Het bericht dat zorgverzekeraars in medische gegevens van GGZ patiënten neuzen |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht «Zorgverzekeraars neuzen in medische gegevens GGZ1?
Ja, dit bericht is mij bekend.
Wat vindt u van de wijze van controle door onder andere zorgverzekeraar CZ bij Europsyche waarbij medewerkers van CZ persoonlijke behandelplannen en gespreksverslagen ingezien hebben? Op welke wijze wordt hier de privacy van patiënten bij controle van een zorgaanbieder gewaarborgd?
In de Zorgverzekeringswet (Zvw) is de wettelijke basis gelegd voor inzage in medische dossiers door zorgverzekeraars indien en voor zover een dergelijke verwerking van medische persoonsgegevens noodzakelijk is voor de uitvoering van de Zvw. In de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Verwerking persoonsgegevens Zorgverzekeraars met bijbehorend Protocol Materiële Controle van Zorgverzekeraars Nederland (verder: de Gedragscode Zorgverzekeraars) is nader uitgewerkt hoe en onder welke omstandigheden zorgverzekeraars van die mogelijkheid gebruik kunnen maken bij materiële controle. De regeling waarborgt een zorgvuldige en proportionele werkwijze van zorgverzekeraars door het voorschrijven van een gefaseerde opbouw van die materiële controle.
De zorgverzekeraar mag stappen in een volgende fase (met instrumenten die een grotere inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van patiënten) niet eerder zetten dan nadat hij heeft vastgesteld dat met de stappen in de voorgaande fase niet kan worden volstaan om het door de zorgverzekeraar vastgestelde doel van de materiële controle te bereiken. Detailcontrole (in laatste instantie ook in de vorm van inzage in medische dossiers) is daardoor slechts mogelijk als de zorgverzekeraar richting de zorgaanbieder kan aantonen dat met minder ingrijpende stappen het doel van de materiële controle niet kan worden bereikt. Inzage in medische dossiers kan dus uitsluitend plaatsvinden als uiterste middel, indien de proportionaliteit daarvan kan worden gemotiveerd.
Van zorgverzekeraar CZ heb ik begrepen dat de wijze waarop zij hun controle hebben uitgevoerd in overeenstemming is met de hierboven beschreven regels. CZ heeft eerst minder ingrijpende stappen gezet en vervolgens vastgesteld dat het noodzakelijk was om medische dossiers in te zien. De dossiercontrole (dus de detailcontrole) is uitgevoerd door een «functionele eenheid» onder verantwoordelijkheid van de medisch adviseur. De van de medisch adviseur afgeleide geheimhoudingsplicht geldt daarmee voor alle betrokkenen bij dit dossieronderzoek. Op deze wijze is de privacy van de betrokken patiënten gewaarborgd.
Op basis van bovenstaande informatie stel ik vast dat de door onder andere zorgverzekeraar CZ uitgevoerde controle past bij de rol van de verzekeraars in het stelsel. Uit deze controles is gebleken dat het grootste deel van de door Europsyche ingediende declaraties geen betrekking heeft op collectief verzekerde zorg. Europsyche diende declaraties in voor zorg die niet tot het basispakket behoort en dus niet uit de collectieve middelen vergoed mag worden. Dit was niet anders vast te stellen dan door de wijze waarop de controles zijn uitgevoerd. Gezien de problemen waarvoor wij ons gesteld zien met betrekking tot de betaalbaarheid van de zorg, ben ik verheugd dat de verzekeraars wat dit betreft hun rol oppakken.
Wat vindt u van het feit dat bij de controle door zorgverzekeraars bij Europsyche niet-medische medewerkers die wel een geheimhoudingsverklaring ondertekend hebben, maar dat dit een veel geringere status heeft dan het formele beroepsgeheim van medici en andere BIG-geregistreerden (Beroepen Individuele Gezondheidszorg)? Vindt u het wenselijk dat deze gegevens bij niet-medische medewerkers terecht gekomen is bij deze controle?
Zoals in mijn antwoord op vraag 2 aangegeven, is de dossiercontrole uitgevoerd door een «functionele eenheid» onder verantwoordelijkheid van de medisch adviseur. De geheimhoudingsplicht geldt daarmee voor alle betrokken medewerkers bij dit dossieronderzoek. De geheimhoudingsverklaring die de medewerkers hebben ondertekend, geldt voor hen evenzeer als voor medici of andere BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaren.
Wat vindt u van de keuze van de zorgverzekeraars om te kiezen voor dossierinzage, een zeer zwaar middel, terwijl er ook allerlei lichtere controlemiddelen ter beschikking staan voor het uit te voeren onderzoek en deze lichtere middelen ook eerst moeten worden gebruikt zoals vermeld staat in ministeriële Regeling Zorgverzekering? Wat gaat u eraan doen om er zorg voor te dragen dat zorgverzekeraars niet direct naar dossierinzage grijpen bij de controle van zorgaanbieders?
Zoals ik ook in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven, zijn eerst minder ingrijpende stappen gezet. Zoals de Regeling zorgverzekering voorschrijft, zijn er pas zwaardere middelen ingezet toen bleek dat er sprake was van ernstige verdenking van onrechtmatigheden. Dossierinzage is een zeer arbeidsintensieve manier van controleren. Zorgverzekeraars doen dit soort onderzoeken alleen als er aanleiding toe is. Op basis van de informatie die ik heb, stel ik vast dat zorgverzekeraars de signalen rond vermoedens over het declareren van niet verzekerde zorg serieus hebben opgepakt en dat zij daartoe alle in de Gedragscode Zorgverzekeraars vastgestelde stappen hebben doorlopen. Zo kan worden voorkomen dat we collectieve middelen inzetten voor zorg die niet vergoed had mogen worden. Dat dit heel belangrijk is vanuit het oogpunt van de betaalbaarheid van de zorg spreekt voor zich.
Deelt u de mening dat de wijze van controleren, zoals uitgevoerd bij Europsyche, waarbij psychiatrische patiënten opgebeld werden door niet-medische medewerkers van zorgverzekeraars die over vertrouwelijke gegevens beschikten van deze patiënten, zeer confronterend is voor patiënten in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) en schadelijk voor de vertrouwensrelatie tussen hulpverlener en patiënt gezien de ziektebeelden van deze patiënten? Wat gaat u eraan doet dat dit niet meer gebeurt?
Zorgverzekeraar CZ heeft een telefonische enquête uitgevoerd om te verifiëren of er sprake was van onrechtmatigheden voorafgaand aan het dossieronderzoek. De medewerkers die deze enquête uitvoerden, opereerden onder de verantwoordelijkheid van de medisch adviseur en zijn gehouden aan het medisch beroepsgeheim. Op het moment van de enquête waren er geen vertrouwelijke gegevens uit het dossieronderzoek beschikbaar.
Ik kan mij voorstellen dat patiënten die opgebeld worden door hun verzekeraar daarvan schrikken. Aan de andere kant ben ik van mening dat ook psychiatrische patiënten moeten weten dat zorg die niet in het basispakket zit, niet vergoed kan worden als ware het verzekerde zorg. Daar hebben we gezamenlijk in Nederland voor gekozen. Op genezing gerichte geestelijke gezondheidszorg moet beschikbaar blijven voor psychiatrische patiënten, dat is van groot belang. En om dat te kunnen blijven garanderen, is het essentieel dat alleen zorg die daadwerkelijk in het basispakket zit, vergoed wordt.
Deelt u de mening dat een onderzoek naar de gang van zaken door het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) wenselijk is? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
De zorgverzekeraars voeren hun controles uit volgens de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Zorgverzekeraars waar het protocol materiële controle deel van uitmaakt. Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft voor deze gedragscode een goedkeurende verklaring afgegeven (Stcrt. 2012, nr. 401). Het is aan het CBP om te bepalen of onderzoek wenselijk is. Het CBP is een onafhankelijke toezichthouder en bepaalt zelf of en wanneer het onderzoek noodzakelijk is.
Het teruglopende aantal vacatures en opdrachten voor zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) |
|
Mariëtte Hamer (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat het aantal vacatures in Nederland het afgelopen jaar met 14% is afgenomen?1
Ja.
Deelt u de mening dat de regering maatregelen moet nemen om het aantal vacatures in de sectoren met de grootste dalingen, namelijk de industrie, horeca, zorg en financiële sector, op peil te houden? Zo nee, waarom niet?
De beslissing al dan niet een vacature open te stellen in een bepaalde sector is aan de ondernemers/werkgevers in die sector. Verschillen in bijvoorbeeld technologische ontwikkeling – en daarmee in de ontwikkeling van arbeidsproductiviteit – vormen de drijvende kracht achter eventuele werkgelegenheidsverschuivingen.
De overheid draagt bij aan een gunstige werkgelegenheidsontwikkeling via een goed ondernemersklimaat, dat ondernemers de ruimte geeft om te groeien en desgewenst het personeelsbestand uit te breiden. Daarbij is ook van belang dat de arbeidskosten (zowel in financiële als in niet-financiële zin) zich gunstig ontwikkelen. Overigens behoort de werkloosheid in Nederland – inclusief de jeugdwerkloosheid – tot de laagste van Europa.
Hoeveel mensen zijn het afgelopen jaar nieuw ingestroomd op de arbeidsmarkt maar zijn werkloos gebleven, aangezien er onvoldoende vacatures waren?
Jaarlijks vinden veel verschuivingen plaats op de arbeidsmarkt. Schoolverlaters, herintreders en zij-instromers betreden de arbeidsmarkt, anderen gaan met pensioen, stoppen al dan niet tijdelijk met werken of verliezen hun baan. Arbeidsplaatsen worden geschrapt en op andere plekken ontstaan weer nieuwe banen. Uit CBS-cijfers blijkt dat in het derde kwartaal 2011 er een eenmalig extra aanbod was van jongeren tussen de 15 en 25 jaar. De bruto arbeidsparticipatie steeg in augustus en september sterk, terwijl deze anderhalf jaar constant was geweest. Relatief veel jongeren zijn in deze periode langer onderwijs blijven volgen, mogelijk bestond een deel van het extra aanbod uit jongeren die langer hebben doorgeleerd. Veel van de jongeren die in de zomer van 2011 in groteren getale de arbeidsmarkt op stroomden vonden ook daadwerkelijk een baan, getuige de eveneens stijgende netto arbeidparticipatie onder deze groep.
Wat was de toe- of afname van het aantal opdrachten van zzp’ers het afgelopen jaar? Deelt u de mening dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) hier melding van zou moeten maken?
Het aantal opdrachten van zzp’ers vormt geen bruikbare beleidsinformatie, omdat dit een diffuse eenheid betreft die op zichzelf geen informatie verschaft over de participatie van zzp’ers op de arbeidsmarkt. Informatie over de participatie en arbeidsduur van zzp’ers en de werkloosheid onder zzp’ers brengt het CBS reeds in afdoende mate in beeld.
Welke extra maatregelen neemt u om de dynamiek op de arbeidsmarkt te behouden, aangezien het Centraal Planbureau (CPB) raamt dat bij ongewijzigd beleid de werkloosheid in 2012 en 2013 verder oploopt en de gevolgen voor zzp’ers in deze voorspellingen nog niet eens zijn opgenomen?
Voor 2013 wordt een pakket aan bezuinigingen en hervormingen voorbereid om de Nederlandse economie verder te versterken. Onderdeel van dit pakket zijn ook maatregelen op het gebied van de WW en het ontslagrecht die tot doel hebben de dynamiek op de arbeidsmarkt te behouden, de kansen van werkzoekenden te verbeteren en de verschillen tussen vaste en tijdelijke werknemers te verkleinen.
De export van censuur technologie |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Containing Weapons of Mass Surveillance»?1
Ja.
Is het waar dat Amerikaanse en Europese bedrijven nog steeds censuur technologie exporteren naar landen waar mensenrechten, inclusief de vrijheid van meningsuiting en de toegang tot informatie, dagelijks worden geschonden?
De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft uw Kamer hierover geïnformeerd op 16 januari 2012 in antwoord op uw vragen (kenmerk 2011Z20447). Het is niet mogelijk vast te stellen of bedrijven uit Europese landen en de Verenigde Staten censuurtechnologie exporteren naar landen waar mensenrechten worden geschonden. Datzelfde geldt voor landen die lid zijn van de coalitie Freedom Online.
Bestaat er een lijst van bedrijven die nog steeds dit soort technologie exporteren naar landen waar mensenrechten worden geschonden? Zo ja, kunt u die openbaar maken? Zo neen, kunt u die ofwel zelf ofwel in Europees verband opstellen en vervolgens openbaar maken?
Er bestaat geen lijst van bedrijven die censuurtechnologie exporteren naar landen waar mensenrechten worden geschonden. Omdat bedrijven in deze branche veelal technologie exporteren die breed kan worden ingezet – bijvoorbeeld ook voor lawful interception, is het niet wenselijk een dergelijke lijst van bedrijven op te stellen. Nederland heeft er bij de Europese Commissie voor gepleit ook censuur- en filtertechnologie onder de reikwijdte van de EU dual use verordening te brengen. De Commissie komt naar verwachting eind 2012 met een voorstel hierover.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-El Fassed/Nicolai over vrije nieuwsgaring?2 Kunt u dit toelichten?
