'De Alpenzwendel. In het spoor van de voetbalmaffia' |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «De Alpenzwendel. In het spoor van de voetbalmaffia»1 en «Enveloppen in Huis ter duin. Talloze lijntjes lopen naar Nederland»2 waarin omkoping en bedrog in de internationale voetbal aan de orde wordt gesteld?
Ja.
Is er contact geweest tussen de Duitse openbaar aanklager en de Nederlandse politie en/of justitie over matchfixing, Paul R en/of de zaak in Bochum? Zo ja, is het waar dat dit niet bekend was bij Nederlandse hoofdofficier van Justitie? Zo ja, wat is hiervan de oorzaak?3
Er is geen contact geweest met de Duitse autoriteiten anders dan dat er in 2009 een rechtshulpverzoek is gedaan door de Duitse autoriteiten strekkende tot het verrichten van opsporingshandelingen waarvan een in Nederland wonende onderdaan het onderwerp was. De resultaten van het onderzoek in Duitsland hebben niet geleid tot het doen van een nader onderzoek door de Duitse autoriteiten. Ook hebben de Nederlandse autoriteiten geen informatie verkregen die zou duiden op strafbare feiten die in dit verband in Nederland begaan zouden zijn.
Doet de Nederlandse politie onderzoek naar matchfixing? Zo ja, sinds wanneer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat Interpol ruimte en budget heeft gereserveerd voor de strijd tegen de bendes achter het internationale matchfixing? Klopt het dat Nederland, anders dan veel andere Europese landen, niet meedoet aan de intensieve samenwerking in de strijd tegen deze voetbalbendes? Zo ja, wat is hiervan de reden?
Momenteel valt de aanpak van match fixing onder het hoofdkwartier van Interpol in Lyon. In 2014 wordt dit onderwerp ondergebracht bij de afdeling Sports & Integrity in Singapore. Deze afdeling wordt grotendeels gefinancierd door de FIFA. Interpol sloot daartoe in mei 2011 een convenant met een looptijd van 10 jaar. Komende zomer zal de eerste mondiale conferentie over sport-integrity plaatsvinden in Singapore. Dit zal gebeuren in nauwe samenwerking met de FIFA. Een Nederlandse afvaardiging vanuit de politie zal aanwezig zijn op de conferentie. Zoals in de beantwoording van de eerdere Kamervragen over match fixing en het verkopen van voetbalwedstrijden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, Aanhangsel 1884) reeds gesteld, wordt in Europees verband bijgedragen aan de discussie door kennis uit te wisselen over de Nederlandse wet- en regelgeving die van toepassing is op de verschillende aspecten van match fixing en worden goede voorbeelden op het terrein van preventie en educatie gedeeld.
Hoe beoordeelt u de aanbeveling van de voetbalbond om onze nationale wetgeving met het oog op matchfixing nog eens kritisch te bekijken? Overweeg u wetgeving? Zo ja, welke?
Voor de aanpak van criminele gedragingen gerelateerd aan match fixing in ons land volstaat het nationale strafrechtelijke stelsel. Bij een gerezen verdenking van niet-ambtelijke omkoping (artikel 328ter Wetboek van Strafrecht), is vervolging ter zake van dat artikel mogelijk.
Deelt u de mening dat matchfixing een groot gevaar vormt voor de Nederlandse sport, de Nederlandse sporters en het Nederlandse voetbal in het bijzonder? Kunt u aangeven wat uw inzet zal zijn in de komende periode om matchfixing in Nederland bestrijden en buiten de deur te houden?
Match fixing is een mondiaal probleem. Op dit moment is het Openbaar Ministerie niet bekend met concrete informatie over het omkopen van spelers of scheidsrechters in Nederland. Eerst en vooral is de Nederlandse sportwereld aan zet, en deze – in het bijzonder de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) – zet hier fors op in met verschillende preventieve maatregelen. Mijn beleid hierop is aanvullend. Ik deel op nationaal en Europees niveau kennis en stel de Nederlandse sportwereld in staat om preventieve projecten uit te voeren, zoals het verhogen van de weerbaarheid van scheidsrechters. Voor de aanpak van criminele gedragingen gerelateerd aan match fixing in ons land volstaat het nationale strafrechtelijke stelsel.
Het niet aanpakken van een 'schoolvoorbeeld van faillissementsfraude' |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Ondergang Drutens transportbedrijf schoolvoorbeeld faillissementsfraude»1 en het eerdere artikel over dit faillissement «Faillissement met ’t nadeel van de twijfel»?2
Ja.
Hoe is het mogelijk dat iemand een bedrijf met een enorme schuld opzadelt, het bedrijf verkoopt voor één euro aan een beruchte bedrijvenopkoper, die jaarlijks 250 bedrijven opkoopt en failliet laat gaan, zelf vertrekt naar het buitenland en hiermee wegkomt? Kunt u zich voorstellen dat deze gang van zaken voor slachtoffers, zoals bijvoorbeeld oud-werknemers die financieel zwaar gedupeerd zijn, onverteerbaar is?
Ik begrijp dat het voor slachtoffers van faillissementsfraude belangrijk is dat degenen die schuldig zijn aan de fraude hun straf niet ontlopen. Ik vind dat zelf ook belangrijk, en waar mogelijk wordt hier door het Openbaar Ministerie (OM) werk van gemaakt. Specifiek over het faillissement van het onderhavige transportbedrijf heeft het OM mij bericht dat er tot op heden door de curator geen aangifte van faillissementsfraude is gedaan. Er is dus ook (nog) geen onderzoek door het OM gestart, en ik kan uw Kamer alleen al om die reden over dit specifieke faillissement dan ook geen mededelingen doen.
Overigens zijn tegen de «bedrijvenopkoper» wel strafrechtelijke onderzoeken ingesteld op basis van eerdere verdenkingen van faillissementsfraude. Deze hebben ook geleid tot veroordelingen. In 2011 is betrokkene veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 voorwaardelijk. Op 30 maart 2012 is hij bovendien veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 voorwaardelijk. In beide zaken is beroep ingesteld. In afwachting van de behandeling van het hoger beroep bevindt betrokkene zich in voorlopige hechtenis. Voorts is een ontnemingsvordening ingesteld.
Klopt het dat ook de rol van TNT in dit faillissement kwalijk is geweest, gelet op de opmerkingen in eerdere faillissementsverslagen hierover? Zo ja, op welke punten was dit zo en wat zullen dan de maatregelen zijn die tegen dit bedrijf worden genomen?
Zoals vermeld in antwoord op vraag 2 is er inzake het onderhavige faillissement tot op heden geen aangifte gedaan, en is de zaak derhalve (nog) niet in onderzoek bij het OM. De afhandeling van een faillissement is primair een privaatrechtelijke aangelegenheid. Het is in de eerste plaats aan de curator om de toedracht van het faillissement te beoordelen.
Bent u bekend met het vijfde faillissementsverslag, tevens eindverslag, inzake My Way Transport Coöperatie U.a., waarin ondermeer staat: «Geconcludeerd dient te worden dat niet is voldaan aan de boekhoudplicht. (...) Naar de mening van curator is er sprake van onbehoorlijk bestuur, zowel aan de zijde van de voormalig bestuurder als aan de zijde van de huidige (middellijke) bestuurder. (...) Het voormalige bestuur van gefailleerde woont inmiddels in het buitenland en de huidige bestuurder is gevestigd in Luxemburg. Gelet op het volstrekte gebrek aan middelen, de noodzaak om gerechtelijke procedures tegen in het buitenland gevestigde partijen in te stellen en overigens ook de procesrisico’s, zal curator het hierbij laten.»?3 Hoe beoordeelt u dit?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe is het mogelijk dat, gelet op deze opmerkingen in het faillissementsverslag, er nog niemand veroordeeld is voor deze faillissementsfraude, de slachtoffers met schulden blijven zitten en ook de belastingdienst nog bijna drie ton tegoed heeft?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe is het mogelijk dat de curator het hierbij moet laten, vanwege een gebrek aan middelen? Hoe staat het met uw toezegging de Garantstellingsregeling Curatoren te herzien,4 zodat de curator ook nader onderzoek kan doen als deze een lege boedel aantreft?
Zoals gemeld in mijn brief aan uw Kamer van 11 april 2012 over de stand van zaken bij de geïntegreerde aanpak van faillissementsfraude (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 29 911, nr. 67) is de herziene Garantstellingsregeling Faillissementscuratoren (GSR 2012) gepubliceerd in de Staatscourant van 1 februari 2012 en treedt deze in werking op 1 mei 2012. De Regeling is toegankelijker gemaakt door het ter beschikking stellen van extra middelen, het terugdringen van de administratieve handelingen en het verbeteren van de communicatie tussen de Dienst Justis en de curatoren.
Bent u bekend met het feit dat de curator het faillissement van dit transportbedrijf een schoolvoorbeeld van faillissementsfraude noemt? Bent u van mening dat de gebrekkige aanpak van deze faillissementsfraude en de verantwoordelijke fraudeurs een schoolvoorbeeld kan worden genoemd van hoe het niet zou moeten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is de stand van zaken met de door u aangekondigde maatregelen op het gebied van faillissementsfraude naar aanleiding van de sp-notitie «Bedrog bij bankroet»?
Ik verwijs hiervoor naar mijn in het antwoord op de voorgaande vraag aangehaalde recente brief over de stand van zaken van de geïntegreerde aanpak van faillissementsfraude, en naar mijn eerdere reactie op de SP-notitie (Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 29 911, nr. 52.
Autodiefstal met stoorzender |
|
Lilian Helder (PVV), Hero Brinkman (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Diefstal met stoorzender»?1
Ja.
Klopt dit bericht? Kunt u aangeven hoe groot dit probleem is?
Het is bekend dat deze methodiek wordt gebruikt. Er zijn geen cijfers bekend over de omvang van dit probleem.
Deelt u de mening dat bezit van dergelijke «carlock jammers» evenals «jammers», voor het storen van GPS volgsystemen van auto’s, verboden moeten worden, gezien zij enkel gebruikt worden voor diefstal van auto’s?
Een dergelijk verbod is al van kracht.
Een carlock-jammer is een jammer die specifiek gebruikt wordt voor het blokkeren van elektronische autosloten. Dit type jammer valt onder dezelfde wetgeving als GSM- en GPS-jammers. Het adverteren, gebruiken, in bezit hebben en verhandelen van jammers is een overtreding van de Telecomwet.
Het Agentschap Telecom van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft sinds 2010 de aanpak van jammers geïntensiveerd. Het Agentschap werkt samen met politie, douane en private partijen . Deze samenwerking richt zich op de aanpak van de handel in en het gebruik van jammers en de opsporing hiervan. Ook samenwerking met andere Europese landen vormt daarom een onderdeel van de aanpak van het Agentschap Telecom.
Verder is sinds 1 januari 2012 een nieuwe Richtlijn voor strafvordering Telecommunicatiewet (2011R031) in werking getreden, met onder meer verhoogde boetebedragen voor het adverteren, gebruiken, in bezit hebben en verhandelen van jammers.
Klopt de informatie dat vaak Oost-Europese bendes zijn betrokken bij de diefstal van (vaak dure) auto’s? Zo ja, hoe gaan politie en justitie dit probleem aanpakken? Zijn er goede afspraken gemaakt met andere landen voor opsporing en teruggave van deze gestolen voertuigen? Zo ja, welke en met wie?
Uit de zeer recent door mij ontvangen rapportage over Midden- en Oost-Europese rondtrekkende dadergroepen in Nederland blijkt dat er sprake is van een serieus te nemen verschijnsel: bepaald meer dan incidenteel zijn dergelijke bendes – en soms ook die uit andere landen – actief in ons land. Deze groeperingen houden zich onder andere bezig met de diefstal van voertuigen en voertuigonderdelen. Voor meer informatie over de problematiek en aanpak van rondtrekkende criminele bendes uit Midden- en Oost-Europa verwijs ik naar mijn brief aan de Tweede Kamer over Bestrijding van georganiseerde criminaliteit, nr. 29911/64 van 26 maart 2012.
Gestolen auto’s worden gesignaleerd in het Nationaal Schengen Informatiesysteem alsook wereldwijd via Interpol. Bij het aantreffen van een gestolen voertuig wordt dit gemeld aan het land waar de diefstal heeft plaatsgevonden en zal – mede afhankelijk van de toepasselijke nationale wetgeving en de civielrechtelijke positie van betrokken partijen – teruggave van het gestolen voertuig – kunnen plaatsvinden.
