De financiële schade voor waterschap Brabantse Delta vanwege de brand bij Chemie-Pack |
|
Paulus Jansen (SP) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Inwoners West-Brabant betalen kosten reinigen brand Chemie-Pack»?1 Kloppen de beschreven feiten?
Op beide vragen luidt het antwoord ja.
Onderschrijft u de stelling dat door snel en adequaat handelen van het waterschap veel schade aan bodem en grond- en oppervlaktewater in de omgeving van Moerdijk en aan het riool is voorkomen?
Op dit moment worden verschillende onderzoeken naar de brand bij Chemie-Pack te Moerdijk uitgevoerd. Voordat ik oordeel over het optreden, wacht ik de uitkomsten van deze onderzoeken af.
Onderschrijft u de stelling dat dit snelle en adequate handelen onvermijdelijk was en dat wachten op duidelijkheid over eventuele financiële vergoedingen ernstige gevolgen voor natuur, milieu en volksgezondheid had opgeleverd?
Zie de beantwoording bij de vorige vraag.
Acht u het eerlijk dat het waterschap zelf voor de financiële consequenties van dit snelle en adequate handelen moet opdraaien?
Waterschappen zijn binnen hun beheergebied belast met onder meer de zorg voor de kwaliteit van oppervlaktewater- en grondwater. Zij kunnen de kosten daarvan omslaan over de belastingplichtigen in dat gebied. Dus in algemene zin en in beginsel past het binnen het stelsel dat het waterschap voor de financiële consequenties opdraait. Daarbij geldt dat het waterschap een verhaalsmogelijkheid heeft (en zelfs een verhaalsplicht op grond van artikel 17.16 Wet milieubeheer voor zover het milieuschade in de zin van artikel 17.6 Wet milieubeheer betreft) op de veroorzaker van de schade. Dit moet de inzet zijn. Als dat niet lukt, is er reden voor nader overleg.
Deelt u de mening dat het een staaltje «stank voor dank» zou zijn als het waterschap voor zijn goede gedrag de rekening gepresenteerd krijgt, indien zou blijken dat Chemie-Pack de financiële schade niet (volledig) kan compenseren waardoor de ingezetenen met een verhoging van de waterschapslasten met 40% worden geconfronteerd? Zo nee, hoe gaat u er dan voor zorgen dat die financiële compensatie anderszins plaats vindt?
Allereerst zal moeten worden vastgesteld wat de daadwerkelijke kosten voor het Waterschap Brabantse Delta zijn. Daarna moet worden bezien of door verhaal en eventueel bestaande regelingen deze kosten kunnen worden gedekt. Voor het restantschadebedrag geldt dan dat indien dit leidt tot een (eenmalige) extreme verhoging van de waterschapslasten in het waterschap Brabantse Delta, dit aanleiding kan zijn om te kijken welke mogelijkheden er zijn voor financiële compensatie. Ik zal hierover dan met de ministers van Veiligheid en Justitie en Financiën in overleg treden.
Het bericht 'Duitse veroordeling gehalveerd' |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Duitse veroordeling gehalveerd.» «Politie boos om strafvermindering drugssmokkelaar»?1
Ja.
Klopt het dat een Nederlandse hoofdverdachte in Duitsland tot bijna zeven jaar is veroordeeld in verband met een internationale wietsmokkelzaak en dat de Nederlandse rechter deze straf heeft doen verdampen tot 36 maanden?
Betrokkene is door een Duitse rechter veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar en tien maanden. Deze straf is door de Nederlandse rechter omgezet in een Nederlandse onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden. Bij de tenuitvoerlegging in Nederland wordt vervolgens de tijd die veroordeelde voor deze zaak al in Nederland en Duitsland in detentie heeft doorgebracht, in mindering gebracht.
Deelt u de mening dat dit voor politie en justitie, welke ruim twee jaar aan de zaak gewerkt hebben, op zijn zachts gezegd frustrerend is, zeker gezien het feit dat de hoofdverdachte door deze beslissing al over negen maanden weer vrij kan komen? Zo nee, waarom niet?
De gang van zaken in deze zaak kan voor de betrokkenen in Nederland en de Duitse collega’s geen verrassing zijn geweest. Dit houdt nauw verband met de omstandigheden van de zaak. De zaak betreft de overlevering van een Nederlandse onderdaan aan Duitsland. Op grond van zijn Nederlanderschap kon hij voor de in het Europees aanhoudingsbevel opgenomen strafbare feiten ook in Nederland worden vervolgd. Nederland levert desondanks Nederlanders meestal over aan het buitenland, omdat door een berechting aldaar de waarheidsvinding wordt bevorderd. Tegelijkertijd eist Nederland voorafgaand aan de overlevering conform de Overleveringswet de garantie dat een Nederlander die na zijn overlevering wordt veroordeeld tot een vrijheidsstraf, naar Nederland kan terugkeren om de straf te ondergaan. In die garantie moet de buitenlandse autoriteit ook aangegeven dat ermee wordt ingestemd dat voorafgaand aan de executie in Nederland de straf zal worden omgezet naar een straf die in Nederland voor een soortgelijk feit gebruikelijk is. Bij de omzetting wordt een Nederlandse straf bepaald aan de hand van de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte. De redenen voor die strafaanpassing zijn dat betrokkene bij berechting in Nederland, waarvoor niet is gekozen, ook een Nederlandse straf zou hebben gekregen en dat de enkele overlevering en berechting in het buitenland er niet toe dient dat betrokkene een zwaardere straf krijgt.
Ook in deze zaak is een dergelijke terugkeergarantie gevraagd en door de Duitse autoriteiten afgegeven. De Nederlandse rechtbank heeft dus niets anders gedaan dan wat voorafgaand aan de overlevering al bekend was. Bovendien is het bij de Duitse autoriteiten algemeen bekend dat in Nederland de straf voor een drugsdelict anders kan uitvallen. Er is dan ook geen sprake van dat Nederland internationaal te kijk staat.
Hoe beoordeelt u het commentaar van politie en justitie in IJsselland dat ze bij hun Duitse collega’s een modderfiguur slaan en dat de Duitse collega’s straks misschien liever niet meer samenwerken met Nederland indien er Nederlanders daarbij betrokken zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het op zijn zachtst gezegd zuur is wanneer er veel tijd en werk in een zaak zit, en de straf na overname van de zaak door Nederland een stuk korter wordt waardoor Nederland dan internationaal te kijk staat? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Wat waren de overwegingen van de rechter die ten grondslag lagen aan de beslissing om de straf van de hoofdverdachte met een dergelijke omvang te verlagen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS) eens kritisch tegen het licht te houden? Zo ja, binnen welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Uit mijn antwoorden op vragen 3 tot en met 6 volgt dat ik daartoe geen aanleiding zie.
Het bericht 'Urk doet hasj en wiet in de ban' |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
|
|
![]() |
Kent u het bericht over het voornemen van de gemeenteraad van Urk om het gebruik van wiet onder jongeren aan te pakken?
Hoe kunt u de burgemeester van Urk helpen om het gebruik van wiet door jongeren te voorkomen, aangezien alcohol en drugsgebruik op Urk een groot probleem voor de gezondheid is?
Deelt u de mening dat vooraf voorkomen dat jongeren wiet kopen en gebruikers beter is en meer ellende voorkomt dan achteraf bestraffen?
Bent u nog steeds van mening dat kinderen die softdrugs gebruiken aan de schandpaal moeten worden genageld, zoals u in de discussie over drugs op scholen heeft gezegd? Deelt u de mening dat «naming en shaming» kan uitmonden in «naming en faming» omdat de jongeren dat stoer vinden?
Kunnen gemeenten ander beleid voeren ten aanzien van drugs dan landelijk is afgesproken, zoals de burgemeester en waarschijnlijk de gemeenteraad van plan zijn omdat zij het niet eens zijn met het landelijk beleid? Zo ja, geldt dat ook voor de wietpas?
Kan er een totaal verbod van gebruik van softdrugs in een gemeente via de Algemene Politie Verordening (APV) worden vastgelegd met doel de gezondheid van kinderen te beschermen? Zo ja, acht u dit effectief? Zo nee, op welke manier wilt u de gezondheid wel beschermen?
Fraude in het Westland |
|
Hans Spekman (PvdA), Roos Vermeij (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Kamp: nog te veel fraudeurs in het Westland»?1
Ja.
Wat gaat de regering, naast voortzetting van de inspecties door het Westland Interventie Team (WIT), ondernemen om het aantal fraudeurs verder terug te brengen?
Voor de beantwoording van de vragen 2 t/m 5 verwijs ik kortheidshalve naar mijn antwoorden op eerdere Kamervragen van de leden Spekman en Vermeij die door uw Kamer op 22 februari jl. zijn ontvangen. Zoals aangegeven in het Regeerakkoord wil dit kabinet zich sterk maken om fraude op krachtige wijze te bestrijden. Ik heb uw Kamer daarover op 10 maart een brief gezonden.
Bent u bereid de capaciteit van de Arbeidsinspectie uit te breiden naar een niveau waarop de slagkracht groter is, zoals eerder voorgesteld in het amendement-Spekman?2 Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Acht u het tijd voor een zwarte lijst van herhaaldelijke overtreders van sociale wetgeving, in het Westland en daarbuiten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Acht u het boeteniveau hoog genoeg? Deelt u de mening dat het verhogen van de boetes bij economische delicten als in het Westland vaak geconstateerd, bij kan dragen aan de oplossing van het probleem? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De onbevaarbaarheid van de Indische oceaan |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat ten minste één bemanningslid van een Duits schip is geëxecuteerd door Somalische piraten?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat reders overwegen om de Indische Oceaan tot onbevaarbaar oorlogsgebied te verklaren?
Het is begrijpelijk dat de internationale redersverenigingen Bimco, de International Chamber of Shipping, Intercargo, Intertanko en de Internationale vakbondsorganisatie voor transportarbeiders uitermate bezorgd zijn over het toenemende geweld door Somalische piraten.
Zoals bekend is de regering van oordeel dat de reder eerstverantwoordelijke is voor de bescherming tegen piraterij. Nederland dringt er bij reders op aan dat zij de Best Management Practices (BMP’s), een set maatregelen die de reders zelf kunnen nemen om zich te beschermen tegen piraterij, zo volledig mogelijk implementeren. Van de reder wordt onder andere verwacht dat hij adequate voorbereidingen treft voor zijn transporten, zoals het uitvoeren van een risicoanalyse, het overwegen van alternatieve routes en eventueel het niet aannemen van een vracht.
