De ramenwas-service in Arnhem |
|
Sadet Karabulut |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Is het waar dat de ramenwasservice in Arnhem, uitgevoerd door Presikhaaf Bedrijven in opdracht van de gemeente Arnhem, dertien bijstandsgerechtigden gedurende drie maanden onder het wettelijk minimumloon laat werken, waarna ze een tijdelijke arbeidsovereenkomst voor zes maanden ontvangen op basis van het wettelijk minimumloon voor gemiddeld vijftien uur per week? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de cao voor glazenwassers? Zo nee, hoe zit het dan wel?1
De gemeente is verantwoordelijk voor het bewaken van de wettelijke voorwaarden van de verschillende re-integratie-instrumenten. Navraag bij de gemeente Arnhem geeft de volgende informatie.
De ramenwasservice in Arnhem is een proefproject dat op 1 april 2013 van start is gegaan op het raakvlak van de Wwb en de Wmo. De deelnemers worden eerst drie maanden met behoud van uitkering geplaatst. In deze periode ontvangen zij met toepassing van de Arnhemse Euro-job-regeling, een stimuleringspremie bovenop de uitkering. In deze fase volgen zij een zogenaamd AKA-traject2 en doen relevante werkervaring op. Daarna kunnen de deelnemers in aanmerking komen voor een regulier arbeidscontract voor 15 uur per week. Het loon dat iemand ontvangt wordt (indien nodig) aangevuld tot het bijstandsniveau door de gemeente. Voor deelnemers ouder dan 27 jaar geldt een gedeeltelijke vrijlating van het verdiende loon.
De medewerkers van de ramenwasservice voeren dezelfde werkzaamheden uit voor zover het wassen van de ramen aan de buitenzijde van de woning betreft, als die in het pakket zit van een thuishulp van een thuiszorganisaties. Het wassen van ramen aan de buitenzijde van woningen, dat voorheen door een thuishulp werd gedaan, is door de thuiszorgorganisaties uitbesteed aan de ramenwasservice van Presikhaaf Bedrijven (het regionale SW bedrijf). Dit werk is niet één-op-één vergelijkbaar met het werk waarop de CAO Schoonmaak- en glazenwassersbedrijf van toepassing is. De thuishulp mag bijvoorbeeld geen «ramen hoog» zemen.
Is een bijstandsgerechtigde met een arbeidscontract voor vijftien uur per week op basis van het wettelijk minimumloon uitkeringsonafhankelijk? Zo nee, in hoeverre wordt dit loon door de gemeente aangevuld en hoeveel van de dertien bijstandsgerechtigden zijn reeds uitgestroomd naar regulier werk zonder uitkeringsafhankelijkheid?
De gemeente Arnhem stimuleert dat mensen met een uitkering zoveel mogelijk hun eigen inkomen verdienen. De deelnemers in dit project zijn nog niet geheel onafhankelijk van een aanvullende uitkering bovenop de eigen inkomsten. Dit komt omdat de meeste deelnemers maar een beperkt aantal uren (kunnen) werken. Van de in totaal 13 deelnemers aan de ramenwasservice (start 1 april) hebben 3 deelnemers regulier werk elders aanvaard, 1 deelnemer heeft elders een parttime baan gevonden in de schoonmaak en ontvangt een aanvullende uitkering. Het proefproject loopt tot eind 2013.
Door welke organisatie en beroepskrachten werden voorheen de ramen van de cliënten van de thuiszorg gewassen?
Volgens informatie van de gemeente Arnhem is het wassen van ramen aan de buitenzijde van woningen, dat voorheen door een thuishulp werd gedaan, door de thuiszorgorganisaties uitbesteed aan de ramenwasservice van Presikhaaf Bedrijven (het regionale SW bedrijf). De in het project toegepaste jobcarving maakt een deel van het werk van de thuishulp bereikbaar voor een minder breed inzetbare groep mensen in de bijstand en zorgt er voor dat de thuishulp meer geconcentreerd zijn/haar diensten verleent aan de zorgbehoevende.
Is hier sprake van verdringing van reguliere werkzaamheden en/of concurrentievervalsing? Zo nee, waarom niet?
De gemeenteraad is de instantie die zich rekenschap moet geven van een juiste uitvoering van zijn beleid conform wet- en regelgeving. De gemeente Arnhem stelt dat het project wordt uitgevoerd binnen de kaders van de bestaande wet- en regelgeving. De gemeente is als uitvoerder binnen het brede sociale domein voortdurend op zoek naar initiatieven om zo mogelijk mensen aan het werk te helpen en om de voorzieningen op orde te houden.
In het najaar van 2013 wordt het project geëvalueerd met alle betrokkenen en waar nodig bijgesteld.
Onduidelijke regels omtrent identificatieplicht voor zzp’ers |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Mei Li Vos (PvdA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de antwoorden op vragen van de leden Mei Li Vos en Recourt over identiteitsfraude door slecht bewaarde paspoortkopieën?1
Ja.
Bent u bekend met de onduidelijkheden onder zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) over identificatieplicht bij het aannemen van een opdracht?
Klachten over onduidelijkheden en tegenstrijdige adviezen over de vermeende identificatieplicht zijn mij niet bekend. Zzp’ers zijn niet verplicht zich te identificeren bij het aannemen van opdrachten. Deze verplichting ontstaat pas als de opdrachtgever ervoor kiest om van de opdrachtnemer een Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) te verlangen.
Bent u op de hoogte van de klachten van zzp’ers over de tegenstrijdige adviezen die de Belastingdienst, het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) en sommige zzp-organisaties verstrekken over identificatie? Wat is uw reactie daarop?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe dient een zzp’er die alleen digitaal communiceert met de opdrachtgever zich te identificeren?
De identiteit van een persoon kan door de opdrachtgever slechts worden vastgesteld als de opdrachtnemer fysiek aanwezig is, zodat de opdrachtgever kan controleren of persoon en identiteitsbewijs met elkaar overeenkomen. Voor het overige verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2 en 3.
Op welke wijze dient het document waarmee de zzp’er zich identificeert door de opdrachtgever behandeld te worden?
Indien de opdrachtgever een kopie vraagt teneinde vrijwaring van mogelijke inhoudingsplicht voor de loonheffingen te verkrijgen, heeft deze opdrachtgever een wettelijke plicht om deze kopie gedurende zeven jaren te bewaren. Aard en nummer van het identiteitsbewijs dienen bij deze kopie te worden bewaard.
Hoe wordt de privacy van de opdrachtnemer (zzp’er) die vanuit huis werkt beschermd? Bent u bereid de zzp’ers en opdrachtgevers én alle betreffende organisaties eenduidige richtlijnen omtrent identificatie door opdrachtnemers (zzp’ers) te verschaffen zodat onduidelijkheden over identificatie tot het verleden behoren? Zo nee, waarom niet?
In het handelsregister staat van elke onderneming het (zaken)adres geregistreerd, alsmede het adres van degene(n) aan wie de onderneming toebehoort: een of meer natuurlijke persoon/personen, dan wel een rechtspersoon. Openbaarheid van dit gegeven -via een uittreksel uit het handelsregister- is nodig om bijvoorbeeld een verhaalsactie te kunnen instellen tegen de eigenaar van de onderneming. Bij zogeheten adresbestanden wordt door de KvK uitsluitend het zakelijk adres van een onderneming verstrekt. Soms valt dat zakelijk adres samen met het woonadres van de eigenaar. Die keuze is vol aan de eigenaar; hij kan ook -om zijn privacy te beschermen- besluiten het bedrijf op een ander adres te vestigen. In dat geval is het woonadres alleen via een uittreksel te traceren, hetgeen een zekere drempel opwerpt. Het woonadres van de bestuurder van een rechtspersoon (bijvoorbeeld de dga van een BV, een rechtsvorm die ook veelvuldig door zzp’ers wordt gebruikt) kan op grond van de wet slechts worden ingezien door bestuursorganen alsmede advocaten, notarissen en deurwaarders. In situaties van concrete dreiging kan ook het woonadres van een natuurlijk persoon (eenmanszaak) door de KvK worden afgeschermd; het kan dan alleen worden ingezien door de hierboven genoemden.
Om fraude met kopieën van identiteitsdocumenten te voorkomen en de regels te verduidelijken heeft het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) reeds richtsnoeren opgesteld voor het overnemen van persoonsgegevens en het kopiëren en scannen van identiteitsdocumenten. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft van 15 januari tot en met 31 maart 2013 een publiekscampagne gevoerd. Het doel was enerzijds om alle burgers te informeren over de risico’s van het afgeven van een kopie van een identiteitsbewijs, anderzijds om maatregelen aan te reiken om fraude met identiteitsdocumenten te verminderen. Een maatregel is dat burgers doel en datum op een kopie schrijven. Daarmee kan misbruik bij een andere organisatie of op een andere datum worden voorkomen. In de beantwoording van de in vraag 1 genoemde Kamervragen van 9 oktober 2012 is aangegeven dat zzp’ers wordt aangeraden dit ook te doen.
De uitzending 'Zwarte Zwanen, gokken met uw pensioenpremie' |
|
Henk Krol (50PLUS) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de documentaire «Zwarte Zwanen, gokken met uw pensioenpremie» die 1 juli jl. door omroep MAX is uitgezonden? Zo ja, wat was daarop uw reactie?
Ja. In het programma werd ingegaan op de pensioenwereld. Onder andere werd stilgestaan bij het fenomeen «zwarte zwanen». Dat zijn gebeurtenissen waarvan beleggers nu nog niet (kunnen) weten dat het een risico is. Aandacht voor het onderwerp pensioen in de media bezie ik als positief. Het is van belang dat mensen betrokken worden bij het debat over dit onderwerp.
Kunt u aangeven hoe het toezicht is geregeld op alle verschillende partijen die betrokken zijn bij het beleggen van pensioengeld in Nederland en soms ook ver daarbuiten? Wie is waar verantwoordelijk voor? Is dit toezicht vanwege de mate van versnipperdheid überhaupt wel praktisch uitvoerbaar?
Het bestuur van een pensioenfonds is verantwoordelijk voor het pensioenfonds. De Pensioenwet bevat tal van normen waaraan het fondsbestuur zich moet houden. Het bestuur dient onder andere te zorgen voor een evenwichtige belangenafweging en zorg te dragen voor een beheerste bedrijfsvoering. DNB en AFM zien daar op toe.
Uw vraag gaat specifiek over de situatie van uitbesteding. Uitbesteding is één van de onderwerpen waar bestuurders een beslissing over moeten nemen. Als een fonds wil uitbesteden, dan is het eveneens aan de fondsbestuurders een goede uitbestedingsovereenkomst tot stand te brengen en er op toe te zien dat de partij waaraan uitbesteed wordt, het contract naleeft.
Met de 6 augustus in het Staatsblad gepubliceerde Wet versterking bestuur pensioenfondsen zullen bedrijfstakpensioenfondsen vanaf juli 2014 bovendien een Raad van Toezicht moeten hebben. Deze is verantwoordelijk voor het intern toezicht bij een fonds. De Raad van Toezicht is wettelijk belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. Uitbesteding valt daar ook onder.
De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten kijken ook ten aanzien van uitbesteding of de wettelijke regels worden nageleefd. En kijken daarbij onder andere naar het risicomanagement bij uitbesteding.
Daarnaast houden DNB en AFM op onderdelen toezicht op in Nederland gevestigde financiële instellingen waaraan fondsen kunnen uitbesteden, zoals vermogensbeheerders. Zo worden er minimumeisen gesteld aan het aan te houden kapitaal van vermogensbeheerders en zijn er nadere eisen aan de betrouwbaarheid en geschiktheid van de dagelijkse beleidsbepalers van zowel fondsen als vermogensbeheerders. Buitenlandse vermogensbeheerders vallen niet onder het toezicht van DNB en AFM, maar vallen binnen het toezichtregime van de betreffende landen.
Binnen het huidig regelgevend kader is het toezicht praktisch uitvoerbaar. Het kabinet heeft regelmatig contact met DNB en AFM over eventuele knelpunten in wetgeving die kunnen ontstaan door ontwikkelingen in de maatschappij of bij fondsen en vermogensbeheerders.
Zou er in het kader van toezicht een vergelijking te treffen zijn of moeten zijn met de civielrechtelijke regel dat een hoofdaannemer aansprakelijk is voor fouten van de door hem ingehuurde onderaannemers? Zo nee, zou u het wenselijk vinden een zodanige regel van toepassing te verklaren op de pensioenfondsen?
