De bureaucratie waarmee Ranov-vergunninghouders worden tegengewerkt bij het verkrijgen van het Nederlanderschap |
|
Attje Kuiken (PvdA), Jasper van Dijk (SP), Bram van Ojik (GL) |
|
Ankie Broekers-Knol (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met de uitzending van Op1, waarin de 29-jarige Yosef vertelt over hoe hij op zijn tweede naar Nederland kwam, maar nog steeds geen volwaardig Nederlander kan zijn?1
Ja.
Is het de bedoeling van uw beleid dat mensen als Yosef, die verreweg het grootste deel van hun leven in Nederland hebben geleefd en een aanspraak hebben gemaakt op het Generaal Pardon (Ranov), niet kunnen naturaliseren vanwege een onrealistisch strenge documentatie-eis?
Om te kunnen naturaliseren gelden op grond van de daartoe strekkende wet- en regelgeving voorwaarden. Onder meer om zeker te zijn van de juistheid van de gegevens die op het naturalisatiebesluit worden vermeld, wordt verlangd dat de naturalisatieverzoeker, die in het bezit is van een reguliere verblijfsvergunning, zijn persoonsgegevens en nationaliteit in beginsel aantoont met buitenlandse documenten.
In een individueel geval kan bij een vreemdeling, die in het bezit is van een reguliere verblijfsvergunning, aanleiding bestaan om de voorwaarden voor het overleggen van identiteits- en/of nationaliteitsdocumenten niet te handhaven. Daartoe overgaan is mogelijk na het hebben vernomen en hebben gewogen van de reden(en) waarom betrokkene niet in het bezit is van het gevraagde document. Het is aan betrokkene om deze reden(en) naar voren te brengen, in beginsel bij het indienen van zijn naturalisatieverzoek. Ook van jongvolwassenen, die een regulier verblijfsrecht hebben, mag een inspanning worden verwacht om aan documenten te komen. Ook als daarvoor nodig is dat zij zich voor het eerst bekendmaken aan het herkomstland van hun ouder(s).
Ambassades zijn in de regel bevoegd om een nationaal paspoort af te geven. Het bezit door de paspoorthouder van de nationaliteit van het land dat het paspoort heeft verstrekt, wordt daarmee gewoonlijk aangenomen. Voor gegevens uit het brondocument omtrent de geboorte geldt dat ambassades bij de meeste landen niet de bevoegde instantie zijn waar gegevens kunnen worden verkregen. Van elke vreemdeling met een regulier verblijfsrecht wordt verwacht dat hij of een door hem gemachtigde derde zich ten minste heeft gewend tot een tot verstrekken van het bewuste bewijsstuk van geboorte (bijvoorbeeld een uittreksel van een geboorteakte) bevoegde instantie.
Kunt u aangeven wat iemand als Yosef nog meer zou moeten doen naast een verzoek op documentatie bij de ambassade om aan de documentatie-eis te voldoen?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat onder de mensen aan wie een Ranov-vergunning is verstrekt ook mensen zitten die naar Nederland waren gekomen met een asielmotief?
Houders van een Ranov-vergunning hebben in de regel een asielprocedure doorlopen. Bij hen is vastgesteld dat zij niet in aanmerking komen voor asielrechtelijke bescherming door de Nederlandse overheid. De door hen destijds aangedragen asielmotieven zijn in de regel als onvoldoende zwaarwegend of niet geloofwaardig beoordeeld. Daarbij hebben deze personen ook steeds de mogelijkheid gehad dit oordeel rechterlijk te laten toetsen.
Wat is de gemiddelde verblijfsduur in Nederland van de circa 11.000 Ranov-vergunninghouders die nog niet zijn genaturaliseerd?
Ranov-vergunninghouders zijn ten minste sinds 2001 in Nederland. De Ranov-regeling betreft een regularisatiemaatregel voor vreemdelingen die voor 1 april 2001 een asielaanvraag hebben ingediend en die in 2007 nog immer in Nederland zijn zonder te zijn toegelaten op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De regeling sloot op 1 juni 2009.
Hoeveel Ranov-vergunninghouders hebben gepoogd om te naturaliseren, maar zijn afgewezen op grond van de documentatie-eis?
De gevraagde cijfers kunnen niet worden gegenereerd uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van de IND.
Heeft het feit dat aan Ranov-vergunninghouders een documentatie-eis voor naturalisatie wordt opgelegd en aan asielvergunninghouders niet, naast bureaucratische redenen ook redenen die zijn gebaseerd op beleidslogica? Zo ja, welke?
De reden dat aan houders van een verblijfsvergunning asiel andere eisen worden gesteld met betrekking tot documentatie bij naturalisatie is erin gelegen dat bij hen is vastgesteld dat zij bescherming nodig hebben tegen de autoriteiten van het land van herkomst. Van hen wordt in een naturalisatieprocedure als uitgangspunt niet verlangd dat zij zich wenden tot de autoriteiten van het land van herkomst om documenten te krijgen. Blijkt evenwel ten tijde van het indienen van het naturalisatieverzoek dat er na het verkrijgen van de asielstatus contact is geweest met de autoriteiten van het land van herkomst of dat men is teruggereisd naar het land van herkomst dan wordt ervan uitgegaan dat het overleggen van identiteitsdocumenten uit het land van herkomst ook mogelijk is.
Zoals uit mijn antwoord op vraag 4 blijkt, is bij houders van een vergunning op grond van de Ranov vastgesteld dat zij geen asielrechtelijke bescherming nodig hebben. Dit betekent dat van Ranov-vergunninghouders mag worden verwacht dat zij zich wenden tot de autoriteiten van het land van herkomst om de benodigde documenten te verkrijgen. De Ranov-regeling is in 2007 met uw Kamer gedeeld.
Welke meerwaarde heeft het in uw ogen dat een grote groep Ranov-vergunninghouders door de strenge documentatie-eis niet kunnen naturaliseren en daardoor niet volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving?
In een individueel geval kan bij een vreemdeling, die in het bezit is van een reguliere verblijfsvergunning, aanleiding bestaan om de voorwaarden voor het overleggen van identiteits- en/of nationaliteitsdocumenten niet te handhaven. Daartoe overgaan is mogelijk na het hebben vernomen en hebben gewogen van de reden(en) waarom betrokkene niet in het bezit is van het gevraagde document. Het is aan betrokkene om deze reden(en) naar voren te brengen. In de naturalisatieprocedure zijn asielgerechtigden ontheven van de documenteneis.
Naast een juiste en zorgvuldige toepassing van de naturalisatiebepalingen, waaronder bijvoorbeeld het vaststellen van een geslachtsnaam in het geval de vreemdeling door zijn eigen rechtstelsel geen geslachtsnaam heeft gekregen alsmede het kunnen beoordelen of na de naturalisatie afstand moet worden gedaan van de oorspronkelijke nationaliteit, is er een verplichting om een zo zorgvuldig mogelijk voorbereid naturalisatiebesluit aan de Koning te kunnen voorleggen. Er bestaat bovendien een rechtsbelang bij het zoveel mogelijk zorgen dat naturalisatie tot Nederlander plaatsvindt op basis van juiste persoonsgegevens en juiste nationaliteit. Mocht binnen twaalf jaar na de naturalisatie blijken dat sprake is geweest van valse verklaringen, bedrog of het verzwijgen van enig voor de verkrijging van het Nederlanderschap relevant feit dan dient te worden onderzocht of de verkrijging van het Nederlanderschap moet worden ingetrokken.
Waarom houdt u in eerdere antwoorden op over dit onderwerp gestelde vragen zo halsstarrig vast aan het bestaande beleid, terwijl overduidelijk is dat mensen als Yosef hier niets mee opschieten? Waarom biedt u mensen als Yosef niet de gelegenheid om volwaardig mee te doen?2
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid om de Ranov-vergunningen om te zetten in asielvergunningen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals blijkt uit mijn antwoord op vraag 4 betreft het hier personen van wie eerder in de asielprocedure is vastgesteld dat zij niet in aanmerking komen voor asielrechtelijke bescherming.
Er is daarom geen grond deze personen een verblijfsvergunning asiel te verstrekken. De geldende EU-regelgeving en jurisprudentie bieden ook geen ruimte verblijfsvergunningen asiel te verstrekken indien niet is vastgesteld dat aan de voorwaarden daarvoor wordt voldaan.
