Het bericht "13 duizend euro voor cursus 'Digitaal leiderschap' |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Peter Oskam (CDA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «13 duizend euro voor cursus «Digitaal leiderschap»»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat op deze wijze invulling wordt gegeven aan de aanbeveling van de commissie «Project X» Haren, om ambtenaren een slag te laten maken op het gebied van social media? Hoe beoordeelt u in dit verband het feit dat een van de docenten van de cursus zelf deel uitmaakte van de commissie «Project X» Haren?
De Commissie heeft haar werk afgerond en het rapport opgeleverd. De kennis die uit het onderzoek voortvloeit kan dan ook, uiteraard binnen de grenzen van de wet, door andere partijen verder verspreid worden. Het is daarbij uiteraard niet zo dat ambtenaren verplicht zijn deel te nemen aan een cursus omdat deze de aanbeveling van een commissie, die met overheidsgeld is gefinancierd, volgt. Het is aan de overheid en betrokken ambtenaren zelf om de afweging te maken welke cursussen gevolgd (dienen) te worden en door wie.
Hoe beoordeelt u in het algemeen het commercieel uitbaten van onderzoek dat uit publieke middelen is gefinancierd?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe gaat u ervoor zorgen, dat ambtenaren meer kennis en ervaring opdoen met betrekking tot social media, zonder dat zij aangewezen zijn op onderhavige dure leergang? Op welke wijze kan daarbij gebruik gemaakt worden van het rapport van de commissie «Project X» Haren en de onderliggende stukken, die al openbaar zijn?
Dit is onderdeel van het reguliere onderwijsaanbod.
Het bericht 'Asscher's hypocriete waarschuwing tegen EU-arbeidsmigranten' |
|
Machiel de Graaf (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Asscher waarschuwt EU over arbeidsmigratie»?1
Ja.
Hoe duidt u het gegeven dat Polen, Roemenen en Bulgaren nu al meer dan 2x vaker verdachte zijn van criminaliteit en oververtegenwoordigd zijn in de bijstand?
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) publiceert cijfers over onder meer het relatieve aantal aangehouden verdachten en het relatieve aantal uitkeringsgerechtigden, onderverdeeld naar het land van herkomst.
De criminaliteitscijfers betreffen het aantal aangehouden verdachte personen per 10.000 in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) voorkomende inwoners van dezelfde bevolkingsgroep. Uit de voorlopige gegevens van het CBS over 2012 blijkt een relatieve oververtegenwoordiging van het aantal in Nederland aangehouden verdachten met Polen, Roemenië of Bulgarije als land van herkomst ten opzichte van het gemiddelde, maar geen verdubbeling.2 Dit gegeven dient echter om meerdere redenen te worden genuanceerd. De CBS-cijfers betreffen alle categorieën misdrijven tezamen; op basis daarvan zijn moeilijk conclusies te trekken. Verder staan veel EU-migranten niet in het GBA geregistreerd, terwijl het CBS het aantal verdachten refereert aan het aantal GBA-geregistreerden in een groep. Bovendien zijn deze arbeidsmigranten veelal jonge mannen en het is algemeen bekend dat vooral jonge mannen strafbare feiten plegen Een aanpak die specifiek is gericht op (vermogens-)criminaliteit gepleegd door personen uit Midden- en Oost- Europa is beschreven in de brief aan uw Kamer van 26 maart 2012 over mobiele bendes uit deze regio.3
Zoals ik u in mijn brief van 7 maart jl. meldde, was de stijging van het uitkeringsgebruik in lijn met de toename van het totaal aantal migranten.4 Dit belet het kabinet echter niet zich te blijven inspannen om een aanzuigende werking van het Nederlandse stelsel te voorkómen. Daartoe zal ik (zie mijn brief van 10 juli jl.5) per 1 oktober a.s. in Rotterdam een pilot starten om te voorkómen dat bijstand wordt uitbetaald in die situaties waarin achteraf zou blijken dat het verblijfsrecht eindigt als gevolg van het uitbetalen van de bijstand. Deze pilot heeft tot doel om een landelijk uitrolbare werkwijze te ontwikkelen, waarbij de IND, in het geval er redelijke twijfel is of het beroep op de bijstand gevolgen heeft voor het verblijfrecht, toetst of het verblijfsrecht dient te worden beëindigd. Het wetsvoorstel dat dit moet regelen is thans in voorbereiding.
In hoeverre deelt u de visie dat de aanstaande immigratiegolf uit Roemenië en Bulgarije moet worden tegengehouden; helemaal gezien de massawerkloosheid die dit kabinet heeft veroorzaakt?
Vrij verkeer van werknemers is een verworvenheid van de Europese Unie en draagt bij aan een positieve economische ontwikkeling van zowel Europa als van Nederland. Dit laat onverlet dat wij onze ogen niet sluiten wanneer ten gevolge van een toename van het aantal arbeidsmigranten maatschappelijk onwenselijke situaties ontstaan. Daarom zet het kabinet met kracht het ingezette beleid voort in het kader van het project EU-arbeidsmigratie. Dit betreft maatregelen zoals de aanpak van malafide uitzendbureaus en van schijnconstructies, het bevorderen van het leren van de Nederlandse taal en het faciliteren van goede huisvesting.
Het kabinet anticipeert tevens op het wegvallen van de verplichting van een tewerkstellingsvergunning vanaf 1 januari 2014 voor Roemenen en Bulgaren en organiseert daarom samen met gemeenten (met Den Haag, Rotterdam, Westland als voortrekkers) op 9 september een bestuurlijke top om deze openstelling in goede banen te leiden. Tijdens deze top zal ik behalve met gemeenten tevens spreken met werkgevers- en werknemersorganisaties, migrantenorganisaties en met de Roemeense minister van Arbeid, Familie, Sociale Bescherming en Ouderen. Naast de focus op de uitvoering en handhaving van al eerdere genomen maatregelen, worden tijdens deze top ook nieuwe aanvullende maatregelen besproken.
Ziet u inmiddels in dat de beslissing om de tewerkstellingsvergunning voor Polen af te schaffen een meer dan domme beslissing is geweest die, zoals de PVV-fractie destijds al aangaf, velen in Nederland in de ellende heeft gestort? Zo neen, waarom niet?
In 2004 trad Polen toe tot de Europese Unie en sinds 2007 is er sprake van vrij verkeer van werknemers tussen Polen en Nederland. Het aantal Polen dat naar Nederland is gekomen is sinds die tijd sterk gestegen. Die toenemende stijging van het aantal migranten en de daarbij behorende knelpunten waren aanleiding om het eerder genoemde project EU-arbeidsmigratie te starten. Sindsdien is er veel gebeurd om de toestroom van EU-migranten in goede banen te leiden.
Bent u bereid alles in het werk te stellen om de grenzen ook na 1 januari 2014 voor Roemeense en Bulgaarse arbeiders gesloten te houden, en de tewerkstellingsvergunning voor Polen opnieuw in te voeren, of huilt u slechts krokodillentranen?
Op basis van de Toetredingsakkoorden kan een lidstaat van de Europese Unie (onder voorwaarden) beperkingen stellen aan het vrij verkeer van werknemers met nieuwe lidstaten. Nederland heeft deze mogelijkheid volledig benut. Uiterlijk per 1 januari 2014 geldt op grond van de toetredingsverdragen vrij verkeer van werknemers met Bulgarije en Roemenië. Na deze datum kunnen geen beperkingen meer worden gesteld aan het werknemersverkeer.
Het bericht dat steeds meer jongeren gratis stage lopen |
|
Paul Ulenbelt |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Gratis stagiair (m/v) zoekt plek»?1
Ik verwijs u daarvoor graag naar de antwoorden op de onderstaande vragen.
Wat is uw reactie op de opmerking van de voorzitter van FNV Jong dat door het aannemen van gratis stages schijnwerkloosheid gecreëerd wordt? Betekent dit dat het echte werkloosheidspercentage onder jongeren nog hoger is dan 17%?
Het is bekend dat het werkzoekenden momenteel extra moeite kost om een geschikte baan te bemachtigen. Voor pas afgestudeerde jongeren zonder werkervaring geldt dat nadrukkelijker. Bezien vanuit dat perspectief is het denkbaar dat deze jongeren alternatieve oplossingen aangrijpen om werkervaring op te doen, hun kennis actueel en op peil te houden en daarmee fit te blijven voor de arbeidsmarkt. Er zijn ook jongeren die in plaats van een onbetaalde stage, vrijwilligerswerk verrichten om werkervaring op te doen. Ook vrijwilligerswerk is onbetaald. Veel jongeren die deze stages aannemen geven ook aan dat zij hiermee hun uiterste best doen om zo min mogelijk een beroep te doen op een bijstandsuitkering.
Organisaties en bedrijven zijn niet verplicht om een stagevergoeding te betalen. Meestal wordt het echter wel gedaan, zeker bij grotere organisaties. De gemiddelde stagevergoeding van een tweede- en derdejaars hbo-student ligt daarbij tussen € 136 tot € 227 bruto per maand, voor een afstudeerstage op hbo-niveau tussen € 227 tot € 363 bruto per maand, en op academisch niveau tussen € 227 tot € 454 bruto per maand.
Voor het werkloosheidspercentage onder jongeren maakt een eventuele verschuiving van stageplekken voor studenten naar stageplekken voor afgestudeerde jongeren in principe geen verschil. Een mogelijk hogere werkloosheid onder studenten als gevolg van een verminderd aantal stageplekken, kan worden weggestreept tegen een lagere werkloosheid onder afgestudeerde jongeren als gevolg van een grotere (stage)werkgelegenheid voor hen.
Deelt u de mening dat onbetaalde stages voor reeds afgestudeerde jongeren zorgen voor oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt, waardoor er verdringing ontstaat? Zo nee, waarom niet?
Er is geen sprake van verdringing omdat het doorgaans gaat om additionele plaatsen. Deze plekken komen niet tot stand als de werkgever geen stagiair heeft.
Kunt u motiveren waarom werkgevers reeds afgestudeerde jongeren die een onbetaalde stage lopen niet het wettelijk minimumloon hoeven uit te betalen? Zo nee, wat gaat u eraan doen om te zorgen dat iedere werkgever zijn werknemers minimaal het wettelijk minimumloon uitbetaalt?
Voor het verrichten van een stage is het van essentieel belang dat een stagiair zich duidelijk onderscheidt van een «gewone werknemer». De werkzaamheden van een gewone werknemer zijn hoofdzakelijk van productieve aard, gericht op het maken van omzet, winst of het behalen van doelen (etc.). Bij een stagiair staat het leeraspect centraal. Als er sprake is van een stage is betaling van het minimumloon niet vereist. Er is evenmin een verplichting om de stagiair een vergoeding te betalen in het kader van een stage-overeenkomst en er geldt dat uitsluitend een vergoeding moet worden betaald als dit opgenomen is in de cao waaronder de betrokkene valt.
Deelt u de mening van de voorzitter van FNV Jong dat bedrijven die geen vergoeding betalen aan afgestudeerde jongeren aangepakt moeten worden? Zo ja, wat houdt het aanpakken precies in? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven wordt toegelicht zijn organisaties en bedrijven niet verplicht een stagevergoeding te betalen en is betaling van het minimumloon niet vereist.
Deelt u de zorgen van de Landelijke Studenten Vakbond dat door de vele onbetaalde stages jongeren die nog bezig zijn met hun opleiding meer moeite hebben met het vinden van een stageplek? Zo nee, waarom niet?
Ik begrijp de zorgen omtrent studenten die nog in opleiding zijn en hierdoor mogelijk meer moeite hebben om een stageplek te vinden. Ik vind het daarom positief dat de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) sinds januari 2013 het succesvolle stage- en leerbanenoffensief heeft geïntensiveerd. Mirjam Sterk, Ambassadeur Aanpak jeugdwerkloosheid, en de SBB trekken sinds kort samen op om het offensief nog meer aandacht te geven. Scholen zijn opgeroepen stagetekorten te melden via het Meldpunt stagetekorten, waardoor knelpunten inzichtelijk zijn en worden aangepakt.
Berichten dat vrijwilligerswerk ouderen aan een nieuwe baan kan helpen |
|
Grace Tanamal (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Vrijwilligerswerk helpt oudere aan nieuwe baan»?1
Ja.
Herkent u de conclusie van het daarin aangehaalde onderzoek van de Ouderenombudsman omtrent de rol en betekenis van vrijwilligerswerk bij het vinden van een (nieuwe) baan?
Ik onderschrijf dat ook vrijwilligerswerk werkzoekenden kan helpen bij het vinden van betaald werk. Het verrichten van vrijwilligerswerk biedt zingeving, meer structuur en ritme voor de werkzoekende. Daarnaast kan de betrokkene een zinvolle bijdrage aan de samenleving leveren en het vrijwilligerswerk kan ook leiden tot een breder netwerk. En zoals bekend vinden veel werkzoekenden via hun eigen netwerk een betaalde baan.
Herkent u voorts de daarin getrokken conclusie dat de overheid «een heel onvriendelijke houding» aanneemt ten opzichte van vrijwilligerswerk? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om een en ander te veranderen, mede gelet op de positieve rol die vrijwilligerswerk volgens velen kan spelen bij het vinden van een (nieuwe) baan?
Het is de taak van de gemeente om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te begeleiden naar regulier werk. Ook nu al is het mogelijk dat gemeenten het instrument vrijwilligerswerk benutten om iemand met een WWB-uitkering te activeren richting regulier werk. Ik ben van oordeel dat het huidige palet aan re-integratie-instrumenten voldoende is om mensen naar werk te begeleiden.
Bent u bereid het in bovenbedoeld artikel genoemde programma «vrijwilligerswerk voor betaald werk» te incorporeren in het beleid van de overheid ten aanzien van vrijwilligerswerk in relatie tot het vinden van een (nieuwe) baan? Zo ja, wanneer en op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van plan, bijvoorbeeld naar aanleiding van onderhavig artikel, het daarin genoemde onderzoek en deze vragen, te komen met een herijking van de rol en betekenis van vrijwilligerswerk als mogelijke route naar betaald werk? Zo ja, wanneer en op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid het hierboven onder vraag 4 genoemde programma c.q. de rol en betekenis van vrijwilligerswerk bij het vinden van een (nieuwe) baan te betrekken bij het momenteel door de Inspectiedienst SZW plaatsvindende onderzoek naar de praktijk van maatschappelijke tegenprestatie en reïntegratie in het kader van de WWB (Wet Werk en Bijstand) respectievelijk bij de «handvatten» die dat onderzoek moet opleveren? Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek van de Inspectie SZW, waarnaar u verwijst, is al enige tijd aan de gang en heeft, zoals met uw Kamer afgesproken en conform mijn brief aan uw Kamer van 5 juli 2013, betrekking op de wijze waarop gemeenten de tegenprestatie invullen. De verwachting is dat de Inspectie de resultaten in oktober zal opleveren. Daarnaast zal worden ingegaan op de aanpak «Work for the Dole» zoals die in Australië wordt vormgegeven, om te bezien hoe daar de tegenprestatie en vrijwilligerswerk met elkaar in verbinding worden gebracht. Na ontvangst van de bevindingen zal ik de Tweede Kamer hierover informeren. Daarnaast vallen vrijwilligerswerk en de tegenprestatie niet automatisch samen. Weliswaar kunnen de activiteiten inhoudelijk vrijwel gelijk zijn, maar de voorwaarden zijn verschillend. Bij vrijwilligerswerk is sprake van vrijwilligheid, terwijl bij een tegenprestatie sprake is van een plicht. En daarbij heeft de laatste niet persé tot doel de re-integratie van betrokkene, maar het verrichten van maatschappelijk zinvolle activiteiten als wederdienst voor het ontvangen van een uitkering.