De situatie bij fondsen is vergelijkbaar met die bij aannemers. Deelnemers hebben civielrechtelijk de mogelijkheid het pensioenfonds aansprakelijk te stellen voor fouten door de partij waaraan is uitbesteed. Pensioenfondsbestuurders zijn verantwoordelijk voor het pensioen van hun deelnemers en dus ook voor de beslissing tot uitbesteding van taken, zoals het beleggen van een deel van het vermogen. Of een fonds in een specifiek geval aansprakelijk is, hangt uiteraard af van de omstandigheden van dat geval en is aan de rechter.
Vindt u het terecht dat er, in tijden dat er tot wel 6% gekort wordt op pensioenen van het pensioenfonds metaal en techniek, vijf miljoen euro wordt bijgestort in het pensioenfonds van de pensioenuitvoerder MN waarop niet gekort is, betaald uit het pensioenfonds metaal en techniek waarop wel gekort is? Als u dit niet vindt zou u dan bereid zijn maatregelen te nemen die moeten voorkomen dat dit in de toekomst nogmaals kan gebeuren?
Pensioen is een arbeidsvoorwaarde. Het ondernemingspensioenfonds van MN heeft een privaatrechtelijke arbeidsvoorwaardelijke overeenkomst met het bedrijf MN. In dat kader is overeengekomen dat MN een storting doet ten behoeve van het pensioen van de eigen werknemers. Die storting is volgens MN gerealiseerd uit het bedrijfsresultaat van het bedrijf. Dat bedrijfsresultaat is onder andere afhankelijk van de mate waarin contractuele overeenkomsten met pensioenfondsen, zoals het pensioenfonds voor de metaal en techniek, op efficiënte wijze nagekomen kunnen worden.
Het pensioenfondsbestuur van PMT is zelf verantwoordelijk voor onderhandelingen met de pensioenuitvoeringsorganisatie over de prijs van de diensten die door de pensioenuitvoerder geleverd worden.
Deelt u de mening dat er meer openheid en transparantie moet komen over de hoogte van de kosten en de mate van risico die pensioenfondsen nemen? Bent u bereid dit juridisch te regelen?
Het is van groot belang dat pensioenfondsen transparant zijn over de uitvoeringskosten en risico’s die horen bij pensioen. Zowel de pensioensector als ikzelf werken hier hard aan.
De Pensioenfederatie heeft, in reactie op het rapport van de AFM over kosten in 2011 en de daarop volgende vraag vanuit de Tweede Kamer om transparantie van deze kosten, in november 2011 aanbevelingen uitgebracht ter verbetering van de rapportage over uitvoeringskosten en vermogensbeheerkosten, gevolgd door gedetailleerdere aanbevelingen inzake vermogensbeheerkosten in maart 2012.
In juni 2012 stuurde ik u in dit kader bovendien het rapport «pensioen in duidelijk taal». Hierin staat onder meer dat de individuele deelnemer aan een pensioenregeling op eenvoudige wijze inzicht moet kunnen krijgen in de kosten die gemoeid zijn met de uitvoering van zijn pensioenregeling. Zo zou bijvoorbeeld op de website van een pensioenfonds op een toegankelijke en op de gebruiker afgestemde manier over uitvoeringskosten gecommuniceerd moeten worden. Pensioenfondsen zullen bovendien in het jaarverslag moeten ingaan op de uitvoeringskosten. Op dit moment wordt door mij bezien of dit juridisch vastgelegd moet worden. Ik onderzoek naar aanleiding van de aanbevelingen in het rapport hoe koopkrachteffecten en risico’s kunnen worden vertaald naar persoonlijk relevante informatie. Het doel is om koopkrachteffecten en risico’s op een uniforme wijze in op het individu gerichte pensioeninformatie te verwerken, zoals het pensioenregister. Ik ben voornemens een wetsvoorstel in te dienen om inzicht in risico’s voor de deelnemer te realiseren.
Deelt u de mening dat het aan pensioenopbouwers en gepensioneerden niet uit te leggen is dat er salarissen uitbetaald worden aan pensioenuitvoerders- en beleggers tot wel 60 maal de Balkenendenorm in tijden dat er op hun pensioen(opbouw) gekort moet worden?
Pensioenfondsen zijn zelf verantwoordelijk voor de wijze waarop zij de contractuele relatie met partners waaraan zij uitbesteden vormgeven. Bij die verantwoordelijkheid hoort ook dat zij de invulling van de maatschappelijke componenten van het contract, zoals het beloningsbeleid bij de partners aan wie uitbesteed wordt, afwegen en hierover transparant zijn naar hun deelnemers. De wetgeving die dit ondersteunt is per augustus 2013 in werking getreden. Ik constateer daarbij dat fondsen ook zonder wetgeving hun verantwoordelijkheid nemen, bijvoorbeeld door in het programma «zwarte zwanen» een toelichting te geven op het door hen gevoerde beleid. Fondsbestuurders lieten in het programma blijken de salarissen van enkele organisaties waaraan zij uitbesteden bizar te vinden. Ik ben het hier mee eens. Zelf zal ik het onderwerp daarom waar opportuun uiteraard ook onder de aandacht van fondsen blijven brengen.
Deelt u de mening dat goede prestaties met een marktconform salaris beloond mogen worden maar dat er dan tevens een mogelijkheid moet zijn om slecht presteren te kunnen bestraffen, omdat er anders immers geen prikkel tot het nemen van voorzichtigheid is?
Het is inderdaad niet in het belang van de deelnemer als bestuurders en anderen die bijdragen aan een goede pensioenvoorziening voor de deelnemer eenzijdig beloond worden. Dat kan aanzetten tot het nemen van onverantwoorde risico’s. In dat kader heb ik in mijn besluit over onder andere beheerst beloningsbeleid opgenomen dat het beloningsbeleid van pensioenfondsen niet mag aanzetten tot het nemen van meer risico’s dan voor het pensioenfonds aanvaardbaar is. Bovendien moeten fondsen transparant zijn over het beleid dat zij hanteren ten aanzien van het beloningsbeleid van de partijen aan wie ze uitbesteden. Voor beleggingsondernemingen en beleggingsinstellingen gelden daarnaast ook (Europese) regels in het kader van beloningen, waarbij de nadruk ligt op beheersing van ongewenste effecten van variabele beloning op het nemen van risico’s. DNB en AFM zien hier op toe.
Het bericht 'Rutte: werkloze jongeren naar Nederland halen' |
|
Barry Madlener (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Rutte: Werkloze jongeren naar Nederland halen»?1
Het bericht waarnaar de leden Wilders en Madlener verwijzen is bekend. Het kabinet zal op deze berichtgeving reageren in antwoord op het verzoek van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 juli jl. (kenmerk 2013Z14768/2013D30099).
Bent u knettergek geworden?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht dat dertien politiechefs meer verdienen dan de minister |
|
Louis Bontes (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «dertien politiechefs verdienen meer dan de minister»?1
Ja.
Klopt dit bericht? Zo ja, deelt u de mening dat de salarissen die genoemd worden, tegen de afspraken in zijn van het arbeidsvoorwaardenkader voor de politietop? Zo nee, waarom niet?
Het bericht is gebaseerd op een overzicht van de top 200 WOPT inkomens. Het WOPT inkomen betreft het bruto jaarinkomen (inclusief o.a. opname van levensloop), vermeerderd met de pensioenafdracht (werkgevers én werknemersdeel) en stortingen in het kader van levensloop. Het WOPT-inkomen behelst meer dan alleen het salaris, jaarinkomen, of bezoldiging. Derhalve kan er op basis van de WOPT lijst niet zonder meer een vergelijking worden gemaakt die aangeeft hoeveel functionarissen meer verdienen dan het jaarsalaris van de minister.
In een vijftal gevallen gaat het, zoals in de brief van 3 juli jl. inzake Wob verzoek- RTL naar de zo meestverdienende politieambtenaren aan uw Kamer uiteen is gezet, inderdaad om salarissen die niet sporen met het nieuwe arbeidsvoorwaardenkader voor de politietop. Om in aanmerking te komen voor benoeming in de top 61 is overigens nadrukkelijk als voorwaarde gesteld dat de bezoldiging binnen de afgesproken kaders moet passen. Voor de gehele top 61 geldt dat de bezoldiging van betrokkenen daaraan voldoet.
Deelt u de mening dat deze politiechefs niet bijdragen aan de geloofwaardigheid van het leiderschap binnen de politie en dat zij de integriteit van de politieorganisatie aantasten? Zo nee, waarom niet?
Ten aanzien van de bezoldiging van de aangehaalde vijf personen ben ik, zoals in de brief van 3 juli aan uw Kamer is aangegeven, van mening dat ook hun bezoldiging binnen het nieuwe arbeidsvoorwaardenkader zou moeten passen, mede vanwege de voorbeeldfunctie die ook zij behoren uit te oefenen en de verantwoordelijkheid die zij dragen voor het aanzien van de politie.
Wat gaat u er aan doen om deze onverkwikkelijke situatie zo snel mogelijk te beëindigen?
Zoals per brief van 3 juli jl. aan uw Kamer is bericht zijn er geen juridische mogelijkheden om de inkomens van bovengenoemde vijf betrokkenen direct te verlagen. Ik ben afhankelijk van de bereidheid van de betreffende functionarissen om op vrijwillige basis van het surplus aan inkomen af te zien. Om die reden zijn de afgelopen periode met deze functionarissen gesprekken gevoerd en is een moreel beroep op hen gedaan om vrijwillig af te zien van dat surplus aan inkomen om te bewerkstelligen dat het inkomen van alle functionarissen binnen de politie binnen het afgesproken kader past. Na overleg met hen is gebleken dat de bereidheid om vrijwillig af te zien van dit surplus niet aanwezig is. Dit betekent dat de door hen verworven arbeidsvoorwaarden vooralsnog moet worden gerespecteerd. Daarmee is deze situatie niet definitief. Voor de inkomenspositie van deze groep functionarissen geldt nu het met de politievakorganisaties afgesproken kader voor herplaatsingskandidaten in het kader van de personele reorganisatie. Dat betekent in het geval het aan de nieuwe functie verbonden salaris lager zou zijn dan het huidige salaris, een overgangstermijn van maximaal negen jaar geldt voor de desbetreffende functionaris, afhankelijk van het aantal dienstjaren. Gedurende die termijn behoudt betrokkene het huidige salaris.
Werknemers van PostNL die tijdens de staking het werk van de zelfstandige pakketbezorgers overnemen |
|
Paul Ulenbelt , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Is het u bekend dat tijdens de staking van zelfstandige pakketbezorgers, PostNL haar werknemers heeft opgeroepen om met hun privéauto’s het werk van de stakende pakketbezorgers over te nemen?
Het is mij bekend dat PostNL haar medewerkers heeft opgeroepen om in het weekend mee te helpen om de achterstand bij PostNL pakketten als gevolg van de staking weg te werken.
Bent u van mening dat deze handelwijze van PostNL in strijd is met het stakingsrecht? Kunt u uw antwoord toelichten? Indien dit strijdig is met het stakingsrecht, welke actie bent u dan bereid te ondernemen? Indien niet strijdig, welke mogelijkheden ziet u dan in de toekomst voor opdrachtnemers om door middel van staking aandacht te vragen voor onrecht?
Op vrijdag 28 juni hebben de stakende zzp’ers en PostNL een akkoord bereikt. Het is goed dat de partijen er onderling uitgekomen zijn. Er bestaat een verbod op het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (zoals uitzendkrachten) aan bedrijven waar gestaakt wordt (het zogenaamde onderkruipersverbod, zie artikel 10 Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs), maar niet op het inzetten van eigen personeel. Volgens het stakingsrecht hebben werkenden het recht om collectieve actie te voeren. Het stakingsrecht ligt in Nederland vast in de jurisprudentie. Op die wijze is geregeld dat – indien nodig – de rechter van geval tot geval de belangen kan afwegen van de bij het conflict betrokken partijen en van derden. Het is dus niet aan mij maar in voorkomend geval aan de rechter om een oordeel te vellen over eventuele strijdigheid met het stakingsrecht.
Op welke wijze zijn de medewerkers van PostNL, die met hun privéauto pakketten bezorgden, verzekerd geweest voor o.a. ongevallen? Klopt het dat verzekeraars in een groot aantal gevallen niet vergoeden als blijkt dat de auto verzekerd is voor privégebruik en niet voor werkgebruik? Indien blijkt dat PostNL geen juiste maatregelen heeft genomen om deze medewerkers te verzekeren, op welke wijze gaat u PostNL dan op dit onverantwoorde gedrag aanspreken?