Het bericht dat de luchtvaart in rep en roer is door een nieuwe methode van drugssmokkel |
|
Dion Graus (PVV), André Elissen (PVV) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Mol stopt cocaïne in vleugel»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de levens van de reizigers van deze vlucht ernstig in gevaar zijn gebracht, nu iemand clandestien gesleuteld heeft aan de vleugel van een vliegtuig? Zo nee, waarom niet? Deelt u de mening dat alleen al het feit dat iemand op deze manier toegang had tot een vliegtuig een ernstig veiligheidsprobleem vormt? Zo nee, waarom niet?
Het feit dat iemand op deze wijze toegang heeft gehad tot een vliegtuig vormt op zichzelf een ernstig veiligheidsprobleem, los van de vraag of de passagiers van deze specifieke vlucht daadwerkelijk risico hebben gelopen.
Wat gaat u doen om de veiligheidssituatie te verbeteren, zodat vliegtuigen voortaan niet langer clandestien gemanipuleerd kunnen worden? Gaat u daarnaast de drugscontrole verder uitbreiden of aanscherpen?
Er zijn verschillende maatregelen van kracht die erop gericht zijn te voorkomen dat onbevoegden toegang hebben tot een vliegtuig. Wereldwijd hebben landen afspraken gemaakt over de beveiliging van luchthavens in het kader van de International Civil Aviation Organization (ICAO). Ook voor Caribisch Nederland is deze ICAO-regelgeving van toepassing. Sinds de wijziging van de status van deze eilanden wordt daar extra geïnvesteerd in de kwaliteit van de beveiliging van de burgerluchtvaart. Daarbij gaat het onder andere om de inzet van extra beveiligingsmiddelen, het opleiden van personeel, het invoeren van antecedentenonderzoeken en het inrichten van het toezicht op de beveiliging van de burgerluchtvaart (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 31 568, nr. 91). De Inspectie voor de Leefomgeving en Transport (ILT) houdt toezicht op onder meer de grondafhandelingsactiviteiten, evenals de naleving van de eisen waaraan gecertificeerd en vakbekwaam luchthavenpersoneel moet voldoen.
De Douane controleert op de aanwezigheid van verdovende middelen. De drugscontrole wordt niet nog verder aangescherpt, nu er reeds sprake is van een 100% controle voor vluchten van en naar de overzeese gebieden van het koninkrijk. Daarnaast wordt alle operationele informatie uit onderzoeken permanent gebruikt om wat betreft controle en opsporing in te spelen op nieuwe trends. Bovendien neemt KLM vanuit haar eigen verantwoordelijkheid bovenop de wettelijk vereiste maatregelen extra voorzorgsmaatregelen om drugssmokkel tegen te gaan.
Ik ben van mening dat het huidige stelsel van maatregelen afdoende is. Dit enkele incident geeft voor mij thans geen aanleiding om in Nederland aanvullende stappen te nemen bovenop de inspanningen die worden verricht in het kader van de transitie van Caribisch Nederland.
Nemen de plaatselijke autoriteiten, waarmee KLM nauw samenwerkt, het geconstateerde probleem voldoende serieus? Zo ja, waaruit blijkt dit? Zo nee, waarom niet en wat gaat u daaraan doen?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het hier om personeel van de luchthaven moet gaan, gezien het vereiste technische inzicht, de tijd en de gelegenheid? Zo nee, waarom niet?
Onder leiding van het Openbaar Ministerie is door de Koninklijke Marechaussee samen met de Douane en de FIOD een onderzoek opgestart. Het onderzoek strekt zich uit tot alle mogelijk betrokken diensten en bedrijven. Betrokkenheid van luchthavenpersoneel wordt hierbij niet uitgesloten. In het belang van het onderzoek kunnen hierover geen nadere mededelingen worden gedaan.
Wat gaat de Koninklijke Marechaussee doen om de dader(s) op te sporen? Welke diensten zullen er nog meer betrokken worden bij het onderzoek?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht 'Talloze lijntjes Duitse gokmaffia lopen naar Nederland |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Enveloppen in Huis ter Duin. Talloze lijntjes Duitse gokmaffia lopen naar Nederland», dat ingaat op de betrokkenheid van Nederlanders bij omkoping en bedrog in het internationale voetbal?1
Ja.
Ziet u een rol voor uzelf weggelegd om een bijdrage te leveren aan het bewaken van de integriteit van de Nederlandse sport?
De sportwereld is primair verantwoordelijk voor de integriteit van de sport en geeft daar ook invulling aan. Zo zet de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond (KNVB) fors in op preventieve maatregelen zoals voorlichting aan clubs, reglementswijzigingen en samenwerkingsverbanden op nationaal, Europees en mondiaal niveau. Aanvullend zie ik een rol voor de regering door op nationaal en Europees niveau kennis te delen en de Nederlandse sportwereld in staat te stellen om preventieve projecten te voeren, zoals het verhogen van de weerbaarheid van scheidsrechters.
Welke bijdrage kunt u aan de sportsector leveren om de bewustwording van het gevaar van match fixing te vergroten?
Zie antwoord vraag 2.
Welke rol heeft het Openbaar Ministerie bij het opsporen en vervolgen van match fixing?
Indien concrete informatie voorhanden zou komen over match fixing in Nederland en er zou een verdenking van niet ambtelijke omkoping (artikel 328ter Wetboek van Strafrecht) rijzen, dan zou opsporing en vervolging door het Openbaar Ministerie ter zake van dat artikel mogelijk kunnen zijn. Tot op heden hebben de Nederlandse autoriteiten echter geen informatie verkregen die zou duiden op strafbare feiten die in dit verband in Nederland begaan zouden zijn.
Indien het buitenland in het kader van een onderzoek naar match fixing aan de Nederlandse autoriteiten een verzoek tot rechtshulp doet om behulpzaam te zijn bij buitenlandse strafrechtelijke onderzoeken dan wordt conform de toepasselijke regels rechtshulp verleend. Ook een verzoek tot overlevering wordt dienovereenkomstig behandeld.
Indien het buitenland informatie over in Nederland gepleegde strafbare feiten aan de Nederlandse autoriteiten geeft of enige strafvervolging overdraagt, dan zal die informatie worden onderzocht dan wel zal het verzoek tot strafvervolging in behandeling worden genomen.
Wanneer is er sprake van een «aanleiding» zoals genoemd in het artikel (BLZ.116) voor het Openbaar Ministerie om op verzoek van sportbonden actie te ondernemen?
Zie antwoord vraag 4.
Welke ontwikkelingen zijn er op dit moment in internationaal en Europese verband om match fixing een halt toe te roepen en de integriteit van de sport te beschermen?
De strijd tegen match fixing staat hoog op de agenda van de Europese Unie en van de Raad van Europa. Zo is bij de EU een werkgroep die zich bezighoudt met goed bestuur in de sport, waarbij match fixing één van de onderwerpen op de agenda is. Voorts is op 15 maart jl. tijdens een bijeenkomst van de Sportministers van de Raad van Europa besloten de onderhandelingen te starten die zouden kunnen leiden tot een Conventie ter bestrijding van match fixing.
Diefstal van bewoners in verpleeghuizen |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Zuster, waar is mijn broche gebleven»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het verschrikkelijk is dat waardevolle persoonlijke eigendommen van hoogbejaarde ouderen nog altijd veel te vaak uit instellingen gestolen worden? Op welke schaal gebeurt dit eigenlijk?
Ik deel de mening dat het verschrikkelijk is wanneer er gestolen wordt, zeker van ouderen die in een zorginstelling verblijven. Het probleem rondom diefstal is eerder tijdens mondelinge Kamervragen ter sprake gekomen, waarbij ook is gevraagd om een onderzoek. Ik heb daarbij destijds aangegeven, vooralsnog niet over te willen gaan tot een onderzoek, aangezien de sector al genoeg zucht onder administratieve lasten , terwijl het evident is dat diefstal in een instelling niet mag en dat dit door de betreffende instelling ook te vuur en te zwaard bestreden dient te worden.
Deelt u de mening dat in geval van diefstal er altijd aangifte gedaan moet worden, dat daders opgespoord moeten worden en indien het personeel van de instelling betreft dat deze ontslagen moet worden en nooit meer elders in de zorg aan de bak moet kunnen komen? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen?
Ik vind dat er van bewezen diefstal altijd aangifte moet worden gedaan bij de politie. In het kader van het project «voorkomen van financiële uitbuiting» van het Actieplan «Ouderen in veilige handen» wil ik nagaan of een zogenaamde zwarte lijst (voor medewerkers die de fout zijn in gegaan) wenselijk en mogelijk is en welke juridische aspecten een dergelijke lijst met zich meebrengt. Daarnaast is in het wetsvoorstel Cliëntenrechten zorg de verplichting voor een verklaring omtrent gedrag wettelijk verankerd.
Deelt u de mening dat het van de zotte is en de omgekeerde wereld dat de manager in het artikel adviseert om waardevolle spullen dan maar weg te halen uit het zorgcentrum? Kan die manager niet beter zelf weggehaald worden uit dit verpleeghuis?
Zorginstellingen moeten in de eerste plaats zorgen voor een veilig klimaat, waarbij cliënten erop kunnen vertrouwen dat zij zelf en hun bezittingen bij de medewerkers in veilige handen zijn. Ik vind dat iedere zorginstelling beleid moet hebben over hoe diefstal voorkomen wordt, maar ook hoe er wordt omgegaan met diefstal door medewerkers.
Echter, zorginstellingen staan ook in verbinding met de buitenwereld en dit open klimaat is ook belangrijk. Immers niet alleen het personeel, maar ook anderen zoals familie, bezoekers, vrijwilligers moeten toegang hebben tot een zorginstelling. Vanuit dit oogpunt heeft de zorginstelling de verantwoordelijkheid om cliënten te informeren voorzichtig om te gaan met waardevolle bezittingen.
Het bericht 'Angst rondtrekkende bendes bij winkelier' |
|
Lilian Helder (PVV), Louis Bontes (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Angst rondtrekkende bendes bij winkelier»?1
Ja.
Klopt het dat grootschalige diefstallen door rondtrekkende Oost-Europese bendes explosief is gegroeid en wordt geschat op een toename van 10% in twee jaar?
De precieze omvang van diefstal gepleegd door rondtrekkende Oost-Europese dadergroepen is niet bekend. Daarom kan ook niet aangegeven worden of deze vorm van criminaliteit in twee jaar met 10% is toegenomen. Van alle veroordeelden vanwege vermogensdelicten was één op de zestig in de periode 2009–2011 van Oost-Europese afkomst zonder vaste woon- of verblijfplaats. Het beeld dat Oost-Europeanen zich in toenemende mate schuldig maken aan vele vormen van vermogenscriminaliteit in de EU wordt onder meer bevestigd door het Nationaal Dreigingsbeeld van 2008 en het Organized Crime Threat Assessment 2011 van Europol.
Wat gaat er mis in de aanpak van politie en Justitie van deze Oost-Europese criminelen zeker gezien het bestrijden van rondtrekkende bendes prioriteit heeft in Europa?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de brief die ik uw Kamer op 26 maart 2012 gestuurd heb (Kamerstukken II, 2011–2012, 29 911, nr. 64). In die brief heb ik deze en andere aspecten in hun samenhang gepresenteerd.
Hoe beoordeelt u het commentaar van de Utrechtse criminoloog Dina Siegel die zegt dat Europese politici bewust de aard en de omvang van de Oost-Europese misdaad hebben toegedekt in de aanloop naar de toetreding van Oost-Europese landen tot de Europese Unie (EU)?2
Zoals aangegeven in mijn antwoord op Kamervragen van de leden Dijkhoff en Hennis-Plasschaert van 1 maart 2012 (2012Z03941 , zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 1954) is het probleem van de misdaad uit Oost-Europa in aanloop naar de toetreding van Oost-Europese landen tot de Europese Unie niet bewust verzwegen of toegedekt. Het nemen van maatregelen tegen de georganiseerde misdaad maakt deel uit van het toetredingsproces tot de Europese Unie. Zowel in de Europese Raad als in nationale parlementen is hierover gesproken. Dat laat onverlet dat criminele bendes die opereren vanuit oostelijke Europese lidstaten, inmiddels een reëel probleem vormen. De aanpak hiervan is een prioriteit van de regering, waarbij nauw wordt samengewerkt met betrokken landen en organisaties als Europol.
