Het besluit van de rechter dat Meta aanbevelingsalgoritmen moet aanpassen |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
van Marum , Vincent Karremans (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Nederlandse organisatie wint zaak: tijdlijn Facebook en Instagram moet anders»?1
Kunt u toezeggen dat, als het vonnis van de rechter standhoudt, u zal pleiten om de strengere nationale norm voor meer keuzevrijheid in de algoritmes op sociale media als Europese standaard te hanteren?
Deelt u de mening dat niet de rechter, maar de toezichthouder moet afdwingen dat bedrijven als Meta de Europese wet- en regelgeving naleven?
Wat gaat u doen om toezichthouders als de Autoriteit Consument & Markt en de Autoriteit Persoonsgegevens in staat te stellen om proactief toe te zien op de naleving van Europese wet- en regelgeving?
Waarom maakt de Rijksoverheid nog steeds gebruik van online platforms die de Europese wet- en regelgeving niet naleven? Hoe treedt u normerend op tegen de desbetreffende techbedrijven?
Wat doet u om maatschappelijke organisaties, zoals Bits of Freedom, te ondersteunen in hun acties om grote techbedrijven ter verantwoording te roepen?
Bent u bereid om, in zoverre mogelijk, bijstand te verlenen aan maatschappelijke organisaties die juridisch de strijd aan gaan met grote techbedrijven die willens en wetens de wet niet naleven?
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Het bedrijf Pluspetrol |
|
Luc Stultiens (GroenLinks-PvdA), Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Aukje de Vries (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Eelco Heinen (minister financiën, minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de Eindverklaring van het OECD National Contact Point (NCP) over het bedrijf Pluspetrol die op 3 september is gepubliceerd?1
Ja.
Klopt het dat Pluspetrol een Argentijns bedrijf is met tien brievenbusmaatschappijen in Nederland?2 Zo nee, waarom niet?
Het is mij bekend dat Pluspetrol activiteiten in Nederland heeft.
Heeft Pluspetrol in het verleden geprofiteerd van Nederlandse handelsfaciliteiten zoals subsidies, bilaterale investeringsverdragen, deelname aan Nederlandse handelsmissies, exportkredieten en toegang tot overheidsopdrachten en aanbestedingen? Is deze steun openbaar? Zo nee, waarom niet?
Pluspetrol heeft in het verleden niet geprofiteerd van Nederlandse handelsfaciliteiten. Conform internationale afspraken3 investeert de Nederlandse overheid niet langer of verleent geen financiering of actieve ondersteuning met handelsbevordering instrumenten, zoals missies, met betrekking tot de fossiele energiesector in het buitenland. In specifieke gevallen kan hierop een uitzondering worden gemaakt als energieleveringszekerheid voor Nederland of Europa in het geding is.
Bent u van mening dat Pluspetrol, na het zeer kritische oordeel van het NCP, nog steeds recht heeft op Nederlandse handelsfaciliteiten, zoals subsidies, deelname aan Nederlandse handelsmissies, exportkredieten en toegang tot overheidsopdrachten en aanbestedingen, indien zij hierom verzoeken? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? En welke maatregelen gaat u dan treffen?
Pluspetrol kan geen aanspraak maken op het handelsinstrumentarium vanwege de in het antwoord op vraag 3 benoemde afspraken over de uitfasering van de ondersteuning voor de fossiele energiesector. In principe kan aan Pluspetrol geen toegang tot overheidsopdrachten en aanbestedingen worden ontzegd. Wel kunnen er bij aanbestedingen ten aanzien van mensenrechten eisen worden gesteld waaraan bedrijven moeten voldoen.
In algemene zin verwacht het kabinet van Nederlandse bedrijven die internationaal opereren dat ze de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen (OESO-richtlijnen) toepassen.4
Heeft u kennisgenomen van het feit dat het bedrijf Pluspetrol meer dan 3.200 vervuilde locaties heeft achtergelaten in Peru? Heeft u kennisgenomen van het feit dat Pluspetrol weigert voldoende financiële middelen ter beschikking te stellen om de vervuilde locaties in Peru te saneren? Deelt u de analyse dat de financiele stromen van Pluspetrol via vennootschappen zonder reële economische activiteit in onder andere Nederland, verborgen blijven? Zo nee, kunt u dan op basis van publiek toegankelijke data aangeven hoeveel belasting de Nederlandse entiteiten van Pluspetrol de afgelopen 15 jaar aan de Nederlandse Belastingdienst hebben betaald?
Ik heb kennisgenomen van de bevindingen van de Eindverklaring van het NCP. Niet alle financiële stromen van bedrijven zijn openbaar. Het is op dit moment niet mogelijk om op basis van openbare data aan te geven hoeveel belasting bepaalde bedrijven in Nederland hebben betaald. Er worden echter relevante stappen gezet op het gebied van transparantie over de belastingafdracht van grote bedrijven. Met ingang van het boekjaar dat begint op of na 22 juni 2024 zijn multinationals in de EU met een totale geconsolideerde omzet van minstens € 750 miljoen jaarlijks verplicht om in het handelsregister onder meer openbaar te maken hoe veel winstbelasting zij betalen in de landen waarin ze actief zijn (de zogenaamde openbare country-by-country reporting, CbCR). Ook grote dochtermaatschappijen in de EU-lidstaten, waarvan de uiteindelijke moedermaatschappij buiten de EU is gevestigd, zijn verplicht openbaar te maken hoe veel winstbelasting het hele concern in elke EU-lidstaat en in de landen daarbuiten betaalt.
Heeft de NCP-uitspraak consequenties voor eventuele afspraken met de Belastingdienst? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties?
De Belastingdienst is het op basis van artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) niet toegestaan in te gaan op individuele fiscale dossiers. In algemene zin kan wel het volgende worden opgemerkt.
Een belanghebbende kan verzoeken om vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf. Dit geldt zowel voor burgers als bedrijven. Zo kun je als belastingplichtige vooraf zekerheid krijgen over de fiscale gevolgen van voorgenomen handelingen of transacties. Dit doet de Belastingdienst binnen de kaders van wet- en regelgeving, beleid en jurisprudentie. Een ruling zorgt dus voor zekerheid vooraf over de uitleg van de wet. De uitleg van fiscale wet- en regelgeving voor belastingplichtigen is echter altijd gelijk, met of zonder ruling. Zekerheid vooraf vervult niet alleen een waardevolle functie voor belastingplichtigen, maar ook een belangrijke functie in het toezicht van de Belastingdienst. De Belastingdienst zal onder andere echter geen zekerheid vooraf geven als het besparen van belasting de enige of doorslaggevende beweegreden is voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) waarover zekerheid vooraf wordt gevraagd of wanneer de (rechts)handeling(en) buiten het beoogde fiscale voordeel geen of weinig reële, praktische betekenis heeft (hebben).
Bent u bekend met de observatie van het NCP dat het vanwege een gebrek aan capaciteit en informatie niet in staat was om de belastingontwijking door Pluspetrol te beoordelen? Bent u van mening dat bedrijven en de overheid meer gegevens en informatie moeten verstrekken over de activiteiten van bedrijven als Pluspetrol? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen treft u hiertoe?
Ik ben bekend met de observaties van het NCP. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 zullen grote multinationals meer transparantie moeten betrachten over hun belastingafdracht onder de openbare country-by-country reporting regels. Daarin wordt dus een stap gezet naar meer transparantie. Het kabinet ziet niet de mogelijkheid om vanuit de overheid meer informatie openbaar te maken over de fiscale positie van individuele belastingplichtigen gelet op de fiscale geheimhoudingsplicht. Naast het beschermen van de privacy dient de fiscale geheimhouding het belang van de staat. De fiscale geheimhouding draagt namelijk bij aan de compliance, en daarmee de belastingheffing. Hierover heeft de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane uw Kamer op 21 juli 2025 geïnformeerd.5 Het kabinet verwijst u graag naar die brief voor de afwegingen die hebben geleid tot deze conclusie. Uw Kamer heeft de motie-Stultiens6 aangenomen om opties in kaart te brengen voor het vergroten van transparantie over belastingen door bedrijven en de overheid. De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane zal voor de plenaire behandeling van het Belastingplan 2026 inhoudelijk reageren op deze motie.
Klopt het dat het aantal bedrijven dat de OECD Guidelines heeft erkend, op 35% staat?3 Klopt het dat het streven is om dit percentage naar 90% te brengen? Vallen bedrijven die hier gevestigd zijn als brievenbusfirma, zoals Pluspetrol, onder deze meting? Zo nee, waarom niet? Gaat dit veranderen naar aanleiding van het NCP oordeel, dat stelt dat ook deze bedrijven aan de OECD Guidelines moeten voldoen? Zo nee, waarom niet?
In 2013 is de doelstelling geformuleerd dat 90% van de grote Nederlandse bedrijven in 2023 de OESO-richtlijnen expliciet zou onderschrijven als referentiekader voor hun internationale activiteiten. Bij de eindmeting in 2023 bleek dat 41% van deze bedrijven de OESO-richtlijnen en/of UN Guiding Principles on Business and Human Rights onderschreef.8 De onderzoeksgroep betrof in Nederland gevestigde bedrijven die binnen de destijds beoogde reikwijdte van de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) vielen en waarvoor relevante data beschikbaar was. In het BHOS-jaarverslag 2023 (Kamerstuknummer 36560-XVII-1) is toegelicht dat dit de laatste keer was dat de voortgang op de 90%-doelstelling is gemonitord. Dit met het oog op aanstaande IMVO-wetgeving die het voor een deel van het bedrijfsleven verplicht maakt gepaste zorgvuldigheid toe te passen.
De teloorgang van de iconische fietsenfabriek Batavus in Heerenveen en nieuwe kansen voor de maakindustrie |
|
Ilse Saris (CDA), Wytske de Pater-Postma (CDA), Eddy van Hijum (minister sociale zaken en werkgelegenheid, minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Vincent Karremans (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht in de Volkskrant: «Terwijl Batavus vertrekt naar Hongarije, haalt Ebike4Delivery de productie terug uit Polen»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het besluit van Accell Group om na de overname door Kohlberg Kravis Roberts & Co. (KKR) de productie van Batavus-fietsen te verplaatsen van Heerenveen naar Hongarije, met een verlies van 160 banen tot gevolg?
Het is altijd pijnlijk wanneer banen verloren gaan bij een onderneming die zo lang met de regio is verbonden. Accell Group gaf op 26 augustus 2025 aan dat deze maatregel onderdeel is van een breder Transformation Programme, gericht op vereenvoudiging, efficiëntie, flexibiliteit en kwaliteitsverbetering. De productie in Heerenveen wordt uiterlijk eind eerste kwartaal 2026 overgeheveld naar bestaande locaties in Hongarije en Dijon (Frankrijk), waardoor circa 160 productiefuncties vervallen. In Heerenveen blijft een organisatie van ongeveer 100 medewerkers actief – vooral ingenieurs en ondersteunend personeel – binnen een nieuw kantoor dat een rol krijgt als strategisch centrum voor ontwerp en engineering binnen de One Accell-structuur.
Voor de betrokken medewerkers is een sociaal plan opgesteld, dat gefaseerd wordt uitgevoerd met inachtneming van het advies van de ondernemingsraad en de geldende wet- en regelgeving.
Deelt u het oordeel dat Batavus – ooit een familiebedrijf dat stond voor kwaliteit, continuïteit en goed werkgeverschap – door private equity is gereduceerd tot louter een merk?
Batavus is één van de merken binnen Accell Group, dat meerdere fietsmerken voert zoals Sparta en KOGA. De eigendom en strategische keuzes liggen bij het bedrijf zelf. Het staat ondernemingen vrij om hun merk- en productiestrategie binnen de wettelijke kaders in te richten. De overheid doet geen uitspraak over de waardering van bedrijfsmodellen of investeerdersvormen.
In hoeverre speelt mee dat private equity-bedrijven zoals KKR vooral gericht zijn op kostenreductie en een snelle exit binnen enkele jaren, en minder op duurzame waardecreatie?
Private equity is één van de bestaande vormen van ondernemingsfinanciering. De strategieën van private-equityfondsen lopen uiteen: sommige richten zich op herstructurering, andere op langetermijnontwikkeling en innovatie. Over de motieven of strategische keuzes van individuele investeerders kan ik geen uitspraken doen. Belangrijk is dat ondernemingen binnen de geldende wet- en regelgeving opereren en dat strategische beslissingen over productielocaties en bedrijfsvoering uiteindelijk aan het bedrijf zelf zijn.
Herkent u het feit dat de overheveling van de productie, net als de eerdere verplaatsing van de productie van Vredestein-banden uit Enschede, mede het gevolg is van de Hongaarse industriepolitiek die buitenlandse investeringen en verplaatsingen naar het land actief bevordert?
Nee, dat herken ik niet. Accell heeft in haar verklaring geen verwijzing gemaakt naar Hongaarse industriepolitiek of investeringsmaatregelen. Volgens het bedrijf is de beslissing onderdeel van een bredere strategische herstructurering gericht op vereenvoudiging en efficiëntie.
Heeft het besluit van Accell Group mede te maken met het feit dat Hongarije op basis van EU-regels meer ruimte heeft om staatssteun te geven aan maakbedrijven?
Nee, dat herken ik niet. Accell heeft in haar verklaring geen verwijzing gemaakt naar de ruimte die Hongarije heeft om staatssteun te verlenen. Volgens het bedrijf is de beslissing onderdeel van een bredere strategische herstructurering gericht op vereenvoudiging en efficiëntie.
Staat u, gezien de negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid in Friesland, in contact met lokale bestuurders en Accell Group, en heeft u geprobeerd om deze verplaatsing van de productie tegen te houden?
Er is geen direct contact geweest met Accell Group over dit besluit. Het betreft een ondernemingsbeslissing van het bedrijf zelf, waarin de overheid geen formele rol heeft en die niet kan worden tegengehouden.
Deelt u de mening dat de maakindustrie in Nederland gekoesterd moet worden, zeker als het gaat om een typisch Nederlands product zoals de fiets?
Ja. De maakindustrie levert een belangrijke bijdrage aan onze economie, innovatie en werkgelegenheid. Daarom zet het kabinet in op het versterken van een concurrerende, duurzame en toekomstgerichte industrie.
Hoe voorkomt u dat zich opnieuw situaties voordoen zoals bij Batavus en eerder bij Vredestein, waar productie en werkgelegenheid naar lage lonenlanden zoals Hongarije verdwijnen?
Binnen de Europese interne markt kunnen ondernemingen vrij bepalen waar zij hun productie onderbrengen. Dat is een belangrijk fundament van onze open economie. Deze vrijheid zorgt niet alleen voor concurrentie en innovatie, maar maakt ook dat bedrijven zich vestigen op plekken waar de omstandigheden het gunstigst zijn. Nederland profiteert daarvan omdat dit ook aanleiding kan zijn voor bedrijven om hier juist activiteiten op te bouwen of uit te breiden. In dit geval heeft Accell zelf aangegeven dat de verplaatsing onderdeel is van een strategische keuze om de organisatie te vereenvoudigen en de efficiëntie en kwaliteit te verbeteren. Het kabinet kan dergelijke besluiten van individuele bedrijven niet voorkomen.
Wat kan geleerd worden van bedrijven als Ebike4Delivery (Nijmegen) en Van Raam (Varsseveld), die er bewust voor kiezen de productie van fietsen in Nederland te houden of zelfs naar ons land terug te brengen?
De redenen waarom bedrijven besluiten om productie te verplaatsen of juist in Nederland te houden, kunnen sterk verschillen. Het is daarom niet altijd zinvol om individuele situaties met elkaar te vergelijken.
Het kabinet is altijd trots op bedrijven die ervoor kiezen om in Nederland te ondernemen en hier te blijven produceren, zoals Ebike4Delivery en Van Raam. Deze ondernemingen leveren een bijdrage aan werkgelegenheid, innovatie en de kracht van onze maakindustrie.
Bent u bereid een nationaal innovatieprogramma «Fabriek van de toekomst» te starten, gericht op slimme en schone productietechnieken, zodat bedrijven productie weer meer in eigen hand nemen of houden?
Er loopt in Nederland al veel om fabrieken van de toekomst vorm te geven. Zo werken bedrijven en kennisinstellingen samen in onder andere Smart Industry aan digitalisering, robotica en slimme productietechnieken. Ook via het Nationaal Groeifonds worden grote innovatieprogramma’s gesteund die bijdragen aan moderne en duurzame productie. Daarnaast zijn er regelingen die bedrijven helpen om schoner en slimmer te produceren. Met deze programma’s wordt de kern van een «Fabriek van de Toekomst» al ondersteund. Daarom is een nieuw nationaal programma op dit moment niet aan de orde.
De gevolgen van de hack bij het OM op de bedrijfsvoering |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Foort van Oosten (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kunt u bevestigen dat er op het Openbaar Ministerie (OM) een nijpend tekort aan werkplekken bestaat doordat er niet thuis kan worden gewerkt, en de mogelijkheden tot thuiswerken nog enkele weken duurt? Kunt u bevestigen dat er sprake is geweest van werken in shifts en daar nog steeds sprake van is?
Erkent u dat, los van de belasting op de werk-privé balans van medewerkers, hierdoor het (herstel)werk van het OM niet of zeer beperkt van de grond komt, waardoor achterstanden in de werkvoorraad verder zullen oplopen? Zo ja, welke maatregelen neemt u hierop?
Zijn er bij u signalen binnengekomen over de toenemende werkdruk als gevolg van de hack? Zo nee, hoe wordt hier toezicht opgehouden? Zo ja, welke stappen onderneemt u om dit te verbeteren?
Bent u het eens dat met oplopende werkdruk en mogelijke uitval het (herstel)werk van het OM nog meer in de knel komt en het mogelijk nog ruim een jaar zal duren voordat het OM weer alle achterstanden heeft weggewerkt?
Erkent u dat het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) en het OM al in 2021 hebben gewaarschuwd voor de gevolgen van het wisselende financiële beleid en bezuinigingen op de IT en informatievoorziening?1 Maar dat ondanks deze waarschuwingen geen extra financiële middelen voor het OM beschikbaar zijn gesteld? Waarom niet?
Erkent u dat de bezuinigingen op het OM, die sinds 2010 zijn opgelopen tot meer dan 150 miljoen euro, een direct effect hebben gehad op de huidige tekortkomingen in de IT-infrastructuur? Welke stappen onderneemt u om deze tekortkomingen terug te dringen?
Erkent u dat er op dit moment nog een bezuiniging van 40 miljoen euro ingevuld moet worden door het OM, met als gevolg dat noodzakelijke verbetering van de huidige IT-infrastructuur zal uitblijven en het personeel van het OM dus genoodzaakt is de huidige problemen op te lossen zonder extra financiële ondersteuning? Zo nee, waarom niet?
Kunt u toelichten waarom, gezien de huidige situatie en problematiek in de IT-infrastructuur, niet is besloten de bezuiniging van 40 miljoen euro uit te stellen of te schrappen? Waarom wordt verder bezuinigd op het OM, terwijl de gevolgen van de IT-infrastructuur niet eens kunnen worden overzien?
Deelt u de mening dat het OM door de voorliggende bezuinigingen wordt gedwongen om nog meer strafzaken af te doen door middel van een strafbeschikking, wat juist in het voorjaar tot veel kritische geluiden uit de strafrechtketen en de maatschappij heeft geleid?
Heeft u kennisgenomen van het bericht «PostNL dreigt briefbezorging te versoberen, als kabinet niet ingrijpt»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat PostNL, na de afwijzing van het subsidieverzoek voor de Universele Postdienst (UPD), voornemens is de postvoorziening te versoberen? Welke concrete maatregelen heeft PostNL aangekondigd en op welke termijn?