Het risicogebied van piraterij strekt zich intussen uit tot de Arabische Zee en een deel van de Indische Oceaan. Mede omdat de zeevaartroute door het Suezkanaal van cruciaal belang is voor de wereldhandel en -economie zetten Nederland en andere landen marineschepen in voor de kust van Somalië om het voor reders en kapiteins mogelijk te maken om de vaarroutes door de Golf van Aden, de Arabische Zee en de Indische Oceaan te blijven benutten. Het belang hiervan wordt door Nederland zowel in Europees als in internationaal verband (bijvoorbeeld in de Contact Group on Piracy off the Coast of Somalia) actief uitgedragen. Zo heeft de minister van Defensie er in de EU op aangedrongen harder op te treden tegen piraterij en waar mogelijk piraten te beletten de zee op te gaan. Dit zou uiteindelijk de veiligheid in de regio ten goede moeten komen.
De opvatting van de Duitse staatssecretaris dat de route via het Suezkanaal naar de Indische Oceaan beter kan worden vermeden komt voor rekening van de Duitse staatssecretaris.
Deelt u de opvatting van de Duitse staatssecretaris dat de route via het Suezkanaal naar de Indische Oceaan beter kan worden gemeden?
Zie antwoord vraag 2.
Geeft de beschreven methode van piraten om gegijzelde bemanning als menselijk schild te gebruiken, zodat aanwezige marineschepen niet kunnen ingrijpen, u aanleiding uw positie ten aanzien van de plaatsing van mariniers aan boord van schepen te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?
De beschreven methode is helaas niet nieuw, omdat in bijna alle gevallen van een kaping Somalische piraten de bemanning aan boord gegijzeld hebben gehouden, om zo ontzetting door marineschepen te voorkomen. In de regeringsreactie op het AIV-advies over piraterij heeft de regering gesteld van mening te zijn dat de bescherming van individuele zeetransporten, door het plaatsen van een Vessel Protection Detachment, onder bepaalde omstandigheden een overheidstaak is. Op korte termijn zal de Kamer hierover een beleidskader ontvangen.
Op welke manier zult u gehoor geven aan de door VN-secretaris generaal Ban Ki Moon bepleite harde maatregelen om de straffeloosheid in Indische Oceaan tegen te gaan?
Op verzoek van de secretaris-generaal Ban Ki-moon heeft Jack Lang als speciaal adviseur een rapport geschreven waarin hij voorstellen doet om de straffeloosheid van piraterij tegen te gaan. Nederland draagt reeds bij aan het tegengaan van straffeloosheid door middel van een financiële bijdrage van € 0,8 miljoen aan het UNODC-programma ter versterking van de justitiële infrastructuur op de Seychellen, een bijdrage van € 1 miljoen aan het VN-Trustfund voor piraterijbestrijding en de inzet van een politieadviseur in het piraterijbestrijdingsprogramma van UNODC in Nairobi. Mede aan de hand van het rapport van Lang zal worden bezien welke maatregelen zowel nationaal als internationaal kunnen worden getroffen om de straffeloosheid verder tegen te gaan.
Bent u bereid ook in Europees verband te pleiten voor maatregelen die reders het vertrouwen geven om de vaarroute door de Indische Oceaan te blijven benutten?
Zie antwoord vraag 2.
Het artikel "Beroering om beloning Joustra" |
|
Hero Brinkman (PVV), André Elissen (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Beroering om beloning Joustra»?1
Ja.
Klopt deze berichtgeving? Zo ja, kunt u inzicht geven in de bijzondere arbeidsvoorwaarden en extra faciliteiten die met de nieuwe voorzitter van de Onderzoeksraad voor veiligheid zijn overeengekomen?
De voorzitter is niet «in dienst» van de raad of het ministerie, waardoor geen sprake is van arbeidsvoorwaarden. Ter onderstreping van de onafhankelijke positie van de raad kent de op de Onderzoeksraad van toepassing zijnde regelgeving geen rechtspositie als rijksambtenaar (of vergelijkbaar) voor de voorzitter en de leden van de raad. Deze personen zijn dus niet «in dienst» van de raad en ontvangen voor hun lidmaatschap een vergoeding in plaats van een salaris.
De voorzitter van de Onderzoeksraad ontvangt voor zijn werkzaamheden bij de Onderzoeksraad voor veiligheid een vergoeding vergelijkbaar met het salaris van de voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), zoals vermeld in Bijlage A van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA). De totale vergoeding bedraagt op basis van drie werkdagen in combinatie met een beschikbaarheid en bereikbaarheid van 24 uur per dag en zeven dagen per week, 75% (60% + 15%) van de voornoemde vergoeding van de voorzitter van de WRR (op basis van een 40-urige werkweek en verhoogd met vakantietoeslag en eindejaarsuitkering) en ongeacht de vraag of er de facto drie of meer dagen per week wordt gewerkt. Dit bedrag is inclusief het werknemersdeel voor sociale lasten en van de pensioenpremie. Naast deze vergoeding ontvangt de voorzitter een bijdrage voor het werkgeversdeel voor sociale lasten en het werkgeversdeel van de pensioenpremie, die door hem – bij gebrek aan «werkgever» – zelf voldaan dienen te worden. Daarnaast komt de voorzitter in aanmerking voor een representatiekostenvergoeding, vergelijkbaar met de regeling voor de representatievergoeding conform het Besluit vergoeding representatiekosten rijkspersoneel.
Hoe verhoudt de salariëring van deze functie zich tot een vergelijkbare functie binnen de rijksoverheid, daarbij in acht genomen het feit dat het enkel een adviesfunctie betreft en het zeer beperkt aantal personeel waar de voorzitter leiding aan geeft? Kunt u deze salariëring tevens hercalculeren naar een voltijd functie gezien het feit dat deze voorzitter kennelijk drie dagen in de week werkt?
Zowel bij de vorige als huidige voorzitter is sprake van een vergoeding op het niveau van een directeur-generaal/secretaris-generaal, schaal 19, waarbij bij de huidige voorzitter de vergoeding is gebaseerd op drie werkdagen. De vergelijking met de functie van voorzitter van de WRR is mijns inziens passend.
Een hercalculatie naar vijf dagen komt zoals hiervoor is uiteengezet neer op het salaris van schaal 19 bij een werktijd van 40 uur.
Kunt u aangeven hoeveel rampen in de week de voorzitter van de Onderzoeksraad voor veiligheid nodig heeft om met zijn dienstauto naar toe te rijden? Wat is de meerwaarde dat deze voorzitter een dure dienstauto met chauffeur moet hebben? Bent u bereid dit te heroverwegen?
Een dienstauto met chauffeur is passend en functioneel bij dit type werk en de omstandigheden waaronder de voorzitter zijn functie uitoefent en overigens gebruikelijk bij functies op dit niveau binnen de rijksdienst. Ik zie derhalve geen reden voor heroverweging.
Omdat de vorige voorzitter in zijn hoedanigheid als lid van de Koninklijk Huis de beschikking had (en heeft) over een auto met chauffeur, was het in die situatie niet nodig om deze voorziening vanuit de Onderzoeksraad te treffen. De Onderzoeksraad ontvangt extra budget voor de kosten van de dienstauto met chauffeur, zodat deze onkosten niet ten koste gaan van de mogelijkheid van de raad om onderzoeken te verrichten.
Kunt u verzekeren dat de heer Joustra niet opnieuw voor veel geld zijn kantoor gaat verbouwen en dat enige gematigdheid van de nieuwe voorzitter van de Onderzoeksraad voor veiligheid in deze tijd van bezuinigingen gepast is?
Ik heb geen signalen ontvangen dat de voorzitter voor veel geld een verbouwing heeft laten plaatsvinden, of daartoe een voornemen heeft geuit.
Het bericht 'Slachtoffers in de kou' |
|
Hero Brinkman (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht: «Slachtoffers in de kou»?1
Ja.
Klopt het dat ruim 15 000 slachtoffers jaarlijks hulp mislopen omdat het nieuwe computersysteem (BVH) van de politie slecht functioneert?
Uit de analyses die zijn gemaakt blijkt niet dat er sprake is van een fout in het systeem. De slachtoffergegevens worden automatisch doorgegeven aan Slachtofferhulp Nederland als de politieagent heeft aangevinkt dat de gegevens van het slachtoffer mogen worden doorgestuurd. Het invullen van deze vraag wordt in de praktijk niet altijd gedaan.
is het waar dat slachtoffers op het politiebureau de keuze voorgelegd horen te krijgen of hun gegevens mogen worden doorgespeeld aan Slachtofferhulp, die psychische, praktische en juridische hulp kan geven? Klopt het dat die hulpvraag standaard op «nee» staat en dat er geen automatische melding is waardoor agenten soms in aangiften vergeten op te nemen of mensen slachtofferhulp willen? Zo nee, wat is dan de reden dat slachtoffers hulp mislopen?
Slachtoffers krijgen de keuze voorgelegd of hun gegevens mogen worden doorgegeven aan Slachtofferhulp Nederland. Het antwoord op die vraag staat niet standaard op «nee». Voor het overige verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Hoe gaat u bewerkstelligen dat slachtoffers die aangifte doen van bijvoorbeeld beroving, inbraak of geweld, altijd de keuze wel of geen slachtofferhulp krijgen voorgelegd?
Om ervoor te zorgen dat slachtoffers voortaan consequent slachtofferhulp krijgen aangeboden is het nodig dat standaard de gegevens van slachtoffers naar Slachtofferhulp Nederland worden doorgestuurd. Om te bezien of het standaard automatisch doorsturen van slachtoffergegevens naar Slachtofferhulp Nederland juridisch mogelijk is, heb ik laten onderzoeken of de Wet politiegegevens hieraan in de weg staat. Uit deze juridische analyse blijkt dat de Wet politiegegevens geen belemmeringen kent voor automatische doorverwijzing van alle slachtoffers aan Slachtofferhulp Nederland. De gegevens mogen ook worden doorgestuurd wanneer niet aan het slachtoffer is gevraagd of zijn gegevens mogen worden doorgegeven. Ik heb daarom aan de politie gevraagd om op zo kort mogelijke termijn een dergelijke 100%-doorverwijzing in het systeem in te voeren. De politieagent hoeft dan niet meer zelf in het systeem gegevens over het doorverwijzen in te voeren. Slachtoffers die geen prijs stellen op slachtofferhulp kunnen dat bij het eerste contact met Slachtofferhulp Nederland aangeven. Overigens behoudt de politie de ruimte om in individuele gevallen, bijvoorbeeld in geval van anonieme aangifte, de afweging te maken om slachtoffergegevens niet automatisch naar Slachtofferhulp Nederland door te laten sturen.
Daarnaast zijn er personen die niet zelf rechtstreeks slachtoffer zijn maar wel voor slachtofferhulp in aanmerking komen (bv. omstanders). De politieagent dient dit expliciet in het systeem aan te geven. Ik heb daarom aan de politietop gevraagd om te zorgen voor juiste invoer, op korte termijn en in alle korpsen.
Het artikel "Aso's isoleren in Tuigdorpen' |
|
Geert Wilders (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Aso’s isoleren in Tuigdorpen»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het project «Skaeve huse» in Denemarken en de tot op heden succesvolle evaluaties van dit project?
