hogere prijs, die er nooit geweest is?1
Ja.
Is het waar dat met name Bol.com, Wehkamp, Intertoys, Bart Smit, Blokker zich hieraan schuldig maken?
Ik keur iedere vorm van misleiding af. Ik vind het belangrijk dat consumenten op basis van volledige en juiste informatie hun koopbeslissing kunnen nemen. De regels over oneerlijke handelspraktijken (afdeling 3a van titel 3 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek) gebieden handelaren om transparant en volledig te zijn in de informatieverstrekking over bijvoorbeeld de prijs van een product. Ook is het handelaren op grond van deze wetgeving niet toegestaan om consumenten te misleiden over het bestaan van een specifiek prijsvoordeel. Consumenten dienen aan de hand van de verstrekte informatie in staat te worden gesteld om een weloverwogen aankoopbeslissing te nemen. Het is niet aan mij om te beoordelen of in dit specifieke geval sprake is van misleiding die in strijd is met wettelijke bepalingen. Dit is aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM) als toezichthouder op deze regels en uiteindelijk aan de rechter. Wel merk ik op dat de aandacht van de Consumentenbond en de media voor de genoemde praktijken handelaren scherp houdt. Ten minste één handelaar heeft in reactie aan de Consumentenbond al aangegeven zijn praktijken aan te zullen passen.
Wat is uw oordeel in het algemeen over nep-kortingen die misleidend zijn voor consumenten, waarbij gesuggereerd wordt dat er een korting is op een eerdere hogere prijs, die er nooit geweest is? Is er sprake van oneerlijke handelspraktijken?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw oordeel in het specifieke geval van bovengenoemde bedrijven? Is er sprake van oneerlijke handelspraktijken?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bovengenoemde specifieke gevallen voorleggen aan de Autoriteit Consument en Markt?
De ACM is op de hoogte van de berichtgeving en de daarin genoemde specifieke gevallen.
Het bericht “Koper breekijzer in regio Ede krijgt aandacht politie” |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Koper breekijzer in regio Ede krijgt aandacht politie»?1
Ja.
Is het waar dat de politie in de regio Ede camerabeelden en verkoopregistratiegegevens van bouwmarkten gaat controleren met betrekking tot kopers van specifiek gereedschap? Zo nee, wat is er dan niet waar?
De betreffende politie-eenheid is een samenwerking aangegaan met de plaatselijke bouwmarkten. De deelnemende bouwmarkten zagen het als hun maatschappelijke verantwoordelijkheid om de politie informatie te verschaffen over aankopen die naar hun inschatting verdacht zijn en mogelijk te maken hebben met de voorbereiding van een inbraak. Het is dus niet zo dat de politie beelden of gegevens vordert. De bouwmarkten bepalen zelf welke voorvallen zij onder de aandacht van de politie willen brengen naar aanleiding van verdacht gedrag en/of verdachte interesse voor (onlogische combinaties van) gereedschap. Zo blijkt uit ervaringen van de bouwmarkten onder meer dat de grootste exemplaren voorhamers slechts enkele keren per jaar bij een vestiging worden verkocht en dat een aanzienlijk deel van die aankopen verdacht is. De politie beoordeelt of zij de aangedragen situaties ook verdacht vindt en bekijkt vervolgens de betreffende beelden.
Op welk gereedschap gaat de politie concreet controleren? Hoe wordt bepaald of een bepaalde soort gereedschap al dan niet geschikt is om inbraken mee te plegen?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zegt het in strafrechtelijke zin als iemand die eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld een grote schroevendraaier in een bouwmarkt in Ede koopt? Wat kan de politie concreet doen met dergelijke informatie?
Dit project is gericht op het opwerpen van barrières voor het aanschaffen van gereedschap met als doel om dit te gebruiken bij het plegen van woninginbraken. Dit project is dus niet rechtstreeks gericht op opsporing in strafrechtelijke zin. Als op de camerabeelden personen te zien zijn die de politie herkent als actieve inbrekers, dan kan zij deze personen hierop aanspreken. Dit kan op zichzelf al een preventieve werking hebben. Ook kunnen uit dit contact al dan niet gecombineerde met informatie uit andere bronnen aanwijzingen naar voren komen dat er sprake is van strafbare (voorbereidings)handelingen. In dat geval zal verdere actie volgen.
Hoe vaak is – of wordt naar verwachting – een koper van een gereedschap door de politie aangesproken in verband met zijn aankoop? Op welke manier vindt dat contact plaats?
Dit is tot op heden nog niet voorgekomen.
Op grond van welke bevoegdheid mag de politie de administratie van winkels gebruiken om te zien wie welke bouwmaterialen heeft gekocht zonder concrete aanwijzingen voor een misdrijf?
Het gaat bij dit project niet om de inzet van een opsporingsmiddel, maar om het kennisnemen van informatie over verdachte situaties die de deelnemende bouwmarkten uit eigen initiatief onder de aandacht van de politie brengen. De politie is op grond van artikel 3 van de Politiewet 2012 bevoegd, en zelfs verplicht, om dergelijke tips te onderzoeken. Onder deze algemene politietaak wordt immers ook begrepen het voorkomen van strafbare feiten, in dit geval het tegengaan van inbraken in woningen.
Is er bijzondere aanleiding om te veronderstellen dat inbrekers hun inbrekerstuig bij bouwmarkten in de regio Ede kopen en dan daarmee ook nog in die regio inbraken plegen? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, wat zegt dat over de noodzaak en de effectiviteit van het nakijken van camerabeelden en het doorzoeken van administratie?
Fenomeenonderzoek wijst uit dat circa 80% van de inbraken gepleegd wordt door lokale daders. Uit opsporingsonderzoek is meermaals gebleken dat verdachten van misdrijven gereedschappen bij (één of meer van) deze bouwmarkten hebben gekocht die gebruikt zijn bij het plegen van dergelijke strafbare feiten.
In hoeverre wordt door het bekijken van camerabeelden en het gebruiken van verkoopgegevens de privacy van vele klanten van bouwmarkten geschonden?
De bouwmarkten hebben, net als veel andere winkeliers, een privacyreglement dat mede omvat het houden van toezicht met camera’s en een registratie van betaalgegevens. De politie is op grond van de Wet politiegegevens bevoegd om kennis te nemen van informatie die in de vorm van tips wordt aangeboden. Van een ongeoorloofde schending van de privacy is dan ook geen sprake. Overigens worden door de politie geen gegevens in de vorm van kassabonnen of camerabeelden meegenomen. Hoe effectief deze aanpak in de praktijk is, ook in relatie tot de benodigde inspanning, zal een evaluatie over een langere periode moeten uitwijzen.