De ex-bestuursvoorzitter van het Rode Kruis Ziekenhuis die een exorbitante vergoeding opstreek |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de ex-topvrouw, mevrouw Acampo, van het Rode Kruis Ziekenhuis (RKZ) in Beverwijk 435.000 euro kreeg aan vergoedingen en salaris?1
Ik vind het veel geld, ook al is het de optelsom van enkele elementen (salaris, afrekening lopende contractsverplichtingen en ontslagvergoeding). Deze kwestie stamt nog uit 2012. Inmiddels is per 1 januari 2013, de Wnt (wet normering topinkomens) in werking getreden. Voor arbeidsovereenkomsten die na de datum inwerkingtreding Wnt worden gesloten, gelden nu wettelijke normen.
Waarom betaalt het RKZ, dat op rand van faillissement staat, een ontslagvergoeding van ruim 113.000 euro? Wat is uw mening daarover?
Ik ga er van uit dat het RKZ niet meer betaalt dan juridisch gezien onvermijdelijk is. Dat heeft het RKZ desgevraagd ook beaamd. Een dergelijk kostenbewust beleid behoort altijd het uitgangspunt te zijn voor iedere organisatie.
Deelt u de mening dat het belachelijk is dat ruim 120.000 euro als «afwikkeling bezoldiging, vakantiedagen en vakantietoeslag» tot eind februari van 2013 is betaald aan mevrouw Acampo, terwijl het RKZ in 2012 een negatief resultaat boekte van 5 miljoen euro?2
Zie het antwoord op vraag 2.
Deelt u voorts de mening dat de diverse vergoedingen aan de ex-bestuursvoorzitter moeten worden teruggevorderd omdat zij medeverantwoordelijk is voor het ontslag van 160 medewerkers en voor de financiële problemen van het RKZ? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is aan de Raad van Toezicht van het RKZ om eventueel een aansprakelijkheidsprocedure te starten. Terugvordering is een vergaande actie. Die moet dan ook met zodanige argumenten kunnen worden onderbouwd dat die juridisch gezien hard genoeg zijn om dat met succes te kunnen eisen. Uit jurisprudentie blijkt dat dit niet zo eenvoudig is.
Op welke manier is de kwaliteit van zorg beïnvloed door het ontslag van 160 mensen?
Het RKZ meldt mij dat de kwaliteit van de zorg van het grootste belang wordt geacht. Omdat benchmarkgegevens uitwezen dat de personele bezetting bij het RKZ relatief hoog was (m.a.w.: in vergelijking met soortgelijke ziekenhuizen), heeft het RKZ geconcludeerd dat het mogelijk moest zijn op ook kwalitatief verantwoorde zorg te kunnen leveren met een kleinere formatie.
Hoe is het mogelijk dat het RKZ nog geen structurele oplossing heeft voor het terugbetalen van de miljoenenschuld? Hoe gaat dit worden opgelost zonder dat de kwaliteit en continuïteit van zorg of de banen van het personeel op de werkvloer in het geding komen?
Het oplossen van de schuldproblematiek vergt volgens het RKZ enige tijd. Het RKZ heeft in dat kader een overeenkomst met Achmea gesloten (waar andere verzekeraars zich aan geconformeerd hebben), die het – aldus het RKZ – mogelijk gemaakt heeft om een zorgvuldige oplossing rond de schuldenlast van RKZ te vinden. De overeenkomst biedt een rustperiode van twee jaar. Daarmee kan, nog steeds volgens het RKZ, voorkomen worden dat onder te grote tijdsdruk beslissingen worden genomen die achteraf suboptimaal blijken te zijn. Dit is naar mening van het RKZ in het belang van de patiënten en werknemers van het ziekenhuis.
Inmiddels heeft het RKZ het afgelopen jaar primair ingezet op een structurele verbetering van de exploitatie (met in achtneming van de randvoorwaarden voor patiëntveiligheid en kwaliteit), zie ook het antwoord op vraag 5. Parallel daaraan worden strategische opties verkend voor de langere termijn die de continuïteit van zorg zullen waarborgen. Het RKZ is van mening dat het bezig is een duurzame oplossing te vinden voor het financiële probleem. Hierover worden met tal van partijen gesprekken gevoerd.
Hoe gaat het RKZ de aangekondigde bezuiniging van 9,6 miljoen euro invullen en op welke wijze gaat dit nog verder ten koste van het personeel of de kwaliteit van zorg?
Het RKZ meldt dat het, net als ieder ander ziekenhuis, scherp op de kosten moet letten om zich aan te passen aan de wijzigende maatschappelijke vraag. De efficiencyslag die gemaakt wordt door op basis van benchmarkgegevens de personeelsformatie aan te passen, is daar een eerste stap voor. Verder zullen alle bedrijfsprocessen worden bekeken op mogelijkheden om die te optimaliseren. Het resultaat zal dan doelmatige en kwalitatief verantwoorde zorg zijn tegen normale kostenverhoudingen, aldus het RKZ.
Wat is de stand van zaken van de deal dat het RKZ uitstel van betaling heeft en verzekeraar Achmea invloed heeft op het bestuur en een lid in de Raad van Toezicht heeft?3
De samenwerkingsovereenkomst tussen Achmea en Rode Kruis Ziekenhuis behelst volgens Achmea in financiële zin uitstel van terugbetaling van de opbrengstverrekening voor de periode van 1 jaar, welke recent is verlengd tot 1 september 2014. Overigens hebben ook andere betrokken verzekeraars meegewerkt aan deze financiële regeling.
Wat is exact de invloed van zorgverzekeraar Achmea in het bestuur en het toezicht op het RKZ (geweest)?
De afspraak tussen het Rode Kruis Ziekenhuis en Achmea behelst dat Achmea tot 1 september 2014 een voordrachtsrecht heeft voor de meerderheid van de leden van Raad van Toezicht en voor de (voorzitter van de) Raad van Bestuur. Achmea zal en mag daarbij geen eigen werknemers of anderszins direct bij Achmea betrokken personen voordragen. De voordrachten mogen door het Rode Kruis Ziekenhuis geweigerd worden. De voorgedragen personen zitten zonder last en ruggespraak met Achmea in de Raad van Bestuur en Raad van Toezicht. Maar wel met de opdracht het Rode Kruis Ziekenhuis voor te bereiden op een nieuwe toekomst, inclusief herprofilering, herfinanciering en terugbetaling van schulden aan verzekeraars.
Hoe beoordeelt u uw antwoord van 27 juni 2012 op eerdere vragen dat het u niet bekend was «zorgverzekeraars die in de Raad van Bestuur of de Raad van Toezicht proberen te komen» terwijl Achmea en het RKZ dit zelf aan hebben gekondigd in mei 2012?4
Ik ga er van uit dat u met name doelt op het antwoord op vraag 4 van de genoemde vragenset uit 2012. Het ging in het ontkennende antwoord om de mogelijke situatie in het Ruwaard van Puttenziekenhuis. In de vraag is de verbinding gelegd «zoals bij het RKZ». Dat laatste duidt er op dat die informatie over het RKZ toen zowel bij u als ook bij mij aanwezig was.
Deelt u de mening dat, gezien het belang van onafhankelijkheid, het wenselijk is om de deal tussen Achmea en het RKZ zo snel mogelijk te beëindigen? Wat gaat u daarvoor doen?
Zoals u weet, vind ik verticale integratie tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders onwenselijk. Daarom heb ik een wetsvoorstel ingediend dat verticale integratie tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders verbiedt. Pas als dat wetsvoorstel is aangenomen, heb ik instrumenten om verticale integratie te voorkomen. Uit het antwoord op vraag 9 concludeer ik echter dat de afspraak met Achmea geen zeggenschap heeft opgeleverd over het RKZ en dus ook niet door het hierboven genoemde wetsvoorstel wordt geraakt.
Het bericht dat het UWV een ontslagvergunning heeft verleend aan thuiszorgorganisatie Sensire om 1.100 thuiszorgmedewerkers te ontslaan |
|
Mariëtte Hamer (PvdA), Otwin van Dijk (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Op welke termijn gaat u in gesprek met betrokken gemeenten en Thuishulp Sensire en wat is de inzet van dit gesprek?1
Ik ben op 26 augustus 2013 in gesprek gegaan met betrokkenen (bestuur, werknemers, ondernemingsraad en cliëntenraad van Sensire, vakbonden en wethouders). De inzet van het gesprek was om de problematiek te verkennen en te verhelderen opdat werknemers en cliënten van Sensire op korte termijn duidelijkheid kan worden geboden. Het waren allemaal nuttige gesprekken die me een goed beeld hebben gegeven van de situatie. Veel gehoorde wensen waren daarbij: het in stand houden van de vaak al langdurige werkrelatie tussen cliënt en werknemer, een zo groot mogelijk behoud van werkgelegenheid en het hanteren van fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden bij de overname van het personeel conform de cao.
Sensire heeft laten weten niet mee te gaan doen met de aanbesteding en dus niet te kunnen voldoen aan de wens van de medewerkers om het voorgenomen ontslag in te trekken. De gemeenten hebben toegezegd om de aanbestedingen voor de nieuwe contractsperiode in november te zullen afronden. Tevens hebben de gemeenten aangegeven te zullen streven naar een zo groot mogelijke zekerheid om de relatie tussen cliënt en hulpverlener in stand te houden. Gemeenten voeren hier een actieve regie op door bij de aanbesteding de aanbieders te verplichten aan te geven hoe zij willen bereiken dat zoveel mogelijk cliënten hun vertrouwde hulp kunnen houden.
Verder is nadrukkelijk aan de orde geweest dat de inzet is om werkgelegenheid in 2014 in de regio zoveel mogelijk in stand te houden. De beschikbare budgetten van de 7 gemeenten voor 2014 blijven nagenoeg gelijk en er liggen voorstellen aan de gemeenteraden om de basistarieven voor 2014 gelijk te houden ten opzichte van 2013.
Bent u bereid de Kamer te informeren over de uitkomsten van dit gesprek en op welke termijn kan de Kamer dit verwachten?
Zie het antwoord op vraag 1.
Verwacht u dat meer thuiszorgorganisaties de komende periode over gaan tot preventieve ontslagaanvragen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Allereerst wil ik ingaan op de terminologie »preventief ontslag». Ik versta onder «preventief ontslag» de situatie waarin een werknemer voor ontslag wordt voorgedragen omdat er voor een thuiszorginstelling onzekerheid bestaat over de uitkomst van een nieuwe aanbestedingsronde. In dat geval is de beleidslijn, op basis van de huidige regelgeving, dat UWV geen ontslagvergunning verleent omdat er geen zekerheid bestaat over het structureel vervallen van arbeidsplaatsen. Het gaat dan om gevallen waarin de thuiszorginstelling meedoet aan een aanbesteding. In het verlengde daarvan geldt dat evenmin een ontslagvergunning wordt verleend wanneer een thuiszorginstelling aangeeft van plan te zijn met een nieuwe aanbesteding mee te doen of daarover geen duidelijkheid geeft in de ontslagprocedure. Ook in die gevallen kan (nog) niet geconcludeerd worden dat er sprake zal zijn van een structureel verval van arbeidsplaatsen. Deze situaties moeten wel worden onderscheiden van een situatie waarbij een nieuwe aanbesteding bijvoorbeeld beperkter is in omvang dan het huidige contract en de thuiszorginstelling daardoor het personeelsbestand zal moeten inkrimpen (werkvermindering). In dat geval zal er wel sprake zijn van een structureel verval van arbeidsplaatsen en kan een ontslagvergunning (voor de overtollige werknemers) worden verleend. De hiervoor geschetste lijn benadrukt het belang van een tijdige aanbesteding door gemeenten om daarmee thuiszorginstellingen en hun medewerkers niet onnodig in onzekerheid te laten. Daar waar een tijdige aanbesteding uitblijft en er geen zicht is op de inhoud daarvan kan het een legitieme aanleiding zijn voor een thuiszorginstelling om toch maatregelen te willen nemen als de financiële risico’s als te hoog worden ingeschat. In dat geval zal UWV bij de toetsing van een ontslagaanvraag mede betrekken of daarvan sprake is in het licht van de afspraken die zijn gemaakt als het gaat om het overnemen van personeel en de beschikbare middelen voor de thuiszorg.
Het kan ook voorkomen dat een thuiszorginstelling besluit te stoppen met de bedrijfsactiviteiten en niet meedoet aan een nieuwe aanbesteding. Het stoppen met bepaalde bedrijfsactiviteiten is een keuze van de werkgever waar UWV niet in treedt. Er kunnen bij een gestelde bedrijfsbeëindiging echter aanwijzingen zijn dat de werkgever – al dan niet via een derde – de bedrijfsactiviteiten toch zal voortzetten. Als dat het geval is, zal UWV nadere vragen stellen en bij ontbreken van een bevredigend antwoord, de vergunning weigeren.
Gezien de hiervoor geduide lijn als het gaat om de beoordeling van ontslagaanvragen in de thuiszorg, verwacht ik niet dat thuiszorgorganisaties over zullen gaan tot de door u als preventief aangeduide ontslagaanvragen.
Bent u bereid met de sector in overleg te treden en te komen tot een convenant met afspraken om te voorkomen dat meer thuiszorgorganisaties over gaan tot preventieve ontslagaanvragen?
In het licht van het antwoord op vraag 3 heeft een convenant weinig meerwaarde. Ter voorkoming van onzekerheid bij cliënten en personeel wil ik gemeenten actief informeren over de noodzaak van tijdige aanbesteding.
Op welke termijn denkt u met afspraken te kunnen komen met de thuiszorgorganisaties om te voorkomen dat meer thuiszorgorganisaties over gaan tot preventieve ontslagaanvragen?
Zie het antwoord op vraag 4.
Bent u bereid de Kamer direct na het maken van deze afspraken hierover te informeren?
Zie het antwoord op vraag 4.
De storing op de website van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) |
|
Anoushka Schut-Welkzijn (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van de berichten «Storing bij UWV-site Werk.nl»? «Werk.nl werkt nog steeds traag»? en «UWV gaf 3 miljard uit aan ict»?1 2 3
Ja.