Ik ben op de hoogte van het Deense project «Skaeve huse» en een aantal projecten in verschillende gemeenten in Nederland die ontleend zijn aan deze aanpak. Uit een evaluatie verricht door de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) van februari 2010, blijkt enerzijds dat zowel hulpverleners, woningcorporaties en gemeenten positief gestemd zijn over de experimenten. Anderzijds blijkt het uiterst moeilijk om locaties te vinden voor Skaeve Huse. Daardoor neemt de planvoorbereiding minstens drie jaar in beslag en komen er uitsluitend tijdelijke locaties beschikbaar.
Bent u op de hoogte van de reden van het mislukken van eerdere projecten aangaande aso-containers in Nederland en dat juist problemen met de bestemmingsplannen op provinciaal niveau hierbij een grote rol hebben gespeeld?
Ik heb kennis genomen van een advies van de hiervoor genoemde Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) aan de toenmalige minister voor WWI over deze woonvorm. In dat advies zijn projecten in Kampen, Maastricht, Amsterdam, Arnhem en Tilburg geëvalueerd. Zoals bij vraag 2 ook aangegeven heb ik begrepen dat het vinden en behouden van een locatie een probleem is.
Deelt u de mening dat een dergelijk project, verwoord in het bovengenoemde artikel, een grote meerwaarde zou kunnen hebben in de aanpak van veelplegers in Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid dit project uit te voeren?
Nee. Als het gaat om het bieden van een voorziening in afwachting van een strafzaak vind ik een open voorziening niet passend. Daarvoor bestaan reeds huizen van bewaring waar veelplegers worden opgesloten in afwachting van berechting. Ik schaar mij achter de reactie van de minister-president naar aanleiding van het artikel in de Telegraaf: «Tuigdorpen bestaan al, die heten gevangenissen.»
Bovendien is in 2004 de Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD) ingevoerd. Dit is een strafrechtelijke maatregel, waarmee het mogelijk wordt veelplegers voor de duur van maximaal twee jaar de vrijheid te ontnemen. Vertrekpunt bij plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is een langere vrijheidsbeneming dan normaal gesproken als vrijheidsstraf zou worden opgelegd. Langdurige vrijheidsbeneming van zeer actieve volwassen veelplegers waardoor voortzetting van het criminele gedragspatroon feitelijk onmogelijk wordt gemaakt, is de kern van deze maatregel. De maatregel heeft een dubbele doelstelling. Enerzijds vergroot het de maatschappelijke veiligheid doordat notoire criminelen langere tijd hun criminele activiteiten niet kunnen uitvoeren. Anderzijds biedt de maatregel de gelegenheid een intensief, op recidivebeperking gericht, programma met de veelpleger te doorlopen.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het algemeen overleg over onderwerpen op het terrein van veiligheid gepland op 10 maart 2011?
Ja.
Bestrijding van antisemitische uitingen |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Martijn van Dam (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u het item gezien in het programma Pownews van 9 februari 2011, waarin een jongen een Hitlergroet uitbracht jegens een gezelschap van rabbijnen, imams en dominees?
Ja.
Is er aangifte gedaan van dit voorval? Zo nee, wilt u de betrokkenen daar actief toe uitnodigen?
Naar aanleiding van de televisie-uitzending op 9 februari heeft het korps Amsterdam-Amstelland rabbijn Evers benaderd en hem gevraagd om aangifte te doen. De rabbijn heeft op 11 februari 2011 aangifte gedaan ter zake van belediging.
Is de jongen die op camera herkenbaar de Hitlergroet brengt en «kankerjoden» roept opgepakt of loopt er politieonderzoek naar deze antisemitische uitingen? Zo ja, op welk moment en op welke basis heeft de politie besloten om actie te ondernemen? Zo nee, bent u van mening dat dit soort gedragingen ambtshalve onderzocht en vervolgd moeten worden?
Naar aanleiding van de aangifte is er een opsporingsonderzoek gestart, waarbij onder meer de foto van verdachte is getoond in het televisieprogramma «Ter plaatse» van RTV Noord-Holland. Daarnaast is de foto geplaatst op de website www.depolitiezoekt.nl. Aangezien het onderzoek nog loopt, kan ik geen verdere mededelingen doen.
De politie kan ook zonder aangifte proces-verbaal van strafbare feiten opmaken en inzenden naar het openbaar ministerie. De officier van justitie beoordeelt de zaak en beslist of tot vervolging wordt overgegaan. Ingevolge de Aanwijzing discriminatie (2007A010) van het College van Procureurs-generaal is daarbij de hoofdregel dat bij overtreding van de discriminatiebepalingen, indien de zaak bewijsbaar en de verdachte strafbaar is, altijd een strafrechtelijke reactie volgt.
Werd de interreligieuze wandeling begeleid door politieagenten? Zo ja, hoe hebben zij gereageerd op de uitingen van deze jongen?
Nee. De politie werd pas kort tevoren op de hoogte gesteld over de wandeling.
Deelt u de observatie dat uit dit filmpje opnieuw blijkt dat mensen die door hun kleding als Joods herkend zouden kunnen worden in de praktijk met antisemitisch gedrag geconfronteerd worden? Vindt u het ook ontoelaatbaar dat Joodse mensen hiermee rekening moeten houden en zich in sommige gevallen genoodzaakt voelen om hun gedrag en voorkomen aan te passen?
Het filmpje bevestigt dat antisemitisch gedrag voorkomt. Antisemitisch en ander discriminerend gedrag is onacceptabel. Niemand in Nederland zou zich door zulk gedrag genoodzaakt moeten voelen om zijn gedrag en voorkomen aan te passen.
Bent u van mening dat de pakkans voor antisemitisme verhoogd moet worden door bijvoorbeeld de gerichte inzet van opsporingsambtenaren die zich op traditioneel Joodse wijze kleden? Zo ja, hoe wilt u bevorderen dat deze lokagenten gericht ingezet worden zodat Joodse mensen weer zonder angst herkenbaar over straat kunnen lopen? Zo nee, waarom niet?
De keuze voor de inzet van gerichte opsporingsmiddelen wordt op lokaal niveau gemaakt, op basis van de lokale kennis. De Regionale Discriminatieoverleggen (RDO’s) spelen hierin een belangrijke rol. De inzet van alternatieve opsporingsmethoden is ook een lokale aangelegenheid, mits deze vallen binnen de wettelijke mogelijkheden. Hoewel daarvoor een wettelijke basis bestaat, ligt de inzet van lokagenten bij antisemitisme, niet voor de hand vanuit overwegingen van subsidiariteit (als andere opsporingsmiddelen niet tot het gewenste resultaat leiden). Ook deze afweging dient echter lokaal te worden gemaakt.
Hoeveel aanhoudingen zijn afgelopen jaar verricht vanwege antisemitisme?
Voor de zomer zullen wij een aanscherping van het actieprogramma ter bestrijding van discriminatie naar de Tweede Kamer sturen. Hierbij sturen wij ook de landelijke cijfers van de politie en het Openbaar Ministerie ten aanzien van antisemitisme in 2010 mee.
De onafhankelijke benoeming van de voorzitter van de Onderzoeksraad |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel waarin de voormalig voorzitter van de Onderzoeksraad voor veiligheid kritiek heeft op de benoemingswijze van zijn opvolger?1
Ja.
Kunt u toelichten hoe het profiel hiervoor is vastgesteld? Wie heeft het profiel vastgesteld en wie heeft hierover kunnen adviseren?
Het functieprofiel voor de nieuwe voorzitter is vastgesteld door de destijds meest betrokken ministers: de ministers van BZK, Verkeer en Waterstaat en Defensie. Over het functieprofiel heeft de Onderzoeksraad geadviseerd.
In welke media en op welke momenten is er geadverteerd voor deze functie?
De advertentietekst met de vacature voor voorzitter en lid van de Onderzoekraad is op 19 juni geplaatst in het NRC en de Volkskrant. Daarnaast heeft een wervings- en selectiebureau actief potentieel geschikte kandidaten benaderd.
Hoe was de sollicitatiecommissie samengesteld? Uit welke gelederen waren deze commissieleden afkomstig?
In opdracht van de drie meest betrokken ministers, de minister van BZK, de minister van Defensie en de minster van Verkeer en Waterstaat, is een ambtelijke selectiecommissie ingesteld op het niveau secretaris-generaal/directeur-generaal. De selectiecommissie werd ondersteund door een wervings- en selectiebureau. De keuze voor dit bureau is afgestemd met – en werd gesteund door – de Onderzoeksraad.
Hoeveel personen hebben er in totaal gesolliciteerd? Hoeveel personen zijn uitgenodigd voor een gesprek met de commissie?
Op de functie hebben tientallen mensen gesolliciteerd. Het wervings- en selectiebureau heeft met circa 35 personen een oriënterend gesprek gevoerd. Na een voorselectie door de selectiecommissie, in afstemming met de eerder genoemde bewindspersonen, heeft de selectiecommissie met zes kandidaten gesproken. De raad is gedurende dit proces van voorselectie en selectie geïnformeerd.
Is voorafgaande de procedure of tijdens de procedure de omvang van de formatieve aanstelling gewijzigd? Zo ja, waarom?
Mijn ambtsvoorganger was van mening dat een 60%-invulling van de functie toereikend is. Die opvatting deel ik. In eerste instantie is de wijze van invulling open gelaten, zodat gedurende het selectieproces nog ruimte bestond om voor een 60% respectievelijk 100%-invulling te kiezen.
Op welke wijze is de Onderzoeksraad voor veiligheid van «begin tot eind» betrokken geweest bij de procedure?
De benoemingsprocedure staat beschreven in de Rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid (artikel 7). Deze procedure is gevolgd. Leden van de Raad worden bij Koninklijk Besluit benoemd, op voordracht van de minister van Veiligheid en Justitie (voorheen BZK) en in afstemming met de meest betrokken ministers (Defensie en Infrastructuur en Milieu, voorheen Verkeer en Waterstaat), gehoord de Raad. De raad is conform de wet gehoord alvorens de voordracht via de ministerraad aan Hare Majesteit is doorgeleid. De Onderzoeksraad is van het begin tot het einde betrokken geweest bij de totstandkoming van het functieprofiel, de keuze voor een wervings- en selectiebureau en de totstandkoming van de vacaturetekst. Ook is de Raad gedurende het gehele proces in de gelegenheid gesteld om kandidaten aan te dragen, en heeft afstemming plaatsgevonden met de Raad rondom belangrijke selectiemomenten.
Hoeveel benoembare kandidaten zijn er voorgedragen? Aan welke ministers zijn die voorgedragen?
Conform de wettelijke procedure is één kandidaat via de ministerraad aan Hare Majesteit voorgedragen.
Hoe beoordeelt u achteraf gezien (de zorgvuldigheid van) deze procedure?
De procedure heeft op zorgvuldige wijze plaatsgevonden.