Hoeveel tijd en fte zijn er gemoeid met deze manier van opsporen? Is dit in verhouding met het resultaat van deze opsporingsmethode?
Zie antwoord vraag 8.
Acht u dit middel proportioneel ten aanzien van enerzijds het doel van het opsporen van inbrekers en anderzijds de effectiviteit van dat middel en de schending van de persoonlijke levenssfeer? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat de hoop van de politie in Ede dat hun plannen landelijk navolging krijgen voorbarig is zolang niet duidelijk is of die plannen noodzakelijk, effectief en proportioneel ten opzichte van privacyschendingen zijn? Zo ja, hoe gaat u voorkomen dat de plannen van Ede landelijk worden nagevolgd? Zo nee, waarom deelt u die mening niet en krijgt de nationale politie dan de opdracht om het voorbeeld van Ede te volgen?
Ik volg deze aanpak met belangstelling. Hoe effectief deze aanpak in de praktijk is en in hoeverre het de gewenste resultaten oplevert, zal zoals gezegd evaluatie over een langere periode moeten uitwijzen. Voorts is het aan de lokale bouwmarkten in overleg met het lokale gezag om deze aanpak al dan niet verder te ontplooien.
De Isla raffinaderij in relatie tot de EU-sancties |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Wassila Hachchi (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Venezuela buys 2 Russian crude cargoes for Curaçao refinery-sources» d.d. 17 oktober 2014?1
Ja.
Bent u van mening dat de verwerking van aardolie uit Rusland, in de door de Venezolaanse PDVSA geëxploiteerde Isla raffinaderij op Curaçao, in overeenstemming is met de EU-sancties jegens de Russische federatie?
De energiesancties jegens Rusland betreffen een exportverbod van bepaalde apparatuur, technologie en diensten voor diepwater olie-exploratie en -productie, Arctische olie-exploratie en -productie en schalieolieprojecten in Rusland. Er is geen importverbod van kracht. Verwerking van aardolie uit Rusland valt buiten de reikwijdte van de EU-sancties jegens Rusland.
Zijn er andere samenwerkingsverbanden tussen de Isla raffinaderij op Curaçao en Russische bedrijven bij u bekend die op gespannen voet staan met de EU-sancties jegens de Russische federatie, en zo ja, welke?
Het Kabinet heeft geen informatie over economische samenwerkingsverbanden tussen de Isla raffinaderij op Curaçao en Russische bedrijven. Dergelijke samenwerking behoort tot de autonome bevoegdheid van Curaçao. Indien van bedrijvigheid sprake is die op gespannen voet staat met de EU-sancties jegens Rusland, komt het Koninkrijksbelang in het geding en dient het Ministerie van Buitenlandse Zaken hierover te worden geïnformeerd. Tot nu toe heeft het Kabinet geen signalen in deze richting ontvangen.
De sanctiewet is onlangs door de Staten van Curaçao verworpen, waardoor Curaçao, tot de tijd dat de Rijksanctiewet in werking treedt, de juridische ruimte heeft genomen om zelf te beslissen bij welke EU-sancties zij zich wel of niet zal aansluiten; heeft de Curaçaose regering zich naar uw mening bereid getoond om zich wel bij de EU-sancties richting de Russische federatie aan te sluiten en ervoor te zorgen dat bedrijven op Curaçao, met de Isla raffinaderij in het bijzonder, in lijn met die EU-sancties handelen?
Alle informatie over EU-sancties ten aanzien van de Russische Federatie wordt direct met de drie Caribische landen van het Koninkrijk gedeeld, ook met Curaçao. Er is uitgebreide kennisoverdracht geweest over EU-sancties en de sanctiesystematiek. Daarnaast heeft Nederland de Caribische landen van het Koninkrijk expertise aangeboden voor het implementeren van EU- en VN-sancties. Zolang er in Curaçao geen Sanctielandsverordening is aangenomen die automatische overname van EU-sancties regelt, is de Rijkssanctiewet het aangewezen instrument om automatische overname van EU-sancties te bewerkstelligen. De Rijkssanctiewet ligt momenteel voor aan uw Kamer.
Op welke manier spreekt u de Curaçaose regering aan op de politiek-morele verplichting dat bedrijven op Curaçao, waaronder de Isla raffinaderij, zich ook houden aan de EU-sancties jegens de Russische federatie?
Het principe van eenheid van buitenlands beleid is essentieel in de relatie tussen de landen van het Koninkrijk en de positie van het Koninkrijk naar buiten toe. Zowel op politiek als op ambtelijk niveau is herhaaldelijk gewezen op het belang van automatische overname van EU-sancties om de eenheid van buitenlands beleid te garanderen. Omdat het handelen van de Isla raffinaderij niet ingaat tegen de EU-sancties is er in dit specifieke geval geen aanleiding om de regering van Curaçao aan te spreken op een politiek-morele verplichting.
Het rapport Web en Winkel |
|
Agnes Mulder (CDA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport Web & Winkel dat Detailhandel Nederland op 6 november jl. heeft gepubliceerd?
Ja.
Bent u bereid om samen met provincies en gemeenten een afwegingskader op te stellen waarmee gemeenten en provincies kunnen beoordelen of winkelgebieden al dan niet toekomstbestendig zijn?
Op dit moment werk ik met marktpartijen, waaronder Detailhandel NL, Thuiswinkel.org, aan de Retailagenda. Als hiervoor voldoende draagvlak bestaat bij de betrokken partijen, waaronder nadrukkelijk ook gemeenten en provincies, zal worden bezien hoe tot een dergelijk afwegingskader te komen.
Welke kansen ziet u ten aanzien van de beleveniseconomie en op welke manier gaat u hier in de Retailagenda op in?
Wanneer we kijken naar de toekomst van de retail, dan is het evident dat deze sector niet op zichzelf staat, maar verbonden is met allerlei andere thema’s, zoals de vraag van consumenten en burgers naar vitale en aantrekkelijke binnensteden. Vanuit de Retailagenda werk ik samen met tal van partijen vanuit zowel de markt als overheden, om te bezien op welke wijze we ruimte kunnen creëren voor nieuwe concepten en kansrijke initiatieven. Hierover maken we afspraken om in 2015 mee aan de slag te gaan. In het eerste kwartaal van 2015 kan ik u hierover nader informeren.
Is het waar dat mobiele pinautomaten regelmatig niet functioneren doordat er in landelijke gebieden geen netwerkdekking is? Zo ja, kunt u aangeven hoe groot het probleem is?