PostNL heeft aangegeven dat de schade van de medewerkers zelf is verzekerd via het bedrijf. Indien medewerkers met hun privé auto schade aan derden toebrengen, materieel zowel als letsel, dan kan de WA verzekeraar van die auto’s inderdaad een uitkering weigeren omdat de auto voor zakelijk gebruik is ingezet en veelal alleen voor privé gebruik is verzekerd. In die gevallen wordt PostNL als opdrachtgever aangesproken en doet het bedrijf een beroep op de Algemene Bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering.
Discriminatie van zwangere vrouwen op de werkvloer |
|
Enneüs Heerma (CDA), Mona Keijzer (CDA) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Peiling voor vrouwen over zwanger en werk» en het onderzoek van het college voor de rechten van de mens naar de ervaringen van zwangere vrouwen op de werkvloer?1
Ja.
Onderschrijft u de zorgwekkende conclusie van het onderzoek dat 45% van de zwangere vrouwen te maken heeft met negatieve ervaringen op de werkvloer als gevolg van de zwangerschap? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is uw oordeel hierover en wat gaat u er aan doen?
Elk geval van (mogelijke) discriminatie is ongewenst en onacceptabel. Uit het onderzoek «Hoe is het bevallen?» (2012) van de Commissie Gelijke behandeling (thans College voor de Rechten van de Mens) blijkt dat 45% van de vrouwen die in de periode 2007 tot en met maart 2011 zwanger waren of moeder zijn geworden én tijdens de zwangerschap of het moederschap werkten of werk zochten, een situatie heeft meegemaakt die mogelijk op discriminatie wijst.
Bij brief van 22 maart 2012 (Kamerstukken II, 2011/2012, 30 420, nr. 162) heeft de toenmalige Staatssecretaris van SZW, mede namens de toenmalige minister van OCW, gereageerd op dit onderzoek. In het onderzoek wordt gesteld dat het probleem niet is dat er onvoldoende regelgeving is die discriminatie vanwege zwangerschap en moederschap verbiedt, maar dat werkgevers en werknemers onvoldoende op de hoogte zijn van hun rechten en plichten die uit de regelgeving voortvloeien. De aanbevelingen uit het onderzoek die aan de overheid zijn gericht, hebben dan ook betrekking op voorlichting. Om die reden is de informatie over zwangerschap/ouderschap en werk op de website www.rijksoverheid.nl gebundeld en derhalve beter vindbaar. Ook is een verwijzing toegevoegd naar de webpagina www.zwangerenwerk.nl van het College voor de Rechten van de Mens.
Het voorkomen en bestrijden van discriminatie op de arbeidsmarkt is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Daarom heeft de Staatssecretaris van SZW op 18 februari 2013 aan de sociaaleconomische Raad (SER) een advies gevraagd over discriminatie op de arbeidsmarkt. Dit advies wordt eind 2013 verwacht. Naar aanleiding van dit advies zal worden bezien of en zo ja welke vervolgacties op het gebied van arbeidsmarktdiscriminatie nodig zijn.
Deelt u de mening dat zwangerschapsdiscriminatie de combinatie van arbeid en zorg voor jonge moeders verder onder druk zet?
Zwangerschapsdiscriminatie kan leiden tot problemen ten aanzien van de combinatie van arbeid en zorg van jonge moeders. Bijvoorbeeld in het geval van het niet verlengen van een contract als gevolg van een zwangerschap. Zwangerschapsdiscriminatie maakt deel uit van de adviesaanvraag aan de SER over discriminatie op de arbeidsmarkt. Naar aanleiding van het SER advies dat eind van dit jaar wordt verwacht, wordt bezien of, en zo ja welke, acties ten aanzien van zwangerschapsdiscriminatie nodig zijn.
Deelt u de door het college constateerde toename van zwangerschapsdiscriminatie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe bent u voornemens extra inzet te plegen om dit tegen te gaan?
Uit het jaarverslag van het College voor de Rechten van de Mens (College) blijkt niet dat zwangerschapsdiscriminatie vaker voorkomt maar dat het College meer oordelen over zwangerschapsdiscriminatie uitspreekt (17 in 2011 en 27 in 2012). Uit het jaarverslag kan wel worden geconcludeerd dat meer vrouwen die te maken hebben met zwangerschapsdiscriminatie de weg naar het College weten te vinden. Dit is een positieve ontwikkeling. Zoals al is aangegeven heeft de staatssecretaris van SZW op 18 februari 2013 aan de Sociaal-Economische Raad een advies gevraagd over discriminatie (inclusief zwangerschapsdiscriminatie) op de arbeidsmarkt.
Deelt u de mening dat dit onderwerp geagendeerd dient te worden tijdens de te houden gezins-top later dit jaar? Zo nee, waarom niet?
Ten aanzien van de combinatie van arbeid en zorg heeft de Minister van SZW in zijn brief van 2 juli 2013 (Kamerstukken II, 2012/13, 32 855, nr. 14) aangegeven dat het voornaamste beleidsdoel van het kabinet is om randvoorwaarden te creëren zodat werknemers hun verantwoordelijkheid voor het combineren van arbeid en zorg kunnen blijven nemen. Dit betreft ook werkneemsters die zwanger zijn of net moeder zijn geworden. Deze randvoorwaarden staan centraal bij de arbeid-en-zorgtop die dit najaar zal plaatsvinden.
Het bericht dat een klokkenluider melding maakt van falende controle bij de bouw van de A4 Midden Delfland |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat een klokkenluider melding heeft gemaakt van falende controle van de landtunnel die onderdeel is van de in aanbouwde zijnde A4 Midden Delfland? Hoe beoordeelt u dit bericht?1
Ja. Ik heb van het bericht kennis genomen.
Deelt u de mening dat het van het grootste belang is voor de toekomstige verkeersveiligheid van de A4 Midden Delfland dat alle controles aan de constructie van de landtunnel zorgvuldig en volledig gebeuren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat dit ook daadwerkelijk gebeurt, zodat de toekomstige verkeersveiligheid van deze rijksweg gegarandeerd kan worden?
Ja, die mening deel ik. De in vraag 1. genoemde controle heeft betrekking op de constructieve veiligheid van de tunnel. Het betreft de toets die de gemeente Schiedam als bevoegd gezag uitvoert in het kader van de procedure omtrent de Omgevingsvergunning bouw landtunnel A4 Delft – Schiedam. Deskundigen van de gemeente toetsen het ontwerp op eisen en voorschriften zoals die zijn opgenomen in het Bouwbesluit. Aangezien het om een complex ontwerp gaat, heeft de gemeente voor de toets van de landtunnel het aantal eigen deskundigen uitgebreid en schakelt zij indien nodig externe deskundigen in.
Rijkswaterstaat voert ook eigen toetsen uit. Conform het design&construct contract dient de aannemer expliciet aan te tonen dat de constructie voldoet aan alle gestelde eisen. De gemeente is evenals Rijkswaterstaat tot de conclusie gekomen dat de constructieve veiligheid van de landtunnel niet in het geding is. Het ontwerp van de tunnel voldoet aan de daarvoor geldende eisen, normen en richtlijnen. Ik heb dan ook geen reden om te twijfelen aan de toekomstige veiligheid van deze rijksweg.
Herkent u het beeld dat de controleurs onder tijdsdruk hun opdracht niet voldoende konden uitvoeren? Deelt u de mening dat zorgvuldigheid in deze van groter belang is dan snelheid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat deze verhouding weer in balans komt?
Nee, dat beeld herken ik niet. Uiteraard is zorgvuldigheid in deze van groter belang dan snelheid. Juist met het oog op een zorgvuldig toetsingsproces hebben gemeente en aannemer procesafspraken gemaakt.
De verantwoordelijke wethouder heeft op 9 juli 2013 verklaard dat de gemeente bij de toetsing van de constructie van de landtunnel geen enkele concessie doet op het gebied van de veiligheid en dat de gemeente geen goedkeuring geeft aan het ontwerp zonder dat zij dit zorgvuldig getoetst heeft.
Deelt u de mening dat de controle van in aanbouwde zijnde rijkswegen onafhankelijk van overheidsinstellingen moet gebeuren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke rol kan het Kwaliteitsorgaan Verkeersveiligheidsaudits hierin innemen zodat de toetsing volledig en onafhankelijk plaatsvindt?
Nee. Het toezicht op de naleving van bouwregelgeving, waar onder de ontwerpen van wegen en bijbehorende kunstwerken, is op dit moment een wettelijke overheidstaak. Uiteraard kunnen daarbij externe deskundigen worden ingeschakeld. Het kabinet werkt momenteel aan voorstellen om kwaliteitsborging van bouwwerken te verbeteren door private kwaliteitsborging mogelijk te maken. Minister Blok zal dit najaar de hoofdlijn van een stelsel dat private kwaliteitsborging mogelijk maakt aan de Tweede Kamer toezenden.
Het Kwaliteitsorgaan Verkeersveiligheidsaudits (KoVa) speelt een rol bij de toetsing op het aspect van de verkeersveiligheid maar niet bij de beoordeling van de constructieve veiligheid. Het KoVa is overigens ondergebracht bij Rijkswaterstaat.
De verkoop van vakantiedagen |
|
Mariëtte Hamer (PvdA), Ed Groot (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Overheid moet verkoop vakantiedagen pushen»?1
Ja.
Klopt het dat Nederlandse ondernemingen in totaal ongeveer 16 miljard euro aan niet opgenomen vakantieverlof op hun balans hebben staan?
Het totaal van 16 miljard euro als waarde van de niet opgenomen vakantiedagen is berekend op basis van de uitkomsten van een ledenenquête van de AWVN. De resultaten zijn doorgerekend naar het totaal aantal arbeidsjaren zoals het CBS dat heeft berekend en vermenigvuldigd met het gemiddelde loon per uur, eveneens afkomstig van het CBS. Hieruit blijkt dat werknemers aan het einde van 2012 gemiddeld over 16 niet opgenomen vakantiedagen beschikten.
De enquête is door 103 werkgevers ingevuld. Het onderzoek is derhalve gebaseerd op een smalle basis. Onzeker is voorts in welke mate deze 103 werkgevers die lid zijn van de AWVN en de werknemers die zij in dienst hebben een juiste afspiegeling zijn van de werkgevers en werknemers in ons land. In het verlengde daarvan is de waarde van 16 miljard euro onzeker.
Wat is uw reactie op het voorstel om voor de verkoop van verlofdagen tijdelijk een lager belastingtarief te hanteren?
Allereerst is de notie van belang dat het afkopen van vakantiedagen alleen mogelijk is voor zover het om de bovenwettelijke vakantiedagen gaat. De wettelijke vakantiedagen, bij een voltijds werkweek zijn dat er 20 per jaar, mogen niet worden afgekocht, tenzij sprake is van beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Dit is vastgelegd in artikel 7:640 van het BW. Om deze reden is het aannemelijk dat een aanzienlijk deel van de openstaande vakantiedagen niet kan worden afgekocht. Het verbod tot afkoop van wettelijke vakantiedagen heeft tot doel dat werknemers daadwerkelijk verlof nemen om rust te genieten als doeltreffende bescherming van hun veiligheid en gezondheid. Het staat werkgevers en werknemers wel vrij om afspraken te maken over het afkopen van bovenwettelijke vakantiedagen. Dat is nu al mogelijk.
Fiscaal wordt de afkoop van vakantiedagen beschouwd als loon dat belast wordt naar het tarief zoals dat geldt voor de werknemer die afkoopt. Afkoop tegen een tijdelijk lager tarief zou in de eerste plaats leiden tot een ongelijke behandeling tussen werknemers die wèl de beschikking hebben over een aantal af te kopen dagen en werknemers die dat niet hebben. Voorts leidt een dergelijke maatregel tot budgettaire derving voor de Staat, omdat de dagen die een werknemer ook zonder fiscale stimulans zou hebben afgekocht tegen een lager tarief worden belast. Daar tegenover staat dat afkoop leidt tot verhoogde inkomsten voor de Staat ten opzichte van dagen die zonder fiscale stimulans niet worden afgekocht. Onduidelijk is hoe deze effecten zich tot elkaar verhouden.
Echter, een fiscale constructie zoals nu wordt voorgesteld zet de deur open naar tariefsarbitrage. Een werknemer kan immers afstand doen van een deel van het salaris inruil voor een hoger aantal vakantiedagen om vervolgens deze vakantiedagen tegen een veel lager belastingtarief af te kopen.
Gezien het voorgaande acht het kabinet het fiscaal stimuleren van afkoop van bovenwettelijke vakantiedagen onwenselijk.
