Het bericht ‘Gevangene heeft wapen met munitie in zijn cel’ |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van dit bericht en kunt u bevestigen dat deze gedetineerde nu is aangehouden op verdenking van het plegen van drie gewapende overvallen in Geleen, Someren en Overloon?1
Gelet op het lopende onderzoek en de levenssfeer van de betrokkene doe ik hierover geen uitspraken.
Deelt u de mening dat het voor de slachtoffers van de betreffende overvallen, alsmede voor de nabestaanden van de eerdere moord waarvoor de gedetineerde is veroordeeld en voor de samenleving als geheel onverteerbaar is dat een gedetineerde tijdens de duur van zijn detentie klaarblijkelijk de ruimte heeft gekregen aan wapens te komen en mogelijk misdrijven te plegen?
Zie mijn antwoord op de vragen drie en vier van het lid Helder (PVV) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1499). Ik betreur ten zeerste dat dit heeft kunnen gebeuren, ook voor de nabestaanden en andere betrokkenen.
Wat is uw verklaring voor de mogelijkheid dat deze gedetineerde mogelijk drie overvallen heeft kunnen plegen terwijl hij onder elektronisch toezicht stond? Kunt u meer inzage geven in de precieze reikwijdte van het toezicht in dit specifieke geval, gelet op de strafbare feiten waarvan de gedetineerde nu verdacht wordt?
Zoals ik ook in de beantwoording van de vragen van het lid Helder (PVV) heb opgemerkt ging betrokkene met weekendverlof onder de voorwaarden van een locatiegebod en een locatieverbod. De naleving van deze voorwaarden werd gecontroleerd door middel van een enkelband met een GPS-systeem. Aangezien de betrokkene zijn locatieverbod en locatiegebod niet heeft overtreden, heeft de enkelband geen melding afgegeven.
Wat is uw verklaring voor het feit dat in de cel van de gedetineerde een vuurwapen en munitie is gevonden? Kunt u uitleggen hoe de controle van gevangenen die terugkeren van verlof in de inrichting Ter Peel is geregeld alsmede het beleid omtrent cel-inspecties in deze inrichting? Worden deze procedures herzien of aangescherpt naar aanleiding van deze zorgwekkende vondst?
Zie ook mijn antwoord op de vragen drie en vier van Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1499).
Momenteel voert DJI een veiligheidsonderzoek uit in de ZBBI Ter Peel. Afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek wordt bezien of er procedures herzien of aangescherpt moeten worden.
Wat is uw verklaring voor het feit dat in de auto van de gedetineerde een kalasjnikov is gevonden? Kunt u inzicht geven hoe het mogelijk is geweest dat gedetineerde deze in zijn bezit heeft kunnen krijgen?
Het OM doet in het belang van opsporing en vervolging geen inhoudelijke mededelingen over een lopend strafrechtelijk onderzoek.
Deelt u de mening dat ook dit voorval laat zien dat de regeling van de voorwaardelijke invrijheidsstelling aangescherpt dient te worden? Welke stappen onderneemt u daartoe concreet?
Ik deel deze mening niet. De gedetineerde in kwestie was niet voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Hij verbleef in een ZBBI en was in het kader van diens detentiefasering met verlof.
De veiligheid van gevangenis Pointe Blanche op Sint Maarten |
|
Ronald van Raak |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Deelt u de zorgen van de directeur van Pointe Blanche op Sint Maarten over de veiligheid van de gevangenis? Deelt u zijn zorgen over het gevaar van uitbraak en opstand en de gevolgen die dat zal hebben voor de bewoners van het eiland?1
Ik deel de zorgen. De berichtgeving in de media, waar in de vraagstelling naar wordt verwezen, is in lijn met de Voortgangsrapportages die naar uw kamer zijn gezonden, het meest recent op 19 oktober 2016. Voorts heeft de Raad voor de Rechtshandhaving van Sint Maarten de resultaten gepubliceerd van een in december 2016 afgerond onderzoek naar de rechtspositie van gedetineerden en personeel en organisatie in de penitentiaire inrichting Sint Maarten.3 De raad maakt zich eveneens ernstige zorgen over de huidige situatie van de gevangenis en huis van bewaring en concludeert dat de inrichting nog ver verwijderd is van een niveau, waarvan kan worden gezegd dat het voldoet aan (inter-)nationaal gestelde wet- en regelgeving. De Raad geeft aan dat de bestuurlijke aandacht die in elk geval nodig is, vaak een waan van de dag blijkt en niet leidt tot maatregelen. Het moet volgens de Raad overduidelijk zijn dat de problematiek van de gevangenis de organisatie ver te boven gaat en dat deze die niet het hoofd kan bieden. Zelfs basale zaken die onmisbaar zijn voor de gesloten setting van een gevangenis ontbreken: van een functionele muur om het gevang, goed werkende sloten en werkende veiligheidsapparatuur, tot aan zaken die de organisatie van de gevangenis nodig heeft om een gezond leef- en werkklimaat te bewerkstelligen. De Raad doet 18 aanbevelingen aan de Minister van justitie van Sint Maarten.
Hoe waardeert u de situatie dat deze directeur niet meer kan vertrouwen op al zijn bewakers, dat hij onvoldoende zicht heeft op wapens en andere spullen die de gevangenis worden ingebracht en ook niet meer kan instaan voor de veiligheid van de gevangenen?2
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de opvatting dat Nederland in het kader van het Koninkrijk medeverantwoordelijk is voor goed bestuur en bescherming van de mensenrechten op Sint Maarten (via de waarborgfunctie in het Statuut)?
In mijn brieven aan uw Kamer van 11 oktober 2016 (Vragen van het lid Bosman over het bericht «acuut behoefte aan meer bewakers en cellen») en 19 oktober 2016 (Aanbieding Voortgangsrapportages Curaçao en Sint Maarten) heb ik aangegeven dat Sint Maarten zelf verantwoordelijk is voor de gevangenis en de veiligheid in de inrichting. Vanwege het gebrek aan voortgang is de van toepassing zijnde Algemene maatregel van rijksbestuur in 2016 voor de derde keer verlengd. Tevens is er op het niveau van de uitvoering in april 2016 samen met de Nederlandse zusterorganisaties (voor de gevangenis is dat de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie) gewerkt aan concrete verbeterplannen. Zowel vanuit het Ministerie van Veiligheid en Justitie, het Ministerie van Defensie als het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is hieraan meegewerkt. In de gesprekken met de regering van Sint Maarten, zowel op ministerieel niveau als ambtelijk, komt het uitblijven van maatregelen aan de orde.
Ik ben, zoals ook volgt uit de brieven waar hiervoor naar wordt verwezen, van mening dat de regering van Sint Maarten haar afspraken dient na te komen en dat de uitvoerende diensten – de gevangenis inbegrepen – in staat dienen te worden gesteld om de noodzakelijke verbeteringen door te voeren. Deze noodzaak staat zonder meer vast, zowel de Voortgangscommissie als de Raad voor de rechtshandhaving van Sint Maarten zijn daar volstrekt duidelijk over. Aangezien de gevangenis nog ver weg is van een niveau, waarvan kan worden gezegd dat het voldoet aan (inter-)nationaal gestelde wet- en regelgeving, bestaan er ook risico’s ten aanzien van het garanderen van de mensenrechten. De opvatting dat de regering van Sint Maarten vooralsnog te weinig doet om de problemen op te lossen, deel ik.
Met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van de regering van Sint Maarten bestaat er de bereidheid aan Nederlandse zijde om desgevraagd de helpende hand te bieden. Daar is met de deelname aan de conferentie in april 2016 ook concreet blijk van gegeven. Een aantal zaken is daarbij randvoorwaardelijk, waaronder overeenstemming over de financiering en het aanwezig zijn van een reëel perspectief op structurele verbetering. De logische eerste stap zou zijn dat de regering van Sint Maarten het verbeterplan, dat door de uitvoerende diensten van Sint Maarten en Nederland gezamenlijk is ontwikkeld, omarmt om daarna snel te starten met het realiseren van verbeteringen.
Deelt u de opvatting dat de regering van Sint Maarten veel te weinig doet – of kan doen – om de problemen op te lossen? Deelt u de mening dat in Pointe Blanche de mensenrechten niet meer kunnen worden gegarandeerd?
Zie antwoord vraag 3.
Welke maatregelen gaat u in het kader van het Koninkrijk nemen om de situatie in de Pointe Blanche per direct te verbeteren en de veiligheid van de mensen op Sint Maarten beter te beschermen?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht “Vuurwapen en munitie in cel gedetineerde” en het bericht “Drie overvallen tijdens verlof met enkelband |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Vuurwapen en munitie in cel gedetineerde»1 en «Drie overvallen tijdens verlof met enkelband»?2
Ja.
Hoe is het mogelijk dat een veroordeelde moordenaar, in 2008 veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf, al in oktober 2016 naar een half-open inrichting is overgeplaatst inclusief weekendverlof?
Ingevolge de regeling Selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kan een gedetineerde in de laatste fase van zijn detentie in een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting worden geplaatst (ZBBI), mits de gedetineerde voldoet aan de voorwaarden die zijn neergelegd in artikel 2 van de regeling. Een gedetineerde die aan deze voorwaarden voldoet kan maximaal 18 maanden voordat hij met voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) gaat op voordracht van de directeur van de vestiging waar hij verblijft in een ZBBI worden geplaatst, mits de reclassering daarover positief heeft geadviseerd.
Vervolgens kan de gedetineerde doorstromen naar een penitentiair programma dat maximaal 12 maanden voor de v.i.-datum start. Betrokkene voldeed aan alle vereisten om voor dit traject in aanmerking te komen; er waren geen contra-indicaties voor plaatsing in de ZBBI. De gedetineerden die in de ZBBI verblijven hebben elk weekend regime gebonden verlof ter voorbereiding op hun terugkeer in de maatschappij.
Hoe is het mogelijk dat deze veroordeelde een vuurwapen en munitie de inrichting in heeft weten te smokkelen?
Een ZBBI heeft een laag beveiligingsniveau. Gedetineerden die in de ZBBI verblijven hebben onbeperkt toegang tot de inrichting. Ondanks dat gedetineerden zorgvuldig worden geselecteerd alvorens ze op een ZBBI worden geplaatst, valt nooit uit te sluiten dat zij contrabande de inrichting in meenemen of recidiveren.
In de ZBBI vinden wekelijks kamercontroles plaats. Tussentijdse controles vinden steekproefsgewijs plaats en wanneer daartoe een concrete aanleiding bestaat. Ook de kamer van deze gedetineerde was de week voorafgaand aan de vondst van het wapen gecontroleerd; er is toen geen contrabande aangetroffen.
Hoe is het vervolgens mogelijk dat hij een vuurwapen en munitie in zijn cel heeft kunnen verbergen?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat deze veroordeelde moordenaar verdacht wordt van het plegen van (drie) overvallen tijdens het weekendverlof?
Gelet op het lopende onderzoek en de levenssfeer van de betrokkene doe ik hierover geen mededelingen.
Zo ja, hoe is het mogelijk dat hij (drie) overvallen heeft kunnen plegen tijdens het elektronisch toezicht?
Het betrof een gedetineerde op verlof waarbij een enkelband als ondersteunend middel werd ingezet om de naleving van vrijheidsbeperkende voorwaarden te controleren: betrokkene ging met weekendverlof onder de voorwaarden van een locatiegebod en een locatieverbod. De naleving van zijn voorwaarden werd gecontroleerd door middel van een enkelband met een GPS-systeem. Wanneer elektronisch gecontroleerde voorwaarden worden overtreden (of bij sabotage of storing) gaat er een melding naar de meldkamer. Omdat betrokkene zijn locatieverbod en locatiegebod niet heeft overtreden, heeft de enkelband geen signaal afgegeven tijdens het verlof.
Bent u nu tot het inzicht gekomen dat het elektronisch toezicht geen passende maatregel is, in ieder geval niet voor daders van zeden-/geweldsmisdrijven, omdat een enkelband hen er niet van weerhoudt slachtoffers te benaderen dan wel slachtoffers te maken? Zo nee, waarom niet?