Het is mij niet bekend dat mobiele pinautomaten niet zouden functioneren doordat er in landelijke gebieden niet voldoende netwerkdekking zou zijn. Uit cijfers van de Europese Commissie uit januari 20141 blijkt dat Nederland internationaal gezien juist een hoge netwerkdekking kent, namelijk een dekking van 99%. Toch kunnen er plaatsen zijn waar geen mobiele dekking is. Een 100% mobiel dekkend netwerk is alleen technisch al niet realiseerbaar. Er zullen altijd plaatsen zijn waar geen mobiel bereik is zoals in parkeerkelders en in bosrijk gebied. In de grensregio’s speelt bovendien dat er afspraken zijn gemaakt met buurlanden over de maximale sterktes van de signalen van de netwerken. Dit is noodzakelijk om verstoringen van elkaars netwerk te voorkomen.
Het bericht dat Nederland door Rusland als grote illegale vleessmokkelaar wordt genoemd |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Pork from EU disguised as mushrooms, bubble gum busted by Russia»?1
Ja.
Kunt u de berichten uit Rusland bevestigen waarbij grote partijen vlees uit Nederland zijn omgekat naar oorsprong dan wel inhoud, waarbij Nederlands vlees zelfs geëxporteerd zou worden onder de noemer «champignons uit China»?
Sinds eind januari 2014 accepteert de Russische Federatie geen varkensvlees meer uit de EU. Nederlandse bedrijven produceren daarom niet meer voor de Russische Federatie en bieden ook geen partijen aan voor exportcertificering voor de Russische Federatie bij de NVWA. Sinds eind januari 2014 heeft de NVWA geen certificaten voor de export van varkensvlees(producten) naar de Russische Federatie afgegeven.
Eind oktober 2014 heeft de Russische veterinaire dienst de Europese Commissie CVO geïnformeerd over de vondst van varkensvlees(producten) uit een aantal EU-lidstaten en een derde land in een 26-tal zeecontainers op schepen afkomstig uit een aantal Europese havens. De Europese Commissie heeft op haar beurt de Nederlandse CVO hierover geïnformeerd. In mijn antwoord beperkt ik mij tot het vlees dat in Nederland is geproduceerd.
In een aantal containers heeft de Russische veterinaire dienst varkensvlees(producten) uit Nederland aangetroffen. Deze producten waren verborgen onder niet-veterinaire producten. Navraag bij de betrokken bedrijven, NVWA en de Nederlandse douane heeft de volgende informatie opgeleverd: Van de 26 containers, blijken er 25 niet te bestaan in de internationale registers voor zeecontainers. De containers zijn ook niet, zoals gebruikelijk, aangemeld voor een transportbeweging.
Op basis van de foto’s van de Russische veterinaire dienst heeft gemaakt van de bewuste partijen vlees kan duidelijk worden opgemaakt dat het originele dozen en producten betreft. De partijen vlees zijn niet omgekat als vlees afkomstig uit een ander land. De Nederlandse bedrijven in kwestie hebben deze partijen niet aangeboden voor exportcertificering naar een ander derde land. De Nederlandse producenten hebben deze partijen verkocht aan verschillende Nederlandse en buitenlandse handelaren. Volgens opgave van de handelaren hadden deze partijen een ander EU-land als bestemming, en gelden de regels van de interne markt. De partijen Nederlands vlees zijn niet vanuit een Nederlandse haven naar Rusland verscheept.
Bent u bereid bij de European Food and Safety Agency (EFSA) aan te dringen op strengere controles? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Nee, de bevoegdheid tot controle op de naleving van de Europese wetgeving ten aanzien van voedselveiligheid ligt bij de lidstaten en niet bij de EFSA.
De investeringsbescherming (ISDS) in het handelsverdrag tussen de VS en de EU (TTIP) |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over de berichten «Er komt geen verdrag als Frans niet akkoord gaat» en «Veto Timmermans moet linkse partijen winnen voor akkoord VS»?1 2
De Voorzitter van de Europese Commissie Juncker heeft de heer Timmermans, in de hoedanigheid van Eerste viceVoorzitter verantwoordelijk voor Rechtsstaat en het Handvest voor de Grondrechten, verzocht hem te adviseren over het opnemen van het geschillenbeslechtingsmechanisme voor investeringsgeschillen (Investor-State Dispute Settlement – ISDS) in het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) tussen de EU en de VS. Voorzitter Juncker heeft in zijn toespraak voor het Europees parlement op 22 oktober jl. eveneens aangegeven dat de rechtsmacht van rechtbanken in de EU-lidstaten door het uiteindelijke TTIP-voorstel dient te worden gerespecteerd.
Kunt u bevestigen dat Eurocommissaris Timmermans een vetorecht krijgt over ISDS? Zo nee, wat bedoelde voorzitter van de Europese Commissie Juncker dan met de opmerking: «Er komt geen geschillenregeling in TTIP zonder goedkeuring van Frans»?
Op grond van de EU-verdragen neemt de Europese Commissie, als college, besluiten bij meerderheid van stemmen van haar leden. Bij de introductie van de nieuwe Commissie heeft Voorzitter Juncker duidelijk gemaakt dat de heer Timmermans als Eerste Vicevoorzitter zijn rechterhand zal zijn en hem waar nodig en gewenst zal vervangen.
Tevens heeft de Voorzitter van de Commissie duidelijk gemaakt dat het oordeel van viceVoorzitter Timmermans over ISDS in TTIP bij de beraadslagingen van het college doorslaggevend zal zijn.
Hoe oordeelt u over deze opmerking die erop duidt dat één Eurocommissaris zoveel beslissingsmacht krijgt? Over welke zaken krijgt Timmermans nog meer een vetorecht?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat ISDS in TTIP in feite is afgeschreven door deze opmerking van de heer Juncker: «Het uiteindelijke verdrag dat aan het parlement zal worden voorgelegd, zal niet toelaten dat geheime rechtbanken het laatste woord hebben in geschillen tussen investeerders en staten»? Zo nee, hoe interpreteert u deze opmerking?
Nee, die mening deel ik niet.
Inzet voor TTIP is om onder meer te onderhandelen over hoge standaarden van investeringsbescherming met het daarbij behorende ISDS-mechanisme.
Het onderhandelingsmandaat stelt dat opname van ISDS in TTIP afhankelijk is van in hoeverre een bevredigend resultaat is bereikt.
Ook staat daarin aangegeven dat er in de ISDS-bepalingen een gepaste relatie moet bestaan tot nationale rechtsprocedures.