PostNL heeft op 5 september 2025 een formeel verzoek ingediend om de UPD-aanwijzing in te trekken. PostNL stelt dat de wettelijke UPD-verplichtingen sinds 2025 verlieslatend zijn en de continuïteit van de onderneming in gevaar brengen. Het ministerie behandelt momenteel dit verzoek. Ik heb besproken met de CEO van PostNL dat ik niet voornemens ben dit verzoek in te willigen. PostNL heeft aangegeven binnen twee maanden duidelijkheid te willen hebben over een besluit. Als er geen beslissing wordt genomen, of als er geen alternatieve maatregelen komen die de financiële situatie van PostNL voldoende verbeteren, heeft het bedrijf aangegeven zich niet langer aan bepaalde verplichtingen uit de Postwet te zullen houden.
Op 17 september jl. heeft PostNL een presentatie gehouden aan beleggers over de financiële situatie en hun plannen voor de komende jaren.2 Uit deze presentatie volgen de volgende voornemens van PostNL:
Het is aan PostNL om zelf zorgvuldig te bepalen hoe zij hun bedrijfsvoering in de komende jaren willen vormgeven. Hierbij is het belangrijk voor de samenleving dat de postvoorziening toegankelijk blijft voor ouderen en mensen die wonen in buitengebieden. Het is de verantwoordelijkheid van de ACM om als onafhankelijk toezichthouder op te treden wanneer PostNL de wet niet naleeft.
Hoe voorkomt u dat PostNL van zijn wettelijke taak wordt ontslagen en/of zijn dienstverlening gaat versoberen en/of brievenbussen gaat opheffen, zoals in het artikel wordt genoemd?
Ik ben in constructief overleg met PostNL over de toekomst van de Universele Postdienst (UPD) en de wijze waarop de postbezorging duurzaam kan worden ingericht. Met het conceptbesluit tot wijziging van het Postbesluit dat binnenkort in consultatie wordt gebracht, wordt al een stap gezet om de UPD toekomstbestendig te maken. Deze wijziging ziet op het stapsgewijs wijzigen van de overkomstduur en de bezorgbetrouwbaarheid. Met deze wijzigingen ontstaat meer ruimte voor de verlener van de UPD om de dienstverlening efficiënter in te richten, terwijl tegelijkertijd duidelijkheid wordt geboden over de kwaliteitseisen op langere termijn. Zo kan de verlener reële stappen zetten naar een hogere bezorgbetrouwbaarheid in de praktijk. Dit draagt bij aan de continuïteit van de UPD.
Voor rouw- en medische post blijft de huidige norm van bezorging binnen één dag met een betrouwbaarheid van 95% onverkort van kracht.
Hoe beoordeelt u de risico’s voor burgers en bedrijven als PostNL de bezorging daadwerkelijk terugschroeft, met name voor kwetsbare groepen zoals ouderen, slechtzienden, mensen met beperkte digitale vaardigheden en bewoners van krimpregio’s?
Uit onderzoek blijkt dat niet zozeer de duur van de overkomst voor mensen het belangrijkst is, maar vooral de bezorgbetrouwbaarheid – met andere woorden: dat de brief daadwerkelijk op de verwachte dag aankomt. Ik acht de risico’s voor burgers en bedrijven daarom beperkt. Mijn beleidsvoornemen is om de bezorgduur stapsgewijs te verlengen van D+1 naar D+2 en uiteindelijk naar D+3. Dat betekent dat een deel van de post later zal aankomen dan men nu gewend is, maar wel nog steeds aankomt. Daarmee blijft de communicatiebehoefte van verschillende groepen gebruikers, inclusief kwetsbare groepen, geborgd.
Welke gevolgen ziet u voor maatschappelijk belangrijke post (zoals medische post, rouwpost en stempassen) als PostNL minder vaak of minder betrouwbaar gaat bezorgen?
De verlenging van de bezorgduur binnen de universele postdienst (UPD) naar D+2 en op termijn naar D+3, betekent dat reguliere post er gemiddeld iets langer over kan doen. Voor verkiezingspost, rouwpost en stempassen geldt dit echter niet.
Verkiezingspost valt buiten de UPD en wordt behandeld als zakelijke post, waarvoor de overheid rechtstreeks afspraken maakt met PostNL. Daarmee kan worden geborgd dat stempassen tijdig bij kiezers aankomen.
Wel is er een wisselwerking: doordat de bezorgduur van reguliere post ruimer wordt, neemt het belang toe van zorgvuldige afspraken en maatwerk rondom verkiezingspost. Zo richt PostNL rond verkiezingen speciale processen in en wordt, waar nodig, gewerkt met alternatieve bezorgmethoden om te garanderen dat kiezers hun stempas of vervangende stempas op tijd ontvangen. Het Ministerie van BZK houdt dit nauwlettend in de gaten en onderzoekt daarnaast of de wettelijke termijnen in de Kieswet toekomstbestendig zijn.
Er zijn geen signalen dat PostNL voornemens is de bezorgfrequentie voor medische post en rouwpost aan te passen.
Hoe waarborgt u de continuïteit van de UPD zolang de wetswijziging van de wijziging van de Postwet nog niet behandeld is? Welke tijdelijke maatregelen of toezichtsafspraken met de ACM treft u om te voorkomen dat burgers geconfronteerd worden met een uitgeklede postvoorziening?
Ik neem op dit moment het verzoek voor intrekking van de UPD-aanwijzing in behandeling. Bij deze behandeling zal ik ook in ogenschouw nemen hoe de publieke belangen op de postmarkt het beste geborgd kunnen worden. Ook heeft het bij vraag 3 genoemde voorstel tot wijziging van het Postbesluit 2009 invloed op de continuïteit van de dienstverlening.
Hoe voorkomt u dat PostNL door het dreigen met versobering feitelijk politieke druk uitoefent om alsnog subsidie af te dwingen?
Het gedrag van private partijen ligt buiten mijn invloed; zij kunnen ervoor kiezen dit soort stappen te ondernemen. Het is hun recht om hun belangen te verdedigen wanneer hun bedrijfsvoering wordt geraakt. Tegelijkertijd ga ik ervan uit dat bedrijven zich bij hun afwegingen ook bewust zijn van de maatschappelijke verantwoordelijkheid die zij dragen. In het geval van PostNL zijn er bijvoorbeeld wettelijke bepalingen over het aantal brievenbussen. Het is de taak van de ACM om als onafhankelijk toezichthouder op te treden als PostNL de wet niet naleeft.
Wilt u deze vragen binnen één week beantwoorden, zodat de Kamer tijdig beschikt over actuele informatie over de continuïteit en betaalbaarheid van de UPD?
Gezien de lopende voorbereidingen in verband met de wijziging van het Postbesluit 2009 is het helaas niet gelukt om de vragen binnen één week te beantwoorden.
De uitvoering van Project Beethoven. |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Vincent Karremans (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het Project Beethoven?
Met de Kamerbrief «Update Halfgeleiderbeleid»1 van 1 september jl., het commissiedebat over de Halfgeleiderindustrie van 3 september jl. en het commissiedebat over het Verdienvermogen van Nederland van 25 september jl., heb ik u geïnformeerd over de voortgang van het Project Beethoven. Samen met de overige kabinetsleden bewaak ik nauwgezet de voortgang via het Bestuurlijk Overleg Brainport (BO Brainport). In aanloop naar het BO Brainport van 3 november zullen we de uitvoering verder ter hand nemen. Bij een volgende gelegenheid zal ik u hierover informeren.
Welke maatregelen worden genomen om het capaciteits- en kennisgebrek bij gemeenten in de Brainportregio aan te pakken?1
In regionaal verband werken de 21 gemeenten samen in de Metropoolregio Eindhoven. In het BO-Brainport van 30 juni is gezamenlijk besloten de uitvoeringskracht waar nodig verder te versterken. Hiertoe wordt door Rijk en regio momenteel een voorstel uitgewerkt. De realisatiekracht van de regio, in het bijzonder het capaciteits- en kennisgebrek bij de gemeenten, maakt hier onderdeel van uit.
Op het gebied van woningbouw heeft capaciteit en kennis van gemeenten daarnaast landelijk aandacht via Woontopafspraak 18 «Meedoekracht». IPO, VNG en Rijk zetten samen in op versterking van de uitvoeringskracht bij gemeenten. Ook Provincie Noord-Brabant en Metropoolregio Eindhoven zetten in op kennisdeling en flexibele extra inzet van capaciteit. Rondom de introductie van de subsidieregelingen voor woningbouwversnelling worden gemeenten intensief begeleid bij het wegwijs worden in de nieuwe regelingen door een ondersteuningsteam.
Wat zijn de belangrijkste voornemens om intergemeentelijke samenwerking aangaande dit project te verbeteren?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen worden genomen om de instroom van internationaal talent in de Brainportregio te waarborgen?
Via het Versterkingsplan Microchip-talent wordt extra talent opgeleid en aangetrokken voor de halfgeleiderindustrie. Het gaat zowel om nationaal als internationaal talent. Op 1 september dit jaar is de gezamenlijke internationale werving van de regio’s gestart, waaronder in Brainport, om bachelor studenten te enthousiasmeren voor een masterstudie en carrière in de halfgeleiderindustrie in Nederland. Ook de hbo’s uit de regio’s zullen een soortgelijk traject starten om internationale studenten te enthousiasmeren om in Nederland te komen studeren. Binnen de wet internationalisering in balans is er ruimte om voor tekortsectoren te werven. Dit biedt ruimte om het talent voor de halfgeleiderindustrie te werven. De regio’s zetten hiernaast ook in op het behoud van internationaal talent voor de halfgeleiderindustrie.
Bent u bereid te onderzoeken of de Beethovengelden kunnen worden toegespitst op de verdere voorbereiding voor een (intercity)station bij Eindhoven Airport?
In het Beethovenconvenant is voor de meest urgente mobiliteitsmaatregelen budget beschikbaar gemaakt. Van een (intercity)station bij Eindhoven Airport was toen geen sprake. Afgesproken is dat de extra investering in infrastructuur (à € 1.058 miljoen) benodigd is voor de Multimodale Knoop, HOV4, Multimodaal mobiliteitspakket en een verkenning naar de A2/N2 inclusief Brainportlijn en Noordwestelijke ontsluiting. Bij het BO MIRT in 2024 is afgesproken welke bijdrage vanuit Rijk en Regio naar deze verschillende projecten gaat. Hiermee is het beschikbare budget verdeeld over de genoemde maatregelen en is er geen budget beschikbaar voor aanvullende maatregelen.
Hoe ziet u de bezuinigingen op infrastructuurprojecten in het licht van Project Beethoven?2
De afgesproken infrastructuurprojecten in Beethoven vinden allemaal doorgang. Zo is voor de in Beethoven afgesproken MIRT-verkenning naar de A2/N2 in mei 2025 de startbeslissing ondertekend. Dit is één van de weinige MIRT-verkenning die in de afgelopen jaren gestart is. In Beethoven zijn ook afspraken gemaakt over de A58 Tilburg – Eindhoven. Op dit moment wordt gewerkt aan de opstartactiviteiten om tot een doorstart te komen in 2027.
Kunt u garanderen dat stikstof- en/of stroomnetproblematiek niet zal leiden tot een uittocht van bedrijven uit de Brainport-regio? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er zijn op dit moment geen directe signalen dat bedrijven uit de Brainportregio vertrekken vanwege stikstof- en/of stroomnetproblematiek. De stikstof- en stroomnetproblematiek heeft zowel op landelijk niveau, als in de samenwerking tussen Rijk en regio in de Brainportregio de volle aandacht van het kabinet.
Wat betreft stikstofproblematiek zet het kabinet zich in via de Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel om tot geborgde generieke stikstof reducerende maatregelen te komen. Daarnaast wordt ingezet op een gebiedsgerichte aanpak waarin wordt bekeken wat aanvullend noodzakelijk dan wel mogelijk is aan stikstofreductie. Het gebied van Eindhoven is in de meest recente Kamerbrief Vervolgpakket Nederland van het slot aangemerkt als een van de gebieden waar deze aanpak voor geldt. Dit heeft als doel om de vergunningverlening voor economische activiteiten, voor activiteiten gericht op de verdere ontwikkeling naar een duurzame industrie, en voor mobiliteits- en woningbouwprojecten te vergemakkelijken. De gebiedsgerichte aanpak voeren we interdepartementaal uit met de regionale partners. Op zeer korte termijn vindt er een bestuurlijk overleg stikstof Brainport plaats.
Wat betreft netcongestieproblematiek werken het kabinet en alle betrokken partners keihard aan de aanpak van netcongestie. De Minister van Klimaat en Groene Groei heeft uw Kamer hierover op maandag 6 oktober jl. geïnformeerd4. Voor de aanpak van netcongestie in de Brainportregio zijn in het Beethovenconvenant een aantal afspraken gemaakt. Zo heeft Brainport Development de rol als «gebiedsregisseur» gekregen om samen met het Rijk, de provincie Noord-Brabant, gemeenten, en netbeheerders TenneT en Enexis de meest urgente netcongestie-casussen aan te pakken. Hieronder valt onder andere de boogde uitbreiding van ASML op de Brainport Industries Campus (BIC)5. Daarnaast wordt er gewerkt aan slimme oplossingen om het maximale uit het bestaande elektriciteitsnet te halen. Zo is vorig jaar een regionale energiehub-regisseur gestart die helpt bij het opzetten van energiehubs in de Brainportregio. In aanvulling daarop wordt gewerkt aan de uitbreiding van het elektriciteitsnet in de regio. In december 2024 is de nationale MIEK-status toegekend aan het hoogspanningsproject «Pocket Noordoost-Brabant». Door dit project wordt netcongestie in onder meer de Brainportregio fors verminderd. Onderdeel hiervan is de bouw van een nieuw 380/150 kV-hoogspanningsstation bij Wijchen. De projectprocedure van dit project is op 16 juni 2025 gestart met de publicatie van het Voornemen en Participatieplan. Op dit moment worden de onderzoeken naar mogelijke locaties voor dit hoogspanningsstation opgestart. Tot slot onderzoeken we, samen met de regio en netbeheerders, welke investeringen in energie-infrastructuur nog meer nodig zijn zodat er in de verdere toekomst voldoende energie beschikbaar is voor de groeiambities van de Brainportregio.
Het bericht 'Stadsaccountant Den Haag: ‘Wij zijn zo een miljoentje goedkoper dan de Big Four’' |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Rijkaart |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht «Gemeente-accountant wil alternatief zijn voor commerciële kantoren»?1
Deelt u de wenselijkheid van meer accountants in publieke dienst voor dienstverlening aan organisaties in de publieke sector, zoals gemeenten? Zo nee, waarom niet?
Welke signalen heeft u dat (kleinere) gemeenten het lastig vinden om een commerciële accountant te vinden voor de jaarlijkse controle?
Wat is uw inschatting van de mogelijke kostenbesparing voor gemeenten als zij gebruik zouden maken van een publieke accountant in plaats van commerciële kantoren? Indien u dit thans niet kunt maken, bent u bereid dit na te (laten) gaan?
Kunt u in ieder geval inzichtelijk maken hoe de tarieven van de dienstverlening door commerciële kantoren voor gemeenten zich het afgelopen decennium hebben ontwikkeld en hoe de tarieven / kosten van gemeentelijke accountantsdiensten zijn veranderd gedurende de dezelfde periode?
Welke mogelijkheden ziet u om initiatieven zoals dat van de Gemeentelijke Accountantsdienst (GAD) te ondersteunen?
Ziet u daarnaast ook een rol voor het Rijk om te voorzien in de functie van een publieke accountant voor gemeenten en andere overheden?
Bent u bekend met het bericht «Geen mobiel bereik in grensstreek: 77-jarige man ligt na val machteloos half uur op de grond»?1
Ja.
Bent u van mening dat slecht mobiel bereik een acuut veiligheidsrisico vormt, zeker voor ouderen en kwetsbare groepen die afhankelijk zijn van alarmhorloges en noodoproepen?
Mobiele netwerken spelen een belangrijke rol voor de bereikbaarheid van 112 maar gelukkig zijn ze niet de enige manier waarop mensen 112 kunnen bereiken. Er zijn ook alarmhorloges en andere apparaten die bijvoorbeeld via WiFi kunnen bellen.
Indien mensen op een plek wonen waar de mobiele netwerkdekking om welke redenen dan ook niet (altijd) optimaal is dan is dat uiteraard heel vervelend en hoop ik dat ze daar melding van maken zodat er met hen, de mobiele netwerkaanbieders, de RDI, provincies en gemeenten kan worden bekeken of er mogelijkheden zijn om dat (in de toekomt) op te lossen. Als mensen in de tussentijd geen maatregelen nemen dan kan het er helaas toe leiden dat ze 112 niet altijd kunnen bereiken wanneer het nodig is. Het is daarom belangrijk dat zij zich (laten) informeren over de beste manier om de bereikbaarheid van 112 zo veel als mogelijk te garanderen want er zijn gelukkig alternatieven beschikbaar. Zoals een vaste huisaansluiting of de 112NL-app, die uitkomst kan bieden in gebieden met een mindere netwerkdekking maar waar wel WiFi is, zoals binnenshuis.
Juist omdat de bereikbaarheid van het alarmnummer 112 van levensbelang is, geeft de Rijksoverheid diverse tips op zijn website voor mensen die ondanks de zeer goede mobiele dekking in Nederland toch nog problemen ervaren met de bereikbaarheid van 112 via een mobiel netwerk.2 Indien gemeenten de mobiele bereikbaarheid willen verbeteren, kunnen ze gebruik maken van de «Handreiking mobiele bereikbaarheid gemeenten» van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur.
Bent u van mening dat anno 2025 iedereen in Nederland over snel internet en mobiele netwerkdekking moet kunnen beschikken, ongeacht waar men woont, omdat dit van belang is voor een ieders veiligheid?
Ja, maar helaas zijn de mogelijkheden om dat te bereiken gebonden aan natuurkundige beperkingen die eigen zijn aan radiocommunicatie. In de Nota Mobiele Communicatie is aangegeven dat mobiele communicatie een basisbehoefte is geworden.3 4 In grensstreken kan de bereikbaarheid van 112 minder goed zijn dan op andere plekken. Goede dekking in de grensstreek vereist coördinatie tussen netwerkaanbieders over de frequenties die er worden gebruikt om onderlinge verstoringen te voorkomen.
Mobiele netwerkdekking zal niet altijd door de markt tot stand worden gebracht op locaties die niet rendabel zijn. Dat kan ertoe leiden dat sommige plekken in Nederland niet vanzelf van dekking worden voorzien. Mede hierom is er in 2020 een dekkings- en snelheidsverplichting opgelegd aan de drie mobiele netwerkaanbieders. Die verplicht ertoe om 98% van het geografische grondgebied van elke Nederlandse gemeente buitenshuis te voorzien van een minimaal dienstverleningsniveau voor elke gebruiker.
Om de mobiele bereikbaarheid van het alarmnummer 112 in aanvulling daarop nog verder te vergroten zijn er diverse andere maatregelen genomen:
Kunt u aangeven in welke mate dit probleem speelt in andere grensregio’s in Nederland, hoeveel meldingen daarover zijn ontvangen bij het Centraal Informatiepunt Mobiele Bereikbaarheid 112 en hoe opvolging is gegeven aan deze meldingen?
Sinds januari 2024, de start van het Centraal Informatiepunt Mobiele Bereikbaarheid 112, zijn er 46 meldingen geregistreerd, waarvan 5 uit grensgemeenten. Dit aantal is gelukkig beperkt en geeft geen aanwijzing voor een structureel probleem in de grensstreken. Meldingen laten wel zien dat er incidenteel knelpunten zijn, die voor betrokkenen ingrijpend kunnen zijn, zeker in het geval van een noodsituatie.
Uit metingen van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur blijkt verder dat mobiele netwerkaanbieders voldoen aan de dekkings- en snelheidsverplichting. Toch kunnen er altijd plekken zijn waar de bereikbaarheid van 112 minder goed is (bijvoorbeeld binnenshuis of in afgelegen gebieden). Het meldpunt registreert de meldingen en deelt ze waar nodig met providers, de meldkamer en de toezichthouder; het neemt zelf geen maatregelen.