Nederland heeft de speciaal rapporteur voor vrijheid van meningsuiting van de VN, Frank la Rue, ondersteund in het aandacht vragen voor zijn rapport van 16 mei 2011 over bescherming van vrijheid van meningsuiting online. In het rapport wordt onder andere aandacht besteed aan de grenzen die internationale verdragen stellen aan de beperking van vrijheid van meningsuiting online en aan toegang tot internet. Nederland heeft de speciaal rapporteur eveneens gesteund in het uitdragen van de conclusies van dit rapport en het aangaan van discussie daarover, onder andere tijdens een speciaal panel over internetvrijheid gehouden tijdens de 19e Mensenrechtenraad in maart 2012.
Handhaving van vrije nieuwsvergaring is binnen VN-kader voor veel landen een nog onbekend onderwerp. Nederland speelt – samen met andere leden van de Freedom Online coalitie als Zweden en de Verenigde Staten – een leidende rol bij bewustwording hierover, onder meer door ondertekening van een interregionale verklaring over internetvrijheid in de 17e Mensenrechtenraad.
Bestaat er een index van landen die door middel van censuur technologieën de vrije meningsuiting en nieuwsgaring schenden? Acht u een dergelijke lijst wenselijk? Zo neen, waarom niet?
Internationale NGO’s zoals Freedom House en Reporters without Borders rapporteren jaarlijks over internetvrijheid in landen wereldwijd, waarbij ook de inzet van dergelijke technologie in kaart wordt gebracht. Deze informatie wordt door het ministerie nauwlettend gevolgd.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-El Fassed c.s. over een internationaal wapenhandelverdrag?3 Kunt u dit toelichten?
Nederland heeft tijdens de laatste zitting van het voorbereidend comité van het VN-wapenhandelsverdrag gepleit voor een brede reikwijdte van dat verdrag, inclusief dual-use goederen gerelateerd aan conventionele wapens en «riot control» wapens (waaronder traangas). Dit standpunt is tevens opgenomen in de nationale inbreng van Nederland over elementen voor het wapenhandelsverdrag dat in maart 2012 naar de Secretaris-Generaal van de VN is verstuurd. Ten slotte heeft Nederland getracht deze categorieën tevens deel te laten uitmaken van de collectieve inzet van de EU.
Nederland heeft de leden van de Freedom Online coalitie geïnformeerd over zijn standpunt t.o.v. uitbreiding van de dual-use verordening in de EU. Daarnaast staat in de oprichtingsverklaring van de coalitie dat de leden zich zullen inzetten om bedrijven aan te sporen in hun bedrijfsvoering de export en misbruik van dergelijke technologie tegen te gaan.
Aangezien het verdrag zich dient te richten op regulering van de handel in militaire goederen bestaat er zowel binnen als buiten de EU geen steun voor het onder de reikwijdte van het wapenhandelsverdrag brengen van dual-use goederen en «riot control» wapens. Internetfilterapparatuur valt volgens alle partners die hierover zijn benaderd niet onder de doelstellingen van dit verdrag.
Is het waar dat landen die lid zijn van de Coalition Freedom Online, doe door u in 2011 is opgericht, nog steeds de export van censuur technologie toestaan? Zo ja, in welke landen is dat nog steeds het geval?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze maakt u gebruikt van deze internationale coalitie om de export van censuurtechnologie als produkten voor tweeërlei gebruik middels de onderhandelingen voor een wapenhandelsverdrag te reguleren? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u deze vragen voor 14 juni 2012 beantwoorden?
Ik heb er naar gestreefd deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
De ontstane situatie in Ter Apel |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Gerard Schouw (D66), Tofik Dibi (GL), Joël Voordewind (CU), Sharon Dijksma (PvdA) |
|
Leers |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Is het waar dat vandaag rond de klok van 15.20 uur een ontruiming van het tentenkamp van uitgeprocedeerden in Ter Apel is begonnen?
In mijn brief van 21 mei 2012 heb ik u gemeld dat ik de bewoners van het tentenkamp in Ter Apel onderdak heb aangeboden tot de komst van de Iraakse minister van Migratie medio juni 2012. Dit onderdak is echter niet vrijblijvend, maar dienstig aan terugkeer en is geboden aan deze specifieke groep in hun specifieke situatie. Hierdoor is het voortbestaan van het tentenkamp overbodig geworden. Dit heb ik in een persoonlijk gesprek met de woordvoerders van de Iraakse actievoerders nogmaals toegelicht.
Daags erna, op 22 mei 2012, heeft de burgemeester van Vlagtwedde, waar Ter Apel onder valt, vanuit haar verantwoordelijkheid voor de openbare orde aan de woordvoeders van de bewoners van het tentenkamp uitgelegd dat er verschillende inspecties hebben plaatsgevonden (gezondheid, brandveiligheid en watervoorziening). Op basis van deze inspecties heeft de burgemeester geconstateerd dat de veiligheid van de mensen in het kamp niet langer gegarandeerd kan worden. Om die reden is de burgemeester op 22 mei 2012 gestart met voorbereidingen om de actie te beëindigen. Daarbij heeft de burgemeester de woordvoerders met klem geadviseerd het aanbod tot tijdelijk onderdak te accepteren.
De woordvoerders van de Iraakse groep hebben heden laten weten dat ze ingaan op mijn aanbod. De groep Irakezen heeft hierop het terrein vrijwillig verlaten en wordt overgebracht naar verschillende locaties van het COA onder oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel volgens artikel 56 van de Vreemdelingenwet. De vrijheidsbeperkende maatregel maakt het mogelijk deze vreemdelingen in het zicht van de overheid te houden ter voorbereiding van terugkeer. Deze maatregel betekent dat de vreemdelingen de locatie van het COA mogen verlaten, maar wel verplicht zijn om binnen de grenzen van de gemeente te blijven waar de locatie van het COA is gevestigd. Ook zullen de vreemdelingen zich wekelijks moeten melden bij de Vreemdelingenpolitie. Met de groep Irakezen is afgesproken dat tot de komst van de Iraakse minister de terugkeeractiviteiten beperkt blijven tot activiteiten die informatief van aard zijn. Er vinden gedurende deze periode geen vertrekgesprekken plaats.
De overige bewoners van het tentenkamp zijn, behoudens enkele individuele uitzonderingen, voor zover op dit moment bekend, niet ingegaan op mijn aanbod.
In de middag van 23 mei 2012 heeft de burgemeester, gelet op de vrees voor de veiligheid en gezondheid van de aanwezige personen, een noodbevel en een noodverordening uitgevaardigd op grond van de gemeentewet. Op basis hiervan is de actievoerders aangezegd om hun actie te beëindigen. Indien het naar aanleiding hiervan komt tot staande houdingen van actie voerende vreemdelingen, zal hen een vrijheidsbeperkende maatregel worden opgelegd en zullen zij als nog in een vrijheidbeperkende locatie worden ondergebracht conform mijn brief van 21 mei 2012.
Met de noodverordening wordt voorkomen dat in de toekomst vreemdelingen opnieuw een tentenkamp oprichten in Ter Apel.
Conform mijn toezegging gedaan in het spoeddebat van 15 mei 2012, zal ik u schriftelijk zo spoedig mogelijk volledig informeren zodra de actie is afgelopen.
Wilt u de Kamer per ommegaande en uiterlijk vóór 17 uur vandaag, i.e. woensdag 23 mei, informeren over de stand van zaken? Kunt u hierbij ingaan op de toedracht en de gang van zaken bij de ontruiming alsmede de ontruiming in relatie tot het eerdaags dienende kort geding? Kunt u hierbij ook ingaan op de (medische) toestand waarin mensen die tot vandaag het tentenkamp bewoonden verkeren?
Zie antwoord vraag 1.
De komst van een geweldpredikende imam |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
Leers , Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Ben u bekend met het artikel «Sharia4Belgium naar Nederland»?1
Ja.
Op welke locatie en op welk tijdstip vindt de Global Shariah Conference plaats?
De organisatie heeft op internet aangekondigd dat de conferentie op zaterdag 26 mei vanaf 18:00 zal plaatsvinden. De precieze locatie is niet bekend gemaakt.
Bent u bekend met het gegeven dat de islamitische spreker Abu Imran veroordeeld is voor het oproepen tot geweld?
Op 10 februari 2012 is de genoemde spreker in België veroordeeld voor het aanzetten tot haat jegens niet-moslims en voor belaging van de echtgenoot van wijlen Marie-Rose Morel.
In hoeverre deelt u de visie dat personen die zich keren tegen de democratie en oproepen tot geweld een gevaar vormen voor de democratische rechtsorde?
Personen die hun volgelingen oproepen om hier geweld te plegen op basis van antidemocratische denkbeelden kunnen een gevaar vormen voor de democratische rechtsorde.
Bent u bereid de betreffende spreker, die moslims oproept tot geweld, de toegang tot Nederland te ontzeggen? Zo nee, waarom niet?
Ik verwacht niet dat genoemde persoon Nederland daadwerkelijk zal bezoeken. Marokko heeft België in 2008 om zijn uitlevering verzocht wegens handel in verdovende middelen. België levert echter geen Belgische staatsburgers uit aan Marokko. Indien betrokkene in Nederland zou worden aangetroffen doet zich een dergelijke belemmering niet voor.
Homofobie in Oekraïne |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Gay Parade Kiev afgelast wegens geweld»?1
Ja.
Is het waar dat de politie niet in staat was de veiligheid van deelnemers te garanderen, dat bij de persconferentie van de organisatie van de Kiev Pride, waar bekend werd gemaakt dat het evenement werd afgeblazen, sprekers het zwijgen is opgelegd en dat deelnemers zijn mishandeld? Kunt u dit toelichten?
De eerste Kyiv Pride Parade, gepland voor zondag 20 mei jl., heeft geen doorgang kunnen vinden omdat er onvoldoende garantie bestond over de veiligheid van de deelnemers, ondanks afspraken met Gemeente Kiev en politie, en overleg met de Gay Alliance, die optrad namens diverse LGBT-organisaties. Tot het laatste moment is de locatie waar de parade zou plaatsvinden geheim gehouden. Toen duidelijk werd dat anti-homodemonstranten op de hoogte waren van de locatie en zich opmaakten voor een hardhandige confrontatie, hebben de organisatoren besloten de Kyiv Pride Parade af te blazen. Later op de dag heeft een persconferentie plaatsgevonden, waarop door de organisatoren de afgelasting van de Kyiv Pride Parade is toegelicht. Aan sprekers bij deze persconferentie is geen spreekverbod opgelegd. De gewelddadige mishandeling van twee deelnemers vond plaats na afloop van de persconferentie, toen zij op een taxi stonden te wachten.
Hoe beoordeelt u het handelen van de Oekraïense overheid? Kunt u dit toelichten?
Ik acht het handelen van de Oekraïense autoriteiten ontoereikend om een vreedzaam verloop van de manifestatie te garanderen.
Deelt u de mening dat de gebeurtenissen rond het aflasten van de Kiev Pride en de concept wetsvoorstellen die informatie over homoseksualiteit verbieden in Oekraïne in tegenspraak zijn met de afspraken over discriminatiebestrijding in het visaliberalisatieproces? Kunt u dit toelichten?
Op grond van het door de EU en Oekraïne gezamenlijk overeengekomen Actieplan voor Visumliberalisatie is Oekraïne verplicht om alomvattende anti-discriminatiewetgeving aan te nemen, conform aanbevelingen van de VN, de Raad van Europa, en de OVSE. Aanvaarding van voorgestelde wetgeving die uiting van en publicatie over homoseksueel gedrag zou verbieden acht ik hiermee in strijd.
Bent u bereid om in Europees verband de druk op de Oekraïense regering op te voeren om de wetsvoorstellen in te trekken of daar een veto over uit te spreken en om een goede anti-discriminatie wet in te voeren, inclusief seksuele oriëntatie, voordat verdere stappen in dit proces gezet kunnen worden? Kunt u dit toelichten?
Tijdens haar bezoek aan Oekraïne op 9 juni jl. in het kader van EK Voetbal, heeft minister Schippers gesproken met LGBT-organisaties in Kharkiv, die de minister hebben geïnformeerd over wijdverbreide intolerantie jegens LGBT in Oekraïne. Voor details van de gevoerde gesprekken verwijs ik naar het verslag van minister Schippers dat zij naar uw Kamer heeft gestuurd. In het EU-Oekraïne Subcomité voor Recht, Vrijheid en Veiligheid, dat op 31 mei en 1 juni jl. in Kiev plaatsvond, zijn de Oekraïense autoriteiten op Nederlandse instigatie uitdrukkelijk aangesproken op de voorgestelde wetgeving en de gebeurtenissen rond de afgelasting van de Kyiv Pride Parade. Ook bij andere gelegenheden wordt in Europees verband bij de Oekraïense autoriteiten aangedrongen op aanpassing van de voorgestelde wetgeving.