Wat is uw reactie op de aanhoudende problemen met de bereikbaarheid van de website werk.nl van het UWV (die ook vandaag, 7 augustus 2013) wederom niet bereikbaar is?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van het lid Kooiman (2013Z15653).
Klopt de berichtgeving dat er vanaf 2002 ongeveer 3 miljard euro door het UWV is uitgegeven aan ICT? Zo nee, hoe groot is dit bedrag dan wel?
Het is juist dat in de periode 2002 t/m 2012 door UWV een bedrag van ongeveer € 3,1 miljard is uitgegeven aan ICT. De ICT-kosten van UWV laten over de jaren heen een dalende tendens zien.
Hoe verhoudt de 200 miljoen euro die volgens de jaarverslagen jaarlijks wordt uitgegeven aan automatisering zich tot de resultaten daarvan? In hoeverre is deze investering te vergelijken met de kosten die vergelijkbare overheidsinstanties en private instanties maken? Hoe wordt de prijs-/kwaliteitsverhouding van investeringen in ICT daar ervaren vergeleken met het UWV?
ICT is voor een grootschalige administratieve dienstverlener als UWV een vitaal productiemiddel. Zonder ICT zou UWV zijn brede takenpakket onmogelijk kunnen uitvoeren binnen de beschikbare financiële kaders. Efficiency operaties om taakstellingen te kunnen behalen, zijn de voornaamste aanleiding van vergaande digitalisering, maar ook aanpassingen in wet- en regelgeving, de wens van de burger om digitale diensten af te nemen via één ingang en het behouden van het niveau van dienstverlening, leiden hiertoe. UWV is nu bijvoorbeeld in staat om meer dan 20.000 WW-aanvragen per week te verwerken en tijdig betaalbaar te stellen. Zonder digitalisering van processen zou dit niet lukken.
De automatiseringskosten van UWV bedroegen in 2012 € 235 miljoen. Daarbij gaat het zowel om exploitatielasten als ontwikkelkosten. De ontwikkelkosten hangen in belangrijke mate samen met noodzakelijke wijzigingen in wet- en regelgeving.
De ICT-uitgaven zijn ook nodig om substantiële besparingen (op de uitvoeringskosten) te realiseren. Ten opzichte van het jaar 2002 dalen de jaarlijkse uitvoeringskosten van UWV in de periode tot 2017 met ruim € 1 miljard. UWV heeft in 2009 benchmarkonderzoek laten doen naar de verhouding tussen ICT-kosten en de totale operationele kosten van vergelijkbare organisaties. De automatiseringskosten bedroegen toen € 324 miljoen. Vergeleken werd met publieke organisaties met aanzienlijke financiële activiteiten en een vergelijkbaar complexiteitsniveau in Noordwest Europa. Het benchmarkrapport signaleerde dat het aandeel operationele kosten 9% hoger lag dan van organisaties waarmee vergeleken is. De domeinen met relatief hogere kosten waren: rekencentrum, kantoorautomatisering en netwerken, en applicatiebeheer en onderhoud. Aan regie en service-integratie gaf UWV relatief weinig uit. Op basis van de benchmark heeft UWV nader onderzoek laten doen naar concrete besparingsmogelijkheden. Dit heeft geleid tot een ICT- besparingsprogramma met een doelstelling van € 133 miljoen (ten opzichte van het kostenniveau in 2010). Hiervan zal eind 2013 al ca. € 100 miljoen zijn gerealiseerd.
Kunt u aangeven hoeveel mensen er door het UWV telefonisch geholpen zijn en welke extra kosten dit met zich meebrengt?
Tijdens de periode van instabiliteit zijn 14.000 calls beantwoord. De kosten bedragen € 75.000.
Kunt u ook uiteenzetten hoe er wordt om gegaan met de boetes die uitkeringsgerechtigden opgelegd krijgen wegens het niet of te laat aanleveren van informatie in deze periode van storing? Hoe worden de uitkeringsgerechtigden hiervan op de hoogte gebracht?
Klanten zullen geen benadeling ondervinden als gevolg van de instabiliteit van Werk.nl. Er worden geen maatregelen opgelegd bij het niet kunnen voldoen aan verplichtingen door de instabiliteit. Op zaterdag 3 augustus hebben de werkmapgebruikers een e-mail ontvangen waarin is benoemd dat UWV rekening houdt met het feit dat het voor klanten niet altijd mogelijk is geweest om tijdig verantwoording af te leggen over hun taken. Ook is in deze e-mail aangegeven dat (verlopen) taken zo snel mogelijk worden verlengd, zodat de klant deze alsnog op tijd kan doorgeven en dat geen maatregel of boete opgelegd wordt als gevolg van het niet tijdig hebben kunnen afleggen van verantwoording.
Dinsdag 13 augustus is aan alle werkmapgebruikers een e-mail verzonden. Hierin is aangegeven dat vanaf 13 augustus de problemen met betrekking tot de bereikbaarheid van Werk.nl waren opgelost, waardoor de klant weer aan zijn verplichtingen kan voldoen. Ook is benoemd dat UWV in dezelfde week de einddata voor taken en sollicitatieactiviteiten zal verlengen, zodat de klant voldoende tijd heeft om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen. Overigens geldt dat vanaf 8 augustus de website weer volledig in de lucht was. Voor 8 augustus was het voor veel werkmapgebruikers, ondanks de instabiliteit waarvan overdag vaak sprake was, toch nog mogelijk om aanvragen WW-uitkering digitaal te blijven doen en sollicitatieactiviteiten te melden. In deze periode is 8% van de WW-aanvragen schriftelijk gedaan.
Hoe gaat u problemen met de website www.werk.nl in de toekomst structureel voorkomen en oplossen? Bent u bereid alternatieven voor deze website te overwegen? Bent u bereid hier de Kamer over te informeren?
De regering heeft in 2011 gekozen voor een beperking van het budget voor UWV Werkbedrijf. De taakstelling voor UWV Werkbedrijf wordt onverkort uitgevoerd. De keuze voor digitale dienstverlening is een beleidsmatige keuze waar de regering nog steeds achter staat. Dat neemt niet weg dat verbetering van digitale dienstverlening de hoogste prioriteit heeft.
Voor de periode tot 2015 zijn door de regering extra middelen ter beschikking gesteld aan UWV. Hiermee wordt UWV in staat gesteld alle WW-gerechtigden na drie maanden op te roepen voor een persoonlijk gesprek en worden op de vestigingen inloopmiddagen gerealiseerd om werkzoekenden persoonlijk te ondersteunen bij het werken met de digitale dienstverlening. Daarnaast heeft het kabinet extra middelen beschikbaar gesteld voor de dienstverlening aan 55-plussers en jongeren waarmee ook meer persoonlijke dienstverlening kan worden aangeboden.
Er is, anders dan tegen zeer hoge kosten, geen alternatief voor het verder ontwikkelen van digitale dienstverlening.
De Raad van Bestuur van UWV heeft besloten het ICT-platform waarop Werk.nl draait, te moderniseren. Dat zal ertoe leiden dat in 2015 een vernieuwd platform beschikbaar is voor de dienstverlening via internet. Door modernisering zal onder andere de capaciteit sterk worden vergroot en aangepast aan het steeds toenemende gebruik. De stabiliteit zal daardoor toenemen.
De zekerheid dat deze problemen in de toekomst niet meer voorkomen, is niet te geven. Wel wordt uiteraard al het mogelijke gedaan om problemen of hinder die dat kan opleveren, te voorkomen. Daarom zorgt UWV ervoor dat in geval van storingen alternatieve dienstverlening beschikbaar is vanuit het klantcontactcentrum en de werkpleinvestigingen. Klanten van UWV kunnen dan hun uitkeringsaanvraag op papier doen en wijzigingen schriftelijk melden. De termijnen van uitvoering van taken worden opgeschort. Klanten ondervinden er geen financieel nadeel van als zij als gevolg van de instabiliteit hun verplichtingen niet tijdig kunnen nakomen.
Het bericht dat er problemen zijn met de site Werk.nl |
|
Nine Kooiman |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Werk.nl niet goed bereikbaar»?1
De berichtgeving is correct. Werk.nl is van 29 juli tot 8 augustus niet goed bereikbaar geweest voor klanten van UWV. Vanaf 8 augustus is Werk.nl stabiel en laat het weer een goede performance zien.
Wat is de reden dat Werk.nl al meer dan een week niet of nauwelijks bereikbaar is? Wilt u een uitvoerige (technische) beschrijving geven van de storing? Wat krijgen bezoekers van werk.nl op hun beeldscherm te zien?
De instabiliteit van de afgelopen weken heeft zich voorgedaan na de release van Werk.nl in het weekend van 26 t/m 28 juli, gericht op onder meer het verbeteren van de klantgerichtheid van de digitale dienstverlening. Onderdeel van de release was het aanpassen van de menustructuur van Werk.nl. In de nieuwe menustructuur werd mogelijk gemaakt dat bepaalde doelgroepen (bijvoorbeeld WW-klanten) meer informatie op maat krijgen aangeboden op Werk.nl. Na doorvoering van de release bleek dat het ICT-platform onvoldoende kon omgaan met de belasting ten gevolge van de aanpassingen in de menustructuur. Gevolg was dat Werk.nl te zwaar werd belast hetgeen de instabiliteit heeft veroorzaakt. Dit deel van de release is daarop teruggedraaid. Klanten zijn door UWV via Werk.nl en uwv.nl gedurende de hele periode van instabiliteit van Werk.nl via een storingspagina geïnformeerd. Werk.nl was maandag 29 juli en dinsdag 30 juli onbereikbaar. Vanaf dinsdagavond 30 augustus was de site minder goed bereikbaar. Sinds donderdag 8 augustus is Werk.nl weer goed bereikbaar. De klanten zijn hierover geïnformeerd. Er vindt een evaluatie plaats van de release. Op basis daarvan zal UWV bezien hoe het risico van herhaling van de problemen die zich hebben voorgedaan kan worden verkleind.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat deze problemen in de toekomst niet meer voorkomen?
Het verbeteren van de website heeft de hoogste prioriteit. Verstoringen in de digitale dienstverlening zijn helaas nooit volledig te vermijden. De dienstverlening van UWV is voor een groot deel gedigitaliseerd. Dit brengt zowel voor de klant als voor UWV voordelen met zich mee, maar in geval van verstoringen ook nadelen. Digitalisering van de dienstverlening zal steeds verder toenemen, daarom acht ik het van groot belang dat het functioneert en dat klanten zo min mogelijk hinder ondervinden wanneer zich verstoringen voordoen.
Bij verstoringen stelt UWV een crisisteam in. Dit crisisteam stelt de Raad van Bestuur van UWV dagelijks op de hoogte van de ontwikkelingen. Een crisisteam wordt pas opgeheven als er zich gedurende vijf opeenvolgende werkdagen geen storingen hebben voorgedaan.
Gezien het tempo van de ontwikkeling is in 2011 bij aanvang van het traject van overgang op digitale dienstverlening in de uitvoeringstoets van UWV onderkend dat deze ontwikkeling risico’s en onzekerheden met zich mee zou brengen. Tot in 2015 is UWV bezig met het ontwikkelen van de digitale dienstverlening. De website Werk.nl wordt «verbouwd terwijl de winkel open is». Gedurende het proces wordt tegen technische fouten aangelopen. De ontwikkelingen gaan gepaard met storingen. Gelet op de omvang en complexiteit van de transitie houd ik er rekening mee dat deze zich tot in 2015 zullen blijven voordoen. Verbetering van de digitale dienstverlening is overigens een continu proces, dat ook na 2015 nog zal doorgaan. Uiteraard wordt al het mogelijke gedaan om problemen te voorkomen. De Raad van Bestuur van UWV heeft besloten het ICT-platform waarop Werk.nl draait te migreren naar een nieuw ICT-platform.
In geval van storingen wordt ervoor gezorgd dat alternatieve dienstverlening beschikbaar is vanuit het klantcontactcentrum en de werkpleinvestigingen. Klanten van UWV kunnen dan hun uitkeringsaanvraag op papier doen en wijzigingen schriftelijk melden. De termijnen van uitvoering van taken kan dan worden opgeschort. Klanten ondervinden er geen financieel nadeel van als zij als gevolg van de storingen of instabiliteit hun verplichtingen niet tijdig kunnen nakomen.
Kunt u de vragen over het onderzoek van FNV naar Werk.nl voor 14 augustus a.s. beantwoorden?2 Zo nee, waarom niet?
De vragen zijn op 22 augustus jongstleden beantwoord. Vanwege de vakantieperiode was het niet mogelijk de vragen voor 14 augustus te beantwoorden.
Wilt u een mail sturen aan alle gebruikers van Werk.nl dat zij tot nader order geen pogingen hoeven te doen om in te loggen en een mail sturen aan de gebruikers als Werk.nl weer functioneert? Zo nee, waarom niet?
Klanten zijn door UWV via Werk.nl en uwv.nl gedurende de gehele periode van de instabiliteit van Werk.nl via een storingspagina geïnformeerd. Vanaf woensdag 31 juli zijn klanten geïnformeerd over de mogelijkheden voor contact via het telefonie- of vestigingskanaal, al naargelang de behoefte van de klant.
Op zaterdag 3 augustus 2013 hebben de werkmapgebruikers van UWV een e-mail ontvangen waarin is benoemd dat UWV rekening houdt met het feit dat het voor klanten niet altijd mogelijk is geweest om tijdig verantwoording af te leggen over hun taken. Ook is in deze e-mail aangegeven dat (verlopen) taken zo snel mogelijk worden verlengd, zodat de klant deze alsnog op tijd kan doorgeven en dat geen maatregel of boete opgelegd wordt als gevolg van het niet tijdig hebben kunnen afleggen van verantwoording.
Dinsdag 13 augustus is opnieuw aan alle werkmapgebruikers een e-mail verzonden. Hierin is aangegeven dat vanaf 13 augustus de problemen met betrekking tot de bereikbaarheid van Werk.nl waren opgelost, waardoor de werkzoekende weer aan zijn verplichtingen kan voldoen. Ook is benoemd dat UWV in dezelfde week de einddata voor taken en sollicitatieactiviteiten zal verlengen, zodat de werkzoekende voldoende tijd heeft om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen. Werkzoekenden zullen met betrekking tot deze verplichtingen geen financieel nadeel ondervinden. Vanaf 8 augustus is de website weer volledig in de lucht. Vóór 8 augustus bleef het voor vrijwel alle werkmapgebruikers, ondanks de instabiliteit waarvan overdag vaak sprake was, mogelijk om de aanvragen WW-uitkering digitaal te blijven doen en sollicitatieactiviteiten te melden.
De reden dat werkmapgebruikers op 13 augustus (en niet op 8 augustus) een bericht kregen over de bereikbaarheid van Werk.nl is gelegen in het feit dat UWV pas na vijf storingsvrije dagen een storing formeel als opgelost aanmerkt.