De uiteindelijke beleidslijn op dit punt hangt ook af van de analyse van de Commissie over de uitkomsten van publieke consultaties over ISDS in TTIP, waarop 150.000 reacties zijn gekomen. Die analyse wordt eind van dit jaar verwacht. Daarnaast wordt het uiteindelijke besluit hierover genomen door de instellingen van de Europese Unie, waarbij zowel de Raad als het Europees parlement zich hierover zullen uitspreken in het kader van de uiteindelijke goedkeuringsprocedure van het toekomstige handelsakkoord.
Uit de uitspraken van de heer Juncker leid ik wel af dat hij de vormgeving van ISDS, zoals op dit moment is vastgelegd in de bilaterale investeringsbeschermingsakkoorden tussen verschillende EU-lidstaten en derde landen, wil verbeteren en dat meer transparantie van cruciaal belang is. Nederland zit op dezelfde lijn.
Deelt u de mening dat geschillenbeslechting (ISDS) zeer omstreden is? Staakt u uw pogingen om ISDS in TTIP te krijgen?
Over de huidige vormgeving van investeringsbescherming en het geschillenbeslechtingsmechanisme bestaan uiteenlopende opvattingen. Het is van belang dat alle opvattingen goed worden meegewogen. Nederland heeft een onderzoek laten uitvoeren naar ISDS in TTIP. De onderzoeksresultaten en aanbevelingen zijn bij brief van 25 juni jl. met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1397). Hierbij is een aantal belangrijke aanbevelingen gedaan voor verbetering van het ISDS-instrument. Nederland zet erop in dat die verbeteringen in het ISDS-instrument in TTIP worden verwerkt. Ik ben hierover in gesprek met mijn Europese collega’s.
Is het waar dat de Nederlandse regering één van de grootste voorstanders is van TTIP in Brussel? Zo nee, wie zijn dat dan wel?
TTIP wordt in Brussel breed gedragen door zowel de Raad als de Europese Commissie. Het handelsakkoord zal veel economisch voordeel opleveren voor Nederland en de EU en is tevens van politiek-strategische waarde. In een wereld die snel verandert, is een nauwere trans-Atlantische samenwerking een kans om onze gezamenlijke strategische positie te verbeteren. Ook het Nederlandse kabinet heeft daarom zich van het begin af aan – met steun van uw Kamer – uitgesproken voor een ambitieus vrijhandelsakkoord met de VS.
Juist Nederland kan met zijn open en export-georiënteerde economie profiteren van TTIP. Niet alleen zijn de Nederlandse en de Amerikaanse economieën al nauw met elkaar verbonden, ook vormt een aantrekkende wereld- en Europese economie de stuwende kracht achter de groei van de Nederlandse economie via een toenemende export. Bijna de helft van de Nederlandse werknemers is in dienst bij een bedrijf dat exporteert. Trekt de internationale handel aan, dan is dat voor deze bedrijven snel merkbaar. Nederland streeft er daarom naar dat TTIP voor een aantal specifieke topsectoren de handelsbelemmeringen sterk vermindert en de handelsmogelijkheden dientengevolge fors worden vergroot.
Deelt u de mening dat ingrijpende verdragen, zoals het TTIP-verdrag met de VS en het CETA-verdrag met Canada, ter goedkeuring aan de parlementen van de lidstaten moeten worden voorgelegd? Zo ja, wat onderneemt u om dit te realiseren?
Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw is de Europese Unie exclusief bevoegd op het beleidsterrein van de gemeenschappelijke handelspolitiek en de douane-unie. Op grond van het Verdrag van Lissabon vallen sinds 1 december 2009 ook buitenlandse directe investeringen onder de gemeenschappelijke handelspolitiek. CETA en TTIP bestrijken terreinen die niet geheel onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen. Dit is met name het geval voor specifieke onderdelen op het gebied van diensten en investeringen.
CETA en TTIP hebben daardoor een gemengd karakter. Dit betekent dat de akkoorden door zowel de EU als de lidstaten goedgekeurd zouden moeten worden. Het kabinet zet daarop in samen met andere lidstaten. Ik zie mij daarin gesteund door het initiatief van uw Kamer om samen met andere nationale parlementen de Commissie te verzoeken om TTIP aan te merken als gemengd akkoord. Zie ook mijn antwoorden van 11 juni 2014 op de schriftelijke vragen van het lid Jasper van Dijk over dit onderwerp (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 2193).
Tijdens het Trade Policy Committee(TPC) van 30 oktober jl. heeft de Commissie aangekondigd dat het college van Commissarissen besloten heeft het handelsakkoord tussen de EU en Singapore aan het EU-Hof voor te leggen voor een advies over de al dan niet gemengde aard van dat akkoord. Een Hof-advies hierover zal mogelijk ook voor CETA en TTIP meer duidelijkheid scheppen.
Compensatie voor slachtoffers van de ramp bij de kledingfabriek Rana Plaza in Bangladesh |
|
Sharon Gesthuizen (SP), Bram van Ojik (GL), Joël Voordewind (CU) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Wat is het resultaat van de oproep van u en uw collega's van Engeland, Frankrijk, Italië, Duitsland, Spanje en Denemarken om verantwoordelijke bedrijven aan te sporen de slachtoffers van de Rana Plaza-ramp te compenseren?1 2
Sinds de oproep en de Statement on Compensationvoor de Rana Plaza slachtoffers (26 juni 2014, tijdens OESO Global Forum in Parijs) is er een additionele 2 mln USD in het compensatiefonds gestort. Het totaal bedrag komt hiermee op 19,4 mln USD, de helft van het benodigde bedrag van 40 mln USD.
Op welke wijze spant u zich in voldoende donaties in het Rana Plaza-fonds te krijgen, aangezien het fonds nog niet voor de helft is gevuld?
Het is belangrijk dat het resterende bedrag voor het compensatiefonds zo snel mogelijk wordt betaald. Die verantwoordelijkheid ligt zowel bij de bedrijven die afnamen in Rana Plaza als bij de Bengaalse overheid en fabriekseigenaren.
De zes mede-ondertekenaars van het statement, Italië, Frankrijk, Duitsland, Engeland, Denemarken en Spanje, hebben per brief een appèl voor het betalen van deze compensatie aan bedrijven, gevestigd in hun landen, gedaan. Het gaat hier om bedrijven waarvan sterke aanwijzingen bestaan dat zij zaken deden met Rana Plaza ten tijde van de ramp. Ik blijf dit onderwerp bij mijn collega’s en de overheid in Bangladesh agenderen.