Ik betreur het incident zeer, maar ik ben niet van mening dat een enkelband geen passend middel kan zijn (bij verlof van gedetineerden). Een enkelband biedt immers mogelijkheden om effectief te controleren of justitiabelen zich aan de gestelde voorwaarden houden. Het is een aanvullend, ondersteunend middel waardoor er meer zicht is op resocialiserende justitiabelen die voorheen zonder enkelband op verlof gingen. Ook is het mogelijk om met de enkelband specifieke slachtoffers te beschermen, bijvoorbeeld door middel van een locatieverbod rondom de woning van het slachtoffer. In dat geval gaat er een direct signaal naar de politie om het slachtoffer te beschermen op het moment dat het verboden gebied wordt betreden. Bovendien kan het Openbaar Ministerie onder bepaalde voorwaarden de enkelbandgegevens vorderen voor de bewijsvoering indien een justitiabele wordt verdacht van het plegen van een (ernstig) delict tijdens verlof.
Bent u bereid de antwoorden op deze vragen zo spoedig mogelijk na het afronden van het ingestelde onderzoek naar de Kamer te sturen?
Ja, met de beantwoording van deze twee sets Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1499 en Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1500) verwacht ik uw vragen voldoende te hebben beantwoord. De uitkomsten van het ingestelde onderzoek worden niet openbaar gemaakt, het betreft immers specifieke informatie over beveiliging en controle binnen de ZBBI.
Het akkoord over verplichte paspoortcontrole voor reizigers van internationale hogesnelheidstreinen |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Controle identiteitsbewijs op hogesnelheidstreinen»1, «Reizigers gescreend voor meer dan strijd tegen terreur»2, «Paspoortcontrole in de Thalys, maar nog niet in internationale bus»3 en «Passagierslijsten en paspoortcontroles op Thalys en Eurostar»?4
Ja.
Klopt het dat tussen Nederland, België, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk een akkoord is gesloten tot verplichte paspoortcontrole van reizigers op internationale treinen?
Het is niet juist dat tussen Nederland, België, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk een akkoord gesloten is tot verplichte paspoortcontroles van reizigers op internationale treinen. En marge van de JBZ op 26 januari is afgesproken met Frankrijk, België en het Verenigd Koninkrijk gezamenlijk een impactanalyse voor het gebruik van passagiersgegevens van internationale hogesnelheidstreinen (Thalys en Eurostar) uit te zullen voeren. Het gaat expliciet om een verkennend onderzoek waarin de impact voor zowel de «High Speed Train» (HST) vervoerders als de reiziger in kaart zal worden gebracht. De twee eerder genoemde vervoerders werken op vrijwillige basis mee.
De Europese PNR-richtlijn (Passenger Name Record) 2016/681 verplicht de lidstaten PNR-gegevens van luchtvaartmaatschappijen te ontvangen en te verwerken voor de preventie, opsporing, onderzoek en vervolging van terroristische misdrijven en zware criminaliteit. De richtlijn verplicht tevens tot de oprichting van een passagiersinformatie-eenheid. De PNR-richtlijn is gericht op passagiersgegevens van luchtvaartmaatschappijen en laat het aan de lidstaten over om passagiersgegevens te verwerken van andere internationale vervoerders. Hiervoor is aanvullende nationale wetgeving nodig. In België is daarvoor onlangs een wetsvoorstel aangenomen. Nederland zal in eerste instantie alleen implementeren waartoe de PNR-richtlijn verplicht of de mogelijkheid voor geeft.
Uw Kamer zal geïnformeerd worden over de uitkomsten van de impactanalyse.
Hoe kunt u hierover een akkoord hebben gesloten, zonder dat de Kamer zich hierover heeft uitgesproken? Hoe verhoudt zich dit tot de toezegging van uw ambtsvoorganger tijdens het Algemeen overleg Informele JBZ-raad op 25 januari jl. dat de Kamer geïnformeerd zou worden over de uitkomsten van het gesprek tussen de lidstaten over de praktische invulling van identiteitscontroles in het openbaar vervoer, terwijl op 26 januari jl. hierover al een akkoord is gesloten? Hoe beschouwt u de rol van en uw informatieplicht aan de Kamer wat betreft deze maatregel?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de stelling van uw ambtsvoorganger tijdens het genoemde Algemeen overleg toelichten dat er geen wettelijke basis is voor verplichte controle van reizigers en dit wel de inhoud van het gesloten akkoord is tussen de betrokken landen tijdens de informele JBZ-raad op 26 januari? Op welke wettelijke gronden is dit akkoord wel gesloten?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de praktische uitvoering van het betreffende akkoord toelichten? Gaat het om «conformiteits-checks», zoals beschreven in het NOS-artikel of om het registreren van passagiersnamen, zoals de Belgische Minister van Binnenlandse Zaken Jambon noemt in het DeRedactie-artikel?
Op dit moment kan nog niet worden aangegeven of het zal gaan om een conformiteitscheck of het registreren van passagiersnamen. Dit zal onderdeel uitmaken van de eerder genoemde impactanalyse.
Voor wie gaan de controles gelden? Wanneer starten de controles? Wat is de looptijd?
De aangekondigde impactanalyse zal inzicht geven in de mogelijke gevolgen voor zowel de treinvervoerders als de passagiers.
Wat zullen de effecten van de betreffende maatregel zijn op de reisbewegingen van passagiers? Hoeveel vertraging zal ontstaan als gevolg van deze maatregel?
Zie antwoord vraag 6.
Wat zijn de financiële gevolgen van de betreffende maatregel? Wie is verantwoordelijk voor de kosten die hiermee gepaard gaan?
Zie antwoord vraag 6.
Wie zijn verantwoordelijk voor de controles? Tot welke informatie krijgen zij toegang om te kunnen weten welke paspoorten bijvoorbeeld gesignaleerd staan? Op welke bevoegdheden is toegang tot deze informatie gebaseerd? Indien zij geen toegang tot dit soort informatie hebben, op welke wijze draagt deze maatregel bij aan het kunnen tegenhouden van potentiële terroristen die met een vals paspoort reizen?
Zie antwoord vraag 6.
Wordt de reizigersinformatie opgeslagen en zo ja, op welke wijze? Wie heeft toegang tot deze documentatie? Hoe verhoudt zich dit tot de recente uitspraak in de Tele2/Sverige-zaak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarbij het Hof oordeelde dat een algemene bewaarplicht in strijd is met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie?
Zie antwoord vraag 6.
Klopt het, zoals gemeld in het artikel van De Standaard, dat indien het gaat om het opslaan van gegevens, deze gegevens gebruikt gaan worden voor strafbare feiten anders dan terrorisme, bijvoorbeeld voor autodiefstal?
De wijze van gebruik van gegevens zal onderdeel uitmaken van de impactanalyse.
Kunt u toelichten hoe deze maatregel zich verhoudt tot paspoortvrij reizen in het Schengengebied? Kunt u daarbij ingaan op de afwegingen die u heeft gemaakt bij uw besluit hiervan af te wijken?
Vrij verkeer van personen binnen Schengen is een groot goed. Het betreft hier nadrukkelijk geen grenscontrole.
Hoe verhoudt het akkoord tussen deze vier landen zich tot de uitspraken van uw ambtsvoorganger tijdens het algemeen overleg Informele JBZ-raad op 25 januari, waar u stelde dat effectiviteit, proportionaliteit, subsidiariteit en wet- en regelgeving allemaal in ogenschouw worden genomen? Kunt u met betrekking tot ieder van deze vier aspecten uitzetten hoe het betreffende akkoord zich tot deze vier aspecten verhoudt en welke afwegingen u hierin op ieder van deze aspecten afzonderlijk heeft gemaakt?
Effectiviteit, proportionaliteit, subsidiariteit en wet- en regelgeving zijn aspecten die aan de orde zullen komen in de impactanalyse waar uw Kamer te zijner tijd over zal worden geïnformeerd.
Bent u bereid deze vragen elk afzonderlijk te beantwoorden?
Met het oog op zorgvuldige beantwoording van uw vragen zijn sommige vragen en antwoorden samengevoegd.
Het bericht 'Wapenbeleid faalt' |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Wapenbeleid faalt»?1
Ja.
Wat is uw algemene reactie op de titel van het artikel?
In het artikel worden zorgen geuit dat vuurwapens via Nederland illegaal naar het Verenigd Koninkrijk zouden worden gesmokkeld en dat de straffen op illegaal wapenbezit en -handel minder hoog zijn dan die in het Verenigd Koninkrijk.
Ik ben het niet eens met de stelling dat het Nederlandse wapenbeleid faalt. De laatste twee jaar is de aanpak van illegale vuurwapens in Nederland op beleidsmatig en operationeel niveau behoorlijk geïntensiveerd. Zo is er onder meer aandacht voor handel in en bezit van illegale vuurwapens en is een verbeterde informatiepositie gerealiseerd. Daarnaast is een landelijke portefeuillehouder «aanpak illegale vuurwapens» bij de politie aangesteld, heeft het OM een landelijk officier van justitie «vuurwapens» aangewezen en is het Landelijk Netwerk bestrijding illegale vuurwapens ingesteld. Deze maatregelen hebben geleid tot een toename in operationele onderzoeken en inbeslagnames van partijen wapens en explosieven. Kortom, de aanpak van illegale vuurwapens is verbeterd en zal de komende tijd aandacht blijven krijgen van politie en justitie. Tegelijkertijd wordt continu bezien of en op welke wijze de aanpak verbeterd kan worden. Suggesties en ideeën van Britse collega’s zijn daarom altijd welkom.
Klopt het dat reeds verschillende malen door het Britse National Crime Agency zou zijn aangegeven dat een exponentiële groei is waar te nemen in de groei van wapens naar Nederland en de doorvoer naar het Verenigd Koninkrijk? Wat is hiermee gedaan?
Het Verenigd Koninkrijk verwacht blijkens het artikel een grotere inspanning van Nederland om te voorkomen dat vuurwapens via Nederland naar het Verenigd Koninkrijk worden gesmokkeld. In bilaterale overleggen wordt frequent over de aanpak van vuurwapens gesproken. Eventuele zorgen kunnen daar worden geuit en waar nodig worden betrokken bij het Nederlandse beleid of de uitvoering daarvan.
Heeft het National Crime Agency ook suggesties gedaan hoe de illegale wapenimport cq. export is te stoppen?
Nee, daartoe zijn bij mijn weten geen suggesties gedaan, behalve in algemene termen dat de Nederlandse strafmaat voor illegaal wapenbezit en -handel verhoogd zou kunnen worden en dat de aanpak van illegale wapens op eenzelfde wijze als in het Verenigd Koninkrijk geprioriteerd zou kunnen worden.
In hoeverre klopt het bericht dat het beleid in het Verenigd Koninkrijk ten opzichte van illegale wapens scherper is dan in Nederland? Waar zitten de verschillen? Welke lessen kunnen wij van de Britten leren op dat vlak?
Ik stel vast dat de strafmaat voor illegaal wapenbezit en illegale handel aanzienlijk hoger is in het Verenigd Koninkrijk dan in Nederland, voornamelijk vanwege het systeem van minimumstraffen dat het Verenigd Koninkrijk kent.
Onze diensten zijn altijd gericht op het verbeteren van de eigen processen en het vergroten van de effectiviteit van het eigen handelen. Onderdeel daarvan is het uitwisselen van ervaringen met collega-diensten in het buitenland, waaronder het Verenigd Koninkrijk. Het bezoek aan het Verenigd Koninkrijk waar in het artikel aan wordt gerefereerd is daar een voorbeeld van. Tijdens dit bezoek is onder meer aandacht besteed aan de versterking van de informatiepositie op het gebied van illegale wapenhandel.
Tegelijkertijd is een deel van het vraagstuk capacitair van aard. Een vergroting van de capaciteit vraagt om een herprioritering van het fenomeen en een aanzienlijke investering in mensen die het feitelijke werk moeten doen. Een dergelijke keuze zal pas gemaakt kunnen worden in de algehele afweging rond prioriteitstelling die – zoals uw Kamer bekend is – komend jaar mede op basis van het nieuwe Nationaal Dreigingsbeeld en vervolgens de Veiligheidsagenda wordt gemaakt.