Hoeveel mensen zijn bezig om de problemen met Werk.nl op te lossen? Zijn daar ook externen bij betrokken? Zo ja, wie en wat zijn de kosten daarvan?
Zowel bij UWV als bij de vaste leveranciers voor ontwikkeling en exploitatie van Werk.nl zijn mensen bezig geweest de problemen op te lossen. In totaal gaat het om enkele tientallen mensen.
De activiteiten van de leveranciers zijn uitgevoerd binnen bestaande raamcontracten. Een deel van de activiteiten die van belang waren voor het oplossen van de verstoringen, zijn reguliere activiteiten die onder basisdienstverlening vallen. Een deel betreft extra inzet van mensen en middelen die specifiek gefactureerd worden. De facturering vindt maandelijks plaats. De betreffende facturen zijn op dit moment nog niet ontvangen.
De dreigende sluiting van de sociale werkplaats in Groningen |
|
John Kerstens (PvdA), Henk Nijboer (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van de artikelen «Sluiting sociale werkplaats klap voor Oost-Groningen» en «Iedereen hier wil bij Wedeka horen»?1
Ja
In eerstgenoemd artikel wordt in het kader van de op stapel staande Participatiewet met betrekking tot de sociale werkvoorziening de term «sterfhuisconstructie» gebruikt; bent u het met die term eens? Deelt u de mening dat, zij het wellicht in aangepaste vorm, tegen de achtergrond van genoemde wet juist ook kansen biedt voor sociale werkplaatsen als schakel tussen mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en werkgevers? Indien dat laatste het geval is, bestaat dan ook bij u de bereidheid om een dergelijke overtuiging bij gelegenheid helder over het voetlicht te brengen?
Met mijn brief van 27 juni 2013 heb ik u geïnformeerd over de hoofdlijnen van de Participatiewet na de totstandkoming van het sociaal akkoord. Met de Participatiewet wordt de instroom van de Wsw met ingang van 1 januari 2015 afgesloten. Er kunnen dus geen nieuwe mensen meer op basis van de Wsw in de sw-bedrijven aan de slag gaan. Gelijktijdig krijgen gemeenten de beschikking over een nieuw instrumentarium (loonkostensubsidie en voorziening beschut werk) met bijbehorende middelen om mensen met een arbeidshandicap aan het werk te helpen. Het Rijk sluit daarbij geen sw-bedrijven. Gemeenten worden verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet en hebben het voortouw in het samen met de sociale partners invullen van de Werkbedrijven in de Werkkamer. Gemeenten kunnen daarbij gebruik maken van de expertise van de sw-bedrijven. Daarom wordt bij de implementatie van de Participatiewet de koepel van de sw-bedrijven Cedris expliciet betrokken.
Gaat u uitvoering geven aan de onlangs aangenomen motie (Kamerstuk 29 817, nr. 124) waarin u werd verzocht bij de invoering van de Participatiewet rekening te houden met regionale verschillen? Zo ja, op welke wijze? Bent u van mening dat bedoelde motie in ieder geval ook betrekking heeft op de situatie in Oost-Groningen?
Ja. Zowel bij de huidige als bij de toekomstige verdeling van de middelen in het Participatiebudget wordt rekening gehouden met regionale verschillen. De lokale/regionale arbeidsmarkt, de samenstelling van de gemeentelijke doelgroep en de samenstelling van het werknemersbestand Wsw worden «meegewogen» bij de te ontwikkelen verdeelsystematiek. Op deze wijze wordt ook rekening gehouden met de specifieke omstandigheden in regio Oost-Groningen. Over de vormgeving van de toekomstige verdeling ben ik met de VNG, Cedris en Divosa in overleg.
Het stimuleren van 'reshoring' en de mogelijkheden daarbij in het kader van de Participatiewet |
|
Mariëtte Hamer (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het artikel «Steeds meer bedrijven halen hun productie terug uit lagelonenlanden»?1
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
Deelt u de mening met de in bedoeld artikel, in navolging van wat ook de Pvda-fractie eerder heeft gesteld, gedane bewering dat «reshoring» (het terughalen van werkzaamheden naar Nederland) kansen biedt in het kader van de door het kabinet aangekondigde Participatiewet in die zin dat het (vaak) om werkzaamheden gaat die geschikt zijn voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt? Zo nee, waarom niet?
Bij «offshoring» besteden bedrijven vaak eenvoudige activiteiten uit aan het buitenland, vanwege de lagere loonkosten daar. Omgekeerd betekent dat, dat door «reshoring» er in Nederland meer banen komen voor laaggeschoold werk. Ik ben het er dus zeker mee eens dat «reshoring» kansen biedt in het kader van de door het kabinet aangekondigde Participatiewet.
Het kabinet beoogt met de Participatiewet zoveel mogelijk burgers te laten participeren, bij voorkeur via een reguliere baan. In het bijzonder is het beleid erop gericht om mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt en een arbeidsbeperking volwaardig mee te laten doen in de maatschappij. Deze mensen zijn vaker aangewezen op laaggeschoolde arbeid.
Er is recent een aantal aansprekende voorbeelden in de media verschenen, waarbij mensen uit de Sociale Werkvoorziening worden ingezet voor productiewerk dat voorheen nog in het buitenland werd gedaan. Zoals het Rotterdams metaalbedrijf Ferro-Fix dat de productie van ondergrondse afvalcontainers uit Polen terughaalde naar Nederland. Dit werk wordt nu gedaan door ruim honderd mensen uit de Sociale Werkvoorziening. Het Tilburgse bedrijf Capi wil de productie van tuinsierpotten binnenkort terughalen uit China. Het afvalbedrijf Sort, ook uit Tilburg, heeft zijn Poolse werknemers vervangen door mensen uit de Sociale Werkvoorziening.
Indien u de hierboven onder 2. gestelde vraag positief beantwoordt, bent u dan bereid in het kader van dan wel tegen de achtergrond van de Participatiewet aandacht te besteden aan «reshoring» c.q. maatregelen te overwegen die het terughalen van werkzaamheden (met name ook ten gunste van mensen op wie de Participatiewet van toepassing is) stimuleren? Zo ja, aan welke maatregelen denkt u dan?
De Participatiewet en «reshoring» versterken elkaar. De Participatiewet maakt het aantrekkelijk om productie in Nederland te laten plaatsvinden, door de loonkosten voor laaggeschoolde arbeid te verlagen. Hiertoe krijgen gemeenten met de Participatiewet instrumenten in handen om de arbeidsparticipatie van deze groep te bevorderen. De werkgever ontvangt een loonkostensubsidie om het verschil tussen de loonwaarde van de werknemer en het WML te compenseren. De werkgever betaalt het gewone loon (WML of het loon dat overeenkomstig de cao geldt). Andersom leidt «reshoring» tot betere kansen voor mensen die onder de Participatiewet vallen.
In het Sociaal Akkoord hebben werkgevers in de marktsector zich garant gesteld voor op termijn 100.000 extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking. De overheid zal garant staan voor 25.000 extra banen voor deze doelgroep. «Reshoring» kan eraan bijdragen om deze extra banen te genereren.
De genoemde voorbeelden van «reshoring» tonen aan dat juist gemeentes dit soort initiatieven goed kunnen ondersteunen. Het is bemoedigend dat dergelijke bedrijven ervoor kiezen om hun productie in Nederland te laten uitvoeren door mensen met een arbeidsbeperking. Bij de implementatie van de participatiewet gaat de Staatssecretaris van Sociale Zaken expliciet uitdragen welke kansen «reshoring» biedt voor het creëren van werkgelegenheid, met name voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
Ook voordat de Participatiewet in werking is getreden zijn er voor bedrijven al mogelijkheden om loonkosten te reduceren voor laaggeschoolde arbeid. Naast het maatwerk in de Wsw uit de voorbeelden, biedt de Regeling Cofinanciering Sectorplannen mogelijkheden tot loonkostensubsidie van het in dienst nemen van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Voor meer informatie hierover verwijs ik naar de antwoorden op Kamervragen van het CDA verderop in deze brief.
Natuurlijk is het zo dat de afweging van ondernemers om hun productie al dan niet in Nederland plaats te laten vinden, niet alleen afhankelijk is van de hoogte van loonkosten, maar van het vestigingsklimaat in het algemeen. Het kabinet wil zorg dragen voor een vestigingsklimaat dat kwalitatief tot de beste ter wereld behoort. Er wordt hard gewerkt aan het verbeteren van verschillende aspecten van het vestigingsklimaat, zoals de kwaliteit van de infrastructuur, de duurzame inzetbaarheid van de beroepsbevolking, het onderwijsniveau, het functioneren van de arbeidsmarkt en de kwaliteit van leven.
De totale afweging van kosten en baten van de vestigingslocatie kan worden berekend aan de hand van een «total cost of ownership» model. Voor meer informatie hierover verwijs ik naar de antwoorden op de Kamervragen van het CDA verderop in deze brief(Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 3202).
Het bericht dat het UWV een ontslagvergunning heeft verleend aan thuiszorgorganisatie Sensire om 1.100 thuiszorgmedewerkers te ontslaan |
|
Mariëtte Hamer (PvdA), Otwin van Dijk (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het bericht «Sensire mag 1.100 hulpen ontslaan»?1
Ja.
Kunt u aangegeven waarom het UWV een ontslagvergunning heeft verleend aan Sensire, terwijl met het sluiten van het zorgakkoord duidelijk is geworden dat er voor 2014 niets verandert en het werk waarschijnlijk gewoon blijft bestaan?
De ontslagvergunningen zijn verleend aan Thuishulp Sensire BV (verder: Thuishulp Sensire) op grond van bedrijfseconomische redenen, meer specifiek de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten per 1 januari 2014. Thuishulp Sensire is een onderdeel van Stichting Sensire, een instelling voor gezondheid, zorg en welzijn in de regio Achterhoek. Hierin zijn de activiteiten van Sensire op het gebied van de huishoudelijke hulp ondergebracht.
Thuishulp Sensire voert als reden voor de ontslagaanvraag aan dat de aanbestedingscontracten met de gemeenten aflopen en dat er onzekerheid is over een nieuwe aanbestedingsronde. Hierdoor dreigt naar hun oordeel een financieel risico per 1 januari 2014 als het werk wegvalt en de loonkosten doorlopen. Dat zou de continuïteit bedreigen van de gehele Sensire-organisatie. Gemeenten geven – aldus Thuishulp Sensire- geen duidelijkheid over hun beleid op dit vlak over 2014. Sensire heeft gemeend, gezien de duur van de opzegtermijnen, niet langer te kunnen wachten met de ontslagaanvraag om ontslag per 1 januari 2014 te kunnen effectueren. Op grond van voorgaande heeft Thuishulp Sensire besloten te stoppen met haar thuiszorgactiviteiten. Het is een afweging van de organisatie zelf welke keuzes zij maakt en op welke wijze ze daarbij anticipeert op mogelijke veranderingen en haar personeelsomvang aanpast binnen het kader van een doelmatige bedrijfsvoering. De werkgever moet zich wel verantwoorden tegenover UWV over de keuzes die hij maakt. Bij de beoordeling van de keuze als zodanig past een zekere mate van terughoudendheid.
In het algemeen geldt dat het UWV bij een ontslagaanvraag op bedrijfseconomische gronden toetst in hoeverre de bedrijfseconomische noodzaak aanwezig is. Daarbij dient de werkgever aannemelijk te maken dat er een bedrijfseconomische reden is om de arbeidsplaats van de werknemer structureel te laten vervallen, de juiste volgorde voor ontslag vast te stellen (afspiegelingsbeginsel) en aannemelijk te maken dat er geen mogelijkheden zijn tot herplaatsing binnen de bedrijfsvestiging of het bedrijf.
Gemeenten zullen voor 2014 met (nieuwe) aanbieders contracten afsluiten voor het uitvoeren van de huishoudelijke hulp. De besluitvorming hierover is nog gaande. Hierbij geldt de waarborg van artikel 10a Wmo, dat nieuwe aanbieders verplicht om met de oude aanbieders te overleggen over de overname van betrokken personeel. De gemeenten hebben de taak erop toe te zien dat dit overleg wordt gevoerd. Deze waarborg wordt verder versterkt door de aanvullende afspraken die werkgevers- en werknemersorganisaties in de algemeen verbindend verklaarde cao Verpleging Verzorgingstehuizen en Thuiszorg (VVT) hierover hebben gemaakt. In deze cao is geregeld dat nieuwe aanbieders verplicht zijn een arbeidsovereenkomst aan te bieden aan de werknemers tegen dezelfde cao-arbeidsvoorwaarden zoals die laatstelijk op die werknemers van toepassing waren bij de vorige aanbieder. Hiermee is het principe mens-volgt-werk zo goed mogelijk gewaarborgd. Overigens hebben de voorstellen tot hervorming van de langdurige zorg eerst effect in 2015. Het budget voor de huishoudelijke hulp blijft voor 2014 vrijwel gelijk en daarom zal in 2014 naar verwachting het grootste deel van de werkzaamheden voor de arbeidsmarkt behouden blijven.
Klopt het dat de vertegenwoordigers van de bonden in de ontslagcommissie van het UWV niet akkoord waren met het verlenen van een ontslagvergunning aan Sensire en dat de stem van de (vestigings)directeur van het UWV uiteindelijk doorslaggevend is geweest?
Elke ontslagaanvraag wordt door UWV voor advies voorgelegd aan een ontslagadviescommissie, waarin een werkgevers- en een werknemersvertegenwoordiger zitting hebben. In de casus van Sensire is een verdeeld advies gegeven door de ontslagadviescommissie aan UWV. UWV neemt vervolgens de beslissing, gehoord het advies van de ontslagadviescommissie.
Wat vindt u van het feit dat het UWV een ontslagvergunning heeft verleend, gelet op de in de vragen twee en drie geschetste context en de (wellicht) onnodige onzekerheid waar de thuiszorgmedewerkers nu in verkeren?
UWV heeft gehandeld met toepassing van de ontslag- en beleidsregels. De ontslagaanvraag is op grond van bedrijfseconomische redenen/bedrijfsbeëindiging getoetst. Het is niet aan mij om in deze afweging te treden. Het is aan de betreffende gemeenten om te voorzien in de continuïteit van de ondersteuning en tijdig daartoe één of meerdere aanbieders te contracteren, alsook om toe te zien op de naleving van de overlegplicht tussen nieuwe en oude aanbieder.
Bent u bereid om, ter uitwerking van het zorg- en sociaal akkoord en ter voorkoming van situaties als nu met Sensire, samen met werkgevers in de zorg en de vakbonden betere afspraken te maken in deze overgangssituaties?