Welke overige stappen bent u bereid in Europees verband te nemen om er voor te zorgen dat homofobie wordt bestreden en de rechten van homo’s en lesbiennes worden gewaarborgd? Kunt u dit toelichten?
Zoals aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1155), is door mij en andere collega’s van EU-lidstaten in de Raad Buitenlandse Zaken van 14 mei jl. onderstreept dat van ondertekening van het Associatieakkoord met Oekraïne geen sprake kan zijn zolang geen zichtbare verbeteringen zijn opgetreden op het gebied van mensenrechten en rechtsstaat. Ook wordt Oekraïne er in het kader van de EU-Oekraïne-visumdialoog op gewezen, dat aanvaarding van een alomvattende anti-discriminatiewetgeving, conform aanbevelingen van de VN, de Raad van Europa, en de OVSE, een noodzakelijke voorwaarde is voor visumliberalisatie.
De sluiting van de Erica Terpstrahal in Wezep |
|
Jeroen Dijsselbloem (PvdA) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
![]() |
Herinnert u zich de Glen Mills School, onderdeel van de Hoenderloo-groep, die in 1999 in Wezep (gemeente Oldebroek) werd geopend?1
Ja.
Is het waar dat uw ambtsvoorganger, mevrouw Terpstra, financiële middelen beschikbaar heeft gesteld voor de Glen Mills op de locatie van de voormalige Willem de Zwijgerkazerne?
In 1998 heeft mijn ambtsvoorganger, mevrouw Terpstra, in een Algemeen Overleg toegezegd de Glen Mills School voor een periode van vier jaar te financieren, afhankelijk van de resultaten. Van 1999 tot en met 2002 heeft de Glen Mills School een subsidie ontvangen voor 50 plaatsen à raison van 70 000 gulden per plek. Het bedrag is later opgehoogd met huisvestingskosten en OVA kosten. Dit bedrag was een all-in bedrag. Ook heeft Glen Mills subsidie gekregen voor de voorbereidingskosten. De subsidie was gebaseerd op het Besluit tijdelijke regeling bekostiging jeugdhulpverlening. Vanaf 1 januari 2003 is de projectsubsidie voor Glen Mills omgezet in een instellingssubsidie voor 50 plaatsen jeugdhulpverlening. In 2007 is de verantwoordelijkheid voor de jeugdhulpverlening overgedragen aan de provincies met het bijbehorende budget. Vanaf dat moment werd Glen Mills niet meer rechtstreeks door VWS gefinancierd.
Is het waar dat een moderne sportaccommodatie (gebouwd naar NOC*NSF-normen) onderdeel van deze investeringsbijdragen door het Rijk was?
De verstrekte subsidie was bedoeld voor 50 plaatsen jeugdhulpverlening inclusief huisvestingskosten. Deze huisvestingskosten betroffen de huur van de kazerne waar Glen Mills gevestigd was. Er was dus geen sprake van een investeringsbijdrage. VWS heeft geen bijdrage verstrekt voor de bouw van de sporthal.
Waren de Rijksbijdragen uitsluitend afkomstig van het ministerie van VWS of ook van het ministerie van Justitie of andere ministeries?
Niet alleen het ministerie van VWS maar ook het ministerie van Justitie financierde plaatsen bij de Glen Mills School. Het ministerie van OCW verstrekte een bijdrage voor het onderwijs op de Glen Mills School.
Onder welke voorwaarden werden de Rijksmiddelen beschikbaar gemaakt?
Bij de verstrekking van de projectsubsidie in 1999 zijn een aantal voorwaarden gesteld. Er moest een halfjaarlijks gesprek plaats vinden over de voortgang van het project Glen Mills. In de voortgangsrapportage moesten de behaalde resultaten worden vermeld, de personele bezetting en de kwaliteit van het personeel, het aanbod, de doorlooptijd en waar mogelijk de resultaten ten aanzien van de cliënten. Het ondernemingsplan dat in 1998 was opgesteld moest omgezet worden in een uitvoeringsplan met daarin alle gemaakte afspraken.
Daarnaast moest de begroting van de Glen Mills School het onderscheid tussen de VWS subsidie en subsidie van Justitie duidelijk zichtbaar maken.
Is het waar dat deze sportlocatie vervolgens uit dankbaarheid per ommegaande naar Erica Terpstra is vernoemd?
Ik ben niet op de hoogte van de beweegredenen die destijds zijn gehanteerd bij de naamgeving van de sporthal. Wel gebeurt het vaker dat sportaccommodaties worden vernoemd naar bekende (sport)personen.
Wie is eigenaar van deze met publieke middelen gefinancierde Erica Terpstrahal in Wezep, nu Glenn Mills niet meer bestaat?
De ondergrond van de sporthal is eigendom van woningcorporatie DeltaWonen uit Zwolle. Eigenaar van de opstal van de Erica Terpstrahal is de Hoenderloo-Groep/Pluryn. Er is sprake van een erfpachtovereenkomst tot 1 januari 2033.
Bent u bekend met het gegeven dat sinds 2010/2011 het lokale onderwijs (Agnieten College en de Johan Frisoschool) en enkele binnensportverenigingen de hal gebruiken voor verenigingsactiviteit, waarbij wordt gehuurd van de Hoenderloo groep via gemeente Oldebroek?
Ik heb van de gemeente Oldebroek vernomen dat deze de Erica Terpstra-hal vanaf oktober 2010 heeft gehuurd van de Hoenderloo-Groep/Pluryn ten behoeve van het lokale onderwijs (Agnieten College) en enkele lokale sportverenigingen.
Is het waar dat de Hoenderloo-groep (tijdens de nationale sportweek) de sportverenigingen op staande voet uit de hal heeft gezet als drukmiddel in de onderhandelingen met de emeente over de verkoop van de hal?
Ik heb begrepen dat de gemeente en de Hoenderloo-Groep/Pluryn in gesprek waren over overname van de sporthal door de gemeente Oldebroek. Afgesproken was de huur van de sporthal te beëindigen indien geen overeenstemming zou worden bereikt over de overname. Na het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Oldebroek om af te zien van aankoop van de sporthal, heeft de Hoenderloo- groep/ Pluryn, conform eerder gemaakte afspraak, de huur van de hal beëindigd.
Acht u het juist dat een sportaccommodatie die met publieke middelen is gebouwd nu opnieuw met publieke middelen moet worden overgenomen door de gemeente van de Hoenderloo-groep?
De sporthal lijkt grotendeels uit private middelen te zijn gefinancierd en dus in eigendom van een private partij. Hier heb ik geen zeggenschap over. Ten overvloede wijs ik u erop dat het rijk geen sportaccommodatiebeleid voert, anders dan bij noodzakelijke aanpassingen van accommodaties in verband met topsportevenementenbeleid.
Bent u bereid te bevorderen dat de Erica Terpstrahal wordt overgedragen aan de gemeente ten behoeve van het onderwijs en de sportverenigingen van Wezep?
Zie antwoord vraag 10.
Het bericht dat de gemeente Almelo circussen weert met wilde dieren |
|
Johan Houwers (VVD), Han ten Broeke (VVD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Geen circussen met wilde dieren meer in Almelo»?1
Ja.
Op grond waarvan hebben de gemeenten Almelo, Heemskerk, Den Haag, Groningen en Amsterdam besloten dat circussen met wilde dieren niet langer zijn toegestaan?
Het is mij niet bekend of er bij alle genoemde gemeenten sprake is van een voorkeursbeleid. Uit de media ontstaat het beeld dat er zorgen zijn omtrent het welzijn van dieren of de herkomst van dieren of er zijn ethische overwegingen.
Zoals aangegeven in reactie op eerdere Kamervragen2 hebben gemeenten een autonome regelgevende bevoegdheid, die onder meer wordt begrensd door regelgeving op rijks- en provinciaal niveau. De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren is gericht op maatregelen ter bevordering van het dierenwelzijn. Uit het gemeenterecht vloeit voort dat gemeenten in zo’n geval niet bevoegd zijn om vanuit een oogpunt van dierenwelzijn eigen regels over dieren te stellen.
Dit is bevestigd in een uitspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State3.
Gemeenten hebben wel de bevoegdheid om met een ander oogmerk regels te stellen inzake dieren, mits deze regels niet in strijd zijn met de normen in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld regels stellen over circussen in het belang van de openbare orde of veiligheid.
Was er in alle gevallen sprake van een bedreiging van de openbare orde? Zo nee, deelt u de opvatting dat gemeenten dan niet bevoegd zijn om dergelijke besluiten te nemen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om de wet- en regelgeving zodanig aan te passen dat gemeenten op grond van voorkeursbeleid geen circussen meer kunnen weigeren als zij voldoen aan de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zowel de wetgeving als de rechtspraak hebben duidelijke kaders aangegeven.
Het bericht ‘Bank zet trouwe klant in de kou’ |
|
Jacques Monasch (PvdA), Ronald Plasterk (PvdA) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Is het waar dat banken momenteel substantieel minder financieringsruimte voor een hypotheek bieden aan bestaande klanten van wie de inkomenspositie niet is verslechterd?1
Wat iemand hypothecair mag lenen ten opzichte van zijn inkomen (LTI norm) wordt bepaald door de normen van het Nibud. De ruimte die een huishouden heeft voor woonuitgaven wordt hierbij bepaald door het bruto inkomen te verminderen met de verschuldigde belastingen en premies en overige kosten voor levensonderhoud. Jaarlijks worden de normen opnieuw berekend. De laatste jaren zijn de normen verkrapt door beperkingen van de koopkracht, onder andere door aanpassingen van regelingen voor sociale zekerheid. Daardoor is het bedrag wat iemand kan lenen ten opzichte van zijn inkomen de laatste jaren beperkt. Afhankelijk van de rentestand en het inkomen kan er in 2012 daardoor 1 tot 5% minder geleend worden dan in 2011. De wijze waarop deze LTI norm wordt berekend, is niet veranderd, uitsluitend de uitkomsten van deze berekeningen hebben tot een verkrapping geleid.
De Gedragscode Hypothecaire Financieringen (GHF) is mede op aandringen van de AFM en het ministerie van Financiёn door marktpartijen zelf aangescherpt met ingang van 1 augustus 2011. Hypotheken die zijn en worden afgesloten na 1 augustus dienen te voldoen aan de regels in deze GHF. Dit geldt ook voor hypotheken die, zoals in het artikel in de Telegraaf d.d. 16 mei 2012 wordt aangegeven, worden meeverhuisd naar een nieuwe woning. De AFM houdt toezicht op de naleving hiervan.
Voor inwerkingtreding van deze aangepaste GHF werd in ruime mate gebruik gemaakt van de mogelijkheid om af te wijken van de LTI- norm (in 2009 werd in 6,5% van de gevallen niet goed onderbouwd waarom werd afgeweken van deze norm). Daarom zijn in de GHF beperkingen gesteld aan de afwijkingsmogelijkheden van de inkomensnormen. Dit betekent dat een aantal consumenten minder kan lenen dan toen deze afwijkingsmogelijkheden groter waren.
Hierbij moet wel opgemerkt worden dat, hoewel de financieringsruimte iets kleiner is geworden, ook de huizenprijzen gedaald zijn en de overdrachtsbelasting met 4% is afgenomen.
Kunt u toelichten in welke mate de financieringsruimte voor klanten is verminderd sinds, mede op voorspraak van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), de regels voor hypotheekverstrekking zijn verscherpt? Kunt u aangeven welk effect dat heeft op de hypotheekruimte voor consumenten en op de woningmarkt?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven op welke wijze de banken de strengere regelgeving van de AFM interpreteren? Is er in uw ogen sprake van een striktere interpretatie door de banken dan noodzakelijk? Kunt u dit toelichten?
Binnen de GHF regels is er nog steeds ruimte voor maatwerk bij de LTI norm.
Voor deze inkomensnormen geldt dat naast de Nibud normen rekening mag worden gehouden met een onvoorwaardelijke, schriftelijk vastgelegde inkomensstijging binnen 6 maanden; de gemiddelde inkomsten over de laatste drie kalenderjaren wanneer de consument ondernemer is; en inkomsten uit vrij beschikbaar vermogen. Daarnaast zijn er verschillende uitzonderingsmogelijkheden op de inkomensnorm mogelijk. Als een hypothecaire financiering wordt overgesloten, mag er een uitzondering worden gemaakt (onder de voorwaarden dat de consument in de woning blijft wonen en de nieuwe hypothecaire financiering niet hoger is dan de af te lossen hypothecaire financiering, vermeerderd met notaris- en taxatiekosten, eventuele afsluitkosten en/of door de consument aan een bemiddelaar betaalde vergoedingen ter zake van de hypothecaire financiering en een eventueel verschuldigde vergoeding wegens vervroegde aflossing van de oude hypothecaire financiering). Dit mag ook bij energiebesparende voorzieningen in de woning en bij verwerving van een woning met het zogenaamde A-label. In zo’n geval mag een extra hypothecaire financiering verstrekt worden door het Contactorgaan Hypothecair Financiers in overleg met het NIBUD vast te stellen bedrag.