Bent u bekend met de uitspraak van de nieuwe voorzitter van de Onderzoeksraad de heer Joustra «Ik heb met het departement afgesproken dat de Raad voortaan een voordracht zal doen.»?2
De Rijkswet waarborgt volledige onafhankelijkheid van de Raad. Dit geldt voor de onderzoeken, de methodiek en de aanbevelingen. De borging van de onafhankelijkheid van de raad ligt mijns inziens niet zo zeer in de wijze van benoeming van de voorzitter, als wel in de borging van de onafhankelijkheid.
De Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid is in 2008 geëvalueerd. Uit dat onderzoek kwam de benoemingsprocedure niet als aandachtspunt naar voren. Desalniettemin is met de nieuwe voorzitter afgesproken de procedure zowel ten aanzien van de leden als van de voorzitter op mogelijke onvolkomenheden te bezien,
Kunt u het bestaan van deze afspraak bevestigen? Zo nee, kunt u toelichten welke afspraak u wel heeft gemaakt met de nieuwe voorzitter omtrent benoemingen?
Zie antwoord vraag 10.
Zo ja, bent u bereid de tekst van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid (m.n. artikel 7, lid 1) te wijzigen zodat deze in overeenstemming wordt gebracht met deze nieuwe praktijk? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat de huidige benoemingsprocedure van de voorzitter van de Onderzoeksraad voor veiligheid in zijn geheel nog eens tegen het licht gehouden moet worden vanuit het perspectief van onbevreesde onafhankelijkheid van de raad?
Zie antwoord vraag 10.
Welke feitelijke mogelijkheden ziet u om de benoeming van de voorzitter van de Onderzoeksraad voor veiligheid geen «politieke benoeming» meer te laten zijn, zoals de oud-voorzitter heeft aangegeven wenselijk te vinden?
Zie het antwoord op de vragen 10, 11, 12 en 13.
Deelt u de mening dat vanuit het principe van onafhankelijkheid een benoeming door de Kamer – al dan niet na een voordracht van een nader samen te stellen commissie of de Onderzoeksraad voor veiligheid zelf – van de voorzitter meer voor de hand ligt? Zo nee, welke bezwaren heeft u tegen een dergelijke benoemingswijze?
De onafhankelijkheid van de Raad is wat mij betreft voldoende geborgd in de Rijkswet. Bij de volgende evaluatie van de Rijkswet kan een eventuele versterking van de rol van de Kamer desgewenst worden betrokken.
Het onderzoek naar de onrust in de Koepelgevangenis in Breda |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat het aantal van vier suïcides in één jaar in een inrichting opvallend veel is? Zijn er ook cijfers over het aantal pogingen tot zelfmoord in de Penitentiaire Inrichting (PI) Breda in het jaar 2010?1
Op welke wijze heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) de vier suïcides in het jaar 2010 in de PI Breda precies onderzocht? Bent u bereid dit onderzoek naar de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Is het waar dat de IGZ op basis van intern onderzoek van de inrichting zelf heeft geconcludeerd dat er geen causaal verband is aangetoond tussen de suïcides en het handelen van de instelling? Bent u het eens met de constatering dat door de IGZ niet is onderzocht wat dan wel de oorzaak is van deze suïcides en hoe het kan dat dit aantal zo hoog is in één inrichting?
Bent u bereid de IGZ en de Inspectie voor de Sanctietoepassing alsnog te verzoeken onverwijld een gezamenlijk onderzoek in te stellen naar de situatie in de PI Breda? Zo nee, waarom niet?
Ik kan mij vinden in het standpunt van de IGZ en de ISt. Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op vraag 1 tot en met 3 en de bovengenoemde brieven van de IGZ en de ISt. Ik acht het derhalve niet noodzakelijk de Inspecties alsnog te verzoeken een gezamenlijk onderzoek in te stellen.
Wat is volgens u de reden voor het gestegen aantal suïcides in gevangenissen van 10 in 2009 naar 18 in 2010? Bent u bereid dit nader te laten onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Terugkijkend naar het verleden fluctueert het aantal suïcides voortdurend en zonder vast patroon. Door de relatief kleine aantallen kunnen deze fluctuaties procentueel groot zijn. De stijging van het aantal suïcides van 2010 is in die zin niet opvallend ten opzichte van fluctuaties die zich het afgelopen decennium binnen het gevangeniswezen hebben voorgedaan. Daarom is er op dit moment onvoldoende aanleiding te veronderstellen dat sprake is van een structurele stijging. Wel ben ik bereid een algemeen onderzoek uit te voeren om de belangrijkste determinanten van suïcide vast te stellen.
Natuurlijk ben ik van mening dat iedere suïcide binnen detentie er één te veel is en dat er alles aan moet worden gedaan om deze te voorkomen. Het suïcidepreventiebeleid van het gevangeniswezen houdt onder meer in dat naast het eerder beschreven onderzoek door de calamiteitencommissie, het executief personeel geschoold wordt in het vroegtijdig herkennen en signaleren van suïcidaliteit zodat de zorgprofessionals op adequate wijze kunnen interveniëren.
De bezuinigingen op het gemeentelijk veiligheidsbudget |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Gemeenten krijgen minder rijksgeld voor veiligheid»?1
Ja.
Klopt het dat de gemeenten in 2012 94 miljoen euro per jaar minder ontvangen voor veiligheidsbeleid, waardoor vele lokale veiligheidsinitiatieven dreigen te sneuvelen?
Het bedrag van 94 miljoen euro komt mij niet bekend voor.
De besparing waartoe het kabinet in het kader van de noodzakelijke bezuinigingen op de rijksuitgaven heeft besloten, betreft het niet continueren van de tijdelijke, via de decentralisatie-uitkering Veiligheid en Leefbaarheid, extra toegekende middelen. De middelen zijn voor de jaren 2010 en 2011 toegekend aan 40 gemeenten in het kader van het manifest Bestrijding Overlast en Verloedering. Voor 2010 betrof het ca. € 89 miljoen, voor 2011 ca. € 64 miljoen. Bij brief van 24 november 2009 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2009–2010, 32 123 B, nr. 12) heeft de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties u hierover geïnformeerd.
De structurele middelen voor veiligheid, ten bedrage van ca. € 1,26 miljard, die gemeenten ontvangen via het gemeentefonds, lopen ook na 2011 door. De grootste 37 gemeenten ontvangen hieruit samen ongeveer € 600 miljoen. Dat biedt gemeenten ook na 2011 voldoende financiële ruimte om succesvolle veiligheidsmaatregelen te starten of voort te zetten.
Deelt u de mening van Venlose burgemeester Bruls dat het moeilijk uit te leggen is aan de samenleving dat dit kabinet de mond vol heeft van veiligheid, maar tegelijk minder geld geeft aan gemeenten om veiligheidsbeleid vorm te geven? Zo nee, hoe wilt u deze, voor de gemeenten enorm zure maatregelen dan uitleggen?
Zoals hierboven aangegeven, beëindigt het kabinet enkele tijdelijke geldstromen. Dat neemt niet weg dat veiligheid voor dit kabinet prioriteit heeft. Het kabinet zal ook de komende jaren gemeenten op allerlei manieren blijven ondersteunen bij het versterken van de veiligheid en leefbaarheid, onder meer door het vormgeven van wettelijk instrumentarium, het bevorderen van de lokale en regionale samenwerking (bijvoorbeeld door ondersteuning vanuit het Rijk van RIEC’s en veiligheidshuizen) en kennisdeling.
Klopt het dat uit onderzoek blijkt dat gemeentelijk veiligheidsbeleid effect heeft? Zo ja, deelt u de mening dat alles gedaan moet worden om dit beleid in stand te houden?
Succesvol veiligheidsbeleid uiteraard in belangrijke mate gestalte op lokaal niveau. Gezien de verantwoordelijkheid die de gemeenten hiervoor hebben, zijn zij naar mijn overtuiging zelf het beste in staat om te bepalen welke maatregelen nodig zijn, welke beëindigd moeten worden en welke voortgezet of gestart moeten worden.
Verwacht u dat door deze en andere bezuinigingsopdrachten die bij de gemeenten liggen veiligheidsbeleid stopgezet zal worden? Bent u bereid deze keuzes door gemeenten te inventariseren? Zo nee, waarom niet?
In tijden van budgettaire krapte staan Rijk en gemeenten samen voor de opdracht om met minder financiële middelen toch een maximale inspanning te leveren om de veiligheid en leefbaarheid te vergroten. Dat vraagt enerzijds om prioriteiten stellen, anderzijds om effectiever werken binnen de bestaande mogelijkheden, bijvoorbeeld door regionale samenwerking. Een inventarisatie acht ik in dit verband niet nodig. Ik ben ervan overtuigd dat gemeenten er in zullen slagen om te doen wat nodig is.
Klopt het dat veel gemeenten hun inzet in het Veiligheidshuis bekostigen uit de middelen die nu wegbezuinigd worden? Zijn de ambitieuze plannen van het kabinet met de veiligheidshuizen te realiseren zonder de inzet van de gemeentes? Zo nee, hoe waarborgt u de deelname van gemeentes in de Veiligheidshuizen?
Voor de doorontwikkeling van Veiligheidshuizen stel ik jaarlijks 7,7 miljoen beschikbaar. Daarnaast investeer ik in 2011 3 miljoen voor de ontwikkeling van een casusondersteunend systeem voor de Veiligheidshuizen. Maar ook het lokale bestuur moet een bijdrage leveren. Om de middelen zo efficiënt mogelijk in te zetten is mijn doel om meer focus aan te brengen in de doelen, functie en werkwijze van de Veiligheidshuizen. Door kennis en krachten te bundelen, verwacht ik dat het voor alle betrokken partijen effectief wordt (of blijft) om te investeren in een Veiligheidshuis.
Bent u van plan om uw beleid bij te stellen als op grond van veiligheidsstatistieken blijkt dat deze forse bezuinigingen leiden tot een verslechtering? Zo nee, waarom niet?
Het lijkt mij niet verstandig om van dergelijke veronderstellingen uit te gaan. De uitdagingen waarvoor wij de komende jaren staan zijn helder. Laten wij er vooral voor zorgen dat we samen met gemeenten de handen uit de mouwen blijven steken voor het verbeteren van de veiligheid in ons land. Ik heb er vertrouwen in dat dat lukt.
Deelt u de mening dat een regering die veiligheid als één van haar drie ambities gekozen heeft ook concrete doelen moet durven formuleren ten aanzien van de veiligheid die mensen in hun eigen omgeving ervaren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer wilt u dergelijke doelstellingen bepalen?
Die mening deel ik. De ambities van het kabinet op het gebied van Veiligheid en Justitie heb ik uitgewerkt in het Werkprogramma Nederland Veiliger verdeeld over de volgende thema’s:
De in mijn brief van 18 februari 2011 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 29 628 en 30 880, nr. 237) genoemde landelijke politieprioriteiten zijn een onderdeel hiervan.
De telefoontaps in de zaak Baybasin |
|
Jeroen Recourt (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de recente berichtgeving over de telefoontaps in de zaak Baybasin?1
Ja.