Bent u bereid met providers in gesprek te gaan om te waarborgen dat 112-oproepen in grensgebieden altijd doorkomen?
Ik ben en blijf in gesprek met de providers maar ook met andere relevante organisaties zoals gemeenten, de VNG, en de RDI over het verbeteren van de mobiele netwerkdekking in Nederland. Het verbeteren van de mobiele netwerkdekking draagt ook bij aan de bereikbaarheid van 112, omdat daarvoor de gecombineerde dekking van de drie mobiele netwerken van belang is en niet alleen de dekking van de provider bij wie iemand een abonnement heeft.
Zoals beschreven in de beantwoording van vraag 3 zijn er diverse maatregelen genomen om de mobiele bereikbaarheid van 112 te vergroten. Ik zie op dit moment geen aanleiding om in aanvulling hierop maatregelen te nemen. Indien gemeenten de mobiele bereikbaarheid willen verbeteren, kunnen ze gebruik maken van de «Handreiking mobiele bereikbaarheid gemeenten» van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur.
Welke mogelijkheden ziet u om versneld maatregelen te nemen om de veiligheid van inwoners in grensregio’s te garanderen?
Zie antwoord vraag 5.
Welke rol ziet u voor het Rijk om, samen met provincies, gemeenten én veiligheidsregio’s, structurele oplossingen te realiseren voor grensbewoners die nu vaak in onzekerheid leven of zij in geval van nood hulp kunnen inroepen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid te onderzoeken of, aanvullend op verbetering van mobiel bereik, het plaatsen van alarmpalen of andere vaste noodvoorzieningen kan bijdragen aan de veiligheid en bereikbaarheid van hulpdiensten in de meest kwetsbare gebieden?
Gezien de zeer goede mobiele dekking in Nederland, de diverse aanvullende maatregelen en alternatieve manieren om 112 te kunnen bereiken zie ik geen reden tot het nemen van extra maatregelen. Uw suggestie is sympathiek maar er zijn gelukkig al een reeks alternatieve manieren om in contact te kunnen komen met 112 wanneer er geen mobiele netwerkdekking is.5
Het bericht dat Top Mondzorg Project Floss over wil nemen |
|
Ria de Korte (CDA) |
|
Bruijn |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) «Top Mondzorg wil Project Floss overnemen (concentratiemelding)»?1
Ja.
Hoe wilt u ervoor zorgen dat goede, betaalbare en toegankelijke tandartszorg geen luxe wordt als Project Floss Topco B.V., bekend onder de naam «Fresh»1 overgenomen wordt door de buitenlandse investeerder Nordic Capital?
Voorop staat dat alle zorgaanbieders, ongeacht de vorm van financiering of inrichting van de bedrijfsvoering, moeten voldoen aan geldende wet- en regelgeving ten aanzien van bijvoorbeeld de kwaliteit en toegankelijkheid. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt toezicht op de kwaliteit van zorg in Nederland, inclusief alle tandartspraktijken. Dit toezicht richt zich op het waarborgen van goede en veilige zorg voor patiënten, ongeacht de eigendomsstructuur van de praktijk. Zowel ketens als individuele praktijken dienen zich te houden aan de Nederlandse wet- en regelgeving, waaronder de standaarden voor kwalitatief hoogwaardige tandartszorg. De maximumtarieven van de tandartszorg worden vastgesteld door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Ook hiervoor geldt dat zowel ketens als individuele praktijken zich daaraan hebben te houden. Het is vervolgens aan zorgkantoren en zorgverzekeraars om via hun inkoop te sturen op doelmatige zorg.
Om te voorkomen dat fusies en overnames ten koste gaan van de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg worden fusies en overnames in de zorg door de NZa en de Autoriteit Consument en Markt (ACM) getoetst, wanneer zij boven de respectievelijke drempelwaarden vallen. In dit geval heeft de NZa toets reeds plaatsgevonden. Bij de beoordeling door de ACM wordt onder andere gekeken of er voldoende keuzemogelijkheden overblijven voor de patiënt en zorginkopers en er niet te veel macht bij de aanbieder ontstaat. Een gezond zorglandschap is een divers landschap met ruimte voor de kleine, en grote(re), praktijk.
Dat neemt niet weg dat ik ook zie dat risico’s kunnen ontstaan wanneer de nadruk te sterk op rendement komt te liggen, in plaats van op de continuïteit en kwaliteit van zorg. Daarom werk ik, samen met de NZa, aan het aanscherpen van haar fusietoezicht in de zorg en aan meer transparantie in de bedrijfsvoering van o.a. mondzorgketens via het Wetsvoorstel integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz). In dit wetsvoorstel worden ook voorwaarden gesteld aan winstuitkering. Op die manier kan worden geborgd dat investeringen bijdragen aan de kwaliteit, toegankelijkheid en continuïteit van de mondzorg.
Welke mogelijkheden heeft u om te voorkomen dat winsten van onze zorg (en het publieke geld daarin) in het buitenland belanden doordat private equity bedrijven mondzorginstellingen opkopen?
Allereerst wil ik helder maken dat private equity investeerders niet per definitie buitenlandse investeerders zijn en buitenlandse investeerders ook niet per se private equity is.
Waar het mij om gaat is dat aanbieders van mondzorg bijdragen aan de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van die zorg. Onder de juiste omstandigheden kan winstuitkering daaraan bijdragen. Zorgaanbieders zijn in Nederland immers van oudsher private organisaties en dat betekent dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor investeringen en de daarvoor benodigde financiering. Om ook in toekomst zorg te kunnen blijven bieden aan patiënten is het nodig dat er ook middelen beschikbaar zijn om te investeren in innovaties. Daarvoor kan het nodig zijn eigen of vreemd vermogen aan te trekken. En het is niet gek dat aanbieders van dat vermogen een beloning ontvangen voor het risico dat zij lopen op hun geïnvesteerd vermogen. Dat geldt voor banken die een lening verstrekken en ook voor investeerders in de zorg. Zonder deze beloning zullen investeerders zich terugtrekken uit de zorg, wat grote negatieve gevolgen kan hebben voor de continuïteit van de zorg.
Dat neemt niet weg dat ik ook de risico’s zie wanneer bijvoorbeeld als gevolg van een te risicovolle (private equity) investering, financiële belangen de overhand krijgen boven het verlenen van goede zorg. Ik wil deze risico’s zo veel mogelijk inperken. Dat doe ik bijvoorbeeld via de Wibz, waarbij er onder andere voorwaarden gesteld worden aan winstuitkering. En met het wetsvoorstel aanscherping zorg specifieke fusietoets, waarbij fusies en overnames door de NZa op meer inhoudelijke gronden getoetst kunnen worden. Vanwege de benodigde tijd om de internetconsultaties en uitvoeringstoetsen te verwerken en de nog te doorlopen toetsen, verwacht ik het wetsvoorstel in het tweede kwartaal 2026 aan uw Kamer te kunnen sturen.
Hoe wilt u ervoor zorgen dat specifiek de zorg die Fresh biedt aan kwetsbare groepen zoals ouderen, gehandicapten, psychiatrische en justitiële patiënten, gecontinueerd blijft in het geval dat het overgenomen wordt door een buitenlandse private equity partij? En dat daarbij de kwaliteit van de zorg niet verminderd, noch de prijs oneigenlijk stijgt?2
Overnames en fusies in de zorg mogen er niet toe leiden dat de continuïteit, kwaliteit of betaalbaarheid van de zorg verslechtert. De kwaliteit van zorg moet daarom zowel voor als na de overname voldoen aan geldende wet- en regelgeving. De IGJ houdt hier toezicht op. Daarnaast hebben zorgverzekeraars en zorgkantoren vanuit hun rol de taak om de zorg zo in te kopen dat deze goed, toegankelijk en betaalbaar is. Daarbij worden de tarieven gereguleerd door de NZa. Tot slot worden fusies en overnames door de NZa en ACM getoetst op onder andere de gevolgen voor de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg.
Zoals eerder aangegeven, werk ik op dit moment aan een wetsvoorstel om de NZa fusies en overnames op meer inhoudelijke gronden, zoals kwaliteit en continuïteit van zorg, te toetsen.
Zowel Fresh, als Top Mondzorg leveren mondzorg aan kwetsbare patiënten. Ik zie daarom geen reden om aan te nemen dat deze zorg niet gecontinueerd wordt na de voorgenomen concentratie.
Bent u bereid om zowel tijdens als na overnames van mondzorginstellingen door private equity ondernemingen eventuele kostenstijgingen voor patiënten te monitoren?
De NZa bepaalt jaarlijks de prestatiecodes en maximumtarieven in de mondzorg, en ziet toe op de naleving hiervan.
Op dit moment heb ik geen signalen dat er structurele verschillen zijn in de betaalbaarheid van zorg geleverd door aanbieders met en zonder private equity betrokkenheid. De ACM toetst concentraties op basis van de Mededingingswet. Er wordt daarbij o.a. gekeken of er voldoende concurrentie in de markt overblijft na de desbetreffende overname om te voorkomen dat er een machtspositie kan ontstaan. Misbruik van een dergelijke machtspositie zou kunnen leiden tot een exponentiele prijsstijging voor de patiënt. Ook hier ziet de ACM op toe.
Ik hou de signalen in de gaten, maar zie op dit moment geen aanleiding om aan de toezichthouders te vragen dit te monitoren.
Hoe kunt u voorkomen dat private equity bedrijven mondzorginstellingen opkopen met als doel deze spoedig weer met winst door te verkopen, en soms ook nog kaalvreten door bedrijfsvoering te optimaliseren waardoor rentabiliteit onder druk komt te staan en praktijken onder druk te zetten bepaalde targets te halen onafhankelijk van daadwerkelijke zorgvraag?
Financieel gewin mag nooit de boventoon voeren in de zorg. Alle aanbieders moeten bijdragen aan de opgave om goede, betaalbare en toegankelijke mondzorg te bieden. Als tandartspraktijken worden gekocht door ketens om daar, op korte termijn, zoveel mogelijk geld aan te verdienen, zonder dat daarbij oog is voor het belang van de cliënt of patiënt, de kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid van zorg, dan is dat verwerpelijk. Tegelijkertijd vind ik het van belang dat er in de zorg onder de juiste voorwaarden ruimte blijft voor de noodzakelijke investeringen. Ik wil daarom de risico’s zo veel mogelijk inperken, zonder dat dit onevenredig ten koste gaat van het aanbod van zorg. Zoals benoemd in de beantwoording van vraag 3, doe ik dat onder andere door het wetsvoorstel voor de Wibz en het wetsvoorstel aanpassingen zorg specifieke fusietoets.
Bent u bereid om te monitoren dat er na overname van mondzorginstellingen geen aanvullende contra-indicaties worden gesteld teneinde complexe patiënten te weren?
Ik vind het belangrijk dat patiënten, ook patiënten met een complexe zorgvraag, toegang houden tot mondzorg. Het stellen van aanvullende contra-indicaties enkel met als doel om patiënten met een complexe zorgvraag te weren, is onwenselijk. Het is in de eerste plaats aan de betrokken instellingen en de zorgkantoren en zorgverzekeraars om te zorgen dat de continuïteit van zorg voor mensen met een complexe zorgvraag geborgd is. Het is aan zorgkantoren en zorgverzekeraars om te voldoen aan de zorgplicht. De NZa houdt hier toezicht op. Wel is het hiervoor van belang dat fusies en overnames in de zorg het aanbod niet te veel beperken. Daartoe worden fusies en overnames getoetst door de NZa en ACM. Zoals eerder aangegeven, werk ik op dit moment aan een wetsvoorstel om de risico’s van onwenselijke fusies en overnames op de kwaliteit en continuïteit van zorg beter te ondervangen.
Zijn er oplossingsscenario’s voor ketenvorming in de mondzorg, dat ontstaat door het opkopen van tandartspraktijken door private equity bedrijven? Zo ja, hoe zien deze eruit? Hoe wordt de zorg aan patiënten gecontinueerd in het geval dat een keten omvalt?
Financieel gewin mag nooit de boventoon voeren in de zorg. Als tandartspraktijken worden gekocht door ketens om daar, op korte termijn, zoveel mogelijk geld aan te verdienen, zonder dat daarbij oog is voor het belang van de cliënt of patiënt, de kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid van zorg, dan is dat verwerpelijk. Maar wanneer een tandartspraktijk wordt overgenomen door een keten en dit de kwaliteit, continuïteit en betaalbaarheid van zorg ten goede komt, is het een positieve ontwikkeling voor de patiënt en het zorglandschap. Dan kan winstgevendheid deel uitmaken van een gezonde bedrijfsvoering en leiden tot investeringen in kwaliteit. Om dit in goede banen te leiden is het dan ook noodzakelijk dat alle partijen hun rol pakken om deze goede, toegankelijke tandartsenzorg te bieden. Alle organisaties die tandartsenzorg leveren, bedrijfsketen of individuele praktijken, moeten zich daarbij aan Nederlandse wet- en regelgeving houden, waaronder de standaarden voor kwalitatief goede tandartsenzorg.
Tot nu heb ik geen signalen ontvangen van de KNMT dat ketenvorming in de mondzorg de relatie tussen zorg aan patiënten structureel ondermijnt. Een wijziging van eigenaar betekent bijvoorbeeld niet automatisch dat ook de behandelaar verandert. Daarnaast is het bij fusies of overnames gebruikelijk dat de verkopende tandarts (tijdelijk) doorwerkt om de continuïteit van zorg te waarborgen. In sommige gevallen is dit zelfs een voorwaarde voor de overname/fusie. Tegelijkertijd neem ik de zorgen van de Kamer hierover serieus. Ik blijf deze ontwikkeling volgen via signalen van beroepsorganisaties, patiëntenorganisaties en het toezicht van de IGJ.
Welke oplossingen ziet u om tandartsen met een eigen praktijk te ondersteunen om zo te voorkomen dat zij hun praktijk verkopen aan private equity investeerders?
Het is aan tandartsen die hun praktijk willen verkopen zelf om te bepalen aan wie zij hun praktijk verkopen. Tegelijkertijd vind ik het belangrijk dat tandartsen op een gezonde manier hun praktijk kunnen voeren. En dat er ruimte blijft voor voldoende diversiteit aan praktijken. Voor kleine en grote(re) praktijken. Belemmeringen die eraan bijdragen dat tandartsen hun praktijk willen verkopen, neem ik graag zoveel mogelijk weg. Zo zijn we continu in gesprek met de beroepsgroep en brancheorganisatie om te kijken op welke manier we tandartsen kunnen ondersteunen, bijvoorbeeld door administratieve lastenverlichting.
Het niet naleven van sancties tegen Rusland door Nederlandse internetproviders |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Nederlandse providers houden zich niet aan sancties tegen Rusland»?1
Ja.
Was dit gebrek aan naleving van sancties door Nederlandse internetproviders al eerder bij u en/of het openbaar ministerie (OM) bekend? Zo ja, is daar actie op ondernomen? Zo nee, waarom niet?
Ja, het was bekend dat niet alle internetproviders zich aan deze sanctiemaatregelen houden. Uit het onderzoek van Nieuwsuur blijkt dat dit beeld overeenkomt met de mate van naleving in diverse andere EU-lidstaten. In Nederland wordt bij signalen van mogelijke overtreding van sancties altijd onderzoek gedaan. Hier wordt waar nodig verdere opvolging aan gegeven. Het is uiteindelijk aan het Openbaar Ministerie om eventuele niet-naleving van de sancties te onderzoeken en te vervolgen.
Om internetproviders te ondersteunen bij de implementatie van de media-gerelateerde sancties is het kabinet al langere tijd met de Europese Commissie in overleg over de precieze interpretatie van het verbod en de nadere verduidelijking die nodig is om het verbod in de praktijk uit te kunnen voeren. Om te voorkomen dat er ten onrechte websites worden geblokkeerd is het van belang om nauwkeurig te weten welke website bij welke gesanctioneerde propagandazender hoort. Daarnaast gebruiken de Russische media vele verschillende IP-adressen en URL’s, zijn er veel dienstverleners betrokken bij de toegang tot die media en bevindt een deel van de dienstverleners zich buiten de EU-grenzen. Verduidelijking van het verbod is ook nodig voor een uniforme implementatie in de hele EU. Dit overleg met de Europese Commissie heeft onder meer geresulteerd in guidanceover de interpretatie van het artikel en doorverwijzingen naar overzichten van URL’s en IP-adressen die volgens nationale bevoegde autoriteiten van lidstaten geblokkeerd dienen te worden.2 Uit gesprekken met de sector is gebleken dat de guidance die tot dusver is verstrekt volgens de sector niet toereikend is. Nederland blijft daarom in overleg met de Commissie over verdere informatie. Dit is echter geen vrijbrief voor bedrijven om zich niet aan de sanctiemaatregelen te houden. Zij hebben hier een eigen verantwoordelijkheid om zich aan de geldende maatregelen te houden.
Deelt u de opvatting dat het doel van deze sancties, naast het economisch tegenwerken van Rusland en belangrijke individuen in Rusland, ook het tegengaan van Russische propaganda in Nederland en Europa is en daarmee een kwestie van nationale veiligheid? Zo ja, hoe valt dan slechts 25 procent naleving uit te leggen?
Ja, het kabinet deelt deze opvatting en heeft daarom steeds ingestemd met beperkende maatregelen tegen Russische mediakanalen die bij propaganda-acties zijn betrokken. Hoewel enkele bedrijven deze sancties hebben aangevochten bij het Hof omdat de maatregelen volgens hen zouden schuren met de vrijheid van meningsuiting, heeft het Hof in twee verschillende zaken de sancties beoordeeld en geconcludeerd dat ze rechtmatig zijn en een toelaatbare beperking van de vrijheid van meningsuiting.
Nederlandse (rechts)personen moeten zich houden aan alle sanctiemaatregelen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is het kabinet daarnaast doorlopend in gesprek met de Europese Commissie over het verduidelijken van het verbod voor de uitvoerders.
Hoe gaat u zich inspannen om betere naleving van de sanctiemaatregelen te bereiken, in zijn algemeenheid en in deze specifieke casus?
Het kabinet vindt het niet acceptabel dat sommige websites van gesanctioneerde bedrijven nog toegankelijk zijn. Iedere rechtspersoon in Nederland moet zich aan de wet en de sanctiemaatregelen houden. Wel is het kabinet zich zoals gezegd bewust van de complicaties in de uitvoering van deze sanctiemaatregelen. Om de implementatie van de maatregelen voor de relevante bedrijven uitvoerbaar te maken blijft het kabinet met de Europese Commissie in gesprek om hiervoor de benodigde duidelijkheid te verkrijgen.
Het is uiteindelijk de keuze van het Openbaar Ministerie om te handhaven als er sprake is van een mogelijke overtreding van de ingestelde maatregelen.
Deelt u de opvatting dat de Kamer meer inzicht en invloed moet krijgen in de manier waarop sanctiemaatregelen worden gehandhaafd? Zo ja, hoe gaat u hierop samenwerken met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Het handhaven van Europese sanctiemaatregelen is een nationale bevoegdheid. Het kabinet informeert uw Kamer regelmatig over de naleving van de Europese sanctiemaatregelen, bijvoorbeeld middels passages in de verslagen van de Raad Buitenlandse Zaken of de Kamerbrief sanctienaleving.3 In januari dit jaar organiseerde het Ministerie van Buitenlandse Zaken een sanctienalevingsconferentie in Den Haag, waar zowel is ingezet op een Europees spoor om meer aandacht voor naleving te vragen als een nationaal spoor om met het Nederlandse bedrijfsleven de dialoog over sancties aan te gaan. De rapporteurs Modernisering van het Nederlandse sanctiestelsel waren voor deze conferentie uitgenodigd en daarnaast is uw Kamer over het verloop van de conferentie geïnformeerd.4
Nederland heeft daarnaast uitgebreide voorstellen in de EU gedaan om de naleving in de hele Unie te verbeteren en handhaving gelijk te trekken. Uw Kamer is hier over geïnformeerd op 22 november 2024, middels het non-paper Strengthening European cooperation to reinforce national efforts on the implementation and enforcement of EU restrictive measures.5 Deze voorstellen worden thans uitgewerkt en het kabinet zal uw Kamer hierover terugkoppelen.