Bent u bereid om de documentatie-eis voor naturalisatie voor Ranov-vergunninghouders te laten vervallen? Zo nee, waarom niet?
Het beleid borgt dat in de naturalisatieprocedure zo goed als mogelijk de persoonsgegevens en het actueel bezit van de vreemde nationaliteit bekend en aangetoond zijn van vreemdelingen met een regulier verblijfrecht. Dat is van belang voor de vraag of wel of niet afstand moet/kan worden gedaan van de oorspronkelijke nationaliteit en het naturalisatiebesluit. In 2015 zijn door de IND en door het WODC twee separate onderzoeken gehouden, waarvan de uitkomsten zijn gedeeld met uw Kamer.
Dit uitgangspunt laat onverlet dat nader onderzoek door het WODC naar door Ranov-vergunninghouders ervaren knelpunten wenselijk is. Ik heb dan ook besloten om nogmaals te laten onderzoeken in hoeverre het huidige beleid dan wel de uitvoering daarvan leidt tot situaties waarin van de Ranov-vergunninghouder meer wordt gevraagd dan redelijkerwijs van betrokkene kan worden verwacht. Over de uitkomsten van dit nieuwe WODC onderzoek wordt uw Kamer vanzelfsprekend geïnformeerd.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het geplande algemeen overleg vreemdelingen- en asielbeleid van 21 januari 2021?
Het AO vreemdelingen en asielbeleid heeft niet plaatsgevonden op 21 januari. Om te komen tot een zorgvuldige beantwoording is extra tijd nodig gebleken.
Het onbereikbaar maken van Nederlanderschap |
|
Attje Kuiken (PvdA), Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van Vluchtingenwerk Nederland «Kabinet maakt Nederlanderschap onbereikbaar voor tienduizenden vluchtelingen» van 9 november 2020?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat in 2017 slechts 613 van de 21.532 nieuwkomers op taalniveau B1 is ingeburgerd?
Op basis van de Wet inburgering 2013 is het vereiste taalniveau voor nieuwkomers A2. Het is onder deze wet ook mogelijk voor nieuwkomers om vrijwillig op taalniveau B1 in te burgeren. Uit de cijfers van DUO kan worden opgemaakt dat in 2017 613 nieuwkomers op taalniveau B1 zijn ingeburgerd. Dit aantal biedt echter geen representatief beeld, omdat een deel van de nieuwkomers die in 2017 inburgeringsplichtig waren nog niet aan de inburgeringsplicht hebben voldaan. Zo blijkt immers uit cijfers van DUO dat 9.432 asielmigranten, 2.428 gezinsmigranten, en 142 overige migranten die in 2017 inburgeringsplichtig waren, nog niet aan de inburgeringsplicht hebben voldaan.
Belangrijker nog is dat er voor nieuwkomers onder de Wet inburgering 2013 geen verplichting bestaat om op taalniveau B1 in te burgeren. Niet iedere nieuwkomer die in staat is taalniveau B1 te halen, zal vrijwillig op dat niveau aan zijn inburgeringsplicht willen voldoen. Bovendien is van belang dat aan de inburgeringsplicht voor nieuwkomers binnen drie jaar na eerste verlening van de verblijfsvergunning moet zijn voldaan, terwijl naturalisatie op zijn vroegst pas mogelijk is na vijf jaar verblijf. Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet inburgering wordt de taaleis voor nieuwkomers overigens verhoogd naar B1 niveau, daartoe zijn drie verschillende leerroutes ontwikkeld. Voor inburgeraars voor wie de B1-route niet haalbaar wordt geacht, is de Z-route ontwikkeld.
Erkent u dat voor nieuwkomers die laaggeletterd zijn of om andere reden moeilijk leren, het taalniveau B1 niet haalbaar is?
De verwachting is dat niet alle inburgeringsplichtigen op het voor inburgering geambieerde taalniveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen kunnen voldoen. Het nieuwe inburgeringsstelsel houdt daarmee rekening. Zo kan een inburgeringstraject in het nieuwe stelsel ook succesvol worden afgerond met een lager taalbeheersingsniveau dan het huidig geldende A2 van het Referentiekader. Daarnaast is sprake van de Z-route (zelfredzaamheidsroute). De Z-route is bedoeld voor inburgeringsplichtigen bij wie wordt vastgesteld dat zij veel moeite zullen hebben met het leren van de Nederlandse taal en voor wie A2 van het Referentiekader niet haalbaar lijkt. De Z-route is een intensief traject met activiteiten die aansluiten bij de persoonlijke capaciteiten van de inburgeringsplichtige waarbij gestreefd wordt naar kennis van de Nederlandse taal op ten minste niveau A1 van het Referentiekader, zelfredzaamheid in de samenleving, activering en participatie. Ook voor de groep laaggeletterden is derhalve een specifieke route ontwikkeld binnen het nieuwe inburgeringsstelsel.
Dit betekent echter niet dat aan het verkrijgen van het Nederlanderschap geen hogere eisen zouden kunnen en mogen worden gesteld. Betrokkenen hebben dan immers langer de gelegenheid gehad het Nederlands op een hoger niveau te leren beheersen (zie hiervoor ook het antwoord op vraag 2). Het verhogen van de taaleis voor naturalisatie zal voor velen hopelijk ook een stimulans zijn om daartoe over te gaan.
Vindt u het wenselijk dat nieuwkomers die laaggeletterd zijn en zich inspannen hun inburgeringsdiploma te halen vervolgens nooit Nederlander kunnen worden?
Een nieuwe taal leren en het wegnemen van een in het verleden gemankeerde alfabetisering vragen tijd en inspanning. Iemand die laaggeletterd in de eigen taal in Nederland komt wonen en met een laag taalbeheersingsniveau Nederlands zijn traject van de Wet inburgering heeft afgerond, kan soms heel goed enkele jaren later, als het moment van naturaliseren is aangebroken, wel het voor naturalisatie vereiste taalniveau Nederlands halen. Zoals ook opgemerkt in het antwoord op vraag 2, geschiedt naturalisatie immers ten minste enkele jaren na afronding van het inburgeringstraject. Het Nederlanderschap wordt overigens niemand voor altijd onthouden. Het Nederlanderschap kan worden verkregen via een naturalisatieprocedure of via een optieprocedure. In de optieprocedure geldt de naturalisatietoets niet. Opteren voor het Nederlanderschap is na een periode van vijftien jaar legaal verblijf in het Koninkrijk mogelijk voor vreemdelingen die a) ten minste drie jaar gehuwd zijn met (of geregistreerd partner zijn van) een Nederlander of b) 65 jaar of ouder zijn.
Waarom heeft u er niet voor gekozen om net als in de nieuwe inburgeringswet rekening te houden met het feit dat taalniveau B1 niet voor alle nieuwkomers haalbaar is?
In het regeerakkoord is opgenomen dat zowel voor inburgering als voor naturalisatie de taaleis wordt verhoogd naar B1 van het Referentiekader. Deze verhoging van het taalbeheersingsniveau bij naturalisatie past bij het uitgangspunt dat het Nederlanderschap iets is om trots op te zijn en iets wat je moet verdienen. Ik beschouw naturalisatie als de bekroning van een geslaagde integratie en niet als een tussenstap naar verdere integratie. Iemand die met een laag taalbeheersingsniveau Nederlands zijn traject van de Wet inburgering heeft afgerond, kan – zoals gezegd – met de nodige inspanning heel goed enkele jaren later, als het moment van naturaliseren is aangebroken, wel het voor naturalisatie vereiste taalniveau Nederlands halen. Er geldt een ontheffing van de naturalisatietoets op grond van een psychische of lichamelijke belemmering of een verstandelijke beperking.
Heeft u rekening gehouden met de praktische gevolgen voor nieuwkomers als zij geen Nederlander kunnen worden, zoals bij sollicitatie, reizen of afsluiten van een abonnement?
Het bezit van het Nederlanderschap is naar het oordeel van het kabinet niet noodzakelijk voor participatie op de arbeidsmarkt. Juist het hebben voldaan aan de inburgeringsplicht leidt tot een goede entree op de arbeidsmarkt. Daarbij teken ik aan dat niemand de kans op het Nederlanderschap volledig wordt ontnomen, zoals toegelicht in het antwoord op vraag 4. Ook reizen en het sluiten van een abonnement zijn voor niet-Nederlanders mogelijk.
Heeft u onderzocht wat de gevolgen zijn voor nieuwkomers op de arbeidsmarkt als zij wel voldoen aan de inburgeringsplicht maar geen kans hebben op het Nederlanderschap?