Verder mogen bij een zogenaamde overbruggingssituatie de verplichtingen van de consument uit een bestaande hypothecaire financiering van een verkochte of te verkopen woning en van een overbruggingsfinanciering buiten beschouwing worden gelaten, mits aannemelijk is dat de verplichtingen uit de hypothecaire financieringen gedurende een realistische periode door de consument kunnen worden nagekomen.
Tenslotte is er een algemeen omschreven uitzonderingsmogelijkheid opgenomen in de GHF. Als een afwijkende situatie goed gedocumenteerd is, goed gecontroleerd wordt en aantoonbaar bestendig is, kan worden afgeweken van de inkomensnormen.
De AFM houdt in haar toezicht rekening met deze uitzonderingsmogelijkheden. Eind vorig jaar (Kamerstuk 29 507, nr. 105) heb ik Uw Kamer geïnformeerd over een gesprek dat heeft plaatsgevonden tussen de banken en de AFM en het ministerie van Financiёn waarbij werd verduidelijkt hoe bepaalde uitzonderingen konden worden toegepast in de praktijk. De banken, de AFM en ikzelf blijven hierover in gesprek.
Zijn er in uw ogen andere redenen dan de verscherpte hypotheekregels waarom banken steeds strengere voorwaarden stellen aan hypotheekverstrekking aan consumenten? Kunt u dit toelichten en tevens aangeven welke signalen u daarover heeft ontvangen?
Het is moeilijk om te beoordelen in hoeverre banken strenger zijn in het verstrekken van hypothecair krediet om andere redenen dan hierboven genoemd.
De huidige economische en financiële problemen confronteren banken echter wel met een aantal factoren die kunnen betekenen dat banken voorzichtiger zijn in het verstrekken van nieuwe leningen dan in de hoogtijjaren voorafgaand aan de crisis. Zo is het voor banken sinds het uitbreken van de crisis moeilijker om financiering aan te trekken voor de (hypothecaire) leningen die ze verstrekken. Dit kan invloed hebben op het vermogen en de bereidheid van banken om extra (hypothecaire) leningen te verstrekken.
Daarnaast beoordelen banken bij het verstrekken van een (hypothecaire) lening altijd het risico dat een lening (ten dele) niet wordt terugbetaald. Hoewel het aantal betalingsachterstanden en gedwongen verkopen in Nederland nog steeds erg laag is ten opzichte van andere landen, maken het huidige slechte economische klimaat, de dalende huizenprijzen en de oplopende werkloosheid banken mogelijk voorzichtiger in het verstrekken van nieuwe hypothecaire leningen.
Banken worden daarnaast geconfronteerd met diverse maatregelen, zoals verscherpte kapitaalseisen onder Basel III en een bankbelasting. Deze hebben (mogelijk) beperkende gevolgen voor de kredietverlening aan consumenten. Het is moeilijk om aan te geven wat de precieze impact van dergelijke maatregelen is. Ten aanzien van de bankbelasting is recent aan Uw Kamer een brief (Kamerstuk 33 121, nr. 31) gestuurd waarin DNB een berekening heeft gemaakt van de effecten van de bankbelasting op de kredietverlening.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat banken relatief hoge hypotheekrentes berekenen aan consumenten, zowel voor hypotheken met nationale hypotheekgarantie (NHG) als zonder, terwijl zij zelf voor relatief lage rentes kunnen lenen op de internationale geldmarkt? Kunt u dit toelichten?
In 2011 heeft de NMa onderzoek gedaan naar de margeontwikkeling op de Nederlandse hypotheekmarkt. De NMa concludeerde dat de marges na het uitbreken van de crisis op de financiële markten sterk waren toegenomen en historisch gezien op een hoog niveau lagen, maar dat de marges begin 2011 weer waren gedaald tot niveaus die voor de crisis gangbaar waren. Daarnaast is het van belang dat er onderscheid wordt gemaakt tussen de rente op Nederlandse staatsobligaties, de interbancaire rente (euribor) en de rentes die banken betalen op de internationale kapitaalmarkten. De rente op Nederlandse staatsobligaties is door de problemen in de Eurozone sterk gedaald; ook de interbancaire rente is sterk gedaald, mede door het optreden van de ECB. Echter, de interbancaire rente is niet de rente waartegen banken onbeperkt lange financiering kunnen aantrekken aangezien de interbancaire markt door het onderlinge wantrouwen tussen banken behoorlijk opgedroogd is. Daarmee zijn de rente op Nederlandse staatsobligaties en de interbancaire rente dus geen goede graadmeter voor de rente die de banken op de internationale kapitaalmarkten betalen.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat de strengere regels voor hypotheekverstrekking zo rigide worden toegepast dat aantoonbaar kredietwaardige consumenten toch substantieel minder hypotheekruimte krijgen van hun bank? Kunt u dit toelichten?
Zie het antwoord op vraag 3. Er is ruimte voor maatwerk.
Het houden van wallabies in Nederland en de onvermijdelijke tragedies die dit oplevert |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Is het u bekend dat er al dagen een ontsnapte – of met opzet vrijgelaten – wallaby door de Arnhemse bossen struint en dat er een zoekactie gestart zal worden om het dier te vangen?1
Ja. Het dier is inmiddels gevangen.
Bent u ervan op de hoogte dat er eerder deze maand ook al een wallaby gevangen is die uit een vakantiepark in Overijssel ontsnapt was? Heeft u kennisgenomen van de reactie van de algemeen manager van het Overijsselse vakantiepark, die stelde «Het leek een leuk idee, een wallaby op het vakantiepark, maar in praktijk pakte het idee minder goed uit»?2
Ja.
Erkent u dat je in Nederland dus zonder problemen exotische diersoorten als een kangoeroe aan kunt aanschaffen terwijl je geen idee hebt waar je eigenlijk aan begint? Zo ja, erkent u dat dieren daar de dupe van zijn? Zo nee, kunt u uiteenzetten welke voorwaarden er volgens u worden gesteld aan de verkoop van dieren?
De Bennettwallaby is geen op basis van de Europese CITES verordening beschermde diersoort. Dit dier wordt veelal hobbymatig gehouden. Op de website van het Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren valt informatie te lezen over het gedrag en de verzorging van wallaby’s.
Momenteel worden geen voorwaarden gesteld aan de verkoop van wallaby’s. Wel is in het voorgenomen Besluit gezelschapsdieren de plicht opgenomen om bij de verkoop van gezelschapsdieren schriftelijke informatie te verstrekken teneinde de koper in staat te stellen het dier zo goed mogelijk te verzorgen.
Hoe beoordeelt u de onderbouwde visie van Stichting AAP, die stelt dat het houden van wallaby's onvermijdelijk op een tragedie uitloopt voor mens en dier?3
In het kader van de Wet dieren wordt de positieflijst voor zoogdieren voorbereid. De Wageningen UR, Livestock Research (WUR), doet hiertoe onderzoek. Een onderdeel hiervan vormt een enquête over het gedrag en het welzijn van zoogdieren die door de houders van zoogdieren en deskundigen op het terrein van bepaalde zoogdiersoorten kan worden ingevuld. Ook voor wallaby’s kan informatie worden aangeleverd. Belangrijke stakeholders, waaronder stichting AAP, zijn benaderd om de enquête in te vullen.
Eerder is door de WUR wetenschappelijke informatie verzameld over het natuurlijke gedrag van zoogdieren. Deze informatie zal de WUR in samenhang met relevante en zoveel mogelijk wetenschappelijk onderbouwde informatie uit de enquête, per zoogdiersoort beoordelen op risico’s voor het houden van dieren. Ook hierbij zal onder meer Stichting AAP worden betrokken. Dit resulteert in een advies over plaatsing van zoogdiersoorten op de positieflijst.
Deelt u de mening dat kangoeroes geen huis- of hobbydieren zijn? Zo ja, wat gaat u doen om te voorkomen dat deze dieren als zodanig worden gefokt en verhandeld? Zo nee, kunt u toelichten waarom u vindt dat een wallaby, die veel levensruimte nodig heeft, een snelheid van 30 km per uur kan halen, niet plekzindelijk is en dus overal uitwerpselen achterlaat, en ook agressief kan zijn, wél geschikt is om als huisdier te houden?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u uiteenzetten wat het kost om de wallaby te vangen en de rest van zijn leven te verzorgen? Wie gaat dat betalen? Geeft u toe dat de eigenaar waarschijnlijk niet achterhaald zal kunnen worden, omdat u een registratie- en identificatieplicht voor dieren niet nodig vindt? Geeft u dan ook toe dat de belastingbetaler moet opdraaien voor de gevolgen van uw gebrekkige beleid op het gebied van gezelschapsdieren? Zo nee, hoe zit het dan?
De gemeente Arnhem heeft de nodige inspanningen verricht om de wallaby te vangen. Op basis van het Burgerlijk Wetboek hebben gemeenten de plicht om een gevonden dier gedurende twee weken op te vangen, teneinde de eigenaar van een dier te kunnen achterhalen. De voormalige eigenaar van de wallaby heeft zich gemeld en de kosten van het vangen en opvangen van de wallaby zullen door de gemeente Arnhem op hem worden verhaald. Deze persoon heeft afstand gedaan van zijn dier.
Kunt u uiteenzetten wat er met de ontsnapte wallaby zal gebeuren als deze gevangen is? Deelt u de mening dat dit sociale dier niet zomaar bij een particulier kan worden ondergebracht maar een goede plek verdient waar zoveel mogelijk in zijn natuurlijke behoeften kan worden voorzien, bijvoorbeeld bij Stichting AAP? Zo ja, op welke wijze zorgt u ervoor dat dit ook daadwerkelijk gaat gebeuren, en zorgt u voor de financiële middelen die nodig zijn voor een goede opvang van het dier?
De wallaby is door de gemeente Arnhem op zorgvuldige wijze geplaatst bij een particulier die ook andere Bennettwallaby’s houdt. Volgens de laatste berichten maakt de wallaby het goed. Hij is opgenomen in de groep.
Kunt u uiteenzetten hoeveel kangoeroes er in Nederland jaarlijks worden verhandeld en hoeveel kangoeroes er gehouden worden door handelaren, particulieren, kinderboerderijen en andere instellingen? Hoeveel wallaby's worden er jaarlijks gefokt in ons land? Hoeveel fokkers van en handelaren in kangoeroes zijn gevestigd in Nederland? Worden er kangoeroes naar en van Nederland geëxporteerd? Is daarbij ook sprake van wildvang? Zo nee, hoe kan het dat u helemaal geen zicht heeft op de handel in deze dieren?
De handel in beschermde kangoeroes wordt geregeld door de Europese CITES verordening. Dienst Regelingen heeft voor de handel in beschermde kangoeroes geen vergunningen of certificaten afgegeven. Voor de niet-beschermde kangoeroesoorten, waaronder de Bennettwallaby, bestaat geen vergunningenplicht.
Dierentuinen moeten op grond van de Europese dierentuinenrichtlijn die in het Dierentuinenbesluit is geïmplementeerd, over een bijgewerkt dierregister beschikken. Gegevens over dierentuincollecties hoeven niet aan mij te worden verstrekt.
De onhoudbare financiële problemen bij dierenasielen en –opvangcentra |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
![]() |
Heeft u gezien dat dierenasielen – zonder uitzondering – in grote financiële nood verkeren?1
Ik heb kennisgenomen van dit bericht.
Wat vindt u ervan dat opvangcentra gemiddeld € 40 000 tot € 70 000 euro in het rood staan op een gemiddeld jaarbudget van € 200 000 en dat hierdoor nu faillissementen dreigen? Deelt u de mening dat er sprake is van een groot probleem? Zo nee, waarom niet?
Ik heb geen inzicht in de financiële huishouding van de opvangcentra in Nederland. Indien deze informatie klopt dan is dit inderdaad zorgelijk voor deze centra.
Erkent u dat de dump van dieren en dieren die rondzwerven een maatschappelijk probleem vormen? Zo nee, wiens probleem vindt u het dan?
Het bestaan van zwerfdieren kan lokaal een probleem vormen. Ik acht een eventueel probleem met zwerfdieren een lokale aangelegenheid.
Erkent u dat dierenasielen en opvangcentra belangrijk werk verrichten door zich belangeloos in te zetten voor de opvang van gedumpte, afgestane en/of rondzwervende dieren?
Zij verrichten zeer belangrijk werk. Ik heb veel waardering voor deze asielen en centra en de vrijwilligers die zich inzetten voor deze dieren.
Erkent u tevens dat dierenasielen en -opvangcentra voor het overgrote deel, en vaak zelfs geheel, afhankelijk zijn van vrijwilligers?
Bij mijn weten is dit inderdaad vaak het geval.
Erkent u dat er niet of nauwelijks posten zijn waarop een dierenasiel of opvangcentrum kan bezuinigen, omdat al het geld gaat naar de opvang en de verzorging van de dieren?
Ik heb zoals gezegd geen inzicht in de financiële huishouding van asielen en opvangcentra.