Is het waar dat de telefoontaps voor onderzoek naar Israël en de Verenigde Staten (VS) zijn gestuurd? Zo ja, wat was de onderzoeksvraag van het OM aan de onderzoekers?
Het onderzoek is uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Toegangscommissie (TC) van de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken. (Digitale) kopieën van acht gesprekken zijn naar onderzoekers in Israël en de Verenigde Staten gestuurd. De TC heeft de onderzoekers gevraagd om de gesprekken op basis van signaalanalyse en telecomanalyse te bezien op mogelijke tekenen van manipulatie.
Is het gebruikelijk om onderzoekers in andere landen te vragen banden met telefoontaps of andere audiomateriaal te onderzoeken op mogelijke manipulatie? Zo ja, hoe vaak gebeurt dit en in welke zaken wordt en dergelijk onderzoek verzocht?
Wanneer specifieke deskundigheid is vereist die in Nederland niet of onvoldoende aanwezig is, is het niet ongebruikelijk om forensisch onderzoek uit te besteden aan buitenlandse instanties. Dat geldt voor alle soorten forensisch onderzoek. Hoe vaak specifiek audio-onderzoek in het buitenland verricht wordt, is mij niet bekend.
Waarom is het materiaal in deze zaak juist naar deze twee landen gestuurd?
De Israëlische deskundige is aangezocht op verzoek van de raadsvrouw van Baybasin. De Amerikaanse deskundigen zijn benaderd op verzoek van het Openbaar Ministerie. De deskundigen zijn door de verzoekers geselecteerd op basis van hun specifieke kennis van het vakgebied.
Is het waar dat de onderzoekers in Israël en de VS in deze zaak verschillende banden hebben gekregen? Zo ja, wat is de waarde van de uitkomst van het onderzoek, als de landen verschillend materiaal voor onderzoek aangeboden krijgen? Is het gebruikelijk dat meerdere onderzoekers worden gevraagd de banden te bekijken op eventuele vervalsing of manipulatie en waarop vervolgens verschillend materiaal wordt verstuurd?
De onderzoekers beschikten in eerste instantie over hetzelfde onderzoeksmateriaal. Een deel van dat verstrekte materiaal was digitaal vertraagd om het op een beluisterbare snelheid te brengen. De Israëlische deskundige heeft gevraagd om de niet-vertraagde opnamen. Die heeft hij gekregen en ze vervolgens zelf weer vertraagd.
De Amerikaanse onderzoekers is aangeboden om dezelfde opnamen te ontvangen. Zij achtten dat niet nodig.
Welke audiobanden hebben de onderzoekers gekregen en waarom hebben zij niet het origineel of een kloon gekregen? Zijn de banden die de onderzoekers hebben gekregen bewerkt? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom is er dan niet een kloon van de originele tapes gestuurd?
Het oorspronkelijke materiaal bestaat uit optical discs en audiobanden waarop vele duizenden getapte telefoongesprekken staan. Dit oorspronkelijke bewijsmateriaal wordt in beginsel nooit uit handen gegeven. De onderzoekers beschikten over digitale kopieën van acht gesprekken. Het materiaal dat op de audiobanden stond, is vanwege de verstaanbaarheid vertraagd. Zie daaromtrent het antwoord op vraag 5.
Bent u van mening dat het Openbaar Ministerie (OM) beter exact dezelfde klonen had kunnen gebruiken om te laten onderzoeken in Israël en de VS? Zo ja, welke stappen heeft u ondernomen om te bereiken dat alsnog deugdelijk onderzoek wordt gedaan? Zo nee, waarom is dit niet belangrijk? Wat vindt u van de opmerking van de Amerikaanse onderzoekers die zeggen dat authenticiteitanalyses alleen kunnen worden uitgevoerd met de originele opnamen, of klonen daarvan?
De Amerikaanse onderzoekers hebben aangegeven dat ze bij gebruik van het oorspronkelijke materiaal wellicht stelliger uitspraken zouden kunnen doen. Zoals in het antwoord bij vraag 6 is aangegeven, wordt dergelijk belangrijk oorspronkelijk bewijsmateriaal niet uit handen gegeven. Nu dat zo is, hebben de Amerikaanse onderzoekers desgevraagd laten weten, geen behoefte te hebben aan de niet-vertraagde opnamen die de Israëlische deskundige op eigen verzoek ontvangen heeft.
Zijn er regels waarin staat hoe er moet worden omgegaan met tapes met audiomateriaal en wat ter onderzoek gestuurd moet worden om te komen te een deugdelijk onderzoek? Zo ja, welke regels zijn dat?
Ja, er bestaat een FT-norm (forensisch-technische norm) voor «het aanleveren van audiomateriaal voor integriteits-, authenticiteits- en originaliteitsonderzoek». Volgens deze norm is een groot aantal tapgesprekken reeds eerder onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut.
Hoe beoordeelt u de opmerking van de onderzoekers in de VS die zeggen dat heel veel kleine «smoking guns» nog belangrijker zijn dan de paar aanwezige «smoking cannons»? Baart deze opmerking u geen zorgen ten aanzien van de betrouwbaarheid van het aangeleverde materiaal?
Deze opmerking is gemaakt door de Israëlische onderzoeker.
De conclusies van de onderzoekers verschillen aanzienlijk, ook bij dat gedeelte van het materiaal dat voor beide partijen gelijk was (namelijk de gegevens van de optical discs). De Israëlische onderzoeker ziet ook daarin veel meer «smoking guns» dan de Amerikaanse onderzoekers. De geciteerde opmerking zegt niet zozeer iets over de betrouwbaarheid van het aangeleverde materiaal, maar over de geringe «hardheid» van het type analyses dat verricht is. Hetzelfde fragment wordt klaarblijkelijk door de een heel anders geïnterpreteerd dan door de ander.
Wat is er met de analyses van de Israëlische en Amerikaanse onderzoekers gedaan?
Nadat de onderzoekers over en weer op elkaars bevindingen hebben kunnen reageren, zijn de rapportages door een Nederlandse hoogleraar beschreven in een samenvattend document. Naar aanleiding daarvan heeft de TC nog nader onderzoek verricht en laten verrichten. Dit alles is gebruikt ten behoeve van een advies aan het College van procureurs-generaal. Bij dit advies zijn alle technische rapportages gevoegd. Deze zijn door het College eveneens ter beschikking gesteld aan de advocate van Baybasin.
De beloning van de voorzitter van de Raad voor de Veiligheid |
|
Ronald van Raak |
|
Welke bijzondere arbeidsvoorwaarden, op het gebied van beloningen, vervoer en personeel, heeft de nieuwe voorzitter van de Onderzoeksraad voor veiligheid bedongen?1 Waarom krijgt de nieuwe voorzitter een oproepbaarheidstoeslag van 10 procent?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de antwoorden op vragen van de leden Brinkman en Elissen (beiden PVV) aan mij, antwoord op vraag 2. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1706)
Welke verschillen zijn er in de arbeidsvoorwaarden en salariëring tussen de nieuwe voorzitter en de oude voorzitter van de Onderzoeksraad voor veiligheid?
Voor de vorige voorzitter gold een vergoeding op basis van vijf werkdagen per week. Ook deze vergoeding was vergelijkbaar met het salaris van de voorzitter van de WRR. De vorige voorzitter beschikte vanuit zijn functie als voorzitter van de Onderzoeksraad geen aanvullende voorzieningen, zoals een dienstauto met chauffeur, aangezien daarin al was voorzien in zijn hoedanigheid als lid van het Koninklijk Huis. Bovendien had de vorige voorzitter reeds de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, waardoor ook geen voorziening voor pensioenopbouw aan de orde was.
Klopt het dat de Onderzoeksraad voor veiligheid een verbouwing heeft moeten doorvoeren, omdat anders het meubilair van de nieuwe voorzitter niet zou passen? Wat waren de totale verbouwingskosten?
De onderzoeksraad is, als zelfstandig bestuursorgaan, voor bedrijfsvoeringsaangelegenheden zoals de interne inrichting van het gebouw, zelf verantwoordelijk. De voorzitter heeft binnen die verantwoordelijkheid zijn wensen ten aanzien van de inrichting van zijn kantoor tot uitvoering laten brengen. Wellicht ten overvloede merk ik op dat het bedoelde meubilair persoonlijk eigendom van de voorzitter is en overigens al meer dan 20 jaar oud. De verbouwingskosten bedroegen circa € 13 500.
Waarom heeft de nieuwe voorzitter van de Onderzoeksraad voor veiligheid een eigen chauffeur? Klopt het dat er een nieuwe dienstauto is aangeschaft?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de antwoorden op vragen van de leden Brinkman en Elissen (beiden PVV) onder nummer 2011Z02827, antwoord op vraag 4. Wellicht ten overvloede merk ik hier op dat de wijze waarop de Onderzoeksraad uitvoering geeft aan de verstrekking van de faciliteit zoals een dienstauto met chauffeur, tot de zelfstandige verantwoordelijkheid van de raad behoort.
Deelt u de zorgen dat het optreden van de nieuwe voorzitter de beeldvorming rondom de Onderzoeksraad voor veiligheid geen goed doet?
Ik heb geen zorgen over het optreden van de nieuwe voorzitter van de Raad.
Het in bescherming nemen van een veroordeelde pedofiele priester |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht dat kardinaal Simonis in de periode dat hij aartsbisschop van Utrecht was een veroordeelde pedofiele priester heeft beschermd?1
Ja.
Heeft er vervolging plaatsgevonden in deze zaak? Zo ja, heeft dit uiteindelijk tot een veroordeling geleid? Zo nee, waarom niet?
In de periode dat de priester werkzaam was in het bisdom Utrecht zijn er twee aangiften tegen hem gedaan. In december 2007 is aangifte gedaan van ontuchtige handelingen. De zaak is geseponeerd wegens gebrek aan bewijs.
Op 9 juli 2008 is opnieuw aangifte gedaan. Pas toen het dossier was ingezonden aan het OM werd duidelijk dat deze aangifte feiten bleek te bevatten waarvan het laatste gepleegde feit op 26 augustus verjaard was. Om die reden is ook deze zaak geseponeerd.
Indien er sprake was van een veroordeling, welke straf is deze priester opgelegd?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het feit dat de betreffende priester pas vorig jaar disciplinair is gestraft en dat oud-kardinaal Simonis eerder deze sanctie had geweigerd, als een signaal kan worden opgevat dat sancties vanuit de kerk opgelegd niet of in ieder geval niet altijd, effectief en passend zijn? Zo ja, welke conclusie trekt u hieruit? Zo nee, waarom niet?
Het behoort niet tot mijn verantwoordelijkheid om een oordeel te vellen over feiten en maatregelen in arbeidssituaties buiten die welke onder mijn directe verantwoordelijkheid als overheidswerkgever vallen.