De Wmo voorziet in dergelijke overgangssituaties. In artikel 10a is vastgelegd dat de nieuwe aanbieder in overleg treedt met de vorige aanbieder over de overname van het betrokken personeel. Hier ligt een rol voor de gemeenten om hierop toe te zien. Ook in de cao-VVT zijn op dit punt goede afspraken van sociale partners neergelegd.
Bij de herziening van de langdurige zorg wordt tevens -samen met de VNG en in overleg met betrokken partijen- gewerkt aan (onder meer) transitieplannen voor een goede overgang naar 2015.
Tot slot kan ik melden dat de staatssecretaris van VWS op korte termijn in contact zal treden met de betrokken gemeenten en Thuishulp Sensire.
Het bericht dat thuiszorgmedewerkers massaal ontslagen worden |
|
Paul Ulenbelt , Nine Kooiman |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Hoe oordeelt u over de werkwijze van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) dat een ontslagvergunning heeft afgegeven voor 1.100 thuiszorgmedewerkers? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Het UWV heeft ontslagvergunningen verleend voor 789 medewerkers met een vast dienstverband. Daarnaast zijn er 300 medewerkers met een tijdelijk dienstverband, waarvan het dienstverband van rechtswege eindigt. Voor hen hoeft geen ontslagvergunning te worden aangevraagd.
Kunt u toelichten met welke argumenten en afwegingen het UWV de ontslagvergunningen heeft verstrekt?
De ontslagvergunningen zijn verleend aan Thuishulp Sensire BV (verder: Thuishulp Sensire) op grond van bedrijfseconomische redenen, meer specifiek de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten per 1 januari 2014. Thuishulp Sensire is een onderdeel van Stichting Sensire, een organisatie voor gezondheid, zorg en welzijn in de regio Achterhoek. Hierin zijn de activiteiten van Sensire op het gebied van de thuishulp ondergebracht.
Thuishulp Sensire voert als reden voor de ontslagaanvraag aan dat de aanbestedingscontracten met de gemeenten aflopen en dat er onzekerheid is over een nieuwe aanbestedingsronde. Hierdoor dreigt naar hun oordeel een financieel risico per 1 januari 2014 als het werk wegvalt en de loonkosten doorlopen. Dat zou de continuïteit bedreigen van de gehele Sensire-organisatie. Gemeenten geven – aldus Thuishulp Sensire – geen duidelijkheid over hun beleid op dit vlak over 2014. Sensire heeft gemeend, gezien de duur van de opzegtermijnen, niet langer te kunnen wachten met de ontslagaanvraag om ontslag per 1 januari 2014 te kunnen effectueren. Op grond van voorgaande heeft Thuishulp Sensire besloten te stoppen met haar thuiszorgactiviteiten. Het is een afweging van de organisatie zelf welke keuzes zij maakt en op welke wijze ze daarbij anticipeert op mogelijke veranderingen en haar personeelsomvang aanpast binnen het kader van een doelmatige bedrijfsvoering. De werkgever moet zich wel verantwoorden tegenover UWV over de keuzes die hij maakt. Bij de beoordeling van de keuze als zodanig past een zekere mate van terughoudendheid.
In het algemeen geldt dat UWV bij een ontslagaanvraag op bedrijfseconomische gronden toetst in hoeverre de bedrijfseconomische noodzaak aanwezig is. Daarbij dient de werkgever aannemelijk te maken dat er een bedrijfseconomische reden is om de arbeidsplaats van de werknemer structureel te laten vervallen, de juiste volgorde voor ontslag vast te stellen (afspiegelingsbeginsel) en aannemelijk te maken dat er geen mogelijkheden zijn tot herplaatsing binnen de bedrijfsvestiging of het bedrijf.
Vindt u het wenselijk dat het UWV meedenkt met een werkgever om zoveel mogelijk risico’s af te dekken, terwijl er nog geen wet ligt die de bezuinigingen op de zorg regelt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is – zie ook het antwoord op vraag 2 – een afweging van de instelling zelf op welke wijze zij anticipeert op mogelijke veranderingen en vervolgens hun personeelsomvang aanpast. UWV heeft gehandeld in overeenstemming met de ontslag- en beleidsregels. De ontslagaanvraag is op grond van bedrijfseconomische redenen/bedrijfsbeëindiging getoetst.
U verwijst daarnaast naar de hervorming van de langdurige zorg. Deze voorstellen zouden moeten ingaan per 1 januari 2015 en zijn daarom meer voor de lange termijn.
Hoe oordeelt u over het bericht dat 1.100 thuiszorgmedewerkers ontslagen worden, terwijl het geld en werk volgende jaar beschikbaar blijven? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Gemeenten zullen ook voor 2014 met nieuwe aanbieders contracten moeten aangaan. Het budget voor de huishoudelijke hulp voor 2014 blijft vrijwel gelijk en daarom zal in 2014 naar verwachting het grootste deel van de werkzaamheden behouden blijven. Voor de overgang naar een nieuwe aanbieder geldt de waarborg van artikel 10a Wmo, dat nieuwe aanbieders verplicht om met de oude aanbieders te overleggen over de overname van betrokken personeel. De gemeenten hebben de taak erop toe te zien dat dit overleg wordt gevoerd. Deze waarborg wordt verder versterkt door de aanvullende afspraken die werkgevers- en werknemersorganisaties in de algemeen verbindend verklaarde cao Verpleging Verzorgingstehuizen en Thuiszorg (VVT) hierover hebben gemaakt. In deze cao is geregeld dat nieuwe aanbieders verplicht zijn een arbeidsovereenkomst aan te bieden aan de werknemers tegen dezelfde cao-arbeidsvoorwaarden zoals die laatstelijk op die werknemers van toepassing waren bij de vorige aanbieder. Hiermee is het principe mens-volgt-werk zo goed mogelijk gewaarborgd.
Herinnert u zich uw eerdere uitspraken waarin u aangaf dat u niet het beeld heeft dat de financiële haalbaarheid van zorgverlening in zijn algemeenheid in het geding is? Deelt u de mening dat deze ontslagen voorbarig zijn en dat er geen enkele reden bestaat om deze thuiszorgmedewerkers te ontslaan? Zo ja, wanneer gaat u ingrijpen? Zo nee, waarom niet?3
Ik herinner mij het antwoord dat ik heb gegeven in de antwoorden op Kamervragen van Kamerlid Leijten (TK 2012 -2013, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 2459). Het is een afweging van instellingen zelf op welke wijze zij anticiperen op (voorgenomen) wijzigingen in het overheidsbeleid en of en hoe zij hun personeelsomvang daarop willen aanpassen. Ik kan dergelijke afwegingen niet direct beïnvloeden. Wel zal ik met de betrokken partijen (gemeenten en Sensire) op korte termijn in contact treden om hun ervaringen te bespreken.
Om de gevolgen voor de arbeidsmarkt van de in het Regeerakkoord opgenomen maatregelen voor de AWBZ, Wmo en Jeugdzorg goed in kaart te brengen laat ik op verzoek van sociale partners momenteel een Arbeidsmarkteffectrapportage (AER) uitvoeren. Op basis van de uitkomsten van de AER zal bezien worden welke aanvullende maatregelen van arbeidsmarktbeleid gewenst zijn en eventueel ingezet kunnen worden. Hierover zal ik de Kamer in het najaar informeren.
Waarom keurt u het goed dat werkgevers vanwege financiële risico’s hun personeel massaal ontslaan, terwijl zorgverzekeraars en zorgaanbieders miljarden euro’s op de plank hebben liggen? Kunt u uw antwoord toelichten?4
De zorg is er bij gebaat dat degenen die er in acteren (zorgaanbieders én zorgverzekeraars) financieel zo gezond zijn dat ze continuïteit kunnen garanderen. Daarom heb ik er geen bezwaar tegen dat zorgaanbieders eigen vermogen opbouwen. Dat is immers belangrijk voor voldoende solvabiliteit, terwijl reserves ook voor bepaalde doelen kunnen worden aangehouden (zoals afschrijvingsreserves). Hierdoor kunnen zij ook zorg blijven leveren en bekostigen in tijden van financiële tegenwind. Bovendien kunnen zij zo investeringen doen die meer financiële slagkracht vergen dan de omzet van één enkel boekjaar.
Bent u bereid in te grijpen en te zorgen dat deze 1.100 ontslagen ongedaan worden gemaakt? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven, is het een afweging van de instelling zelf op welke wijze zij haar exploitatie inricht en hoe zij anticipeert op vooruitzichten. Het is niet aan mij om in deze afweging te treden.
Kunt u nu wel aangeven hoeveel mensen hun vertrouwde thuiszorgmedewerker verliezen? Wat is uw oordeel daarover?
Nee, dat is nu nog niet bekend. Dat hangt ondermeer af hoe de nieuw door de gemeenten gecontracteerde zorgaanbieders vanaf 2014 hun aanbod gaan inrichten en van het resultaat van het overleg tussen nieuwe en vorige aanbieder. Het budget voor de huishoudelijke hulp voor 2014 blijft vrijwel gelijk en daarom zal in 2014 naar verwachting het grootste deel van de werkzaamheden behouden blijven.
Bent u bereid om de thuiszorgmedewerkers die ontslagen worden en de mensen die straks geen zorg meer krijgen uit te leggen waarom zij hun zorg of baan verliezen en dit te danken is aan uw voornemens om te bezuinigen op de zorg? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Deze ontslagen zijn allereerst een afweging van de instelling in het licht van nieuwe contracten per 2014 in genoemde gemeenten. Voor wat betreft de transitie per 2015 heb ik de Kamer tijdens het notaoverleg van 6 juni ook toegezegd dat ik samen met betrokkenen transitieplannen ga opstellen. Het startschot daarvoor is gegeven op een startconferentie die 15 juli heeft plaatsgevonden. Ook de komende periode ben ik met betrokkenen hierover in overleg, waarbij ik ook aandacht zal geven aan overgangssituaties zoals nu bij Sensire. Ik streef er naar de Kamer medio oktober te informeren over deze plannen. Ook zullen er regionale transitieplannen opgesteld worden. Deze zullen in het najaar gereed zijn.
Tot slot zullen sociale partners een sectorplan opstellen ten behoeve van de overgang van werk naar werk als bedoeld in het onlangs gesloten Sociaal Akkoord. Zodra het plan geaccordeerd is, zal ik de Kamer hierover informeren.
Het persbericht van het asbestverwijderingsbedrijf ASB in Veenendaal met de kop “Specialisten luiden noodklok over misstanden in de asbestbranche |
|
Paul Ulenbelt |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het persbericht van het asbestverwijderingsbedrijf ASB over het luiden van de noodklok over misstanden in de asbestbranche?1
Ik heb kennis genomen van het persbericht van het asbestverwijderingsbedrijf ASB. In een eerder schrijven aan uw Kamer heb ik aangegeven dat de asbestsector een sector is waarin op het terrein van gezond en veilig werken nog veel te verbeteren valt. In de afgelopen periode is hieraan intensief gewerkt door mijn ministerie, in samenwerking met de betrokken partijen en door intensieve handhaving en toezicht door de Inspectie SZW. Ondermeer is de sanctionering door de Inspectie SZW verzwaard en is het aantal inspecteurs uitgebreid. De algehele conclusie dat controle op de branche volledig naar de overheid moet worden teruggebracht, onderschrijf ik niet en past ook niet in de visie van het certificatiestelsel waarbinnen een branche haar eigen verantwoordelijkheid op moet pakken. Bij concrete aanwijzingen van malversaties, van belangen-verstrengeling en van het bewust omzeilen of overtreden van regelgeving wordt door de Inspectie SZW opgetreden. Dit intensieve toezicht zet ik voort. Feitelijke signalen zoals van deskundigen neem ik bijzonder serieus en worden bij het toezicht betrokken. Om belangenverstrengeling effectief te bestrijden is een goede mix nodig van formele regelgeving en een daadkrachtige uitvoering binnen de branche. Hierbij moet gestreefd worden naar een juiste balans tussen het stellen van formele regels in de certificatieschema’s en het formuleren van normen waarbij de uitvoering haar verantwoordelijkheid oppakt. Dit streven zet ik voort, in samenwerking met de betrokken partijen in de branche.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de directeur van het asbestverwijderingsbedrijf ASB over de vanzelfsprekendheid van belangenverstrengeling in de asbestbranche?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op de uitspraak van onafhankelijk adviseur Wallet over de kwaliteit van de asbestlaboratoria?
Het inventariseren en verwijderen van asbest mag in Nederland enkel gebeuren door gecertificeerde bedrijven. Bedrijven kunnen een certificaat aanvragen wanneer zij voldoen aan voorwaarden die zijn vastgelegd in certificatieschema’s. Het ministerie van SZW is verantwoordelijk voor dit systeem. Het ministerie wijst zogenoemde Certificerende en Keurende Instellingen (CKI’s) aan om certificaten af te geven. Onderdeel van de aanwijzingsprocedure is een beoordeling door de Raad van Accreditatie (RvA) van ondermeer de onafhankelijkheid en deskundigheid van de instelling die certificaten wil afgeven.
Het uitvoeren van testen in het kader van eindcontroles/metingen mag alleen gedaan worden door asbestlaboratoria die daarvoor door de RvA geaccrediteerd zijn. De controle van deze laboratoria door middel van accreditatie is geen onderdeel van het certificatiestelsel, maar hoort bij de ZBO-taak die de RvA uitvoert op basis van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie.
In 2012 heeft de Inspectie SZW in totaal vier maal een melding gedaan bij de RvA over de werkwijze van een laboratorium in relatie tot een eindmeting/vrijgave van een saneringswerk. De Inspectie zal in 2014 gerichte inspecties uitvoeren op de wijze waarop bij eindmetingen/vrijgaven door laboratoria worden uitgevoerd. De Inspectie SZW is, mede op basis van diverse signalen en eigen waarnemingen vanuit de inspectie-uitvoering, voornemens zich hierover een onderbouwd oordeel te vormen. Daarbij zoekt de Inspectie samenwerking met de RvA en met betrokken stakeholders.
De branchevereniging voor geaccrediteerde laboratoria in Nederland, Fenelab, werkt aan verbetering van opleidingen, onder meer door aanscherping van vakinhoudelijke eindcriteria. Daarnaast geldt de NEN2990 norm, waarin criteria zijn opgenomen over eindcontrole en oplevering na een asbestsanering.
Een wettelijke verwijzing naar de meest recente versie hiervan wordt binnenkort gepubliceerd in het certificatieschema voor asbestverwijdering SC-530.
Voor wat betreft belangenverstrengeling tussen asbestverwijderingbedrijven en -laboratoria, moet worden opgemerkt dat samenwerking op zich niet uitgesloten is. Maar het wordt problematisch wanneer bij een asbestlaboratorium een te grote afhankelijkheid (van opdrachtgevers) ontstaat. Het is aan de laboratoria en de opdrachtgevers om hierbij de grenzen van het certificatieschema in acht te nemen.