Welke organisatie heeft in Nederland de regie als het gaat om het aanpakken van illegale wapens? Is voldoende capaciteit en inhoudelijke expertise bij de opsporingsdiensten beschikbaar voor het concreet aanpakken van de wapenhandel?
Bij de aanpak van (de handel in) illegale wapens zijn diverse instanties betrokken, te weten de politie, de Koninklijke marechaussee, de Douane, het Openbaar Ministerie, het Nederlands Forensisch Instituut, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Deze instanties werken samen in het Landelijk Netwerk bestrijding illegale vuurwapens. Opsporingsonderzoeken naar illegale wapenhandel vinden plaats onder leiding van het Openbaar Ministerie, waarbij – indien nodig – wordt samengewerkt met justitiële instanties in het buitenland.
Elke politie-eenheid beschikt over specialisten op het onderwerp Wapens en Munitie binnen de Forensische Opsporing. Gezien het feit dat politiecapaciteit per definitie schaars is dienen voortdurend keuzes te worden gemaakt hoe deze capaciteit in te zetten. Het OM maakt keuzes hoe deze capaciteit in te zetten. Ik bezie in overleg met het OM en met de leiding van de politie op continue basis waar in de inzet van capaciteit nog meer scherpte aangebracht kan worden. Voor vragen met betrekking tot capaciteit op de middellange termijn verwijs ik u naar het antwoord op vraag 5.
Welke aanpassingen worden overwogen in de Wet wapens en munitie (Kamerstuk 34 432)? Welke bijdrage levert deze wet in het terugdringen van illegale vuurwapenbezit in Nederland?
De aanpassingen die in het wetsvoorstel worden overwogen zijn in het desbetreffende wetsvoorstel terug te vinden en strekken ertoe verdergaand te waarborgen dat legale wapens alleen in handen komen en zijn van diegenen die kunnen omgaan met de vergaande verantwoordelijkheid die wapenbezit met zich brengt. Bedoeld wetsvoorstel is daarmee vooral gericht op versterking van het stelsel ter beheersing van het legaal wapenbezit en ziet in mindere mate op een aanpassing in de aanpak van het illegaal vuurwapenbezit.
Een gebrek aan diversiteit bij de politie |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Te witte politie mist contact samenleving», «Zonder minderheden gaan we naar de Filistijnen»1 en «We moeten nú sprongen maken»2 en herinnert u zich eerdere vragen over discriminatie van allochtone politieagenten binnen de politieorganisatie?3
Ja.
Deelt u de mening dat voor het behoud van het vertrouwen in, de legitimiteit en de effectiviteit van de politie de samenstelling van het politiekorps een afspiegeling van de Nederlandse samenleving zou moeten zijn? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ik steun de korpschef in zijn pogingen om de samenstelling van zijn korps een betere afspiegeling van de Nederlandse samenleving te laten zijn. Met hem ben ik van mening dat dit absoluut noodzakelijk is voor een effectieve aanpak van criminaliteit, radicalisering, discriminatie en overlast. Met hem ben ik ook van mening dat een meer divers samengesteld korps noodzakelijk is voor verbinding met en draagvlak in onze samenleving.
Hoe komt het dat bewindspersonen en korpsleiding al vele jaren erkennen dat een grotere diversiteit bij de politie wenselijk is, maar dat dat blijkbaar nog steeds niet of in onvoldoende mate gebeurt? Wat gaat er concreet veranderen om die diversiteit eindelijk wel te bewerkstelligen?
De constatering dat de diversiteit van het politiepersoneel beperkt is, is niet nieuw.4 Op verschillende manieren wordt ingezet op een meer divers samengestelde politie, met resultaat. Met het driejarig programma «De Kracht van het verschil» wordt een betere verbinding met de samenleving nagestreefd, evenals een meer inclusieve werkcultuur, een beter werkproces in de aanpak van discriminatie in de samenleving en meer divers samengestelde teams. De eerste resultaten hiervan zijn inmiddels zichtbaar. De instroom van medewerkers met een dubbele culturele achtergrond is toegenomen van 12,1% in 2015 – waarbij 7% met niet-westerse achtergrond – naar 19,5% in 2016 – waarbij 10,6% met niet-westerse achtergrond.
Dit betekent echter niet dat er niets meer hoeft te gebeuren. In «De Kracht van het verschil» is als streefcijfer een instroompercentage van medewerkers met een dubbele culturele achtergrond opgenomen van 25% vanaf 2018. Voor de invulling van nieuwe vacatures voor leidinggevenden is dit 20%. Voor de Top 61 van hoogste politiefunctionarissen is als streefcijfer opgenomen dat 50% van de nieuwe vacatures in 2018 moet worden ingevuld door vrouwen, zij-instromers en/of mensen met dubbele culturele achtergrond.
Welke concrete doelstellingen zijn er om meer diversiteit op leidinggevend niveau te bereiken? Hoe lang bestaan daar al doelstellingen voor? Met welk resultaat?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het gewenst is om bij vacatures binnen de Top61 van hoogste politiefunctionarissen alleen in te vullen met personen met een migratieachtergrond? Zo ja, hoe gaat u hier voor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Nee, het uitgangspunt is een objectieve, geïndividualiseerde beoordeling van de kandidaten. De kwaliteit van de betreffende functionaris moet te allen tijde gegarandeerd zijn. Met het eerder genoemde streefcijfer is ook duidelijk wat de gewenste richting is. Bovendien heeft de korpschef aangekondigd dat er dertien extra plekken in de politietop komen voor «divers» talent, waarbij het gaat om personen met een migratie-achtergrond of ander personeel dat in traditionele sollicitatieprocedures niet snel komt bovendrijven.
Weet u hoeveel agenten met een migratieachtergrond er op dit moment zijn? Zo ja, hoeveel zijn dit en in welke rangen zijn zij te vinden? Zo nee, waarom weet u dit niet?
Er is geen wettelijke grondslag voor de registratie van de etniciteit van instromende, zittende en uitstromende medewerkers van de politie. Uw Kamer is hierover al eerder geïnformeerd5.
Bij instroom in het initiële politieonderwijs geeft de betreffende sollicitant op basis van vrijwilligheid op het sollicitatieformulier aan of hij/zij of één van zijn ouders in het buitenland is geboren. Op basis van deze informatie kan worden geconcludeerd dat het instroompercentage van medewerkers met een dubbele culturele achtergrond toeneemt.
Deelt u de mening dat indien het streefcijfer voor de instroom van aspiranten met een migratieachtergrond 25% moet zijn, dan ook geregistreerd moet worden welke achtergrond aspiranten hebben? Zo ja, gebeurt dit dan ook? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe lang bestaat het streven al om 25% van de politie uit agenten met een migratieachtergrond te laten bestaan? Tot welk resultaat heeft dit geleid?
Zie antwoord vraag 3.
Herkent u in de woorden van de politiecommissaris Noord-Nederland dat er sprake is van «een verharding binnen het korps» en dat het gevolg daarvan is «een uitstroom van collega's die aangeven zich niet meer geaccepteerd te voelen [...] Die zeggen: ik kan mijzelf hier niet zijn, dus ik moet op zoek naar een plek waar ik dat wel kan.», en «Zeker in de afgelopen jaren heb ik veel agenten zien vertrekken. Dat zijn collega's die zeggen dat ze zich niet geaccepteerd voelen»? Zo ja, deelt u de mening dat dit een onthutsende conclusie is en waarom? Zo nee, waarom herkent u dit niet?
In de Medewerkersmonitor 2016 politie gaf zes procent van de medewerkers aan wel eens te maken hebben gehad met discriminatie6. Van de medewerkers die zichzelf beschouwen als een medewerker met een migratieachtergrond gaf de helft aan hiermee in de afgelopen twaalf maanden te maken te hebben gehad7. Deze uitkomsten baren zorgen8. Goed politiewerk vraagt om een veilige werkomgeving waar verschillen erkend en gewaardeerd worden en waar geen ruimte is voor discriminatie. De politie streeft daarom naar een korps dat bestaat uit medewerkers met verschillende culturele achtergronden, waarin onderling vertrouwen is en ruimte voor verscheidenheid. Meer diversiteit zal leiden tot een betere dialoog binnen het korps. Ik ben dan ook blij dat de korpschef heeft aangegeven het thema diversiteit prioriteit te geven de komende jaren.
Wat bedoelt de korpschef concreet als hij zegt «het onderwerp persoonlijk naar zich toe te zullen trekken de komende tijd. Vanwege het grote belang. Er is nu beweging, en die beweging gaan we versnellen»? Hoe gaat hij die beweging concreet versnellen?
De korpschef heeft aangegeven zich tot doel te hebben gesteld om binnen drie jaar de diversiteit binnen de politie te hebben vergroot. Hij streeft daarom dit jaar al – in plaats van in 2018 – naar een landelijk instroompercentage van 25% van medewerkers met een dubbele culturele achtergrond. Sturen op diversiteit heeft een operationele noodzaak en is nodig omdat de betreffende groepen de politie niet direct als een voorkeurswerkgever op de arbeidsmarkt zien. De korpschef heeft hierbij aangegeven het tot een prioriteit te maken om dit in alle lagen van het korps te bereiken. Tevens heeft de korpschef aangekondigd dat er dertien extra plekken in de politietop komen voor «divers» talent.
Welke rol heeft de denktank Pharresia binnen de politieorganisatie? Waaruit bestonden de adviezen van de afgelopen jaren aan de politieleiding en wat is daar concreet mee gedaan?
Pharresia is van oorsprong een intervisiegroep die is uitgegroeid tot een denktank gericht op het bespreekbaar maken van uiteenlopende leiderschapsthema's. Sinds 2015 zet de denktank zich in ten behoeve van een grotere openheid en diversiteit in het korps. Pharresia werd een kritische gesprekspartner voor de korpschef met als gevolg de start van het programma «De Kracht van het verschil», waaraan het ook heeft bijgedragen. Daarnaast is Pharresia gevraagd om een actieve rol te spelen in de projecten die gericht zijn op meer diversiteit en inclusie en te helpen bij het vervullen van vacatures.
Wordt Pharresia betrokken bij de uitwerking van plannen om meer agenten met een niet-westerse achtergrond aan te trekken en te behouden? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Deelt u de stelling van Pharresia dat er te «weinig progressie in de stugge politiecultuur en het diversiteitsbeleid» is? Zo ja, waarom en wat gaat u daar aan doen? Zo nee, waarom deelt u die stelling niet?
Zie antwoord vraag 3.
Wordt bij de uitwerking van een strategische visie 2020 door de Nationale Politie het onderwerp diversiteit betrokken? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Het thema diversiteit wordt de komende jaren als één van de leidende thema’s betrokken bij de uitwerking en uitvoering van het strategieproces. Op dit moment vindt over het thema zowel een interne als externe dialoog plaats.
De berichten ‘Scenario kernramp grote onzin’ en ‘Vals rampscenario Tihange’ |
|
Chantal Nijkerken-de Haan (VVD), Remco Dijkstra (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de artikelen «Scenario kernramp grote onzin»1 en «Vals rampscenario Tihange»?2
Ja.
Onderschrijft u de vernietigende kritiek die vanuit de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) geuit wordt op het rapport van het Weense Institut für Sicherheits- und Risikowissenschaften (IRS)?
De ANVS is verzocht door de commissaris van de Koning in Limburg en de voorzitter van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg de vraag te beantwoorden of naar aanleiding van het ISR rapport de voorbereiding op een nucleair ongeval aangepast zou moeten worden.
De ANVS geeft in haar reactie aan dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de beoordeling van het FANC over de structurele integriteit van het reactorvat van Tihange 2 en dat het door ISR geschetste scenario en de effecten daarvan erg onrealistisch zijn. De conclusie van de ANVS is dat het ISR rapport geen toegevoegde waarde vormt bij de voorbereiding in Nederland op een stralingsongeval. Er is derhalve geen aanleiding op basis van het ISR rapport om de voorbereiding door de Veiligheidsregio Zuid-Limburg op een ongeval bij Tihange 2 aan te passen.