Kunt u bevestigen dat gemeenten debet zijn aan de grote financiële problemen en dreigende faillissementen van opvangcentra, omdat zij consequent verzuimen hun wettelijke verplichting na te komen om de opvang van zwerfdieren 14 dagen lang te betalen?2 Zo ja, deelt u de mening dat gemeenten dierenasielen in een zeer hachelijke positie brengen, door ze wel de opdracht te geven om zwerfdieren op te vangen, maar ze vervolgens niet te betalen, omdat zij weten dat er toch wel financieel zal worden «bijgesprongen» door dierenwelzijnsorganisaties? Zo nee, waarom niet en wie acht u dan verantwoordelijk voor de financiële nood?
Omdat ik geen inzicht heb in de financiële huishouding van asielen en opvangcentra kan ik ook geen eenduidige oorzaak aanduiden voor de benoemde problemen. Mijn beeld is wel dat gemeentes verschillend omgaan met deze taak. De hoogte van de bijdrage van gemeentes aan de opvang van dieren verschilt.
De mate waarin sprake is van benodigde opvang voor dieren verschilt echter ook per gemeente. Dit is een lokale, autonome, afweging van de desbetreffende gemeente.
Kunt u bevestigen dat gemeenten jaarlijks bij elkaar zo’n € 90 miljoen aan hondenbelastingen innen, dat deze opbrengsten niet besteed worden aan de 7 500 honden, 24 000 katten en talloze andere dieren in opvangcentra maar verdwijnen in het potje «algemene middelen»?3 Zo ja, wat vindt u ervan dat gemeenten wel aan dieren willen verdienen, maar er geen geld aan uit willen geven? Zo nee, kunt aangeven hoeveel hondenbelasting er dan wel door gemeenten wordt geïnd en waar zij dit aan uitgeven?
Op basis van de begrotingcijfers zoals het Centraal bureau voor de statistiek deze verzameld blijkt dat voor 2012 gemeentes verwachten € 61 miljoen aan hondenbelasting te innen. Het uiteindelijke bedrag zal lager uitvallen omdat een deel oninbaar zal zijn. 294 van de 415 gemeentes heffen hondenbelasting. Zij vertegenwoordigen 81% van de Nederlandse bevolking. De hondenbelasting is een algemene belasting waarvan de opbrengst niet bestemd hoeft te worden, maar behoort tot de algemene middelen. Gemeentes zijn dan ook vrij in de besteding van deze gelden. De gemeenteraad besluit over de bestemming van de algemene middelen, op basis van de lokale behoeften. Dit is een autonome bevoegdheid van de gemeente, waarin het Rijk niet kan treden.
Deelt u de mening dat gemeenten hun verantwoordelijkheid moeten nemen voor de opvang van dieren? Zo ja, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat zij hun wettelijke plichten daadwerkelijk nakomen? Zo nee, waarom moeten burgers zich wel netjes houden aan de wet en hoeven gemeenten dat niet?
Gemeentes dienen invulling te geven aan de plicht neergelegd in artikel 8, lid 3, Boek 5, Burgerlijk Wetboek om een gevonden dier twee weken in bewaring te nemen. Indien een gemeente zich niet houdt aan deze wettelijke regels dan kan het college van B&W hierop aangesproken worden door de gemeenteraad.
Het ministerie heeft de afgelopen jaren samen met het Lectoraat welzijn van Dieren van Van Hall Larenstein en de Dierenbescherming meerdere keren een Gemeentelijke conferentie dierenwelzijnsbeleid georganiseerd voor gemeenteambtenaren en gemeentebestuurders. Tijdens deze conferenties is ook de opvangplicht van gemeentes op verschillende manieren aan de orde gekomen met als doel gemeentes te informeren over deze plicht.
Teneinde de gemeentes nader te informeren over de opvangplicht ben ik bereid om de VNG te vragen aandacht te besteden aan dit onderwerp door bijvoorbeeld extra informatie op de website van de VNG te plaatsen dan wel informatie hierover op te nemen in de nieuwsbrief van de VNG.
Kunt u uitleggen hoe u het zo ver heeft laten komen dat dierenasielen zonder uitzondering in grote financiële nood verkeren, terwijl de Kamer u in de motie van het lid Ouwehand al gewezen heeft op de problemen in de dierenopvang en u verzocht heeft met een oplossing te komen?4 Dacht u dat u de uitspraak van de Kamer, dat het aantal zwerfdieren moet worden teruggedrongen en er een plan van aanpak moet komen voor de opvang van dieren, niet serieus hoefde te nemen?
Zoals u heeft kunnen lezen in mijn brief met kenmerk TK 2011–2012, 28 286, nr. 540 is er wel degelijk sprake van meerdere maatregelen om het aantal achtergelaten dieren terug te dringen. Aan de motie wordt derhalve uitvoering gegeven. Ik zet mij vooral in om het ontstaan van zwerfdieren te voorkomen.
De opvang van bestaande zwerfdieren acht ik een lokale verantwoordelijkheid.
Wilt u garanderen dat er geen dierenasielen of -opvangcentra hoeven te sluiten vanwege financiële problemen die het gevolg zijn van gebrekkig overheidsbeleid en het niet nakomen van verplichtingen door gemeenten? Zo ja, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de opvang van dieren gegarandeerd blijft? Zo nee, waarom niet en wat gaat er dan gebeuren met de dieren die nu in de betreffende asielen zitten of daar terecht zouden komen?
Ik kan dergelijke garanties niet geven. Indien een bepaalde gemeente niet voldoet aan de wettelijke plicht tot opvang van dieren gedurende twee weken dan kan, zoals hiervoor aangegeven, de lokale overheid hierop aangesproken worden.
Zoals hiervoor aangemeld ben ik bereid de VNG te vragen nogmaals aandacht te besteden aan de plichten van gemeenten op het terrein van de opvang van dieren.
Bent u bereid de handel in dieren sterk te beperken en de handelaren in dieren mee te laten betalen aan het probleem van dump en opvang van dieren door een heffing in te voeren op de verkoop van dieren ten bate van een opvangfonds, zodat u eindelijk wel aan de slag gaat met de aangenomen motie? Zo nee, waarom mag een sector met een miljardenomzet als de dierenbranche van u wel geld verdienen aan dieren en hoeft zij niet mee te betalen aan de oplossing van de problemen die daar mede door ontstaan? Vindt u het normaal om een maatschappelijk probleem waar een commerciële sector een belangrijk aandeel in heeft volledig af te schuiven op vrijwilligers, donateurs en belastingbetalers?
De verantwoordelijkheid voor het voorkomen van het ontstaan van zwerfdieren ligt in de eerste plaats bij de houder van het dier.
Zoals u weet, werk ik aan het Besluit gezelschapsdieren en aan de uitvoeringsregels van de nieuwe Wet dieren. Met deze nieuwe regels beoog ik de bestaande regels voor de handel in gezelschapsdieren aan te scherpen.
Het ontwerpbesluit bevat onder andere een registratieplicht en verplichte opleiding voor alle handelaren en bedrijfsmatige fokkers van gezelschapsdieren (voorheen bestonden deze plichten alleen voor handelaren en bedrijfsmatige fokkers van honden en katten). Ook ben ik voornemens voorlichting bij de verkoop van een dier verplicht te stellen in dit besluit. In de uitvoeringsregelgeving onder de Wet dieren wordt het zich ontdoen van een dier aangemerkt als dierenmishandeling, zodat hier eenvoudiger tegen opgetreden kan worden en wordt het aantal diersoorten dat mag worden gehouden beperkt via de positieflijst.
Ik zet mij verder in voor een verplichte identificatie en registratie van honden en financier mede de voorlichting aan (potentiële) kopers via het LICG.
Met mijn beleid scherp ik de regels voor de handel dus reeds aan en vraag ik de sector ook om verdere investeringen in dierenwelzijn bijvoorbeeld door opleiding. Alvorens verdere maatregelen te overwegen wil ik eerst de effectiviteit van deze maatregelen bezien.
Huursubsidie aan hogere inkomens |
|
Betty de Boer (VVD) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «En in welke schijf val jij»?1
Ja.
Heeft u enig idee waarop de uitspraak in dit artikel2 is gebaseerd? Klopt het wat hier wordt gezegd? Zo ja, wat gaat u hieraan doen, nu huursubsidie uitsluitend voor de lagere inkomens (< € 27 000) is bedoeld en niet voor inkomens van € 54 367 en hoger?
De cijfers waarop de uitspraak in het artikel is gebaseerd («toch zijn er nog een paar duizend mensen die meer dan 54 367 euro verdienen en toch huursubsidie krijgen»), zijn afkomstig uit de inkomensstatistieken van het CBS.
De gegevens betreffen voorlopige cijfers over 2010. De waarneming betreft daarom de voorlopig toegekende en uitbetaalde toeslag. Als bij de definitieve toekenning blijkt dat het inkomen in 2010 te hoog was voor het ontvangen van toeslag, wordt de te veel ontvangen huurtoeslag teruggevorderd. Overigens zet de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot stop als uit voorgaande jaren blijkt dat burgers hun inkomen structureel te laag schatten.
Daarnaast treedt enige vertekening op omdat het CBS-bestand uitgaat van de samenstelling van het huishouden op een bepaald moment (31 december), maar een inkomen waarneemt over een periode (jaar). Het kan zijn dat de samenstelling van het huishouden op het moment van aanvragen van de huurtoeslag afweek van die op het einde van het jaar (het peilmoment dat gehanteerd wordt). Als de huishoudsituatie wijzigt doordat bijvoorbeeld iemand die in het eerste deel van het jaar (terecht) huurtoeslag ontvangt, later in het jaar gaat samenwonen met iemand met een hoger inkomen, dan is dit in de statistieken te zien als een huishouden met een hoger inkomen, maar toch met huurtoeslag.
Deze cijfers wijzen er dus niet op dat ten onrechte een paar duizend mensen die meer dan 54 367 euro verdienen toch huursubsidie (huurtoeslag) krijgen.
De veiligheid van bewoners van verpleeghuis Mariahoeve |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten over bewoners van verpleeghuis Mariahoeve die overleden zijn na het eten van een chloortablet en een plastic handschoen? Bent u bekend met het bericht dat de toediening van morfine door een verpleegster van ditzelfde verpleeghuis is stopgezet, zonder toestemming van een arts en de familie?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat dergelijke incidenten te allen tijde voorkomen kunnen worden?
Nee. Incidenten kunnen altijd gebeuren, hoe oplettend de zorgmedewerkers ook zijn of hoe gedegen het kwaliteitsbeleid van de zorginstelling ook is. Ik vind het echter essentieel dat er alles aan wordt gedaan om te voorkomen dat dergelijke vreselijke incidenten gebeuren. Een goed kwaliteitsbeleid en een actieve commissie melding incidenten binnen de zorginstelling zijn hiervoor van groot belang.
Wat vindt u ervan dat dit verpleeghuis pas actie onderneemt nadat dergelijke incidenten tot de dood geleid hebben?
Ik heb contact opgenomen met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). De IGZ constateert dat deze zorginstelling veel aandacht heeft voor de veiligheid van cliënten. De IGZ is van mening dat de zorginstelling de kwaliteit goed bewaakt, met name door een pro-actieve aanpak om incidenten zoveel mogelijk te voorkomen.
Zijn de beschreven incidenten allemaal gemeld bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg? Zo ja, wat heeft de Inspectie met de meldingen gedaan? Zo nee, welke actie gaat u ondernemen tegen organisatie Florence omdat de incidenten niet gemeld zijn?
Ja, de incidenten zijn gemeld bij de IGZ. De IGZ heeft de meldingen onderzocht. Aan de hand van de resultaten van het onderzoek zijn door de zorginstelling verbetermaatregelen genomen.
De zaak van het inslikken van de chloortablet is nog niet afgerond. Na afronding van het onderzoek zal de IGZ zich bezinnen op de te nemen maatregel.
Wanneer heeft de Inspectie voor het laatst een bezoek gebracht aan verpleeghuis Mariahoeve? Deelt u de mening dat dit verpleeghuis vaker, onaangekondigd bezocht moet gaan worden, al dan niet door «mystery guests»?
De IGZ heeft in 2010 en 2011 meerdere bezoeken gebracht aan zorginstelling Florence. De locatie Mariahoeve is niet specifiek bezocht. Zoals ik al in antwoord 4 aangeef, zal de IGZ zich nog bezinnen op de te nemen maatregelen wanneer het onderzoek naar het incident is afgerond.
Het tentenkamp in Ter Apel |
|
Sharon Dijksma (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Leers |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de oproep van acht Groningse Statenfracties om te zoeken naar een oplossing voor de asielzoekers die in het tentenkamp in Ter Apel verblijven? Heeft u ook kennisgenomen van hun oproep deze asielzoekers te huisvesten zolang zij niet terug kunnen naar hun eigen land? Geeft u gehoor aan deze oproep? Zo nee, waarom niet?1
Ja. In de brief van de Groningse Statenfracties wordt gevraagd om deze groep duidelijkheid te bieden. Zoals ik al tijdens het spoeddebat van 15 mei jl. heb gezegd, is aan deze vreemdelingen in het verleden duidelijkheid geboden. Na een zorgvuldige asielprocedure, met de mogelijkheid van een rechterlijke toets, is geoordeeld dat deze vreemdelingen niet in aanmerking komen voor bescherming in Nederland. In dat geval is terugkeer aan de orde. Dat een afwijzing van de asielaanvraag botst met de hoop en verwachtingen van deze vreemdelingen begrijp ik, maar kan geen reden zijn om beslissingen die zorgvuldig zijn genomen, aan de kant te schuiven.