Wat voor boost zou dit plan kunnen geven aan de economie wanneer een derde van het niet opgenomen vakantieverlof zou worden verzilverd tegen een lager belastingtarief?
Het fiscaal aantrekkelijk maken van het afkopen van vakantiedagen zou kunnen leiden tot extra financiële middelen voor de werknemer. Afhankelijk van de mate waarin financiële middelden worden ingezet voor (extra) bestedingen kan dit leiden tot een stimulering van de economie. Financiële middelen kunnen namelijk in plaats van extra bestedingen ook worden ingezet om extra te sparen of om schulden af te lossen.
Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven kunnen alleen de bovenwettelijke dagen worden afgekocht. Het aantal bovenwettelijke vakantiedagen is in verhouding tot de 20 wettelijke vakantievakantiedagen die men in een jaar tijd opbouwt zeer beperkt. Op grond van dit gegeven is allereerst de notie van belang dat vermoedelijk slechts een minderheid van de niet-opgenomen vakantiedagen daadwerkelijk in aanmerking komt voor verzilvering. Daarnaast is het onzeker of de werkgevers in de huidige omstandigheden middelen beschikbaar willen of kunnen stellen om vakantiedagen in geld uit te keren. De vele onzekerheden rond het inschatten van de effecten van het fiscaal aantrekkelijk maken van het afkopen van vrije dagen maakt een indicatie over een eventuele economische stimulans eveneens heel onzeker.
Nulurencontracten in de zorg |
|
Otwin van Dijk (PvdA), Mariëtte Hamer (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht dat de zorg vasthoudt aan nulurencontracten?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat er volgens de FNV en CNV talloze variaties op het nulurencontract ontstaan zoals jaarcontracten voor 25 uur en contracten voor 2 of 3 uur per maand? Heeft u via andere kanalen ook dit soort signalen ontvangen?
Ja, ik heb kennis genomen van de uitlatingen van FNV en CNV dat er talloze variaties op het nulurencontract ontstaan. Via andere kanalen heb ik dit soort signalen niet ontvangen.
Deelt u de mening dat dit soort kleine contracten alsnog veel arbeidsonzekerheid meebrengt voor werknemers in de zorg en dat dit niet wenselijk is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het belang van het onderwerp wordt onder meer onderstreept doordat dit voorjaar in het sociaal akkoord uitgebreid aandacht is besteed aan de noodzaak om te zoeken naar een nieuwe balans tussen flexibiliteit en zekerheid.
Vindt u dat werknemers in de zorg contracten behoren te krijgen voor het gemiddelde aantal uren dat iemand in drie maanden werkt, tenzij daar op individuele basis met de werknemer andere afspraken over gemaakt worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben met werkgevers- en werknemersorganisaties op centraal niveau in gesprek over de wijze waarop aan de afspraak uit het Sociaal Akkoord invulling kan worden gegeven.
Deelt u de mening dat de werkgevers zich moeten inzetten om de afspraken uit het gesloten zorgakkoord na te leven en dat allerlei variaties op het nulurencontracten de arbeidszekerheid van mensen ondermijnen en indruisen tegen de afspraken uit het zorgakkoord? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het Zorgakkoord, zoals dat door het kabinet met werkgevers en werknemers op 24 april jl. is gesloten, is opgenomen dat binnen de zorg sprake is van een toename van het aantal flexwerkers en dat de inzet van het Sociaal Akkoord door partijen in de zorg wordt onderschreven en leidraad zal zijn voor het optreden van partijen.
Wat gaat u eraan doen om de betrokken partijen aan de afspraken in het zorgakkoord te houden? Welke rol ziet u daar voor uzelf weggelegd?
Ik ga er van uit dat partijen zich aan de afspraken uit het zorgakkoord houden.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de werkgevers over de uitwerking van de afspraak uit het zorgakkoord dat er geen nulurencontracten meer afgesloten mogen worden in de zorg en om de arbeids- en rechtspositie van werknemers in de zorg te versterken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik bij vraag vier reeds heb aangegeven ben ik met werkgevers- en werknemersorganisaties op centraal niveau in gesprek over de wijze waarop aan de afspraak uit het Sociaal Akkoord invulling kan worden gegeven.
De slechte arbeidsomstandigheden van garnalenpelsters in Marokko |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de verhuizing van vier Marokkaanse garnalenpelfabrieken naar een andere vrijhandelszone in Marokko in verband met de opheffing van de vrijhandelszone in Tanger? Klopt het dat deze fabrieken uitsluitend voor drie Nederlandse en één Duits garnaalbedrijf werken?
Uit contact en met de Vereniging ter bevordering van de garnalenhandel (VEBEGA) heb ik begrepen dat drie Nederlandse garnalenbedrijven garnalen laten pellen bij fabrieken in de oude vrijhandelszone in Tanger. Hiervan laten twee bedrijven garnalen pellen bij pelstations die deel uitmaken van de Marokkaanse Sea Food Group. Het derde Nederlandse bedrijf voert het management over een eigen pelstation in de oude vrijhandelszone. In totaal zijn er vier pelfabrieken gevestigd in de oude vrijhandelszone in Tanger. Welke bedrijven uit andere landen hier garnalen laten pellen, is mij niet bekend.
Omdat de oude vrijhandelszone naast de oude stad in Tanger plaats moet maken voor een jachthaven, zijn de daar gevestigde bedrijven gedwongen te verhuizen. Momenteel zijn alle vier de pelstations nog operationeel in de oude vrijhandelszone. Naar verwachting zullen in de loop van 2014 alle fabrieken op een nieuwe locatie starten. Vooruitlopend op de verhuizing heeft de Seafood Group een nieuwe pelfabriek geopend op een andere locatie in Tanger. Hier laten twee Nederlandse bedrijven garnalen pellen. Het Nederlandse bedrijf, dat nu nog de garnalen laat pellen in hun pelstation in de oude vrijhandelszone, zal begin 2014 verhuizen naar een nieuwe pelfabriek op een locatie in Tanger dicht bij de wijken waar het merendeel van de werkneemsters woont. Deze fabriek is nu nog in aanbouw.
Kloppen de signalen dat deze Marokkaanse garnalenpelfabrieken zowel nationale als internationale wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden overtreden? Is het waar dat garnalenpelsters werkdagen van 13 uur maken met slechts één pauze per dag, en klopt het dat het recht op vervoer van huis tot aan de fabriek niet georganiseerd is waardoor deze vrouwen het risico lopen mishandeld, verkracht of beroofd te worden?
Naar aanleiding van de Kamervragen is intensief contact geweest tussen mijn ministerie en de Nederlandse garnalenbedrijven verenigd in de branchevereniging VEBEGA. De branchevereniging VEBEGA verklaart namens de Nederlandse leden dat de garnalenbedrijven zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheid op het gebied van sociale omstandigheden bij de garnalenpelstations in Marokko. De garnalenbedrijven geven aan dat zij zelf of in samenwerking met hun partners zorgen voor fatsoenlijk werkgeverschap bij zowel de eigen pelstations als bij pelstations van derden. Dit geven de bedrijven invulling door bijvoorbeeld een systeem van identificatiebadges met digitale informatie over werkuren, controle van de faciliteiten en aanstellen van een contactpersoon die contact met de pelsters onderhoudt. Dit beperkt zich niet tot de vrijhandelszone in Tanger. Over het naleven van standaarden, en het verbeteren van de naleving daar waar nodig, zijn zij in overleg met de Marokkaanse overheid of indien nodig met lokale partners.
Daar waar misstanden zich onverhoopt voordoen, geeft de sector aan alles binnen hun invloed te doen om deze op te lossen en een bevredigende oplossing voor betrokken partijen te vinden.
Ook is uitgebreid contact geweest met de non-gouvernementele organisatie TIE Netherlands. Deze NGO onderhoudt in het kader van een vakbondstraining-programma contacten met de pelsters. TIE Netherlands geeft aan dat er bij de garnalenpelfabrieken in de oude vrijhandelszone in Tanger forse problemen zijn op het vlak van ontslaan van vakbondsleden, dreiging met ontslag wanneer pelsters kritische vragen aan het management willen stellen, gebrek aan gereguleerde pauzes, ontbreken van een loonstrookje met duidelijke vermelding van afdracht sociale premies en geen georganiseerd vervoer van huis naar de fabriek. De NGO baseert zich op gesprekken met Marokkaanse garnalenpelsters bij twee van de pelstations van de Sea Food Group.
De branchevereniging VEBEGA geeft namens de Nederlandse leden aan zich niet te herkennen in het beeld dat wordt geschetst in de Kamervragen en op de website van TIE Netherlands. Zij geven aan hierover met TIE Netherlands in gesprek te gaan. Als er in dit gesprek nieuwe feiten naar voren komen die wijzen op misstanden, stelt de sector dat dit aanleiding zal zijn om deze verder te onderzoeken met als doel deze op te lossen. Mijn ministerie zal dit gesprek tussen de bedrijven en de NGO faciliteren.
Wat betreft de juridische aspecten van de in de vraag genoemde zaken ligt de primaire verantwoordelijkheid voor toezicht op en handhaving van wet- en regelgeving bij de daartoe bevoegde Marokkaanse autoriteiten. Op internationaal vlak zijn er de ILO-verdragen die onder meer gaan over arbeidsomstandigheden en vakbondsvrijheid. De Nederlandse overheid draagt (het belang van) de fundamentele verdragen breed uit en roept andere landen op deze te ratificeren en te implementeren. Marokko heeft diverse ILO-verdragen, waaronder ILO-verdrag C098 (vakbondsvrijheid), geratificeerd en geïmplementeerd.
Welke voor- en nadelen heeft deze verhuizing voor zowel de Nederlandse en Marokkaanse ondernemingen als voor de garnalenpelsters die na ontslag in de oude fabriek opnieuw aangenomen worden in de nieuwe fabriek?
De voor- en nadelen van de gedwongen verhuizing zullen verschillen per bedrijf en per belanghebbende. Hierbij zullen zaken meespelen als de investering in de bouw van een nieuwe fabriek, compensatie door de Marokkaanse overheid, logistieke aspecten van de nieuwe locatie, woon-werk afstand, etc.
Bent u van mening dat de kans reëel is dat de garnalenpelsters in de nieuwe fabriek de kleine hoeveelheid rechten (o.a. loonstijgingen, vakantiedagen, pensioenrechten) die zij hebben opgebouwd in de sluitende fabriek, verliezen? Deelt u de mening dat indien dit gebeurt zowel nationale als internationale wet- en regelgeving wordt overtreden?
TIE Netherlands geeft hierover aan dat er zorg leeft onder de werkneemsters dat zij bij de verhuizing hun baan en recht op achterstallige afdracht van sociale premies zullen verliezen. De betrokken bedrijven spreken dit tegen en geven aan dat in afspraken tussen de Marokkaanse overheid en het pelstation van de Sea Food Group waar zij zaken mee doen, is vastgelegd dat het personeel en bijbehorende salarissen en anciënniteit zullen worden overgenomen op de nieuwe locatie. De VEBEGA geeft aan met TIE Netherlands in gesprek te gaan over specifieke kwesties en indien nodig gezamenlijk naar oplossingen te willen zoeken.
Wat betreft de juridische aspecten van de in de vraag genoemde zaken verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat de drie Nederlandse bedrijven de verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun productieketen en van de garnalenpelfabrieken moeten eisen dat er een einde wordt gemaakt aan deze schrijnende situatie?
Zoals ook aangegeven in de beleidsbrieven «Wat de wereld verdient»1 en «Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen loont»2 verwacht ik van Nederlandse bedrijven die in het buitenland opereren, dat zij zich bewust zijn van potentiële positieve en negatieve effecten, rechtstreeks en via hun keten van toeleveranciers en afnemers. Bedrijven hebben hierbij een verantwoordelijkheid om risico’s in kaart te brengen, alert te zijn op signalen van stakeholders en de invloed die zij hebben om de situatie te verbeteren aan te wenden in lijn met de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen3. Ook de Nederlandse bedrijven die in Marokko garnalen laten pellen dragen mede verantwoordelijkheid voor goede arbeidsomstandigheden voor de Marokkaanse werknemers in hun keten. Uit de gesprekken met de Nederlandse garnalenbedrijven en de verklaring van de VEBEGA trek ik de conclusie dat zij zich inzetten voor fatsoenlijk werkgeverschap bij de Marokkaanse pelfabrieken. Belangrijk is voor mij dat de bedrijven hebben aangegeven in gesprek te willen gaan met organisaties die signalen hebben over vermeende misstanden, met het doel om oplossingen te vinden.