Op basis van de argumentatie van de ANVS onderschrijf ik de door de ANVS getrokken conclusie.
Wie was opdrachtgever van het in oktober gepresenteerde rapport van het IRS over een eventuele ramp in Tihange2? Klopt het dat de gemeente Aken daar een rol in speelde? Zo ja, wat was haar onderzoeksverzoek en kunt u uitsluiten dat politieke motieven hierbij een rol hebben gespeeld?
Uit het ISR rapport blijkt dat de gemeente Aken opdracht heeft gegeven tot de opstelling van dit rapport. Gevraagd is om een ruwe schatting te geven van de mogelijke radiologische gevolgen voor de stad Aken, als gevolg van het falen van het reactorvat in Tihange 2. Het is mij niet bekend of politieke motieven bij het geven van de opdracht een rol gespeeld hebben.
Kunt u bevestigen dat de Duitse Bundesregering zelf ook vraagtekens zet bij dit rapport en kunt u aangeven welke conclusie zij hieraan verbindt?
In het Duitse parlement, de Bundestag, zijn aan de Duitse regering vragen gesteld over het ISR rapport. De Duitse regering komt tot de conclusie dat het ISR rapport ongeschikt is voor de evaluatie van de te nemen maatregelen en zoneringen in het kader van de voorbereiding op kernongevallen in de regio Aken. Daarnaast heeft de Bondsregering aan de Belgische autoriteiten gevraagd om een representatieve bronterm (beschrijving van hoeveelheid en samenstelling radioactieve stoffen die in een bepaald scenario vrijkomen naar de omgeving) voor de kerncentrale in Tihange ter beschikking te stellen. De Duitse regering wil hiermee zelf verspreidingsberekeningen laten uitvoeren. De uitkomsten van deze berekeningen worden besproken met België.3
In hoeverre zijn de reactoren in België uit de jaren zeventig nu verbeterd en veiliger dan bij de bouw, zoals de directeur van de ANVS stelt?
In de nucleaire sector wordt continu gewerkt aan het verhogen van de veiligheid. Zo is er in West-Europa veel aandacht voor het installeren van extra veiligheidssystemen die het vroegtijdig en grootschalig vrijzetten van radioactiviteit bij een kernongeval moeten tegen gaan. Het gevolg van deze grote investeringen in de veiligheid door de jaren heen leidt er toe dat een kerncentrale gedurende zijn levensduur meer veiliger wordt in plaats van minder veilig, zoals vaak gesuggereerd wordt. Tijdens de inspectie op 20 januari 2016 in Doel waar ik zelf ook bij aanwezig was, was juist de aanleg van dergelijke veiligheidsverhogende systemen (in dit geval de post-Fukushima stresstestmaatregelen) het onderwerp van de inspectie. Ook bij Tihange zijn inspecteurs van de ANVS aanwezig geweest bij een inspectie naar de installatie van dergelijke veiligheidsverhogende maatregelen.
Kunt u aangeven of er eigenlijk sprake is van nepnieuws dat voorkomt uit het Weense rapport? Zo ja, hoe schadelijk is dit? Zo nee, wat is er dan niet nep aan?
Het is goed dat over een zo belangrijk onderwerp als nucleaire veiligheid een maatschappelijk debat wordt gevoerd. Het is helaas onvermijdelijk dat daarbij enige onrust ontstaat. Over de vraag of daarbij sprake is van nepnieuws laat ik mij niet uit omdat dat moeilijk te beoordelen is. Ik laat de inhoud en de conclusies van het ISR-rapport voor rekening van de onderzoekers en beoordeel beide op hun merites. Wat ik belangrijk vind, is dat er een transparante uitwisseling van informatie en standpunten plaatsvindt, op basis waarvan het bestuur en de bevolking, ook in Limburg, kan bepalen of er aanleiding is voor ongerustheid of niet. In dit verband herinner ik u ook aan mijn brief aan uw Kamer van 17 oktober jl. Daarin ben ik ingegaan op de door uw Kamer eerder aangenomen moties over versterking van de rol veiligheidsregio in de onafhankelijke informatievoorziening en over het verbeteren van de communicatie over nucleaire veiligheid richting bewoners van de grensprovincies. Daarbij zijn ook met de Belgische autoriteiten afspraken gemaakt over de rol van de veiligheidsregio in de informatievoorziening, zowel voor het geval dat sprake is van een nucleair ongeval als wanneer sprake is van ongewone gebeurtenissen. Het gaat dan om een gebeurtenis, waarbij er geen sprake is van een nucleaire crisis, maar die mogelijk wel tot onrust in de regio kan leiden.
Onderschrijft u dat met dergelijke rapporten juist onrust onder de bevolking in Zuid-Limburg wordt aangewakkerd? Wat gaat u eraan doen om die begrijpelijke onrust onder de bevolking weg te nemen?
Zie antwoord vraag 6.
De hulpverlening op het Schelde-Rijnkanaal |
|
Albert de Vries (PvdA), Lutz Jacobi (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Twijfels over reddingswerk op drukke Schelde-Rijnkanaal»?1
Ja. Ten behoeve van de beantwoording van uw vragen heb ik informatie ingewonnen bij de veiligheidsregio’s Zeeland (VRZ) en Midden- en West-Brabant (VRMWB). De besturen van de veiligheidsregio’s zijn immers verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken van de veiligheidsregio. Deze taken betreffen brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing. Het bestuursmodel van de veiligheidsregio’s is vormgegeven op basis van verlengd lokaal bestuur. Het bestuur wordt gevormd door de burgemeesters van de inliggende gemeenten. De leden van het bestuur van de veiligheidsregio leggen aan hun eigen gemeenteraad verantwoording af over hun eigen bijdrage aan het regiobestuur en verstrekken de door de raadsleden gevraagde informatie. In deze verantwoordingsrelatie wil ik niet treden.
Welke overwegingen liggen ten grondslag aan het niet langer in één hand houden van de hulpverlening op het kanaal bij de veiligheidsregio Midden- en West-Brabant? Waarom neemt de Veiligheidsregio Zeeland nu een deel van de taken over? Hoe is de samenwerking en afstemming geregeld tussen de beide betrokken veiligheidsregio’s?
De VRZ en VRMWB melden ten aanzien van deze vragen het volgende:
«De effectiviteit van de uitvoering van de Search and Rescue (SAR)-taak op het Schelde-Rijnkanaal was voor verbetering vatbaar. Dit is gebleken uit een uitgevoerde risicoanalyse en capaciteitenanalyse welke door VRZ en VRMWB, i.c. de directies van de brandweer Zeeland en brandweer Midden- en West-Brabant, is uitgevoerd en vastgesteld. Er is besloten dat VRMWB zorg draagt voor de uitvoering van de brandweertaak en dat VRZ zorg draagt voor de uitvoering van de SAR-taak op het Schelde-Rijnkanaal.»
Is het waar dat aan het nieuwe eigen reddingsvaartuig andere kwaliteitseisen worden gesteld dan voorheen aan de calamiteitenboot Hellegat (Van der Zee)? Zo ja, op welke punten en onderdelen wijken deze eisen af en hoe denkt u hierover? Heeft de alternatieve invulling van de hulpverlening gevolgen voor de veiligheid? Zo ja, welke?
De VRZ en VRMWB melden ten aanzien van deze vragen het volgende:
«Aan het nieuwe (aan te schaffen) reddingsvaartuig worden minimaal de kwaliteitseisen gesteld welke daarvoor golden. Het huidige (tijdelijke) reddingsvaartuig (Jan1) voldoet ook aan deze minimale kwaliteitseisen. Uit onderzoek is gebleken dat de SAR-dekking niet op het gehele Schelde Rijnkanaal conform de landelijke zorgnorm voor SAR is. Daarom zal binnen twee jaar een nieuwe voorziening in Tholen gestationeerd worden vanuit waar de SAR-taak op het kanaal wordt uitgevoerd. Om de SAR-dekking per direct te verbeteren op het Schelde-Rijnkanaal is besloten om de Jan1 per direct in Tholen te stationeren.
Vanuit VRZ wordt de landelijke richtlijn voor brandweerhulpvaartuigen gehanteerd en wordt geconformeerd aan de bepalingen uit het landelijke handboek incidentbestrijding op het water (Waterrand).»
Zijn andere belanghebbenden voorafgaand aan de keuze voor het eigen reddingsvaartuig geraadpleegd over deze voorgenomen keuze? Zo ja, wat is hiermee gedaan? Zo nee, waarom niet?
De VRZ en VRMWB melden ten aanzien van deze vragen het volgende:
«Ja. Voordat het besluit is geëffectueerd heeft consultatie plaatsgevonden in een gevormde Werkgroep Schelde-Rijnkanaal (SRK) met vertegenwoordiging van de brandweer vanuit beide regio’s en andere partijen. Daarnaast heeft consultatie plaatsgevonden binnen de projectgroep Maritieme Veiligheid in Zeeland waar onder andere de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij (KNRM), Rijkswaterstaat (RWS), de politie en gemeenten ambtelijk in zijn vertegenwoordigd.» De VRZ en MRMWB melden voorts dat er in deze werkgroep en projectgroep draagvlak is voor de gekozen oplossing.
Heeft de nieuwe inrichting van de hulpverlening gevolgen voor de scheepvaart? In hoeverre worden meer of langdurig vertragingen verwacht als gevolg van de nieuwe inrichting?
De VRZ en VRMWB melden ten aanzien van deze vragen het volgende:
«Nee. Doel is om de SAR taak vanuit Tholen effectiever (lees sneller) uit de voeren dan in de «oude» situatie.»
Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor de nautische veiligheid, zijnde de zorg voor een vlotte en veilige doorvaart. Het bergen van obstakels die de scheepvaart belemmeren is hier onderdeel van. De taken en afspraken hieromtrent zijn onveranderd.
Het bericht dat er grote verontwaardiging heerst over de aanhouding van een 12-jarige jongen |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Kent u het bericht «Woede in Zuidoost om arrestatie 12-jarige jongen»?1
Ja.
Bent u bereid deze zaak tot op de bodem uit te zoeken en de resultaten van dit onderzoek met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Het betreft hier een individuele lokale aangelegenheid waarover ook Raadsvragen zijn gesteld. Het is aan het lokale bevoegd gezag om hierop te reageren c.q. te acteren.
Kunt u uitsluiten dat racisme een rol heeft gespeeld bij de aanhouding van de jongen? Zo ja, waarop baseert u dit? Zo nee, wat voor actie gaat u ondernemen jegens de dienstdoende handhavers en politieagenten?
Zie antwoord vraag 2.
Begrijpt u de verontwaardiging die mensen voelen inzake de arrestatie van de jongen? Zo ja, wat gaat u doen om de spanningen, die zijn ontstaan na deze gebeurtenis, te verminderen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat gaat u eraan doen om de politie in de toekomst de-escalerend in plaats van escalerend op te laten treden?
Zie antwoord vraag 2.
Begrijpt u dat mensen, door het grote aantal gewelddadige (buitenproportionele) aanhoudingen die in de afgelopen jaren zijn verricht (sommige zelfs met de dood tot gevolg), zich niet meer veilig voelen ten opzichte van de ordehandhaving en dat hun vertrouwen in de mensen die veiligheid zouden moeten bieden is beschaamd? Zo ja, wat voor actie gaat u ondernemen om geweld bij de ordehandhaving uit te bannen en dit vertrouwen te herstellen? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar mijn brief aan uw Kamer van 4 oktober 2016.3
Wat voor keiharde maatregelen gaat u nemen om etnisch profileren bij de politie en de handhaving uit te bannen en de ordehandhaving te zuiveren van racistische cowboys?
Zie antwoord vraag 6.
Erkent u dat etnisch profileren en racistisch gedrag van de ordehandhaving het structurele gevolg zijn van een cultuur waarin mensen van kleur en met een migrantenachtergrond worden achtergesteld? Zo ja, wat gaat u doen om die cultuur uit te bannen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Klopt het dat de betreffende jongen is gevraagd zijn identiteitsbewijs te tonen, terwijl de jongen nog niet valt onder de identificatieplicht? Zo ja, welke gevolgen heeft dit voor de dienstdoende handhaver? Zo nee, waarop baseert u dit?