Vreemdelingen die niet of niet langer recht op verblijf hebben, dienen Nederland te verlaten. Het beleid inzake terugkeer is een integraal onderdeel van het migratiebeleid en is essentieel voor het draagvlak voor en geloofwaardigheid van het toelatingsbeleid. Het is mijn verantwoordelijkheid om eenduidig te handelen, en te blijven handelen, richting vreemdelingen die uitgeprocedeerd zijn. Hun perspectief kan – hoe pijnlijk dit soms ook is – niet anders dan terugkeer zijn. Dit geldt ook voor de vreemdelingen uit het tentenkamp. De eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling staat hierbij voorop.
In het kamp zitten met name Irakezen en Somaliërs. Deze vreemdelingen kunnen, in tegenstelling tot wat in de oproep wordt gesuggereerd, vrijwillig terugkeren. Dat heb ik in het spoeddebat uiteengezet. Daar waar in een individuele zaak blijkt dat een vreemdeling buiten zijn schuld niet kan terugkeren, kan een buitenschuldvergunning worden verleend.
In wiens opdracht kwam het verbod op bedden en klapstoelen in het tentenkamp, zodat de mensen gedwongen worden op de grond te slapen?
De actievoerders bevinden zich op een terrein van het COA. Door het COA zijn, mede in het licht van de beheersbaarheid van de situatie, afspraken gemaakt met de woordvoerders over welke spullen in het tentenkamp mogen worden binnengebracht. Door het COA is duidelijk gemaakt dat voorwerpen die een langdurig en/of permanent verblijf mogelijk maken, zoals bankstellen of tafels, niet worden getolereerd. De woordvoerders van de actievoerders hebben ingestemd met deze voorwaarden en hebben ermee ingestemd om zelf toe te zien op de naleving van de gemaakte afspraken.
Wat is uw reactie op het relaas van een huisarts die ons ter plaatse heeft gesproken en die na meerdere consulten in het kamp bij ons heeft aangedrongen op goede medische zorg en hygiënische omstandigheden omdat meerdere mensen ziek zijn en infecties zich nu snel kunnen verspreiden?
In het kader van de volksgezondheid zijn er 12 toiletten geplaatst, die iedere dag gereinigd worden door de gemeente. Ook zijn er op 14 mei 2012 twee watertanks geplaatst. Sinds 16 mei 2012 is zijn er tappunten vanuit de waterleiding beschikbaar.
In geval van een medische noodsituatie dan wel medisch zorgwekkende situatie, kan er, zoals gebruikelijk, met de hulpdiensten contact worden gezocht via het noodnummer.
Vandaag wordt door de Geneeskundige Gezondheidsdienst een onderzoek ter plaatse uitgevoerd in het kader van de volksgezondheid en eventueel aanwezige besmettelijke ziektes.
Zoals ik ook in de beantwoording op de Kamervragen van de heer Fritsma heb gemeld, heb ik de vreemdelingen uit het tentenkamp een week onderdak aangeboden, zonder dat hieraan voorwaarden waren gekoppeld. Dit aanbod heeft de groep echter geweigerd. De groep kiest voor voortzetting van de actie ondanks het feit dat hen een alternatief is geboden en kiest dus zelf voor een precair verblijf in tenten.
Nu u de situatie in het tentenkamp eerder onhoudbaar heeft genoemd, kunt u specificeren voor wie de situatie precies onhoudbaar is? Voor de mensen ter plekke, voor de gemeente Vlagtwedde, voor het Centraal Orgaan opvang asielzoekers of voor de Nederlandse regering? Welke consequenties verbindt u aan deze uitspraak?
In de beantwoording van de eerder genoemde vragen van de heer Fritsma heb ik geschreven dat de situatie niet langdurig houdbaar is. Dit geldt zowel voor de (lokale) overheid als voor de vreemdelingen zelf. Daarom heb ik ook gemeld dat ik met de burgemeester van Vlagtwedde, en zo mogelijk met de actievoerders, zal komen tot afspraken over de beëindiging van de actie.
Kunt u deze vragen voor 22 mei 2012 12.00 u beantwoorden?
Ja.
Het plukken van criminele winsten |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat zijn de redenen om het project Financieel-economische criminaliteit (FinEC) niet voort te zetten maar te veranderen in het programma Afpakken? Wat zijn de belangrijkste verschillen?
Het programma financieel-economische criminaliteit (FinEc) omvatte een breed pakket aan maatregelen op het gebied van het bestrijden van fraude, witwassen en corruptie. In mijn brief van 12 april 2012 (Kamerstukken II, 2011–2012, 29 911, nr. 68) heb ik beschreven dat de maatregelen uit het FinEc-programma structureel zijn gemaakt.
De nieuwe maatregelen van dit kabinet bouwen daarop voort. Daarbij wordt het ketenprogramma afpakken uitgevoerd. Dat is gericht op het uitbreiden van de capaciteit van de strafrechtketen en op het bevorderen van innovatief werken en van samenwerking tussen partners binnen en buiten de strafrechtketen met als doel nog meer vermogen van criminelen af te pakken. Zoals toegezegd tijdens het algemeen overleg van 14 juni jongstleden over georganiseerde criminaliteit stuur ik uw Kamer nog voor het zomerreces een brief over het overheidsbreed afpakken.
In welke regio’s zijn nu afpakteams aan de slag om wederrechtelijk verkregen voordeel te plukken van criminelen? Wat zijn tot nu toe de resultaten daarvan? Aan welke resultaatsverplichtingen zijn zij gebonden?
In alle regio’s zijn afpakteams van openbaar ministerie (OM) politie en/of bijzondere opsporingsdiensten aan de slag. Verder zijn sinds 2011 twee teams van de Nationale Recherche en de FIOD operationeel onder aansturing van het Landelijk Parket en het Functioneel Parket van het OM.
In 2011 is door de hele strafrechtketen, waaronder de afpakteams, voor meer dan 44,6 miljoen euro aan ontnemingen en verbeurdverklaringen geïncasseerd.
Daarnaast zijn er dankzij de inzet van het strafrecht opbrengsten gerealiseerd ten behoeve van slachtoffers, de Belastingdienst en andere bestuursorganen zoals de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Zo is in de Klimop-zaak 130 miljoen euro teruggevloeid naar de benadeelden. Een ander voorbeeld is de opbrengst van ongeveer 150 miljoen euro in 2011 voor de Belastingdienst, voortkomend uit strafrechtelijke onderzoeken.
De resultaatsverplichting voor de afpakopbrengsten uit ontnemingen en verbeurdverklaringen geldt voor de hele strafrechtketen inclusief de afpakteams. Deze verplichting loopt op van 43 miljoen euro in 2011 naar ruim 100 miljoen euro in 2018.
Welke onderbouwing is er voor de veronderstelling, vastgelegd in de prestatieafspraken, dat investeringen in het afpakteam zich drie tot vier keer gaan terug verdienen? Is hier onafhankelijk (wetenschappelijk) onderzoek naar gedaan?
De verhouding tussen de taakstelling van ruim 60 miljoen euro aan afpakopbrengst en de investering van 20 miljoen euro in het ketenprogramma afpakken is gebaseerd op de resultaten van het FinEc-programma. Die resultaten lieten zien dat een investering in de strafrechtketen om het afpakken te versterken zich in drievoud terugverdient. Deze investering leidt ook tot resultaten buiten de strafrechtketen, zoals het afpakken door bestuurlijke handhavers en de compensatie van slachtoffers.
Bent u bekend met de klachten over de gebrekkige mogelijkheden om informatie uit te wisselen tussen bijvoorbeeld de politie en de Belastingdienst? Kunt u toelichten waarom het niet is toegestaan om de inkomensgegevens op te vragen van een persoon die luxe goederen bezit en ten aanzien van wie de ernstige verdenking bestaat dat deze verdacht wordt van witwassen en/of andere criminele activiteiten?
Ik ben bekend met de wens vanuit de praktijk om de mogelijkheden tot informatie-uitwisseling beter te benutten dan wel uit te breiden. In samenspraak met betrokken partijen beziet mijn departement de noodzaak en haalbaarheid daarvan.
De veronderstelling dat het niet is toegestaan om de inkomensgegevens op te vragen van een persoon die luxe goederen bezit en waartegen ernstige verdenkingen bestaan, is overigens niet juist. Als sprake is van een ernstige verdenking kunnen opsporingsmiddelen worden ingezet en kunnen inkomensgegevens door tussenkomst van de officier van justitie worden opgevraagd.
Bent u bekend met de klachten van financieel rechercheurs dat de Financial Intelligence Unit (FIU) niet langer rechtstreeks voor hen toegankelijk is? Waarom is er een nieuw systeem ingericht waarbij de financieel rechercheur een informatieverzoek moet indienen bij een informatiemedewerker? Waarom is hier voor gekozen? Is dit niet omslachtig en tijdrovender dan de rechtstreekse toegang tot deze gegevens voor de rechercheurs?
Ik ben bekend met een dergelijke klacht.
FIU-Nederland is medio 2011 overgegaan op een nieuw ICT-systeem omdat het vorige systeem was verouderd. Met de nieuwe applicatie worden Verdachte Transacties (VT’s) direct beschikbaar gesteld aan het gehele opsporingsgebied binnen Nederland. Met de vorige applicatie waren de VT’s in eerste instantie enkel beschikbaar voor de regio waarin de transactie had plaatsgevonden. Aangezien FIU-Nederland onderdeel is van het KLPD, is er aangesloten bij de standaard politie applicatieportfolio van Politie Nederland. De VT’s worden nu via Blueview landelijk beschikbaar gesteld. Blueview werkt met categorieën waaraan autorisatieniveaus zijn verbonden. Het is daarom noodzakelijk dat (financieel) rechercheurs het juiste autorisatieniveau hebben om inzicht te krijgen in de VT’s.
Binnen elke politieregio wordt op dit moment gewerkt aan een regionale informatie organisatie (RIO). FIU-Nederland sluit aan bij de landelijke werkwijze om de RIO’s van informatie te voorzien. De politieregio’s bepalen zelf hoe de informatievoorziening bij een Blueviewbevraging dient te verlopen. Ik overleg met de Raad van Korpschefs over de vraag hoe de informatievoorziening via Blueview op dit specifieke punt meer uniform kan worden gemaakt.
Bent u bekend met de klacht van financieel rechercheurs dat het Openbaar Ministerie (OM) en rechters onvoldoende financieel besef hebben? Zijn er ook initiatieven om kennis en expertise bij OM en de rechterlijke macht te bevorderen door scholing en dergelijke?
Ik ben bekend met een dergelijke klacht.
Er wordt binnen het OM en de rechterlijke macht veel gedaan om financiële kennis over te dragen en te borgen.
In de raio-opleiding voor rechters en officieren van justitie is de cursus financieel rechercheren een verplicht onderdeel van de verdiepingsperiode straf en parket.
Verder biedt het studiecentrum rechtspleging, het gezamenlijk opleidingsinstituut van het OM en de rechtspraak, 27 opleidingen aan die een bijdrage kunnen leveren aan het financieel besef van officieren van justitie en rechters. Vier van deze opleidingen zijn toegespitst op kennisbevordering van voordeelsontneming.
Elk parket beschikt over speciaal opgeleide ontnemingsofficieren. Het Bureau Ontnemingswetgeving OM verleent bovendien specialistische bijstand in complexe ontnemingszaken. Tevens worden vanuit het ketenprogramma afpakken regelmatig in de regio workshops voor professionals gehouden.
Het landelijk kenniscentrum fraude van de rechtspraak organiseert door middel van themadagen praktijkgerichte cursussen en stelt kennis op dit gebied aan rechters ter beschikking.
Tenslotte wordt in bepaalde zaken door gerechten een belastingrechter opgenomen in de kamer om te voldoen aan de behoefte aan expertise.
Bent u bereid in alle districten minstens één financieel rechercheur extra aan te stellen, mede gelet op de conclusies uit het recent gepubliceerde rapport «Follow the money» van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid dat met name op wijk- en districtsniveau onvoldoende financieel wordt opgespoord? Zo nee, waarom niet? Deelt u de verwachting dat extra financieel rechercheurs op wijk- en districtsniveau de investering die dit vereist ruimschoots zullen terug verdienen? Welke inschatting maakt u hiervan?
Bij het opstellen van de inrichtingsplannen voor de nationale politie wordt aandacht besteed aan de kwalitatieve invulling van de specialismen – zoals financieel rechercheren – op de verschillende niveaus. Hierbij wordt specifiek gehoor gegeven aan de aanbeveling uit het rapport Follow the Money om financieel rechercheren «van wijk tot wereld» binnen de organisatie te borgen.