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u het wenselijk dat deze wijziging de naturalisatietoets tot gevolg heeft dat tienduizenden nieuwkomers die hier ingeburgerd zijn en jarenlang wonen geen stemrecht krijgen?
Het door zo veel mogelijk ingezetenen kunnen deelnemen aan verkiezingen voor volksvertegenwoordigende gremia is in een democratie als Nederland een groot belang. Het is echter niet zo dat om die reden verlening van het Nederlanderschap zou moeten worden vereenvoudigd. Overigens hebben personen die geen Nederlander zijn na vijf jaar rechtmatig verblijf passief en actief kiesrecht voor de gemeenteraad.
Bent u bereid voor het Nederlanderschap net als bij de inburgeringsplicht rekening te houden met het wat individueel haalbaar is?
Begin december 2020 is de consultatie van het ontwerpBesluit naturalisatietoets 2021 gesloten. In mijn brief van 17 december 2020 heb ik uw Kamer bericht dat aan de hand van de ontvangen reacties wordt bezien of het ontwerp aanpassing behoeft. Daarbij betrek ik tevens de door uw Kamer aangenomen motie van de leden Van Dijk en Van den Berghe (32 824, nr. 308) van 12 november 2020.
11.000 mensen voor wie naturalisatie onmogelijk is |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris veiligheid en justitie) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de uitzending van Reporter Radio: «Naturalisatie onmogelijk ondanks ruim 13 jaar legaal verblijf»?1
Het onderwerp en de strekking van de uitzending zijn mij bekend.
Vindt u het aanvaardbaar dat er circa 11.000 mensen zijn die langdurig legaal in Nederland verblijven, maar die op basis van dit beleid nooit de rechten en plichten kunnen verwerven die andere Nederlanders hebben?
Om te kunnen naturaliseren, gelden voorwaarden. Van de circa 27.000 personen die in de periode 2007–2009 zijn gestart met een verblijfsvergunning op grond van de regeling ter afwikkeling van de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet (Ranov of «Generaal pardon») hebben er op dit moment circa 11.000 een verblijfsvergunning. Daarmee is nog niet gezegd, dat zij allen op dit moment aan alle naturalisatievoorwaarden voldoen. Eén van de voorwaarden voor naturalisatie is de inburgering. Van de circa 11.000 bedoelde personen hebben circa 3.400 personen een verblijfsvergunning, regulier voor bepaalde tijd. Het is aan de hand van deze verblijfsvergunning niet te zeggen of de houder ervan (al) voldoet aan de voorwaarde tot inburgering. Daarnaast zijn van de circa 11.000 mensen in mei 2020 er circa 530 minderjarig. Om een eigen naturalisatieverzoek in te kunnen dienen, moet de verzoeker meerderjarig zijn. Minderjarigen kunnen wel met een meerderjarige mee-naturaliseren.
Waarom is in 2009 het beleid ten aanzien van de «bewijsnood mogelijkheid» aangescherpt?
Het beleid is met ingang van 1 mei 2009 gewijzigd met een besluit tot wijziging van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Het besluit is bekendgemaakt in de Staatscourant van 12 februari 2009, nr. 29. Hierover is geen bericht aan de Kamer gestuurd. Dat is bij een beleidswijziging als deze overigens ook niet gebruikelijk. Het besluit motiveert de beleidswijziging als volgt: «Bij de verkrijging van het Nederlanderschap moet zoveel mogelijk zekerheid bestaan over de identiteit en nationaliteit van een betrokkene. Tussen het moment van verkrijging van de reguliere verblijfsvergunning waarbij vrijstelling van het paspoortvereiste gold en het verzoek om naturalisatie of optie kan een geruime periode bestaan waardoor het verlangen van een (geldig) paspoort en een (gelegaliseerde/van apostille voorziene) geboorteakte in de rede ligt». In individuele gevallen is het mogelijk af te wijken van het beleid en een of meer voorwaarden niet te handhaven.
Is de Kamer daar destijds niet over geïnformeerd? Zo ja, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom is het wob-verzoek van de programmamakers afgewezen? Bent u alsnog bereid de Kamer te informeren?
Het Wob-verzoek van Reporter Radio, dat op 7 februari 2020 is ingediend, is niet afgewezen maar per e-mailbericht van 19 mei 2020 door verzoeker ingetrokken.
Erkent u dat er groepen vergunninghouders zijn die door dit strikte beleid niet kunnen naturaliseren? Zo ja, welke groepen betreft het?
Om zeker te zijn van de juistheid van de gegevens die op het naturalisatiebesluit worden vermeld, wordt verlangd dat de naturalisatieverzoeker, die in het bezit is van een reguliere verblijfsvergunning, zijn persoonsgegevens en nationaliteit in beginsel aantoont met buitenlandse documenten. Reguliere vreemdelingen die, tegen de tijd dat zij aan de naturalisatietermijn voldoen, (nog) ongedocumenteerd verblijf houden en van wie de personalia derhalve op het moment van het naturalisatieverzoek aan de hand van een verklaring onder ede of belofte in de gemeentelijke basisregistratie (BRP) zijn geregistreerd, wordt gevraagd om bewijsstukken van identiteit en van nationaliteit. In een individueel geval kan bij een vreemdeling, die in het bezit is van een reguliere verblijfsvergunning, aanleiding bestaan om de voorwaarden voor het overleggen van identiteits- en/of nationaliteitsdocumenten niet te handhaven. Daartoe overgaan is mogelijk na het hebben vernomen en hebben gewogen van de reden(en) waarom betrokkene niet in het bezit is van het gevraagde document. Het is aan betrokkene om deze reden(en) naar voren te brengen. In de naturalisatieprocedure zijn asielgerechtigden ontheven van de documenteneis. Naar mijn mening sluit het beleid voor identiteits- en nationaliteitsdocumenten geen groepen vergunninghouders uit van naturalisatie.
Deelt u de mening dat als een kind met een pardonvergunning meerderjarig wordt en niet aan de benodigde documenten kan komen van het land van herkomst van de ouders, het belang om dit kind dezelfde rechten te geven als elke andere Nederlander zwaarder weegt dan het belang van de staat om op de juiste bureaucratische wijze de identiteit en nationaliteit vast te kunnen stellen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welk gevolg geeft u daaraan?
Ook van deze jongvolwassenen mag een inspanning worden verwacht om aan documenten te komen. Ook als daarvoor nodig is dat zij zich voor het eerst bekendmaken aan het herkomstland van hun ouder(s). Als andere naturalisatieverzoekers met dezelfde nationaliteit wel de noodzakelijke documenten krijgen, komt de vraag op waarom het hier bedoelde kind dan níet door de buitenlandse overheid in het bezit wordt gesteld van het gevraagde bewijsstuk van geboorte en/of geldig nationaal paspoort.
Hoeveel houders van een pardonvergunning zijn inmiddels genaturaliseerd?
Sinds 15 juni 2007 en tot eind april 2020 zijn afgerond 14.670 vreemdelingen die ooit in het bezit zijn gesteld van een ranov-vergunning genaturaliseerd tot Nederlander.
Hoe vaak is er de afgelopen jaren bewijsnood ten aanzien van het overleggen van een geboorteakte en/of geldig paspoort toegepast?
De gevraagde cijfers kunnen niet worden gegenereerd uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van de IND. Een onderzoek naar deze cijfers sta ik niet voor. In zijn algemeenheid geldt dat een dergelijk onderzoek weliswaar mogelijk is, maar beslag legt op capaciteit, omdat een dergelijk onderzoek handmatig moet plaatsvinden. Daarom zet ik die capaciteit liever anders in.
Indien dit niet uit de systemen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst te halen is, bent u bereid hier nader onderzoek naar te doen en de Kamer hierover te informeren?
Zie antwoord vraag 9.
Is het juist dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid een afspraak heeft gemaakt met Chun («de man die niet bestaat») om over zijn uitzichtloze situatie te spreken? Wilt u de Kamer informeren over de voortgang?2
Tijdens het nota-overleg van 3 juni jl. heb ik aangegeven dat een gesprek zou plaatsvinden met de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V). Dit gesprek heeft inmiddels plaatsgevonden met de gemachtigde van betrokkene. Zoals uw Kamer bekend is, kan ik in de beantwoording van Kamervragen niet ingaan op individuele zaken. Voor de volledigheid, en zoals al is gebleken uit de beantwoording van eerdere Kamervragen,3 merk ik hier wel op dat het in deze zaak niet gaat om een naturalisatieverzoek.