Zie antwoord vraag 2.
Onderschrijft u dat de buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) de wet niet kende?2 Zo ja, wat gaat u doen om te bewerkstelligen dat het nooit meer voorkomt dat een boa de wet niet kent? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u zich indenken dat een arrestatie met omstanders een enorme impact heeft op een 12-jarige jongen? Zo ja, wat gaat u ondernemen om te bewerkstelligen dat er voldoende nazorg is voor de desbetreffende jongen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is er beleid omtrent de aanhouding van kinderen en biedt dit beleid voldoende handvaten voor politieagenten en ordehandhavers om op een zorgvuldige manier om te gaan? Zo ja, waarop baseert u dit? Zo nee, wat gaat u doen om beterschap te bewerkstelligen?
Jeugdigen van 12 t/m 17 jaar vallen onder het jeugdstrafrecht. De rol van de politie wordt uitgevoerd conform het werkproces Jeugdige Verdachte, waarin staat beschreven op welke wijze met minderjarige verdachten wordt omgegaan. Dit is onderdeel van het basispolitieonderwijs, waarbij veel aandacht is voor de bejegening van jongeren en hun ouders, en het verhoren van minderjarige verdachten. Bejegening is ook geregeld in het onderdeel van de IBT trainingen.
Bent u bereid de opgelegde boete kwijt te schelden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid excuses aan de jongen en zijn ouders aan te bieden met betrekking tot het buitenproportionele optreden van de politie?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de jongen (psychologische) hulp aanbieden, temeer omdat de impact van de aanhouding groot is? Zo ja, hoe gaat u dit aanpakken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om in geval van aanhoudingen van minderjarigen en/of aanhoudingen waarbij veel (disproportioneel) geweld gebruikt wordt voortvarender te zijn met het bieden van (psychologische) hulp? Zo ja, hoe gaat u dit aanpakken? Zo nee, waarom niet?
De noodzaak tot het aanbieden van psychologische hulp wordt per zaak beoordeeld.
Een knokpartij tussen hooligans van Feyenoord en AZ (Herdruk) |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Heftige beelden: hooligans Feyenoord en AZ met elkaar op de vuist?1 en herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over vechtende voetbalhooligans?2
Ja.
Kreeg de politie al eerder signalen van het in het bericht genoemde gevecht? Zo ja, waar bestonden die signalen uit en wat heeft de politie daarmee gedaan? Weet u waar en wanneer dit gevecht plaatsvond? Zijn er gewonden bij gevallen?
Het OM Alkmaar en het OM Rotterdam zijn een onderzoek gestart. Over de inhoud van het onderzoek, zoals informatiepositie, locaties en gewonden kunnen we in het belang van het onderzoek geen uitspraken doen.
Worden er in het filmpje strafbare feiten in beeld gebracht? Zo ja, welke en is er aangifte gedaan of vindt er ambtshalve vervolging plaats? Zo nee, waarom niet?
Bij de politie zijn geen aangiften van strafbare feiten gedaan. Het OM kan ambtshalve tot vervolging overgaan op grond van openlijk geweldpleging (art. 141 Wetboek van Strafrecht), deelnemen aan een vechterij (art. 306 Wetboek van Strafrecht).
Deelt u de mening dat de in het genoemde bericht vertoonde beelden aantonen dat er nog steeds zogenaamde «hooliganfights» plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Heeft u inmiddels enig inzicht in de aard en de omvang van het verderfelijke fenomeen van hooligans die afspreken om met elkaar te gaan vechten? Zo ja, waar bestaat dat inzicht uit? Zo nee, waarom niet?
Kent u de uitzending van het tv-programma Jinek met daarin een item over de hooliganfight tussen hooligans van AZ en Feyenoord?3
Ja.
Aan welke strafbare feiten kan worden gedacht bij het zien van de beelden van deze hooliganfight?
Zie het antwoord op vraag 3.
Waaruit blijkt dat zoals de in de uitzending genoemde hoogleraar stelt dat het gevecht «niet langer dan een kleine minuut» duurde?
Het gevecht duurt op de beelden langer dan een minuut.
Deelt u de mening van de hoogleraar die in de genoemde uitzending stelt dat deze hooligans door dit gevecht «leren [...] omgaan met agressie in onze affectfobische samenleving»? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe kwalificeert u deze uitspraak van de genoemde hoogleraar?
Ik vind dit onacceptabel gedrag. Dergelijke vormen van agressie en geweld zijn strafbaar en kunnen we niet tolereren.
Deelt u de mening dat om te leren omgaan met agressie het zeer ongewenst is dat daarbij strafbare feiten moeten worden begaan? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Deelt u de mening dat ook al zou de genoemde hoogleraar met de stelling «het is een mythe om te denken dat je die agressie kunt leren beheersen of onderdrukken. De geschiedenis van de mensheid is immers een geschiedenis van oorlog voeren» waar zijn, dat dat nooit een reden mag zijn om agressie, waaronder hooliganfights, of oorlogen toe te staan? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat agressie en oorlog wel moeten worden tegengegaan? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Ja, die meningen deel ik.
Deelt u de mening dat ook al zou het juist kunnen zijn dat het gevecht – in de woorden van de hoogleraar – «klinisch gesproken een expressie van opgekropte woede van mannen die een dosis testosteron» is, dat dat wat «klinisch gesproken» verklaard kan worden nog niet in de praktijk hoeft te worden gebracht? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja. Zoals ik in het antwoord op vraag 9, 10 en 16 heb aangegeven kunnen we dergelijke vormen van agressie en geweld niet tolereren.
Herinnert u zich uw antwoorden op de vragen 7 en 8 van de eerdere vragen?4
Ja.
Bent u nog steeds van mening dat «er voldoende legale vechtsporten [zijn] waar volgens vastgestelde regels, onder deskundige begeleiding en in accommodaties die zich hier voor lenen, kan worden gestreden»?
Ja.
Bestaat er empirisch wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt dat mannen die elkaar in groepsverband te lijf gaan en trachten elkaar verrot te slaan en te schoppen, daarna in het dagelijks leven minder agressief zijn? Of bestaat er onderzoek waaruit het tegendeel blijkt namelijk dat ongeremd agressief gedrag juist tot meer agressie leidt? Zo ja, om welk onderzoek gaat dat? Zo nee, wat zegt dat over de stelling van de genoemde hoogleraar dat dergelijke knokpartijen helend zouden werken?
Dergelijke wetenschappelijke onderzoeken zijn bij mij niet bekend. Wellicht dat de hoogleraar, gelet op zijn uitspraken, over dergelijke onderzoeken beschikt.
Deelt u de mening van de in de uitzending aan het woord komende ADO-supporter en voormalig eigenaar van Swansea City die vindt dat hooliganfights «niet alleen een zeer slechte reclame voor kinderen [zijn]. Ook kunnen er doden vallen. Bij zo’n soort gevecht van Feyenoord tegen Beverwijk is dat namelijk al gebeurd. Stoppen hiermee dus»? Zo ja, hoe komt het dat deze ADO-supporter zonder academische kennis over het gedrag van hooligans toch een juistere opvatting heeft over hoe met dit probleem moet worden omgegaan dan de genoemde hoogleraar? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Zie antwoord vraag 9.
Alternatieve Sjöterie Sint Christina Stank Stief Sjaelberg |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft uw kennisgenomen van het schrijven van de Dienst Justis aan de Alternatieve Sjöterie onder kenmerk OWM2517 in december 2016 en januari 2017?
Ja.
Hoe beoordeelt u de situatie dat de Dienst Justis op 27 december 2016 belt naar de Alternatieve Sjöterie dat de ontheffing ex artikel 4 van de Wet wapens en munitie wordt verleend, en dat twee dagen later een officiële brief naar de Sjöterie wordt gestuurd door dezelfde Dienst Justis die aangeeft dat de ontheffing niet wordt verleend en dat hen zelfs een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar boven het hoofd hangt?
Het is gebruikelijk om bij de beoordeling van een aanvraag na te gaan op welk adres het kanon, waarvoor ontheffing wordt gevraagd, normaliter voorhanden wordt gehouden. Daarover is derhalve telefonisch contact geweest. In dit gesprek is gesproken over een voornemen maar geen definitieve toezegging gedaan. Een ontheffing wordt niet telefonisch verleend.
Bij de nadere beoordeling van de aanvraag is vervolgens duidelijk geworden dat het hier een zelfgebouwd kanon betreft, terwijl voor het vervaardigen daarvan geen vergunning (erkenning) was afgegeven. Dat is in strijd met de Wet wapens en munitie. Om die reden is de ontheffing geweigerd. In de brief van Dienst Justis is uitsluitend, onder verwijzing naar de desbetreffende wetsartikelen, aan aanvrager kenbaar gemaakt dat het zonder erkenning vervaardigen van een kanon een strafbare handeling is, welke in beginsel kan worden bestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of een geldboete van de vierde categorie. Nergens is gesteld dat de aanvrager voornoemde straf boven het hoofd hangt.
Welke waardering geeft u aan de volgende passage in het schrijven van de Dienst Justis van 23 januari 2017 «Hoewel ik betreur dat bij u, als gevolg van een telefonische mededeling, het vermoeden is ontstaan dat de door u gevraagde ontheffing zou gaan worden verleend, heeft u hieraan niet het gerechtvaardigd vertrouwen mogen ontlenen dat dit ook daadwerkelijk zou gaan gebeuren.»?
Die onderschrijf ik volledig.
Deelt u de stelling van de Dienst Justis, dat als een ambtenaar van uw ministerie belt met een mededeling, de burger niet het idee mag hebben dat het waar is wat deze medewerker aan de telefoon zegt?
De persoon die met het ministerie belt moet er voetstoots vanuit kunnen gaan dat hetgeen hem verteld wordt op waarheid berust.
Hoe beoordeelt u dat de Dienst Justis de correct ingediende aanvraag in de behandeling op incorrecte wijze opneemt (zo werd de naam van de Sjöterie telkens verkeerd gespeld, werd het aantal wapens waarvoor de ontheffing werd gevraagd verhoogd; de aanvraag voor de ontheffing was op het wapen maar de Dienst Justis behandelde het al ware het aangevraagd op het afvuren)?
Abusievelijk is in de correspondentie het woord «Stief» achterwege gelaten, waardoor gesproken werd over «Alternatieve Sjöterie Sint Christina Stank Sjaelberg» in plaats van «Alternatieve Sjöterie Sint Christina Stank Stief Sjaelberg». Daarnaast is in de brief gesproken over drie kanonnen in plaats van één kanon, dit betrof een verschrijving.
Dienst Justis heeft uit de ingediende aanvraag opgemaakt dat een ontheffing is gevraagd met als doel het geven van saluutschoten bij maatschappelijke evenementen en derhalve geconcludeerd dat het ook de bedoeling is van aanvragers het kanon af te vuren.
Deelt u de mening dat een dergelijke slordige behandeling niet bijdraagt aan een stevig beeld van een betrouwbare overheid, zeker als het om de Wet wapens en munitie gaat?
Ik erken dat de gang van zaken ongelukkig is.
Deelt u de mening dat het uitdragen van de Limburgse cultuur en historie bijdraagt aan de kwaliteit van leven in deze provincie van Nederland?
Ik realiseer me terdege hoe trots veel Limburgers zijn op hun specifieke cultuur.
In hoeverre weegt de mening van de burgemeester Hessels van Echt-Susteren en de medewerkers van de korpschef politie, die wél weten waar de Alternatieve Sjöterie het over heeft in hun aanvraag, dat deze Alternatieve Sjöterie met hun kanon zeer gewetensvol omgaan en daarmee sterk bijdragen aan maatschappelijke en culturele doelstellingen in de gemeente en dat daarom de ontheffing verleend zou moeten worden?