Olieboring in het Noordpoolgebied |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Deelt u de zorgen over de ijskappen in het Noordpoolgebied, die door het jarenlang opstoken van fossiele brandstoffen inmiddels zo ver zijn gesmolten dat voorheen onbereikbare Arctische oliegebieden nu binnen bereik zijn komen te liggen? Wat vindt u ervan dat uitgerekend oliemaatschappij Shell als eerste vanaf 13 juli 2012 proefboringen mag gaan uitvoeren in het unieke Noordpoolgebied?
Het is niet aan mij maar aan de vergunningverlener – in dit geval de Amerikaanse overheid – om de afweging te maken of activiteiten toegelaten kunnen worden. De Amerikaanse overheid heeft met de vergunningaanvraag ingestemd en is nagegaan of de mogelijke impact op onder andere de omgeving voor de bevolking, die afhankelijk is van de Arctische natuur in het voorzien van hun levensbehoeften, flora en fauna en het milieu acceptabel zijn. Ook is beoordeeld of Shell’s plannen voldoen aan de vereiste standaarden om olielekkages te voorkomen en dat in geval er iets gebeurt, hier snel en adequaat op gereageerd kan worden.
In algemene zin heb ik overigens geen bezwaar tegen het feit dat Shell het eerste bedrijf is dat proefboringen gaat uitvoeren in het Noordpoolgebied. Shell voldoet aan de eisen en voorwaarden die de Amerikaanse overheid gesteld heeft. Daarnaast heeft Shell ook reeds ervaring met werkzaamheden onder Arctische en subarctische omstandigheden (waaronder in Alaska, Sakhalin II, Groenland en Rusland).
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is om proefboringen toe te staan in het toch al in belabberde staat verkerende Noordpoolgebied, omdat een mondiale wedloop om Arctische olie dan niet meer te stoppen lijkt met alle potentiële desastreuze gevolgen van dien? Zo nee, waarom niet?
Kunt u bevestigen dat een eventueel olielek niet uitgesloten kan worden? Zo ja, hoe beoordeelt u het gegeven dat een eventueel olielek vrijwel onmogelijk kan worden gestopt en opgeruimd vanwege de geïsoleerde ligging van het gebied, het uitzonderlijke en ijzige klimaat en de vaak zware weersomstandigheden?
Deelt u de mening dat dit kwetsbare natuurgebied geen enkel risico mag lopen op zo’n desastreus olielek? Zo ja, deelt u de mening dat het paraat hebben van 22 schepen en een afsluiter geen garantie bieden op het kunnen voorkomen van desastreuze milieugevolgen, zeker gezien in het verleden is gebleken dat het olielek onder de Deepwater Horizon in de Golf van Mexico ook, nadat het kwaad was geschied, onstelpbaar bleek? Welke consequenties verbindt u hieraan? Zo nee, waarom acht u boringen in het poolgebied verantwoord?
Deze risico’s overziend, deelt u de mening dat de bescherming van dit unieke en zeer kwetsbare natuurgebied ernstig tekortschiet als deze olieproefboringen gaan plaatsvinden, zeker gezien het feit dat het Noordpoolgebied al enorm onder druk staat, de natuur achteruit holt en er enorme kennisleemtes bestaan over de uitwerkingen van klimaatverandering en de mate waarin de cumulatieve effecten van menselijke activiteiten het ecosysteem bedreigen? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om de bescherming van de Noordpool te verbeteren en deze proefboringen tegen te gaan? Op welke wijze gaat u hier werk van maken? Zo nee, waarom niet?
De bevoegde overheid bepaalt of genoeg maatregelen zijn genomen om de effecten van activiteiten op onder andere de biodiversiteit te minimaliseren. De Amerikaanse wet- en regelgeving schrijft voor, dat bij aanvragen voor mijnbouwactiviteiten in gevoelige gebieden onderzoeken zijn opgenomen, die ingaan op de mogelijk effecten op de omgeving.
Ik heb er alle vertrouwen in dat de Amerikaanse overheid een zorgvuldige afweging heeft gemaakt.
Deelt u de mening dat het veel wenselijker en efficiënter zou zijn als Shell de financiële middelen die nu worden ingezet voor onderzoek naar en voorbereidingen van deze proefboringen – met als gevolg dat bij oliewinning het broeikaseffect enkel vergroot zal worden – zou inzetten voor innovatie op het gebied van hernieuwbare en duurzame energiebronnen? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om dit te bevorderen? Zo nee, waarom niet?
In deze wil ik opmerken, dat ik niet ga over de commerciële keuzes van een bedrijf zoals Shell.
Bent u bereid de lidstaten van de Europese Unie en andere landen op te roepen zich te verzetten tegen proefboringen door oliemaatschappijen in het Noordpoolgebied en dit actief uit te dragen? Zo nee, waarom niet?
Zoals in het voorgaande is beschreven, heeft de Amerikaanse overheid voorwaarden en eisen gesteld en heeft Shell verscheidene onderzoeken moeten doen. Onder andere deze informatie heeft ten grondslag gelegen aan de beslissing, die de Amerikaanse overheid weloverwogen heeft genomen. Ik zie geen reden om dit in twijfel te trekken. Ik zal andere lidstaten en andere landen dan ook niet oproepen om zich te verzetten tegen de proefboringen; Shell zal ik ook niet oproepen om af te zien van de voorgenomen boringen.
Wat ik u echter wel toezeg, is dat ik Shell blijf stimuleren om maatschappelijk verantwoord te ondernemen. Voor dit project heeft Shell ook de lokale bevolking betrokken bij de ontwikkeling van de plannen; dergelijke contacten moeten goed onderhouden worden.
Bent u bereid een dringende oproep te doen aan Shell om af te zien van de voorgenomen boringen in het Noordpoolgebied? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
De desastreuze gevolgen voor Den Oever van een ondoordachte dijkverhoging door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Lutz Jacobi (PvdA), Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Coalitie wil andere optie waterkering»?1
Ja, dit artikel is mij bekend.
Deelt u de zorgen van de coalitiepartijen in de gemeente Hollands Kroon over de gevolgen van het ophogen van de waterkering met 1,5 meter voor de economie, het toerisme en de leefbaarheid van Den Oever? Zo nee, waarom niet?
De dijkversterking bij Den Oever is een project binnen het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2). Het is een subsidieprogramma. De beheerder, in dit geval Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) , is primair verantwoordelijk voor de uitvoering van dit project. Indien het project voldoet aan de subsidievoorwaarden van sober, robuust en doelmatig ontvangt de beheerder subsidie voor de versterking. Dijkversterkingen kunnen gevolgen hebben voor de omgeving. De inpassing van de dijkversterking Den Oever wordt daarom door HHNK sinds 2009 in nauw overleg met de gemeente, bewoners, bedrijven en belangenorganisaties vormgegeven. Uitgangspunt voor de dijkversterking is de veiligheid van Den Oever. Daarbij wordt door HHNK uitgegaan van behoud van alle huidige functies (wonen, werken, recreëren). Waar functies niet behouden kunnen blijven in de huidige vorm wordt, samen met betrokkenen en belanghebbenden onderzocht hoe deze functies kunnen worden hersteld.
Op dit moment is er sprake van een concept voorkeursalternatief (VKA) dat HHNK met de omgeving heeft gecommuniceerd. Dit is bedoeld om met betrokkenen en belanghebbenden te bespreken, voordat het kan worden vastgesteld door het dagelijks bestuur van HHNK. Het Hoogheemraadschap onderzoekt in deze fase van het project in hoeverre maatwerk nodig is. Waar mogelijk worden de wensen voor versterking van de economie, het toerisme of de leefbaarheid meegenomen. De gemeente en provincie worden hierbij via de projectgroep betrokken.
Ik verwacht dat HHNK op basis van dit proces een zorgvuldige afweging zal maken.
Is er overleg tussen het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en u over een integrale uitvoering van het hoogwaterbeschermingsplan, ook in het licht van het Project Toekomst Afsluitdijk?
Enkele havendammen bij Den Oever hebben een functie voor de bescherming van zowel Den Oever als de kunstwerken in de Afsluitdijk. Over het gebruik en het ontwerp van deze dammen vindt daarom afstemming plaats tussen het Hoogheemraadschap en RWS en andere betrokkenen. Rijkswaterstaat (RWS) is vertegenwoordigd in het Project Toekomst Afsluitdijk, Extra Spuicapaciteit Afsluitdijk (ESA) en Versterking Havendijk Den Oever. Via deze overleggen is afstemming gewaarborgd tussen de verschillende projecten.
Een integrale aanpak, waarbij de dijk nauwelijks verhoogd hoeft te worden, is in het proces onderzocht en niet haalbaar gebleken. Voor deze integrale variant is een MKBA gemaakt en deze is bestuurlijk besproken door gemeente, provincie, RWS en het hoogheemraadschap. Vanwege de zeer hoge kosten (200 mln. euro ten opzichte van 30 mln euro voor het concept VKA) is deze variant afgevallen. Ik ondersteun deze keuze van HHNK.
HHNK spreekt nu met alle partijen om te kijken of het concept VKA nog kan worden aangepast. In principe kan het VKA worden aangepast als de doelstellingen van het HWBP-2 (sober, doelmatig en robuust) overeind blijven en partijen voor hun wensen zelf aanvullende financiering vinden.
Ziet u de voordelen van een integrale aanpak van het gehele gebied rondom de Afsluitdijk en ziet u mogelijkheden om het Hoogheemraadschap te doen afzien van de desastreuze voorkeursvariant ten faveure van een variant die bedrijvigheid, recreatie, toerisme en de vitaliteit van het gebied stimuleert? Zo ja, bent u bereid hierover met de betrokken partijen in overleg te treden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kent u het rapport «De Kop op de kaart!» van de Commissie voor de Kop van Noord-Holland over de sociaal-economische en ecologische impuls voor de Kop van Noord-Holland? Zo ja, deelt u de mening dat de quick wins die deze commissie ziet voor het gebied, teniet gedaan zullen worden als nu door het Hoogheemraadschap te overhaast gekozen wordt voor de goedkoopste variant van de ophoging van de waterkering en dat ook de aanbevelingen van «De Kop op de kaart!» meegenomen dienen te worden in het de afwegingen rondom het hoogwaterbeschermingsplan? Zo nee, waarom niet?
Ja, het rapport «De Kop op de Kaart!» is mij bekend. Het proces dat nu doorlopen wordt met alle partijen is bedoeld om adviezen, zoals van de Commissie voor de kop van Noord-Holland mee te nemen en te wegen bij de uiteindelijke besluitvorming. De belangen van de kop van Noord-Holland worden geborgd door de aanwezigheid van de provincie in de projectgroep.
Vermijdbare sterfte in de zorg en het Kinderformularium |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Is het waar dat het Kinderformularium per 1 juli 2012 gaat verdwijnen omdat overheid, ziekenhuizen en zorgverzekeraars dit project niet meer willen financieren?1
Ik heb gehoord van het mogelijk opheffen van het Kinderformularium per 1 juli as. Mijn ministerie is hier echter niet rechtstreeks bij betrokken, aangezien er vanaf het verlenen van de subsidie in 2008 slechts sprake is geweest van een startsubsidie. Mijn ambtsvoorganger heeft daarbij aangegeven dat het Nederlands Kenniscentrum voor Farmacotherapie bij Kinderen (NKFK) zelf financiering zou zoeken voor de continuering van het Kinderformularium. Ziekenhuizen zijn tot nu toe niet betrokken geweest bij de financiering van het formularium. Zorgverzekeraars alleen incidenteel (zie antwoord op vraag 1).
Hoe vaak wordt het Kinderformularium per jaar geraadpleegd? Door wie?
Kinderartsen en ziekenhuisapothekers raadplegen dit formularium het meest. Anderen onder wie openbare apothekers, andere medische specialisten en huisartsen raadplegen het formularium eveneens. Het Kinderformularium wordt dagelijks (op werkdagen) ongeveer 4000 keer geraadpleegd en op jaarbasis ongeveer 800 000 keer. Deze gegevens zijn afkomstig van het Nederlands Kenniscentrum voor Farmacotherapie bij Kinderen (NKFK).
Hoe wordt het Kinderformularium nu precies gefinancierd? Kunt u aangeven welke argumenten worden gebruikt om de financiering stop te zetten?
Tot nu toe heeft het Ministerie van VWS het Kinderformularium gefinancierd met een subsidie ter hoogte van € 950 000 in totaal over een reeks van jaren. De afspraak was, vanaf het begin van de verlening van deze subsidie, dat het een projectsubsidie of startsubsidie betrof en dat het NKFK voor de continuering andere partijen zou zoeken. Het in totaal uitgegeven bedrag is € 1,3 miljoen. Het verschil wordt veroorzaakt doordat in 2010 en 2011 het Innovatiefonds Zorgverzekeraars en de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) financieel hebben bijgedragen.
Is het waar dat een bedrag van € 300 000 voldoende is om het voortbestaan van het Kinderformularium mogelijk te maken?
Volgens de gegevens van het NKFK is het benodigde bedrag € 200 000.
Welk deel van de medische missers betreft kinderen? Welk deel daarvan betreft medicatiefouten, verkeerde doseringen of elkaar nadelig beïnvloedende medicatie (interacties)? Deelt u de mening dat het waarschijnlijk is dat dit soort fouten vaker voor zal gaan komen als het Kinderformularium verdwijnt?