Deelt u de opvatting dat het voor Kamerleden onmogelijk is om het sanctiebeleid goed te controleren als de regering steevast volhoudt niet op individuele gevallen in te gaan? Zo ja, kunt u voortaan wat meer informatie geven over het falen van het sanctiebeleid? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet herkent het beeld dat het sanctiebeleid faalt niet. Sanctiemaatregelen zijn het meest effectief als deze goed worden nageleefd. Het overgrote deel van de Nederlandse bedrijven houdt zich goed aan sancties. Het kabinet informeert de Kamer over relevante algemene ontwikkelingen ten aanzien van naleving, zoals handhaving, toezicht, wetgeving en uitvoering daarvan. Het kabinet gaat niet in op individuele gevallen om redenen van privacy, in het belang van (strafrechtelijk) onderzoek en omdat het vaststellen van mogelijke overtredingen uiteindelijk aan de rechter is.
Eerder is door de nationaal coördinator sanctienaleving en handhaving vastgesteld dat er veel goed gaat bij de naleving van sancties in Nederland. De aanbevelingen van de coördinator zijn inmiddels geïmplementeerd. Een deel daarvan is meegenomen in de Wet internationale sanctiemaatregelen (Wis) die momenteel bij de Raad van State ligt. Relevante toezichthouders zoals het AFM, DNB, FIU en de Douane geven jaarlijks in hun jaarverslag een weergave van de sanctienaleving in Nederland. Ook hieruit rijst niet het beeld dat de naleving niet op orde zou zijn. Het kabinet heeft in het kader van de voorjaarsnota structureel 36,5 miljoen euro vrijgemaakt voor de instandhouding en verdere versterking van de sanctienaleving in Nederland6. Tegelijkertijd blijft het een kat- en muisspel, waarbij landen als Rusland blijven proberen om sancties te omzeilen teneinde essentiële goederen uit de EU te verkrijgen.
Hoeveel keer is het OM overgegaan tot vervolging vanwege het niet naleven van de sanctiemaatregelen tegen Rusland?
Sinds de ingestelde sancties naar aanleiding van de Russische invasie in Oekraïne in 2022 zijn onder leiding van het Openbaar Ministerie meer dan 50 strafrechtelijke onderzoeken gestart vanwege de verdenking van het niet-naleven van de sanctiemaatregelen tegen Rusland. Door het OM zijn zowel dagvaardingen uitgebracht als OM-strafbeschikkingen opgelegd. Bovendien bevindt een aantal zaken zich nog in de opsporingsfase.7
De door China opgelegde importheffingen voor varkensvlees |
|
Chris Stoffer (SGP), André Flach (SGP) |
|
Femke Wiersma (minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (BBB), Aukje de Vries (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat China forse importheffingen heeft ingevoerd voor Europees varkensvlees, in het bijzonder voor de coöperatie Vion1?
Ja.
Kunt u een inschatting geven van de gevolgen van deze importheffingen voor de Europese en Nederlandse markt, de bedrijven in de keten en de primaire sector, die te maken heeft met opgaven met betrekking tot milieu en dierenwelzijn?
De gevolgen voor de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven van de door de Chinese overheid opgelegde voorlopige heffingen zijn op dit moment nog onduidelijk. Deze zijn afhankelijk van meerdere factoren. De voorlopige heffingen variëren voor Nederlandse bedrijven van 20% tot 62,4%. Nederlandse exporterende bedrijven behoren, samen met bedrijven uit Spanje, Denemarken en Frankrijk, tot de voornaamste Europese exporteurs van varkensproducten naar China. Meer dan de helft van de varkensvleesproducten betreft bijproducten: poten, snuiten, oren, staartjes. De afzet op de Chinese markt en die van Hongkong genereert voor bijproducten de hoogste waarde. De totale export naar China van Europese varkensvleesproducten bedroeg in 2024 ca. 2,2 miljard euro, waarvan ca. 374 miljoen euro vanuit Nederland2. Er zijn weinig alternatieve markten waar een vergelijkbare opbrengst kan worden gegenereerd voor bijproducten. De verwachting is dat de door China ingestelde heffingen op termijn kunnen leiden tot een verminderde afzet naar China, met als mogelijk gevolg verlaging van de prijs voor vleesvarkens in Nederland en de EU als geheel. Nederland en de Europese Commissie volgen de ontwikkelingen op de Nederlandse respectievelijk Europese markt nauwgezet.
Hoe waardeert u de Chinese analyse dat sprake zou zijn van dumpingpraktijken, in het licht van het Wereldhandelsorganisatie (WTO)-kader?
De Europese Commissie heeft in een eerste reactie reeds aangegeven dat het Chinese onderzoek naar dumpingpraktijken gebaseerd is op ontoereikend bewijs van dumpingpraktijken. De Europese Commissie analyseert het onderzoek en de voorlopige maatregelen momenteel nader op conformiteit met regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), om op basis daarvan mogelijke vervolgstappen in kaart te brengen.
Bent u voornemens op kortst mogelijke termijn bij de Europese Commissie aan te dringen op het aanvragen van uitstel voor invoering van deze importheffingen?
Sinds de Chinese aankondiging van de voorlopige antidumpingmaatregelen op 5 september jl. staan het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) in nauw contact met zowel de Europese Commissie en andere betrokken EU lidstaten, als met (vertegenwoordigers van) de Nederlandse varkenssector. De Europese Commissie heeft in reactie op de voorlopige maatregelen schriftelijk commentaar ingediend bij het Chinese Ministerie van Handel, om de bezwaren tegen het onderzoek duidelijk te maken en aan te dringen op het opheffen van de voorlopige maatregelen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft namens de Nederlandse overheid eveneens schriftelijk commentaar ingediend, met dezelfde strekking. De Ministeries van Buitenlandse Zaken en LVVN blijven in nauw contact met de Europese Commissie, en met de Nederlandse varkenssector, om de meest geschikte vervolgstappen te bepalen om de gevolgen voor de Nederlandse varkenssector waar mogelijk te kunnen beperken.
Welke stappen gaat u in Europees verband zetten om ervoor te zorgen dat zo snel mogelijk gereageerd wordt op de Chinese aankondiging en dat de gevolgen voor de Nederlandse varkenssector ingeperkt worden?
Zie het antwoord op vraag 4.
Bent u, gelet op de urgentie, bereid deze vragen zo snel mogelijk, deze week te beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Exportkredietverstrekking aan LNG-project Cabo Delgado, Mozambique |
|
Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Aukje de Vries (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Eelco Heinen (minister financiën, minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de op 1 september 2025 aan de Kamer gestuurde antwoorden op schriftelijke vragen «stand van zaken Exportkredietverstrekking aan LNG-project Cabo Delgado, Mozambique»?
Ja.
Klopt het dat, zoals de antwoorden weergeven, er op dit moment sprake is van activiteiten in het projectgebied rondom Cabo Delgado, door baggerbedrijf Van Oord, onder een lopende verzekeringspolis afgesloten bij Atradius Dutch State Business (ADSB)? Zo nee, kunt u dan bevestigen dat de lopende activiteiten door Van Oord «in voorbereiding» op de uitvoering van het project, niet verzekerd zijn door de Nederlandse Staat via een specifieke exportkredietverzekering of andere vorm van handelssteun?
Het klopt dat Van Oord eerder dit jaar voorbereidende werkzaamheden heeft uitgevoerd in opdracht van projecteigenaar Total. Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 1 september 2025 is er juridisch gezien sprake van een lopende exporteurspolis waaraan Van Oord rechten kan ontlenen.
Bent u bekend met de uitspraken van Minister van Financiën Heinen in het EKV-debat van 27 november 2024 over dit project? In het debat over de exportkredietverzekering (EKV) stelde hij: «Sindsdien ligt het project formeel stil; dat ligt het nog steeds. Total, het bedrijf, wilde het begin dit jaar weer opstarten, gegeven de verbeterde veiligheidssituatie. Sindsdien loopt het proces van die herbeoordeling». Ook stelde hij dat «Voordat die herbeoordeling is afgerond, kan het project nog geen doorgang vinden.»
Ja.
Kunt u deze uitspraken duiden in het licht van de antwoorden op schriftelijke vragen die u op 1 september 2025 aan de Kamer stuurde? Daarin wordt gesteld dat Van Oord onder een lopende verzekering op dit moment baggerwerkzaamheden «in voorbereiding» op het project uitvoert. Was de Minister van Financiën in november 2024 bekend met de lopende verzekering aan Van Oord? Zo ja, kunt u dan toelichten wat u verstaat met de uitspraak dat «het project geen doorgang kan vinden»? Zo nee, hoe verklaart u dat u niet bekend was met deze lopende verzekering?
De verzekering die de Staat in 2021 is aangegaan met Van Oord (de «exporteurspolis») moet worden onderscheiden van de verzekering die in dat stadium met Standard Chartered Bank is aangegaan ter dekking van een onderdeel van de financiering van het project (de «financieringspolis»). Het gaat om twee verzekeringen met verschillende partijen, die los van elkaar staan.
Mijn uitspraak over de doorgang van het project moet bezien worden in de context van de betrokkenheid van de Staat bij de financiering van het project. De financiering van het project staat sinds het uitroepen van de force majeure «on hold». Zoals uitgelegd in de Kamerbrief van 1 september beraadt het kabinet zich hier momenteel op.1
De exporteurspolis voor Van Oord staat los van de financieringspolis. In tegenstelling tot de financieringspolis geldt voor de exporteurspolis dat er sprake is van een lopende polis waar Van Oord rechten aan kan ontlenen zolang zij zich houdt aan de polisvoorwaarden.
Van Oord voert de voorbereidende werkzaamheden uit in het kader van het project, die door de stillegging van de financiering van het project niet worden geraakt. Het gaat om werkzaamheden die onder de exporteurspolis zijn gedekt. Total kan als projecteigenaar zelfstandig beslissen om onderaannemers, waaronder Van Oord, opdracht te geven werkzaamheden uit te voeren. Total zal dit echter uit eigen vermogen moeten betalen zolang zij niet kunnen beschikken over de projectfinanciering. Het gaat slechts om beperkte voorbereidende werkzaamheden en niet om het project zelf.
Klopt het dat u, zoals u meerdere malen heeft aangegeven, de zorgen die bestaan over de veiligheid in het projectgebied, zeer serieus neemt?
Ja.
Klopt het dat u daarom, net als andere betrokken exportkredietverzekeraars, zoals UKIP in het Verenigd Koninkrijk, vanuit die zorgen een onafhankelijk onderzoek heeft ingesteld? Zo nee, wat is dan de aanleiding voor het onafhankelijk onderzoek geweest?
Naar aanleiding van berichtgeving over vermeende mensenrechtenschendingen van het Mozambikaanse leger en om recht te doen aan de complexiteit van de veiligheidssituatie heb ik besloten om extra onafhankelijk advies in te winnen.2 Over het onderzoek of het besluitvormingsproces van het Britse UKEF kan ik, zoals eerder aangegeven, geen uitspraken doen.
Klopt het dat de uitkomsten van dat onderzoek nog niet bekend zijn?
Ja, het onderzoek is nog niet afgerond.
Klopt het dat het onderzoek een voorwaarde is voor de herbeoordeling van de exportkredietverzekering voor het LNG-project in Cabo Delgado? Zo nee, wat is dan de relatie tussen het onafhankelijk onderzoek en de herbeoordeling? Zo ja, kunt u dan verklaren dat er, lopende het onderzoek en vooraf aan de herbeoordeling, een lopende EKV te bestaan die project-gelieerde activiteiten dekken die nu in het betreffende projectgebied plaatsvinden?
Ik kan bevestigen dat het onderzoek een voorwaarde is voor de herbeoordeling en dat het kabinet de analyse van de onderzoekers mee zal wegen in de besluitvorming.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 is het juridische handelingsperspectief voor de exporteurspolis wezenlijk anders. Hier is juridische gezien sprake van een lopende polis waar rechten aan ontleend kunnen worden. Onder verzekeringsrecht kan een lopende polis alleen ontbonden worden wanneer er sprake is van fraude of nalatigheid. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het kabinet hecht er aan dat Nederlandse exporteurs kunnen rekenen op de dekking waar zij juridisch gezien recht op hebben.
Hoe moeten in het licht van de eerdere uitspraken dat het project stil ligt tot de herbeoordeling van de exportverzekering wegens zorgen rondom veiligheid en mensenrechten, de «voorbereidende» werkzaamheden worden gezien die Van Oord uitvoert met exportsteun van de Nederlandse overheid?
Mijn uitspraak over de doorgang van het project moet bezien worden in de context van de betrokkenheid van de Staat bij de financiering van het project. De financiering van het project staat sinds het uitroepen van de force majeure «on hold».
Anticiperend op een verwachte herstart van het project heeft projecteigenaar verschillende onderaannemers, waaronder Van Oord, de opdracht gegeven voorbereidende werkzaamheden te verrichten.
Total kan als projecteigenaar zelfstandig beslissen om onderaannemers, waaronder Van Oord, opdracht te geven voorbereidende werkzaamheden uit te voeren.
Onder deze exporteurspolis met Van Oord is juridisch gezien sprake van een lopende polis waar rechten aan ontleend kunnen worden. Onder verzekeringsrecht kan een lopende polis alleen ontbonden worden wanneer er sprake is van fraude of nalatigheid. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het kabinet hecht er aan dat Nederlandse exporteurs kunnen rekenen op de dekking waar zij juridisch gezien recht op hebben.
Wanneer bent u geïnformeerd dat deze project-werkzaamheden gestart of hervat werden? Welke voorwaarden zijn er aan de lopende verzekering aan Van Oord gesteld?
Ekv-uitvoerder Atradius Dutch State Business (ADSB) monitort het project sinds afgifte van de ekv-polissen in 2021. In het kader van deze monitoring is ADSB goed op de hoogte van eventuele werkzaamheden binnen het project. Van Oord heeft ADSB in mei 2024 op de hoogte gebracht van de plannen om voorbereidende werkzaamheden uit te voeren. Hiermee heeft het project echter nog geen toegang tot de financiering, omdat deze sinds het uitroepen van de force majeure «on hold» staat. Mijn uitspraak over de doorgang van het project moet bezien worden in de context van de betrokkenheid van de Staat bij de financiering van het project. Total kan als projecteigenaar zelfstandig beslissen om onderaannemers, waaronder Van Oord, opdracht te geven werkzaamheden uit te voeren. Total zal dit echter uit eigen vermogen moeten betalen zolang zij niet kunnen beschikken over de projectfinanciering. Op de exporteurspolis zijn de algemene polisvoorwaarden van toepassing.3
Kunt u toelichten waarom u aan de ene kant de Kamer informeert dat het verzekeringstraject en het project «on hold» staat en aan de andere kant, op het moment dat hij deze uitspraak doet, u een lopende verzekering heeft uitstaan waaronder projectwerkzaamheden door een Nederlands bedrijf in het projectgebied plaatsvinden?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 4 uiteen heb gezet, moeten mijn uitspraken tijdens het commissiedebat van 27 november 2024 gezien worden in de context van de financiering van het project. Dat de projecteigenaar voortijdig besluit om zonder financiering voorbereidende werkzaamheden te laten uitvoeren ligt buiten de invloedssfeer van de financierende partijen.
Kan u aangeven wanneer deze verzekering is afgegeven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke overwegingen speelden daarbij een rol? Hoe is het risico van een negatieve beoordeling in het toekennen van de herverzekering aan TotalEnergies, meegewogen?
De exporteurspolis voor Van Oord is afgegeven op 26 maart 2021.
Waarom dekt ADSB dit risico wel en heeft het de andere polis op pauze staan juist wegens grote risico’s rondom mensenrechtenschendingen, sociale en milieueffecten van het project?
De projectfinanciering staat «on hold» vanwege het uitroepen van de force majeure door de verslechterde veiligheidssituatie die is ontstaan na de terroristische aanslag in maart 2021. Voor de financieringspolis geldt dat er geen sprake is van een lopende polis en dat daar nu geen rechten aan kunnen worden ontleend. Hiermee ontstaat voor Nederland een nieuw wegingsmoment.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 geldt voor de exporteurspolis dat er sprake is van een lopende polis waar rechten aan ontleend kunnen worden. Anders dan bij de financieringspolis bestaat geen juridische mogelijkheid om de voortzetting van de exporteurspolis te heroverwegen.
Klopt het dat u heeft aangegeven dat alle projectactiviteiten en de door de Staat uitgegeven exportkredietverzekering «on hold» staat wegens Force Majeure sinds 2021?
Als gevolg van de force majeure kan het project niet beschikken over de financiering totdat alle financiers en exportkredietverzekeraars, waaronder Nederland, hiertoe toestemming hebben gegeven. Mijn uitspraken over de status van het project moeten in dit licht worden bezien.
Klopt het dat ook andere exportkredietverzekeraars een dergelijke maatregel hebben getroffen?
Het niet-toestaan van trekkingen uit de lening gedurende de force majeure situatie is een gezamenlijk besluit geweest van de betrokken financiers en kredietverzekeraars.
Klopt het dat TotalEnergies daardoor nu nog niet haar gehele benodigde financieringspakket in orde heeft? Zo nee, kunt u aangeven wat de meerwaarde van de door Nederland en het Verenigd Koninkrij on hold-gezette EKV’s is voor het gehele project? Klopt het dat, dankzij de lopende kredietverzekering aan Van Oord, het bedrijf ook als de herbeoordeling negatief uitvalt, voor haar activiteiten betaald zal worden? Zo nee, waarom niet?
Het klopt dat Total niet kan beschikken over de eerder besproken financiering totdat alle financiers en kredietverzekeraars hebben ingestemd. Nog niet alle financiers en kredietverzekeraars hebben ingestemd. Bij het wegvallen van één of meerdere financiers zal het project op zoek gaan naar alternatieve financiering om het ontstane gat op te vullen. In het geval dat er geen Nederlandse betrokkenheid bij de projectfinanciering zou zijn, verwacht ik dat Van Oord door het project betaald zal worden. Het feit dat Van Oord beschikt over een exporteurspolis is voor de betalingsplicht van de projecteigenaar niet relevant. De exporteurspolis dekt voor Van Oord het risico dat zij niet betaald krijgen voor uitgevoerde werkzaamheden.
Kan u toelichten hoe Van Oord «eigenstandig zo een keuze kan maken» om de projectactiviteiten uit te gaan uitvoeren met steun van de Nederlandse overheid, terwijl het project herbeoordeeld wordt? Wat staat hierover in de polisvoorwaarden? Waarom is de exportkredietverzekering aan Van Oord toegekend terwijl u stelt dat het project «on hold» is?
Het betreft een polis die is afgegeven op 26 maart 2021, voorafgaand aan de force majeuresituatie. Zolang Van Oord zich houdt aan de polisvoorwaarden kunnen zij aanspraak maken op de verzekering. De herbeoordeling ziet enkel toe op de financieringspolis. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Klopt het dat u in eerdere uitwisselingen heeft gesteld dat de Nederlandse Staat projecten niet financiert als deze gepaard gaan met onacceptabele mensenrechtenschendingen? Klopt het dat er op dit moment toch een verzekering is gegeven in de context van een project waar u zelf een onafhankelijk onderzoek naar in heeft gesteld? Zo nee, kunt u duiden waarom de lopende verzekering geen samenhang heeft met het project waarvan u zelf grove risico’s heeft geïdentificeerd? Zo ja, hoe verklaart u dit?