Is het misbruik door deze priester meegenomen in het onderzoek van de commissies Deetman en Samson? Zo nee, waarom niet? Wat zegt dat volgens u over de volledigheid van de onderzoeken?
De commissies Deetman en Samson doen geen mededelingen over individuele gevallen en deswege heb ik geen informatie over de feiten die de commissie Deetman onderzoekt. Ik wacht de rapporten af. Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat deze onderzoeken niet volledig zouden zijn.
Welke mogelijkheden zijn er om iemand die plegers van misbruik in bescherming neemt of in gelegenheid stelt om opnieuw kinderen te misbruiken, in juridische zin aan te pakken?
Het in bescherming nemen van plegers van misbruik is als zodanig niet strafbaar gesteld. Het gelegenheid bieden aan het plegen van bepaalde strafbare feiten kan in bepaalde gevallen strafbaar zijn. Het is echter aan de strafrechter om te bepalen of daarvan in individuele gevallen sprake is.
Deelt u de mening dat voor de beroepsgroep van priesters met pastorale taken of vergelijkbare beroepsgroepen bij andere religies, een verklaring omtrent gedrag verplicht zou moeten worden? Zo ja, op welke wijze gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Ik zie vooralsnog geen reden voor een wettelijke verplichting. Met een dergelijke wettelijke maatregel zou de verantwoordelijkheid in volle omvang verschuiven naar de overheid, terwijl die juist primair thuishoort bij de organisaties waarbinnen deze mensen werkzaam zijn. Evenwel kan het overleggen van een verklaring omtrent gedrag onderdeel zijn van de screening door werkgevers.
Indien uitkomsten van het onderzoek van de commissie Deetman hiertoe aanleiding geven, zal ik de noodzaak van aanvullend beleid opnieuw bezien.
Bent u van mening dat het opleggen en handhaven van een strafrechtelijk beroepsverbod een adequate straf kan zijn om hernieuwd misbruik te voorkomen? Zo ja, gaat u zorgen dat dit middel vaker wordt gebruikt bijvoorbeeld door met het Openbaar Ministerie een richtlijn ten aanzien van de strafeis in dergelijke zaken te formuleren? Zo nee, waarom niet?
Een beroepsverbod kan worden opgelegd als iemand in het kader van zijn beroep of ambt een strafbaar feit pleegt. Deze persoon mag dan voor een bepaalde tijd dat beroep of ambt niet uitoefenen. Dit heet «ontzetting uit beroep of ambt». Preventie en bescherming staan voorop bij rechters die een beroepsverbod opleggen.
Indien uitkomsten van het onderzoek van de commissie Deetman hiertoe aanleiding geven, zal ik de noodzaak van aanvullend beleid opnieuw bezien.
Heeft kardinaal Simonis, al dan niet onder ede, ontkent kennis te hebben genomen van misbruik binnen de katholieke kerk? Zo ja, hoe oordeelt u over die uitspraken in het licht van bovenstaande zaak?
Het is niet aan mij om een oordeel te geven over de uitspraken van kardinaal Simonis.
Deelt u de mening dat in het kader van deze zaak de uitspraak «Wir haben es nicht gewusst», door kardinaal Simonis in het tv-programma Pauw en Witteman gedaan extra ongepast is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Deelt u de mening dat over de oprechtheid van de uitspraak «ik ben ontdaan en beschaamd» van kardinaal Simonis in hetzelfde programma in het licht van het bovenstaande tenminste twijfel kan bestaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Het gebruik van onzichtbare sms-jes bij de opsporing |
|
Magda Berndsen (D66), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Recherche spioneert via mobieltje»?1
Ja.
Is het waar dat de recherche en/of de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst(AIVD) gebruik maakt van onzichtbare sms-berichten om zo de mobiele telefoon van de ontvanger als pijlbaken te kunnen gebruiken? Zo ja, op basis van welke wettelijke bevoegdheid wordt dit middel ingezet? Zo nee, wat klopt er niet aan dit bericht?
Het middel van het versturen van «onzichtbare» sms-jes wordt door de recherche gebruikt om globaal de locatie bepalen van een mobiele telefoon van een betrokkene in een strafrechtelijk opsporingsonderzoek. De in het bericht gewekte suggestie dat sprake zou zijn van een geheim opsporingsmiddel is onjuist. Dit opsporingsmiddel wordt sinds geruime tijd toegepast in een aantal strafrechtelijke opsporingsonderzoeken. Dit middel wordt alleen ingezet wanneer er een telefoontap op het desbetreffende telefoonnummer loopt. Dit betekent dat voldaan moet zijn aan de strafvorderlijke eisen verbonden aan een telefoontap (artikel 126m Wetboek van strafvordering): het moet gaan om een strafrechtelijk onderzoek naar een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan, en dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. Bovendien moet het onderzoek de inzet van het middel dringend vorderen. Tevens is voor een telefoontap vereist dat de rechter-commissaris een schriftelijk machtiging verleent. Hiermee is de wettelijke bescherming voor het gebruiken van onzichtbare sms-jes van een hoger niveau dan bij de eveneens bestaande mogelijkheid om met toestemming van de officier van justitie achteraf de peilgegevens bij de telecomprovider op te vragen.
Voor wat betreft de AIVD geldt dat de algemene en bijzondere bevoegdheden die de dienst heeft zijn geregeld in de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten 2002. De bijzondere bevoegdheden kunnen heimelijk worden ingezet in het kader van onderzoek naar organisaties en personen van wie een bedreiging voor de nationale veiligheid uitgaat, of in het kader van onderzoek betreffende andere landen (de inlichtingentaak buitenland). Over de specifieke aard en omvang van de toepassing van de bevoegdheden door de AIVD worden in het openbaar geen uitspraken gedaan. De Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) houdt toezicht op de rechtmatigheid van de taakuitoefening van de AIVD.
Is de wettelijke bescherming voor het gebruiken van onzichtbare sms-jes op gelijk niveau aan de reeds bestaande mogelijkheid om met toestemming van de rechter-commissaris de peilgegevens bij de telecomprovider op te vragen? Zo nee, waarin verschilt dit dan?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe vaak wordt het middel van onzichtbare sms-jes per jaar ingezet? In hoeverre is het een effectiever middel dan al bekende middelen? Bent u voornemens dit middel vaker te laten inzetten?
Het gebruik van dit middel wordt niet apart geregistreerd, aangezien het wordt toegepast in het kader van de toepassing van de zogenoemde telefoontap en er geen separate vordering of machtiging aan de inzet van het middel verbonden is. Wel kan worden aangegeven dat het middel slechts wordt ingezet in een kleine minderheid van de gevallen waarin een telefoontap wordt toegepast. Het is een effectief middel om de globale locatie van een specifieke mobiele telefoon te bepalen. Waar nodig zal dit middel ingezet blijven worden.
Welke waarborgen zijn er om te voorkomen dat het middel van onzichtbare sms-jes lichtzinnig wordt ingezet?
Zie antwoord vraag 2.
Is het opsporingsmiddel al aan een rechterlijk oordeel onderworpen? Zo ja, wat was de uitkomst van dat oordeel?
Het door middel van het versturen van onzichtbare sms-jes bepalen van de locatie van een mobiele telefoon van een betrokkene in een strafrechtelijk opsporingsonderzoek, is in het verleden in diverse strafzaken gedurende het onderzoek ter terechtzitting aan de orde geweest. De rechter heeft de inzet van het middel steeds rechtmatig geacht.
Is dit middel ook te verkrijgen voor burgers? Zo ja, hoe gaat u privacyschendingen voorkomen die hiervan het gevolg zijn?
Legale inzet van dit middel door of ten behoeve van burgers is niet mogelijk.
Het Open Government Initiative |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Is het waar dat de Nederlandse overheid afwezig was op de bijeenkomst op 21 en 22 januari jl. in Washington D.C., waar vertegenwoordigers van tientallen landen samenkwamen om te praten over het Open Government Initiative van de regering-Obama? Zo ja, kunt u toelichten waarom Nederland ontbrak op de deze bijeenkomst?
Voor de bijeenkomst op 21 en 22 januari jl. in Washington D.C., was Nederland niet uitgenodigd. Het betrof een informele bijeenkomst georganiseerd door het Witte Huis waarvoor minder dan tien landen en ongeveer tien vertegenwoordigers van relevante NGO’s waren uitgenodigd. De bijeenkomst was bedoeld om ideeën te verzamelen voor de nadere uitwerking van de oproep die president Obama tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in september 2010 heeft gedaan om tijdens de vergadering van september 2011 per land concreet aan te geven welke maatregelen men op dit terrein heeft getroffen.
Deelt u de mening dat vrij beschikbare (of «open») overheidsdata een belangrijke toegevoegde waarde kunnen bieden aan de samenleving? Kunt u dat toelichten?
Ja, verschillende onderzoeken en deskundigen1 op het gebied van open overheidsdata bevestigen dit. Echter, het rendement van open overheidsinformatie moet zich nog wel bewijzen. Het Open Government Initiative van de Verenigde Staten, de eerste uit een reeks van internationale voorbeelden, dateert uit 2009. Het economisch en maatschappelijk rendement van de meeste van deze initiatieven is nog niet geëvalueerd2.
Bent u het eens met de conclusie van de Conservatieve partij in het Verenigd Koninkrijk dat de economische waarde van vrij beschikbare overheidsgegevens in de miljarden euro’s kan lopen ? Hoe vertaalt u die cijfers naar de Nederlandse situatie? Kunt u uw antwoorden toelichten?
De economische waarde van open overheidsinformatie moet nog bewezen worden, maar wordt in verschillende onderzoeken hoog ingeschat. In het rapport «Open Overheid»3 dat TNO in januari 2011 in opdracht van het ministerie van BZK heeft gepubliceerd wordt hiervan een internationaal vergelijkend overzicht gegeven.
Er is geen economische analyse gemaakt voor Nederland en er is dus geen accurate inschatting te geven op dit moment.
Deelt u de zorg dat Nederland achterop dreigt te raken bij het ontwikkelen van een visie op het gebied van vrij beschikbare data en het gebruik ervan bij de overheid? Zo ja, welke maatregelen bent u van plan te nemen om de ontwikkeling van vrij beschikbare data in Nederland te bespoedigen?
Nee, ik deel deze zorg niet. Momenteel ontwikkelt het ministerie van BZK een dergelijke visie. Zoals ik u heb toegezegd tijdens het AO «grote ICT projecten» van donderdag 17 februari jl. zal ik u nog voor het meireces een beleidsbrief over hergebruik van overheidsinformatie en open data toesturen. Hierin zal de visie op open data worden toegelicht en zal worden ingegaan op de aanbevelingen van het TNO onderzoek «open overheid».
Tijdens het Digitaal Bestuur congres (20 januari jl.) heeft het ministerie van BZK de eerste bètaversie van het Nederlandse open dataportaal (http://www.data.overheid.nl) geopend. Dit betreft een doorverwijsregister, waarin bronnen van open overheidsinformatie worden ontsloten. Het dataportaal is nog volop in ontwikkeling. Er wordt naar gestreefd om het open dataportaal voor de zomer officieel te lanceren.