Ik heb geen kwantitatieve gegevens over medicatiefouten, verkeerde doseringen of nadelige interacties tussen de verschillende geneesmiddelen die aan kinderen worden voorgeschreven. Het is een logische veronderstelling dat de kans op het ontstaan van deze fouten zal toenemen indien het Kinderformularium verdwijnt.
Deelt u de mening dat het Kinderformularium onmisbaar is voor veilige medicatie? Zo ja, vindt u dat het voortbestaan van het Kinderformularium een noodzakelijke bijdrage levert aan uw beleid om het aantal medische missers met 50 procent te reduceren?
Ik ben het met u eens dat dit formularium onmisbaar is voor het veilig voorschrijven van geneesmiddelen aan kinderen en bijdraagt aan het terugdringen van medicatiefouten.
Bent u bereid om zo snel mogelijk in overleg met de convenantpartijen achter het Kinderformularium (Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP), Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK), Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA) en Nederlands Kenniscentrum Farmacotherapie bij Kinderen (NKFK) in overleg te treden en tot een oplossing te komen? Welke bijdrage wilt u zelf leveren aan het voortbestaan van het Kinderformularium?
Ambtelijk overleg hierover heeft al eerder dit jaar plaatsgehad met de genoemde partijen (met uitzondering van de NVZA). Daarnaast heeft ook ambtelijk overleg plaatsgevonden met ZN, met individuele zorgverzekeraars en met de NFU. De KNMP heeft, als enige partij tot nu toe, financiële steun toegezegd. Het NKFK overlegt nu verder met de bovengenoemde en nog enkele andere partijen.
Deelt u de mening dat het benodigde bedrag van € 300 000 eenvoudig betaald zou kunnen worden uit bijvoorbeeld de in het Budgettair Kader Zorg (BKZ) veel te hoog geraamde kosten voor geneesmiddelen voor 2012, die dankzij preferentiebeleid en uit patent lopen van geneesmiddelen veel lager uitvallen dan werd verwacht? Zo ja, wilt u toezeggen het voortbestaan van het Kinderformularium te garanderen en de Kamer daarover berichten? Zo nee, waarom bent u niet bereid een relatief kleine bijdrage te leveren aan een veilige medicatie voor kinderen?
Ik ben bereid tot een financiering van het NKFK gedurende de overbruggingstijd die nodig is om de partijen met elkaar tot overeenstemming te laten komen over hoe zij onderling gaan afspreken het voortbestaan van het Kinderformularium te garanderen. Ik geeft partijen hiertoe tot maart 2013 de tijd. Ik ben geen voorstander van een structurele financiering door de overheid omdat er dan een instellingssubsidie wordt gecreëerd. De verantwoordelijkheid voor het veilig voorschrijven van geneesmiddelen aan kinderen ligt primair bij de beroepsgroepen, maar is in feite ook van groot belang voor de zorgverzekeraars en de zorginstellingen. Deze partijen hebben laten weten dat zij het Kinderformularium een belangrijk instrument vinden bij het veilig voorschrijven. Ik ga ervan uit dat zij bereid zijn onderling afspraken te maken over het garanderen van het voortbestaan van het Kinderformularium.
De verplaatsing van de verkoop van drugs van het zuiden van het land naar Nijmegen |
|
Lea Bouwmeester (PvdA), Jeroen Dijsselbloem (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de verplaatsing van de verkoop van wiet van Zuid-Nederland naar Nijmegen en over de scepsis van de Nederlander over de wietpas?1
Ik heb kennisgenomen van de artikelen waarnaar u verwijst.
Heeft u deze verschuiving verwacht? Zo ja, waarom heeft u de invoering van de wietpas toch doorgezet? Zo nee, hebben anderen u hiervoor gewaarschuwd? Zo ja, wat heeft u met deze waarschuwing gedaan?
Voor een uiteenzetting van de effecten van invoering van de clubpas één maand na invoering, waaronder de effecten in Nijmegen, verwijs ik naar mijn brief d.d. (PM datum). In voornoemde brief concludeer ik dat verschuivingseffecten – conform de verwachting – beperkt zijn. Er is regelmatig contact met politie en gemeenten in de regio ten noorden van Limburg, Noord-Brabant en Zeeland. Net als in Nijmegen, wordt tevens in Gorinchem en Rotterdam enige toename in drugstoeristen uit Zuid-Nederland gemeld, maar dit heeft – uitgaande van informatie van de gemeente, de politie en het OM – niet geleid tot een toename van de overlast.
Bent u het eens met de uitspraak van de politie dat er geen sprake is van grote problemen in Maastricht, alleen meer overlast door straathandel? Vind u straathandel geen overlast? Kunt u zich voorstellen dat bewoners dit wel zo ervaren?
Het Kabinet staat nog steeds achter dit beleid dat – onder meer na bespreking in de Tweede Kamer op 1 en 28 maart 2012 – op 1 mei 2012 van start is gegaan.
Zoals ik heb bericht in mijn brief d.d. (PM) kan een maand na invoering – de eerste balans opmakend – worden geconcludeerd dat de introductie van het beslotenclubcriterium en het ingezetenencriterium in Limburg, Noord-Brabant en Zeeland conform de verwachtingen verloopt. De invoering heeft nu al geleid tot een sterke afname van het aantal drugstoeristen.
De straathandel is weliswaar in deze beginfase toegenomen, maar de situatie is – zoals blijkt uit de informatie van gemeenten, politie en OM – beheersbaar. Het aantal meldingen van straathandel is zoals verwacht het grootst in Limburg, het aantal meldingen in Zeeland is zeer beperkt en de situatie in Noord-Brabant, met name in de grotere Brabantse gemeenten, zit daar tussenin. Daar waar straathandel zich voordoet pakt de politie deze aan. Derhalve zijn in met name Limburg aanhoudingen verricht.
Gezien het bovenstaande zie ik geen noodzaak om op dit moment nadere stappen te ondernemen.
Hebben andere gemeenten ook een verhoging van de verkoop van cannabis geconstateerd? Zo ja welke gemeenten?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met de peiling waaruit blijkt dat de Nederlander grote scepsis heeft over de wietpas? Zo ja, wat is uw mening daarover?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening van de meerderheid van de bevolking dat de illegale handel en de daarbij behorende overlast op straat is toegenomen als gevolg van de wietpas? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom heeft u de wietpas ingevoerd?
Zie antwoord vraag 3.
Als de bevolking gelijk heeft en de overlast is toegenomen als gevolg van de invoering van de wietpas, welke stappen gaat u dan nemen om de overlast terug te dringen?
Zie antwoord vraag 3.
Op welke manier gaat u Nijmegen helpen om de toegenomen overlast te voorkomen en tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de vragen te beantwoorden voor het debat met de Kamer over de wietpas?
Ja.
Het bericht dat het gehele Noorden van Mali in handen is van extremisten. |
|
Frans Timmermans (PvdA), Jeroen de Lange (PvdA) |
|
Knapen (CDA) , Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht getiteld «Extremisten vestigen macht in N-Mali»?1
Ja
Deelt u de zorg dat de toenemende macht van gewapende groeperingen als de Mouvement National pour la Liberation de l'Azawad (MNLA) en extremisten zoals Al-Qaeda-in-de-Islamitische-Maghreb (AQIM) en Ansar ud-Din in Mali en West-Afrika een bedreiging vormen voor zowel de veiligheid in Mali als voor veiligheid in Nederland en Europa als geheel? Zo nee, waarom niet? Indien ja, op welke wijze wapent Nederland zich tegen deze toenemende dreiging?
De toenemende macht van rebellengroeperingen als de MNLA en extremistische groepen als AQIM en Ansar ud-Din is zorgwekkend. Zij bedreigen de stabiliteit in West- en Noord-Afrika (Maghreb) met ook effecten buiten deze regio.
Nederland steunt programma’s ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit in de regio, bijvoorbeeld projecten via de United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) voor de capaciteitsopbouw van de politiemacht. Nederland neemt ook deel aan het Europese Maritime Analysis and Operations Centre – Narcotics (MAOC-N) in Lissabon, dat drugsstromen uit Latijns-Amerika via Afrika naar Europa in kaart brengt en bestrijdt. Daarnaast zoekt Nederland aansluiting bij de EU-Sahelstrategie. Deze richt zich op een parallelle aanpak van veiligheid en ontwikkeling om armoede te bestrijden en bedreigingen van terrorisme, ontvoeringen, grensoverschrijdende criminaliteit, drugs- en mensenhandel tegen te gaan.
Wat doet Nederland zelfstandig en in Europees verband om het toenemende extremisme en geweld in Noord-Mali op te lossen en de legitieme regering van het land te ondersteunen bij het bestrijden van extremisme en geweld?
De Economische Gemeenschap van West Afrikaanse Staten (ECOWAS) heeft het voortouw genomen in de onderhandelingen met de verschillende rebellengroeperingen in het noorden van Mali. De EU steunt deze aanpak van ECOWAS. Nederland is voorstander van een aanpak in multilateraal verband.
Overweegt u vanwege de toenemende macht van extremisten en gewapende groeperingen nu wel, zoals eerder aan u gevraagd middels mondelinge vragen2, te pleiten voor een contactgroep Mali en daar als Nederland actief aan bij te dragen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De Afrikaanse Unie heeft aangekondigd een internationale ondersteunings- en follow-up groep voor Mali in te stellen. Nederland volgt, samen met EU-partners, de ontwikkeling en samenstelling van een dergelijke groep nauwlettend. Indien Nederland wordt gevraagd toe te treden tot een dergelijke internationale groep, zullen wij op basis van dan beschikbare gegevens een zorgvuldige afweging maken.
Is er vooruitgang geboekt via de Economische Organisatie van West-Afrikaanse Staten (ECOWAS) om dit probleem aan te pakken? Zo nee, waarom niet? Indien ja, op welke punten wel en nog niet?
Ja. Dankzij de inspanningen van ECOWAS hebben de coupplegers de macht relatief snel overgedragen aan een interim-president, een benoemde premier en een regering van nationale eenheid. Inmiddels is een transitieperiode van 12 maanden overeengekomen waarbinnen presidents- en parlementsverkiezingen moeten plaatsvinden. Daarmee is een vorm van civiel bestuur hersteld.
Daarentegen is de bezetting van het noorden van Mali niet opgelost.
ECOWAS is betrokken bij de onderhandelingen met groeperingen in het noorden van Mali. ECOWAS zou bereid zijn een troepenmacht in te zetten als de Malinese autoriteiten hier om vragen.
Op welke wijze zet Nederland zich in om ontheemden, zoals de honderden vluchtelingen in Mopti, als gevolg van het geweld in Noord-Mali bij te staan?
Nederland draagt indirect bij aan de bestrijding van de humanitaire crisis in Mali en omringende landen via de algemene jaarlijkse bijdragen aan de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR (Eur 38 mln), aan het CERF (Centrale Noodhulpfonds van de VN – bijdrage Eur 40 mln) en aan de Internationale Confederatie van het Rode Kruis ICRC (Eur 25 mln). Hiermee worden o.a. activiteiten in Mali en ten behoeve van Malinese vluchtelingen gefinancierd.
De Europese Commissie heeft voor de Sahel een bedrag van Eur 123 mln ter beschikking gesteld. Voor Mali, inclusief de vluchtelingenproblematiek heeft de Commissie Eur 9 mln extra gealloceerd. Nederland heeft hier aan bijgedragen.
Op welke wijze wordt de voedselzekerheid in Mali aangetast als gevolg van het conflict en de toenemende macht van extremisten?
Het conflict in Mali heeft de voedselzekerheid in Mali verslechterd. De vluchtelingenstromen naar de omliggende landen en naar het zuiden van Mali leiden tot extra druk op beschikbare voedselvoorraden. Daarnaast belemmert het conflict projecten en programma’s van de Malinese overheid en nationale en internationale NGOs ter verbetering van de voedselzekerheidssituatie. Bovendien worden door het conflict noordelijke markten moeilijker bevoorraad, waardoor de prijzen stijgen. Ten slotte accepteren verschillende rebellenorganisaties nauwelijks hulp; hierdoor komt het nieuwe agrarische seizoen in gevaar. Ook op langere termijn wordt ook de voedselzekerheid hiermee in gevaar gebracht.
Wordt de humanitaire hulp aan het land en het Noorden nog steeds onverkort voortgezet? Zo ja, welke rol speelt Nederland daarbij? Zo nee, waarom niet?
Enkele noodhulpkonvooien hebben Timboektoe, Gao en Kidal kunnen bereiken. Daarnaast zijn enkele organisaties erin geslaagd enige ondersteuning te geven aan de ziekenhuizen in deze steden.
De Nederlandse ambassade bevordert de dialoog en afstemming tussen de humanitaire coördinator van de VN en OCHA enerzijds en de associatie van Malinese gemeenten en de federatie van gezondheidscomités anderzijds over de hulpverlening. De ambassade adviseert voorts over Nederlandse financiering van het aankomende «consolidated appeal» voor Mali.