Nr. 6 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 8 april 2019

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. de Britse nationaliteit bezit en uit dien hoofde tot het tijdstip van uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie tevens burger van de Unie was;

B

Artikel 4, onderdeel a, komt te luiden:

a. de Britse nationaliteit bezit en uit dien hoofde tot het tijdstip van uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie tevens burger van de Unie was;

C

Het opschrift van artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4. Uitzonderingen op de afstandsplicht in geval van naturalisatie

D

In artikel 5 wordt «ter uitvoering van deze rijkswet» vervangen door «voor zover dat noodzakelijk is met het oog op een goede uitvoering van deze rijkswet».

Toelichting

Onderdelen A en B: de voorgestelde rijkswet beoogt de negatieve gevolgen van de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie voor Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk en Britten in Nederland te beperken. Het ligt daarom niet in de rede dat de verruimingen tevens van toepassing zijn op Britse onderdanen die weliswaar in het Koninkrijk verblijven, maar voor wie op voorhand duidelijk is dat de uittreding van het Verenigd Koninkrijk geen gevolgen heeft omdat zij geen burger van de Unie zijn. De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk heeft daar terecht op gewezen. Met deze wijziging wordt de voorgestelde regeling daarop aangepast.

Onderdeel C brengt het opschrift van artikel 4 beter in overeenstemming met de inhoud van dat artikel.

Onderdeel D beoogt de delegatiegrondslag zo concreet en nauwkeurig mogelijk te begrenzen.

Sjoerdsma Asscher Van Rooijen