Daarnaast heb ik op 13 oktober jl. de textielbrancheorganisaties en het Veiligheidsakkoord voor brand- en gebouwveiligheid gevraagd of zij bij hun achterbannen kunnen aandringen op het betalen van compensatie. Hierbij moet in acht worden genomen dat er geen aanwijzingen zijn dat Nederlandse bedrijven inkochten bij Rana Plaza. Het gaat hier dan ook om een vrijwillige bijdrage aan het fonds.
Ook tijdens de EU bijeenkomst voor de evaluatie van het Sustainability Compact voor Bangladesh op 20 oktober heeft Nederland in sterke bewoordingen ongenoegen uitgesproken over de ontbrekende middelen in het compensatiefonds.
Welke stappen zet u om ervoor te zorgen dat bedrijven die op de Nederlandse markt kleding afzetten, zoals Benetton, een bijdrage aan het fonds leveren, en anderen, zoals Mango en C&A, hun bijdrage voor de slachtoffers verhogen? Gaat u deze bedrijven aanspreken op hun verantwoordelijkheid?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat alle Nederlandse bedrijven die in Bangladesh kleding inkopen (zoals Mexx, Hunkemöller en Scapino) het Bangladesh Veiligheidsakkoord moeten tekenen? Wat bent u voornemens te doen tegen bedrijven die weigeren het Bangladesh Veiligheidsakkoord te ondertekenen?
Bedrijven geven op verschillende manieren invulling aan hun keten-verantwoordelijkheid. Het ondertekenen van het Veiligheidsakkoord is één van de instrumenten. Inmiddels hebben 23 Nederlandse bedrijven het Veiligheidsakkoord getekend. Ik blijf alle achterblijvende textielbedrijven in Nederland maar ook internationaal oproepen om het Veiligheidsakkoord te tekenen.
Op welke manier valt het recht op compensatie binnen het convenant dat u van plan bent af te sluiten voor de kledingindustrie?
Op dit moment wordt met textiel- en kledingsector gesproken over de inhoud van het IMVO convenant. Een van de gespreksonderwerpen is het opnemen van een bepaling over het herstellen van de negatieve effecten op mensenrechten als gevolg van bepaalde bedrijfsactiviteiten. De verwachting is dat het IMVO convenant begin 2015 wordt gefinaliseerd. Uw kamer wordt hierover geinformeerd.
Wat vindt u van het gebrek aan verantwoordelijkheid voor compensatie van slachtoffers bij andere bedrijfsrampen, zoals de fabrieksbrand bij Tazreen Fashions in Bangladesh en fabrieksbrand bij Ali Enterprises in Pakistan?
Het is schrijnend om te moeten constateren dat het bij deze rampen moeilijk is om de bedrijven te traceren die via hun keten medeverantwoordelijk zijn voor het leed dat is aangericht. In de EU en in mijn overleg met het bedrijfsleven breng ik daarom nadrukkelijk het belang van ketentransparantie aan de orde. Direct na de instorting van het Rana Plaza complex is er gestart met het traceren van de bedrijven die in Rana Plaza afnamen. Mede daarom is het onbegrijpelijk en teleurstellend dat anderhalf jaar later het compensatiefonds nog maar voor de helft gevuld is.
Overigens heeft de Bengaalse overheid ook een verantwoordelijkheid om grip te krijgen waar, en met betrokkenheid van welke partijen, zich misstanden voordoen. In Bangladesh werkt de ILO daarom samen met de Bengaalse overheid en de werkgeversorganisatie BGMEA aan een sociaal zekerheidsstelsel om schrijnende omstandigheden, zoals we zien bij o.a. Rana Plaza, in de toekomst te kunnen ondervangen.
Ziet u de uitgangspunten en opzet van het Rana Plaza Arrangement als een mogelijk model voor andere gevallen van nalatigheid van bedrijven voor due diligence binnen de toeleveringsketen?
Het Rana Plaza Arrangement is een belangrijk instrument, in het leven geroepen na de ramp van Rana Plaza, met nauwe betrokkenheid van de ILO. Het arrangement is een voorbeeld voor de organisatie van compensatie na rampen als Rana Plaza. Het arrangement bevat positieve aanknopingspunten waaronder het monitoren van compensatiestromen en het in kaart brengen van de slachtoffers, inclusief de hen toekomende financiële compensatie, die wordt vastgesteld op basis van ILO-normen.
Echter, het arrangement raakt niet direct aan due dilligence. Het arrangement stelt namelijk dat doneren aan het compensatie fonds los staat van iedere vorm van betrokkenheid. Oftewel: het betalen van compensatie na een ramp kan ofwel uit liefdadigheid als ook uit een daadwerkelijke verantwoordelijkheid komen. Hiermee legt het arrangement geen directe link met de (nalatigheid van) due diligence van bedrijven.
Deelt u de mening dat er een vangnet moet komen voor arbeiders die op het moment van non-compliance in de kledingfabriek op het gebied van fabrieksonveiligheid, kinderarbeid en andere arbeidsrechtenschendingen hun baan verliezen?
Ja, een vangnet is belangrijk. Het Veiligheidsakkoord en Amerikaanse Alliance hebben een goed voorbeeld gesteld met hun vangnet voor het doorbetalen van lonen ten tijde van gebouwrenovaties. Het vangnet is in dit geval de verantwoordelijkheid van zowel de inkopende merken als de lokale fabrikanten.
Deelt u de mening dat consumenten recht hebben op informatie over de totstandkoming van de kleding die zij kopen en over de mensenrechtensituatie in de fabrieken? Deelt u de mening dat de verbeterplannen in de kledingindustrie die voort moeten komen uit de sectorrisicoanalyse, alleen kunnen slagen als bedrijven transparant zijn over hun toeleveringsketen?
Transparantie is een goed middel om de arbeids- en milieuomstandigheden in de internationale textiel- en kledingketen te verbeteren. Bedrijven hebben hierin een belangrijke verantwoordelijkheid, zoals ook is vastgelegd in de OESO-Richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Consumenten willen informatie over de totstandkoming van de kleding die zij kopen. Er zijn al bedrijven die openbaar maken met welke fabrieken zij werken, als onderdeel van hun business case. Het is goed dat er steeds meer kleding op de markt komt waarover die openheid wordt gegeven.
Pretium en het schriftelijkheidsvereiste |
|
Mei Li Vos (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over de manier waarop het bedrijf Pretium (niet) omgaat met het schriftelijkheidsvereiste bij telefonische verkoop?1
Ja, ik ben op de hoogte van de betrokken berichtgeving.
Klopt het dat het schriftelijkheidsvereiste niet kan worden ingevuld met alleen een klik op een telefoontoets, zoals Pretium beweert?