Het artikel ‘Marokkaanse Nederlanders bevrijd ons van dubbele nationaliteit’ |
|
Sven Koopmans (VVD), Jeroen van Wijngaarden (VVD), Dennis Wiersma (VVD) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris veiligheid en justitie) (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Marokkaanse Nederlanders bevrijd ons van dubbele nationaliteit»1 en het manifest voor keuzevrijheid in nationaliteit?2
Ja.
Constaterende dat in het regeerakkoord staat dat nakomelingen van migranten in de toekomst voor een nationaliteit moeten kiezen, wat doet u om mensen te helpen die nu al van hun dubbele nationaliteit af willen? Wat kan u nog meer doen?
Nederland is van mening dat het recht om afstand te doen van een nationaliteit begrepen moet worden onder het recht om van nationaliteit te veranderen, als bedoeld in artikel 15 tweede lid van de Universele verklaring van de Rechten van de Mens. Om die reden roept Nederland landen die het afstand doen van hun nationaliteit juridisch of in de praktijk niet toestaan op om hierover hun wetgeving of handelwijze te heroverwegen.
Klopt het dat het koninkrijk Marokko «een scala aan instituties in het leven heeft geroepen om Marokkanen in Nederland te bespioneren, te intimideren, te verleiden, te rekruteren, te corrumperen?»
Contact tussen overheden van andere landen en personen in Nederland is in beginsel niet problematisch zolang dit op vrijwillige basis plaatsvindt. Ditzelfde geldt ook voor overheden van andere landen in Nederland en de contacten die zij onderhouden met Nederlanders, die ook over de nationaliteit van dat land beschikken.
In algemene zin zijn er staten die proberen invloed te houden op personen in Nederland die uit die staat geëmigreerd zijn. In sommige gevallen beschikken deze emigranten nog wel over de nationaliteit van hun land van herkomst of hebben ze daar familie wonen, maar wonen zij zelf inmiddels al lang in Nederland. Het kan ook gaan om mensen die hun land om politieke redenen ontvlucht zijn en in ons land slachtoffer worden van intimidatie. Dergelijke inmengingsactiviteiten creëren een permanent gevoel van onveiligheid in de betreffende gemeenschappen. Hiermee kunnen ook nationale spanningen geëxporteerd worden naar ons land. De invloed gaat soms zo ver dat mensen zich beperkt voelen in de uitoefening van hun grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting.
Hoe kijkt u aan tegen de in het manifest genoemde lange arm van Marokko in Nederland? Wat is uw aanpak op de omschreven voorbeelden uit het manifest? Bent u bereid om, net zoals voor de Turkse diaspora politiek, een aanpak op de Marokkaanse diaspora politiek te ontwikkelen?
Het staat Marokko vrij banden te onderhouden met Marokkanen die in Nederland wonen, mits dit geschiedt op basis van vrijwilligheid en zolang dit past binnen de grenzen van onze rechtsstaat. Er kan geen sprake zijn van ongewenste beïnvloeding op de individuele levens van Nederlanders en de keuzes die zij maken. Wanneer het Kabinet constateert dat de diasporapolitiek van een land de grenzen van onze rechtsstaat overschrijdt of de participatie van de diaspora belemmert, dan is er sprake van ongewenste buitenlandse inmenging. Hiervoor heeft het kabinet een aanpak. Voor de verschillende instrumenten die het kabinet tot haar beschikking heeft verwijs ik naar de brief van 16 maart 2018 over de aanpak ongewenste buitenlandse inmenging.3 Hierin wordt een landen neutrale aanpak geschetst met een overzicht van het instrumentarium dat het kabinet kan inzetten, afhankelijk van de concrete situatie. Er worden tevens enkele voorbeelden gegeven.
Bent u bereid om Marokkaanse en Turkse Nederlanders maximale praktische hulp te bieden bij het afstand doen van hun tweede nationaliteit? Zo ja, op welke wijze? Bijvoorbeeld door middel van een stappenplan, praktische informatie en/of beleid?
Het is aan landen zelf om te bepalen op welke wijze hun nationaliteit verkregen kan worden, en ook op welke wijze hiervan wel of niet afstand gedaan kan worden. Met betrekking tot de Marokkaanse nationaliteit is bekend dat de nationaliteitswetgeving bepalingen bevat die toestaan dat van de Marokkaanse nationaliteit afstand kan worden gedaan. Vanuit het verleden is ook bekend dat een Nederlander, met ook de Marokkaanse nationaliteit, in de praktijk geen afstand van de Marokkaanse nationaliteit kon doen.
Voor Nederlanders, die ook de Turkse nationaliteit hebben kent de Turkse wet- en regelgeving het recht om afstand te doen van de nationaliteit. Verzoeken om afstand te doen van de nationaliteit worden in de regel ook gehonoreerd door Turkije.
Is er een Europese Unie (EU)-standpunt met betrekking tot derde landen die EU-onderdanen verhinderen om van hun dubbele nationaliteit af te komen? Kunt u toelichten hoe Nederland een leidende rol zal gaan pakken in deze discussie?
Er is geen EU-standpunt over dit onderwerp omdat nationaliteitsrecht niet onder de bevoegdheid valt van de EU, maar onder die van de afzonderlijke lidstaten. Pas wanneer het gaat om de aan de nationaliteit van een lidstaat verbonden Unieburgerschapsrechten komt het EU-recht in het geding. Daar is in dit geval geen sprake van.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en nog voordat de begrotingsbehandelingen aanvangen beantwoorden?
Uw Kamer ontvangt deze antwoorden gezamenlijk met het antwoord op het verzoek van lid Paternotte (D66) bij de Regeling van Werkzaamheden van 24 september 2019 om een schriftelijke reactie op het manifest «Keuzevrijheid in nationaliteit».
De bureaucratie waarmee Ranov-vergunninghouders worden tegengewerkt bij het verkrijgen van het Nederlanderschap |
|
Attje Kuiken (PvdA), Jasper van Dijk (SP), Bram van Ojik (GL) |
|
Ankie Broekers-Knol (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met de uitzending van Op1, waarin de 29-jarige Yosef vertelt over hoe hij op zijn tweede naar Nederland kwam, maar nog steeds geen volwaardig Nederlander kan zijn?1
Ja.
Is het de bedoeling van uw beleid dat mensen als Yosef, die verreweg het grootste deel van hun leven in Nederland hebben geleefd en een aanspraak hebben gemaakt op het Generaal Pardon (Ranov), niet kunnen naturaliseren vanwege een onrealistisch strenge documentatie-eis?
Om te kunnen naturaliseren gelden op grond van de daartoe strekkende wet- en regelgeving voorwaarden. Onder meer om zeker te zijn van de juistheid van de gegevens die op het naturalisatiebesluit worden vermeld, wordt verlangd dat de naturalisatieverzoeker, die in het bezit is van een reguliere verblijfsvergunning, zijn persoonsgegevens en nationaliteit in beginsel aantoont met buitenlandse documenten.
In een individueel geval kan bij een vreemdeling, die in het bezit is van een reguliere verblijfsvergunning, aanleiding bestaan om de voorwaarden voor het overleggen van identiteits- en/of nationaliteitsdocumenten niet te handhaven. Daartoe overgaan is mogelijk na het hebben vernomen en hebben gewogen van de reden(en) waarom betrokkene niet in het bezit is van het gevraagde document. Het is aan betrokkene om deze reden(en) naar voren te brengen, in beginsel bij het indienen van zijn naturalisatieverzoek. Ook van jongvolwassenen, die een regulier verblijfsrecht hebben, mag een inspanning worden verwacht om aan documenten te komen. Ook als daarvoor nodig is dat zij zich voor het eerst bekendmaken aan het herkomstland van hun ouder(s).
Ambassades zijn in de regel bevoegd om een nationaal paspoort af te geven. Het bezit door de paspoorthouder van de nationaliteit van het land dat het paspoort heeft verstrekt, wordt daarmee gewoonlijk aangenomen. Voor gegevens uit het brondocument omtrent de geboorte geldt dat ambassades bij de meeste landen niet de bevoegde instantie zijn waar gegevens kunnen worden verkregen. Van elke vreemdeling met een regulier verblijfsrecht wordt verwacht dat hij of een door hem gemachtigde derde zich ten minste heeft gewend tot een tot verstrekken van het bewuste bewijsstuk van geboorte (bijvoorbeeld een uittreksel van een geboorteakte) bevoegde instantie.