Justis heeft een zelfstandige bevoegdheid inzake de afhandeling van ontheffingsverzoeken. Leidend bij de beoordeling van die verzoeken is de regelgeving op het terrein van wapens en munitie. De mening van een burgemeester en korpschef worden meegenomen in de beoordeling van een verzoek, maar daaraan komt, gezien de regelgeving, niet altijd doorslaggevende betekenis toe.
Bent u bereid om de beslissing op de aanvraag van de Alternatieve Sjöterie te laten herzien, omdat de belangrijke Wet wapens en munitie niet gemaakt is om degelijke cultuur-historisch evenementen te dwarsbomen?
Doel van de Wet wapens en munitie is het tegengaan van illegaal wapenbezit en beheersing van het legale wapenbezit. Daarmee is de veiligheid in de samenleving gediend. De beslissingen op verzoeken om ontheffing worden in dat kader genomen. De weg van bezwaar tegen de genomen beslissing staat nog open. Ik kan niet vooruit lopen op een eventuele beslissing op bezwaar.
Bent u bereid om de Alternatieve Sjöterie op het Ministerie van Veiligheid en Justitie te ontvangen om de werking van het kanon zelf te aanschouwen en te beluisteren?
In het licht van de hiervoor gegeven antwoorden zie ik daartoe geen aanleiding.
Het herkenbaar uitzenden van beelden ten behoeve van de opsporing |
|
Michiel van Nispen |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat een 68-jarige vrouw een einde aan haar leven heeft gemaakt nadat, met toestemming van justitie, herkenbare camerabeelden zijn uitgezonden die vervolgens op het internet een eigen leven gingen leiden?1
Wanneer mensen geen andere uitweg meer zien dan een einde aan hun leven maken, is dit altijd zeer tragisch. Voor de betreffende persoon zelf, maar ook voor de nabestaanden. Dat is nu uiteraard niet anders.
Welke criteria zijn er precies voor het tonen van herkenbare beelden? Voor welke strafbare feiten wordt dit gedaan en onder welke omstandigheden en voorwaarden?
De wijze waarop het Openbaar Ministerie de hulp van het publiek inroept ten behoeve van het opsporen van een (onbekende) verdachte is geregeld in de Aanwijzing opsporingsberichtgeving2. Publicatie van beelden is toegestaan bij strafbare feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Bij inzet van het middel worden de belangen van opsporing en vervolging afgewogen tegen de inbreuk die deze inzet maakt op de persoonlijke levenssfeer van de op te sporen persoon. De ernst van het delict, de omstandigheden waaronder het delict is gepleegd, de mogelijkheden om het delict op te helderen met inzet van minder ingrijpende opsporingsmiddelen en de kans op succes spelen daarbij een rol. Tevens wordt daarbij meegewogen dat de beelden door derden verder verspreid kunnen worden buiten de kanalen van politie en justitie om.
Welke mogelijkheden zijn er om te voorkomen dat beelden, die met toestemming van de politie worden uitgezonden bijvoorbeeld omdat er geen andere mogelijkheden waren voor de opsporing, een eigen leven gaan leiden op internet, met alle mogelijke gevolgen van dien?
Het internet biedt veel mogelijkheden om informatie te verspreiden buiten de controle van degene die de informatie in eerste instantie heeft geplaatst. Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven wordt dit door politie en OM eveneens meegewogen bij de beslissing beelden te publiceren. Nadat een verdachte is geïdentificeerd, worden de beelden die door of onder regie van politie en OM zijn gepubliceerd zo spoedig mogelijk verwijderd. Dat is ook in dit geval gebeurd. Met betrekking tot door derden verder verspreide beelden zijn de mogelijkheden tot verwijdering beperkt, met name als die verdere verspreiding niet door middel van links naar de vrijgegeven beelden plaatsvindt maar door middel van door derden zelf gedownloade beelden.
Wat is uw reactie op de opmerkingen van Officier van Justitie Pols2 en criminoloog Van Erp?3
Bij de inzet van opsporingsberichtgeving worden in alle zaken de belangen van proportionaliteit en subsidiariteit gewogen. De ondergrens voor inzet ligt bij misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Juist in zaken die dichter bij de ondergrens liggen wordt nadrukkelijker bezien of de inzet van het middel en de inbreuk die erdoor wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene in de gegeven omstandigheden proportioneel is. Deze omstandigheden kunnen gelegen zijn in de situatie waaronder het delict is gepleegd en de persoon van het slachtoffer. Daarnaast wordt altijd meegewogen welke inspanningen al zijn verricht om het delict op te helderen en of minder ingrijpende mogelijkheden resteren om het delict op te lossen.
Bent u van plan de criteria en voorwaarden voor het herkenbaar tonen van beelden door opsporingsprogramma's opnieuw te bekijken en deze zo nodig aan te scherpen? Zo niet, waarom niet?
De criteria en voorwaarden voor inzet van opsporingsberichtgeving worden op dit moment in het kader van de actualisering van de Aanwijzing opsporingsberichtgeving al opnieuw bezien. Daarin worden alle ervaringen met de inzet van opsporingsberichtgeving meegenomen. Aanvullend op de aanwijzing wordt ook een instructie voor het OM opgesteld waarin nader wordt ingegaan op de te maken afwegingen en het te hanteren beleidskader. De vernieuwde aanwijzing en de instructie zullen naar verwachting voor de zomer 2017 in werking treden.
De uitzending van Kassa inzake onveilige sleutelkluisjes |
|
Henk Krol (50PLUS) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de uitzending van Kassa van zaterdag 28 januari jl?
Ja.
Hoe oordeelt u over de constatering dat veel thuiswonende ouderen, vaak met thuiszorg, een onveilig, makkelijk te kraken sleutelkluisje bij hun deur hebben hangen, waardoor zij een makkelijke prooi zijn voor kwaadwillenden?
Daar waar hier sprake van is, is dit zeer onwenselijk.
In 2014 zijn ook al vragen gesteld over dit onderwerp; welke acties zijn er sindsdien ondernomen om het probleem aan te pakken?1
Onder verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie is in 2016 een traject ingezet om veilige toegang voor woningen van kwetsbare groepen te bevorderen. Bij dit traject zijn onder meer Actiz, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland, de branchevereniging voor woonzorgtechnologie (WDTM), de Stichting Quality Assurance E-health, Vilans, het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) en mijn ministerie betrokken. In dat kader vindt het gesprek over veilige methoden regelmatig plaats.
Onderdeel van dit traject is dat alle betrokken partijen richting hun leden uitdragen dat waar zij zelf verantwoordelijk zijn voor het (laten) plaatsen van sleutelkluisjes of elektronisch toegangsbeheer zij ook kiezen voor een veilige oplossing. De cliënt wordt goed voorgelicht over veilige oplossingen zodat deze een goede, veilige keuze kan maken. Daarbij ontwikkelt de WDTM ten behoeve van hun ketenkeurmerk een aparte module veilig toegangsbeheer voor zorgwoningen met daarin aandacht voor inbraakveiligheid.
Bent u bereid om op korte termijn in gesprek te gaan met betrokken partijen als gemeenten, zorgverzekeraars, verzekeraars, ouderenbonden en zorgorganisaties om te zien op welke manier elk van hen haar rol kan oppakken om het gebruik van veilige methoden (met het Politiekeurmerk Veilig Wonen) te bevorderen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid te bezien op welke wijze uitsluitend gebruik van gecertificeerde kluisjes of andere veilige methoden, in elk geval in zorgsituaties, meer dwingend op te leggen, bijvoorbeeld door een convenant of een richtlijn?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om meer publieksvoorlichting te faciliteren, zodat mensen meer bewust raken van het gevaar van een onveilig sleutelkluisje? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het CCV zal in nauwe samenwerking met enkele ouderenbonden en de politie in hun voorlichting hier dit jaar aandacht aan besteden. Zo wordt o.a. een factsheet voor zorginstellingen, gemeenten, politie en zorgverzekeraars gemaakt om hen te helpen met het op een veilige manier regelen van toegang tot zorgwoningen.
Bent u bereid (onderzoek naar) veilige alternatieven, zoals apps en domotica, te bevorderen en faciliteren? Zo ja, op welke wijze, zo nee waarom niet?
De technologische ontwikkelingen en alternatieven zijn legio. Uiteraard geldt voor alle nieuwe producten dat onderzocht moet worden dat het gaat om een veilige oplossing. Dit ligt echter niet primair bij de overheid, maar daar waar nodig faciliteren wij wel. Bijvoorbeeld bij een onderzoek door Vilans naar ervaringen bij zorginstellingen en cliënten met het werken met het sleutelkluisje en elektronische toegangssystemen.
Onderdeel van het CCV traject is een onderzoek naar de mogelijke doorontwikkeling van elektronisch toegangsbeheer. In dit onderzoek wordt ondermeer gekeken naar de voor- en nadelen van alternatieven voor sleutelkluisjes (bijv. naar een elektronisch slot of app).
Hoe oordeelt u over de bevinding van Kassa dat een sleutelkluisje dat volgens de fabrikant makkelijk te kraken is, toch op de productenlijst staat van het Politie Keurmerk Veilig Wonen?
Het betreffende product staat niet meer op de laatste versie van de PKVW Productenlijst.
Hoe oordeelt u over het beleid van de gemeente Putten, die € 30.000 subsidie voor de aanschaf van veilige kluisjes heeft vrijgemaakt?
Dit voorbeeld vanuit de gemeente Putten klinkt als een goed initiatief. Uiteraard is het zo dat de verantwoordelijkheid voor, en het bewust zijn van, veilige sleutelkluisjes juist ook bij de cliënt zelf en de professionals liggen die er gebruik van maken.
Deelt u het standpunt dat een overheid die wil dat hulpbehoevende ouderen en chronisch zieken zo veel mogelijk zelfstandig blijven wonen, alles in het werk moet stellen hen te helpen dit veilig te kunnen doen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Langer zelfstandig wonen is een wens en behoefte vanuit de samenleving die de overheid zoveel mogelijk wil faciliteren en mogelijk maken. Iedereen heeft hierin een verantwoordelijkheid om dat op een veilige, prettige en zorgvuldige manier te doen zodat de kwaliteit van leven zo goed mogelijk blijft. De overheid heeft met de wetgeving van de langdurige zorg (Wmo, Wlz en Zvw) mogelijk gemaakt dat er ondersteuning is daar waar dat niet meer vanzelf gaat. Gemeenten, verzekeraars, zorgkantoren en aanbieders delen de verantwoordelijkheid wanneer mensen kwetsbaar worden of zijn, de veiligheid in en om de thuissituatie gewaarborgd blijft.
Het bericht ‘Overheid eist invloed bij cyberbeveiliger Fox-IT’ |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Overheid eist invloed bij cyberbeveiliger Fox-IT»?1
Ja.
Is er een direct gevaar als gevolg van de overname van Fox-IT door NCC group dat Nederlandse staatsgeheimen in handen van medewerkers van NCC-group, Britse inlichtingen en veiligheidsdiensten of andere niet-bevoegden kunnen vallen? Bent u bereid hier nader onderzoek naar te doen?
Nee, dit directe gevaar is er niet. Dit risico wordt ondervangen door geldende wettelijke voorschriften op het gebied van de bescherming van staatsgeheimen, alsmede door de specifieke contractuele beveiligingseisen die aan een privaat bedrijf worden opgelegd respectievelijk gesteld en die zijn gericht op het voorkomen van ongewenste toegang tot gevoelige informatie. Voorts houdt de Staat toezicht op de naleving van deze wettelijke en contractuele beveiligingseisen en blijft de ontwikkelingen in de gaten houden.
Erkent u dat door de overname van Fox-IT het risico groter is geworden dat staatsgeheimen in verkeerde handen kunnen vallen, bijvoorbeeld doordat informatie over de manier van versleutelen of het proces van «key management» bekend wordt binnen NCC Group en mogelijk ook de Britse inlichtingendiensten? Hoe groot acht u dit risico?
Zie het antwoord op vraag 2.
In hoeverre biedt de Britse wet op de inlichtingendiensten de mogelijkheid voor de Britse inlichtingendiensten om via NCC Group kennis te nemen van Nederlandse staatsgeheimen, de manier van versleutelen of het proces van «key management»?