Onderhavige financierings- en exporteurspolis zijn op respectievelijk 25 en 26 maart 2021 verstrekt na een uitgebreide milieu- en sociale beoordeling. Op dat moment is geoordeeld dat het project voldoet aan het Nederlandse beleid voor de ekv. Sindsdien is de situatie rondom het project verslechterd. Voor de financieringspolis is sprake van een nieuw besluitvormingsmoment, waarvoor het kabinet alle omstandigheden opnieuw zal wegen. Voor de exporteurspolis is dit niet het geval.
Voldoet Van Oord aan internationale standaarden wanneer zij een opdracht accepteert om voorbereidende werkzaamheden te doen voor een project dat officieel on hold staat vanwege potentiële mensenrechtenschendingen? Zo ja, kunt u dat toelichten? Welke standaarden hanteert u?
De projectfinanciering is gepauzeerd vanwege het verslechteren van de veiligheidssituatie in maart 2021. Sinds afgifte van de polissen wordt het project, inclusief de werkzaamheden van Van Oord, intensief gemonitord door ADSB en onafhankelijke consultants op naleving van de internationale standaarden voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo).4 Uit de monitoring blijkt dat Van Oord nog steeds voldoet aan deze standaarden. Van Oord rapporteert sinds afgifte van de polis maandelijks aan ADSB.
Deelt u de zorgen dat TotalEnergies op deze manier via onderaannemers, haar due diligence verlichtingen kan omzeilen en het project op die manier alsnog laten doorgaan terwijl financiers zoals de Nederlandse Staat naar buiten toe communiceert dat het stil staat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom kiest u voor deze strategie?
Het project wordt met behulp van onafhankelijke consultants intensief gemonitord door financiers en kredietverzekeraars, waaronder ADSB. Er kan dan ook geen sprake zijn van het omzeilen van due diligence verplichtingen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het debat over het handelsbeleid op 25 september 2025?
Ja.
Machtsvorming via overnames in de huisdierenbranche |
|
Sandra Beckerman |
|
Rummenie , Vincent Karremans (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Bent u ermee bekend dat de huisdierenbranche een groeiende markt is die steeds meer op de radar staat van beleggers?
Ik weet niet precies hoe groot de positie van investeringsmaatschappijen op de huisdierenbranche is, maar wat ik wel zie, is dat deze sector ontzettend divers is. Denk aan dierenspeciaalzaken, groothandels, fabrikanten van diervoeding, trimsalons en dierenpensions. Wat mij opvalt, is dat er in verschillende delen van deze markt(en) niet alleen beleggers actief zijn, maar ook grote spelers uit de levensmiddelen- en farmaceutische industrie en de diergeneeskundige zorg.
Deelt u de mening dat de huisdierenbranche als verdienmodel voor beleggers op gespannen voet staat met de belangen van huisdieren en hun baasjes? Zo nee, waarom niet?
Ik snap heel goed dat er zorgen leven over de belangen van beleggers versus die van huisdieren en hun baasjes. Die twee lijken niet altijd op één lijn te zitten, en dat is begrijpelijk. Toch ben ik niet per definitie tegen overnames door investeringsmaatschappijen. Ze kunnen namelijk ook meerwaarde bieden: denk aan een efficiëntere bedrijfsvoering of het delen van backofficekosten over meerdere vestigingen, wat uiteindelijk ook huisdieren en hun eigenaren ten goede kan komen. Wat voor mij wel essentieel is, is dat er geen machtspositie ontstaat die misbruikt kan worden en dat voorkomen moet worden dat het maken van winst boven de goede zorg voor huisdieren gaat.
Deelt u de mening dat advertenties voor investeringen waarin de sterke band die mensen met hun huisdieren hebben als verdienmodel wordt gepresenteerd, bijvoorbeeld de slogan van het beursgenoteerde Pet Service Holding N.V.: «Investeer in je liefde voor huisdieren», ongewenst en misplaatst zijn? Zo nee, waarom niet?
Het is aan ondernemingen zelf om te bepalen hoe ze met hun reclameslogans hun klanten willen aanspreken. Wel is het belangrijk dat reclame-uitingen voldoen aan de Nederlandse Reclame Code. Is dat niet het geval, dan kan een klacht worden ingediend bij de Reclame Code Commissie.
Deelt u de mening dat bedrijfsmodellen in de huisdierenbranche die gericht zijn op winst en uitbreiding via overnames van (kleinere) veterinaire apotheken, groothandels, online shops en digitale platforms om zo een monopolistische machtspositie te verkrijgen onwenselijk zijn, doorgaans tot problemen met betaalbaarheid en toegankelijkheid leiden, en in het verlengde liggen van eerder aangekaarte toestanden in de dierenzorg met betrekking tot dierenklinieken (Kamerstuk 2024D48056)?
Mensen houden veel van hun huisdier, maar het hebben van een huisdier kan hoge kosten met zich meebrengen. Steeds meer huisdiereigenaren worden geconfronteerd met deze hoge kosten en ik begrijp dat dit vragen kan oproepen over winstmarges en overnames. Tegelijkertijd is het maken van winst over het algemeen juist een kenmerk van een gezonde marktwerking en sta ik ook niet negatief tegenover uitbreiding en diversifiëring door middel van overnames. Wat mij wel zorgen baart, is als overnames vooral bedoeld zijn om een machtspositie te verwerven, met als doel die later te misbruiken. Dan raakt het niet alleen de concurrentie, maar uiteindelijk ook de het welzijn van dieren en hun eigenaren.
Overnames die boven de meldingsdrempels uitkomen, moeten gemeld worden bij de ACM. De ACM zal dan onderzoeken of de overname de mededinging zal beperken. Dit geldt momenteel niet voor de kleinere («onderdrempelige») overnames. Daarom sta ik positief tegenover het voornemen het concentratietoezicht te actualiseren, zodat ook kleinere overnames die mogelijk mededingingsbeperkende gevolgen kunnen hebben, voortaan onder het toezicht van ACM kunnen vallen. Ik heb vandaag uw Kamer hierover geïnformeerd. Overigens heeft de ACM momenteel wel de mogelijkheid om achteraf onderzoek te doen als zij het vermoeden heeft dat een onderneming misbruik maakt van een economische machtspositie (ook als deze is ontstaan door het doen van vele kleinere overnames).
Ziet u een link tussen het bovengemiddelde stijgen van de kosten voor dierenverzorging (van niet-medische maar wel deels noodzakelijke aard zoals voeding, snacks, middelen tegen vlooien en wormen, benodigdheden als een halsband of kattenbak en overige producten voor bijvoorbeeld de vacht, het gebit en de ogen van de afgelopen jaren, zoals blijkt uit het «Onderzoek naar de prijsontwikkelingen in de diergeneeskundige zorg» en de bovengenoemde bedrijfspraktijken in de huisdierenbranche»? Kunt u daar onderzoek naar laten doen, gezien het genoemde onderzoek zich toespitste op diergeneeskundige zorg en niet-medische dierenverzorging grotendeels buiten beschouwing liet? Zo nee, waarom niet?1
Ook dierenverzorgingsproducten zijn duurder geworden en dat is voor huisdiereigenaren erg vervelend, omdat zij natuurlijk het beste voor hun huisdier willen, maar tegelijkertijd ook op de kosten moeten letten. Deze prijsontwikkeling sluit aan bij de algemene ontwikkelingen van consumentenprijzen en zal deels te verklaren zijn door de inflatie, maar komt vaak door een samenspel aan factoren (grondstoffen, lonen, veranderende vraag etc). De ACM heeft onlangs aangekondigd een onderzoek te starten naar de prijzen van sommige boodschappen.2 Ik wil de resultaten van dit onderzoek graag afwachten en zie op dit moment dan ook geen aanleiding om onderzoek te laten doen naar specifiek de markt voor dierverzorgingsproducten.
Deelt u de mening dat een bovengemiddelde kostenstijging voor (deels) noodzakelijke producten voor het welzijn van huisdieren onwenselijk is en dat de kosten van noodzakelijke producten voor het welzijn van dieren daarom niet volledig aan de markt dienen te worden overgelaten?Kunt u hier een toelichting op geven?
Zoals ik in antwoord op vraag 5 aangaf, zijn dierenverzorgingsproducten, net als veel andere consumentenproducten, duurder geworden. Deze ontwikkeling zal deels te verklaren zijn door de inflatie, maar ook door factoren zoals duurdere grondstoffen, lonen, vraag etc). Ik zie dat deze markt zich kenmerkt door A-merkproducten en huismerk producten, wat over het algemeen duidt op een gezonde concurrentie.
Op dit moment zie ik geen aanleiding om te onderzoeken of de marktwerking op deze markt beperkt zou moeten worden. Ook niet door bijvoorbeeld prijsmaxima in te voeren. Een dergelijke maatregel vertoont kenmerken van een planeconomie en dat kan grote nadelige effecten hebben. Denk aan het ontstaan van tekorten aan artikelen. Of juist hogere prijzen voor als aanbieders maximumprijzen gaan gebruiken als richtprijzen. Natuurlijk blijf ik alert en blijf ik de ontwikkelingen volgen.
Heeft de Autoriteit Consument & Markt (ACM) de laatste jaren gekeken naar overnames in de huisdierenbranche?
De ACM heeft in het verleden geen overnames in de huisdierenbranche beoordeeld.
Naar aanleiding van eerdere vragen (Kamerstuk 2024Z12157) (Kamerstuk 2024Z20371) (Kamerstuk 2025Z14873) en moties van het lid Beckerman c.s. (Kamerstuk 36 600-XIV, nr. 48) kijkt u naar de mogelijkheden om overnames strenger door de ACM te laten toetsen, wat is hiervan de stand van zaken en wanneer kan de Kamer hier verder bericht over verwachten?
Ik onderzoek niet de mogelijkheid om een strengere toets voor fusies en overnames in te voeren. Wel sta ik positief tegenover het voornemen het concentratietoezicht te actualiseren zodat kleinere overnames die momenteel buiten het concentratietoezicht van de ACM vallen, maar wel mededingingsbeperkende gevolgen kunnen hebben, onder het toezicht van de ACM worden gebracht. Ik heb vandaag uw Kamer hierover geïnformeerd.
Welke stappen kunt u nu al met de toezichthouder zetten om machtsvorming in de huisdierenbranche te voorkomen?
Als ACM concrete signalen ontvangt dat er een onderneming is die een machtspositie inneemt in de huisdierenbranche, dan heeft de ACM de mogelijkheid om een onderzoek naar misbruik van een economische machtspositie te starten. Dit is een afweging die de ACM als onafhankelijke toezichthouder zelf neemt.
Omzeiling van sancties tegen Rusland via Centraal-Aziatische landen |
|
Tom van der Lee (GL), Kati Piri (PvdA) |
|
Ruben Brekelmans (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Herinnert u zich de in maart 2024 aangenomen motie Piri c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2027) die het kabinet verzoekt om sanctieomzeiling via landen uit de Euraziatische Economische Unie (EAEU), waaronder Kirgizië, steviger aan te pakken?
Ja.
Bent u bekend met het bericht van econoom Robin Brooks dat een aanzienlijke en aanhoudende stijging van Nederlandse goederenexport naar de bekende «ontwijkingshub» Kirgizië laat zien?1
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met een ander bericht van Robin Brooks, waaruit blijkt dat in landen met een vergelijkbare stijging van de export slechts een fractie van deze goederen terugkomt in de importcijfers van Kirgizië, wat erop duidt dat de goederen worden doorgevoerd naar de Russische Federatie?2
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat dergelijke doorvoer door Nederlandse bedrijven in strijd zou zijn met de uitbreiding van artikel 12 van sanctieverordening 2014/833 uit het 14e sanctiepakket van juni 2024?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u voornemens deze ogenschijnlijke omzeiling van sancties te onderzoeken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u tevens voornemens de sanctiemaatregelen te handhaven door bedrijven schuldig aan deze omzeiling hierop aan te spreken?
Ja. Het tegengaan van sanctieomzeiling is een belangrijke prioriteit voor zowel het Ministerie van Buitenlandse Zaken als de Douane. Beide organisaties doen al sinds 2022 intensief onderzoek naar sanctieomzeiling, onder meer door het onderzoeken van handelsdata. Bijzondere nadruk ligt daarbij op landen met een verhoogd risico op omzeiling (zoals Kirgizië) en op de zogeheten «Common High Priority Items», goederen die de Russische oorlogsindustrie het hardst nodig heeft.
De handhaving van sanctiemaatregelen is een verantwoordelijkheid van de Douane. Daarbij wordt ook nadrukkelijk ingezet op het tegengaan van omzeiling. Bedrijven die worden verdacht zich bewust schuldig te maken aan omzeiling, worden ter vervolging voorgelegd aan het Openbaar Ministerie. De meeste Nederlandse bedrijven die betrokken raken bij sanctieomzeiling, zijn zich daarvan echter niet bewust. Daarom worden bedrijven, waarvan uit onderzoek blijkt dat zij mogelijk (onbewust) betrokken zijn bij omzeiling, dan ook actief benaderd en voorgelicht over de risico's van omzeiling.
Welke consequenties zijn er voor Nederlandse bedrijven die, dan wel zelf, dan wel via dochterondernemingen, sancties tegen Rusland omzeilen?
Het schenden van EU-sanctieverordeningen is strafbaar als een economisch delict. Signalen dat een bedrijf de sancties overtreedt worden altijd opgevolgd door onderzoek. Indien door een toezichthouder wordt vastgesteld dat een bedrijf of persoon bewust sancties omzeilt wordt in overleg met het Openbaar Ministerie overgegaan tot vervolging. Op het moedwillig overtreden van de sanctieverordening gelden stevige straffen, waaronder geldboetes met een maximum van ruim 1 miljoen euro of gevangenisstraffen tot zes jaar. Ook kan illegaal verkregen winst worden teruggevorderd. Met de komst van de nieuwe Wet internationale sanctiemaatregelen zal het ook mogelijk worden voor sommige toezichthouders om bestuursrechtelijk te handhaven op dergelijke schendingen, wat het handhavingsproces aanzienlijk zal versnellen.
Op welke manier bent u van plan om toekomstige sanctie-omzeiling middels doorvoer door «ontwijkingshubs» te voorkomen? Overweegt u te pleiten voor intensievere sancties tegen Euraziatische doorvoerlanden in toekomstige sanctiepakketten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, voor welke additionele sancties overweegt u te pleiten?
De aanpak van sanctieomzeiling is een prioriteit van dit kabinet. Dit behelst nationaal een combinatie van onderzoek, voorlichting en handhaving. Daarnaast wordt met derde landen samengewerkt om omzeiling via hun grondgebied tegen te gaan. EU Sanctiegezant David O’Sullivan speelt hierin een belangrijke rol en ook Nederland spreekt derde landen hier actief op aan. Binnen de EU zet Nederland zich consequent in voor meer inzet tegen omzeiling. In dat kader is de aanpak van sanctieomzeiling een van de Nederlandse speerpunten voor het negentiende sanctiepakket, waaraan thans wordt gewerkt. Waar diplomatieke inspanningen niet genoeg opleveren, verbindt de EU hieraan consequenties door passende en gerichte maatregelen in te stellen. De EU legde ook eerder al sancties op aan bedrijven, banken en schepen die betrokken zijn bij omzeiling, waaronder in Kirgizië en Kazachstan. Hierbij wordt samengewerkt met G7-partners en Nederland draagt hier actief aan bij.
De gevolgen van de storing bij het Openbaar Ministerie voor de aanvraag van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) |
|
Joost Sneller (D66) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Kunt u aangeven wat de actuele status is van de problemen die zijn opgetreden n.a.v. de storing bij het Openbaar Ministerie (OM)? Zijn alle problemen die als gevolg van deze storing zijn opgetreden inmiddels verholpen?
Het OM heeft op 25 september jl. aangegeven dat alle applicaties die het strafrechtproces ondersteunen en de koppelingen met applicaties van ketenpartners weer werken.1 De aansluitingen met het Justitiële Documentatie Systeem (JDS) zijn inmiddels succesvol voltooid en het berichtenverkeer van en naar het JDS is weer op gang gebracht. Het OM en de Rechtspraak hebben aangegeven dat de ontstane achterstand, als gevolg van de OM-verstoring, is ingelopen. Hiermee zijn de knelpunten, zoals toegelicht in de Kamerbrief van 12 augustus jl.,2 opgelost. Het betreft de continue screening in de kinderopvang en de taxibranche, de reguliere beoordeling van aanvragen van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG), de screening van adoptieouders, pleeggezinnen en voogdijverzoeken door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en het gebruik van JDS door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Beslissingen worden, zodra deze zijn verwerkt in het JDS, direct meegenomen in de beoordeling door Justis, de RvdK en de IND. Omdat de achterstanden als gevolg van de OM-verstoring zijn ingelopen en het reguliere proces van continue screening is hervat, is het noodwerkproces voor de meest gevoelige zaken in de continue screening beëindigd.
Kunt u bevestigen dat de verstoring bij het OM ertoe heeft geleid dat het Justitiële Documentatie Systeem (JDS) sinds 17 juli 2025 geen actuele gegevens meer ontvangt? Zo ja, wanneer is dit bij u bekend geworden en wanneer heeft u de Kamer hierover geïnformeerd?
Het klopt dat de verstoring bij het OM ertoe heeft geleid dat informatie van het OM van na 17 juli jl. ontbrak in het JDS. De verstoring werd op 17 juli jl. bekend bij mijn ministerie. In de periode daarna werd steeds meer duidelijk welke gevolgen de verstoring had, waaronder een verstoring in het JDS. Er is vervolgens hard gewerkt aan het inrichten van noodprocessen. Op 12 augustus jl. is de Kamer geïnformeerd over de gevolgen van de verstoring voor de gehele strafrechtketen, waaronder het JDS.
Hoeveel VOG-aanvragen zijn er sinds 17 juli 2025 ingediend waarvoor de beoordeling vertraging heeft opgelopen door het ontbreken van actuele gegevens in JDS?
Vanaf 18 juli tot 14 oktober jl. zijn er 429.984 aanvragen voor een VOG (VOG voor natuurlijke personen, VOG politiegegevens en VOG voor rechtspersonen) ingediend. In deze periode zijn in totaal 425.431 Verklaringen Omtrent het Gedrag afgegeven.3Justis heeft ervoor gekozen de beoordeling van de VOG-aanvragen ook na 17 juli jl. te continueren. Justis kon met deze screening nog steeds een zeer waardevolle bijdrage leveren aan de risicoschatting, omdat in de beoordeling informatie vanuit het OM van voor 18 juli jl. wel kon worden meegewogen.4 Er is in de meeste gevallen geen vertraging opgelopen door het ontbreken van actuele gegevens in het JDS, tenzij het OM bevraagd moest worden over openstaande zaken.
Bent u bereid om op korte termijn een overzicht te geven van de aantallen vertraagde, onvolledig beoordeelde of opnieuw ingediende VOG-aanvragen sinds 17 juli 2025?
Zie het antwoord op vraag 3 voor het aantal VOG-aanvragen dat is ingediend in de periode van 18 juli tot 30 september jl. Justis heeft organisaties geïnformeerd over de gevolgen van de verstoring bij het OM voor de aanvraag van een VOG en gewezen op de mogelijkheid om een nieuwe VOG te verlangen, zodra het JDS geactualiseerd is. Het is aan de organisaties om af te wegen of dit opportuun is gezien de risico’s van een functie. Het herkennen van VOG-aanvragen die opnieuw worden ingediend nadat het JDS geactualiseerd is, kan Justis niet op korte termijn realiseren. Dit zou aanpassing van de systemen vergen. Hier wordt nu niet op ingezet.
Hoe zijn werkgevers, werknemers en vrijwilligersorganisaties actief geïnformeerd over het feit dat VOG-aanvragen momenteel mogelijk op onvolledige informatie zijn gebaseerd?
Justis heeft organisaties die veel gebruik maken van de VOG telefonisch geïnformeerd over de gevolgen van de verstoring bij het OM voor de aanvraag van een VOG. Daarnaast heeft Justis een bericht geplaatst op de website en is vanaf 15 augustus op de VOG informatie geplaatst, waarin wordt aangegeven dat bij de beoordeling van de VOG-aanvraag geen informatie vanuit het OM van na 17 juli 2025 is betrokken.