Kunt u aangeven wat iemand als Yosef nog meer zou moeten doen naast een verzoek op documentatie bij de ambassade om aan de documentatie-eis te voldoen?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat onder de mensen aan wie een Ranov-vergunning is verstrekt ook mensen zitten die naar Nederland waren gekomen met een asielmotief?
Houders van een Ranov-vergunning hebben in de regel een asielprocedure doorlopen. Bij hen is vastgesteld dat zij niet in aanmerking komen voor asielrechtelijke bescherming door de Nederlandse overheid. De door hen destijds aangedragen asielmotieven zijn in de regel als onvoldoende zwaarwegend of niet geloofwaardig beoordeeld. Daarbij hebben deze personen ook steeds de mogelijkheid gehad dit oordeel rechterlijk te laten toetsen.
Wat is de gemiddelde verblijfsduur in Nederland van de circa 11.000 Ranov-vergunninghouders die nog niet zijn genaturaliseerd?
Ranov-vergunninghouders zijn ten minste sinds 2001 in Nederland. De Ranov-regeling betreft een regularisatiemaatregel voor vreemdelingen die voor 1 april 2001 een asielaanvraag hebben ingediend en die in 2007 nog immer in Nederland zijn zonder te zijn toegelaten op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De regeling sloot op 1 juni 2009.
Hoeveel Ranov-vergunninghouders hebben gepoogd om te naturaliseren, maar zijn afgewezen op grond van de documentatie-eis?
De gevraagde cijfers kunnen niet worden gegenereerd uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van de IND.
Heeft het feit dat aan Ranov-vergunninghouders een documentatie-eis voor naturalisatie wordt opgelegd en aan asielvergunninghouders niet, naast bureaucratische redenen ook redenen die zijn gebaseerd op beleidslogica? Zo ja, welke?
De reden dat aan houders van een verblijfsvergunning asiel andere eisen worden gesteld met betrekking tot documentatie bij naturalisatie is erin gelegen dat bij hen is vastgesteld dat zij bescherming nodig hebben tegen de autoriteiten van het land van herkomst. Van hen wordt in een naturalisatieprocedure als uitgangspunt niet verlangd dat zij zich wenden tot de autoriteiten van het land van herkomst om documenten te krijgen. Blijkt evenwel ten tijde van het indienen van het naturalisatieverzoek dat er na het verkrijgen van de asielstatus contact is geweest met de autoriteiten van het land van herkomst of dat men is teruggereisd naar het land van herkomst dan wordt ervan uitgegaan dat het overleggen van identiteitsdocumenten uit het land van herkomst ook mogelijk is.
Zoals uit mijn antwoord op vraag 4 blijkt, is bij houders van een vergunning op grond van de Ranov vastgesteld dat zij geen asielrechtelijke bescherming nodig hebben. Dit betekent dat van Ranov-vergunninghouders mag worden verwacht dat zij zich wenden tot de autoriteiten van het land van herkomst om de benodigde documenten te verkrijgen. De Ranov-regeling is in 2007 met uw Kamer gedeeld.
Welke meerwaarde heeft het in uw ogen dat een grote groep Ranov-vergunninghouders door de strenge documentatie-eis niet kunnen naturaliseren en daardoor niet volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving?
In een individueel geval kan bij een vreemdeling, die in het bezit is van een reguliere verblijfsvergunning, aanleiding bestaan om de voorwaarden voor het overleggen van identiteits- en/of nationaliteitsdocumenten niet te handhaven. Daartoe overgaan is mogelijk na het hebben vernomen en hebben gewogen van de reden(en) waarom betrokkene niet in het bezit is van het gevraagde document. Het is aan betrokkene om deze reden(en) naar voren te brengen. In de naturalisatieprocedure zijn asielgerechtigden ontheven van de documenteneis.
Naast een juiste en zorgvuldige toepassing van de naturalisatiebepalingen, waaronder bijvoorbeeld het vaststellen van een geslachtsnaam in het geval de vreemdeling door zijn eigen rechtstelsel geen geslachtsnaam heeft gekregen alsmede het kunnen beoordelen of na de naturalisatie afstand moet worden gedaan van de oorspronkelijke nationaliteit, is er een verplichting om een zo zorgvuldig mogelijk voorbereid naturalisatiebesluit aan de Koning te kunnen voorleggen. Er bestaat bovendien een rechtsbelang bij het zoveel mogelijk zorgen dat naturalisatie tot Nederlander plaatsvindt op basis van juiste persoonsgegevens en juiste nationaliteit. Mocht binnen twaalf jaar na de naturalisatie blijken dat sprake is geweest van valse verklaringen, bedrog of het verzwijgen van enig voor de verkrijging van het Nederlanderschap relevant feit dan dient te worden onderzocht of de verkrijging van het Nederlanderschap moet worden ingetrokken.
Waarom houdt u in eerdere antwoorden op over dit onderwerp gestelde vragen zo halsstarrig vast aan het bestaande beleid, terwijl overduidelijk is dat mensen als Yosef hier niets mee opschieten? Waarom biedt u mensen als Yosef niet de gelegenheid om volwaardig mee te doen?2
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid om de Ranov-vergunningen om te zetten in asielvergunningen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals blijkt uit mijn antwoord op vraag 4 betreft het hier personen van wie eerder in de asielprocedure is vastgesteld dat zij niet in aanmerking komen voor asielrechtelijke bescherming.
Er is daarom geen grond deze personen een verblijfsvergunning asiel te verstrekken. De geldende EU-regelgeving en jurisprudentie bieden ook geen ruimte verblijfsvergunningen asiel te verstrekken indien niet is vastgesteld dat aan de voorwaarden daarvoor wordt voldaan.
Bent u bereid om de documentatie-eis voor naturalisatie voor Ranov-vergunninghouders te laten vervallen? Zo nee, waarom niet?
Het beleid borgt dat in de naturalisatieprocedure zo goed als mogelijk de persoonsgegevens en het actueel bezit van de vreemde nationaliteit bekend en aangetoond zijn van vreemdelingen met een regulier verblijfrecht. Dat is van belang voor de vraag of wel of niet afstand moet/kan worden gedaan van de oorspronkelijke nationaliteit en het naturalisatiebesluit. In 2015 zijn door de IND en door het WODC twee separate onderzoeken gehouden, waarvan de uitkomsten zijn gedeeld met uw Kamer.
Dit uitgangspunt laat onverlet dat nader onderzoek door het WODC naar door Ranov-vergunninghouders ervaren knelpunten wenselijk is. Ik heb dan ook besloten om nogmaals te laten onderzoeken in hoeverre het huidige beleid dan wel de uitvoering daarvan leidt tot situaties waarin van de Ranov-vergunninghouder meer wordt gevraagd dan redelijkerwijs van betrokkene kan worden verwacht. Over de uitkomsten van dit nieuwe WODC onderzoek wordt uw Kamer vanzelfsprekend geïnformeerd.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het geplande algemeen overleg vreemdelingen- en asielbeleid van 21 januari 2021?
Het AO vreemdelingen en asielbeleid heeft niet plaatsgevonden op 21 januari. Om te komen tot een zorgvuldige beantwoording is extra tijd nodig gebleken.
Het onbereikbaar maken van Nederlanderschap |
|
Attje Kuiken (PvdA), Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van Vluchtingenwerk Nederland «Kabinet maakt Nederlanderschap onbereikbaar voor tienduizenden vluchtelingen» van 9 november 2020?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat in 2017 slechts 613 van de 21.532 nieuwkomers op taalniveau B1 is ingeburgerd?
Op basis van de Wet inburgering 2013 is het vereiste taalniveau voor nieuwkomers A2. Het is onder deze wet ook mogelijk voor nieuwkomers om vrijwillig op taalniveau B1 in te burgeren. Uit de cijfers van DUO kan worden opgemaakt dat in 2017 613 nieuwkomers op taalniveau B1 zijn ingeburgerd. Dit aantal biedt echter geen representatief beeld, omdat een deel van de nieuwkomers die in 2017 inburgeringsplichtig waren nog niet aan de inburgeringsplicht hebben voldaan. Zo blijkt immers uit cijfers van DUO dat 9.432 asielmigranten, 2.428 gezinsmigranten, en 142 overige migranten die in 2017 inburgeringsplichtig waren, nog niet aan de inburgeringsplicht hebben voldaan.