Het bedrijfsonderdeel waarbinnen beveiligingsproducten voor staatsgeheime informatie worden ontwikkeld, is een in Nederland ingeschreven BV. Voor zowel personen, materieel, informatie als de fysieke locatie is, naast andere beperkingen, onverkort Nederlandse wetgeving op het gebied van bescherming van staatsgeheimen van kracht. Ook hier geldt dat de Staat toezicht houdt op de naleving van deze wettelijke en contractuele beveiligingseisen.
Wat is uw reactie op het feit dat de overheid pas is geïnformeerd over de overname op het moment dat de verkoop al afgerond was? Vindt u dit wenselijk? Wat zegt dit over de relatie met het bedrijf dat dergelijk belangrijke diensten levert?
Voorafgaand aan de overname zijn de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie ter zake ingelicht.
Hoe sterk is de afhankelijkheid van de overheid voor de versleuteling van staatsgeheimen van het bedrijfsleven? Acht u dit een wenselijke afhankelijkheid of bent u van mening dat deze afhankelijkheid in de toekomst afgebouwd dient te worden?
De Nederlandse Staat kan opdrachten verstrekken aan bedrijven voor de ontwikkeling van beveiligingsproducten. De Nederlandse Staat stelt hoge eisen aan dergelijke producten. De kennis en techniek die hiervoor nodig is, is in sommige gevallen slechts aanwezig bij gespecialiseerde, private bedrijven. De Nederlandse overheid beschikt over de expertise om toe te zien op de ontwikkeling, veiligheid en kwaliteit van deze producten.
Wat is de reden dat de onderhandelingen over de voorwaarden met betrekking tot zeggenschap over besluiten en benoemingen bij Fox Crypto en eventuele verkoopplannen zo lang duren? Voor wanneer moeten de onderhandelingen afgerond zijn?
De besprekingen met het betreffende bedrijf om passende beveiligingsmaatregelen te treffen in het licht van de ontstane situatie, zoals inzake benoemingen bij en eventuele verkoop van Fox Crypto, zijn grotendeels afgerond. Op enkele specifieke, juridisch-financiële aspecten vindt interdepartementaal overleg plaats alvorens overeenstemming met het bedrijf kan worden bereikt. Er wordt door alle partijen gestreefd naar een zo spoedig mogelijke afronding van dit proces.
Zijn er alternatieve leveranciers van de diensten die Fox-IT levert die volledig in Nederlandse handen zijn? Onder welke omstandigheden overweegt u een overstap naar een alternatieve leverancier?
Er zijn in Nederland in beperkte mate alternatieve leveranciers beschikbaar voor de dienstverlening op het terrein van beveiligingsproducten. De Nederlandse Staat betrekt van meerdere, in Nederland gevestigde leveranciers, producten op genoemd terrein. Aanvullend verwijs ik naar het antwoord op vraag 6. Voorts kan op grond van overwegingen van onder meer continuïteit van dienstverlening de overheid een sterkere diversificatie van contractpartijen nastreven.
Het bericht ‘Onderzoek witwas via geldautomaat’ |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Onderzoek witwas via geldautomaat»?1
Ja.
Klopt het dat er een toename is in het aantal geldautomaten die de winkelier zelf bij kan vullen? Heeft u er zicht op om hoeveel geldautomaten het in Nederland gaat?
Uit de beschikbare cijfers van De Nederlandsche Bank (DNB) blijkt niet van een recente significante toename van het aantal geldautomaten dat door winkeliers zelf kan worden gevuld. DNB beschikt in het kader van haar Chartaal Toezichttaak over cijfers van geldautomaten in Nederland die aan haar worden gemeld (zie ook antwoord op vragen 3, 4 en 5). In januari 2017 betrof het aantal geldautomaten dat door winkeliers kan worden gevuld 924, tegen 935 een jaar eerder. Het aantal wisselt iedere maand en een deel van deze geldautomaten wordt niet steeds gevuld met bankbiljetten die van publiek zijn ontvangen, maar ook met eurobankbiljetten die zijn besteld bij een professionele geldverwerker.
Klopt het dat er vaak hoge wisselmarges worden gerekend aan consumenten en dat sommige winkeliers veel geld verdienen aan dit soort automaten? Aan welke regelgeving zijn de uitgevers en de exploiterende winkeliers van dit soort automaten gebonden?
De exacte wisselmarges die worden gehanteerd zijn mij niet bekend. Op wisselmarges of keuzemenu’s wordt in beginsel geen toezicht gehouden. De wetgever heeft er voor gekozen dat de exploitatie van geldautomaten buiten de reikwijdte van de vergunningplicht van de Wet op het financieel toezicht (Wft) valt. Een winkelier heeft voor het plaatsen van een geldautomaat derhalve geen vergunning nodig. Het opnemen van contant geld uit een geldautomaat, voor zover de winkelier geen andere betaaldiensten verleent, wordt niet als betaaldienst aangemerkt in de zin van artikel 1:5a, lid 2, onder o van de Wft.
Onderneming YourCash is een dochteronderneming van Euronet Worldwide. Euronet Payment Services Limited heeft in het Verenigd Koninkrijk een vergunning om te opereren als betaalinstelling en staat als grensoverschrijdende dienstverlener ingeschreven in het register van DNB. YourCash is niet vergunningplichtig voor het exploiteren van geldautomaten.
Om via een geldautomaat aan het publiek eurobankbiljetten te verstrekken, moet evenwel worden voldaan aan de verplichtingen van ECB-besluit 2010/14 inzake echtheids- en geschiktheidscontroles en het opnieuw in omloop brengen van eurobankbiljetten. Kort gezegd houdt dit in dat eurobankbiljetten op echtheid en geschiktheid worden gecontroleerd met een daarvoor bestemde bankbiljettensorteermachine, alvorens deze opnieuw aan het publiek te verstrekken via een geldautomaat. Vóór het in gebruik nemen van een dergelijke bankbiljettensorteermachine moet hiervan melding worden gemaakt bij DNB. Deze wet- en regelgeving heeft als doel de recirculatie van eurobankbiljetten door marktpartijen mogelijk te maken onder omstandigheden die bescherming tegen valsemunterij waarborgen. DNB houdt toezicht op de naleving van het ECB-besluit in Nederland.2
Naast deze wet- en regelgeving vanuit het oogpunt van financieel toezicht zijn geldverwerkers en exploiterende winkeliers gebonden aan de normale regels voor het overeenkomen van diensten vanuit het Burgerlijk Wetboek (BW).
Klopt het dat er nauwelijks toezicht plaatsvindt op deze automaten? Hoe wordt er toezicht gehouden op deze geldautomaten? Klopt het bijvoorbeeld dat de uitgever van automaten van «YourCash» onder toezicht staat van de Britse autoriteiten? Vindt u dat dit toezicht voldoende is om de betrouwbaarheid van deze geldautomaten te waarborgen?
Zie antwoord vraag 3.
Wordt er bij het toezicht bijvoorbeeld ook gekeken naar de hoogte van wisselmarges bij dit soort automaten? Of wordt er bijvoorbeeld meegenomen dat keuzemenu’s dusdanig ingewikkeld zijn dat, met name toeristen, snel in de fout gaan en hierdoor tegen hoge kosten aanlopen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u ook bekend met gevallen van witwassen bij dit soort automaten? Heeft u er zicht op of deze automaten vaak gebruikt worden om valse biljetten wit te wassen? Deelt u de mening dat dit soort praktijken te allen tijde moet worden uitgebannen?
Witwassen moet worden voorkomen, en indien achteraf vastgesteld, moet tegen witwassen worden opgetreden. Ook deel ik de mening dat betrouwbare geldautomaten van groot belang zijn voor een goede werking van het betalingsverkeer. DNB houdt toezicht en oversight op systeemrisico’s en op collectieve betaalproducten, en zet zich onder meer in voor de veiligheid en toegankelijkheid van het betalingsverkeer. Daarnaast houdt DNB prudentieel en integriteitstoezicht (op grond van de Wft en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme) op banken die deze exploiterende winkeliers als cliënten hebben. Banken dienen hun cliënten, in dit geval de exploiterende winkeliers, te kennen en te monitoren. Ook hebben banken risicomanagement-systemen voor het opsporen van signalen van witwassen. Hierbij merk ik op dat indien er signalen zijn dat de integriteit van de financiële sector wordt geraakt, het in de rede ligt dat deze signalen worden gedeeld in het Financieel Expertise Centrum (FEC). In dat geval zal worden bekeken of en zo ja, welke interventie in de specifieke casus kan worden gepleegd en door welke FEC-partner.3 Daarbij heeft het Openbaar Ministerie (OM) een rol in de mogelijke strafrechtelijke handhaving in gevallen van witwassen van geld.
Deelt u de mening dat het voor het vertrouwen in het geldsysteem van groot belang is dat klanten kunnen rekenen op betrouwbare pinautomaten, en dat bovengenoemde praktijken dus ontoelaatbaar zijn? Bent u bereid om nader onderzoek te doen naar dit type geldautomaten, en hierbij ook aandacht te besteden aan zaken als witwassen, de gerekende wisselmarges, en het gebruik van ingewikkelde keuzemenu’s?
Zie antwoord vraag 6.
De registratie van geweld tegen vluchtelingen |
|
Liesbeth van Tongeren (GL), Linda Voortman (GL) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «politie gaat racistisch geweld bijhouden»?1
Ja.
Klopt het dat er momenteel geen cijfers bekend zijn waaruit de omvang van geweld en intimidatie tegen vluchtelingen en asielzoekers kan worden opgemaakt? Zo nee, kunt u deze gegevens aan de Kamer verstrekken?
Men kan aangifte doen bij de politie van discriminatie. Daarnaast kan discriminatie een rol spelen bij andere delicten, zoals mishandeling of vernieling. Bij een dergelijk «commune delict» kan de officier van justitie een strafverzwaring eisen vanwege een discriminatoir aspect. Politieagenten dienen alle aangiften en meldingen van discriminatie en van incidenten waarin mogelijk een discriminatoir aspect aanwezig is, te registreren. Kortom: de politie registreert of het delict discriminatoir is. Dit geeft een meer betrouwbaard beeld van discriminatie dan een registratie in de aangifte van de herkomst van de aangever.
Op 29 september 2016 heeft uw Kamer het rapport «Discriminatiecijfers 2015» ontvangen2. Hierin zijn rapportages van politie, maar ook (gemeentelijke) antidiscriminatievoorzieningen, het College voor de Rechten van de mens en de meldpunten voor discriminatie op internet, samengevoegd om een zo compleet mogelijk beeld te geven van de omvang en aard van discriminatie in Nederland. Naast discriminatie op grond van herkomst, wordt ook gerapporteerd over bijvoorbeeld discriminatie op grond van geslacht, godsdienst of seksuele gerichtheid. Ook wordt ingegaan op de verschijningsvormen zoals belediging, vernieling en mishandeling. In 2017 zal uw Kamer een vergelijkbaar rapport ontvangen met de cijfers over 2016.
Bent u bereid de politie vanaf heden bij aangiften te laten registreren of het een aangifte van een strafbaar feit tegen een vluchteling of asielzoeker betreft? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat geweld tegen vluchtelingen niet kan worden getypeerd als kwajongensstreken? Zo nee, waarom niet?
Geweld tegen wie dan ook valt niet te accepteren.
Welke maatregelen neemt u om de aangiftebereidheid bij statushouders en asielzoekers te vergroten, bijvoorbeeld door actieve voorlichting over de aangiftemogelijkheden?
Samen met de politie blijf ik mij inzetten om de aangifte- en meldingsbereidheid van slachtoffers te stimuleren. Zoals toegelicht per brief van 15 september 20163 richt ik mij op het vergroten van de aangifte- en meldingsbereidheid per type delict. Voor mijn beleid op dit punt verwijs ik u naar deze brief.
Wat is uw reactie op de conclusie van politicoloog Rob Witte in dat artikel dat de Nederlandse overheid racistisch geweld structureel te weinig serieus neemt?
In het artikel wordt betoogd dat de omvang van racistisch geweld niet voldoende wordt erkend, omdat de registratie hiervan niet op orde is. Gelet op mijn antwoord op vragen 2 en 3 deel ik die conclusie niet.