Bent u bereid op korte termijn een omvattende visie te ontwikkelen met betrekking tot de mogelijkheden en de toegevoegde waarde van vrij beschikbare data voor de Nederlandse overheid, economie en samenleving? Bent u bereid hieraan een concreet stappenplan te koppelen, dat aangeeft hoe deze visie kan worden toegepast?
Zie antwoord vraag 4.
Zal Nederland meedoen aan de in maart 2011 te houden vervolgbijeenkomst over het Open Government Initiative? Zo nee, waarom niet? Zo ja, door wie zal Nederland bij deze bijeenkomst worden vertegenwoordigd?
Het Witte Huis is thans bezig met het verwerken van de ideeën die uit de bijeenkomst van januari jl. zijn gekomen. Mocht er een volgende bijeenkomst komen, dan zal dat naar verluidt niet eerder zijn dan in april 2011. Indien meer bekend is over de aard van die bijeenkomst en Nederland een uitnodiging ontvangt, zal worden bezien of Nederland deelneemt.
Kunt u deze vragen met spoed behandelen, ruim voor de vervolgbijeenkomst in maart 2011?
Ik ga er vanuit dat ik met de beantwoording van deze vragen aan dit verzoek heb voldaan.
Het plaatsen van acht gedetineerden op een cel en de onrust in de penitentiaire inrichting Tilburg |
|
Sharon Gesthuizen (SP) |
|
|
|
![]() |
Bent u bekend met de spanningen in de penitentiaire inrichting in Tilburg?1
Wanneer precies worden 150 extra Belgische gedetineerden in Tilburg ondergebracht? Is het waar dat de Belgische gedetineerden met acht personen op een cel zullen worden geplaatst? Is het waar dat het hier gaat om zware criminelen die lange straffen moeten uitzitten? Zo nee, om welke doelgroep gaat het dan wel?
Deelt u de mening dat bij het plaatsen van meer personen op een cel meer personeelsinzet nodig is? Hoeveel extra personeel wordt in de penitentiaire inrichting Tilburg ingezet?
Op welke wijze is het Nederlandse gevangenispersoneel (bij)geschoold om volgens de regels van het Belgische recht te werken?2
Bent u bekend met de onrust die het plaatsen van gedetineerden in achtpersoonscellen onder het personeel teweeg brengt? Waarom is het plaatsen van acht op een cel noodzakelijk?
Is over deze plannen overlegd met het gevangenispersoneel, de vakbonden en ondernemingsraden? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dat alsnog te doen en specifiek in te gaan op de veiligheid van het personeel? Met hoeveel man personeel moet bijvoorbeeld een achtpersoonscel worden opengemaakt?
Kunt u zich de zorgen over de veiligheid van het personeel voorstellen, nu er acht langgestraften op een cel zullen worden geplaatst? Is het waar dat dit een unicum is in Nederland, maar dat dit nu is toegestaan omdat Belgisch recht van toepassing is binnen de inrichting? Vindt u dit wenselijk?
Op welke wijze gaat u de veiligheid van het personeel, ook in penitentiaire inrichting Tilburg met acht man op een cel, waarborgen?
Problematiek van autistische kinderen en kinderen met een laag IQ |
|
Attje Kuiken (PvdA), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het Radio 1 journaal van 7 februari 20111 waarin wordt gesproken over een autistische jongen die in aanraking is gekomen met de politie?
Ja.
Bent u het eens met directeur van de Nederlandse Vereniging voor Autisme die stelt dat betere herkenning, erkenning, diagnose en hulp aan autistische kinderen dit soort ernstige voorvallen kan voorkomen? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Herkenning van bepaalde stoornissen bij (jeugdige) personen is van groot belang om een adequate benadering en aanpak van een dergelijke persoon mogelijk te maken. Hoe beter functionarissen die bij de uitoefening van hun functie in contact komen met personen met een stoornis, waaronder autisme, in staat zijn deze stoornis te herkennen en daar naar te handelen, hoe eerder misverstanden bij het in contact zijn met deze jongeren kunnen worden voorkomen.
Of voorvallen zoals besproken in het Radio 1 journaal van 7 februari 2011 voorkomen kunnen worden door meer kennis bij politie- en justitie-ambtenaren over autisme, valt niet met zekerheid te zeggen. Ongetwijfeld zal meer bekendheid tot meer begrip leiden.
Bent u het eens met de directeur van de Nederlandse Vereniging voor Autisme dat het effectiever is als de politie hun aanpak aanpast aan kinderen met een autistische stoornis (of andere beperking)? Zo ja, hoe wordt nu in de praktijk met deze groep omgegaan?
Bij de politie wordt allereerst gekeken naar de persoon van de jongere in relatie tot het gepleegde delict, zowel bij het verhoor als bij de aanpak. In het geval van een zogenoemde kwetsbare verdachte kan de hulp ingeroepen worden van gespecialiseerde rechercheurs.
Als er nog geen beleid is gemaakt ten aanzien van de aanpak van kinderen met een autistische stoornis (of andere beperking), hoe gaat u dat in de toekomst dan aanpakken zodat de aanpak effectief is en recidive wordt voorkomen?
Er wordt geen beleid gemaakt voor specifieke stoornissen of beperkingen. Er zijn vele vormen van autisme en beperkingen en de politie kan zich niet specialiseren op elke vorm. De politie werkt op een zorgvuldige manier met jeugdigen. Om recidive te voorkomen, wordt bij elke jongere gekeken naar de persoon en de omgevingsfactoren en worden verbetermaatregelen daarop afgestemd.
Vindt u dat kinderen met autisme behandeld moeten worden in de jeugdgevangenis en hoe beoordeelt u de opmerking van de jongere in de uitzending die zegt niet geholpen te worden? Vergroot dit de kans op recidive?
In alle justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s) is aandacht voor jongeren met een psychiatrische of gedragsstoornis en iedere JJI is in staat behandeling aan te bieden. Er wordt zo zorgvuldig mogelijk gekeken waar een jongere het beste zou kunnen worden geplaatst gezien de specifieke problemen die een jongere kan hebben. Zo heeft bijvoorbeeld JJI De Hartelborgt een Very Intensive Care (VIC)-afdeling die gespecialiseerd is in de behandeling van psychiatrische stoornissen.
Binnen alle JJI’s wordt gewerkt met de basismethodiek YOUTURN. Deze methodiek schrijft voor dat iedere nieuw ingestroomde jongere gescreend wordt binnen 24 uur na binnenkomst met het instrument MAYSI-2.
De MAYSI-2 is een screeningsinstrument specifiek ontwikkeld voor gebruik in een JJI en identificeert jongeren die mogelijk met geestelijke gezondheidsproblemen te kampen hebben. De uitslagen van de MAYSI-2 worden beoordeeld door een gedragsdeskundige.
Jongeren in een JJI worden daarnaast ook binnen twee weken gescreend met het instrument SDQ volgens de basismethodiek YOUTURN. De SDQ is gericht op het screenen van psychiatrische problematiek en vaardigheden bij jongeren en adolescenten.
Hoe beoordeelt u de gebrekkige kennis over de Autipas? Wat wordt gedaan om de bekendheid van de Autipas en het omgaan met autistische crimineeltjes bij de politie te verbeteren?
Mocht een jongere aangeven dat hij een Autipas heeft, dan houdt de politie hier rekening mee. Dit past ook in de persoonsgerichte aanpak die de politie hanteert bij jongeren. Het waar nodig vergroten van de bekendheid van de Autipas bij de politie heeft mijn aandacht.
Bent u bekend met het artikel «Gewoon van buiten, maar vol problemen»2
Ja.
Bent u bekend met het gegeven dat deze jongeren met een laag IQ, autisme of andere psychische problemen vaak meervoudige problematiek, zoals schulden, beperkt aanpassingsvermogen, psychische en psychiatrische problemen, seksueel misbruik en/of verslaving hebben of een groter risico lopen deze problemen te krijgen? Bent u bekend met gebrek aan coördinatie in de zorg? Zo ja, wat gaat u doen om de samenhang in de zorg ter preventie te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Ja, het is mij bekend dat jongeren met een laag IQ, autisme of andere psychische problemen vaak meervoudige problemen hebben. Deze jongeren zijn gebaat bij een integrale aanpak van hun problemen. Op dit moment vindt al samenwerking plaats tussen Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ)- en Gehandicaptenzorg (GHZ)-instellingen in de aanpak van verstandelijk gehandicapten met een psychiatrische stoornis. Daarom biedt de decentralisatie van onder meer de jeugdzorg, de AWBZ-begeleiding en de Wajong naar gemeenten kansen voor het realiseren van een integrale aanpak op het gebied van onderwijs-zorg en arbeidsmarkt op zowel lokaal als regionaal niveau.
Deelt u de mening dat gezien de grote problemen en risico’s van deze doelgroep en de gebrekkige ondersteuning het menselijker, goedkoper en veiliger is de ondersteuning te verbeteren, dan erop te bezuinigen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet zet in op een betere organisatie en coördinatie van de zorg en begeleiding van kwetsbare mensen op meerdere levensterreinen in het gemeentelijk domein. Dat betekent ook dat gemeenten de verantwoordelijkheid krijgen (en voor een deel al hebben) om preventief te werk te gaan om afglijden van met name deze kwetsbare mensen richting criminaliteit te voorkomen. Dit zal in samenhang met politie en justitie, maar vaak ook in samenwerking met bijvoorbeeld de GGZ-instellingen vorm gegeven moeten worden.
Onderkent u het risico dat bezuinigen op deze groep kwetsbare mensen het risico vergroot op het afglijden naar het verkeerde pad, zoals deskundigen in het hierboven genoemde artikel ook stellen?
Zie antwoord vraag 9.
Begrijpt u, in het licht van bovenstaande vragen, de uitspraak in het artikel dat kinderen met een laag IQ, autisme en andersoortige meervoudige problematiek zich in de steek gelaten voelen?
Kinderen met een laag IQ en bijkomende psychische problematiek vormen van kinds af aan een kwetsbare groep die ook door dit kabinet niet in de steek gelaten wordt. Het kabinet wil daarom gemeenten zo toerusten dat kan worden ingezet op preventie en vroegsignalering en op een integrale aanpak in de buurt, zowel in gezinnen als op scholen. Juist met als doel te voorkomen dat deze kinderen structureel in de problemen komen.
Drugs, drank en telefoons in tbs-klinieken |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van PowNews waarin wordt gesproken over blowende, drinkende, en bellende jeugdigen in (jeugd-) tbs-klinieken?1
Ja. Het item van Pownews gaat overigens niet over jeugdigen in (jeugd-)tbs klinieken maar over jeugdigen in een justitiële jeugdinrichting (JJI).