Waarom gaan detailhandel Nederland en het Openbaar Ministerie nu pas samenwerken en camerabeelden uitwisselen?
Het uitwisselen van informatie en beeldmateriaal is in 2010 gestart in een pilot, waarin drie grote winkelketens, de politie en justitie deze werkwijze al beproefd hebben. Na de afronding van de pilot in 2011 is overeengekomen deze werkwijze op structurele basis voort te zetten en het aantal deelnemende winkelketens uit te breiden.
Deelt u de mening dat deze bendes het veiligheidsgevoel van de burgers tot een nulpunt laat dalen en het vertrouwen in politie en Justitie schaadt? Zo nee, waarom niet?
Voor de meeste vormen van criminaliteit waardoor burgers en bedrijven getroffen worden, geldt dat zij van invloed kunnen zijn op het veiligheidsgevoel. Een adequaat optreden van politie en justitie kan bijdragen aan het vergroten van de veiligheidsgevoelens en het vertrouwen in de rechtsstaat. Echter, uit onderzoek is gebleken dat niet altijd sprake is van een rechtevenredige relatie.3 Zo zijn er veilige wijken waar de onveiligheidsgevoelens toch groot zijn. En omgekeerd zijn er onveilige wijken waar men zich toch veilig voelt.
Hoe gaat u bewerkstelligen dat deze bendes, die schade veroorzaken bij winkeliers die oploopt tot 250 miljoen euro per jaar, tot op de laatste cent geplukt worden?
Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik naar de brief die ik uw Kamer op 26 maart 2012 gestuurd heb (Kamerstukken II, 2011–2012, 29 911, nr. 64).
Welke maatregelen gaat u nemen om deze Oost-Europese bendes en de criminelen die deze bendes aansturen zo snel mogelijk achter slot en grendel te krijgen?
Zie antwoord vraag 7.
Het gebrek aan toezicht op escortbedrijven |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Illegaal escortbureau kan z’n gang gaan» en «Amper toezicht op clandestiene escort»?1 Herinnert u zich de Kamervragen over escortbedrijven zonder vergunning?2
Ja.
Deelt u de mening dat de overheid er amper in slaagt illegale escortbedrijven aan te pakken? Zo ja, hoe komt dit en wie is daar verantwoordelijk voor? Zo nee, waaruit blijkt precies dat de aanpak van illegale escortbedrijven wel slaagt?
Het prostitutiebeleid is een lokale aangelegenheid en er bestaan op dit moment nog flinke verschillen in het vergunningenregime dat gemeenten toepassen op escortbedrijven. Momenteel is het nog mogelijk dat een escortbedrijf legaal opereert zonder vergunning. Het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden in de seksbranche, waarmee uw Kamer inmiddels heeft ingestemd, beoogt aan deze problematiek een einde te maken. Zo maakt het wetsvoorstel prostitutiebedrijven, waaronder escortbedrijven, vergunningplichtig en worden aan vergunningen een aantal voorwaarden verbonden: een bedrijf moet op een vaste locatie worden gevoerd, de exploitant van een prostitutiebedrijf is bereikbaar voor toezichthouders, de exploitant of beheerder moet aanwezig zijn en adverteren is alleen toegestaan met het in de vergunning vermelde vergunning- en vaste telefoonnummer. Met de invoering van de wet zullen naar verwachting de lokale verschillen in het beleid grotendeels vervallen en zal het onderscheid tussen het legale en het illegale deel van de branche duidelijker worden. Daardoor wordt het toezicht op de branche makkelijker.
Ter versterking van de informatiepositie van de toezichthouder zal verder een landelijk register van verleende escortvergunningen worden ingericht. De toezichthouder kan hiermee, onafhankelijk van waar de vergunning is afgegeven, op elk moment inzicht krijgen in de vergunning en de daaraan verbonden voorwaarden. In het landelijk register zijn tevens weigeringen en intrekkingen van gemeentelijke vergunningen van onder meer escortbedrijven opgenomen. Gemeenten die, op grond van bepaalde omstandigheden, een vergunning hebben geweigerd of ingetrokken moeten dit onverwijld bij het register melden. Gemeenten die een aanvraag van een prostitutiebedrijf moeten beoordelen kunnen dus in de toekomst zien of in een andere gemeente met betrekking tot de vergunningaanvrager eerder een vergunning is geweigerd of ingetrokken. Daarmee kan het shoppen van exploitanten worden tegengegaan. Indien blijkt dat een bedrijf niet vergund is, kunnen bestuurlijke en strafrechtelijke maatregelen worden genomen. Ik verwacht dat het wetsvoorstel een flinke verbetering van het toezicht en de handhaving zal opleveren.
Is het waar dat gemeenten er niet in slagen illegale escortbedrijven tegen te gaan? Zo ja, hoe komt dat? Zo nee, waarom is dat niet waar? Waaruit blijkt dat gemeenten er wel in slagen?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat het nog steeds mogelijk is dat escortbedrijven waarvan een vergunning wordt geweigerd in een andere gemeente actief kunnen worden? Zo ja, hoe kan dat worden voorkomen? Zo nee, wat is daar niet waar aan?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat het aantal illegale escortbedrijven een veelvoud is van het aantal legale bedrijven? Zo ja, kunt u een indicatie geven van de verhouding tussen legale en illegale escortbedrijven? Zo nee, waarom is dat niet waar?
In de tweede evaluatie van de opheffing van het algemeen bordeelverbod3 is geconstateerd dat het onmogelijk is een enigszins betrouwbare schatting van het aantal niet-vergunde seksinrichtingen in Nederland te geven, aangezien een aanzienlijk deel van de responsgemeenten dit niet (precies) kon aangeven. Wel is duidelijk dat het bij de niet-vergunde bedrijven veelal gaat om niet-locatie gebonden prostitutie, zoals escortbedrijven.
Is het waar dat escortbedrijven zonder vergunning kunnen adverteren? Welke regels en afspraken met de media gelden nu voor advertenties van escortbedrijven?
Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 2, 3, 4 en 11 is het momenteel nog toegestaan dat een escortbedrijf legaal opereert zonder vergunning. Het wetsvoorstel zal hier een eind aan maken door ieder escortbedrijf in Nederland vergunningplichtig te maken. Adverteren zal volgens het wetsvoorstel alleen toegestaan zijn met het in de vergunning vermelde vergunning- en vaste telefoonnummer, waardoor deze bedrijven makkelijker traceerbaar worden. Escortbedrijven die in strijd met de advertentievoorwaarden handelen zijn strafbaar. Kranten en andere advertentiemedia zijn niet verplicht om deze advertentieverplichtingen te controleren, maar zouden dat wel kunnen. Dat biedt een aanknopingspunt om media – bijvoorbeeld door het sluiten van convenanten – ertoe te bewegen illegale advertenties niet te plaatsen.
Deelt u de mening dat, vooral vanwege het vluchtige karakter van de escortbranche, het tegengaan van illegaliteit en het handhaven van een vergunningplicht slechts mogelijk is als alleen legale bedrijven kunnen adverteren? Deelt u de mening dat alleen een landelijk register niet voldoende is? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstellingen? Deelt u de mening dat zowel de illegale adverteerder als degene die de advertentie plaatst strafbaar zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de vrees dat door het niet optreden tegen illegale escortbedrijven de kans dat mensenhandel buiten het zicht van de autoriteiten blijven levensgroot is en er slachtoffers van vrouwenhandel en gedwongen prostitutie worden gemaakt? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat het onverteerbaar is dat dergelijke zware misdrijven worden genegeerd? Wat gaat u hiertegen doen? Zo nee, waarom niet?
Wanneer niet wordt opgetreden tegen illegale escortbedrijven blijven misstanden, zoals gedwongen prostitutie, bestaan. Dergelijke zware misdrijven mogen niet worden genegeerd en om die reden is de bestrijding van mensenhandel door dit kabinet ook als prioriteit benoemd. Het wetsvoorstel ter regulering van de prostitutie zal een belangrijke rol spelen bij de bestrijding van mensenhandel.
Daarnaast is een doelstelling van dit kabinet dat het aantal aangepakte criminele organisaties – waaronder organisaties die zich met mensenhandel bezighouden – aan het eind van deze kabinetsperiode is verdubbeld. Andere voorbeelden van maatregelen zijn het recent bij uw Kamer ingediende voorstel om de maximumstraffen voor mensenhandel te verhogen4 en het in december 2012 vastgestelde en aan uw Kamer aangeboden actieplan voor de rijksbrede aanpak van de loverboyproblematiek.
Deelt u de mening dat de capaciteit voor de handhaving van de regels ten aanzien van prostitutie te laag is? Zo ja, heeft dit te maken met een verkeerde prioriteitstelling bij politie en gemeenten of zijn er andere redenen? Zo nee, waarom niet?
De aanpak van mensenhandel is reeds een landelijke prioriteit van de politie. Er wordt zoveel capaciteit als nodig hiervoor ingezet. Het is van belang dat ook gemeenten hun taken in toezicht en handhaving in de prostitutiesector stevige oppakken. Het wetsvoorstel biedt hen hiertoe het benodigde instrumentarium. Veel (grotere) gemeenten doen dat overigens ook al steeds meer, dat juich ik toe. Wanneer de gemeenten het toezicht en de handhaving van de vergunningen op zich nemen, kan de politie (extra) capaciteit inzetten voor de opsporing van ernstige misstanden en mensenhandel.
Hoeveel politieambtenaren zijn er in Nederland specifiek gericht op het bestrijden van mensenhandel?
Elke politieregio heeft gecertificeerde mensenhandelrechercheurs in dienst. Het totaal aantal politiefunctionarissen dat zich richt op de aanpak van mensenhandel is echter geen vast gegeven. Mensenhandel is een ernstig misdrijf dat door de politie met prioriteit wordt aangepakt met – bij voorkeur – multidisciplinaire teams. In deze teams werken politiefunctionarissen uit verschillende teams, zoals de Vreemdelingenpolitie, recherche en zedenpolitie, samen met partijen als de Inspectie SZW en de FIOD. Deze teams wijzigen continue in aantal en samenstelling.
In hoeverre kan met de nieuwe Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche op het moment dat die in werking treedt wel opgetreden worden tegen bovengenoemde mistoestanden?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat die wet een papieren tijger wordt als daarnaast niet ook voldoende capaciteit voor de handhaving daarvan wordt gereserveerd? Zo ja, hoe gaat u zorgen voor meer capaciteit, bijvoorbeeld in het kader van de prioriteitstelling van de Nationale Politie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Wat gaat u als verantwoordelijk bewindspersoon doen om ervoor te zorgen dat de wet- en regelgeving ten aanzien van prostitutie wel gehandhaafd gaat worden? Op welke concrete resultaten, anders dan door u geuite voornemens en beloften, ten aanzien van de bestrijding van illegale prostitutie kunt u over een jaar aanspreken?
Zoals hiervoor uiteen gezet zal het wetsvoorstel het toezicht op de prostitutiebranche versterken. Gemeenten zullen een belangrijke rol gaan spelen bij het toezicht, waardoor ook politiecapaciteit effectiever kan worden ingezet ten behoeve van de handhaving. De laatste jaren is veel geïnvesteerd in de versterking van de bestuurlijke aanpak. Onder meer dankzij de ondersteuning door de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC) pakt het bestuur meer en meer haar rol. Ik verwijs hier onder meer naar de aanpak van de gemeenten Alkmaar en Den Haag (Doubletstraat), die uitermate succesvol zijn.
De structurele terreur in Utrechtse wijken |
|
Joram van Klaveren (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Leers |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Gezin Utrecht geterroriseerd»?1
Ja.
Wanneer gaat u, in navolging van de specifieke gesprekken over het aanpakken van terreur tegen homostellen, ook in dit kader de burgemeesters bijeenroepen? In hoeverre heeft u, het vertrouwen verloren in burgemeester Wolfsen?