Belangrijker nog is dat er voor nieuwkomers onder de Wet inburgering 2013 geen verplichting bestaat om op taalniveau B1 in te burgeren. Niet iedere nieuwkomer die in staat is taalniveau B1 te halen, zal vrijwillig op dat niveau aan zijn inburgeringsplicht willen voldoen. Bovendien is van belang dat aan de inburgeringsplicht voor nieuwkomers binnen drie jaar na eerste verlening van de verblijfsvergunning moet zijn voldaan, terwijl naturalisatie op zijn vroegst pas mogelijk is na vijf jaar verblijf. Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet inburgering wordt de taaleis voor nieuwkomers overigens verhoogd naar B1 niveau, daartoe zijn drie verschillende leerroutes ontwikkeld. Voor inburgeraars voor wie de B1-route niet haalbaar wordt geacht, is de Z-route ontwikkeld.
Erkent u dat voor nieuwkomers die laaggeletterd zijn of om andere reden moeilijk leren, het taalniveau B1 niet haalbaar is?
De verwachting is dat niet alle inburgeringsplichtigen op het voor inburgering geambieerde taalniveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen kunnen voldoen. Het nieuwe inburgeringsstelsel houdt daarmee rekening. Zo kan een inburgeringstraject in het nieuwe stelsel ook succesvol worden afgerond met een lager taalbeheersingsniveau dan het huidig geldende A2 van het Referentiekader. Daarnaast is sprake van de Z-route (zelfredzaamheidsroute). De Z-route is bedoeld voor inburgeringsplichtigen bij wie wordt vastgesteld dat zij veel moeite zullen hebben met het leren van de Nederlandse taal en voor wie A2 van het Referentiekader niet haalbaar lijkt. De Z-route is een intensief traject met activiteiten die aansluiten bij de persoonlijke capaciteiten van de inburgeringsplichtige waarbij gestreefd wordt naar kennis van de Nederlandse taal op ten minste niveau A1 van het Referentiekader, zelfredzaamheid in de samenleving, activering en participatie. Ook voor de groep laaggeletterden is derhalve een specifieke route ontwikkeld binnen het nieuwe inburgeringsstelsel.
Dit betekent echter niet dat aan het verkrijgen van het Nederlanderschap geen hogere eisen zouden kunnen en mogen worden gesteld. Betrokkenen hebben dan immers langer de gelegenheid gehad het Nederlands op een hoger niveau te leren beheersen (zie hiervoor ook het antwoord op vraag 2). Het verhogen van de taaleis voor naturalisatie zal voor velen hopelijk ook een stimulans zijn om daartoe over te gaan.
Vindt u het wenselijk dat nieuwkomers die laaggeletterd zijn en zich inspannen hun inburgeringsdiploma te halen vervolgens nooit Nederlander kunnen worden?
Een nieuwe taal leren en het wegnemen van een in het verleden gemankeerde alfabetisering vragen tijd en inspanning. Iemand die laaggeletterd in de eigen taal in Nederland komt wonen en met een laag taalbeheersingsniveau Nederlands zijn traject van de Wet inburgering heeft afgerond, kan soms heel goed enkele jaren later, als het moment van naturaliseren is aangebroken, wel het voor naturalisatie vereiste taalniveau Nederlands halen. Zoals ook opgemerkt in het antwoord op vraag 2, geschiedt naturalisatie immers ten minste enkele jaren na afronding van het inburgeringstraject. Het Nederlanderschap wordt overigens niemand voor altijd onthouden. Het Nederlanderschap kan worden verkregen via een naturalisatieprocedure of via een optieprocedure. In de optieprocedure geldt de naturalisatietoets niet. Opteren voor het Nederlanderschap is na een periode van vijftien jaar legaal verblijf in het Koninkrijk mogelijk voor vreemdelingen die a) ten minste drie jaar gehuwd zijn met (of geregistreerd partner zijn van) een Nederlander of b) 65 jaar of ouder zijn.
Waarom heeft u er niet voor gekozen om net als in de nieuwe inburgeringswet rekening te houden met het feit dat taalniveau B1 niet voor alle nieuwkomers haalbaar is?
In het regeerakkoord is opgenomen dat zowel voor inburgering als voor naturalisatie de taaleis wordt verhoogd naar B1 van het Referentiekader. Deze verhoging van het taalbeheersingsniveau bij naturalisatie past bij het uitgangspunt dat het Nederlanderschap iets is om trots op te zijn en iets wat je moet verdienen. Ik beschouw naturalisatie als de bekroning van een geslaagde integratie en niet als een tussenstap naar verdere integratie. Iemand die met een laag taalbeheersingsniveau Nederlands zijn traject van de Wet inburgering heeft afgerond, kan – zoals gezegd – met de nodige inspanning heel goed enkele jaren later, als het moment van naturaliseren is aangebroken, wel het voor naturalisatie vereiste taalniveau Nederlands halen. Er geldt een ontheffing van de naturalisatietoets op grond van een psychische of lichamelijke belemmering of een verstandelijke beperking.
Heeft u rekening gehouden met de praktische gevolgen voor nieuwkomers als zij geen Nederlander kunnen worden, zoals bij sollicitatie, reizen of afsluiten van een abonnement?
Het bezit van het Nederlanderschap is naar het oordeel van het kabinet niet noodzakelijk voor participatie op de arbeidsmarkt. Juist het hebben voldaan aan de inburgeringsplicht leidt tot een goede entree op de arbeidsmarkt. Daarbij teken ik aan dat niemand de kans op het Nederlanderschap volledig wordt ontnomen, zoals toegelicht in het antwoord op vraag 4. Ook reizen en het sluiten van een abonnement zijn voor niet-Nederlanders mogelijk.
Heeft u onderzocht wat de gevolgen zijn voor nieuwkomers op de arbeidsmarkt als zij wel voldoen aan de inburgeringsplicht maar geen kans hebben op het Nederlanderschap?
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u het wenselijk dat deze wijziging de naturalisatietoets tot gevolg heeft dat tienduizenden nieuwkomers die hier ingeburgerd zijn en jarenlang wonen geen stemrecht krijgen?
Het door zo veel mogelijk ingezetenen kunnen deelnemen aan verkiezingen voor volksvertegenwoordigende gremia is in een democratie als Nederland een groot belang. Het is echter niet zo dat om die reden verlening van het Nederlanderschap zou moeten worden vereenvoudigd. Overigens hebben personen die geen Nederlander zijn na vijf jaar rechtmatig verblijf passief en actief kiesrecht voor de gemeenteraad.
Bent u bereid voor het Nederlanderschap net als bij de inburgeringsplicht rekening te houden met het wat individueel haalbaar is?
Begin december 2020 is de consultatie van het ontwerpBesluit naturalisatietoets 2021 gesloten. In mijn brief van 17 december 2020 heb ik uw Kamer bericht dat aan de hand van de ontvangen reacties wordt bezien of het ontwerp aanpassing behoeft. Daarbij betrek ik tevens de door uw Kamer aangenomen motie van de leden Van Dijk en Van den Berghe (32 824, nr. 308) van 12 november 2020.
11.000 mensen voor wie naturalisatie onmogelijk is |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris veiligheid en justitie) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de uitzending van Reporter Radio: «Naturalisatie onmogelijk ondanks ruim 13 jaar legaal verblijf»?1
Het onderwerp en de strekking van de uitzending zijn mij bekend.
Vindt u het aanvaardbaar dat er circa 11.000 mensen zijn die langdurig legaal in Nederland verblijven, maar die op basis van dit beleid nooit de rechten en plichten kunnen verwerven die andere Nederlanders hebben?
Om te kunnen naturaliseren, gelden voorwaarden. Van de circa 27.000 personen die in de periode 2007–2009 zijn gestart met een verblijfsvergunning op grond van de regeling ter afwikkeling van de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet (Ranov of «Generaal pardon») hebben er op dit moment circa 11.000 een verblijfsvergunning. Daarmee is nog niet gezegd, dat zij allen op dit moment aan alle naturalisatievoorwaarden voldoen. Eén van de voorwaarden voor naturalisatie is de inburgering. Van de circa 11.000 bedoelde personen hebben circa 3.400 personen een verblijfsvergunning, regulier voor bepaalde tijd. Het is aan de hand van deze verblijfsvergunning niet te zeggen of de houder ervan (al) voldoet aan de voorwaarde tot inburgering. Daarnaast zijn van de circa 11.000 mensen in mei 2020 er circa 530 minderjarig. Om een eigen naturalisatieverzoek in te kunnen dienen, moet de verzoeker meerderjarig zijn. Minderjarigen kunnen wel met een meerderjarige mee-naturaliseren.