Kunt u een overzicht geven van de resultaten van kwaliteitscontroles op de asbestlaboratoria? Worden daarbij ook de monsters opnieuw beoordeeld? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn de resultaten?
De regelgeving rondom accreditatie verplicht de laboratoria niet om de gegevens aan te leveren aan de RvA. Wel zijn de geaccrediteerde asbestlaboratoria verplicht deel te nemen in zogenaamde ringonderzoeken, daarbij worden monsters door meerdere laboratoria geanalyseerd waarna de resultaten worden vergeleken.
In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat het asbestsaneerders vrij staat om een laboratorium te kiezen ten behoeve van het verrichten van de eindmeting/vrijgave van de saneringswerkzaamheden. Het is niet te zeggen hoe vaak asbestverwijderaars wisselen van laboratoria. Wel geldt in het certificatieschema SC530 en in het bijzonder in artikel 7.16.3 dat bij een negatieve eindbeoordeling door de saneerder niet kan worden uitgeweken naar een ander laboratorium.
Kunt u een overzicht geven van de relaties tussen asbestverwijderaars en de laboratoria die de monsters onderzoeken? Hoe vaak wisselen de verwijderaars van laboratorium? Is er een relatie met de antwoorden op vraag 3?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is uw reactie op de uitspraken van de TNO-medewerker?
Het is lastig om de uitspraken te beoordelen, gegeven het ontbreken van concrete informatie. Mijn ambtenaren zijn met TNO en overige betrokken partijen in gesprek over de constateringen en bespreken met hen de mogelijke verbeteringen. Uit inspectierapportages blijkt dat nog veel moet worden verbeterd binnen de branche.
Erkent u dat belangenverstrengeling in de asbestbranche schadelijk is voor de gezondheid van werknemers, voor de omgeving en voor de kosten die opdrachtgevers moeten maken voor asbestverwijdering? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u belangenverstrengeling voorkomen?
Elke belemmering voor een goed werkend stelsel is schadelijk, niet alleen voor de gezondheid van werknemers, maar ook voor de geloofwaardigheid van een goed functionerend stelsel en voor het vertrouwen in een sector. Voor een goede werking van het gecertificeerde stelsel in de asbestverwijdering is het belangrijk dat alle partijen in de asbestketen hun verantwoordelijkheid nemen. Dit geldt zowel voor de opdrachtgever van een saneringswerk, het inventarisatiebureau, het saneringsbedrijf, het geaccrediteerde laboratorium als ook voor de CKI’s. Voor een beeld van de arbeidsomstandigheden in de gecertificeerde asbestsector wijs ik u op de recent door mij aan uw Kamer aangeboden rapporten van de Inspectie SZW en mijn aanbiedingsbrief (25 834, nr. 79). Daaruit blijkt dat op het gebied van de gecertificeerde bedrijven op het terrein van asbestsanering nog veel verbeteringen nodig zijn. Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan een onderzoek naar certificering en sanctionering door CKI’s in de asbestsector. De resultaten van dit onderzoek stuur ik zo spoedig mogelijk aan uw Kamer.
De werkdruk en de wurgcontracten van Ryanair-piloten |
|
Farshad Bashir |
|
Wat is uw mening over de wijze waarop Ryanair met haar personeel omgaat en alle risico’s zoveel mogelijk bij het personeel neerlegt?1
Ik ben niet bekend met alle arbeidsvoorwaarden bij Ryanair. Het kabinet vindt het recht van vakvereniging belangrijk. Dat is ook vastgelegd in Europese en Internationale regelgeving, zoals het «Europese Verdrag van de Rechten van de Mens» (artikel 11) en ILO-verdrag 98. Iedere Europese luchtvaartmaatschappij dient zich te houden aan de relevante wet- en regelgeving. Het is uiteindelijk aan een rechter om te beoordelen of een luchtvaartmaatschappij wel of niet de wet heeft overtreden.
Wat is uw mening over de berichten dat het personeel van Ryanair zich niet mag verenigingen in een vakbond?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening van de Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers (VNV) dat het huidige personeelsbeleid bij Ryanair kan leiden tot een groter veiligheidsrisico? Zo ja, hoe gaat u dit risico verkleinen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb vertrouwen in de professionaliteit van luchtvaartsector, ook van de piloten die bij Ryanair werkzaam zijn. Deze professionaliteit laat het hen niet toe om te vliegen wanneer zij zichzelf niet «fit for duty» achten, vanuit welke oorzaak dan ook. Dit is vastgelegd in de Europese regelgeving voor luchtvaartmaatschappijen waarin ook de verantwoordelijkheden voor de bemanning is vastgelegd (nu EU 8–2008 paragraaf OPS.1.085(d), straks EU 965/2012 paragraaf CAT.GEN.MPA.100(c)). Voorts is de veiligheid bij Ryanair primair een verantwoordelijkheid van Ryanair zelf, waarop toezicht wordt gehouden door de Irish Aviation Authority.
Wat is het resultaat van uw contacten met uw Ierse collega over deze kwestie? Wat gaat u samen met uw Ierse collega ondernemen?
Het bezoek van Infrastructuur en Milieu aan de Ierse autoriteiten heeft geen andere inzichten opgeleverd dan in de beantwoording aan de Kamer reeds in een eerder stadium is gemeld (TK 31 936, nr. 129). De verantwoordelijkheid van het toezicht op Ryanair ligt volledig bij de Ierse minister van Transport en de Ierse luchtvaartautoriteit en het toezicht daarop bij de EASA. Er is dan ook geen sprake van gezamenlijke acties.
Bent u bereid om op Europees niveau te bepleiten dat ook andere inspecties dan die uit het thuisland meer mogelijkheden moeten krijgen om toezicht uit te kunnen oefenen en ook in te kunnen grijpen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit doen?
Het huidige Europese systeem van veiligheidstoezicht in de luchtvaart functioneert goed. Dit betreft een combinatie van de centrale rol voor het land waar een bedrijf formeel is gevestigd en daarnaast een Europa brede controle door andere lidstaten op vliegtuigen (SAFA) en toezicht op het gehele systeem door EASA. Dit draagt bij aan een veilige sector. Ik zie geen reden hier wijzigingen voor te stellen.
Deelt u de mening dat, nu afgesproken is om paal en perk te stellen aan schijnconstructies zoals de Polen- en Cyprus-route, ook de Ierland-route aangepakt moet worden? Zo ja, hoe gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb geen signalen dat er sprake is van een schijnconstructie in dit concrete geval. In de EU geldt dat iedere lidstaat zijn eigen sociaalzekerheidsstelsel heeft. Verordening (EG) Nr. 883/2004 geeft regels voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten. Uitgangspunt van de Verordening is dat een ingezetene slechts aan de socialeverzekeringswetgeving van één lidstaat onderworpen is.
Voor cockpit- en cabinepersoneel is door de per 28 juni 2012 in werking getreden wijziging (EU 465/2012) van de Europese coördinatieverordening (EG) nr. 883/2004 duidelijk in welke lidstaat premies afgedragen dienen te worden. Met die wijziging is aan artikel 11 van Verordening 883/2004 een vijfde lid toegevoegd. Dat artikellid houdt in dat leden van het cockpit- en cabinepersoneel vallen onder de socialeverzekeringswetgeving van die lidstaat waar zich hun «thuisbasis» bevindt. Onder «thuisbasis» wordt verstaan de locatie die door de exploitant aan het bemanningslid is aangewezen en waar het bemanningslid in de regel een dienstperiode of een reeks dienstperiodes aanvangt en beëindigt, en waar, onder normale omstandigheden, de exploitant niet verantwoordelijk is voor de accommodatie van het bemanningslid in kwestie.
Een piloot die zijn dienstperiode voor Ryanair aanvangt en beëindigt in Nederland valt dus onder het Nederlandse en niet het Ierse socialeverzekeringsstelsel.
Deze regeling geldt voor al het nieuwe personeel. Voor oude gevallen geldt een overgangsperiode van tien jaar, waarin cockpit- en cabinepersoneel er zelf voor kan kiezen of ze onder de nieuwe regeling wil vallen.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal u in het najaar verder informeren over de voortgang van de aanpak van schijnconstructies in zijn algemeenheid.
Bent u bereid om met de VNV om tafel te gaan om te kijken hoe de situatie bij Ryanair verbeterd kan worden? Kunt u het antwoord toelichten?
Nee, ik zie voor mijzelf geen rol weg gelegd om mij te mengen in de arbeidsverhoudingen van een luchtvaartbedrijf. Zie ook beantwoording van vraag 3.
De massaontslagen in de zorg |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe oordeelt u over de berichtgeving dat zorgaanbieders honderden zorgverleners ontslaan terwijl de plannen van de regering om te bezuinigen op de zorg nog niet eens behandeld zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?1
In de voetnoot bij deze vraag verwijst u naar een artikel op nu.nl. Daarin geeft de voorzitter van de AbvakaboFNV haar mening, namelijk dat zorgwerkgevers niet moeten kiezen voor de gemakkelijkste weg bij de bezuinigingen die de zorg boven het hoofd hangen, maar dat zij zich daar tegen moeten verzetten. Het is evident dat de zorg voor grote veranderingen staat. Het is de verantwoordelijkheid van werkgevers om met talloze omgevingsfactoren rekening te houden en daar zo goed mogelijk naar te handelen. Met als consequentie dat zij de maatregelen treffen die huns inziens noodzakelijk zijn om de continuïteit van hun organisatie te verzekeren. Dat is overigens ook in het belang van de daar werkzame werknemers.
Ook zonder bezuinigingen zullen zorgaanbieders zich moeten aanpassen aan een sterk veranderende zorgvraag. Dat werkgevers daarop anticiperen en ook rekening houden met toekomstige bezuinigingen is begrijpelijk. Net zo begrijpelijk is de oproep van de voorzitter van de AbvaKabo om daarbij ook zoveel mogelijk rekening te houden met de werkgelegenheidsbelangen.
Is het conform uw visie op de gezondheidszorg dat er 1.100 mensen ontslagen worden bij Sensire, 800 tot 1.200 mensen bij Stichting de Opbouw, 1.100 ontslagen bij Amstelring, 135 ontslagen bij Zorggroep VDA, 200 ontslagen bij Pleyade, 100 ontslagen bij thuiszorg Diakonie, 200 ontslagen bij Thebe en 213 ontslagen bij het Ruwaard van Putten ziekenhuis? Kunt u uw antwoord toelichten?2 3 4 5 6 7
Naast mijn antwoord op vraag 1 wijs ik erop dat de in de vraag gevraagde voorbeelden niet over één kam moeten worden geschoren. Wanneer ik die berichtgeving langsloop, dan lees ik bijvoorbeeld dat Zorggroep VDA ziet dat er andere ondernemers in de markt komen waar het personeel naar toe kan overgaan.
Over Pleyade lees ik dat de AbvakaboFNV constateert dat de exploitatie daar al in financiële problemen zat, hetgeen er op wijst dat er sowieso een herstelplan moest komen.
In het bericht over de Thuiszorg Diakonie blijkt dat inderdaad het beoogde gedragseffect gaat optreden om alleen de essentiële hulpvraag te bekostigen waarbij ook mantelzorg een grotere rol krijgt. Bovendien blijkt hier dat de juiste procedurele weg wordt gevolgd: voor het Wmo-terrein is het aan de gemeenteraad om zich met vragen tot het college van B&W te richten.
Bij Amstelring en Thebe worden de ontslagen vooral gericht op het ondersteunend personeel, dat wil zeggen op het verminderen van de kosten van overhead. In het perspectief van houdbare zorg komt deze afweging inderdaad scherper in het licht te staan.
Over het Spijkenisse Medisch Centrum hoor ik berichten dat daar de situatie door de overnemers van het Ruwaard van Putten Ziekenhuis nu zodanig wordt beoordeeld dat zij een goed werkgelegenheidsperspectief kunnen bieden aan de ontslagen medewerkers.
Hoe gaat u het uitleggen aan zorgverleners en zorgbehoevende mensen dat er straks 30.000 ontslagen vallen in de verzorgingshuizen, 50.000 ontslagen in de thuiszorg, 22.000 ontslagen in de gezondheidszorg en 20.000 ontslagen in de jeugdzorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 1.
Hoe denkt u een goede kwaliteit van de gezondheidszorg te garanderen, als duizenden zorgverleners massaal ontslagen worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
De kwaliteitswetgeving en het toezicht op de kwaliteit van de zorg blijft zoals die was. Juist om te bereiken dat de kwaliteit van de zorg op peil blijft, maar dan wel de kwaliteit van de zorg die zich richt op de essentiële zorgvraag. Zie ook het antwoord op vraag 1.
Bent u bereid om met werkgevers te praten en de massa ontslagen in de zorg een halt toe te roepen, zeker nu er nog helemaal geen wetten klaarliggen om deze enorme bezuinigingen te realiseren? Zo ja, per wanneer gaat u dit doen? Zo nee, hoe gaat u dit uitleggen aan alle mensen die zorg nodig hebben en aan alle mensen die binnenkort hun baan kwijtraken in de zorg?
Zie de antwoorden op de vragen 1, 2 en 3. Alle uitleg over het kabinetsbeleid, waar ook gedaan, zal geïnteresseerde en betrokken werkgevers bereiken waardoor zij dat in hun beleid kunnen meewegen. Er liggen welliswaar nog geen wijzigingen van de diverse wetten in uw kamer, maar het kabinet heeft in haar brief over de toekomst van de langdurige zorg wel haar visie neergelegd.
Bent u bereid om elke zorgaanbieder te bezoeken die personeel ontslaat en aan zorgbehoevende mensen en zorgverleners uit te leggen, waarom deze massa ontslagen plaatsvinden en dat mensen hierdoor straks nauwelijks of geen zorg meer krijgen? Zo ja, wanneer gaat u hieraan beginnen? Zo nee, waarom niet?
In Nederland is het zo geregeld dat werknemers niet zomaar ontslagen kunnen worden. Er geldt een preventieve ontslagtoets. Daarin worden de noodzaak, de redelijkheid en billijkheid onafhankelijk getoetst. Zie verder het antwoord op de bovenstaande vragen 3.
Hoe zou u het vinden om uw baan kwijt te raken en niet meer aan het werk te kunnen komen. Kunt u zich wel voorstellen wat de consequenties van uw beleid zijn voor duizenden mensen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan mij de zorgen van mensen over hun baan heel goed voorstellen. Gelukkig zijn er in de sociale wetgeving waarborgen geschapen om, als een mogelijk verlies van werkgelegenheid optreedt, die gevolgen voor betrokkenen zo goed mogelijk op te vangen. Tegelijkertijd is het zo dat een ook in de toekomst houdbare zorg nu maatregelen vergt. Houdbare zorg en een gezonde economie zijn voor iedereen in Nederland ook belangrijke waarden. Mijn inzet is er op gericht om de noodzakelijke veranderingen te bewerkstelligen, rekening te houden met belangen van kwetsbare burgers en zorgvuldig om te gaan met werkgelegenheid.