Tevens hebben de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Infrastructuur en Waterstaat, als opdrachtgevers van de continue screening in respectievelijk de kinderopvang en in de taxibranche, de toezichtspartijen en sectoren geïnformeerd over de gevolgen voor de continue screening en het noodwerkproces dat is ingevoerd voor de meest gevoelige zaken.
In hoeveel gevallen is de screening van adoptieouders, pleeggezinnen en voogdijverzoeken door de Raad voor de Kinderbescherming mogelijk gebaseerd op onjuiste/verouderde informatie uit het JDS? In hoeveel gevallen is de screening vertraagd?
De RvdK heeft zowel voor de screening van adoptieouders als voor de voogdijverzoeken waar een JDS-check voor wordt uitgevoerd, JDS online kunnen raadplegen. Dit heeft de RvdK kunnen doen vóór dan wel na de periode dat het OM offline was. Voor de screening van pleegouders heeft de RvdK in de periode dat het OM offline was de screening doorgezet zonder de informatie van het OM van na 17 juli jl. Het gaat om 400 gevallen. Hier is voor gekozen vanwege de gewenste continuïteit enerzijds en een gering risico op missende relevante data anderzijds. Deze gevallen worden opnieuw bekeken nu het JDS geactualiseerd is, zoals toegelicht in de Kamerbrief van 12 augustus 2025. Als nieuwe, relevante informatie wordt aangetroffen op basis waarvan de RvdK besluit geen Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) af te geven, wordt uiteraard direct contact opgenomen met de pleegzorgaanbieder die mede op basis daarvan beoordeelt of een gezin geschikt is om een kind te (blijven) verzorgen en op te voeden.
Wanneer verwacht de Minister dat het JDS weer volledig is bijgewerkt en VOG-aanvragen weer zonder vertraging én met de volledige informatie in behandeling worden genomen?
Zoals ik heb aangegeven bij het antwoord op vraag 1, is het berichtenverkeer tussen Justid en het OM inmiddels weer volledig hervat en zijn de ontstane achterstanden ingelopen. Zodra de beslissingen van het OM en de Rechtspraak verwerkt zijn in het JDS, kunnen deze gegevens ook weer worden betrokken bij de beoordeling van VOG-aanvragen. Justis ontvangt in het kader van de continue screening met terugwerkende kracht meldingen van mutaties in het JDS vanaf 18 jl. en geeft waar van toepassing een signaal af aan de toezichthouder, voor zover dit niet reeds is gebeurd via het noodwerkproces voor de continue screening.
Klopt het dat Justis in sommige gevallen aan werkgevers en werknemers adviseert om een VOG-aanvraag opnieuw in te dienen zodra het JDS weer geactualiseerd is? En wat zijn de gevolgen als een werkgever geen nieuwe VOG laat aanvragen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3, heeft Justis ervoor gekozen het beoordelen van een VOG zo veel mogelijk te continueren. Deze VOG’s blijven rechtsgeldig. Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 4 heeft Justis organisaties gewezen op de mogelijkheid om een nieuwe VOG te verlangen, zodra het JDS geactualiseerd is. Het is aan de organisaties om af te wegen of dit opportuun is gezien de risico’s van een functie.
Justis heeft verkend of het mogelijk en praktisch uitvoerbaar is een proces in te regelen voor een kosteloze herhaalaanvraag van een VOG of via een restitutieproces. Een kosteloze herhaalaanvraag en restitutie zijn enkel effectief als een aanvraag op korte termijn kan worden ingediend en vergoed.
Het inregelen van een kosteloze herhaalaanvraag of restitutieproces blijkt helaas niet uitvoerbaar binnen een korte termijn. Justis heeft onvoldoende capaciteit om een proces in te regelen zonder dat dit ernstig druk legt op het reguliere aanvraag- en beoordelingsproces. Het inregelen van een kosteloze herhaalaanvraag of restitutieproces zou daarmee tot onwenselijke vertragingen leiden voor toekomstige VOG-aanvragers. Ook kunnen benodigde systeemaanpassingen niet op korte termijn gerealiseerd worden.
Wat betekent dit voor de rechtspositie van de aanvrager? Wordt de oorspronkelijke aanvraag in behandeling genomen zodra actuele informatie beschikbaar is, of moet de hele procedure opnieuw worden doorlopen? Wie draagt de kosten van de tweede aanvraag?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid te verkennen of het redelijk is om de kosten voor deze herhaalde aanvragen (die voortkomen uit een verstoring binnen de overheid) worden vergoed, dan wel via coulance worden kwijtgescholden?
Zie antwoord vraag 8.
Nieuwe fossiele boringen op de Noordzee en het sectorakkoord gaswinning |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Pompen of Verzuipen: wat te doen met het Noordzeegas?»1
Ja.
Klopt het dat u op 23 april 2025 samen met Energie Beheer Nederland (EBN) en de gassector het Sectorakkoord Gaswinning in de Energietransitie heeft gesloten en bent u het eens met de stelling van Advocates for the Future dat dit sectorakkoord in strijd is met verplichtingen uit het Klimaatakkoord van Parijs?
Het Sectorakkoord Gaswinning in de Energietransitie is op 23 april 2025 door de betrokken partijen gesloten. De Kamer is daarover dezelfde dag geïnformeerd2. Het kabinet is het niet eens met de stelling dat dit akkoord in strijd zou zijn met de verplichtingen uit het Klimaatakkoord van Parijs. Het kabinetsbeleid is gericht op een reductie van broeikasgasemissies van 55% in 2030 ten opzichte van 1990 en een netto nul uitstoot in 2050, passend binnen de afspraken van het Parijsakkoord.
In de overgang naar een klimaatneutraal energiesysteem blijft aardgas voorlopig nog nodig. Hierbij heeft het kabinet een voorkeur voor aardgas met zo min mogelijk klimaatimpact en zo min mogelijk afhankelijkheid van andere landen. Met het Sectorakkoord Gaswinning in de Energietransitie zet het kabinet in op opschaling van gaswinning uit gasvelden op de Noordzee. Voor gaswinning uit de kleine velden op land worden er aanvullende afspraken gemaakt die momenteel worden uitgewerkt. Deze aanvullende afspraken moeten bijdragen aan het vinden van een balans tussen enerzijds de zorgen van inwoners en regionale bestuurders, en anderzijds de belangrijke functie die gaswinning op land nog heeft.
Voor het nastreven van deze klimaatdoelen stuurt het kabinet op het verminderen van het gebruik van fossiele brandstoffen, niet op het verminderen van de productie ervan. Een afname van binnenlandse productie leidt niet automatisch tot een daling van het gebruik en daarmee tot een daling van de emissies. Een afname van binnenlandse productie zal immers vervangen worden door een toename van import, met name van LNG. Daar komt bij dat LNG, vanwege de wijze van productie en het transport naar Nederland, een hogere CO2-uitstoot kent dan gas gewonnen op de Noordzee.
Volgens de jaarlijkse prognose van TNO in het jaarverslag Delfstoffen en Aardwarmte past een opschaling van de gaswinning op de Noordzee, zoals beoogd met het Sectorakkoord Gaswinning in de Energietransitie, binnen het meest progressieve aardgasvraagreductiescenario, waarmee Nederland op koers blijft voor de klimaatdoelen voor 2030 en 2050. Met andere woorden: ook met een tijdelijk hogere gasproductie op de Noordzee blijft dit volume ruim onder wat er binnenlands wordt gebruikt aan aardgas.
Hoe beoordeelt u het sluiten van het Sectorakkoord in het licht van de Advisory Opinion van het Internationaal Gerechtshof van 23 juli 2025, waarin wordt bevestigd dat staten private actoren moeten reguleren om gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen?2
Uit de Advisory Opinion volgt dat staten passende maatregelen moeten treffen die redelijkerwijs in staat zijn om klimaatdoelen (NDC’s) te behalen. Deze verplichting omvat het inzetten van wetgevende en bestuurlijke instrumenten, waaronder een effectieve regulering van private actoren die grote emissies veroorzaken.
Nederland en de EU beschikken over een regelgevend kader dat is gericht op het realiseren van de klimaatdoelen voor 2030 en 2050. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 past de opschaling van de gaswinning binnen het meest progressieve aardgasvraagreductiescenario waarmee Nederland de klimaatdoelen voor 2030 en 2050 kan behalen.
Heeft u bij het ontwikkelen van het Sectorakkoord een analyse gemaakt van de juridische risico’s, bijvoorbeeld ten aanzien van mensenrechten, klimaatrecht en mogelijke aansprakelijkheidsclaims en zo ja, kunt u deze delen?
Nee, er is geen verdere analyse gemaakt op de juridische aspecten die u benoemt.
Bent u bekend met de conclusie van het Internationaal Energieagentschap (IEA) dat er in een 1,5°C-scenario geen ruimte meer is voor investeringen in nieuwe olie- en gasvelden en hoe weegt u deze conclusie in relatie tot nieuwe gasprojecten op de Noordzee?3
De scenario’s van het IEA schetsen terecht dat er mondiaal in principe geen verdere exploratie activiteiten van fossiele brandstoffen nodig zijn, omdat alle fossiele projecten die reeds zijn ontdekt en in (verschillende stadia van) ontwikkeling zijn al zouden voorzien in de mondiale vraag die past binnen een 1,5 graad scenario.
Dit veronderstelt wel dat deze voorkomens ook ontwikkeld zullen worden, wat niet altijd het geval zal zijn. Tevens wordt hierbij geen rekenschap genomen van enige mate van voorzieningszekerheid en de wens van dit kabinet om, zolang we nog gebruik maken van fossiele bronnen zoals aardgas, te kiezen voor gaswinning uit kleine velden boven de import van aardgas uit andere delen van de wereld. Dit omdat dergelijke binnenlandse productie bijdraagt aan een zo laag mogelijke emissie-voetafdruk (die veelal lager is dan geïmporteerd aardgas) en daarnaast bijdraagt aan de (West-Europese) importonafhankelijkheid.
Het onlangs gepubliceerde rapport door het IEA, dat gaat over de implicaties van de productiedaling van olie- en gasvelden5, geeft daarbij ook als aanbeveling aan om inzicht in de afnamesnelheden van olie- en gasvelden in de langetermijnplanning van energiesystemen te integreren. Dit heeft onder meer betrekking op de binnenlandse productie en energiezekerheid, de locatie van import- en exportmarkten en de juiste omvang en toekomstbestendigheid van nieuwe en bestaande olie- en gasinfrastructuur.
Erkent u dat investeringen in nieuwe gasprojecten leiden tot lock-in van fossiele infrastructuur, waardoor de transitie vertraagt en de Staat wordt blootgesteld aan extra juridische en financiële risico’s?
Het kabinet richt zich zowel op energiebesparing, de opschaling van duurzame energieproductie, alsmede de afbouw van de vraag naar fossiele brandstoffen en daarmee ook de noodzaak voor de productie daarvan. Bij de actualisatie van winningsplannen en de instemming met nieuwe winningsplannen verleen ik nu instemming tot en met 2045 met het oog op de door TNO gestelde prognoses van zowel de gasvraag als de binnenlandse gasproductie. Deze zullen in de meest progressieve scenario’s van daling van de vraag en nieuwe productie in 2047 met elkaar kruisen. Financiële risico’s in de ontmantelingsfase worden daarnaast middels de Decommissioning Security Agreement (DSA) systematiek zoveel mogelijk gemitigeerd door afspraken tussen alle vergunninghouders over te stellen financiële zekerheden met betrekking tot de ontmanteling van activa en herstel van productielocaties.
Daarnaast streeft het kabinet naar een volledig circulaire en fossielvrije economie. Daartoe worden richting 2050 het gebruik van fossiele brandstoffen zoveel mogelijk geminimaliseerd en is ook middels het Noordzeeakkoord door alle betrokkenen afgesproken dat het niveau van de binnenlandse gasproductie de binnenlandse gasvraag niet zal overstijgen. Er zal echter nog geruime tijd een zekere behoefte aan gas in de energievoorziening zijn. Zo lang we nog gas gebruiken, is het ook voor het klimaat gunstiger om binnenlands geproduceerd gas te gebruiken, omdat dit leidt tot minder broeikasgasemissies dan geïmporteerd gas.
Kunt u toelichten hoe de rol van EBN als mede-investeerder in nieuwe gasprojecten zich verhoudt tot de publieke verantwoordelijkheid van de Staat en acht u het risico op stranded assets en de mogelijke financiële gevolgen voor de belastingbetaler voldoende afgedekt?
Zoals ook uiteengezet in de beantwoording van de vragen 2, 5 en 6 past een tijdelijke opschaling van de gaswinning, zoals is beoogd met het Sectorakkoord Gaswinning in de Energietransitie, binnen het meest progressieve aardgasvraagreductiescenario waarmee Nederland de klimaatdoelen voor 2030 en 2050 kan behalen. Op grond van de Mijnbouwwet participeert EBN in olie- en gasprojecten en is daardoor een belangrijke partij bij de opschaling van de gaswinning.
Bij de actualisatie van winningsplannen en de instemming met nieuwe winningsplannen wordt instemming verleend tot en met 2045, waarbij naast de eerder aangegeven klimaatdoelstellingen en de gasleveringszekerheid ook de investeringszekerheid van dergelijke kapitaalintensieve projecten niet uit het oog moet worden verloren. Het kabinet wil wel ruimte houden voor maatwerk indien dat op een later moment nodig blijkt te zijn, bijvoorbeeld als blijkt dat er na 2045 toch nog gas nodig is voor de binnenlandse vraag én dat passend is binnen de klimaatdoelstellingen. Die afweging zal op dat moment gemaakt moeten worden. Hierdoor is het risico op stranded assets beperkt en mogelijk zelfs omgekeerd: bestaande infrastructuur kan wellicht langer gebruikt worden door aansluiting van nieuwe gaswinning locaties.
Heeft u vernomen dat EBN in jaarverslagen en strategie over haar publieke taak spreekt van maatschappelijke verantwoordelijkheid en bijdrage aan het versnellen van de energietransitie en dat ook in de evaluatie van EBN dit beeld wordt onderschreven? Hoe rijmt u deze duiding met het feit dat EBN als staatsdeelneming actief investeert in nieuwe gasprojecten, die de klimaatcrisis juist verergeren en de transitie vertragen?4
Ja, de bijdrage van EBN aan het versnellen van de energietransitie is bij ons bekend. Het kabinet verschilt met u van mening dat nieuwe investeringen in gasprojecten in Nederland de klimaatcrisis verergeren en de transitie vertragen. De investeringen zijn juist nodig om de transitie door te komen. Deze investeringen dienen daarnaast ook een ander publiek belang, namelijk het borgen van de energiezekerheid. Zie ook de beantwoording van vragen 2, 3 en 5.
Deelt u de opvatting dat het onjuist is dat EBN zichzelf presenteert als uitvoerder van een «publieke taak» en «maatschappelijke verantwoordelijkheid» rond de energietransitie, zolang de wettelijke taak zich beperkt tot opsporing en winning van olie en gas (art. 82 Mijnbouwwet)? Trekt u daaruit de conclusie dat EBN dan of zijn publieke taakomschrijving moet aanpassen, of moet ophouden met deze claims?
Deze opvatting deelt het kabinet niet. Op grond van artikel 82 lid 2 van de Mijnbouwwet richt EBN zich met een wettelijke taak ook op geothermie en op grond van artikel 82 lid 4 van de Mijnbouwwet is instemming verleend aan EBN om onder meer activiteiten te ontwikkelen ten aanzien van CCS en groen gas. Ook worden er door EBN voorbereidingen getroffen om mogelijk aan de slag te gaan als Nationale Deelneming Warmtenetten. Dit zijn activiteiten anders dan de opsporing en winning van olie en gas en ook ter borging van publieke belangen.
Bent u het ermee eens dat effectieve handhaving op de wettelijke energiebesparingsplicht en het kiezen voor een toekomstbestendige industrie op basis van een integrale industrievisie een effectievere bijdrage levert aan leveringszekerheid en economische veerkracht dan het openen van nieuwe gasvelden?
In het kader van zowel de leveringszekerheid als de economische veerkracht zullen zowel een verdere energiebesparing, toekomstperspectief voor de industrie als ook de exploratie van nieuwe gasvelden een belangrijke bijdrage kunnen leveren. Op dit moment wordt reeds ingezet op versterking van toezicht en handhaving van de energiebesparingsplicht, waarvan nu de eerste effecten zichtbaar worden. Hier heeft het kabinet de Kamer met de brief van 25 juni jl. over geïnformeerd.7
Op 5 september jl. is de Kamer per brief geïnformeerd over het toekomstperspectief voor de energie-intensieve industrie.8 In de brief geeft het kabinet aan dat er ook op de lange termijn perspectief is voor de industrie in Nederland. Het kabinet zet daarbij in op drie lijnen: Europees gelijk speelveld, transitiepaden voor de lange termijn en benutting van comparatieve voordelen.
Kunt u deze vragen apart en voor het commissiedebat Klimaat en Energie van 3 september 2025 beantwoorden?
Het is helaas niet gelukt om deze vragen op de door u gewenste termijn te beantwoorden.
Het mijnbouwbedrijf dat sneller wil beginnen met het mijnen in de Stille Oceaan. |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Ruben Brekelmans (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Vincent Karremans (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Mijnbouwbedrijf wil eerste diepzeemijn veel sneller leeghalen», waarin wordt beschreven hoe commerciële partijen waaronder het Zwitsers-Nederlandse bedrijf Allseas, plannen versnellen om op korte termijn te starten met grootschalige diepzeemijnbouw in de Clarion Clipperton Zone?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het voornemen om deze diepzee al binnen enkele jaren grootschalig te ontginnen, terwijl wetenschappers waarschuwen dat de ecologische gevolgen voor de oceaanbodem en mariene biodiversiteit mogelijk desastreus zijn en grotendeels onomkeerbaar?
Het kabinet past strikt het voorzorgsbeginsel toe en is op basis daarvan van mening dat de wetenschappelijke kennis met betrekking tot de effecten van diepzeemijnbouwactiviteiten op dit moment niet toereikend is om de stap van exploratie naar exploitatie te maken, zoals ook aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen van lid Postma (NSC).2 Ook is er nog geen overeenstemming over een sterke internationale regeling voor de mogelijke exploitatie van de delfstoffen van de internationale zeebodem (exploitatieregeling). Het kabinet is van mening dat deze exploitatieregeling strikte milieuvoorwaarden moet bevatten en moet voorzien in effectief toezicht op de naleving daarvan. Eventuele exploitatie kan pas van start gaan wanneer aan al deze voorwaarden is voldaan. Voor het kabinet staat voorop dat diepzeemijnbouw alleen zou mogen plaatsvinden indien wetenschappelijk aantoonbaar strikt binnen de draagkracht van het mariene ecosysteem, zoals aangegeven in de Kamerbrief met het kabinetsstandpunt over diepzeemijnbouw3. Nederland zet zich daarom in de internationale onderhandelingen over de exploitatieregeling ook nadrukkelijk in voor het meewegen van de ecologische gevolgen voor de oceaanbodem en de mariene biodiversiteit in het regelgevende kader voor exploitatieactiviteiten. Dit standpunt wordt gedeeld door een grote groep landen binnen de Internationale Zeebodemautoriteit (Autoriteit). Nederland heeft nauw opgetrokken met deze landen en zal dit blijven doen.
Kunt u toelichten in hoeverre Nederlandse bedrijven betrokken zijn bij deze plannen voor diepzeemijnbouw, in het bijzonder Allseas, een Zwitsers-Nederlands bedrijf dat volgens het artikel een cruciale rol speelt bij de technische uitvoering?
Voor zover bekend zijn er geen (andere) Nederlandse bedrijven betrokken. Het kabinet kan verder geen uitspraken doen over individuele bedrijven.