Op grond van het recent inwerking getreden artikel 230v lid 6 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek kan een overeenkomst die het gevolg is van een telefonisch gedaan aanbod alleen schriftelijk tot stand komen. Dit vereiste geldt voor overeenkomsten betreffende het geregeld afleveren van diensten en overeenkomsten betreffende de levering van water, gas, elektriciteit en stadsverwarming. Met de invoering van het schriftelijkheidsvereiste is beoogd consumenten te beschermen tegen het ongewild overgezet worden naar een nieuwe aanbieder. Bovengenoemde overeenkomsten zijn immers niet direct zichtbaar voor een consument, hetgeen ook genoemd is in de parlementaire behandeling als één van de problemen van telemarketing (Kamerstuk 33 520, nr. 3 op p. 52 en nr. 7 op p. 4–6).
In de parlementaire behandeling (o.a. Kamerstuk 33 520, nr. 3 en 7) is een aantal voorbeelden gegeven hoe aan het schriftelijkheidsvereiste voldaan kan worden.
Zo is aangegeven dat aan dit voorschrift in de praktijk voldaan kan worden doordat de handelaar een aanbod tot het aangaan van een overeenkomst in schriftelijke vorm opstelt en aan de consument toestuurt. De consument zal dit aanbod moeten aanvaarden om de uiteindelijke overeenkomst tot stand te brengen. Deze aanvaarding zal doorgaans blijken uit de ondertekening van de schriftelijke overeenkomst. Voorts kan aan het schriftelijkheidsvereiste worden voldaan wanneer de overeenkomst op elektronische wijze wordt gesloten en de overeenkomst raadpleegbaar is, de authenticiteit van de overeenkomst in voldoende mate gewaarborgd is, het moment van totstandkoming met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld en de identiteit van de partijen voldoende kan worden vastgesteld. In de memorie van toelichting (Kamerstuk 33 520, nr. 3, p. 52) is het voorbeeld gegeven van het sturen van de overeenkomst per e-mail. De consument zal vervolgens per e-mail zijn instemming moeten geven, voordat aan het schriftelijkheidsvereiste is voldaan.
Of een loutere klik op een telefoontoets voldoende is om aan het schriftelijkheidsvereiste te voldoen is niet aan mij om te beoordelen. Dit is aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM) – als toezichthouder op dit voorschrift – en uiteindelijk aan de rechter om te beoordelen. Het is mij niet bekend waarop Pretium haar eigen uitleg baseert.
Waarop baseert Pretium deze uitleg van art. 6:227a en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat een klik op en telefoontoets niet voldoende is om aan het schriftelijkheidsvereiste te voldoen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om de Autoriteit Consument en Markt (ACM) te verzoeken het bovenstaande duidelijk op de website van ConsuWijzer te vermelden?
Ik heb van de ACM vernomen dat zij op de website van het informatieloket ConsuWijzer voorbeelden zal geven op welke wijze in ieder geval aan het schriftelijkheidsvereiste kan worden voldaan.
Bent u bereid om de ACM te verzoeken om te gaan handhaven op de juiste uitvoering van het schriftelijkheidsvereiste?
Ik heb de ACM op de hoogte gesteld van de betrokken berichtgeving. De ACM doet geen mededelingen over al dan niet lopende onderzoeken.
De toelating van eieren van Avangardco op de Europese interne markt |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Oekraïense eiergigant krijgt exporttoelating naar EU»?1
Ja.
Klopt het dat Avangardco toestemming heeft gekregen om verwerkte eierproducten op de Europese interne markt te brengen? Zo ja, welke instanties zijn betrokken geweest bij de besluitvorming en welke rol hadden zij?
Ja. Imperovo Food Ltd, een onderdeel van Avangardco, heeft toestemming om eieren en eiproducten naar de EU te exporteren.
De besluitvorming over toestemming van Oekraïense eierproducenten tot de Europese markt vindt plaats volgens de algemeen geldende procedure om te bepalen of een land en/of bedrijf toestemming krijgt om te exporteren naar de EU. Besluitvorming vindt plaats door de Europese Commissie met een belangrijke rol voor de «Food and Veterinary Office» (FVO). Nadat een land een aanvraag heeft ingediend en uitgebreide informatie heeft verstrekt over het toezichts- en controlesysteem op voedselveiligheid-, volksgezondheid- en diergezondheidaspecten, vindt een controle plaats door de FVO om te controleren of dit systeem op orde is.
Wanneer de FVO het toezichts- en controlesysteem goedkeurt moet de toezichtautoriteit van het betrokken land een lijst samenstellen van bedrijven die mogen exporteren naar de EU en deze lijst bij de FVO indienen.
Hoe beoordeelt u de toelating van de verwerkte eierproducten van Avangardco?
Over de precieze productieomstandigheden van Avangardco heb ik geen informatie. Aangezien er geen twijfel is over de rechtmatigheid van de toelating van producten van Avangardco tot de EU, is er mijns inziens geen reden voor nader onderzoek. Ik verwijs u verder naar het antwoord op vraag 5 en 6.
Kunt u bevestigen dat Avangardco leghennen houdt in legbatterijen en deze voorzieningen niet aan de Europese minimum normen voldoen? Zo nee, bent u voornemens dit nader te onderzoeken?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u voornemens bij de volgende Landbouw- en Visserijraad of bij een andere geschikte gelegenheid de Europese Commissie op te roepen de ongelijke concurrentie door de toelating van Avangardco te stoppen? Zo ja, schat u in dat uw verzoek gehoor krijgt? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 17 oktober jl. heb ik in de Landbouw- en Visserijraad van 13 oktober jl. opgemerkt dat ik mij in algemene zin zorgen maak over het gelijke speelveld voor Europese landbouwers op het terrein van dierenwelzijn in het relatie tot bilaterale en multilaterale onderhandelingen over vrijhandelsakkoorden. In het kader van de WTO moet er dan ook op worden ingezet om dierenwelzijn als zogeheten «non-trade concern» erkend te krijgen. Als voorbeeld heb ik de invoer van eieren en eiproducten uit de Oekraïne genoemd. In het vrijhandelsakkoord met Oekraïne is vastgelegd dat Oekraïne zich zal inspannen om zijn wetgeving op één lijn te brengen met die van de EU, onder andere ook op het terrein van dierenwelzijn. Deze afspraak is met de huidige eenzijdige toepassing van het akkoord door de EU echter nog niet formeel van kracht. Aangezien Oekraïne er nu formeel niet aan gebonden is om zich in te spannen om zijn dierenwelzijnswetgeving op één lijn te brengen met die van de EU, heeft de Nederlandse vertegenwoordiger in het beheerscomité op mijn instructie tegen de heffingsvrije toelating van eieren uit Oekraïne gestemd.