Tijdens de op 14 februari 2012 met burgemeesters gehouden bijeenkomst over wegpesten uit de woonomgeving is in brede zin gesproken over wegpesten en intimidatie. Bij brief van 6 maart 2012 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 27 017, nr. 92) hebben de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel en ik u over de uitkomsten van deze bijeenkomst geïnformeerd. De recente gebeurtenissen in Utrecht vallen binnen de reikwijdte van het gevoerde gesprek, en ik zie hierin dan ook geen aanleiding om een nieuwe bijeenkomst te beleggen.
Zoals ook vermeld in antwoord op eerdere vragen, van de leden Van Klaveren, Helder en Brinkman (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 1621) is het primair aan de gemeenteraad om te oordelen over het functioneren van een burgemeester.
Hoe duidt u het gegeven uit het Jaarrapport Integratie 2011 dat maar liefst 65% van de Marokkaanse jongens tussen 12 en 23 jaar verdachte is van criminaliteit?
Het aandeel verdachten onder Marokkaans-Nederlandse jongens tot 23 jaar is met 65% veel hoger dan het aandeel verdachten onder autochtone jongeren (25%). Dit zijn zorgelijke cijfers. Om overlast en criminaliteit op straat aan te pakken, zet het kabinet stevig in op het terugdringen van grensoverschrijdend gedrag van risicojongeren, zowel individueel als in groepsverband. In deze aanpak wordt geen onderscheid naar etniciteit gemaakt. Marokkaans-Nederlandse jongeren en andere groepen niet-westerse allochtonen veroorzaken vaker problemen en zullen daarom navenant meer met deze aanpak in aanraking komen.
Deelt u de opvatting dat een combinatie van een spijkerharde politieaanpak van het Marokkaanse straattuig, wijkuitzettingen en denaturalisatie een structurele oplossing zullen vormen van de onophoudelijke terreur door deze groep? Zo nee, waarom niet?
Met betrekking tot de maatregelen die het kabinet neemt om overlast en criminaliteit op straat structureel aan te pakken, verwijs ik u naar het antwoord op de eerdergenoemde vragen door de leden Van Klaveren, Helder en Brinkman.
Specifiek ten aanzien van de gebeurtenissen op 19 en 20 februari 2012 in Utrecht kan ik u melden dat de politie direct onderzoek heeft ingesteld en dat er inmiddels verdachten zijn aangehouden en in hechtenis genomen.
Omkoping en bedrog in het internationale voetbal |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Paul aus Holland»1, waarin omkoping en bedrog in het internationale voetbal aan de orde wordt gesteld?
Ja.
Is het waar dat een aantal Duitse jeugdspelers in handen is gevallen van niemand ontziende onderwereldfiguren? Welk risico lopen Nederlandse jeugdspelers? Wat wordt er gedaan om jonge sporters te beschermen tegen de gokmaffia?
In dit artikel wordt een beeld geschetst van de situatie in Duitsland. Ik beschik niet over de achterliggende documenten en kan het artikel dus niet op feiten beoordelen. In Nederland zijn geen gevallen bekend waarbij Nederlandse jeugdspelers op dergelijke wijze worden benaderd. Dat neemt niet weg dat waakzaamheid geboden is. De KNVB zet fors in op preventieve maatregelen zoals voorlichting aan clubs, reglementswijzigingen en samenwerkingsverbanden op landelijk, Europees en mondiaal niveau. Een aantal concrete voorbeelden van deze maatregelen zijn: het informeren van de clubs, het trainen van scheidsrechters, het realiseren van een anonieme tiplijn en het instellen van een Integriteitseenheid bij de KNVB.
Ziet u een rol voor uzelf weggelegd bij het beschermen van – jonge – sporters tegen matchfixing en de onderwereldpraktijken die matchfixing met zich meebrengt? Zo ja, over welke middelen beschikt u of welke gaat u ontwikkelen? Zo nee, waarom niet?
Primair ligt de verantwoordelijkheid bij de individuele (jonge) speler om niet toe te geven aan de verleiding om veel geld te verdienen door mee te werken aan frauduleuze praktijken. Daarnaast heeft de KNVB een grote verantwoordelijkheid in het behouden van de integriteit van de sport. Tot slot zie ik ook een rol voor de regering door op nationaal en Europees niveau kennis te delen en de Nederlandse sportwereld in staat te stellen om preventieve projecten uit te voeren, zoals het verhogen van de weerbaarheid van scheidsrechters. Voor de aanpak van criminele gedragingen gerelateerd aan matchfixing in ons land hebben wij een adequaat nationaal strafrechtelijk stelsel.
Hoe beoordeelt u de stelling van de Duitse politie dat het syndicaat deels vanuit Nederland opereerde? Zijn de arrestaties in Duitsland aanleiding geweest voor onderzoek naar matchfixing in Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke acties zijn er vanuit Nederland ondernomen en welke resultaten heeft dit opgeleverd?
In 2009 is door de Duitse autoriteiten in het kader van het Duitse opsporingsonderzoek een rechtshulpverzoek gedaan tot het verrichten van opsporingshandelingen waarvan een Nederlands onderdaan die in Nederland woonde het onderwerp was. De resultaten van het onderzoek in Duitsland hebben niet geleid tot het doen van nader onderzoek door de Duitse autoriteiten (verzoek tot rechtshulp op verzoek tot overlevering van de Nederlandse onderdaan) dan wel het overdragen van de strafvervolging aan de Nederlandse autoriteiten. Daarnaast hebben de Nederlandse autoriteiten geen informatie verkregen die zou duiden op strafbare feiten die in dit verband in Nederland begaan zouden zijn.
Deelt u de mening dat matchfixing een groot gevaar vormt voor de Nederlandse sport en de Nederlandse voetbalcompetitie in het bijzonder? Kunt u aangeven wat uw inzet zal zijn in de komende periode om matchfixing in Nederland bestrijden en buiten de deur te houden?
Matchfixing is een mondiaal probleem. Het zou naïef zijn om te denken dat de Nederlandse sport of de Nederlandse burgers hier immuun voor zouden zijn.
Eerst en vooral is de sport aan zet en die zetten hier fors op in met verschillende preventieve maatregelen. Mijn beleid hierop is aanvullend, zoals ik in de beantwoording van vraag 3 heb uiteen gezet. Tenslotte wil ik vermelden dat op 15 maart j.l., tijdens een bijeenkomst van de Sportministers van de Raad van Europa, is besloten de onderhandelingen te starten die zouden kunnen leiden tot een Conventie ter bestrijding van matchfixing. Uiteraard zal ik aan deze onderhandelingen deelnemen.
Slachtoffers van seksueel misbruik |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Slachtoffer of aangever seksueel misbruik: Nomen est omen?»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de verandering van de benaming van «slachtoffer» naar «aangever» in de Aanwijzing voor de opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik (hierna: de Aanwijzing) van het Openbaar Ministerie (OM) gezien kan worden als een indicatie dat slachtoffers vanwege het doen van valse aangiftes meer gewantrouwd zijn gaan worden? Zo ja, is daar reden toe en welke? Zo nee, waarom is er dan wel gekozen voor de verandering in die benaming?
In de jaren negentig lag in zedenzaken de nadruk sterk op hulpverlening aan aangeefsters. Dit ging soms ten koste van de objectiviteit en de professionaliteit van het opsporingsonderzoek, met alle gevolgen van dien voor onterecht beschuldigden. De huidige Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik legt de nadruk op waarheidsvinding en een professionele bejegening van aangevers en andere betrokkenen bij zedenzaken. Het gebruik van de neutralere term «aangever» heeft met wantrouwen jegens de slachtoffers niets te maken, maar beoogt meer recht te doen aan het streven naar objectiviteit in het proces van waarheidsvinding bij zedenzaken.
De bejegening van slachtoffers blijft voor het OM onverminderd een zeer belangrijk aandachtspunt. Het feit dat in de Aanwijzing voor de opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik gekozen is voor de term aangever doet niets af aan het feit dat een aangever tevens slachtoffer kan zijn. Ook blijven de rechten die worden toegekend aan een slachtoffer op grond van artikel 51b Sv e.v. en de Aanwijzing slachtofferzorg gewoon bestaan. Zo biedt het OM slachtoffers van ernstige (zeden) delicten een gesprek met de officier van justitie aan. Samen met Slachtofferhulp Nederland en de politie wordt het slachtoffer veel meer op maat ondersteund, bijvoorbeeld door familierechercheurs van de politie en zaakcoördinatoren van het OM. Het opleidingsprogramma voor OM medewerkers besteedt ook aandacht aan slachtofferbejegening.
Heeft u een indicatie dat het aantal valse aangiftes van seksueel misdrijf de afgelopen tien jaar is toegenomen? Zo ja, waar blijkt dat concreet uit? Zo nee, waarom is de benaming in de Aanwijzing dan wel veranderd en hoe verhoudt zich dit tot het feit dat in de Aanwijzing op meerdere plaatsen de nadruk op valse aangiften wordt gelegd?
Bij het OM zijn geen exacte gegevens bekend over het aantal valse aangiften en of dit is toe- of afgenomen. In zedenzaken wordt in principe eerst een zogenaamd «informatief gesprek» gevoerd met de aangever, alvorens wordt overgegaan tot het doen van aangifte. Het informatieve gesprek kan ertoe leiden dat aangevers uiteindelijk niet overgaan tot het doen van een onjuiste aangifte. Niet alle onjuiste aangiftes zijn overigens valse aangiftes. Kenmerkend voor een valse aangifte is dat er opzet in het spel is.
Bureau Beke2 heeft in opdracht van het programma politie & wetenschap in 2011 een exploratief onderzoek gedaan naar valse aangiften van zedenmisdrijven door meisjes van 12–18 jaar. Uit dit onderzoek blijkt dat ongeveer de helft van de informatieve gesprekken uitmondt in een aangifte. De onderzoekers schatten dat ongeveer 20% van de aangiftes als twijfelachtig of vals zijn te bestempelen, waarbij 1%-3% van de aangifte als «vals» wordt aangemerkt en 15%-18% als «twijfelachtig». Het gegeven dat het probleem van valse aangiftes zich niet beperkt tot incidenten, terwijl de gevolgen van valse aangiften voor ten onrechte beschuldigden zeer ingrijpend zijn en grote impact hebben op betrokkenen zelf en hun omgeving, rechtvaardigt dat in de aanwijzing hiervoor aandacht wordt gevraagd.
Deelt u de stelling in het genoemde artikel dat ten minste 80% van de aangevers van een zedenmisdrijf daadwerkelijk ook slachtoffer is? Zo ja, waarom wordt deze groep van 80% dan toch over een kam geschoren met personen die -al dan niet opzettelijk – een valse of onjuiste aangifte hebben gedaan? Zo nee, over welke cijfers van valse of onjuiste aangifte beschikt u dan wel?
Zie antwoorden vraag 2 en 3
Deelt u de mening dat de overweging in de Aanwijzing ongegrond is dat het vanwege de objectiviteit beter is om van «aangever» te spreken in plaats van over «slachtoffer»? Zo ja, wat gaat u doen om dit te doen corrigeren? Zo nee, waarom staat de term «slachtoffer» dan wel gewoon in het wetboek van Strafvordering en heeft het slachtoffer ook in het stadium waarin de schuld van de verdachte nog niet is vastgesteld al wel rechten?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er concrete indicaties dat gespecialiseerde zedenrechercheurs vanwege de benaming «slachtoffer» de objectiviteit bij de waarheidsvinding uit het oog zijn verloren? Zo ja, welke indicaties zijn dit? Zo nee, ontvalt dan ook niet meteen de belangrijkste overweging om de benaming van «slachtoffer» in «aangever» te veranderen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat juist slachtoffers van zedenmisdrijven kwetsbaar zijn en dat de meldings- en aangiftebereidheid van deze groep slachtoffers ten opzichte van andere misdrijven al laag is? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat bij het bejegenen van slachtoffers daar rekening mee moet worden gehouden en dat een bejegening als «aangever» als mogelijk geen slachtoffer, daarbij niet past? Zo ja, vreest u dan ook dat door alle slachtoffers als aangever te bejegenen de aangiftebereidheid verder zal afnemen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat slachtoffers van zedenmisdrijven kwetsbaar zijn en dat het doen van een aangifte moeilijker en ingrijpender kan zijn dan bij andere delicten. Dat is de reden dat bij zedenzaken op een andere manier aangiften opgenomen worden, bijvoorbeeld door eerst een informatief gesprek te voeren en daarna de aangifte op te nemen. Er zijn speciale verhoorruimtes ontwikkeld ten behoeve van minderjarige slachtoffers en personen met een verstandelijke beperking. Ook worden eisen gesteld aan rechercheurs en officieren van justitie die zedenzaken behandelen. Deze functionarissen hebben speciale opleidingen gevolgd, onder meer op het gebied van bejegening van de betrokkenen en het horen van mensen met bijvoorbeeld een verstandelijke beperking.