Het bericht dat een Brits bedrijf het IT-beveiligingsbedrijf dat Nederlandse staatsgeheimen beveiligd heeft overgenomen |
|
Ronald van Raak , Jasper van Dijk |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Waarom is er voor gekozen om een privaat bedrijf Nederlandse staatsgeheimen te laten beveiligen?1
De Nederlandse Staat kan opdrachten verstrekken aan bedrijven voor de ontwikkeling van beveiligingsproducten. De Nederlandse Staat stelt hoge eisen aan dergelijke producten. De kennis en techniek die hiervoor nodig is, is in sommige gevallen slechts aanwezig bij gespecialiseerde, private bedrijven. De Nederlandse overheid beschikt over de expertise om toe te zien op de ontwikkeling, veiligheid en kwaliteit van deze producten.
Wat is uw reactie op de uitlatingen dat «als de Britse geheime dienst echt bij gevoelige informatie wil komen, zal ze lak hebben aan zulke procedurele scheidingen»?
De wettelijke voorschriften en contractuele (beveiligings)eisen die aan een privaat bedrijf worden opgelegd respectievelijk gesteld, zijn gericht op het voorkomen van ongewenste toegang ook tot gevoelige informatie.
Kunt u garanderen dat de Nederlandse staatsgeheimen niet in handen komen van de Engelsen, nu Fox-IT is overgenomen door een Brits bedrijf?
Zie het antwoord op vraag 2.
Hoe kan het dat de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) niet op de hoogte was van deze bedrijfsovername?
Op grond van de bestaande contractuele afspraken met het betreffende bedrijf bestond niet de verplichting om de NCTV op de hoogte te stellen van een voorgenomen overname. Wel zijn voorafgaand aan de overname de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie ingelicht. In het algemeen geldt voorts dat onder de bestaande Nederlandse wet- en regelgeving er geen beperkingen zijn op te leggen aan dergelijke overnames door buitenlandse partijen.
Hoe kan het dat de overheid al jaren voorbereid was op een buitenlandse overname en de ambtenaren er toch door verrast waren?
Zie antwoord vraag 4.
Is er onvoldoende kennis binnen de overheid om staatsgeheimen te beveiligen? Zo ja, wat gaat u hiertegen ondernemen?
Zie het antwoord op vraag 1.
Waarom is er niet eerder, omdat er al rekening gehouden werd met een buitenlandse overname, ingezet op meer kennis van het beveiligen van staatsgeheimen door de overheid zelf?
Zie het antwoord op vraag 1.
Waarom heeft de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) deze deal niet geblokkeerd?
De MIVD beschikt niet over de bevoegdheid om overnames te blokkeren.
Het bericht dat er gesjoemeld wordt bij de reclassering |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bereid het resultaat van het onderzoek naar de wanpraktijken bij de reclassering Den Haag door de Reclassering Nederland naar de Kamer te sturen?1 Zo nee, waarom niet?
In mijn reactie op eerdere Kamervragen over het bericht dat er gesjoemeld zou worden bij de reclassering ben ik ingegaan op de manier waarop de vermeende onderhandse handel is onderzocht.3 Reclassering Nederland (RN) heeft aan twee onderzoeksbureaus opdracht gegeven de recente aantijgingen te onderzoeken. RN heeft mij gemeld dat het eerste onderzoek, dat zich richtte op de financiële administratie, is gedaan door KPMG Advisory. Het tweede onderzoek, in het kader waarvan het handelen van de reclasseringsmedewerkers is onderzocht, is verricht door het bureau Integriteit van de Dienst Justitiële Inrichtingen.
Beide onderzoeken zijn recent afgerond. Het betreft onafhankelijk onderzoek. RN heeft mij laten weten dat de uitkomsten van de onderzoeken geen aanleiding geven om te veronderstellen dat er sprake is van onderhandse handel. Ook hierover heb ik uw Kamer reeds geïnformeerd. De onderzoeksrapporten zijn gebruikt voor interne evaluatie en zijn aanleiding geweest om medewerkers die werkzaam zijn op werkplaatsen opnieuw te instrueren dat betalingen enkel nog elektronisch en met betaalbewijzen mogen geschieden. RN is opdrachtgever en eigenaar van de rapporten; zodoende ben ik niet in het bezit van de onderzoeksrapporten en is het niet aan mij deze openbaar te maken.
Kunt u aangeven door wie dat onderzoek is uitgevoerd en in wiens opdracht dat onderzoek is uitgevoerd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
In het bericht Gesjoemel bij reclassering met steigerhouten meubels2 stelt de heer Van Gennip dat het een extern onderzoek naar de financiële administratie is, klopt dit? Zo nee, wat is dan de omvang c.q. het onderwerp van het onderzoek?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht 'Cel voor gijzelen importbruid' |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Ard van der Steur (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Cel voor gijzelen importbruid» en de laatste zin in dat bericht, die luidt: «Het huwelijk is inmiddels door een shariarechtbank in Nederland ontbonden»?1
Ja.
Deelt u de mening dat Nederlands recht nooit vervangen of aangevuld mag worden door (delen van) het islamitisch recht? Zo nee, waarom niet?
Er kan in Nederland geen sprake zijn van een parallelle rechtstructuur.
Deelt u de mening dat Nederland moet deïslamiseren, in plaats van verder islamiseren? Zo nee, waarom niet?
Van islamisering, het organiseren van de maatschappij volgens islamitische principes, is geen sprake. Religieuze organisaties oefenen in Nederland geen overheidsmacht uit. Daarnaast gelden de wetten, regels en vrijheden van onze Nederlandse rechtsorde voor eenieder. Daartoe behoort ook de vrijheid van godsdienst. Dit houdt in dat eenieder het recht heeft zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet. Alle religies worden daarbij gelijk behandeld.
Hoeveel shariarechtbanken zijn er in Nederland?
Voor zo ver bekend zijn er geen shariarechtbanken in Nederland.
Bent u bereid alle organisaties waar adviezen worden gegeven en oordelen worden geveld op basis van het islamitische recht, direct te (laten) ontbinden? Zo nee, waarom niet?
Op grond van artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank op verzoek van het Openbaar Ministerie een rechtspersoon waarvan de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde verboden verklaren en ontbinden. Het is aan het Openbaar Ministerie om te bepalen of een verzoek ex artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek opportuun is. Het Openbaar Ministerie heeft laten weten dat indien daartoe aanleiding bestaat, zij de mogelijkheid om bij de rechtbank een verzoek in te dienen zal overwegen.
De ‘bijna ramp’ en illegale oliepraktijken voor de Nederlandse kust |
|
Stientje van Veldhoven (D66), Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Ard van der Steur (VVD), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de reportage van Argos getiteld «De zaak Franz Schulte»?1 Zo nee, waarom niet?
Ja, daar ben ik bekend mee.
Deelt u de mening dat het uitvoeren van de chemische bewerkingen op het tankschip Franz Schulte voor de kust van Scheveningen in 2013 een ontzettend gevaarlijke operatie was? Zo nee, waarom niet?
Ja, om die reden is het sinds 1 januari 2014 volgens internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (SOLAS) onder de IMO verboden om productieprocessen aan boord van schepen gedurende zeereizen uit te voeren waarbij een chemische reactie tussen de lading van een schip en een andere stof of lading plaatsvindt. Nederland heeft het voortouw genomen om tot dit internationale verbod te komen.
Heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) goed in beeld hoe vaak dergelijke gevaarlijke praktijken zich voordoen? Zo ja, kunt u de Kamer een overzicht doen toekomen van vergelijkbare gevallen die bekend zijn bij de inspectiediensten? Zo nee, waarom niet?
Op basis van controles aan boord van schepen in havens heeft de ILT sinds 1 januari 2014 geen overtredingen van het verbod op chemische bewerkingen gedurende zeereizen vastgesteld. De ILT heeft het initiatief genomen om met andere inspectiediensten te bezien of nadere controles op ankerplaatsen voor de NL kust of op zee nodig zijn. Deze vraag wordt geagendeerd in het overleg Veilig Vervoer over Water, waarin de verschillende betrokken diensten vertegenwoordigd zijn – naast de inspectiediensten onder andere de Douane, het Havenbedrijf Amsterdam en Rotterdam, het OM en de KMAR.
Is er naast de milieurisico’s ook sprake van potentiële (volks)gezondheidsrisico’s die een stoomexplosie met zich mee zouden hebben gebracht? Zo ja, wat zijn deze risico’s voor de volksgezondheid? Zo nee, waarom niet?
Er kunnen bij chemische bewerkingen aan boord van schepen situaties ontstaan die potentieel risicovol zijn voor de (volks)gezondheid van zeevarenden en het milieu. Dit is een van de redenen dat chemische bewerkingen aan boord van schepen gedurende zeereizen niet meer toegestaan zijn.
Beschikt de ILT volgens u over voldoende capaciteit om de juiste risicoanalyses te maken voor dit type praktijken en kunt u voorts garanderen dat de ILT in staat is adequaat risico gestuurd toezicht toe te passen op dit type praktijken? Zo nee, waarom niet?
Wat betreft de capaciteit van de ILT heb ik u naar aanleiding van de motie (Kamerstuk 34 300 XII, nr. 54) van het lid Smaling om taken en budget van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) meer met elkaar in evenwicht te brengen, in de brief van 8 maart 2016 geïnformeerd dat ik hier onderzoek naar doe. In dat kader worden op basis van een strategisch georiënteerde analyse risico’s voor alle taken en domeinen onderling gewogen en gerelateerd aan de inzet van de ILT.
Naast de inzet door de ILT is overigens van belang dat ook andere instanties via de kustwacht toezicht houden op schepen voor de Nederlandse kust.
Bent u op de hoogte hoe onze buurlanden met dergelijke praktijken om gaan? Zo ja, kunt u de Kamer hier meer informatie over verschaffen? Zo nee, waarom niet?
Er is sprake van een internationaal verbod. Ik ga er derhalve vanuit dat buurlanden eveneens op dit verbod handhaven. Omdat de handhaving per land verschillend geregeld is en er geen internationale database is van deze overtredingen, kan ik u hier zonder nader onderzoek geen nadere informatie over verschaffen. Wel kan ik u aangeven dat er structureel overleg tussen inspectiediensten van lidstaten bestaat waarbij dergelijke misstanden aan de orde kunnen worden gesteld. Voor zover bekend is dat met dit onderwerp nog niet gebeurd.
Bent u van mening dat er beter moet worden samengewerkt met onze buurlanden als het gaat over de inspectie van chemische bewerkingen op zee? Zo ja, hoe gaat u hier zorg voor dragen? Zo nee, waarom niet?
Andere landen controleren net zoals Nederland op de naleving van SOLAS regelgeving. Op basis van de uitkomst van het initiatief zoals genoemd in de beantwoording van vraag 3, zal ik beoordelen of betere samenwerking nodig is tussen buurlanden als het gaat over de inspectie van het internationale verbod op chemische bewerkingen op zee aan boord van schepen.
Bent u bereid om deze problematiek internationaal op de agenda te zetten? Zo ja, kunt u toezeggen dat dit tijdens de eerstvolgende Milieuraad wordt besproken? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik hiervoor aangaf is er eerst meer informatie nodig. Indien daaruit blijkt dat het internationale verbod om fysieke vermengingvanvloeibare bulkladingen en productieprocessen tijdenszeereizen uit te voeren overtreden wordt, kan dit enkel in samenwerking met buurlanden gehandhaafd worden. In dat geval zal ik dit ook internationaal bespreken. Dit is nog niet aan de orde.
Zie het antwoord op vraag 7.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het Algemeen overleg Scheepvaart dat op 16 februari 2017 gepland is? Zo nee, waarom niet?
Nee dat was niet haalbaar. Het Algemeen overleg Scheepvaart heeft eerder plaatsgevonden, namelijk op 2 februari 2017. Vanwege de verzameling van informatie en de afstemming met betrokken organisaties was het niet mogelijk om alle vragen voor 2 februari 2017 te beantwoorden.