Hierbij heeft Nederland toegelicht tegen heffingsvrije import te zijn van eieren en eiproducten uit Oekraïne die niet voldoen aan de EU-dierenwelzijnsnormen. Helaas was Nederland de enige met dit standpunt. Tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 13 oktober jl. heb ik de Europese Commissie opgeroepen om bij de Oekraïne aan te dringen op hervorming van de wet- en regelgeving ten aanzien. Waar nodig is de EU daarbij bereid Oekraïne te ondersteunen bij het verbeteren van dierenwelzijn, onder meer in de eiersector. Tegelijkertijd moeten we dit probleem ook in proportie zien. Jaarlijks mag er in totaal 3.000 ton eieren en 1.500 ton eiproducten uit Oekraïne heffingsvrij worden ingevoerd in de EU. De hoeveelheid eiproducten wordt in jaarlijkse stappen verhoogd naar uiteindelijk 3.000 ton in 2020. Dit zijn zeer bescheiden hoeveelheden in vergelijking met de 7.25 miljoen ton eieren die de EU jaarlijks produceert. Commissaris Çiolos gaf tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 13 oktober jl. ook aan dat bij de samenstelling van het quotum voor eieren en eiproducten uit de Oekraïne rekening is gehouden met het gelijke speelveld in de EU. Hij verwacht geen grote instroom in de EU.
Bent u van mening dat wanneer Avangardco in welke omvang dan ook leghennen houdt die niet op z’n minst in een verrijkte kooi leven zij geen toegang mogen hebben tot de Europese interne markt? Zo nee, hoe worden de Europese normen dan gehandhaafd? Zo ja, welke stappen gaat u verder zetten?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven of uw toezegging bij de viering van het 10-jarig bestaan van de Nederlandse Vakbond Pluimveehouders om te komen tot een masterplan voor de legsector al inhoud heeft gegeven? Hoe staat dit proces er nu voor?
Zoals ik eerder heb aangegeven in antwoord op Kamervragen van het lid Lodders (VVD) van 9 september 2013 (Aanhangsel 2012–2013, 3191) is de slechte marktsituatie voor de legpluimveesector het gevolg van overaanbod door de hoge eierproductie in de Europese Unie en zal de markt zelf voor een nieuw evenwicht tussen vraag en aanbod moeten zorgen. Ik verwijs u ook naar de antwoorden op de Kamervragen van het lid Geurts van 3 oktober jl. (Aanhangsel 2014–2015, 174). Gelet hierop zie ik het niet als mijn rol om vanuit de overheid een masterplan op te stellen voor de legpluimveesector. Ik heb dit ook kenbaar gemaakt in mijn brief aan de Nederlandse Vakbond Pluimveehouders van 13 januari 2014, waarvan ik een afschrift naar uw Kamer heb gestuurd (2014D00773 en 2014D00774). Wanneer de sector zelf met een plan komt ben ik uiteraard bereid om te bezien hoe ik uitvoering hiervan kan faciliteren en ondersteunen.
Online drugswinkels |
|
Marith Volp (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Hoe online coffeeshops een miljoenenomzet draaien» en de reactie van het Openbaar Ministerie op dat bericht?1
Ja.
Acht de schatting in het genoemde bericht van de omvang van de verkoop van drugs van 30 miljoen euro via webwinkels correct? Zo nee, wat is dan wel de omvang van die verkoop?
Ik kan het realiteitsgehalte van de schattingen uit het bericht niet beoordelen. De precieze omvang van de (omzet uit de) verkoop van drugs op internet is namelijk niet bekend. Het gaat veelal om anonieme, besloten netwerken, die bovendien gebruik maken van versleutelingstechnieken waardoor het ook niet eenvoudig is om de omvang van de handel die zij bedrijven in kaart te brengen.
Acht u het mogelijk dat de omzet van de grootste webwinkels vier à vijf keer zo groot is als die van de succesvolste «echte» coffeeshops in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt een beeld schetsen van de aard, omvang, doelgroep van de verkoop van drugs via webwinkels vanuit Nederland, zowel qua leeftijd als geografische afzetmarkt?
De gegevens die beschikbaar zijn, zijn de volgende.
Wat betreft de Nederlandse markt geeft het DIMS (Drugs Informatie en Monitoring Systeem) van het Trimbos-instituut aan, dat van de (potentiële) gebruikers die een drugsmonster lieten testen in 2013 circa 1% aangaf hun drugs online gekocht te hebben. Het ging daarbij overigens om synthetische drugs, niet om cannabis.
In 2014 heeft het Trimbos-instituut aangegeven dat er sprake is van een stijging van de aanschaf van vooral synthetische drugs via internet. Desalniettemin zou de online verkoop van drugs aan Nederlandse gebruikers nog relatief klein zijn.
In het kader van het project ITOM (Illegal Trade on Online Marketplaces), dat is opgezet door het Landelijk Parket van het Openbaar Ministerie (OM), heeft TNO getracht enig zicht te geven op het gebruik en de gebruikers van het TOR-netwerk. Daaruit blijkt dat het TOR-netwerk voor het overgrote deel voor handel wordt gebruikt, waaronder handel in drugs. In het kader van dit project is tevens een inschatting gemaakt van het aantal gebruikers. In mei 2014 waren circa 16.000 unieke usernames op de website Silk Road 2 en circa 8.000 op Agora actief. Naast deze grote marktplaatsen zijn kleinere actief.
Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vragen 2 en 3.
Deelt u de mening dat het van groot belang is dat de verkoop van hard- en softdrugs zoveel mogelijk via gescheiden kanalen moet plaatsvinden waarbij de verkoop van harddrugs bestreden dient te worden en de verkoop van softdrugs zoveel mogelijk via gecontroleerde coffeeshops dient plaats te vinden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Een van de belangrijkste grondvesten van het Nederlandse coffeeshopbeleid is de scheiding der markten. Harddrugs zijn dan ook ten strengste verboden in een coffeeshop. Dit is echter niet het enige criterium waar een coffeeshop aan moet voldoen. Onder meer verkoop aan minderjarigen en reclame zijn ook niet toegestaan. Handhaving van alle criteria waaraan een vergunde coffeeshop moet voldoen vindt in eerste instantie via bestuursrechtelijke weg plaats.