Alle slachtoffers worden door het OM en politie professioneel bejegend. Ook voor aangevers van zedenmisdrijven geldt de Aanwijzing slachtofferzorg. Ik deel uw vrees dus niet dat de aangiftebereidheid zal afnemen.
Hoeveel bij het OM ingeschreven rechtbankzaken betroffen in 2010 en 2011 zaken van verkrachting? Hoeveel zaken van verkrachting zijn er in 2010 en 2011 door het OM afgedaan en hoeveel door de rechter in eerste aanleg?
In 2010 zijn 610 zaken van verkrachting onder de ingeschreven rechtbankzaken. Door het OM zijn in 2010 274 zaken van verkrachting afgedaan. In eerste aanleg zijn door de rechter 203 zaken afgedaan3.
De cijfers over 2011 zijn op dit moment nog niet beschikbaar. Naar verwachting verschijnen deze medio 2012. De uitgave Criminaliteit en Rechtshandhaving 2011 waarin deze cijfers worden opgenomen verschijnt in oktober 2012.
Is er in Nederland onderzoek gedaan naar hoe slachtoffers van seksueel geweld het contact met actoren in de justitiële keten ervaren? Zo ja, komen de uitkomsten daarvan overeen met de uitkomst van buitenlands onderzoek waaruit blijkt dat meer dan de helft van de slachtoffers contact met het rechtssysteem als nadelig of schadelijk heeft ervaren? Zo nee, bent u bereid dit te laten onderzoeken?
Omdat ik het belangrijk vind om te weten hoe het slachtoffer het contact met het rechtssysteem ervaart, wordt op dit moment de slachtoffermonitor 2011 uitgevoerd. Deze monitor brengt in kaart welke behoeftes slachtoffers hebben en hoe de ervaringen met de justitiële slachtofferzorg verloopt. In deze versie van het onderzoek is geen specifieke aandacht voor de groep zedenslachtoffers. Ik wil deze monitor structureel uitvoeren, de volgende monitor staat gepland voor 2014. Ik zal bekijken of het mogelijk is in de volgende versie van de monitor specifieke aandacht te vragen voor groep zedenslachtoffers.
Bent u bereid om de aanbevelingen in het genoemde artikelen na te volgen en dus onder andere de term «aangever» weer in die van «slachtoffer» te laten veranderen, in de Aanwijzing meer te benadrukken dat slachtoffers van seksueel geweld vanwege hun netelige positie speciale aandacht van politie en justitie verdienen en het onderwerp valse aangifte minder te laten benadrukken in de Aanwijzing? Zo ja, hoe gaat u deze aanbevelingen navolgen en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Nee, de term aangever in de aanwijzing voor de opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik sluit aan bij de nadruk die in de aanwijzing is gelegd op waarheidsvinding. Daarbij geldt ook in zedenzaken de Aanwijzing slachtofferzorg, welke aanwijzing ziet op de bejegening van slachtoffers. Zoals in de Memorie van Toelichting bij de wet Versterking Positie Slachtoffers staat beschreven is iemand slachtoffer totdat het tegendeel bewezen is, ongeacht de terminologie in het kader van de aanwijzing voor de opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik.
Bouwfraude bij Rotterdamse scholen |
|
Jasper van Dijk |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Bouwfraude bij scholen Rotterdam veel groter»?1
Van dit bericht heb ik kennis genomen. Ik wacht de conclusies van het nog lopende onderzoek door het Openbaar Ministerie af.
Vindt u het aanvaardbaar dat het bestuur van de stichting BOOR (Bestuur Openbaar Onderwijs Rotterdam) onderzoek doet naar fraude en gesjoemel rond verbouwingen, terwijl het bestuur er mogelijk zelf bij betrokken was?
Naast het onderzoek bij het Openbaar Ministerie, heeft stichting BOOR extern onderzoek in gang gezet naar de bedrijfsvoering en naar personen en relaties binnen het bestuur. Om belangenverstrengeling te vermijden, wordt dit onderzoek aangestuurd door een onafhankelijk advocaten- en notariskantoor.
Wie is bevoegd om in te grijpen bij ernstig wanbeleid van het Bestuur van BOOR? Is er een Raad van Toezicht die dit kan doen? Kan de gemeente ingrijpen of bent u daarvoor de aangewezen persoon, conform de wet «goed bestuur»?2 Kunt u de verschillende mogelijkheden toelichten?
Zoals gezegd, loopt het onderzoek door het Openbaar Ministerie nog. De conclusies van dit onderzoek wil ik afwachten voordat ik mij uitspreek over eventueel wanbeleid.
De stichting BOOR heeft een algemeen bestuur en een college van bestuur. Het algemeen bestuur fungeert als raad van toezicht van de stichting. Aangezien het hier om openbare scholen gaat, benoemt de gemeenteraad de bestuursleden. Ten minste een derde gedeelte, doch geen meerderheid van die leden, wordt benoemd op bindende voordracht van de ouders van de leerlingen. Gezien zijn toezichthoudende taak, is het algemeen bestuur bevoegd om in te grijpen bij ernstig wanbeleid. In die situatie kan ook de gemeenteraad ingrijpen. In geval van ernstige taakverwaarlozing door het bestuur of functioneren in strijd met de wet is de raad namelijk bevoegd zelf te voorzien in het bestuur van de scholen en zo nodig de stichting te ontbinden. Als minister ten slotte ben ik bevoegd om bij wanbeheer van een of meer bestuurders of toezichthouders een aanwijzing te geven. In ernstige gevallen kan ik een schoolbestuur opdracht geven één of meer bestuurders of toezichthouders te vervangen
Deelt u de mening dat het beter is om dit schoolbestuur – gedurende de verschillende onderzoeken – op non-actief te zetten, vanwege de ernstige verdenkingen? Zo ja, gaat u dit doen?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Hoe oordeelt u over de omvang van het gezagsbereik van dit schoolbestuur, met 140 vestigingen, 30 000 leerlingen en 4 500 medewerkers? In hoeverre is er nog binding tussen de afzonderlijke scholen en het bestuur?
Over de menselijke maat in relatie tot de omvang van de besturen en vestigingen kan geen algemene uitspraak worden gedaan. De mate waarin de menselijke maat op scholen geborgd is, hangt niet direct samen met de omvang van het bestuur. In de praktijk blijkt dat het ook voor grootschalige (bestuurlijke) verbanden goed mogelijk is het onderwijs relatief kleinschalig te organiseren.
Gaat u zelf ook onderzoek doen naar de fraude en het gesjoemel? Hoe oordeelt u bijvoorbeeld «over de vele dienstreisjes van het bestuur»? Welke regels hanteert u omtrent de besteding van onderwijsgeld, opdat wordt voorkomen dat het wordt verspild?3
Zie mijn antwoord op vraag 3. Verder is het mijn taak om ervoor te zorgen dat de rijksbekostiging (het geld van de belastingbetaler) wordt ingezet in overeenstemming met de wettelijke voorschriften. Ondoelmatig en/of onrechtmatig bestede middelen zullen worden teruggevorderd.
Hoe gaat u dit soort wantoestanden in de toekomst voorkomen? Deelt u de mening dat schaalverkleining hierbij een rol moet spelen?
Zie mijn antwoord op vraag 5 en 6.
Het strafrechtelijk afkopen van vervolging na het lastigvallen en bedreigen van een scheidsrechter |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht: «Arbiter niet blij met straf»?1
Ja.
Is het waar dat aan drie belagers van de in het artikel genoemde scheidsrechter door het Openbaar Ministerie een schikkingsvoorstel van 210 euro is gedaan? Zo nee, wat is hieraan dan niet waar? Zo ja, bij welke feiten zouden de belagers betrokken zijn geweest?
In de onderhavige kwestie heeft het slachtoffer bij de politie aangifte gedaan van belaging en diefstal. Het OM heeft onderzocht of sprake was van strafbare bedreigingen. Om een vervolgingsbeslissing te kunnen nemen bleek nader onderzoek noodzakelijk. Na afronding hiervan is de zaak door het OM beoordeeld en bleek onvoldoende bewijs voorhanden voor vervolging wegens belaging en bedreiging. Wel kon worden bewezen dat de verdachten zich schuldig hadden gemaakt aan diefstal in vereniging. Het OM heeft voor dit feit – overeenkomstig de daarvoor geldende richtlijnen – aan ieder van de verdachten een transactievoorstel van € 210,– aangeboden. De totale procedure heeft circa 10 maanden in beslag genomen, omdat naar aanleiding van het eerste proces-verbaal nader onderzoek nodig was.
Heeft het inderdaad 10 maanden geduurd voordat er een schikkingsvoorstel is gedaan? Zo ja, waarom duurde dit zo lang, en hoe verhoudt zich dat tot het ook door u voorgestane lik-op-stuk-beleid met betrekking tot voetbalgeweld? Zo nee, hoe lang heeft dit dan wel geduurd?
Zie antwoord vraag 2.
Welke schikkingsbedragen worden doorgaans voorgesteld in zaken waarin iemand is lastig gevallen en bedreigd? Welke richtlijn of andere objectieve grondslag ligt hieraan ten grondslag?
Welk transactiebedrag wordt aangeboden is afhankelijk van allerlei factoren zoals de aard van het delict, recidive van de verdachte, gebruik van wapens, discriminerende opmerkingen. Voor het aanbieden van transacties, waaronder ter zake van bedreiging, kent het OM een openbare richtlijn. Deze zogenaamde Bos/Polaris-richtlijn is onder meer te vinden op www.om.nl. Voor belaging geldt geen speciale richtlijn maar de strafbedreiging genoemd in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Is de scheidsrechter slachtofferhulp aangeboden? Zo nee, waarom niet?
De betrokken scheidsrechter heeft bij aangifte zoals gebruikelijk het zogenaamde «wensenformulier» overhandigd gekregen en geretourneerd naar het Openbaar Ministerie. Daarop heeft hij slechts aangegeven dat hij op de hoogte gehouden wil worden van de voortgang van het strafproces. Dit heeft het Openbaar Ministerie gedaan.
Past het niet vervolgen van verdachten van voetbalgeweld binnen uw aanpak van dat probleem? Zo ja, in hoeverre? Zo nee, waarom niet, en wat wilt u hier aan veranderen?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2 en 3.
Het artikel 'Gemeente Haren verscheurde parkeerboetes |
|
Coşkun Çörüz (CDA), Hero Brinkman (PVV) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het artikel «Gemeente Haren verscheurde parkeerboetes van gezagsdragers»?1
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel personen de afgelopen 12 jaren misbruik hebben gemaakt van deze onverkwikkelijke toestand en om hoeveel geld het in totaal zou gaan?
Navraag bij de gemeente Haren leert dat het ging om zeer incidentele gevallen. In het merendeel van de gevallen ging het om situaties waarbij sprake was van het bezit van een parkeerontheffing, waarvoor het verschuldigde bedrag was betaald. Verzuimd was echter bij het parkeren, de ontheffing achter de voorruit te plaatsen. De betreffende ambtenaar of politieke ambtsdrager legde dit nadien uit aan de handhavend ambtenaar die, op basis van deze argumenten, de boete doorhaalde (in 2012 is de hoogte van de boete € 51).
Een enkele keer is het ook voorgekomen dat met een andere auto werd gereden (en geparkeerd) dan waarvoor de ontheffing gold. Deze boete werd ook doorgehaald. In dit laatste geval is nadien alsnog het verschuldigde parkeergeld betaald.
Het doorhalen van de boete gebeurde derhalve op basis van argumenten, zij het dat formeel de bezwaarprocedure niet werd gevolgd. Dit is onjuist en daarom is deze praktijk inmiddels beëindigd.
Bent u bereid een onderzoek naar de integriteit van de Gemeente Haren bij het bureau Bing te initiëren?