Het artikel ‘Samsom staat op nivelleren’ |
|
Steven van Weyenberg (D66) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot het in verschillende debatten gedane verzoek om de werkgelegenheidseffecten van de nivelleringsoperatie uit het regeerakkoord in kaart te brengen?1
Het regeerakkoord bestaat uit veel verschillende maatregelen, maar vormt een samenhangend en onlosmakelijk geheel. De werkgelegenheidseffecten van losse onderdelen zijn daardoor niet los te bezien van het totaal. De werkgelegenheidseffecten van het gehele regeerakkoord zijn doorgerekend door het CPB (CPB notitie van 12 november 2012). Hieruit blijkt dat de structurele werkgelegenheid stijgt met 0,6%. Ook als de maatregelen uit het Sociaal Akkoord worden meegenomen is er sprake van een positief werkgelegenheidseffect.
Herkent u de uitspraken van de heer Samsom dat de nivellering volgens de modellen van het Centraal Planbureau een paar duizend banen zou kosten in 2035?2 Zo ja, op welke berekening zijn deze uitspraken gebaseerd?
Mij zijn geen berekeningen van de werkgelegenheidseffecten van losse onderdelen uit het regeerakkoord bekend.
Zou u een verlies van enkele duizenden banen als gevolg van de nivellering in het regeerakkoord «heel klein» noemen? Zo nee, hoe kwalificeert u dat verlies dan wel?
Zie het antwoord op vraag 8.
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel banen de nivellering uit het regeerakkoord structureel kost?
Zie het antwoord op vraag 1.
Wat zijn de structurele werkgelegenheidseffecten van de stijging van de marginale druk door het regeerakkoord?
Zie het antwoord op vraag 1.
Klopt het dat als gevolg van het regeerakkoord een werknemer uiteindelijk minder dan 50 cent overhoudt van elke euro die hij of zij extra verdient boven een bruto loon van zo’n 23.000 euro (marginale druk boven de 50%)?
Het CPB heeft in een notitie van 10 december 2012 berekend wat de effecten in 2017 zijn van het regeerakkoord. Voor de volledigheid is onderstaand plaatje uit de CPB notitie overgenomen. In het plaatje is te zien dat inclusief de maatregelen uit het regeerakkoord de grens waarbij de marginale druk hoger ligt dan 50% wordt bereikt bij een inkomen van iets meer dan 20.000 euro. Zonder regeerakkoord lag het punt waarop deze marginale druk werd bereikt verder in het loongebouw.
Overigens betekent een marginale druk van 50% niet dat een werknemer uiteindelijk 50% van het loon overhoudt. Pensioenpremies worden wel meegenomen in de marginale druk, terwijl daar uiteindelijk ook een pensioen tegenover staat.
Klopt het dat deze grens van 50% zonder het regeerakkoord pas bij een inkomen van zo’n 65.000 euro bereikt werd?3
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u het vanuit economisch en moreel oogpunt wenselijk dat de marginale druk zo fors stijgt voor lage- en middeninkomens?
In deze moeilijke tijden is het noodzakelijk de overheidsfinanciën weer op orde te krijgen. De maatregelen om dit te bereiken wil het kabinet niet volledig bij lage inkomens leggen, omdat het draagvermogen van lage inkomens beperkt is. Het kabinet neemt maatregelen waarmee de aanpassingslast evenwichtig wordt verdeeld. Hierdoor loopt de marginale druk voor hogere inkomens in beperkte mate op. Uit economisch oogpunt is een toename van de marginale druk niet goed, omdat dit het aanbieden van arbeid afremt. Dit neemt niet weg dat vanuit het op orde brengen van de overheidsfinanciën en een evenwichtige verdeling dit goed verdedigbaar is. Overigens laat de bovenstaande figuur ook zien dat de marginale druk voor een substantiële groep werknemers daalt. Het wordt daardoor aantrekkelijker om te gaan werken door onder meer een substantiële verhoging van de arbeidskorting en de hervorming van de kindregelingen.
De berichtgeving dat militairen bij het ‘grofvuil’ worden gezet |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving dat militairen bij het «grofvuil» worden gezet?1
Ja.
Klopt het dat honderden militairen en burgers door Defensie ontslag aangezegd hebben gekregen met een automatisch uitgedraaide, anonieme ontslagbrief, waarop namen van een contactpersoon of een handtekening ontbreken?
In de periode van 1 juli 2012 tot 1 juli 2013 hebben 64 defensiemedewerkers een brief gehad omdat zij vanwege overtolligheid worden ontslagen. Deze brief wordt opgesteld als gevolg van het ontslagbesluit dat door de leidinggevende is genomen. Aangezien de uit de rechtspositie voortvloeiende tekst van een dergelijke brief in vrijwel alle gevallen identiek is hanteert Defensie standaard ontslagbrieven die automatisch worden opgesteld door het Dienstencentrum Human Resources (DC HR). Om technische redenen was ondertekening van aanstellings- en ontslagbrieven aan militairen pas mogelijk sinds mei jongstleden. Aanstellings- en ontslagbrieven aan burgers zullen naar verwachting vanaf 1 oktober a.s. worden ondertekend.
Aan het ontslag gaat een langdurig traject vooraf waarin de persoonlijke benadering voorop staat, zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 4.
In de ontslagbrief wordt voor een nadere toelichting verwezen naar de P&O-adviseur van de desbetreffende medewerker met wie reeds intensief contact is geweest. Daarnaast worden de contactgegevens van het DC HR standaard opgenomen in de brief.
Klopt het dat de vakbonden in het recente verleden al vaker aandacht gevraagd hebben voor de anonieme wijze waarop Defensie meent afscheid te moeten nemen van personeel en dat hierover door Defensie toezeggingen gedaan zijn die nu niet blijken te zijn nagekomen? Zo ja, wat is hiervan de reden?
De centrales van overheidspersoneel hebben al eerder aandacht gevraagd voor de automatisch gegenereerde ontslagbrieven. De technische realisatie van de ondertekening van ontslagbrieven heeft helaas echter langer geduurd dan Defensie had voorzien.
Heeft u begrip voor het verdriet, de woede en de verbijstering onder militairen die soms al twintig of dertig jaar bij Defensie werken, die voor vele missies ingezet zijn, en nu een anonieme ontslagbrief op de deurmat hebben gekregen?
Ik heb begrip voor de emoties die het ontslag bij de betrokken defensiemedewerkers teweegbrengt. Het gaat vaak om mensen die zich jarenlang voor Defensie hebben ingezet en die zich intensief verbonden voelen met de krijgsmacht. Gezien de noodzakelijke, ingrijpende reorganisaties is gedwongen ontslag helaas onvermijdelijk. Het ontslag is de uitkomst van een lang traject waarin de betrokken defensiemedewerker meerdere gesprekken voert met zijn leidinggevende, zijn P&O-adviseur en de adviseur van de Begeleidings- en Bemiddelingsorganisatie (BBO). Het gesprek met de leidinggevende staat vooral in het licht van het afscheid nemen van het eigen onderdeel. Met de adviseur van de BBO spreekt de medewerker over het vinden van ander werk.
Bij ontslag wordt in alle gevallen door de leidinggevende bezien hoe op passende wijze afscheid van de medewerker kan worden genomen.
Hoe heeft dit kunnen gebeuren, zeker gezien het feit dat er al geruime tijd van tevoren bekend was dat deze ontslagrondes zouden komen? Hebben bezuinigingsoverwegingen een rol gespeeld bij de automatische wijze van het verzenden van ontslagbrieven?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat deze kille, onpersoonlijke gang van zaken onverteerbaar is?
Zie antwoord vraag 4.
Welke maatregelen gaat u nemen om in het vervolg op een gepastere wijze afscheid van personeel te nemen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe wilt u voorzien in een passend afscheid voor de langst dienenden?
Zie antwoord vraag 4.
Kinderarbeid en lage lonen bij Nederlandse zaadbedrijven in India |
|
Marianne Thieme (PvdD), Sharon Gesthuizen (GL), Joël Voordewind (CU), Henk Krol (50PLUS) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het artikel «Onder de veertien? Niet op het veld maar in de klas»1 en het zojuist gepubliceerde rapport «A Tale of Two Companies» van de Landelijke India Werkgroep en de campagne Stop Kinderarbeid?2 Wat is uw reactie?
De in het artikel en rapport beschreven situaties van kinderarbeid en lage lonen bij de zaadproductie in India zijn voorbeelden van situaties die de Nederlandse regering het liefst zo snel mogelijk uitgebannen ziet. Dat er ondanks eerdere signalen over kinderarbeid op de velden bij de Indiase toeleverancier van het Nederlandse bedrijf Bejo Zaden nog steeds sprake is van kinderarbeid, vormde aanleiding om in gesprek te gaan met Bejo Zaden. Vanwege de bredere context waren bij dit gesprek ook de brancheorganisatie Plantum en het bedrijf Nunhems uitgenodigd.
Bent u bereid om, aansluitend bij de plannen in de nota «Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen loont», de Nederlandse zaadsector (of breder de bedrijven die in het buitenland actief zijn met plantaardig uitgangsmateriaal) te kiezen als een van de sectoren waarop een risicoanalyse volgens het «due diligence» principe van Ruggie wordt toegepast? Zo nee, waarom niet?
De sector risico analyse heeft als doel om te onderzoeken in welke Nederlandse sectoren de aard, omvang en aanpak van risico’s in de keten met voorrang aanleiding geven om met alle bedrijven in de sector in gesprek te gaan over de benodigde versterking van hun ketenaanpak. In de eerste helft van 2014 zullen de resultaten van deze analyse bekend zijn. Op basis daarvan ga ik, met mogelijk andere betrokken ministers, in gesprek met de sectoren waar de grootste risico’s liggen en waar de overheid meerwaarde kan bieden bij een gezamenlijke aanpak van deze risico’s. Welke sectoren dit zijn zal afhangen van de analyse. Dit kan ook gaan om bedrijven die in het buitenland actief zijn met plantaardig uitgangsmateriaal.
Bent u van plan de kwestie van kinderarbeid en lage lonen, inclusief loondiscriminatie van vrouwen, in de zadensector tijdens uw missie naar India in september a.s. bij uw Indiase gesprekspartners onder de aandacht te brengen, mede met het oog op het gezamenlijk werken aan oplossingen? Zo nee, waarom niet?
Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) zal een belangrijk onderdeel zijn van de missie. Hierbij zal aansluiting worden gezocht bij de thema’s van deze missie, te weten urbanisatie en voedselzekerheid, evenals bij zaken die spelen bij de deelnemende bedrijven. Het programma is nog niet definitief bekend. Mijn inzet is om met bedrijfsleven, maatschappelijk middenveld en overheid op een openhartige wijze van gedachten te wisselen over de uitdagingen waarvoor deze groepen zich bij ondernemen in India gesteld zien. Eén van de thema’s die zeker aan bod zal komen is de stimulering van de ontwikkeling van vrouwen door ondernemerschap. Met de Indiase minister van Corporate Affairs zal ik de voortgang van de MVO samenwerking tussen de Nederlandse en Indiase overheid bespreken.
Bent u bereid de branchevereniging voor bedrijven uit de sector plantaardig uitgangsmateriaal, Plantum, aan te spreken op de uitvoering van hun «Plantum statement on the prevention of child labour»? Bent u eveneens bereid met hen nadere afspraken te maken over de uitvoering daarvan en de nog ontbrekende publieke rapportage daar over?
In het gesprek met Plantum is de uitvoering van de «Plantum statement on the prevention of child labour» aan de orde geweest. Met dit statement moedigt de brancheorganisatie haar leden aan om kinderarbeid volledig uit de keten te bannen. Plantum verwacht van haar leden dat deze correctieve maatregelen nemen wanneer kinderarbeid ergens in de keten wordt aangetroffen. De leden dragen zelf de verantwoordelijkheid voor het bereiken van resultaten om kinderarbeid in de keten uit te bannen. Plantum vervult een faciliterende en adviserende rol richting haar leden. Zo geeft zij advies over het opnemen van clausules tegen kinderarbeid in contracten en over het ondersteunen van lokale scholingsprojecten. Ook stimuleert Plantum de leden om onderwerpen als kinderarbeid, minimumloon en monitoring te bespreken en best practices uit te wisselen. De werkgroep binnen Plantum die zich bezig houdt met kinderarbeid zal zich verbreden naar arbeidsomstandigheden, waardoor minimumloon ook als kwestie op de agenda komt.
Plantum heeft toegezegd om aan de leden te vragen het door hen gevoerde beleid voor het uitbannen van kinderarbeid te evalueren en daarover aan Plantum te rapporteren zodat Plantum een geaggregeerd openbaar rapport kan samenstellen.
Mijn ministerie zal eind 2014 een vervolggesprek voeren met de betrokken bedrijven en brancheorganisatie Plantum over de resultaten van de acties die in de antwoorden op deze Kamervragen worden aangegeven.
Bent u voornemens om bij Bejo Zaden, nu zij opnieuw in hun productieketen met kinderarbeid worden geconfronteerd, en in aansluiting op de uitvoerige eerdere vragen daarover in 20103, nadere informatie in te winnen over hun concrete plannen om dit in de toekomst te voorkomen?
Er is over deze kwestie intensief contact geweest tussen mijn ministerie en het bedrijf. Bejo Zaden valt onder Bejo Finance B.V. dat een minderheidsbelang heeft in de Indiase joint venture Bejo Sheetal. De samenwerking betreft zaadveredelings- en onderzoeksactiviteiten. Daarnaast produceert en verkoopt Bejo Sheetal zelfstandig een assortiment groentezaden voor de Indiase markt. In 2010 heeft Bejo Finance in overleg met Bejo Sheetal verschillende maatregelen genomen om kinderarbeid tegen te gaan. Zij erkennen en betreuren dat die maatregelen niet afdoende zijn geweest om kinderarbeid in hun keten te voorkomen.
Naar aanleiding van het nieuwe rapport van de Landelijke India Werkgroep heeft het Nederlandse Bejo Finance B.V. aangegeven nieuwe maatregelen te zullen nemen, waaronder voorlichting van producenten, monitoring in samenwerking met een NGO en de lokale overheid, financiële prikkels voor producenten die zich aan de afspraken houden en deelnemen aan/subsidiëren van initiatieven voor educatie van kinderen die uit een arbeidssituatie komen. Deze maatregelen zijn geïnspireerd door de resultaten die door Nunhems zijn bereikt. Bejo heeft aangegeven dat het niet nogmaals in verband wil worden gebracht met kinderarbeid in zijn productieketen.
Ik heb vertrouwen in de positieve intentie van het bedrijf en in de effectiviteit van deze nieuwe maatregelen. Het is belangrijk dat het bedrijf heeft toegezegd dat er monitoring plaats zal vinden. Daarnaast is het ook belangrijk dat er samenwerking is gezocht met een lokale NGO, Don Bosco Child Labor Mission, en de lokale overheid.