Bent u bereid hierover met de Nederlandse bedrijven in overleg te gaan? Zo ja, zou dit overleg voor de zomer kunnen plaatsvinden aangezien de garnalenpelsters tijdens de zomermaanden ontslagen dreigen te worden?
Ja. Meerdere gesprekken met mijn ministerie hebben plaatsgevonden voor en tijdens de zomermaanden. Wat betreft de dreiging van ontslagen tijdens de zomermaanden hebben de Nederlandse garnalenbedrijven laten weten dat dit onwaarschijnlijk is, aangezien de pelsters een flexibel contract hebben en per kilo gepelde garnalen worden betaald. Het is wel zo dat de aanvoer van garnalen dit jaar laag is, met als gevolg dat er minder werk is.
De nieuwe publicatieregeling voor freelance journalisten van uitgever Sanoma Media |
|
Mei Li Vos (PvdA), Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Tweedehands stuk te koop» en «Sanoma wijzigt regeling over doorverkoop niet»?1 2
Ja, ik ben met de berichtgeving hierover bekend.
Is het u bekend dat Sanoma Media, de grootste tijdschriftenuitgever in Nederland, per 1 juni 2013 een nieuwe regeling heeft voor het gebruik van auteursrechtelijk materiaal van freelance (foto)journalisten, inhoudende dat de freelance (foto)journalist aan Sanoma een licentie verstrekt voor de doorverkoop van artikelen aan derden en dat deze licentie exclusief is voor een periode van negen maanden?
Zie antwoord vraag 1.
Is het u bekend dat, indien en voor zover de derde een vergoeding voor het materiaal betaalt aan Sanoma, slechts 30% hiervan aan de freelance (foto)journalist toekomt?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u het vervolgens dat Sanoma een overeenkomst hanteert waarin de maker een exclusieve licentie geeft aan Sanoma voor het sublicentiëren van het geleverde auteursrechtelijk beschermd materiaal zonder dat daar een billijke vergoeding voor de maker tegenover staat en de overeenkomst onredelijk bezwarende bepalingen bevat die de positie van de freelance (foto)journalist aantast?
Indien een partij meent dat een overeengekomen contractsbepaling dusdanig in strijd komt met de redelijkheid en billijkheid die partijen jegens elkander in acht dienen te nemen dat de bepaling op grond van artikel 6:2, 6:248 en andere artikelen uit het Burgerlijk Wetboek buiten toepassing gelaten zouden moeten worden, kan hij zich tot de rechter wenden. Wij kunnen geen oordeel vellen dat de partijen bindt. Het is ook niet aan ons om ons uit te spreken over een bepaling in een specifieke privaatrechtelijke rechtsverhouding.
Deelt u de mening dat Sanoma Media misbruik maakt van haar positie als marktmacht? Zo ja, welke maatregelen neemt u om de positie van de freelancers te versterken?
Misbruik van een economische machtspositie is verboden op grond van de Mededingingswet. Of in casu sprake is van misbruik van machtspositie, staat ter beoordeling van de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM). De ACM kan optreden als er sprake is van overtreding van de Mededingingswet. Indien partijen vinden dat hier sprake is van overtreding van de Mededingingswet, kunnen zij een klacht indienen bij de ACM. Naar ik heb begrepen is dit inmiddels ook gebeurd. De ACM kan op basis van de klacht besluiten om een onderzoek in te stellen en afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek handhavend optreden.
Om de onderhandelingspositie van makers te versterken, is het wetsvoorstel Auteurscontractenrecht ingediend. Het auteurscontractenrecht heeft tot doel de contractuele positie van makers (en daarmee ook freelance-journalisten) ten opzichte van de exploitanten van hun werken te verstevigen. Het wetsvoorstel geeft makers recht op een in de overeenkomst te bepalen billijke vergoeding voor de verlening van exploitatiebevoegdheid. Verder kan de maker aanspraak maken op een aanvullende vergoeding indien de aanvankelijk overeengekomen vergoeding ernstig disproportioneel is aan opbrengst van de exploitatie van zijn werk.
Vindt u het wenselijk dat grote marktpartijen nu nog dergelijke exclusieve licenties eisen van auteursrechthebbenden, terwijl het wetsvoorstel Auteurscontractenrecht (Kamerstukken 33 308), dat de in Tweede Kamer ter behandeling ligt, vanwege het ontbreken van terugwerkende kracht van artikel 25c, eerste lid (billijke vergoeding) geen betrekking heeft op reeds lopende overeenkomsten? Zo nee, bent u bereid het wetsvoorstel op dit punt aan te passen?
Centraal in het overeenkomstenrecht staan de beginselen van contractsvrijheid en partijautonomie. Contractsvrijheid betekent dat partijen de vrijheid hebben om bij een overeenkomst hun relaties te regelen op de in hun ogen best denkbare wijze. Partijautonomie betekent dat het natuurlijke personen en rechtspersonen vrij staat al dan niet een overeenkomst te sluiten, met wie en waarover. Het is juist dat het wetsvoorstel geen onmiddellijke werking toekent aan artikel 25b, de bepaling inzake de billijke vergoeding. Uit het oogpunt van rechtszekerheid verdient het de voorkeur nieuw recht alleen van toepassing te laten zijn op overeenkomsten die na inwerkingtreding van een wetswijziging worden gesloten zodat partijen zich daarop bij de inrichting van hun contractuele relatie kunnen richten. Dit uitgangspunt lijdt uitzondering indien er sprake is van bijzondere omstandigheden. Die achten wij aanwezig bij een ernstige onevenredigheid tussen de aanvankelijk overeengekomen vergoeding en de opbrengst van de exploitatie van het werk (artikel 25d Aw). Dit artikel is dan ook van toepassing op overeenkomsten die zijn aangegaan voor inwerkingtreding van de wet auteurscontractenrecht. Voor artikel 25b achten wij dergelijke bijzondere omstandigheden niet aanwezig. Dit neemt niet weg dat een maker zich in voorkomende gevallen – ook bij reeds ten tijde van inwerkingtreding van het auteurscontractenrecht bestaande overeenkomsten – kan beroepen op het algemene overeenkomstenrecht (zie het antwoord op vraag3.
Deelt u de mening van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) dat Sanoma, door nu nog snel langlopende exclusieve licenties van haar freelance (foto)journalisten te eisen, het (wetsvoorstel) Auteurscontractenrecht omzeilt? Zo ja, bent u bereid te overwegen om terugwerkende kracht toe te kennen aan artikel 25c, eerste lid, van het wetsvoorstel?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat de werkwijze van Sanoma mogelijk in strijd is met de Mededingingswet die bedoeld is te grote machtsconcentraties tegen te gaan en vrije concurrentie te bevorderen? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 5.
Is het u bekend dat de Mededingingswet volgens de Autoriteit Consument en Markt (ACM) beroepsorganisaties verbiedt om prijsafspraken te maken of zelfs maar adviestarieven te publiceren? Is het daarmee niet onredelijk dat Sanoma zo wordt beschermd tegen een gezamenlijk front van freelancers, terwijl de ACM andersom freelancers niet beschermt tegen de gedwongen winkelnering en de wurgcontracten van Sanoma? Zo ja, welke maatregelen treft u om deze ongepaste situatie te veranderen?
Enerzijds verbiedt de Mededingingswet het om prijsafspraken te maken. Anderzijds bepaalt de Mededingingswet daarnaast dat het voor ondernemingen verboden is misbruik te maken van een economische machtspositie. De Mededingingswet werkt dan ook beide kanten op.
Daarnaast kunnen freelancers gebruik maken van de bagatelvrijstelling. Op grond van de bagatelvrijstelling is het kartelverbod (het verbod om onder andere prijsafspraken te maken) niet van toepassing op afspraken van samenwerkende (foto-)journalisten die samen niet meer dan 10% marktaandeel hebben en de afspraak de handel tussen lidstaten van de Europese Unie niet op merkbare wijze ongunstig kan beïnvloeden. Dit betekent dat freelancers die aan deze voorwaarden voldoen, onderling afspraken mogen maken. Freelancers kunnen deze bepaling dan ook gebruiken om tegenwicht te bieden tegen een eventuele machtspositie van Sanoma.
Hoe beoordeelt u dat Sanoma, ondanks hevig protest van freelancers en beroepsorganisaties als de NVJ, vasthoudt aan haar wurgcontract en dat zij nauwelijks ontvankelijk is voor argumenten van haar freelancers?
Ik verwijs u naar het antwoord gegeven op de vragen 4 en 5.
Nulurencontracten in de zorg |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Hoe oordeelt u over het bericht dat er zorgwerkgevers zijn die proberen onder het sociaal akkoord uit te komen met allerlei varianten van nulurencontracten?1 Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb het bericht gelezen. Verder wil ik verwijzen naar de antwoorden op de vragenset van de PvdA waar uw vragen een aanvulling op zijn.*)
Acht u het wenselijk dat zorgwerkgevers op deze wijze zorgverleners uitbuiten? Zo ja, waarom? Zo nee, welke maatregelen gaat u treffen om dit te verbieden?
Ook hier wil ik verwijzen naar de antwoorden op de vragenset van de PvdA waar uw vragen een aanvulling op zijn.
Wat is uw reactie op de uitspraak van C. Passchier, FNV-onderhandelaar, dat dit volstrekt belachelijk en onacceptabel is en dat dit niet in lijn is met wat is afgesproken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ook hier wil ik verwijzen naar de antwoorden op de vragenset van de PvdA waar uw vragen een aanvulling op zijn, met name naar het antwoord op vraag 4 en vraag 6.
Verder kan ik er over opmerken dat het onderwerp over de vormgeving van de flexibele schil in de zorg en over de balans daar tussen flexibiliteit en zekerheid op dit moment bij sociale partners in de zorg op de overlegtafels ligt, met de afspraken uit het Stichtingsakkoord als kader. Gezien hun primaire verantwoordelijkheid hierin past het mij niet om daar nu uitspraken over te doen.
Hoeveel jaarcontracten voor 25 uur en/of contracten voor 2 à 3 uur per maand zijn de afgelopen maanden gesloten? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Dat weet ik niet. Dat vind ik ook een zaak die primair de sociale partners in de desbetreffende sector regardeert. Verder wil ik verwijzen naar de antwoorden op de vragenset van de PvdA waar uw vragen een aanvulling op zijn, met name naar de antwoorden op de vragen 4 en 6.
Hoeveel signalen over variaties op nulurencontracten hebben de FNV, het CNV en andere vakbonden ontvangen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Ik heb geen signalen ontvangen, maar dit is ook logisch omdat dit ook een zaak is die primair de sociale partners in de desbetreffende sector regardeert. Verder wil ik verwijzen naar de antwoorden op de vragenset van de PvdA waar uw vragen een aanvulling op zijn, met name naar de antwoorden op de vragen 4 en 6.
Hoeveel en welke zorgwerkgevers sluiten op dit moment variaties op de nulurencontracten? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 5.
Hoeveel nulurencontracten zijn er in 2013 totaal gesloten en hoeveel in vorige jaren? Kunt u dit aangeven per zorgsector? Zo nee, waarom niet?
De jaarlijkse arbeidsmarktrapportage die de minister van VWS en ik uw Kamer doen toekomen, voorziet niet in deze gegevensuitvraag.
Zijn er verschillen in regio’s wat betreft het aantal nulurencontracten dat wordt gesloten? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 7.
Kunt u aangeven of er momenteel meer nulurencontracten worden gesloten dan voorheen, gezien de aankomende bezuinigingen op de langdurige zorg? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 7 en vraag 5.
Deelt u de mening dat de waardering voor zorgverleners op dit moment minimaal is en dat dit sterk verbeterd dient te worden, o.a. door middel van betere arbeidsvoorwaarden? Zo ja, hoe gaat u dit verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uw mening op dit punt niet. De in de diverse zorgsectoren afgesloten CAO’s bevatten immers afspraken over een arbeidsvoorwaardenpakket dat voor werknemers en werkgevers aanvaardbaar is. Ook wil ik er in dit verband op wijzen dat de arbeidsvoorwaarden in de zorg in het kabinetsbeleid worden ontzien, door het afzien van een nullijn.
Welke maatregelen gaat u samen met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid precies treffen om te zorgen dat nulurencontracten in de zorg verdwijnen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ook hier wil ik verwijzen naar de antwoorden op de vragenset van de PvdA waar uw vragen een aanvulling op zijn, met name naar de antwoorden op de vragen 4 en 6.