Het gaat hier om een lokale aangelegenheid. Het is aan de gemeente hierover te beslissen. Het college van burgemeester en wethouders heeft in een tweetal brieven (gedateerd 7 februari 2012) uitleg gegeven aan fracties in de gemeenteraad over de handelwijze met betrekking tot het doorhalen van boetes in het bonnenboekje.
Daarbij heeft het college aangegeven dat zij zich zal beraden op het mogelijk aanscherpen van het integriteitsbeleid.
Deelt u de mening dat alle daders alsnog de betreffende boetes moeten betalen en, indien mogelijk, disciplinair of strafrechtelijk moeten worden gestraft?
Het gaat hier niet om een verantwoordelijkheid van de rijksoverheid. De boetes waren gebaseerd op de gemeentelijke belastingverordening. Hieruit voortvloeiende verantwoordelijkheden liggen bij het gemeentebestuur.
Is bij u bekend of er gemeenten zijn waar zich soortgelijke misstanden hebben voorgedaan? Zo ja welke gemeenten zijn dat en hoe is dit in die gemeenten afgehandeld?
Mij zijn geen signalen bekend vanuit andere gemeenten over een soortgelijke handelwijze als in de gemeente Haren heeft plaatsgevonden.
Een internationale aanpak van voetbalhooligans |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Van der Laan is voetbalhooligans zat» en het bericht «Ajax-fans aangehouden in Amsterdam»?1
Ja.
Deelt u de mening van de burgemeester van Amsterdam dat er een internationale aanpak van voetbalhooligans moet komen? Zo ja, welke mogelijkheden om in internationaal verband op te treden bestaan er nu al en op welke terreinen schiet het bestaande beleid tegen hooligans tekort? Zo nee, waarom niet?
Er is reeds sprake van een internationale aanpak van voetbalhooligans. De lidstaten van de Europese Unie hebben de afgelopen jaren een aantal gecoördineerde maatregelen uitgewerkt voor het optreden van de politie bij internationale voetbalwedstrijden. De politiediensten van de lidstaten werken samen bij de handhaving van de openbare orde rond internationale voetbalwedstrijden.
Van belang hierbij is dat de lidstaten stelselmatig en snel informatie uitwisselen over individuele en groepen supporters/hooligans, hun verplaatsingen door of naar andere landen en de risico’s die er spelen ten aanzien van de openbare orde. In de lidstaten zijn er daarom nationale informatiepunten opgericht ten behoeve van de uitwisseling van informatie betreffende voetbalgeweld (EU-besluit (2002/348/JBZ).
Ook is het gebruikelijk dat politiemedewerkers (zgn. «spotters») met supportersgroepen meereizen naar internationale uitwedstrijden om de lokale autoriteiten in het kader van de gemaakte afspraken te ondersteunen met informatie en operationele ondersteuning. Het kan bijvoorbeeld gaan om het herkennen van personen met een stadionverbod. De Europese lidstaten hebben op dit punt met elkaar afgesproken dat binnen de EU-grenzen personen met een stadionverbod ook bij buitenlandse wedstrijden kunnen worden geweerd (EU-resolutie,17 november 2003).
Buiten de voetbalwedstrijden om vinden er internationale bijeenkomsten plaats waar deskundigen praktijkervaringen uitwisselen en aandachtspunten en «best practices» met elkaar delen. Deze ervaringen zijn vertaald in een Europees handboek dat als belangrijkste leidraad voor internationale voetbalwedstrijden dient. Het handboek bevat bepalingen met betrekking tot politiële samenwerking, minimaal te treffen veiligheidsmaatregelen, de communicatiestrategie van de politie met de media, de samenwerking met stewards (begeleiders van de supporters) en met de wedstrijdorganisatoren, het toegangsbeleid en de kaartverkoop.
Deelt u de mening van de burgemeester van Amsterdam dat internationale supporters niet meer op eigen gelegenheid naar het stadion zouden mogen gaan en dat er een internationale combiregeling zou moeten komen? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Een internationale combiregeling zodat supporters niet meer op eigen gelegenheid naar het stadion kunnen komen, kent verschillende logistieke en praktische bezwaren. Zo zijn bij internationale wedstrijden de supporters in het algemeen veel minder geografisch geconcentreerd dan bij nationale wedstrijden, is de reisafstand langer, moet er vaak worden overgestapt, en is het tijdstip van aankomst minder precies af te stemmen op de start van de wedstrijd. Bovendien benutten veel supporters hun buitenlandse reis niet alleen om de wedstrijd te bekijken, maar ook om een bezoek te brengen aan de speelstad. In het verleden hebben er dan ook slechts enkele combiregelingen bij internationale wedstrijden plaatsgevonden, zoals bijvoorbeeld Ajax – Anderlecht (17-12-2009) en FC Twente – Werder Bremen (20-10-2010). Gezien deze bezwaren voor een internationale combiregeling zetten de verschillende ketenpartners in plaats daarvan in op een optimale informatie-uitwisseling en samenwerking om zo openbare orde risico’s zo vroeg mogelijk in te schatten en hiertegen adequate maatregelen te kunnen treffen.
Hoeveel inspanningen, uitgedrukt in geld en inzet van personeel, moeten Nederlandse gemeenten en andere overheden zich jaarlijks getroosten om bij internationale voetbalwedstrijden maatregelen tegen voetbalgeweld te nemen?
Voor het seizoen 2011/2012 tot 1 maart 2012 zijn er door de politie bij 22 Europese (club)voetbalwedstrijden 3 376 personen ingezet. Het gaat om gemiddeld 153 politiemedewerkers per wedstrijd. Er is bij de wedstrijden veel variatie in de inzet van de politie, van 42 tot 555 politiefunctionarissen. Voor de twee interlands van het Nederlands Elftal zijn er 233 politiemedewerkers ingezet.
Deelt u de mening dat in geval van internationale voetbalwedstrijden, het belang van de openbare orde verder gaat dan de gemeentegrens van de gemeente waar de wedstrijd plaatsvindt? In hoeverre acht u het uw verantwoordelijkheid om bij voetbalwedstrijden met publiek dat voor een deel van buiten Nederland komt, in te grijpen?
De handhaving van de openbare orde is en blijft een verantwoordelijkheid van de burgemeesters ingevolge artikel 172 van de Gemeentewet. Dit geldt ook bij internationale voetbalwedstrijden. Burgemeesters beschikken over een aantal bevoegdheden waarmee ze de openbare orde in hun eigen gemeente kunnen handhaven. Het is al praktijk in Nederland dat burgemeesters hun maatregelen op elkaar afstemmen en informatie uitwisselen. Via deze weg reiken de genomen maatregelen verder dan één gemeente. Daarnaast wordt bij internationale wedstrijden politie-informatie uitgewisseld (zie antwoord op vraag 2) tussen de landen van de spelende teams op basis waarvan preventieve maatregelen kunnen worden genomen. Ik zie dan ook geen verdere rol voor mijzelf weggelegd.
Bent u bereid om gemeenten die extra kosten moeten maken in verband met internationale voetbalwedstrijden daar financieel voor te compenseren? Zo ja, hoe en per wanneer gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Nee. De gemeenten zijn – net als bij nationale voetbalwedstrijden – zelf verantwoordelijk voor het handhaven van de openbare orde. Daar vallen ook de eventuele extra kosten onder die in dat kader worden gemaakt.
Tientallen vaders die jaarlijks vals beschuldigd worden door ex'en van misbruik of mishandeling |
|
Louis Bontes (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Aantijgingen vrouwen lastig aan te pakken»?1
Ja.
Hoe komt het dat een moeder die een onjuiste aangifte doet van misbruik of mishandeling zelden wordt vervolgd, terwijl het Openbaar Ministerie (OM) juist heeft gesteld altijd over te gaan tot vervolging bij een valse aangifte van een zedenmisdrijf ?2
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft mij meegedeeld dat de woordvoerder van het OM in Groningen heeft gezegd dat ernaar wordt gestreefd om bewust onjuist gedane zedenaangiftes – indien bewijsbaar – altijd te vervolgen. In veel gevallen liggen dergelijke aangiftes echter in een schemergebied tussen onjuiste en bewust onjuiste aangiftes. In die gevallen is het opsporingsonderzoek complex en arbeidsintensief. Het OM bekijkt dan of het onderzoek opportuun is en of er voldoende capaciteit beschikbaar is om het uit te voeren. Alleen het doen van een bewust onjuiste aangifte is strafbaar en vervolgbaar op grond van artikel 188 Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak dat jaarlijks tientallen bewust onjuiste aangiftes tegen vaders worden gedaan vanwege misbruik of mishandeling, en dat daarvoor zelden wordt vervolgd, kan ik niet bevestigen. Bij het OM zijn hiervan geen aantallen bekend.
Deelt u de mening dat de gevolgen van een valse aangifte groot zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om deze misstanden een halt toe te roepen?
Ja, ik verwijs naar de brief die de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 4 november 2011 aan uw Kamer heeft gestuurd in reactie op een brief van het Vaderkenniscentrum/Stichting Kind en Omgangsrecht (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 31 839, nr. 141). In punt 6 in die brief is de Staatssecretaris specifiek ingegaan op bewust onjuist gedane aangiftes en de manier waarop de politie en het OM daarmee omgaan. Zie verder ook het antwoord op vraag 4.
Bent u voorts bereid om de gevolgen die een valse aangifte heeft op andere terreinen aan te pakken, zoals bijvoorbeeld in civiele procedures die zijn opgestart door de ex met betrekking tot de kinderen? Zo nee, waarom niet?
In de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik (2010A026, Stcrt. 2010, nr. 19123) is bepaald dat het OM bij gebleken valsheid van een aangifte – als de zaak eerder in de publiciteit is geweest – een perspublicatie kan uitbrengen waarin duidelijk wordt gemaakt dat het een bewust onjuiste aangifte betrof. Deze publicatie dient ertoe het veiligheidsgevoel van de burgers te herstellen en een bijdrage te leveren aan het eerherstel van de ten onrechte beschuldigde. Het OM heeft mij meegedeeld dit onderdeel van de aanwijzing ruimhartig te zullen toepassen.
Als een civiele procedure over bijvoorbeeld het vaststellen van een omgangs- of zorgregeling nog loopt, kan betrokkene het gegeven van een bewust onjuist gedane aangifte zelf in de procedure naar voren brengen. Dat kan bijvoorbeeld met behulp van een sepotbrief van het OM of de hiervoor genoemde perspublicatie. Als een omgangs- of zorgregeling al door de rechter is vastgesteld, en de aangifte is meegenomen bij zijn weging van de belangen van het kind, dan kan betrokkene een nieuwe gerechtelijke procedure starten om deze regeling opnieuw te laten vaststellen. Ook dan kan betrokkene een sepotbrief of perspublicatie inbrengen.
Het bericht dat de anonieme Tor-netwerk een speeltuin is voor pedoseksuelen en dat de politie en justitie het nakijken hebben |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat het anonieme Tor-netwerk een speeltuin is voor pedoseksuelen en dat politie en Justitie het nakijken hebben?1
Ja.
Is het waar dat in Nederland honderden mensen door misbruik te maken te maken van anonieme netwerken vrijwel ongestoord kinderpornografisch materiaal kunnen produceren en verspreiden? Zo ja, wat kunt en gaat u hiertegen ondernemen? Zo nee, wat is hier dan niet waar aan?
Bekend is dat veel kinderpornografisch materiaal wordt verspreid via anonieme internetnetwerken zoals TOR. Uit (inter)nationale opsporingsonderzoeken blijkt dat in dergelijke netwerken met regelmaat communicatie aangetroffen wordt die naar de inhoud doet vermoeden afkomstig te zijn van Nederlandse gebruikers. Gezien de hiervoor genoemde anonimiteit, en omdat niet alle communicatie die via anonieme internetnetwerken wordt gevoerd structureel wordt gemonitord, zijn geen uitspraken te doen over het aantal (Nederlandse) gebruikers dat via dergelijke netwerken kinderpornografisch materiaal verspreidt of uitwisselt. Overigens is het TOR-netwerk uitsluitend een middel om te communiceren en data uit te wisselen; met behulp van TOR zelf worden geen kinderen misbruikt of misbruikmateriaal geproduceerd.
Is het waar dat dankzij het hackerscollectief Anonymous pedoseksuelen en pedofielen die misbruik maken van het Tor-netwerk zijn ontdekt en niet dankzij politie en Justitie? Zo ja, hoe kan dit? Zo nee, waar blijkt dat uit?