Is het waar dat (jeugd-)tbs’ers in de klinieken beschikking hadden over drank, drugs en telefoons? Zo nee, heeft u een vermoeden waar deze uitspraak dan vandaan komt? Zo ja, is het waar dat de drugs, drank en telefoons door bewakers naar binnen zijn gebracht? Zo nee, hoe komen de (jeugd-)tbs’ers hier dan aan? Zo ja, is het bekend welke bewakers dat zijn en zijn zij aangesproken op hun gedrag?
In de JJI’s heerst een totaalverbod op het bezit en gebruik van drank en drugs. De toenmalige Minister van Justitie heeft uw Kamer op 14 juni 2010 in een beleidsreactie op het rapport Middelengebruik bij jongens in justitiële jeugdinrichtingen laten weten dat de conclusies uit dat rapport aanleiding vormden voor het verder aanscherpen van de maatregelen om bezit en gebruik van verboden middelen tegen te gaan2.
De maatregelen zien op het versterken van toezicht en controle enerzijds en van preventie en behandeling anderzijds. De belangrijkste maatregelen zijn:
Deze maatregelen moeten leiden tot het verder terugdringen van middelengebruik en -bezit. Jeugdigen die in een JJI terecht komen, worden vaak gekenmerkt door zeer hoogfrequent en problematisch middelengebruik. Dat betekent enerzijds dat de JJI’s veel aandacht besteden aan het terugdringen van bezit en gebruik van middelen – door controle én behandeling – maar anderzijds dat er altijd jongeren zullen zijn die er af en toe in slagen om de controle en het toezicht te omzeilen. In dat geval worden passende sancties – bijvoorbeeld uitstel van verlofactiviteiten – en gerichte controle toegepast ten aanzien van de betreffende jeugdige(n).
Mobiele telefoons zijn niet toegestaan in de JJI’s. Jongeren mogen op gezette tijden gebruik maken van de vaste telefoon in de inrichting. Op deze manier kunnen zij contact onderhouden met bijvoorbeeld hun ouders en advocaat. Daarnaast kunnen jongeren tijdens onbegeleid verlof gebruik maken van mobiele telefoons van de JJI’s waarmee alleen naar bepaalde nummers gebeld kan worden.
In het item van Pownews is te zien dat enkele jeugdigen beschikking hebben gehad over een mobiele telefoon. De filmpjes die enkele maanden geleden op YouTube zijn geplaatst (zie de antwoorden op de vragen 4 en 5), zijn hiermee mogelijk opgenomen. Na de uitzending van Pownews op 7 februari is opnieuw een zogenaamde «spitactie» gehouden op de zogeheten ITA-afdeling (Individuele Traject Afdeling) van JJI-locatie Kolkemate in Zutphen waar deze jongeren verblijven. Bij deze actie zijn een mobiele telefoon, softdrugs en gemixte drank in limonadeflessen gevonden. Alle aangetroffen contrabande is in beslag genomen.
De controle op het bezit en/of gebruik van middelen op de ITA-afdeling in genoemde inrichting is verder aangescherpt. Zo is de frequentie van de standaard kamerinspecties en urinecontroles opgevoerd. Het bezoek wordt gefouilleerd en mag maximaal drie, in plastic «gesealde» artikelen invoeren. De kleding en het schoeisel van de jongeren worden extra gecontroleerd en er vindt extra controle plaats van de medewerkers.
Binnen de bewuste inrichting wordt momenteel onderzocht hoe de verboden zaken zijn binnengekomen.
Is het gebruikelijk dat tbs’ers beschikking hebben over telefoon en internet?
JJI-jongeren hebben geen vrije beschikking over telefoons en internet. Wel hebben ze daartoe beperkte en gecontroleerde toegang. Zo beschikken ze niet over een eigen mobiele telefoon, maar kunnen ze op gezette tijden gebruik maken van de vaste telefoon op de groep.
Gebruik van internet vindt alleen op school plaats: onder toezicht en in het kader van de behandeling of opleiding, bijvoorbeeld om specifieke vaardigheden te oefenen met het oog op terugkeer naar de maatschappij. Zo is het mogelijk dat jongeren onder begeleiding van een pedagogisch medewerker of docent leren internetbankieren.
Is het waar dat het filmpje dat in PowNews wordt getoond, is opgenomen in een (jeugd-)tbs-kliniek? Zo ja, hoe kan dat? Hoe kan het dat dit filmpje op YouTube wordt geplaatst?
Afgaande op de beelden moet ik inderdaad vaststellen dat het filmpje deels is opgenomen in één JJI, locatie Kolkemate in Zutphen. De filmpjes zijn echter bewerkt voordat ze op internet zijn geplaatst en bevatten mogelijk ook oude beelden. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Is het waar dat Justitie dit filmpje diezelfde dag nog van YouTube heeft verwijderd? Zo ja, welke stappen zijn ondernomen?
Voor zover bekend zijn er in de periode november – december 2010 door/via jeugdigen van de ITA-afdeling vier filmpjes op Youtube geplaatst. Deze filmpjes zijn – na de ontdekking ervan eind december 2010 – op verzoek van DJI begin januari 2011 door Youtube verwijderd. DJI heeft YouTube daartoe verzocht omdat de slachtoffers van deze JJI-jongeren op deze manier ongewild geconfronteerd kunnen worden met de daders, waarbij de filmpjes ten onrechte de suggestie wekken dat deze jongeren niet behandeld worden en hun verblijf in een JJI een «vrolijke vakantie vol drank- en drugsgebruik» is.
Wat hebben (jeugd-)tbs’ers nog meer in hun bezit of waar hebben zij toegang toe wat niet strookt met hun behandeling of hun aanwezigheid in de kliniek?
Indien in een inrichting contrabande – bijvoorbeeld drugs of alcohol, voorwerpen die als wapen kunnen dienen, of aanstekers – is aangetroffen, dan wordt dit bij de sectordirectie JJI gemeld door middel van een «melding bijzonder voorval».
Uit een analyse van de beschikbare gegevens over 2010 blijkt dat de helft van de JJI’s gedurende dat jaar melding heeft gemaakt van het aantreffen van verboden goederen. In totaal zijn in 2010 dertien meldingen bijzonder voorval ontvangen waaruit blijkt dat een of meer van bovengenoemde voorwerpen zijn aangetroffen in de inrichting.
Kan de conclusie getrokken worden, naar aanleiding van dit en andere incidenten, dat er iets schort aan het toezicht en de controle in (jeugd-) tbs-klinieken? Zo ja, hoe wilt u door te bezuinigen, toch orde op zaken stellen in de tbs-klinieken?
Zoals uiteengezet in mijn antwoord op vraag 2 is het beleid gericht op terugdringen van bezit en gebruik van drank en drugs, recent aangescherpt. Ik zal de verdere implementatie en uitvoering van de genoemde maatregelen nauwlettend blijven volgen.
Is het waar dat tbs’ers geen behandeling krijgen ook al hebben ze er wel recht op, zoals in het filmpje wordt gesteld? Zo ja, waarom krijgen zij geen behandeling? Zo nee, is dat in lijn met hetgeen in het regeerakkoord is opgenomen over de versobering van de longstay-afdelingen?
Jeugdigen in de JJI’s worden wel degelijk behandeld. Alle JJI’s werken sinds 2010 met de basismethodiek YOUTURN, waarmee voor alle jeugdigen voorzien is in een basisaanbod voor de eerste drie maanden. Jeugdigen die langer dan drie maanden in een JJI verblijven, dus ook jongeren met een PIJ-maatregel, ontvangen een behandelaanbod op maat. Dit betekent dat per jeugdige bekeken wordt welke gedragsinterventie of (externe) hulpverlening noodzakelijk is gezien de vaak complexe en meervoudige problematiek. Met het toezenden van de «eindrapportage kwaliteitsverbetering justitiële jeugdinrichtingen» heb ik uw Kamer op 9 november 2010 uitgebreid geïnformeerd over de gerealiseerde verbeteringen inzake de begeleiding en behandeling in de JJI’s3.
Het item van Pownews heeft betrekking op jongeren die zijn geplaatst op de ITA-afdeling van JJI-locatie Kolkemate in Zutphen. De ITA is een speciale afdeling voor «groepsongeschikte» jongeren die het proces op een reguliere afdeling dermate verstoren dat ze een negatieve invloed hebben op groepsgenoten. Ze zijn veelal niet gemotiveerd om aan hun behandeling mee te werken. Op de ITA krijgen ze een individueel traject aangeboden dat specifiek is afgestemd op de aard en de ernst van de gedrags- en psychische problematiek van de jongere. Het dagprogramma op de ITA bestaat onder meer uit scholing en/of arbeid, sport- en recreatieactiviteiten en zelfverzorging. Daarnaast worden – ook aan de betrokken jongeren – verschillende therapieën en gedragsinterventies aangeboden, zoals agressieregulatietrainingen, cognitieve gedragstherapieën en EMDR, een therapie gericht op traumaverwerking.
Met versobering van de longstay-afdelingen heeft een en ander niets te maken. De longstay-afdelingen zijn gesitueerd in drie forensisch psychiatrische centra die behandeling bieden aan meerderjarige tbs-gestelden. De behandeling op deze afdelingen is niet gericht op resocialisatie, maar kenmerkt zich door langdurige verpleging van de tbs-gestelden. Binnenkort zend ik u een beleidsbrief waarin ik mijn voornemens voor de tbs uiteen zet. In de brief zal ik tevens ingaan op de versobering van de longstay-afdelingen.
Deelt u de mening dat jongeren op deze manier uit wanhoop aandacht vragen voor hulp en behandeling om van hun geestesziekte af te komen? Zo ja, waarom is niet eerder op dit signaal gereageerd? Zo nee, hoe ziet u dan dit signaal van deze jongeren?
Nee, ik deel de mening dat deze jongeren uit wanhoop aandacht vragen voor hulp en behandeling volstrekt niet. Het gaat om jongeren die op de ITA zijn geplaatst omdat ze ongeschikt zijn om op een reguliere afdeling van een JJI te functioneren. Alle jongeren, ook jongeren op de ITA, krijgen behandeling en begeleiding aangeboden, naast onderwijs, sport en andere gangbare onderdelen van een dagprogramma.
Sommige jongeren, en dat geldt in het bijzonder voor jongeren op de ITA, zijn echter zeer moeilijk te motiveren. Het gebrek aan motivatie kan er soms toe leiden dat jongeren zich volledig ontrekken aan welke vorm van onderwijs, behandeling of begeleiding dan ook. De betrokken medewerkers in de JJI’s – van groepsleider tot psychiater – zullen zich tot het uiterste inspannen om jongeren tot medewerking te bewegen, maar dat heeft helaas niet altijd het gewenste resultaat tot gevolg.
Van een gebrek aan behandeling is dus geen sprake. Sterker nog, sinds 2008 zijn grote verbeteringen in de behandeling van jeugdige delinquenten in de JJI’s gerealiseerd. Deze inspanningen worden gecontinueerd.