Welke maatregelen gaat u treffen om zorgwerkgevers aan te pakken die varianten van nulurencontracten aanbieden en op deze wijze hun personeel uitbuiten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ook hier wil ik verwijzen naar de antwoorden op de vragenset van de PvdA waar uw vragen een aanvulling op zijn, met name naar de antwoorden op de vragen 4 en 6.
Erkent u dat het van belang is dat zorgmedewerkers economisch zelfstandig kunnen zijn met een baan in de zorg? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om dit te verbeteren?
Zorgmedewerkers moeten de baan in de zorg kunnen krijgen die het beste past bij hun persoonlijke behoeften en wensen en daarvoor het arbeidsvoorwaardenpakket ontvangen dat in de cao van hun sector is overeengekomen.
Het bericht ‘200 medewerkers weg bij Pleyade’ |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «200 medewerkers weg bij Pleyade»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat er door uw beleid 200 mensen bij deze zorgaanbieder hun baan verliezen?
De vertegenwoordiger van Pleyade geeft aan dat de reorganisatie wordt veroorzaakt door een kleinere toestroom van cliënten naar Pleyade. Dit is een tendens die al langer gaande is omdat ouderen er steeds vaker voor kiezen om langer thuis te blijven wonen. Zorginstellingen zullen hierop moeten anticiperen en hun bedrijfsproces moeten aanpassen. Tegenover de afnemende vraag naar verzorgingshuiszorg staat overigens een toenemende vraag naar verpleeghuiszorg en thuiszorg.
Hoe verhoudt het ontslag van deze medewerkers zich tot de Agemagelden die zorgaanbieder Pleyade gekregen heeft om extra personeel aan te nemen?
De intensiveringsmiddelen AWBZ zijn bedoeld voor het opleiden en aannemen van personeel. Hierover zijn afspraken gemaakt met het zorgkantoor. Indien Pleyade geen invulling meer geeft aan de afspraken die met het zorgkantoor zijn gemaakt, wordt de vergoeding niet gecontinueerd.
Hoeveel ouderen zullen door dit massaontslag verstoken blijven van zorg?
Er zullen door deze reorganisatie bij Pleyade geen ouderen verstoken blijven van zorg. Bepalend voor het recht op zorg is de AWBZ-indicatie. Het zorgkantoor heeft de zorgplicht om in de zorgvraag van deze ouderen met een AWBZ-indicatie te voorzien.
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag twee, gaan ouderen die in het verleden zich zouden wenden tot Pleyade nu naar andere zorginstellingen of ontvangen zorg thuis.
Bent u bereid de Inspectie vaker te laten controleren, nu het werk door veel minder mensen gedaan zal moeten worden?
De personeelsreductie wordt veroorzaakt door de afnemende zorgvraag bij Pleyade. Het is dus niet zo dat het zelfde werk door veel minder mensen moet worden gedaan. De inspectie zal haar reguliere controles blijven uitvoeren. Ik zie geen aanleiding om de controletaak bij Pleyade te intensiveren.
Het bericht dat er 280.000 potentiele stageplaatsen onbenut blijven |
|
Loes Ypma (PvdA), Tanja Jadnanansing (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat de landelijke onderwijsadministratie van scholen voor voortgezet onderwijs BRIN1 «van geen kanten deugt», zoals het Haarlems Dagblad het kwalificeert?2
Nee, dat beeld herken ik niet.
Deze brede conclusie in het artikel baseert de journalist op een enkele casus waarbij het enige verschil tussen BRIN en werkelijkheid bestaat uit de naam die de school voert in het maatschappelijk verkeer en die in de registratie. De Inspectie van het Onderwijs heeft het bevoegd gezag van deze school hierop aangesproken. Er is door de journalist geen hoor en wederhoor gepleegd met de onderwijsinspectie.
Schoolbesturen dragen de verantwoordelijkheid voor een juiste registratie en dienen onjuistheden of veranderingen van hun gegevens tijdig te melden. Soms veranderen scholen hun naam of adres en geven dat niet of laat door aan DUO. Hierdoor kan het gebeuren dat BRIN niet op elk moment 100% overeenkomt met de werkelijkheid. Daar wordt echter wel naar gestreefd. Bij elke wijziging krijgt het bevoegd gezag een terugmelding van de registratie in BRIN met het verzoek te reageren als de gegevens niet kloppen. De Inspectie besteedt in haar toezicht aandacht aan de correctheid van de geregistreerde gegevens. Onjuiste registratie kan namelijk gevolgen hebben voor de rechtmatigheid van de bekostiging. Ook doet de instellingsaccountant jaarlijks onderzoek naar de licenties van de school. Als er afwijkingen zijn, dan volgt een uitzonderingsrapportage.
Kunnen scholen nevenvestigingen naar believen veranderen in hoofdvestigingen en zo de strenge procedures van het RPO3 ontwijken?
Nee.
De eerste vestiging van een school wordt de hoofdvestiging genoemd (artikel 65 WVO). Vervolgens kan er aan een school een nevenvestiging of een tijdelijke nevenvestiging worden toegevoegd. Zo bestaat een school (BRIN-nummer) uit meerdere vestigingen. Een nieuwe nevenvestiging kan worden opgericht als men daar overeenstemming over bereikt met alle schoolbesturen die in een RPO samenwerken. Het argument hiervoor is dat oprichting van een nevenvestiging gevolgen kan hebben voor de leerlingstromen in de stad (en dus voor het leerlingpotentieel van de andere scholen). Als men in het RPO overeenstemming bereikt, is er geen toestemming van de minister meer nodig. Daarnaast kan een nevenvestiging ontstaan door fusie van twee zelfstandige scholen; dan wordt automatisch één school de hoofdvestiging en de andere de nevenvestiging.
Voor het opheffen/sluiten van vestigingen is geen overeenstemming in het RPO of toestemming van de minister of gemeente nodig. Schoolbesturen kunnen te allen tijde zelf besluiten of zij een vestiging sluiten omdat bijvoorbeeld de inschrijvingen zodanig teruglopen dat de kwaliteit van onderwijs niet meer gegarandeerd kan worden. Overigens, als er op een BRIN-nummer minder leerlingen worden ingeschreven dan de opheffingsnorm dan wordt de bekostiging van overheidswege beëindigd.
Als een nevenvestiging wordt gesloten dan verandert er niets aan de hoofdvestiging en blijft deze gewoon bestaan. Als een bevoegd gezag besluit de hoofdvestiging te willen sluiten dan zal als gevolg van de administratieve registratie, ook de nevenvestiging worden gesloten. In het specifieke geval van sluiting van het Teylercollege zou dan ook de Paulus Mavo, geregistreerd als nevenvestiging van deze school door een fusie in het verleden, haar deuren moeten sluiten. Het bevoegd gezag heeft aangegeven alleen de vestiging van Teylercollege te willen sluiten en niets te willen veranderen aan de licenties op de nevenvestiging (met andere woorden: er wordt geen onderwijsaanbod verplaatst). Daarom is in het belang van de zittende leerlingen op de Paulus Mavo besloten de nevenvestiging Paulus Mavo in stand te laten en zodoende wordt deze automatisch aangemerkt als hoofdvestiging. Er verandert als zodanig niets aan deze vestiging; het toegestane onderwijsaanbod blijft gelijk en de leerlingstromen veranderen niet. Derhalve zou het bureaucratisch en onlogisch zijn om voor deze verandering overeenstemming te eisen in het RPO.
In mijn beleidsreactie op de evaluatie voorzieningenplanning kondig ik aan deze omissie in de wet, namelijk «wat gebeurt er als de hoofdvestiging gesloten wordt en de nevenvestiging niet», te repareren. Mijn beleidsreactie zult u binnenkort ontvangen.
Hoe zit met de geldigheid van diploma’s die enkel op naam staan van een school (Teyler College) die anders luidt dan de naam die is geregistreerd in BRIN (Linnaeus College Haarlem)?
Diploma’s zijn een hoeksteen van ons maatschappelijk bestel. Zij vormen de ingang tot het vervolgonderwijs of bepaalde beroepen. Het civiel effect van een diploma en het belang van de leerlingen verzetten zich ertegen om de desbetreffende diploma’s «ongeldig» te verklaren. Alleen zeer zwaarwegende redenen kunnen aanleiding vormen om een diploma achteraf ongeldig te verklaren. Dit dient dan overigens te gebeuren door degene die het diploma uitreikt: de directeur van de school.
Een onjuiste naamsvermelding van de school op het diploma rechtvaardigt niet, naar mijn oordeel, het achteraf ongeldig verklaren van diploma’s. Wel heeft de Inspectie het bevoegd gezag en de schoolleiding van de desbetreffende school inmiddels gewezen op de relevantie van het naleven van de Regeling modellen diploma’s v.w.o.-h.a.v.o.-v.m.b.o. De school heeft toegezegd voor volgende jaren de naam van het BRIN te vermelden. Middels de nieuwsbrief voortgezet onderwijs zal ik ook de andere scholen wijzen op het belang van naleving van deze regeling.
Welke overwegingen liggen eraan ten grondslag dat de echte wereld van de scholen zo kan verschillen van de wereld van scholen zoals deze geregistreerd staan en dat scholen moeten functioneren zonder eigen BRIN-nummer?
Echte wereld versus registratie
Zie het antwoord op vraag 1.
Scholen functioneren zonder eigen BRIN-nummer
Er moeten geen scholen functioneren zonder eigen BRIN-nummer.
Zoals uitgelegd in het antwoord op vraag 2 bestaan sommige scholen uit een hoofdvestiging en een of meer nevenvestigingen. Zo’n school is als bekostigingseenheid voorzien van één BRIN-nummer en elke vestiging heeft een sub-BRIN-nummer. Sommige nevenvestigingen zijn echter in het verleden nevenvestiging geworden als gevolg van een fusie tussen twee zelfstandige scholen met ieder een eigen BRIN-nummer. Na de fusie resteert dan één bekostigingseenheid, dus één BRIN-nummer.
Het is mogelijk om nevenvestigingen (weer) te verzelfstandigen en van een eigen BRIN-nummer te voorzien. Dan is er ofwel sprake van
Het bericht dat er 280.000 potentiele stageplaatsen onbenut blijven |
|
Tanja Jadnanansing (PvdA), Mariëtte Hamer (PvdA) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «280.000 potentiële stageplaatsen onbenut»?1
Ja.
Hoe verhoudt dit bericht zich tot de opmerking van de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven (SBB) dat er een groot tekort dreigt aan stages voor mbo-scholieren?2 3
Op 7 oktober 2013 heeft SBB een nieuwe Barometer uitgebracht met actuele gegevens over de situatie op de stage- en leerbanenmarkt per regio en per sector. In de Barometer wordt ook ingegaan op de resultaten van het eerder geïntensiveerde stage- en leerbanenoffensief. Het stage- en leerbanenoffensief zoekt actief naar nieuwe leerbedrijven en helpt studenten en mbo-instellingen om een stage te vinden. Dit om het dreigende tekort tegen te gaan. De Barometer van oktober laat zien dat het ingezette stage- en leerbanenoffensief werkt. De SBB concludeert zelf in de Barometer dat ondanks de druk op het aanbod aan leerplaatsen, er geen reden voor mineur is. De goede afstemming en samenwerking tussen alle betrokken partijen en veel inspanning voorkomen dat jongeren buiten de boot vallen4.
Kunt u inzichtelijk maken hoe het komt dat slechts de helft van de kleine bedrijven een stagiaire heeft en voor ZZP’ers4 geldt dat bijna geen van hen ooit een stagiaire heeft gehad?
Er zijn geen wettelijke belemmeringen voor zelfstandigen of kleine bedrijven om leerbedrijf te worden. Wel zijn aan de status van erkend leerbedrijf kwaliteitseisen verbonden. De juridische entiteit van een «onderneming» is geen erkenningscriterium. De kwaliteitseisen voor erkenning worden bepaald door de kenniscentra en kunnen per sector verschillen. Indien een zzp’er voldoet aan de gestelde eisen kan zijn bedrijf als leerbedrijf worden erkend. Het is dan ook niet zo dat er geen zzp’ers zijn die stages aanbieden. Wel geeft de organisatie ZZP Nederland aan dat zzp’ers geen werkgeversrisico’s aan zouden willen gaan. Dit kan het lastig maken om leerwerkbanen aan te bieden voor studenten. Zodra er sprake is van inkomen, een hiërarchische gezagsverhouding en werk, gaat het immers om arbeid en is er dus een arbeidsovereenkomst nodig die de rechtspositie van de werknemer waarborgt. Voor alle ondernemers gelden op dit punt dezelfde eisen. Wel zijn er voorbeelden waarbij meerdere zzp’ers gezamenlijk een leerwerkbaan aanbieden en zo de inspanningen die zijn verbonden aan het begeleiden van een bbl-student verdelen. Ik ben bereid om te onderzoeken of dergelijke samenwerkingsverbanden ervoor kunnen zorgen dat het eenvoudiger wordt voor zzp’ers om een stage of leerwerkbaan aan te bieden. Ik zal hier, mede naar aanleiding van de motie Van Meenen en Mohandis over stageplaatsen bij zzp’ers6, over in gesprek gaan met vertegenwoordigers van zzp’ers en de SBB.