Het is al langer bekend dat het TOR-netwerk wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, waaronder het verspreiden en uitwisselen van kinderpornografisch materiaal.
Is het waar dat pedoseksuelen wereldwijd honderdduizenden afbeeldingen en video’s van misbruikte kinderen via het anonieme Tor-netwerk verspreiden en bekijken? Zo ja, weet u om hoeveel pedofielen en pedoseksuelen het precies gaat? Zo nee, waaruit blijkt dat?
Uitgaande van hetgeen internationaal bekend is omtrent het aantal personen dat aanwezig is in besloten of anonieme internetnetwerken (waaronder TOR) en het aantal kinderpornografische afbeeldingen dat wereldwijd bekend is (vele miljoenen), is aannemelijk dat via dergelijke anonieme netwerken tenminste honderdduizenden afbeeldingen en video’s zijn of worden verspreid.
Is het waar dat de Amsterdamse zedenverdachte M. met twee servers actief was op het Tor-netwerk? Zo ja, deelt u dan de mening dat ook hieruit blijkt hoe gevaarlijk misbruik van een dergelijk netwerk kan zijn?
In het onderzoek naar de Amsterdamse zedenzaak is gebleken dat de hoofdverdachte voor het verspreiden en uitwisselen van kinderpornografisch materiaal gebruik maakte van TOR. Niet gebleken is dat hij binnen dat netwerk zelf servers of websites met dergelijk materiaal beheerde.
Is het waar dat politie en Justitie al maanden op de hoogte zijn van deze schokkende informatie en dat de politie afgelopen zomer een aantal websites van het Tor-netwerk offline wist te halen nadat een rechter-commissaris daar bij hoge uitzondering toestemming voor heeft gegeven? Zo ja, waarom duurde dit zo lang? Zo nee, wat is dan niet waar?
Het ontbreken van identificerende informatie bij datacommunicatie via anonieme netwerken zoals TOR en het feit dat de uitwisseling van kinderpornografisch materiaal vaak in besloten, internationaal verband plaatsvindt, zijn vertragende factoren in de aanpak van criminele feiten die via dergelijke netwerken worden gepleegd. Bij die aanpak zijn opsporingsdiensten daarom veelal aangewezen op de inzet van meer tijdsintensieve of nieuwe, innovatieve opsporingsmethodieken.
Naar aanleiding van de bevindingen uit het onderzoek in de Amsterdamse zedenzaak en het door het KLPD verrichte onderzoek naar het netwerk van Robert M., heeft het Team High Tech Crime van het KLPD in de zomer van 2011 onder gezag van het Landelijk Parket een interventie gepleegd tegen een aantal websites binnen het TOR-netwerk waarop kinderpornografisch materiaal werd aangeboden. Daarbij is op bevel van de officier van justitie, na machtiging door de rechter-commissaris, de beveiliging van deze websites doorbroken.
Is het waar dat sindsdien bijna niets meer door politie en Justitie is ondernomen, anders dan het maken van plannen en het hebben van voornemens? Zo ja, waarom niet? Zo nee, wat hebben politie en Justitie dan wel concreet gedaan?
In de aanpak van kinderporno wordt voortdurend geïnvesteerd. In kinderporno-onderzoeken blijkt met regelmaat dat verdachten gebruik maken van anonieme internetnetwerken, zoals TOR. Op deze informatie wordt in die onderzoeken steeds adequaat geacteerd.
Waarom kan het georganiseerde hackerscollectief Anonymous bovengenoemde praktijken wel aan het licht brengen en politie en Justitie klaarblijkelijk niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de opsporingsdiensten onvoldoende middelen hebben om effectief op te treden tegen het misbruik van anonieme netwerken? Zo ja, wat gaat u hieraan veranderen? Zo nee, waarom niet?
Criminaliteit die via het internet plaatsvindt, is naar zijn aard doorgaans grensoverschrijdend van aard. De opsporing van dergelijke criminaliteit kent echter beperkingen in door landsgrenzen bepaalde rechtsmacht en is daarom in sterke mate afhankelijk van internationale samenwerking. In de noodzaak van die samenwerking zit vaak een vertragende factor, hetgeen aan de slagkracht van het optreden van opsporingsdiensten kan afdoen. Overigens bestaat met veel landen een goede samenwerkingsrelatie en biedt de Cybercrimeconventie van de Raad van Europa mogelijkheden om digitale sporen internationaal snel veilig te stellen. Desalniettemin blijft voortdurende aandacht voor de effectiviteit van internationale regelgeving van het grootste belang.
Deelt u de in de genoemde uitzending geponeerde mening dat politie en Justitie het nakijken hebben en dat we de strijd tegen kinderporno op het internet aan het verliezen zijn? Zo ja, welke maatregelen gaat u in dat verband treffen? Zo nee, waaruit blijkt, mede in het licht van het in de uitzending getoonde, het tegendeel?
Het aanbod van kinderpornografisch materiaal dat via het internet wordt verspreid, overstijgt de opsporingscapaciteit die wereldwijd beschikbaar is om deze vorm van criminaliteit te bestrijden. Zoals bekend wordt in Nederland de capaciteit bij de politie en bij het OM in 2012 flink uitgebreid. Daarnaast moeten in de aanpak strategische en tactische keuzes worden gemaakt. Sinds februari 2012 is een landelijke strategische en tactische stuurploeg onder leiding van het OM van start gegaan. Belangrijk in de aansturing is dat de aanpak zich meer richt op de producenten van kinderpornografisch materiaal en verspreiders daarvan en relatief minder op downloaders .
Deelt u de menig dat het onverteerbaar is dat het Openbaar Ministerie (OM) moet constateren dat het om ingewikkelde materie gaat waar nog geen pasklare oplossing voor is, terwijl al jaren bekend is dat anonieme netwerken misbruikt worden door pedoseksuelen en andere criminelen? Zo ja, was u van die constatering op de hoogte? Deelt u ook de mening dat u als verantwoordelijk bewindspersoon meer had moeten doen om dit aan te pakken? Zo nee, waarom niet?
Nee, die meningen deel ik niet. Ik verwijs naar mijn antwoord op de vragen 2 en 7.
Deelt u de mening dat voor de aanpak van bovengenoemde praktijken specifieke expertise nodig is? Zo ja, waar is die expertise te vinden en hoe gaat u die aanwenden en welke middelen stelt u daarvoor ter beschikking? Zo nee, hoe denkt u dan dit probleem op te kunnen lossen?
De voortschrijdende ontwikkelingen in communicatie- en digitale technieken en het criminele misbruik daarvan, vereisen bijzondere kennis. Binnen de opsporing en het Openbaar Ministerie is blijvende aandacht voor het opbouwen en onderhouden van de benodigde expertise en ervaring. Vooral de taakuitvoering in het kader van de nationale aanpak van kinderpornografie en kindersekstoerisme vereist meer specialistische kennis. Er komt in totaal 150 fte voor deze taakuitvoering beschikbaar. In de werving van deze 150 fte wordt bijzondere aandacht besteed aan de specialistische expertise. Daarnaast komen er 60 fte in totaal voor het team hightechcrime van de politie voor de bestrijding van cybercrime breed bij.
Voor wat betreft bepaalde, meer bijzondere specialismen, heb ik uw kamer ter gelegenheid van de beantwoording van de Kamervragen omtrent de inhuur van externe expertise bij de opsporing, reeds bericht (Vergaderjaar 2011-2012, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 332). Ik verwijs naar de antwoorden op die vragen.
Deelt u de opvatting dat de anonimiteit van een netwerk, zoals het Tor-netwerk, ook voor positieve doeleinden kan worden gebruikt en essentieel is voor het waarborgen van de anonimiteit en veiligheid van bepaalde personen, zoals bijvoorbeeld journalisten en activisten die binnen totalitaire regimes anoniem informatie kunnen delen en verspreiden? Zo ja, bent u dan ook van mening dat de bestrijding van kinderporno op anonieme netwerken niet ten koste mag gaan van de doelstelling en werking van dergelijke netwerken? Zo nee, waarom niet?
Er bestaat geen reden tot strafrechtelijk ingrijpen wanneer het Tor-netwerk wordt gebruikt voor legale doeleinden.
Het oprukken van ‘Ndrangheta in de Nederlandse samenleving' |
|
Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Villa VPRO van dinsdag 14 februari 2012, waarin naar voren werd gebracht hoe ernstig en gevaarlijk de aanwezigheid van de «Ndrangheta in Nederland is?
Ja.
Deelt u deze constatering? Zo nee, waarom niet?
Uit het in de VPRO-uitzending genoemde rapport van het Korps Landelijk Politiediensten volgt dat er aanwijzingen zijn dat op zijn minst enkele leden van de «Ndrangheta ook hier te lande betrokken zijn bij drugshandel, witwassen, daaraan gerelateerde oplichtingspraktijken en wapenhandel.
Deelt u tevens de constatering dat Nederland geen inzicht heeft of onvoldoende inzicht heeft in de activiteiten van «Ndrangheta in Nederland en dat de Nederlandse politie en justitie geen of onvoldoende zicht hebben op de aanwezigheid van «Ndrangheta in de diverse lagen van de Nederlandse maatschappij? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat de kennis over de «Ndrangheta (en overige maffia) niet versnipperd maar juist geconcentreerd en inzichtelijk moet zijn en dat specifieke onderzoeks- en opsporingscapaciteit nodig is die gericht is op de aanwezigheid van «Ndrangheta? Zo nee, waarom niet?
In de afgelopen jaren (2008–2011) is er flink geïnvesteerd in de samenwerking tussen de Nederlandse en Italiaanse politie en justitie op het gebied van georganiseerde criminaliteit. Deze samenwerking is versterkt door de plaatsing van een Liason Officer in Italië en door afspraken met de anti-maffia-afdeling van het Italiaanse Openbaar Ministerie. Dat heeft geleid tot meer inzicht in de verblijfplaatsen en activiteiten van maffialeden en tot de opsporing en aanhouding van een aantal belangrijke voortvluchtige maffialeden. De uitwisseling van informatie heeft ook geleid tot diverse opsporingsonderzoeken in Nederland.
De verschillende verschijningsvormen van internationale, georganiseerde- en zware criminaliteit, waaronder de criminele activiteiten van de «Ndrangheta, dienen niet geïsoleerd maar in onderlinge samenhang te worden bestreden. Juist om die reden is de aanpak van de georganiseerde misdaad, alsmede de daarbij behorende onderzoeks- en opsporingscapaciteit, bij de Dienst Nationale Recherche en het Landelijk Parket van het Openbaar Ministerie belegd. Deze organisaties onderhouden een goede informatiepositie op de belangrijkste criminele fenomenen zoals in beeld gebracht in het Nationaal Dreigingsbeeld (NDB) en verrichten opsporingsonderzoeken waar mogelijk. Zo komen ook de criminele activiteiten van de Italiaanse maffia in beeld en worden ze opgespoord en vervolgd.
De ervaring en analyse wijst uit dat de maffia niet alleen en zelfstandig opereert, maar samenwerking zoekt in bijvoorbeeld Nederland met de (leden van de) zogenaamde Hollandse netwerken en met criminele organisaties uit onder meer Zuid-Amerika. Zoals ik in mijn brief aan de Tweede Kamer van 8 maart 2012 heb aangegeven is er dan ook geen reden om binnen de Nationale Recherche een speciaal opsporingsteam voor de aanpak van de Italiaanse maffia in te stellen, omdat juist dat tot versnippering zal leiden. Wel is van belang dat de desbetreffende problematiek nog eens goed tegen het licht wordt gehouden. Dit zal worden gedaan door een gemengde werkgroep verbonden aan de Nationale recherche, met deelname van o.a. de belastingdienst en de FIOD.
Hoe groot acht u de kans dat «Ndrangheta is geïnfiltreerd of zal infiltreren in de Nederlandse overheid, mede in het licht van hun werkwijze in Italie en elders? Kunt u uw antwoord toelichten?
In Nederland zijn er tot op heden geen aanwijzingen die duiden op infiltratie van de «Ndrangheta binnen de Nederlandse overheid. Politie en justitie blijven wel waakzaam op signalen van infiltratie en ondermijning.