De in de media beschreven handelaren op internet vallen absoluut niet onder het geldende gedoogbeleid. Dit houdt dus ook in dat hier inderdaad een groter gevaar van uit gaat. Hier zal dan ook strafrechtelijk tegen worden opgetreden. Daarbij moet opgemerkt worden dat criminelen die illegale producten op internet aanbieden, doorgaans gebruik maken van geavanceerde anonimiseringstechnieken en encryptie van de communicatie. Bovendien is internet al snel grensoverschrijdend. Dat maakt het voor de opsporing arbeidsintensief en complex om deze criminelen aan te pakken. De politie en het OM maken gebruik van de mogelijkheden om drugshandel via internet aan te pakken zoals blijkt uit onder meer acties tegen Utopia en Silk Road, twee aanbieders van drugs op het internet.
Bovendien is er de afgelopen jaren bij de opsporingsdiensten stevig geïnvesteerd in de digitale opsporing. Het Team High Tech Crime van de Nationale Politie groeit dit jaar naar 119 voltijd medewerkers en ook de regionale eenheden van de politie investeren in digitale expertise. De komende jaren zal de capaciteit van de digitale expertise bij de Nationale Politie verder groeien. Dit is ook opgenomen in de Veiligheidsagenda 2015–2018. Er zijn bovendien gespecialiseerde officieren van justitie voor cybercrime opgeleid.
Deelt u de mening van het succes c.q. de positieve kant van het Nederlandse gedoogbeleid vooral bestaat uit het gescheiden houden van de markten van hard- en softdrugs? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat hieruit volgt dat webwinkels in beide soorten drugs krachtig bestreden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Is het waar dat ondanks de arrestatie van enkele onlinehandelaren afgelopen jaar de grootste webwinkels al jaren buiten zicht van Justitie blijven? Zo ja, hoe komt dat? Zo nee, waar blijkt het tegendeel uit?
Nee. Er wordt wel degelijk opgetreden tegen (grote) aanbieders van drugs via internet. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de hiervoor genoemde recente acties tegen Utopia (een online marktplaats) en twee aanbieders van drugs op de marktplaatsen Silk Road en Black Market Reloaded. Onlangs zijn voor drugshandel op internet via deze marktplaatsen straffen opgelegd variërend van een werkstraf van 240 uur en een jaar voorwaardelijke gevangenisstraf tot zes jaar gevangenisstraf onvoorwaardelijk.
Aangezien de communicatie ten behoeve van illegale handel vaak over landsgrenzen heen plaatsvindt, en de fysieke afhandeling ook, is internationale samenwerking essentieel. Daarom heeft het Openbaar Ministerie het initiatief genomen om de internationale samenwerking structureler vorm te geven middels het project ITOM (Illegal Trade on Online Marketplaces). In dit verband wordt internationale opsporing (met betrokkenheid van alle EU lidstaten en enkele daarbuiten) vorm gegeven en worden preventieve interventies geoperationaliseerd.
Is het waar dat de genoemde webwinkels alle regels waaraan coffeeshops zich wel aan moeten houden aan hun laars lappen, zoals het niet verkopen van harddrugs, het niet verkopen aan minderjarigen, het houden van een beperkte voorraad of betalen van belasting? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat deze webwinkels veel strafbaarder gedrag vertonen dan coffeeshops?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat het gevaar dat van deze webwinkels uitgaat veel groter is dan in het geval van coffeeshops? Zo ja, wat betekent dat voor de inspanningen ten aanzien van opsporing en vervolging van die webwinkels? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat als webwinkels van drugs niet gestuit worden, daarmee de discussies over het Nederlands gedoogbeleid, de achterdeurproblematiek, coffeeshops of het maximeren van het THC-gehalte snel achterhaald wordt door de realiteit van de grotere dreiging die van die webwinkels uitgaat? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat de nadruk ten aanzien van opsporing en vervolging van drugsdelicten ten minste gedeeltelijk verschoven moet gaan worden van coffeeshops naar webwinkels? Hoe en op welke termijn gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor de tweede termijn van het Algemeen overleg over coffeeshopbeleid op 16 oktober 2014?
Ja.
De inzet van de politie bij het aanbieden van gestolen spullen op internet |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het schrijven van een ongelukkige burger die haar gestolen fiets op Marktplaats aangeboden ziet?1
Ja.
Vindt u het terecht dat deze burger de hulp van de politie inroept om een klaarblijkelijk teruggevonden fiets terug te halen? Zo ja, wat vindt u van de reactie van de politie die beweert dat de burger zelf actie moet ondernemen om de fiets terug te krijgen? Zo nee, waarom bent u van mening dat het terughalen van een gestolen goed door de burger zelf moet gebeuren zonder inmenging van de politie?
In de aangehaalde concrete situatie (zie vraag 1) heeft de aangeefster, na tracering van de verkoper, nogmaals contact opgenomen met de politie. De politie heeft hierop nader onderzoek ingesteld. Dit heeft geleid tot het aanhouden van een verdachte en het teruggeven van de gestolen fiets.
Het is van groot belang dat een slachtoffer van een misdrijf zich meldt bij de politie en aangifte doet van dat delict.
Dit type veelvoorkomende criminaliteit behoort tot het werkterrein van de lokale basisteams van de politie. Het lokale gezag stelt hiervoor op grond van een lokale afweging van de hiervoor genoemde aspecten het beleid vast. Er is geen algemene, landelijke beleidslijn op dit vlak.
Het is niet ongewoon dat de politie een beroep doet op burgers om zelf bij te dragen aan het terugvinden van vermiste of gestolen goederen. Daarbij is het van belang dat aan personen die aangifte doen een goede uitleg wordt gegeven over de werkwijze van de politie.
Deelt u de mening dat de politie in het geval een dief «op een presenteerblaadje» wordt aangeboden het tot zijn taak moet rekenen om de dief aan te houden vanwege de diefstal? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is het beleid bij politie en justitie als het gaat om het terughalen van getraceerde gestolen goederen in het algemeen en fietsen in het bijzonder?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt onderhavige zaak zich tot hetgeen op de site van de politie staat over heling en dan met name de zinsnede: «Doe altijd aangifte. De politie kan u dan helpen uw gestolen spullen terug te krijgen. Bovendien krijgt de politie meer inzicht in welke helers er zijn en hoe zij werken»?2
Het is van belang, zowel voor het slachtoffer als voor de politie, dat van (een vermoeden van) een strafbaar feit aangifte wordt gedaan. Daarbij is het zoals ik hiervoor heb toegelicht belangrijk dat aan personen die aangifte doen duidelijk wordt uitgelegd welke acties de politie in dat concrete geval al dan niet onderneemt. De politie zal indien mogelijk, mede gezien de voornoemde afwegingen, er naar streven om gestolen goederen terug te krijgen bij de rechtmatige eigenaar. Over het terug krijgen van gestolen voorwerpen kan de politie echter geen garanties geven.