Waarom is in 2009 het beleid ten aanzien van de «bewijsnood mogelijkheid» aangescherpt?
Het beleid is met ingang van 1 mei 2009 gewijzigd met een besluit tot wijziging van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Het besluit is bekendgemaakt in de Staatscourant van 12 februari 2009, nr. 29. Hierover is geen bericht aan de Kamer gestuurd. Dat is bij een beleidswijziging als deze overigens ook niet gebruikelijk. Het besluit motiveert de beleidswijziging als volgt: «Bij de verkrijging van het Nederlanderschap moet zoveel mogelijk zekerheid bestaan over de identiteit en nationaliteit van een betrokkene. Tussen het moment van verkrijging van de reguliere verblijfsvergunning waarbij vrijstelling van het paspoortvereiste gold en het verzoek om naturalisatie of optie kan een geruime periode bestaan waardoor het verlangen van een (geldig) paspoort en een (gelegaliseerde/van apostille voorziene) geboorteakte in de rede ligt». In individuele gevallen is het mogelijk af te wijken van het beleid en een of meer voorwaarden niet te handhaven.
Is de Kamer daar destijds niet over geïnformeerd? Zo ja, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom is het wob-verzoek van de programmamakers afgewezen? Bent u alsnog bereid de Kamer te informeren?
Het Wob-verzoek van Reporter Radio, dat op 7 februari 2020 is ingediend, is niet afgewezen maar per e-mailbericht van 19 mei 2020 door verzoeker ingetrokken.
Erkent u dat er groepen vergunninghouders zijn die door dit strikte beleid niet kunnen naturaliseren? Zo ja, welke groepen betreft het?
Om zeker te zijn van de juistheid van de gegevens die op het naturalisatiebesluit worden vermeld, wordt verlangd dat de naturalisatieverzoeker, die in het bezit is van een reguliere verblijfsvergunning, zijn persoonsgegevens en nationaliteit in beginsel aantoont met buitenlandse documenten. Reguliere vreemdelingen die, tegen de tijd dat zij aan de naturalisatietermijn voldoen, (nog) ongedocumenteerd verblijf houden en van wie de personalia derhalve op het moment van het naturalisatieverzoek aan de hand van een verklaring onder ede of belofte in de gemeentelijke basisregistratie (BRP) zijn geregistreerd, wordt gevraagd om bewijsstukken van identiteit en van nationaliteit. In een individueel geval kan bij een vreemdeling, die in het bezit is van een reguliere verblijfsvergunning, aanleiding bestaan om de voorwaarden voor het overleggen van identiteits- en/of nationaliteitsdocumenten niet te handhaven. Daartoe overgaan is mogelijk na het hebben vernomen en hebben gewogen van de reden(en) waarom betrokkene niet in het bezit is van het gevraagde document. Het is aan betrokkene om deze reden(en) naar voren te brengen. In de naturalisatieprocedure zijn asielgerechtigden ontheven van de documenteneis. Naar mijn mening sluit het beleid voor identiteits- en nationaliteitsdocumenten geen groepen vergunninghouders uit van naturalisatie.
Deelt u de mening dat als een kind met een pardonvergunning meerderjarig wordt en niet aan de benodigde documenten kan komen van het land van herkomst van de ouders, het belang om dit kind dezelfde rechten te geven als elke andere Nederlander zwaarder weegt dan het belang van de staat om op de juiste bureaucratische wijze de identiteit en nationaliteit vast te kunnen stellen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welk gevolg geeft u daaraan?
Ook van deze jongvolwassenen mag een inspanning worden verwacht om aan documenten te komen. Ook als daarvoor nodig is dat zij zich voor het eerst bekendmaken aan het herkomstland van hun ouder(s). Als andere naturalisatieverzoekers met dezelfde nationaliteit wel de noodzakelijke documenten krijgen, komt de vraag op waarom het hier bedoelde kind dan níet door de buitenlandse overheid in het bezit wordt gesteld van het gevraagde bewijsstuk van geboorte en/of geldig nationaal paspoort.
Hoeveel houders van een pardonvergunning zijn inmiddels genaturaliseerd?
Sinds 15 juni 2007 en tot eind april 2020 zijn afgerond 14.670 vreemdelingen die ooit in het bezit zijn gesteld van een ranov-vergunning genaturaliseerd tot Nederlander.
Hoe vaak is er de afgelopen jaren bewijsnood ten aanzien van het overleggen van een geboorteakte en/of geldig paspoort toegepast?
De gevraagde cijfers kunnen niet worden gegenereerd uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van de IND. Een onderzoek naar deze cijfers sta ik niet voor. In zijn algemeenheid geldt dat een dergelijk onderzoek weliswaar mogelijk is, maar beslag legt op capaciteit, omdat een dergelijk onderzoek handmatig moet plaatsvinden. Daarom zet ik die capaciteit liever anders in.
Indien dit niet uit de systemen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst te halen is, bent u bereid hier nader onderzoek naar te doen en de Kamer hierover te informeren?
Zie antwoord vraag 9.
Is het juist dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid een afspraak heeft gemaakt met Chun («de man die niet bestaat») om over zijn uitzichtloze situatie te spreken? Wilt u de Kamer informeren over de voortgang?2
Tijdens het nota-overleg van 3 juni jl. heb ik aangegeven dat een gesprek zou plaatsvinden met de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V). Dit gesprek heeft inmiddels plaatsgevonden met de gemachtigde van betrokkene. Zoals uw Kamer bekend is, kan ik in de beantwoording van Kamervragen niet ingaan op individuele zaken. Voor de volledigheid, en zoals al is gebleken uit de beantwoording van eerdere Kamervragen,3 merk ik hier wel op dat het in deze zaak niet gaat om een naturalisatieverzoek.
Een in Nederland geboren jongen van 19 die als illegaal in de gevangenis belandt |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris veiligheid en justitie) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht: «Daniël (19) uit Noord wilde studeren, maar belandde als illegaal in de gevangenis»?1
Ik ben bij de beantwoording van vragen over individuele zaken door uw Kamer, zoals bekend is, gebonden aan regels omtrent de privacy van een betrokkene en wat de mogelijke gevolgen van de openbaarmaking van persoonlijke informatie kunnen zijn. Daarom kan ik niet te veel in detail treden. Voor zover dit gerechtvaardigd is, ook door hetgeen al over de zaak van Daniël naar buiten is gekomen, hecht ik er wel aan een juist beeld te schetsen van het verloop van de procedures.
Inbewaringstelling kan enkel plaatsvinden als er sprake is van illegaal verblijf en de individuele inbewaringstelling wordt getoetst door de rechter. De oplegging en voortduring van de bewaringsmaatregel is door de rechter rechtmatig bevonden. Zoals uw Kamer bekend, is de bewaring van Daniël opgeheven, nadat betrokkene een nieuwe aanvraag tot verblijf heeft ingediend die door de IND zal worden beoordeeld.
Het enkele feit dat iemand in Nederland wordt geboren en hier opgroeit, is onvoldoende voor het verkrijgen van het Nederlanderschap. Wanneer een kind niet de Nederlandse nationaliteit heeft en in Nederland wil blijven, moet er in dat geval een verblijfsvergunning worden aangevraagd en verkregen. Het is primair de verantwoordelijkheid van de wettelijke vertegenwoordiger(s) om te voldoen aan de verplichting om in het verblijf te voorzien en als dat niet lukt om Nederland te verlaten. In de afgelopen jaren zijn er door betrokkene verblijfsaanvragen ingediend, die zijn afgewezen. Bij de meest recente afwijzing heeft de rechter bepaald dat de procedure niet in Nederland mag worden afgewacht. Voor zover tegen deze besluiten juridische procedures zijn gestart, heeft de rechter die rechtsmiddelen verworpen.
Indien er sprake is van illegaal verblijf en een zaak in beeld komt bij de DT&V is het voor de hand liggend dat er stappen worden gezet om langer illegaal verblijf te voorkomen.