Hoe kan de Nationale Recherche zicht hebben op de Italiaanse maffia, in het bijzonder de «Ndrangheta, als in de politiesystemen geen koppeling gelegd wordt tussen criminele activiteiten en leden van de «Ndrangheta?
Om zicht te krijgen op de criminele activiteiten van leden van de «Ndrangheta verrichten de dienst Nationale Recherche en het Landelijk Parket (strafrechtelijk) onderzoek. Door diepgaand onderzoek wordt inzichtelijk welke groeperingen zich met welke vorm van georganiseerde criminaliteit bezighouden. Daarbij wordt op basis van de politiesystemen uiteraard gekeken naar betrokkenheid van leden van de «Ndrangheta bij criminele activiteiten.
Deelt u de mening dat in Nederland een helikopterview ontbreekt? Zo nee, waaruit blijkt dat Nederland een duidelijk overzicht heeft van het reilen en zeilen van «Ndrangheta?
Ik deel die mening niet. De helikopterview wordt in Nederland geborgd middels het NDB. Daarin worden de belangrijkste criminele dreigingen en bijbehorende ondermijnende effecten benoemd. Nieuwe criminele fenomenen worden in het NDB beoordeeld op grond van hun dreiging. Ook signalen van criminele activiteiten van de Italiaanse maffia worden daarin opgepikt. Deze worden vervolgens in hun volle omvang beoordeeld, waarna opsporingsonderzoeken of andere interventies worden gestart.
Deelt u de mening dat hetgeen in de uitzending aan de orde is gesteld aanleiding geeft om te veronderstellen dat de praktijken van de «Ndrangheta in Nederland in hoge mate de rechtsorde bedreigen? Zo ja, deelt u dan ook de sense of urgency die daaruit spreekt? Welke gevolgen verbindt u daaraan? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dat tot de buitenlandse bronnen die melding hebben gemaakt van de aanwezigheid van «Ndrangheta in Nederland?
De criminele activiteiten van leden van de «Ndrangheta bedreigen, net als alle andere vormen van georganiseerde misdaad, de Nederlandse rechtsorde. Politie en justitie zijn zich terdege bewust van de ondermijnende effecten van de internationale georganiseerde criminaliteit, waaronder de «Ndrangheta, en zijn daar uitermate waakzaam op. De huidige werkwijzen van politie en justitie, waaronder het NDB, ondervangen op adequate wijze de dreiging van nieuwe criminele fenomenen en koppelen daar de prioritering van opsporingsonderzoeken aan.
Bent u bereid om, indien de Kamer dat verzoekt, de opstellers van het rapport toestemming te geven in vertrouwen met de Kamer te spreken? Zo nee, waarom niet?
Het rapport had voor de Dienst Nationale Recherche en het Openbaar Ministerie tot doel om meer inzicht te krijgen in de activiteiten van de «Ndrangheta in Nederland. Ik heb u op 13 februari 2012 een publieksversie daarvan toegestuurd. Ik zie op dit moment geen noodzaak om de Kamer daarnaast nog met de opstellers van het rapport vertrouwelijk in gesprek te laten gaan maar wacht een standpunt van de Kamer terzake af.
Wat gaat u doen met het advies in het rapport om diepgaand onderzoek te doen naar de Ndrangheta?
De aanpak van de georganiseerde criminaliteit, waaronder de activiteiten van de «Ndrangheta, blijft onverkort prioriteit. Waar mogelijk zullen Italiaanse maffialeden die in Nederland aanwezig zijn tegemoet worden getreden met een gecombineerde politiële, justitiële en fiscale aanpak.
Seksueel misbruik in orthodox-protestantse kring |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Zorgen over seksueel misbruik in orthodox-protestantse kring»?1
Ja.
Is het waar dat hulpverleners in de zogenaamde bijbelgordel veel signalen ontvangen over jongeren in orthodox-protestantse gezinnen die mogelijk seksueel misbruikt zijn of worden misbruikt? Zo ja, betreft dit signalen met betrekking tot strafbare feiten die nog niet verjaard zijn? Zo ja, ziet u een rol voor het Openbaar Ministerie om dit nader te laten onderzoeken? Zo nee, waar blijkt dat uit?
Movisie heeft in de periode van augustus tot en met november 2011 een verkennend onderzoek verricht naar huiselijk geweld in de orthodox-protestantse kring. Zij hebben daarvoor 19 respondenten gesproken waaronder hulpverleners. Een aantal van deze hulpverleners gaf aan signalen te krijgen van jongeren over seksueel misbruik binnen het gezin. Aangezien dit niet het onderwerp van het onderzoek was, heeft Movisie niet nader onderzocht of dit signalen betreft met betrekking tot strafbare feiten die nog niet zijn verjaard noch of daarvan door de jongeren aangifte is gedaan. Indien aangifte wordt gedaan, zal het OM onderzoeken of er sprake is van strafbare feiten en of vervolging mogelijk is. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Hoe beoordeelt u de volgende uitspraak van een jongerenwerker: «Ik dacht dat het één op de vier was die seksueel misbruik meemaakt, maar ik heb nu de indruk dat één op de vier geen incest meemaakt.»?
Ik constateer dat deze individuele uitspraak niet nader is onderzocht door Movisie, waardoor het niet mogelijk is hieraan conclusies te verbinden.
Deelt u de mening van Movisie dat er onderzoek gedaan moet worden naar seksueel misbruik binnen orthodox-protestantse gezinnen omdat exacte cijfers omtrent eventueel seksueel misbruik ontbreken? Zo ja, bent u bereid een dergelijk onderzoek in te stellen? Zo nee, waarom niet?
We moeten constateren dat seksueel misbruik een ernstige vorm van geweld is die helaas in verschillende kringen voorkomt en bestreden moet worden. Daarom heb ik uw Kamer in de brief van 16 januari (Kamerstukken II, 2011/12, 33 000-VI, nr. 76) een multidisciplinair onderzoek toegezegd naar onderliggende oorzaken van seksueel misbruik en andere vormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Dit biedt inzichten om deze problematiek in diverse situaties, zoals die in orthodox-protestantse gezinnen, te bestrijden en te voorkomen.
Een aanhouding voor ontucht op een kinderdagverblijf in Vlissingen |
|
Mariëtte Hamer (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Man aangehouden voor ontucht op kinderdagverblijf in Vlissingen»?1
Ja.
Kunt u nader inzicht verschaffen in de omstandigheden die geleid hebben tot de aanhouding in verband met ontucht op het kinderdagverblijf in Vlissingen?
Naar aanleiding van een aangifte van seksueel misbruik van een 3-jarig meisje, is een medewerker van een kinderdagverblijf als verdachte aangemerkt en door de politie aangehouden. In het belang van het onderzoek is het niet mogelijk om hierover nadere informatie te geven.
Welke initiatieven zijn er ondernomen om ouders van kinderen op het kinderdagverblijf te informeren over de ontstane situatie? Hoe beoordeelt u de effectiviteit van deze initiatieven?
De driehoek van de gemeente Vlissingen (burgemeester, officier van justitie en teamchef politie) heeft in de loop van 7 februari 2012 in overleg met de Stichting Kinderopvang Walcheren (KOW) en de GGD besloten die avond een informatiebijeenkomst te organiseren voor de ouders of verzorgers van kinderen die op kinderdagverblijf De Tuimelaar hebben verbleven sinds de betreffende medewerker daar werkzaam was. Tijdens de bijeenkomst is informatie verstrekt door de KOW, de burgemeester van Vlissingen, de politie en de GGD. Voorts waren er medewerkers van slachtofferhulp aanwezig en hulpverleners van Emergis, de Zeeuwse instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Tijdens de bijeenkomst – en later die avond ook via een persbericht van de politie en via de site van KOW – is bekend gemaakt dat vanaf woensdag 8 februari 2012 een telefonische informatielijn van de GGD werd geopend.
Op 8 februari 2012 is een tweede informatiebijeenkomst in Vlissingen gehouden voor ouders en verzorgers, die op 7 februari 2012 verhinderd waren. In de gemeenten Middelburg en Veere zijn op 9 februari 2012 kleinschaliger informatiebijeenkomsten gehouden, omdat de verdachte in het verleden kortstondig op kinderdagverblijven in die gemeenten heeft gewerkt. In totaal hebben enkele honderden ouders en verzorgers de informatiebijeenkomsten bezocht. Ruim honderd mensen hebben de eerste dagen naar het informatienummer van de GGD gebeld. De KOW heeft verder aan de ouders van alle bij de KOW ingeschreven kinderen, dus ook van kinderen van andere kinderdagverblijven, een informatiebrief gestuurd. Het kabinet is het eens met de gekozen aanpak.
Welke vervolg stappen overwegen de politie en het Openbaar Ministerie in deze? Op welke wijze zal het onderzoek worden voortgezet? Houdt u toezicht op een voortvarende voortgang van het onderzoek?
Direct na de aanhouding van de man en de daarop volgende dagen heeft de politie onder leiding van de officier van justitie een groot aantal onderzoekshandelingen verricht. Dat onderzoek heeft niet geleid tot een verdere onderbouwing van de verdenking. Ook zijn bij de politie geen nieuwe aangiftes binnengekomen. Omdat er onvoldoende reden was de verdachte nog langer vast te houden, heeft de officier van justitie op 10 februari 2012 besloten hem die dag in vrijheid te stellen. Het is in het belang van het onderzoek niet mogelijk om over de inhoud van het onderzoek dat sindsdien is voortgezet, mededelingen te doen.
Op welke wijze zullen de ouders op de hoogte gehouden worden van nieuwe ontwikkelingen in deze zaak? Houdt u toezicht op een adequate informatievoorziening?
Tijdens de informatiebijeenkomsten in Vlissingen is de ouders en verzorgers van kinderen op het kinderdagverblijf toegezegd, dat zij op de hoogte worden gehouden van ontwikkelingen in deze zaak. Zo zijn de ouders op 10 februari 2012 door middel van een brief van de burgemeester van Vlissingen op de hoogte gebracht van de invrijheidstelling van de verdachte. Daarna heeft het Openbaar Ministerie een persbericht uitgebracht. Zoals vermeld in antwoord 3, is het kabinet van mening dat de informatievoorziening adequaat is.
Maakt u haast met het implementeren van de aanbevelingen van de Commissie Gunning met betrekking tot het verbeteren van de kwaliteit van de kinderopvang?
Ja. Een dezer dagen zal ik u informeren over de kwaliteitsagenda in de kinderopvang. Deze kwaliteitsagenda is in overleg met de kinderopvangsector (ondernemers en ouderorganisatie) opgesteld en heeft als doel om met alle betrokken partijen de kwaliteit van de kinderopvang naar een hoger plan te tillen.
Wat is de stand van zaken wat betreft de kwaliteitsagenda waarover u sprak tijdens het algemeen overleg voor kinderopvang van 23 november 2011? Is de branche al gekomen met voorstellen zoals afgesproken? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet?
In mijn brief over de kwaliteitsagenda wordt aangekondigd dat het «vierogenprincipe» op basis van een advies van de Brancheorganisatie Kinderopvang en de ouderorganisatie BOinK wettelijk zal worden verankerd. Doel van deze maatregel is de veiligheid in de kinderopvang te vergroten en de kans op misbruik te verkleinen. De oudercommissies zullen over de invulling van het «vierogenprincipe» adviesrecht krijgen. Kinderdagverblijven met maximaal zes kinderen zullen een uitzonderingspositie krijgen: zij moeten hun oudercommissie wel om advies over de omgang met het principe vragen, maar er hoeft niet altijd iemand extra in het dagverblijf aanwezig te zijn.
In hoeverre acht u de optie, waarover u sprak tijdens het genoemde algemeen overleg, waarschijnlijk dat de overheid uiteindelijk het initiatief zal moeten nemen om te komen tot verbetering omdat de branche zelf op onderdelen tekort schiet? In hoeverre is het waarschijnlijk dat u uiteindelijk komt met regelgeving?
In de brief met de kwaliteitsagenda staat aangegeven dat het «vierogenprincipe» wettelijk zal worden verankerd. Deze wettelijke verankering is in overleg met de kinderopvangsector tot stand gekomen. Ik zal het advies van de Brancheorganisatie kinderopvang en de ouderorganisatie BOinK over het «vierogenprincipe» nader uitwerken in wet- en regelgeving.