In het artikel geeft Bejo Zaden aan dat het alle orders voor de Nederlandse markt opschort totdat het Indiase Bejo Sheetal zijn zaken op orde heeft. Ook dit bevestigt dat het bedrijf de kwestie zeer serieus neemt en zijn inspanningen intensiveert nu is gebleken dat eerdere maatregelen onvoldoende effectief waren.
Heeft Bejo Zaden’s joint venture partner Bejo Sheetal zich inderdaad aangesloten bij de Fair Labor Association, zoals gemeld wordt in antwoorden op andere eerdere vragen, mede op basis waarvan de ministers van Economische Zaken en Buitenlandse Zaken destijds concludeerden dat zij er vertrouwen in hadden dat «Bejo Zaden op afzienbare termijn tot een verbetertraject zou komen»?4 Zo nee, waarom niet?
Bejo Sheetal geeft aan dat het zich uiteindelijk niet bij de Fair Labor Association (FLA) heeft aangesloten omdat FLA niet actief bleek te zijn in het betreffende deel van India. Om die reden werkt Bejo Sheetal nu samen met de NGO Don Bosco Child Labour Mission. Deze organisatie is actief in het betreffende gebied in India met de bestrijding van kinderarbeid, onder meer door het bieden van overbruggingsopleidingen voor kinderen die uit een arbeidssituatie komen.
Bent u voornemens zowel Nunhems als Bejo Zaden aan te sporen om werk te maken van het uitbetalen van ten minste het officiële minimumloon, maar nog beter een leefbaar loon, bij de boeren die aan hun joint venture partners leveren? Bent u eveneens voornemens om ook de discriminatie van vrouwen bij de lonen aan de orde te stellen? Bent u bereid de Kamer te informeren over de resultaten van uw contacten daarover met Nunhems en Bejo zaden?
Het rapport en het artikel zijn aanleiding geweest om ook het onderwerp minimumloon te bespreken. Zowel Bejo als Nunhems geven aan dat hun contracten met leveranciers niet alleen kinderarbeid verbieden, maar ook voorschrijven dat de ingehuurde boeren het minimumloon, gebaseerd op de Minimum Wages Act in India, betalen aan hun werknemers.
De naleving van de regelgeving op het vlak van minimumloonbetaling wordt door de Indiase overheid niet nauwlettend gecontroleerd. Het grote aanbod van werkzoekenden vindt bovendien vaak werk in te laag betaalde banen. De gebrekkige administratie bij lokale boeren en de ongeletterdheid van lokale werknemers vormt een belemmering bij de controle op betaling van minimumloon.
Nunhems doet momenteel een proefproject waarin de controle via navraag bij werknemers tot stand komt. Bejo geeft aan dat het minimumloon en loondiscriminatie, net als kinderarbeid, onderdeel wordt van de nieuwe maatregelen die zij zullen treffen naar aanleiding van dit rapport. Lokale boeren zullen worden gemotiveerd om tenminste een minimumloon aan hun werknemers te betalen. Voor gelijk werk dienen mannen en vrouwen hetzelfde betaald te krijgen. Zowel Nunhems als Bejo Zaden geven aan dat dit een verbetertraject is dat enige tijd zal vergen.
Welke sancties wilt u in het kader van uw nieuwe MVO-beleid inzetten om bedrijven die er meermalen blijk van geven geen «due digence» beleid in relatie tot de OESO-normen te voeren, er steviger toe aan te sporen hun IMVO-verplichtingen alsnog na te komen?
Bedrijven die niet volgens de OESO-richtlijnen handelen, kunnen uitgesloten worden van het bedrijfsleveninstrumentarium. Dit betekent dat zij niet meer gebruik kunnen maken van overheidssubsidies of deel kunnen nemen aan handelsmissies. Daarnaast riskeren bedrijven die geen goed due diligence-beleid voeren hun reputatie bij consumenten en bedrijven waar ze zaken mee doen.
Wilt u deze vragen beantwoorden ruim voor het algemeen overleg voorzien op 19 september a.s. over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen?
Ja.
Het bericht 'Militairen bij grof vuil gezet' |
|
Sultan Günal-Gezer (PvdA), Angelien Eijsink (PvdA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Militairen bij grof vuil gezet»?1
Is het waar dat er in alle gevallen gebruik is gemaakt van een standaardontslagbrief? Zijn er verschillende standaardbrieven voor de verschillende onderdelen? Zo ja, hoeveel verschillende standaardontslagbrieven zijn er voor welk onderdeel gebruikt?
Welke afwegingen lagen ten grondslag aan de keuze voor een standaardontslagbrief?
Kunt u toelichten waarom er voor deze – ogenschijnlijk onpersoonlijke – manier van ontslagaanzegging gekozen is?
Is er vooraf een gesprek geweest met alle betrokkenen? Zo nee, waarom niet?
Volgt er nog een persoonlijk gesprek met alle betrokkenen? Zo nee, waarom niet?
Is er of volgt er op enigerlei wijze nog een persoonlijk contact met allen die een dergelijke ontslagbrief ontvangen hebben?
Wisten de betrokkenen op welke manier communicatie over het ontslag zou geschieden?
Is er op enige manier gecommuniceerd over de wijze waarop het personeel van Defensie dat als gevolg van de reorganisatie ontslag aangezegd zal krijgen? Zo ja, op welke manier?
Zijn de afzonderlijke leidinggevenden van de onderdelen waar de ontslagen vallen, betrokken geweest? Zo ja, op welke wijze?
Op welke wijze zullen de ontslagen militairen verder gevolgd worden in verband met de nazorg, indien zij op missie zijn geweest?
Hoe gaat u invulling geven aan de gemaakte afspraken over de nazorg aan militairen die op missie zijn geweest?
De toegenomen exitpremies van zorgbestuurders |
|
Otwin van Dijk (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Ruim 3 miljoen aan exitpremies zorgbestuurders?»1
Ja, ik heb het bericht gelezen.
In hoeverre is er afgelopen jaar in de sectoren die onder de Wet normering topinkomens (semi)publieke sector (WNT) vallen, sprake geweest van toegenomen exitpremies? In hoeverre kan in dit kader gesproken worden van een ontwikkeling die breder is dan alleen in de zorgsector?
De bewindslieden van VWS verzorgen een jaarlijkse rapportage over de honorering van zorgbestuurders op basis van de jaarverslagen van zorginstellingen. Deze rapportage wordt jaarlijks in december van het daarop volgende kalenderjaar aan de beide Kamers der Staten-Generaal aangeboden. Zo zal in december 2013 een rapportage aan de beide Kamers worden aangeboden over het jaar 2012. Voorzover het de zorgsector betreft zult u het antwoord op deze vraag in deze rapportage aantreffen.
Voor de publieke en semipublieke sectoren zal het niet mogelijk zijn over het jaar 2012 deze vraag en vergelijkbare vragen over feitelijke ontwikkelingen in verband met topinkomens te beantwoorden. In eerdere jaren zouden dergelijke vragen in beginsel kunnen worden beantwoord aan de hand van de jaarlijkse opgaven die instellingen op grond van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Wopt) deden. Een grondslag voor het doen van opgaven over het jaar 2012 ontbreekt. Dit is ook besproken in het algemeen overleg van 14 februari 2013 met de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken van de Tweede Kamer, waarbij tevens is besproken waarom het onwenselijk was om alsnog de grondslag van de Wopt door middel van een wetswijziging te heractiveren. In de beantwoording van Kamervragen over het bericht «Ophef over vergoeding zorgdirecteur» (Kamervragen 2012–2013, 2531) is hier eveneens bij stil gestaan. Met ingang van 2014 zullen de betreffende instellingen op grond van de Wnt opgave doen van de bezoldigingen en de uitkeringen van topfunctionarissen wegens de beëindiging van het dienstverband over het afgelopen jaar, derhalve het eerst over het kalenderjaar 2013. Aan de hand hiervan zal het mogelijk over het betreffende jaar vragen over feitelijke ontwikkelingen in verband met topinkomens te beantwoorden.
In hoeverre is er in het afgelopen jaar sprake geweest van een toename van de totale beloningen van bestuurders in de sectoren die onder de WNT vallen? Bent u bereid dit te inventariseren en de resultaten hiervan zo spoedig mogelijk naar de Kamer te sturen?
Zie antwoord op vraag 2.
In hoeverre zijn toenames in beloningen van bestuurders in de (semi)publieke sector het afgelopen jaar toe te schrijven aan contracten die overeen zijn gekomen vlak voor de inwerkingtreding van de WNT? In hoeverre onderschrijft u de stelling dat in aanloop naar de inwerkingtreding van de WNT er geen drukkend effect is geweest op de hoogte van beloningen? Heeft u de indruk dat er sprake is geweest van een tegenovergesteld effect waarbij de beloningen juist gestegen zijn in de aanloop naar de inwerkingtreding van de WNT?
Zie antwoord op vraag 2. Ik heb overigens geen aanwijzing dat in aanloop naar de inwerkingtreding van de Wnt sprake is geweest van een drukkend effect of juist een tegenovergesteld effect op de hoogte van beloningen. Voorzover beloningen zijn gebaseerd op arbeidsverhoudingen van voor het tijdstip van de aanvaarding van de Wnt door de Tweede Kamer, dan kan in verband met artikel 7.3, tiende lid, van de Wnt nadien geen sprake meer zijn geweest van een opdrijvend effect op de hoogte van deze beloningen. Op grond van deze bepaling is het immers niet mogelijk, dat deze categorie arbeidsverhoudingen na de aanvaarding van de Wnt door de Tweede Kamer zijn gewijzigd.
Herinnert u zich de wisseling van argumenten tussen de Kamer en uw ambtsvoorganger, de heer Donner, bij de plenaire behandeling van de WNT over het risico dat in de periode tussen publicatie en inwerkingtreding van de WNT het aantal hoge beloningen zou toenemen? Herinnert u zich de stelling van uw ambtsvoorganger dat de categorie waarop het zwaarste regime van toepassing is, de sector is die onder de rechtstreekse verantwoordelijkheid valt van de minister van BZK, en dat «daarin allang de beweging ingezet (is) naar de normen»? In hoeverre is deze beweging sinds de plenaire behandeling voortgezet? Op welke wijze hebben u en uw ambtsvoorgangers op dit terrein de rechtstreekse verantwoordelijkheid van de minister van BZK ingevuld en de beweging naar de normen bevorderd? Hoe beoordeelt u de resultaten hiervan?
Deze vragen waren voor mij een goede aanleiding mij nog eens te buigen over de handelingen van het debat tussen de Kamer en mijn ambtsvoorganger over de Wnt3. Bij de plenaire behandeling van de Wnt door de Tweede Kamer is zowel door mijn ambtsvoorganger als door verschillende leden tot uitdrukking gebracht oog te hebben voor het risico dat in de periode tot de inwerkingtreding van de Wnt het aantal hoge beloningen zou toenemen, en dat artikel 7.3, tiende lid, van de WNT dit risico voorkomt voor op het moment van aanvaarding van de Wnt door de Tweede Kamer bestaande arbeidsverhoudingen.
Mijn ambtsvoorganger heeft inderdaad uiteengezet, dat de categorie waarop het zwaarste regime van toepassing is, de sector is die valt onder de rechtstreekse verantwoordelijkheid van de minister, en dat daarin allang de beweging is ingezet naar deze normen. Dit zwaarste regime, het zogeheten eerste regime van het bezoldigingsmaximum, is van toepassing voor de meeste publieke en semipublieke sectoren en daar dragen verschillende vakministers verantwoordelijkheid. Ik merk echter op, dat ten tijde van de plenaire behandeling van de Wnt de sector zorg niet onder dit zwaarste regime viel. Mijn ambtsvoorganger heeft gereageerd op de vraag of hij een soort missive zou kunnen laten uitgaan. Hij heeft uiteengezet waarom dat niet nodig was, en daarmee zijn de vragen hoe mijn ambtsvoorganger nadien een rechtstreekse verantwoordelijkheid heeft ingevuld niet aan de orde.
Hoe verhouden de exitpremies in de zorg zich tot de eigen beloningscode die in de zorgsector van kracht is? In welke mate wordt de regel nageleefd dat vergoedingen bij het beëindigen van een dienstverband maximaal een jaarsalaris mogen bedragen? Hoe kijkt u in dit kader aan tegen de creatieve manieren van zorgbestuurders om toch met een hoge vergoeding weg te kunnen gaan? In hoeverre is zelfregulering wat betreft beloningen in de zorgsector volgens u effectief gebleken?
Zie antwoord op vraag 2; aan de hand van de nog op te stellen jaarlijkse rapportage over de honorering van zorgbestuurders is het mogelijk deze analyse te doen. Aan de hand van deze analyse kan worden beoordeeld of hieraan nadere conclusies dienen te worden verbonden.
Hoe beoordeelt u de stijging van de beloningen in de zorgsector en mogelijk in andere sectoren die onder de WNT vallen? Deelt u de mening dat buitensporige beloningen niet acceptabel zijn en op zijn minst strijdig zijn met de geest van de WNT? Overweegt u nadere maatregelen te treffen om beweging naar de normen toe te bespoedigen als vastgesteld wordt dat de beweging momenteel niet of onvoldoende plaatsvindt? Zo ja, welke maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2 en vraag 6.
Bent u bereid om met de zorgsector en andere sectoren waar sprake is van stijgende beloningen, in gesprek te gaan om te bezien of de bereidheid bestaat om tot een snellere aanpassing van de topbeloningen te komen dan de zeven jaar die binnen de huidige WNT maximaal mogelijk is? Bent u bereid om de mogelijkheden tot aanpassing of verkorting van de wettelijke overgangstermijn in de WNT te onderzoeken en de Kamer hierover te informeren? Hoe kijkt u aan tegen mogelijkheden om in gevallen van grote overschrijdingen van de voorgestelde normen de WNT met terugwerkende kracht van toepassing te verklaren?
Het overgangsrecht in de Wnt is de uitkomst van een uitvoerig proces, beginnend voorafgaand aan het wetgevingstraject met speciale aandacht voor wetenschappelijke advisering, met name om de houdbaarheid van de Wnt te toetsen aan artikel 1 van het Eerste Protocol behorend bij het EVRM (recht op eigendom). Vervolgens is het overgangsrecht uitgebreid aan de orde geweest gedurende het wetgevingstraject. Bij amendement-Heijnen is de overgangstermijn op zeven jaar gesteld.4 Deze uitkomst is kamerbreed aanvaard door beide Kamers. Het met terugwerkende kracht wijzigen van dit overgangsrecht, staat op gespannen voet met het grondrecht op eigendom en internationaal geborgde rechtsbeginselen, waaronder het rechtszekerheidsbeginsel. Ik acht het dan ook niet gewenst de discussie over het huidige overgangsrecht van de Wnt te heropenen.