Hoe beoordeelt u de waarschuwingen van wetenschappers dat diepzeemijnbouw leidt tot grootschalige slibwolken die zich jaarlijks over een steeds groter deel van de oceaan kunnen verspreiden, waardoor zee- en bodemdiertjes die voedsel uit het water filteren verstikken en massaal kunnen sterven?
Zoals aangegeven in het kabinetsstandpunt, is het kabinet van mening dat de exploitatieregeling moet voorzien in passende drempelwaarden voor de meest relevante milieueffecten, waarbij specifieke regionale en lokale omstandigheden in acht worden genomen. Hiertoe moeten in ieder geval duidelijke milieukwaliteitsdoelstellingen, evenals indicatoren en drempelwaarden als milieuvoorwaarden worden opgenomen in de exploitatieregeling.4 In 2023 zijn er binnen de Autoriteit expertwerkgroepen ingesteld die momenteel werken aan het ontwikkelen van bindende milieudrempelwaarden op de volgende drie onderwerpen: 1) toxiciteit, 2) troebelheid en bezinking van slibwolken, 3) onderwatergeluid en lichtvervuiling. De waarschuwingen over de mogelijke gevolgen van slibwolken worden dus opgepakt binnen de Autoriteit. De werkgroepen bestaan uit onafhankelijke deskundigen met erkende expertise op deze onderwerpen. Nederland spreekt zich in de Autoriteit nadrukkelijk uit voor het ontwikkelen van deze bindende milieudrempelwaarden en behoort tot een groep landen die zich actief inzet voor het werk van deze deskundigen en de voortgang in de werkgroepen.
Deelt u de mening dat de betrokkenheid van Allseas Nederland medeverantwoordelijk maakt voor de ecologische schade die diepzeemijnbouw met zich meebrengt? Zo nee, waarom niet?
Allereerst staat voor het kabinet voorop dat exploitatie van de diepzeebodem alleen kan plaatsvinden indien wetenschappelijk aantoonbaar strikt binnen de draagkracht van het mariene ecosysteem, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2. Het kabinet zet zich hier ook nadrukkelijk voor in. Verder is ten aanzien van diepzeemijnbouwactiviteiten in internationale wateren in het VN-Zeerechtverdrag geregeld dat elke contractant een zogenaamde Sponsoring State moet hebben, die garant staat voor naleving van de internationale regels voor diepzeemijnbouw onder het VN-Zeerechtverdrag door de contractant, en die de Autoriteit ondersteunt bij toezicht op en handhaving van naleving van de regels door de contractant. Nederland is niet betrokken bij de activiteiten van bedrijven (of andere partijen) in het kader van de Autoriteit, niet als Sponsoring State en niet als vlaggenstaat. Uiteindelijk zijn contractanten zelf verantwoordelijk voor hun diepzeemijnbouwactiviteiten in internationale wateren, en het daarbij voorkomen van schade aan het mariene milieu en ecosysteem.
Hoe verhoudt deze ontwikkeling zich tot de internationale afspraken over biodiversiteit, waaronder de Global Biodiversity Framework-doelen die gericht zijn op het beschermen van oceanen en ecosystemen?
Het kabinet onderschrijft alle doelen van het Kunming-Montreal Biodiversiteitskader, waaronder de doelen die gericht zijn op het beschermen van de zeeën, de oceaan en ecosystemen. Zoals aangegeven in het kabinetsstandpunt over diepzeemijnbouw is het kabinet van mening dat exploitatie van de delfstoffen van de internationale zeebodem aantoonbaar geen significante schade aan het mariene milieu, ecosysteem en biodiversiteit zou mogen aanrichten. Ook zou eventuele exploitatie de klimaat- en ecosysteemfuncties van de oceanen niet mogen verstoren.5 Dat sluit aan bij de afspraken volgend uit de BBNJ-overeenkomst6, het Biodiversiteitsverdrag en het Kunming-Montreal Biodiversiteitskader. In het kader van deze internationale overeenkomsten heeft Nederland, zoals aangegeven in het antwoord op Kamervragen van het lid Postma (NSC),7 tijdens de onderhandelingen over de exploitatieregeling in september 2024 een tekstvoorstel ingediend, waarmee zou worden geregeld dat exploitatie van de internationale zeebodem alleen mag plaatsvinden als dit de effectieve implementatie van andere internationale raamwerken en overeenkomsten niet hindert. Hiermee wordt mede naar de BBNJ-overeenkomst en het Kunming-Montreal Biodiversiteitskader verwezen. Dat voorstel kon tijdens de onderhandelingen in maart 2025 op steun van enkele andere staten rekenen.
Onderschrijft u de conclusies uit het rapport in opdracht van het WWF dat als we grondstoffen recyclen én slimme keuzes maken voor innovatieve accutechnologie (waar minder metalen nodig zijn) kan de toekomstige vraag naar metalen met meer dan de helft worden teruggebracht? Zo nee, waarom niet?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op Kamervragen van de leden Teunissen en Vestering (beiden PvdD)8 deelt het kabinet de conclusie dat grondstoffenefficiëntie en circulariteit essentiële onderdelen zijn van de aanpak voor leveringszekerheid van kritieke grondstoffen. Via de Nationale Grondstoffenstrategie (NGS)9 en het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE)10 zet het kabinet hier ook op in als handelingsperspectieven om de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen te vergroten. Ook Europees wordt nadrukkelijk ingezet op circulariteit van kritieke grondstoffen, via de Europese Critical Raw Materials Act (CRMA)11. Hoe beter we er immers in slagen kritieke materialen te hergebruiken en substitueren, hoe minder we deze in de toekomst primair hoeven te winnen. Tegelijkertijd benadrukt het kabinet, zoals onder andere benoemd in het kabinetsstandpunt over diepzeemijnbouw12, het belang van een voldoende groot aanbod van kritieke grondstoffen met het oog op de huidige geopolitieke verhoudingen rondom deze grondstoffen. De onderzoekers benadrukken in het WWF rapport eveneens dat naast vraagvermindering en circulariteit de komende twee decennia ook opschaling van mijnbouw nodig is om te kunnen voldoen aan de vraag naar kritieke grondstoffen voor de groene transitie.13 De onderzoekers geven daarbij aan dat de bestaande reserves die economisch rendabel zijn, niet voor alle grondstoffen voldoende zijn om in de voorziene vraagtoename naar kritieke grondstoffen voor de groene transitie te voorzien, in het bijzonder niet voor lithium, nikkel en kobalt. Nederland en Europa zijn voor de import van dergelijke mineralen sterk afhankelijk van derde landen, met name China, en dat maakt ons kwetsbaar voor verstoringen in toeleveringsketens. De afgelopen twee jaar stelde China meermaals verschillende exportbeperkende maatregelen in voor kritieke grondstoffen. Dat onderstreept het belang van urgente actie om onze kwetsbaarheid te verminderen. Het kabinet zet daarom zowel in op vraagvermindering en circulariteit, als op primaire winning van kritieke grondstoffen in de EU en nieuwe partnerschappen met bronlanden. Het kabinet deelt daarbij de visie in het rapport dat dit zo duurzaam mogelijk moet plaatsvinden, en gezocht moet worden naar vormen van mijnbouw en bronnen van mineralen met een zo beperkt mogelijke voetafdruk.
Ten aanzien van innovatieve batterijtechnologie, inclusief circulariteit en leveringszekerheid, zet het kabinet onder andere in op de «Routekaart Circulaire en weerbare batterijen» en het Nationaal Groeifondsproject «Material Independence and Circular Batteries». Op Europees niveau is er de Batterijenverordening (EU 2023/1542)14 die hier ook nadrukkelijk op inzet. Op dit moment is niet te voorspellen of deze inzet ertoe zal leiden de toekomstige vraag naar kritieke metalen met meer dan de helft kan worden teruggebracht.
Hoe beoordeelt u de inschatting van experts dat diepzeemijnbouw slechts voor zeer klein deel kan bijdragen aan de vraag naar metalen en dat het waarschijnlijk nog minstens tien jaar voordat de diepzeemetalen op de markt zouden kunnen komen, wat te laat is voor de energietransitie?
Op dit moment is onvoldoende duidelijk hoeveel diepzeemijnbouw zou kunnen bijdragen aan het vergroten van de leveringszekerheid van kritieke metalen, en wanneer diepzeemetalen op de markt zouden kunnen komen. De tijdspaden van de verschillende handelingsperspectieven en de verwachte marktontwikkelingen, waaronder de inzet op een circulaire economie, weegt het kabinet mee in afwegingen over diepzeemijnbouw en over het vergroten van de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen.
Kunt u toezeggen dat Nederland op geen enkele manier meewerkt aan en niet akkoord gaat met de vergunningverlening voor The Metal Company (TMC) in de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA)? Zo ja, wanneer zult u hier stelling tegen nemen? Zo nee, waarom niet?
The Metals Company heeft geen verzoek voor een exploitatievergunning ingediend bij de Autoriteit. Zoals aangegeven in het kabinetsstandpunt over diepzeemijnbouw is het kabinet van mening dat aanvragen voor exploitatievergunningen die bij de Autoriteit worden ingediend voordat een volledige exploitatieregeling is vastgesteld, moeten worden afgekeurd. Nederland en een meerderheid van de verdragspartijen bij het VN-Zeerechtverdrag hebben dit in de vergaderingen van de Autoriteit uitgedragen. Door de Raad van de Autoriteit (het uitvoerende orgaan) is inmiddels in meerdere besluiten vastgelegd dat commerciële exploitatie niet zou moeten plaatsvinden in afwezigheid van een exploitatieregeling. Tijdens de Raadsvergaderingen van dit jaar (maart en juli 2025) heeft de Nederlandse delegatie ook gewezen op deze besluiten.
Welke sancties heeft u voor ogen voor bedrijven die aan de slag gaan zonder zo’n internationale vergunning?
Zoals aangegeven in het antwoord op de Kamervragen van het lid Postma wil het kabinet ervoor waken om op zaken vooruit te lopen, want veel is nog onzeker.15 Uiteraard zal het kabinet zich, wanneer de ontwikkelingen daar aanleiding toe geven, beraden op eventuele te nemen stappen, binnen de kaders van de Autoriteit. Het kabinet zal zich ervoor blijven inzetten dat diepzeemijnbouwactiviteiten in internationale wateren plaatsvinden in overeenstemming met het VN-Zeerechtverdrag en onder auspiciën van de Autoriteit. Nederland werkt momenteel ook samen met andere staten die actief zijn binnen de Autoriteit om hiervoor zorg te dragen.
Kunt u TMC en Allseas op de hoogte stellen van de sancties die u voor ogen heeft als zij zonder vergunning gaan mijnen? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op de voorgaande vraag is veel nog onzeker, en is het op dit moment nog niet duidelijk of er partijen zijn die buiten de Autoriteit om diepzeemijnbouwactiviteiten in internationale wateren zullen opstarten. Nederland zal zich ervoor blijven uitspreken dat deze activiteiten plaatsvinden in overeenstemming met het VN-Zeerechtverdrag, zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 10. Ik kan verder geen uitspraken doen over individuele bedrijven. Conform de motie van het lid Postma c.s. van 11 juni 202516 kan ik u wel laten weten dat het kabinet in gesprek is gegaan met Allseas, waarin is toegelicht dat het kabinet staat voor de integriteit van het VN-Zeerechtverdrag en dat diepzeemijnbouwactiviteiten in internationale wateren plaats dienen te vinden in overeenstemming met het VN-Zeerechtverdrag en onder auspiciën van de Autoriteit.
De hack op een lab van Bevolkingsonderzoek Nederland |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
van Marum , Judith Tielen (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Tieman |
|
|
|
|
Wat is de stand van zaken omtrent de maatregelen die u aankondigt in uw recente Kamerbrief over het datalek bij het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker?1 Zijn alle gedupeerden van de hack inmiddels op de hoogte dat hun gegevens zijn gelekt?
Ik betreur het dat zoveel mensen in Nederland getroffen zijn door deze hack. Extra erg is het dat niet bekend is of alles nu bekend is. Zo hebben we, zoals ik in mijn brief van 1 september 2025 aan uw Kamer heb laten weten, wij tot onze spijt moeten constateren dat er nog meer deelnemers dan in eerste instantie gedacht, door de hack getroffen zijn.2 Dit gaat om circa 230.000 mensen extra en het is niet uit te sluiten dat het hierbij blijft. In reactie op dit nieuws heeft Bevolkingsonderzoek Nederland (BVO NL) besloten om alle deelnemers van wie gegevens met het betreffende laboratorium zijn gedeeld, te informeren. Dat gaat om 941.000 deelnemers die naar verwachting half september worden geïnformeerd. Onder hen zitten ook de 485.000 mensen van wie al eerder bekend was dat zij waren getroffen door deze hack, en waarvan de meesten in de week van 18 augustus hierover een brief van BVO NL hebben ontvangen. Deze groep ontvangt dus opnieuw een brief. De tweede brief bevat informatie over welke gegevens door BVO NL zijn gedeeld met het laboratorium, hoe misbruik herkend en voorkomen kan worden en waarom BVO NL bepaalde gegevens gebruikt.
In de brief aan uw Kamer van 11 augustus 2025 zijn verschillende maatregelen aangekondigd met als doel de impact van de hack te beperken.3 In de brief van 1 september 2025 zijn de aanvullend getroffen maatregelen beschreven. Het belangrijkste is dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt uit de verschillende onderzoeken naar hoe deze hack heeft kunnen plaatsvinden en op welke wijze verdere maatregelen ter bescherming van dataveiligheid nodig zijn. Zodra relevante uitkomsten van de onderzoeken bekend zijn, zal ik uw Kamer daarover informeren.
Is het duidelijk welke gegevens er van de 485.000 gedupeerden precies buitgemaakt zijn? Gaat u hen direct informeren over welke gegevens per persoon zijn buitgemaakt of al zijn gelekt?
Welke gegevens van de getroffenen van de hack precies bemachtigd zijn, is op individueel niveau nu nog niet te zeggen. Indien hier meer duidelijkheid over komt, wordt bekeken hoe deelnemers hier zo goed mogelijk over geïnformeerd kunnen worden. BVO NL weet inmiddels wel op persoonsniveau welke gegevens er per deelnemer met het laboratorium zijn gedeeld en zal alle getroffenen daarover nader informeren, ook de getroffenen die in de week van 18 augustus al een brief
ontvangen hebben. Deze brieven worden naar verwachting halverwege september verstuurd. Ik heb uw Kamer in mijn brief van 1 september 2025 ook geïnformeerd over welke gegevens door BVO NL met het laboratorium zijn gedeeld.
Hoe borgt u dat de communicatie richting burgers begrijpelijk, meertalig en toegankelijk is? Kunt u bovendien garanderen dat trans- en non-binaire personen die zijn gedupeerd met de juiste of een neutrale aanhef worden aangeschreven?
Er wordt door BVO NL extra aandacht besteed aan de begrijpelijkheid van de brieven die medio september worden verzonden. De signalen en feedback hierover op de brieven die in de week van 18 augustus zijn verzonden, worden meegenomen in deze nieuwe ronde brieven. BVO NL betrekt hierin ook het RIVM. Het RIVM werkt al langer aan het vergroten van de toegankelijkheid van de bevolkingsonderzoeken naar kanker en kan die expertise dus goed inbrengen. Ik heb ook een brief ontvangen van de Nationale ombudsman over informatievoorziening rond de hack. Ik heb deze brief gedeeld met BVO NL, zodat zij met de suggesties en opmerkingen van de ombudsman aan de slag kunnen voor deze nieuwe ronde brieven. Ook ga ik op basis van de brief van de ombudsman in gesprek met de betrokken partijen om samen te bepalen welke aanvullende acties mogelijk zijn.
De brieven van BVO NL worden alleen in het Nederlands opgesteld, omdat BVO NL niet weet wie welke taal spreekt. BVO NL zal de brieven wel in het Nederlands en Engels op hun website plaatsen. Wat betreft de aanhef in de reeds verzonden brieven, geldt dat BVO NL zich realiseert dat de woordkeuze («mevrouw») niet de ervaring en identiteit vertegenwoordigt van iedereen in de doelgroep van het bevolkingsonderzoek. Om die reden wordt voor de nieuwe ronde brieven verkend welke technische mogelijkheden er zijn om de aanhef meer op maat te kiezen. Mocht dit niet mogelijk zijn, zal BVO NL hier op een alternatieve manier aandacht aan besteden in de brief.
Kunt u nader ingaan op de directe gevolgen van het lek voor de gedupeerden? Hoe wordt hun gestolen data vermoedelijk gebruikt?
De grootste risico’s van de hack bij het laboratorium voor burgers zijn phishing en identiteitsfraude.
Door phishing in e-mails, per sms of telefoon kunnen criminelen proberen burgers te verleiden tot het delen van wachtwoorden of geven van informatie. Een andere mogelijkheid is dat door op een link te klikken malware wordt geïnstalleerd op de computer, telefoon of het netwerk. Dit kan leiden tot schade aan IT-systemen, tot spionage of tot nieuwe datadiefstal.
Wanneer criminelen beschikken over persoonsgegevens kunnen ze zich voordoen als iemand anders en identiteitsfraude plegen.
Hoeveel burgers hebben contact opgenomen met het klantcontactcentrum van Bevolkingsonderzoek Nederland? Is er voldoende capaciteit om vragen en zorgen goed af te handelen? Zo niet, bent u bereid hier middelen voor vrij te maken?
Er komen begrijpelijkerwijs veel vragen binnen bij het klantcontactcentrum van BVO NL. Het betreft circa 80 tot 400 telefoontjes per dag, en circa 2.000 ontvangen e-mails in de periode tot en met 1 september 2025. De hoeveelheid vragen op een dag is afhankelijk van de actualiteiten, zoals berichtgeving in de media. De capaciteit bij het klantcontactcentrum is opgeschaald. Er is op dit moment voldoende capaciteit om de vragen aan te kunnen. Het klantcontactcentrum is uitgebreid met een speciale informatielijn (0800-1617) met specialisten op het gebied van crisistelefonie.
Mijn prioriteit is om BVO NL in staat te stellen om de gevolgen van de hack zo goed als mogelijk te beperken voor alle betrokkenen. Op dit moment is er geen zicht op of dit financiële gevolgen heeft voor VWS en/of de uitvoeringsorganisaties.
Welke maatregelen kunnen gedupeerden treffen om zich te beschermen tegen misbruik van hun gegevens? Hoe gaat u direct met hen communiceren om daarin te helpen?
Het advies voor de mensen die een brief van BVO NL hebben gekregen dat hun gegevens onderdeel zijn geweest van de hack bij het laboratorium, is om extra alert te zijn op vreemd gebruik van persoonlijke gegevens. Het gaat dan met name om nepmail, neptelefoontjes, vreemde sms-berichten of misbruik van persoonsgegevens (identiteitsfraude). Op de website van de Rijksoverheid wordt meer informatie gegeven hoe deze situaties herkend kunnen worden en hoe hiervan melding gedaan kan worden. Bij vragen, ongerustheid en/of andere opmerkingen kunnen deelnemers terecht bij het klantcontactcentrum van BVO NL.
Met hoeveel zekerheid kunt u zeggen dat de gestolen gegevens daadwerkelijk niet verder worden verspreid of verkocht? Hoe monitort u de verdere verspreiding van deze gegevens om in kaart te brengen wie de gelekte gegevens mogelijk in handen hebben?
Ik heb geen zekerheid over wat criminelen met de gegevens doen die zij hebben buitgemaakt. Zodra persoonsgegevens eenmaal op het dark web zijn beland, is het in de praktijk bijzonder lastig, zo niet onmogelijk, om deze volledig te laten verwijderen. Het dark web betreft een afgeschermd deel van het internet waar informatie vaak anoniem wordt gedeeld en waar activiteiten lastig tot niet te traceren zijn. Z-CERT heeft aangegeven dat er tijdelijk een deelverzameling is gepubliceerd op het dark web. Deze deelverzameling kan in de periode dat deze online stond, door anderen ingezien of gekopieerd zijn. De gehele dataset die in handen zou zijn gekomen van de hackergroep kan op een later moment ook alsnog door hen misbruikt worden.