Deelt u onze opvatting dat het belang van een stage zo groot is dat het onwenselijk is als we deze potentiele stageplaatsen onbenut laten? Zo ja, hoe wilt u kleine ondernemers en ZZP’ers stimuleren om een stagiaire in dienst te nemen?
Ik vind het belangrijk om ook in deze economisch zware tijden de instroom van jonge, goed opgeleide vakmensen te bevorderen. Dat kan enerzijds door te werken aan een hoge(re) kwaliteit van opleidingen binnen de school, en anderzijds fors in te zetten op het praktijkdeel van een opleiding binnen een bedrijf. Om leren op de werkplek mogelijk te maken en ook in de toekomst te behouden, moeten werkgevers kosten maken, bijvoorbeeld in de vorm van begeleiding, zodat deelnemers een mbo-diploma kunnen behalen. Op 1 januari 2014 treedt de subsidieregeling praktijkleren in werking. Deze regeling stimuleert werkgevers leerwerkplekken aan te (blijven) bieden en compenseert hen hiervoor. Voorheen konden zzp’ers geen gebruik maken van de fiscale tegemoetkoming. De subsidieregeling praktijkleren maakt het mogelijk dat nu ook zzp’ers, als erkend leerbedrijf, voor de subsidie in aanmerking kunnen komen.
Onderkent u de praktische bezwaren voor onderwijsinstellingen, zoals de Kamer van Koophandel die opmerkt, dat het voor hen «vaak gemakkelijker (is) om contact te onderhouden met een beperkt aantal grote bedrijven dan met veel kleine ondernemingen»? Zo ja, welke rol ziet u voor de kenniscentra om hier verandering in te brengen?
Ik kan me voorstellen dat het voor een onderwijsinstelling minder tijdrovend is om contact te onderhouden met een beperkt aantal grote bedrijven. In de praktijk zal een onderwijsinstelling echter ook met kleine ondernemingen goede contacten moeten onderhouden om voldoende stages te vinden. Kenniscentra kunnen hierbij helpen en dat gebeurt in de praktijk ook. Diverse kenniscentra hebben ervaring met kleine leerbedrijven en zzp’ers die gezamenlijk een opleidingsplek vormen en de begeleiding organiseren.
Zijn de uitkomsten van de stagebarometer van 20 juni al reeds bekend? Zo ja, hebben deze uitkomsten invloed op uw standpunt, zoals u dat hebt verwoord tijdens het algemeen overleg Macrodoelmatigheid5, dat versoepeling van de eisen die er worden gesteld aan stagebedrijven onwenselijk is?
Door de SBB en de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven is het afgelopen jaar hard gewerkt aan het stage- en leerbanenoffensief. De resultaten laten zien dat hiermee een groot deel van de knelpunten kan worden opgelost.
Ik ben dan ook geen voorstander van een versoepeling van de kwaliteitseisen die verbonden zijn aan de status van erkend leerbedrijf. De stage is een belangrijk onderdeel van een mbo-opleiding en het is daarom van groot belang dat de kwaliteit van stages wordt geborgd. Ik vind het belangrijk dat een student goede begeleiding krijgt in zijn eigen vakgebied. Een timmerman kan bijvoorbeeld niet de stagebegeleiding van een secretaresse op zich nemen. En verder vind ik het van groot belang dat een stage daadwerkelijk plaatsvindt op de arbeidsmarkt en er geen sprake is van een simulatie van de praktijk.
Het bericht ‘Prostituees uitgebuit vanuit woning’ |
|
Gert-Jan Segers (CU) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Prostituees uitgebuit vanuit woning»?1
Ja.
Is de toename van misstanden in de thuisprostitutie een indicatie voor de groei van gedwongen prostitutie of is de omvang en ernst van misstanden in Nederland altijd onderschat?
Uit de 8ste rapportage van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel (NRM), maar ook uit recente «slachtoffercijfers» van CoMensha en criminaliteitsbeeldanalyses, blijkt dat in de thuisprostitutie sprake is van ernstige misstanden. Mede doordat de aanpak van mensenhandel prioriteit heeft en politie, Openbaar Ministerie, gemeenten en andere instanties hier actief op inzetten komt aard en omvang van de misstanden steeds meer in beeld. Dat er meer zaken bekend zijn waarin mogelijk sprake is van mensenhandel wordt dus mede veroorzaakt door de aanpak van ketenpartners en actievere melding.
Zijn de bevindingen in het artikel niet tevens een gevolg van het ontbreken van een landelijke aanpak en verschil in gemeentelijk beleid? Zo ja, wanneer dient u het wetsvoorstel in tot wijziging van het bij de Eerste Kamer aanhangige wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche (Kamerstukken 32 211)?
Het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche is op 8 juli jl. in derde termijn behandeld in de Eerste Kamer. De motie van het lid Strik c.s.2 is op 9 juli jl. aanvaard. Ik bereid dientengevolge een novelle voor om de bepalingen inzake de registratieplicht voor prostituees en de vergewisplicht te schrappen uit het genoemde wetsvoorstel. Ik verwacht deze in het najaar te kunnen indienen bij uw Kamer. In het onderdeel van het wetsvoorstel over de landelijke uniforme vergunningverlening worden geen wijzigingen aangebracht, zodat er op essentiële onderdelen geen verschillen tussen gemeentes zullen zijn in de voorwaarden die aan seksbedrijven worden gesteld. De invoering van de uniforme vergunningplicht neem ik voortvarend ter hand.
Bent u bereid om snel met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) afspraken te maken om de oproep van de plaatsvervangend korpschef van de nationale politie, dat overheden meer «streetwise» moeten worden, concreet invulling te geven?
Er worden reeds diverse acties ondernomen die mede gericht zijn op het optimaal benutten van praktijkervaringen om misstanden in de seksbranche voortvarend en adequaat aan te pakken. In de Task Force Aanpak Mensenhandel wordt intensief samengewerkt door de diverse ketenparners om de integrale aanpak van mensenhandel te versterken. Bij die aanpak gaat het nadrukkelijk niet alleen om inzet van politie, Openbaar Ministerie en Koninklijke Marechaussee, maar ook om capaciteit van gemeenten, Regionale Informatie en Expertise Centra, de Inspectie SZW, de Belastingdienst, CoMensha en bijvoorbeeld Kamers van Koophandel en de hotelbranche. Zo is de Kamer van Koophandel (KvK) alert op signalen van mensenhandel en kan zij hiervan melding maken bij het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel. Ook kan de KvK in bepaalde gevallen inschrijving bij de KvK weigeren in geval van signalen van mensenhandel. Voorts heeft de samenwerking met de horecabranche, in verband met het voorkomen en signaleren van seksuele uitbuiting in de hotelbranche, in de afgelopen tijd een forse impuls gekregen. Zo heeft recent nog een symposium hierover plaatsgevonden, waarbij veel partijen vertegenwoordigd waren. Daarbij is ook de voorlichtingsfilm «Please disturb» voor hotelmedewerkers gelanceerd. Verder wordt bij het Openbaar Ministerie, de politie en de rechterlijke macht nadrukkelijk geïnvesteerd in expertise en specialisatie op het gebied van mensenhandelzaken.
Wat vindt u van de bevinding dat meer dan een derde van de aangetroffen vrouwen jonger was dan 21 jaar? Zou in de regelgeving niet ten spoedigste deze leeftijdsgrens moeten worden vastgelegd? Overweegt u nog andere maatregelen om dit aandeel omlaag te krijgen?
Het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche kent als voorwaarde voor registratie een leeftijd van 21 jaar. Met het vervallen van de registratieplicht zal langs andere weg worden geregeld dat de minimumleeftijd van prostituees wordt vastgelegd op 21 jaar.
Wat gaat u doen om makelaars en verhuurders «streetwise» te krijgen en juist ook in een tijd van toenemende leegstand scherp te laten zijn op illegale activiteiten in verhuurde panden?
De woningcorporaties zijn al vele jaren doende om illegale activiteiten in hun woningen te bestrijden. Zo nemen veel corporaties bijvoorbeeld deel aan wiet- of hennepconvenanten en werken zo samen met politie, energiebedrijven en gemeenten om de illegale wietteelt terug te dringen. Ook hebben nagenoeg alle corporaties verbodsbepalingen ter zake in hun huurcontracten opgenomen. In de grote steden ondernemen corporaties, veelal gezamenlijk met andere partijen, acties voor het opsporen van woonfraude en illegale activiteiten. Ook zijn veel corporaties in bezit van een meldpunt waar misstanden doorgegeven kunnen worden.
De Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM) heeft mij laten weten dat er ook vanuit de vastgoedsector initiatieven worden genomen om illegale activiteiten in verhuurde panden tegen te gaan. Zo heeft de NVM aan haar achterban «de NVM Woontoets» beschikbaar gesteld om malafide huurders zoveel mogelijk buiten de deur te houden. De makelaar kan met deze toets de identiteit en kredietwaardigheid van de potentiële huurder, koper of opdrachtgever onderzoeken en beoordelen. De NVM Woontoets wordt sinds 2012 gebruikt en blijkt effectief. Mocht blijken dat vrijwillige toepassing van de NVM Woontoets nog onvoldoende problemen oplost, dan overweegt de NVM haar leden deze screeningstool verplicht te laten hanteren bij verhuuropdrachten. Los van dit concrete instrument zet de NVM, waar mogelijk in samenwerking met politie, in op verdere bewustwording onder makelaars, via onder meer opleiding en trainingsmogelijkheden.
Hoe snel wordt er actie ondernomen als burgers/betrokkenen een melding bij meld-misdaad-anoniem doen met betrekking tot gedwongen prostitutie? Wordt de termijn van maximaal 24 uur altijd gehaald?
De Meld Misdaad Anoniem-meldingen worden direct doorgezet naar de politie. De politie neemt de melding direct in behandeling. Of, wanneer en op welke wijze actie op de melding wordt ondernomen is vanzelfsprekend sterk afhankelijk van de inhoud van de melding en of deze voldoende aanknopingspunten biedt voor vervolgstappen.
Is er voldoende capaciteit aanwezig bij opsporing en handhaving om de misstanden tegen te gaan en inzicht te krijgen? Wanneer verwacht u het inzicht te hebben?
Er wordt veel capaciteit ingezet om misstanden in de prostitutie tegen te gaan en inzicht te krijgen in de problematiek. De aanpak van mensenhandel heeft namelijk hoge prioriteit. Over een breed front worden mensen en middelen ingezet. Allereerst zijn ambitieuze doelstellingen op mensenhandel richtinggevend voor de betrokken diensten. Een voorbeeld daarvan is de doelstelling van verdubbeling van het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden 2009–2015. Ook is de Task Force Aanpak Mensenhandel zeer actief om de strijd tegen mensenhandel zo breed mogelijk te voeren onder andere door grootschalige integrale handhavingsacties in verschillende gemeenten (Amsterdam, Alkmaar, Den Haag) én inzet van gespecialiseerde teams en rechercheurs mensenhandel van de politie, gespecialiseerde officieren van justitie en gespecialiseerde rechters.
Verder komt dit tot uitdrukking in de geboekte resultaten. De resultaten zijn – over de hele linie bezien – zeer positief. Uit de laatste cijfers van de NRM blijkt onder andere dat – uitgaande van de cijfers over 2012 – sinds 2000 het grootste aantal mensenhandelzaken bij het OM is ingeschreven (namelijk 311). Ditzelfde geldt voor het aantal door het OM afgehandelde mensenhandelzaken (338 zaken). Het aandeel dagvaardingen voor mensenhandel binnen het totaal aantal door het OM afgehandelde mensenhandelzaken is in de periode 2008–2012 ongeveer gelijk gebleven (gemiddeld 70% variërend tussen de 65% in 2009 en de 73% in 2010). In lijn met voorgaande ontwikkeling heeft de rechter in eerste aanleg in 2012 de meeste mensenhandelzaken afgedaan (153). Het aandeel veroordelingen voor mensenhandel – dat in de periode 2004–2009 met 25% was gedaald – is zowel in 2010 als in 2012 weer flink toegenomen (naar 71%). Door het OM is mij onder andere gemeld dat in 2012 106 projectmatige onderzoeken naar criminele samenwerkingsverbanden op het terrein van mensenhandel en mensensmokkel door politie en OM in de regio’s zijn uitgevoerd (in 2011 waren dit er nog 76). Kortom, via een breed front aan menskracht en middelen worden mensenhandel en misstanden in de prostitutie intensief aangepakt.