Politie en OM doen onderzoek naar de hack bij het laboratorium. Ik hoop dat de daders gevonden worden en de gestolen dataset gewist wordt.
Z-CERT monitort of de data (opnieuw) op het darkweb verschijnt en onderneemt in dat geval actie.
Kunt u aangeven of de verwerkersovereenkomsten2 tussen Bevolkingsonderzoek Nederland en Clinical Diagnostics volledig op orde waren? Bent u bereid deze overeenkomsten (geanonimiseerd) met de Kamer te delen?
Op grond van de AVG is het sluiten van een verwerkersovereenkomst verplicht als een verwerking namens en in opdracht van een verwerkingsverantwoordelijke wordt verricht door een verwerker. Een verwerkersovereenkomst moet in ieder geval afspraken bevatten over de onderwerpen die de AVG voorschrijft. Die onderwerpen betreffen onder meer de aard, het doel en de duur van de verwerking. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) houdt toezicht op de naleving van deze verplichtingen uit de AVG. Indien in dit concrete geval een verplichting bestond om een verwerkingsovereenkomst te sluiten, is het aan de AP om te beoordelen of de inhoud daarvan aan de eisen van de AVG voldoet. De AP is reeds een onderzoek gestart.
Kunt u aangeven of er toezicht is geweest op het technisch voldoen aan minimale beveiligingseisen3 om de basisbeveiliging te borgen? Zo ja, hoe is het bij de hack alsnog verkeerd gegaan? Zo niet, gaat u naleving alsnog verplichten en de organisaties hierbij helpen?
De diverse aspecten waarnaar gevraagd wordt, moeten blijken uit de verschillende lopende onderzoeken naar de hack en het datalek dat daarop volgde.
In het algemeen geldt dat op het gebied van de informatiebeveiliging in de zorg er sectorspecifieke wet- en regelgeving is (onder andere de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz) en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz)). De IGJ is belast met het toezicht op de naleving van die wet- en regelgeving. Zorgorganisaties zijn verantwoordelijk voor de implementatie van technische maatregelen en de controle daarop.
De IGJ heeft mij laten weten dat dit laboratorium nog niet eerder bezocht is in het kader van informatieveiligheid. De IGJ heeft inmiddels aangekondigd onderzoek te doen bij het laboratorium en is voornemens om mede naar aanleiding van dit incident extra aandacht te besteden aan informatiebeveiliging bij medische laboratoria. Risico’s zoals deze blijken uit dit incident, worden eveneens meegenomen in het toezicht bij andere zorgaanbieders en andere zorgsectoren.
Daarnaast geldt dat de Minister van Justitie en Veiligheid het wetsvoorstel Cyberbeveilingswet (Cbw) op 2 juni 2025 aanhangig heeft gemaakt in uw Kamer. Dit wetsvoorstel zal, indien beide Kamers der Staten-Generaal daarmee instemmen, ook gaan gelden voor zorgaanbieders in Nederland die voldoen aan de eisen voor wat betreft de omvang van de organisatie. Deze zorgaanbieders en zorgketenorganisaties krijgen met de Cbw een zorgplicht met betrekking tot informatieveiligheid. Deze zorgplicht geldt ook voor uitbestede diensten. Daarnaast komt er een incidentmeldplicht richting de toezichthouder IGJ en richting Z-CERT, die ondersteuning geeft aan en een actieve waarschuwingsdienst opzet voor deze zorg- en zorgketenorganisaties (met name op het gebied van scanning en dreigingsanalyse). Voornoemde meldplicht aan de IGJ en Z-CERT bestaat in de huidige situatie nog niet. Ook de handhavingsmogelijkheden onder de Cbw gaan verder dan onder de Wabvpz.
Bent u bereid om de NEN 7510, ISAE 3000 en vergelijkbare standaarden standaard op te nemen in de inkoopeisen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Ziet u dit als een noodzakelijke stap om beter inzicht te krijgen in de cyberveiligheid van betrokken organisaties?
Ja. Het Ministerie van VWS hanteert bij de inkoop en uitbesteding van ICT-diensten het rijksbrede normenkader voor informatiebeveiliging, de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO). De BIO is gebaseerd op internationale standaarden, zoals ISO/IEC 27001 en ISO/IEC 27002 en bevat specifieke aanvullende overheidsmaatregelen.
Voor leveranciers die persoonsgegevens verwerken geldt aanvullend de norm NEN 7510. Deze norm is wettelijk verankerd in de zorgsector en kan door VWS contractueel worden verlangd van leveranciers die dergelijke gegevens verwerken.
Daarnaast wordt bij contracteren, waar passend, gevraagd om assurance-rapportages, bijvoorbeeld de ISAE 3000 of SOC-rapporten, waarmee leveranciers aantoonbaar maken dat zij de gestelde beveiligingsmaatregelen in de praktijk hebben ingericht en effectief laten functioneren.
In lijn met de aankomende Cyberbeveiligingswet (implementatie van NIS2) en de BIO 2.0 wordt leveranciersmanagement verder versterkt, onder meer door het stellen van expliciete eisen aan ketenbeveiliging, incidentmeldingen en onafhankelijke toetsing. Hiermee wordt geborgd dat VWS zijn verantwoordelijkheid neemt voor de beveiliging van uitbestede processen en de bescherming van gegevens in de zorg- en Rijkscontext.
Welke concrete eisen gaat u stellen aan dataminimalisatie en -retentie bij bevolkingsonderzoeken en laboratoria, zoals tokenisatie, pseudonomisering en kortere bewaartermijnen?
Het is van groot belang dat bij de verwerking van bijzondere persoonsgegevens zoals medische persoonsgegevens, aan de wettelijke vereisten wordt voldaan. Het gaat in ieder geval om de beginselen inzake de verwerking van persoonsgegevens die zijn neergelegd in artikel 5 AVG (o.a. rechtmatigheid, transparantie, doelbinding en het principe van dataminimalisatie). Aanvullende (informatiebeveiligings)normen gelden ingeval van verwerking van persoonsgegevens met een hoog risico voor rechten en vrijheden van burgers. Het is aan de organisatie die verantwoordelijk is voor verwerking van persoonsgegevens (de verwerkingsverantwoordelijke) om aan te tonen dat zij voldoet aan de toepasselijke normen en uiteindelijk aan de AP om te beoordelen of dat het geval is (geweest). Dat geldt dus ook voor bevolkingsonderzoeken en laboratoria.
Wanneer verwacht u de uitkomsten van de aangekondigde onderzoeken door Bevolkingsonderzoek Nederland, de RIVM en de Autoriteit Persoonsgegevens? Welke duidelijkheid moeten deze onderzoeken verschaffen?
BVO NL laat verschillende onderzoeken uitvoeren met als doel om:
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 1 is het belangrijk dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt op basis van de verschillende onderzoeken. Op dit moment is er nog geen precieze planning te geven. Op het moment dat dat wel het geval is, zal uw Kamer daarover geïnformeerd worden. Ook de AP en de IGJ kunnen nog niet aangeven wanneer hun onderzoeken gereed zijn, omdat niet te voorzien is wat ze tegenkomen en waar nader onderzoek naar nodig is.
Hoe zorgt u ervoor dat organisaties leren van de hack en de uitkomsten van alle onderzoeken worden gebruikt om de bescherming van persoonsgegevens bij essentiële organisaties feitelijk te verbeteren? Via welke structuren gaat u deze kennisuitwisseling faciliteren?
Digitale veiligheid vormt een essentieel aandachtspunt vormt voor de gehele maatschappij. In (bestuurlijke) gesprekken met partners uit het veld wordt dataveiligheid door het Ministerie van VWS actief onder de aandacht gebracht. In het zorgveld zijn een aantal manieren om te leren van incidenten:
Heeft u meer organisaties geïdentificeerd die op eenzelfde manier kwetsbaar zijn voor een hack van zo’n ordegrootte? Welke concrete maatregelen neemt u om hun cyberveiligheid in orde te brengen zodat een soortgelijk datalek niet meer kan gebeuren?
Ik heb op dit moment geen signalen dat andere organisaties ook kwetsbaar zijn voor een hack zoals bij dit laboratorium heeft plaatsgevonden. Zorgaanbieders zijn in de eerste plaats zelf wettelijk verantwoordelijk voor hun informatieveiligheid en het voorkomen van datalekken. Dat neemt niet weg dat ik me ook inzet voor het verkleinen van de risico's en de impact hiervan. Dit doe ik door te zorgen voor meer bewustwording met het programma informatieveilig gedrag in de zorg, duidelijke normen en kaders te stellen en door hulpmiddelen aan te bieden om deze te implementeren. Daarnaast biedt Z-CERT gespecialiseerde ondersteuning aan zorgaanbieders. Z-CERT monitort continu de systemen die benaderbaar zijn via het internet van de bij hen aangesloten zorgaanbieders en informeert deze zorgaanbieders over mogelijke risico’s in hun cyberbeveiliging. Daarnaast adviseert Z-CERT zorg- en zorgketenorganisaties over maatregelen die de cyberweerbaarheid verhogen en stelt adviezen hiervoor op hun website beschikbaar. Zo zijn onder meer de tien belangrijkste maatregelen tegen ransomwaredreiging op hun website geplaatst.
Kunt u deze vragen los van elkaar en zo snel mogelijk beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Palantir |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Kunt u, naar aanleiding van uw beantwoording van eerdere schriftelijke vragen1, wellicht nog nader toelichten wat bedoeld wordt met «actief gebruik» in de zin «Er is in het heden of verleden geen actief gebruik van Palantir (licenties) bij het organisatieonderdeel NCTV2.»? Wordt er wellicht wel op een andere wijze («passief gebruik?») door de NCTV gebruikgemaakt van Palantir? Of kan uit dit antwoord geconcludeerd worden dat er op geen enkele wijze gebruik is gemaakt van Palantir door de NCTV? En los van het («actief» of «passief») gebruik, heeft de NCTV wel of geen (al dan niet via «samenwerkingsverbanden») toegang tot Palantir?
Met de eerdere beantwoording is bedoeld aan te geven dat er op geen enkele wijze gebruik is gemaakt van Palantir door de NCTV en tevens dat de NCTV ook geen toegang heeft tot Palantir.
U schrijft dat de politie, in speciale gevallen, de «informatieproducten» afkomstig uit de Raffinaderij deelt met «ketenpartners»: wie zijn die «ketenpartners»?
In mijn eerdere beantwoording heb ik aangegeven dat informatieproducten afkomstig uit de analyseomgeving «de Raffinaderij» niet worden gedeeld met partijen buiten de politie.
Wel kan de politie op basis van een signaal afkomstig uit een informatieproduct op casusniveau contact leggen met ketenpartners. Dit kan als er sprake blijkt van een concrete verdenking van zware en georganiseerde criminaliteit of een hoge kans op aanslagen. Het informatieproduct zelf wordt niet gedeeld.
Ketenpartners waarmee de politie een signaal kan delen zijn bijvoorbeeld gemeenten of het Openbaar Ministerie. Hierbij worden vanzelfsprekend de verstrekkingsbepalingen uit de Wet politiegegevens (Wpg) in acht genomen.
Welke datasets worden met die ketenpartners gedeeld?
Er worden geen datasets gedeeld met die ketenpartners.
Zoals hiervoor toegelicht kunnen alleen in zeer ernstige situaties de signalen afkomstig uit een informatieproduct vanuit «de Raffinaderij» op casusniveau worden gedeeld.
Welke algoritmen worden door die ketenpartners of binnen de «samenwerkingsverbanden» hiervoor gebruikt en/of ontwikkeld?
Bij het delen van signalen op casusniveau worden geen algoritmen gebruikt en/of ontwikkeld.
Worden deze algoritmen wellicht ook gepubliceerd op https://algoritmes.overheid.nl/nl/algoritme?
In het Algoritmeregister worden impactvolle algoritmes, waaronder hoog risico AI-systemen geregistreerd. De basale algoritmes binnen de software van Palantir die de politie gebruikt kwalificeren niet als AI-systeem. Omdat bij het gebruik van deze Palantir software door de politie ook geen sprake is van impactvolle algoritmes is dit niet in het Algoritmeregister opgenomen.
Economische belangen zwaarder laten wegen dan gezondheid |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Thierry Aartsen (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Totaalverbod staalslakken door ministerie afgezwakt vanwege economische belangen»?1
Ja.
Klopt het dat u aanvankelijk een totaalverbod op het gebruik van staalslakken wilde invoeren, maar dat u daarvan bent afgestapt vanwege de economische belangen van Tata Steel en aanverwante bedrijven?
Nee. Voor de tijdelijke regeling heb ik verschillende alternatieven overwogen, een totaal verbod was daar één van. Alles afwegende heb ik uiteindelijk gekozen voor de voorliggende reikwijdte van de Tijdelijke regeling verbod en vergunningplicht toepassing LD- en ELO-staalslak. Dit is een zeer zorgvuldige afweging geweest op basis van de beschikbare feitelijke en wetenschappelijke kennis, juridische houdbaarheid, proportionaliteit en uitvoerbaarheid. In het kader van proportionaliteit zijn ook de mogelijke gevolgen voor Tata Steel in kaart gebracht, net als de mogelijke gevolgen voor andere belanghebbenden.
Kunt u aangeven welke partijen invloed hebben gehad op dit besluit of hebben aangedrongen om het voorgenomen totaalverbod op staalslakken af te zwakken?
De basis voor het instellen van de tijdelijke regeling zijn de meest recente inzichten vanuit wetenschappelijke studies van onder meer RIVM en WUR in combinatie met de laatste signaalrapportage van de ILT. Komende tijd doet het RIVM aanvullend onderzoek en worden er met de stakeholders (o.a. medeoverheden, bedrijfsleven) gesprekken gevoerd over vervolgstappen.
Hoe kunt u rechtvaardigen dat u de gezondheid van omwonenden, dieren en de natuur minder zwaar laat wegen dan de economische belangen van één vervuilend bedrijf?
De tijdelijk regeling is juist bedoeld om de gezondheid en het milieu te beschermen door te voorkomen dat er op nieuwe locaties grote hoeveelheden staalslakken worden toegepast of worden toegepast daar waar direct contact mogelijk is. In elk beleidsproces worden de verschillende belangen tegen elkaar afgewogen. Zo zijn in dit geval zowel de mogelijke gevolgen voor Tata Steel als de mogelijke gevolgen voor gezondheid, milieu en andere belanghebbenden in kaart gebracht en gewogen.2
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat volksgezondheid structureel ondergeschikt wordt gemaakt aan de lobby en winstbelangen van Tata Steel?
Ja, ik deel die mening en dit is dan ook niet het geval. De regeling is juist ingevoerd met het oog op de bescherming van volksgezondheid en milieu.
Hoe verklaart u dat u nota bene zelf erkent dat de maatregel is afgezwakt om de «negatieve effecten voor bedrijven minder groot te maken», terwijl er talloze rapporten liggen die wijzen op de ernstige gevaren van staalslakken voor mens en milieu?
Ik herken mij hier niet in. In elk beleidsproces worden de verschillende belangen goed in kaart gebracht en gewogen. Effecten op de uitvoering is daar één van. De reikwijdte van het verbod is zorgvuldig bepaald op basis van de beschikbare feitelijke en wetenschappelijke kennis, juridische houdbaarheid en uitvoerbaarheid.
Welke onderbouwing heeft u voor de afbakening van het gedeeltelijk verbod, bijvoorbeeld dat staalslakken in lagen minder dan een halve meter veilig zouden zijn? Hoe verhoudt dit zich tot de inzichten van experts als Annemarie van Wezel (Universiteit Utrecht) en Hans van der Sloot, die beiden aangeven dat enige wetenschappelijke onderbouwing hiervoor ontbreekt?
De zinsnede dat staalslakken in lagen minder dan een halve meter veilig zouden zijn staat niet als zodanig in de tijdelijke regeling en de toelichting daarbij. In algehele zin gaat het wel om de mate van risico op basis waarvan onderscheid is gemaakt in enerzijds een totaalverbod, en anderzijds een vergunningplicht.
Toepassingen in grotere laagdiktes kunnen sneller tot risico’s leiden dan toepassingen in kleine laagdiktes. Dit is ook zo beschreven in het ECN-rapport dat benoemd is in de toelichting bij de tijdelijke regeling. Daarbij is dus niet gezegd dat toepassingen in kleinere laagdiktes per definitie veilig zijn, alleen dat die minder risicovol zijn dan andere toepassingen. Of die (specifieke) toepassingen verantwoord zijn is een van de punten waarop beoordeeld moet worden bij vergunningverlening.
Hoe rijmt u uw keuze met het voorzorgsbeginsel, dat in Europese verdragen is vastgelegd en vereist dat we juist vervuiling en gezondheidsrisico’s bij de bron voorkomen?
De invoering van deze tijdelijke regeling, met een reikwijdte die ondersteund wordt door wetenschappelijke inzichten is juist een invulling van dit voorzorgsbeginsel. Overigens is Nederland het eerste land in Europa dat een dergelijke maatregel neemt.
Hoe legt u aan inwoners van de IJmond, die al jarenlang kampen met gezondheidsklachten door Tata Steel, uit dat hun gezondheid minder zwaar weegt dan het vermijden van «regeldruk» voor bedrijven?
De regeling ziet op (het voorkomen van) mogelijke milieu- en gezondheidseffecten in de nabijheid van toepassingen met staalslakken in heel Nederland, en daarmee ook in de IJmond.
Deelt u de mening dat het schandalig is dat een adviescollege als het ATR, dat alleen kijkt naar «regeldruk voor bedrijven», in de praktijk wordt gebruikt om maatregelen die burgers, natuur en milieu beschermen tegen te houden of af te zwakken?
Nee, ik vind het juist goed dat de overheid kijkt naar de regeldruk die nieuwe regelgeving met zich meebrengt. ATR adviseert, en dat advies wordt betrokken bij het uiteindelijke besluit. Dit advies wordt gewogen, naast alle andere signalen die betrokken worden. De basis voor de regeling zijn wetenschappelijke inzichten en signalen van toezichthouders.
Waarom zouden we überhaupt nog een adviescollege in stand houden dat wél economische lasten voor bedrijven zwaar meeweegt, maar níet de gezondheidsschade van burgers of het afsterven van natuur?
Zoals hiervoor geschetst, is het de taak van ATR om te adviseren over het goed in beeld brengen van de regeldruk van nieuwe en bestaande wetgeving voor burgers en bedrijven.
Bent u bereid het ATR af te schaffen, of op zijn minst de taakopdracht zo aan te passen dat gezondheid, milieu en dierenwelzijn zwaarder wegen dan de klachten van bedrijven over regeldruk?
Dit is niet aan de orde. Zoals ook in antwoord 10 en 11 wordt geschetst is dat de ATR adviseert over het goed in beeld brengen van de regeldruk van nieuwe en bestaande wetgeving voor burgers en bedrijven. Dit advies wordt gewogen door de bewindspersoon, naast alle andere signalen die betrokken worden en wordt betrokken bij de besluitvorming. Het is niet de taak van de ATR om daarin een weging mee te geven.
Kunt u garanderen dat bij toekomstige beleidsbeslissingen over staalslakken en andere giftige restproducten volksgezondheid en natuur áltijd leidend zullen zijn, en dat economische belangen nooit meer zwaarder mogen wegen?
Er is geen sprake van dat economische belangen zwaarder hebben gewogen bij de tijdelijk regeling. Zie ook het antwoord op vraag 2. Bij de totstandkoming van beleid worden altijd de diverse belangen gewogen. Toepassingen kunnen sowieso nooit plaatsvinden als dat niet past binnen de kaders die gelden met betrekking tot gezondheid en milieu.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden en in elk geval voor het rondetafelgesprek over staalslakken op 25 september?
Ja.