Hoe vaak is inzake misstanden in de thuisprostitutie een melding van klanten ontvangen?
Uit de recente cijfers van Meld Misdaad Anoniem – mede in het verlengde van de Campagne «Schijn bedriegt» in opdracht van mijn ministerie – blijkt dat de meldingen over gedwongen prostitutie zijn gestegen met 76% sinds de start van deze campagne in juni 2012. De campagne richt zich onder andere op bezoekers van prostituees, die de signalen van mensenhandel kunnen herkennen. Bijna alle anonieme tips waren voor politieonderzoeken bruikbaar en 83% wordt in onderzoek genomen. Het is niet mogelijk om het aantal meldingen dat van klanten afkomstig is te benoemen, aangezien de aangevers bij Meld Misdaad Anoniem logischerwijs niet worden geregistreerd.
Bestaan er momenteel plankzaken bij het team mensenhandel? Zo ja, hoeveel?
De Dienst Landelijke Recherche van de Landelijke Eenheid heeft twee teams, die zich bijna fulltime bezighouden met mensenhandelzaken. Deze teams hebben geen plankzaken.
Het bericht dat verpleegkundigen vrezen voor hun baan |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat verpleegkundigen zich onzeker voelen over hun baan?1
Ja.
Kunt u verklaren waarom het aantal werkzoekenden onder verpleegkundigen is toegenomen? Zijn er mogelijk nog andere redenen voor deze stijging, naast de eventuele effecten van bezuinigingen?
Het aantal werkzoekenden onder verpleegkundigen is licht gestegen. Het percentage werkzoekenden op het totaal aantal werkzame verpleegkundigen is gestegen met ca 0,3% procentpunt. Fluctuaties van een dergelijke omvang zijn de afgelopen 10 jaar vaker voorgekomen. Mogelijke oorzaken voor een stijging van deze omvang zijn lastig te duiden.
Hoe staat het met het aantal openstaande vacatures voor verpleegkundigen in de zorg? Zijn daar ook ontwikkelingen in gunstige/ongunstige zin in te vermelden?
We hebben geen data voorhanden over het aantal openstaande vacatures voor verpleegkundigen. Het CBS heeft wel data over de vacaturegraad (het aantal vacatures op 1.000 banen) voor alle beroepen in de gezondheids- en welzijnzorg. De vacaturegraad is gedaald van 15 in 2011 naar 13 in 2012.
Spelen er op de arbeidsmarkt voor verpleegkundigen ook matchingsproblemen? Zo ja, wat kun u daaraan doen?
Op dit moment hebben we geen signalen ontvangen over mogelijke matchingsproblemen voor verpleegkundigen op de arbeidsmarkt. We hebben verschillende zorg- en onderwijspartijen gevraagd of zij knelpunten ervaren in de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt in de zorg. Na de zomer gaan we bekijken of deze inventarisatie aanleiding geeft om hier gezamenlijk actie op te ondernemen.
Onrust in de sociale werkplaats |
|
Sadet Karabulut |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de radiouitzending van Argos over onrust op sociale werkplaats Delta in Zutphen?1
Ik heb hiervan kennisgenomen.
Wat bedoelt u met dat «de sociale werkplaats blijft zoals die is, met dien verstande dat per 1 januari 2015 geen nieuwe instroom meer zal plaatsvinden»? Hoeveel arbeidsplekken moeten in de sociale werkvoorziening vanaf 2015 verdwijnen om aan de bezuinigingsdoelstelling te voldoen?
Daarmee bedoel ik dat er geen nieuwe instroom meer is vanaf 1 januari 2015, maar dat de Wsw van toepassing blijft op mensen die op 31-12-2014 een dienstverband hebben. Het aantal plekken zal daarmee geleidelijk afnemen tot nul (na 2050). Tegelijk bouwt het aantal plekken van de nieuwe voorziening beschut werk geleidelijk op (zie pagina 9 van de hoofdlijnenbrief Participatiewet van 21 december 2012 voor nadere toelichting, TK 2012/13, 29 817, nr. 98).
Deelt u de mening van Jos Verhoeven van de Start Foundation dat werkgevers helemaal niet zitten te wachten op mensen met een arbeidsbeperking voor een redelijk normaal tarief? Zo nee, waarom niet?
Ik weet niet in hoeverre de heer Verhoeven deze mening huldigt. Ik ben het ermee eens dat nog te weinig werkgevers mensen met een beperking in dienst hebben. Maar het is niet zo, dat werkgevers niet willen of niet bereid zijn stappen te zetten.
Het is de ervaring van sw-bedrijven dat mensen met een beperking goed tot hun recht kunnen komen bij gewone werkgevers. Sw-bedrijven investeren fors in het zoeken en geschikt maken van werkplekken en de begeleiding van werkgevers en werknemers. Bijna 30.000 van de ruim 100.000 mensen in de Wsw werkt bij een gewone werkgever. Het aantal mensen dat werkt bij gewone werkgevers is – ondanks de crisis – de afgelopen jaren gestegen.
Verder bewijst het sociaal akkoord dat werkgevers wel degelijk bereid zijn stappen te zetten (zie hoofdlijnenbrief van 27 juni 2013 over de vormgeving van de Participatiewet en het quotum na de totstandkoming van het sociaal akkoord).
Deelt u de mening van een voormalig lid van de ondernemingsraad van Delta dat vooruitgelopen wordt op nieuwe wetten en regels? Zijn de spanningen inderdaad toegenomen met de komst van een nieuwe directeur, die een hoger salaris verdient dan de burgemeester? Welke gevolgen heeft dit gehad voor de medewerkers van sociale werkvoorziening Delta behalve het afschaffen van de Sinterklaasviering?
Ik kan voor dit specifieke geval niet beoordelen welke maatregelen op grond waarvan zijn getroffen. In algemene zin geldt dat SZW de afgelopen jaren heeft uitgedragen dat de sw-sector herstructurering behoeft, inkomsten kunnen omhoog en kosten omlaag, meer mensen kunnen bij reguliere werkgevers via detachering of begeleid werken aan de slag. Het is goed mogelijk dat ook dit bedrijf bezig is met herstructurering en herpositionering. Het is positief als gemeenten en sw bedrijven zich richten op de toekomst en de benodigde herstructurering.
Al in 2009 is bij Delta, met instemming van de 5 betrokken gemeenteraden, de koers ingezet om zo veel mogelijk sw-medewerkers op een reguliere werkplek te plaatsen. De directeur heeft van het bestuur de opdracht gekregen deze transitie door te voeren. Dit is van belang om ook in de toekomst goede begeleiding te kunnen blijven bieden aan mensen met een beperking.
Ik constateer uit de berichtgeving dat de veranderingen, die dit voor sw-personeel betekent, de nodige spanning hebben gegeven. In 2011 heeft dit binnen Delta geleid tot een verstoorde relatie tussen directeur en OR (zie ook antwoord op vraag 5).
De spanningen staan los van de komst van de nieuwe directeur en zijn salaris, zo heeft de gemeente Zutphen mij laten weten. De directeur van Delta is na een gebruikelijke sollicitatieprocedure geselecteerd op basis van zijn kennis en kwaliteiten. Het salaris voor deze functie past volgens de gemeente binnen de geldende normen.
Klopt het bericht dat mails en correspondentie van de ondernemingsraad zijn gecontroleerd door de directie en dat mediation 200.000 euro heeft gekost?
Ik heb hierover navraag gedaan bij de gemeente Zutphen. Mij is aangegeven dat de kosten van mediation € 56.000,– bedroegen. Daarnaast zijn er, ten gevolge van het conflict met de OR, juridische kosten gemaakt doordat de ondernemingsraad zich juridisch liet bijstaan. Na de mediation is weer constructief overleg met de OR mogelijk zonder juridische advisering, zo meldt de gemeente.
Heeft de inspectie SZW onderzoek gedaan naar de arbeidsomstandigheden bij Delta in Zutphen? Zo nee, zou u bereid zijn om hiernaar onderzoek te laten verrichten?
Ja, de inspectie SZW heeft onderzoek gedaan. Dat betrof onderzoek naar toezicht op (veilig) gedrag en machineveiligheid. Overigens geldt dat werknemers een klacht kunnen indienen bij de Inspectie SZW als ze weten of vermoeden dat hun werkgever zich niet aan de wet houdt. De Inspectie zal daarop onafhankelijk een onderzoek doen. Er is geen aanleiding voor additioneel nader onderzoek.
Hoeveel mensen zijn wanneer gedetacheerd vanuit Delta naar de Westrik Groep? Zijn deze werknemers nog altijd gedetacheerd bij de Westrik Groep? Zo ja, komen deze werkers ook in dienst van het bedrijf, op welke termijn? Zo nee, waarom niet? Hoe zit het met de verloningsconstructie van de werknemers?
Uit informatie van de gemeente Zutphen komt het volgende naar voren: Bij Westerik Groep is in eerste instantie een groep van 7 medewerkers gedetacheerd. Deze groep betrof sw-medewerkers met een relatief grote afstand tot de reguliere arbeidsmarkt, zich uitend in gedragsproblematiek. In de praktijk bleken enkele van deze medewerkers niet goed te passen op de nieuwe werkplek. Dit had verschillende achtergronden variërend van toegenomen gezondheidsklachten tot ongeschiktheid voor de minder beschutte omgeving of onvoldoende werknemersvaardigheden. Het aantal bij Westerik gedetacheerde medewerkers is weer aangevuld tot 7. Vanuit Delta blijft er een consulent betrokken om waar nodig te bepalen of extra begeleiding wenselijk is.
Het sw-bedrijf ontvangt een vergoeding voor de geleverde werkzaamheden, rekening houdend met de beperkingen van deze mensen. Zolang de detachering succesvol verloopt, is er voor de werkgever geen aanleiding de detachering te beëindigen.
Het bericht 'NOM wil bemiddelaar om PPG te redden' |
|
Mariëtte Hamer (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM) een bemiddelaar wil om het glasvezelbedrijf PPG te redden?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het feit dat de directie van PPG dreigt met sluiting van de fabriek omdat de vakbonden dreigen met acties?
Volgens recente berichtgeving hebben de directie van PPG en FNV Bondgenoten met elkaar om de tafel gezeten om tot een oplossing te komen. Dit hebben zij gedaan na bemiddeling door de Commissaris van de Koning in Drenthe, Jacques Tichelaar. De gesprekken hebben geleid tot een principeakkoord. Ik heb vernomen dat vakbondsleden dit eerste akkoord met een nipte meerderheid hebben afgewezen. Vervolgens hebben partijen nieuwe voorstellen gedaan om tot een oplossing te komen. Op het moment van schrijven is er sprake van een nieuw akkoord tussen PPG en FNV Bondgenoten waarmee de leden inmiddels hebben ingestemd. Hiermee zijn de dreiging van sluiting of acties van de bonden nu van de baan.
Wat vindt u van het feit dat de directie een alternatief besparingsplan, opgesteld door het personeel en de vakbonden, weigert te bespreken?
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, zijn beide partijen de afgelopen tijd met elkaar in gesprek gegaan en via bemiddeling tot een oplossing gekomen.
Wat kunt en wilt u doen om te zorgen voor werkbehoud van het personeel van PPG?
Voor het werkbehoud van het personeel van PPG en voor de werkgelegenheid in de regio is het van belang dat partijen gezamenlijk tot een oplossing zijn gekomen. Het personeel is hierbij ondersteund door de betrokken vakbonden. De Commissaris van de Koning is betrokken als bemiddelaar. Daarnaast is de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM) betrokken in het kader van de werkgelegenheid in de regio. De NOM, waarvan het ministerie van Economische Zaken naast de provincies Friesland, Groningen en Drenthe mede-aandeelhouder is, kan medewerking verlenen waar opportuun en binnen de mogelijkheden die zij daarvoor heeft.
Bent u bereid contact op te nemen met de NOM, de vakbonden en de directie van PPG, om bij te dragen aan een bemiddelingspoging?
De onderhandelingen tussen de directie van PPG en FNV Bondgenoten betreffen in eerste aanleg een private aangelegenheid en hebben intussen tot een goede uitkomst geleid. Nu er sprake is van een akkoord is er geen aanleiding voor verdere acties.