Indien een vreemdeling niet zelfstandig vertrekt of indien een vreemdeling niet ingaat op uitnodigingen van de DT&V om in gesprek te gaan over vrijwillige terugkeer, kan een vreemdeling uiteindelijk in bewaring gesteld worden teneinde zijn beschikbaarheid voor het vertrekproces zeker te stellen. Dat laat natuurlijk onverlet dat een vreemdeling ook in dat stadium nog stappen kan ondernemen met het doel om zelf te vertrekken of om zijn verblijf te legaliseren.
De IND heeft de vigerende wet- en regelgeving gevolgd. Op dit moment is de IND bezig met de beoordeling van de ingediende aanvraag, waarbij de beschikbare feiten en omstandigheden worden meegewogen. Op de afhandeling daarvan kan ik niet vooruitlopen.
Bent u het eens met de mening dat Daniël – geboren en getogen in Nederland – volkomen onterecht is vastgezet omdat hij illegaal in Nederland zou verblijven?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid te regelen dat Daniël onmiddellijk wordt vrijgelaten, zijn Nederlands paspoort ontvangt en kan gaan studeren?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u van de werkwijze van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in deze kwestie? Waarom heeft niemand deze bizarre samenloop van omstandigheden weten te voorkomen?
Zie antwoord vraag 1.
Het artikel ‘Marokkaanse Nederlanders bevrijd ons van dubbele nationaliteit’ |
|
Sven Koopmans (VVD), Jeroen van Wijngaarden (VVD), Dennis Wiersma (VVD) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris veiligheid en justitie) (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Marokkaanse Nederlanders bevrijd ons van dubbele nationaliteit»1 en het manifest voor keuzevrijheid in nationaliteit?2
Ja.
Constaterende dat in het regeerakkoord staat dat nakomelingen van migranten in de toekomst voor een nationaliteit moeten kiezen, wat doet u om mensen te helpen die nu al van hun dubbele nationaliteit af willen? Wat kan u nog meer doen?
Nederland is van mening dat het recht om afstand te doen van een nationaliteit begrepen moet worden onder het recht om van nationaliteit te veranderen, als bedoeld in artikel 15 tweede lid van de Universele verklaring van de Rechten van de Mens. Om die reden roept Nederland landen die het afstand doen van hun nationaliteit juridisch of in de praktijk niet toestaan op om hierover hun wetgeving of handelwijze te heroverwegen.
Klopt het dat het koninkrijk Marokko «een scala aan instituties in het leven heeft geroepen om Marokkanen in Nederland te bespioneren, te intimideren, te verleiden, te rekruteren, te corrumperen?»
Contact tussen overheden van andere landen en personen in Nederland is in beginsel niet problematisch zolang dit op vrijwillige basis plaatsvindt. Ditzelfde geldt ook voor overheden van andere landen in Nederland en de contacten die zij onderhouden met Nederlanders, die ook over de nationaliteit van dat land beschikken.
In algemene zin zijn er staten die proberen invloed te houden op personen in Nederland die uit die staat geëmigreerd zijn. In sommige gevallen beschikken deze emigranten nog wel over de nationaliteit van hun land van herkomst of hebben ze daar familie wonen, maar wonen zij zelf inmiddels al lang in Nederland. Het kan ook gaan om mensen die hun land om politieke redenen ontvlucht zijn en in ons land slachtoffer worden van intimidatie. Dergelijke inmengingsactiviteiten creëren een permanent gevoel van onveiligheid in de betreffende gemeenschappen. Hiermee kunnen ook nationale spanningen geëxporteerd worden naar ons land. De invloed gaat soms zo ver dat mensen zich beperkt voelen in de uitoefening van hun grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting.
Hoe kijkt u aan tegen de in het manifest genoemde lange arm van Marokko in Nederland? Wat is uw aanpak op de omschreven voorbeelden uit het manifest? Bent u bereid om, net zoals voor de Turkse diaspora politiek, een aanpak op de Marokkaanse diaspora politiek te ontwikkelen?
Het staat Marokko vrij banden te onderhouden met Marokkanen die in Nederland wonen, mits dit geschiedt op basis van vrijwilligheid en zolang dit past binnen de grenzen van onze rechtsstaat. Er kan geen sprake zijn van ongewenste beïnvloeding op de individuele levens van Nederlanders en de keuzes die zij maken. Wanneer het Kabinet constateert dat de diasporapolitiek van een land de grenzen van onze rechtsstaat overschrijdt of de participatie van de diaspora belemmert, dan is er sprake van ongewenste buitenlandse inmenging. Hiervoor heeft het kabinet een aanpak. Voor de verschillende instrumenten die het kabinet tot haar beschikking heeft verwijs ik naar de brief van 16 maart 2018 over de aanpak ongewenste buitenlandse inmenging.3 Hierin wordt een landen neutrale aanpak geschetst met een overzicht van het instrumentarium dat het kabinet kan inzetten, afhankelijk van de concrete situatie. Er worden tevens enkele voorbeelden gegeven.
Bent u bereid om Marokkaanse en Turkse Nederlanders maximale praktische hulp te bieden bij het afstand doen van hun tweede nationaliteit? Zo ja, op welke wijze? Bijvoorbeeld door middel van een stappenplan, praktische informatie en/of beleid?
Het is aan landen zelf om te bepalen op welke wijze hun nationaliteit verkregen kan worden, en ook op welke wijze hiervan wel of niet afstand gedaan kan worden. Met betrekking tot de Marokkaanse nationaliteit is bekend dat de nationaliteitswetgeving bepalingen bevat die toestaan dat van de Marokkaanse nationaliteit afstand kan worden gedaan. Vanuit het verleden is ook bekend dat een Nederlander, met ook de Marokkaanse nationaliteit, in de praktijk geen afstand van de Marokkaanse nationaliteit kon doen.
Voor Nederlanders, die ook de Turkse nationaliteit hebben kent de Turkse wet- en regelgeving het recht om afstand te doen van de nationaliteit. Verzoeken om afstand te doen van de nationaliteit worden in de regel ook gehonoreerd door Turkije.
Is er een Europese Unie (EU)-standpunt met betrekking tot derde landen die EU-onderdanen verhinderen om van hun dubbele nationaliteit af te komen? Kunt u toelichten hoe Nederland een leidende rol zal gaan pakken in deze discussie?
Er is geen EU-standpunt over dit onderwerp omdat nationaliteitsrecht niet onder de bevoegdheid valt van de EU, maar onder die van de afzonderlijke lidstaten. Pas wanneer het gaat om de aan de nationaliteit van een lidstaat verbonden Unieburgerschapsrechten komt het EU-recht in het geding. Daar is in dit geval geen sprake van.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en nog voordat de begrotingsbehandelingen aanvangen beantwoorden?
Uw Kamer ontvangt deze antwoorden gezamenlijk met het antwoord op het verzoek van lid Paternotte (D66) bij de Regeling van Werkzaamheden van 24 september 2019 om een schriftelijke reactie op het manifest «Keuzevrijheid in nationaliteit».
Het intrekken van paspoorten Syriëgangers en beleid Buitenlandse Zaken inzake ‘gematigde’ rebellen |
|
Martijn van Helvert (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister veiligheid en justitie) (CDA) |
|
![]() |
Hoeveel van de vijf mensen die hun Nederlanderschap teruggekregen hebben, zijn onderdeel geweest van een rebellengroep die via het Nederlandse Non Lethal Assistance (NLA)-programma steun gekregen heeft?1
Het kabinet doet geen uitspraken over individuele gevallen.
Houdt het teruggeven van het Nederlanderschap en het intrekken van de beschikking waarmee ze tot ongewenst vreemdeling verklaard werden, verband met het Nederlandse NLA-programma?
Nee. Zoals de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in haar brief van 24 september jl. aan de Kamer heeft aangegeven, hielden de intrekkingen van de beschikkingen waarmee het Nederlanderschap werd ingetrokken van deze vijf personen verband met een uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 april 2019 in twee andere zaken.2 In die zaken bepaalde de Afdeling dat het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid (art. 14, vierde lid Rijkswet op het Nederlanderschap, RWN) in principe toelaatbaar is maar dat de intrekking gebaseerd moet zijn op gedragingen en aansluiting van de persoon bij een terroristische organisatie die ten minste hebben voortgeduurd tot en met 11 maart 2017. Dit is de dag waarop het besluit tot vaststelling van de «lijst van organisaties die een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid» in werking is getreden.
In vijf van de elf zaken was geen informatie van op of na die datum beschikbaar. De onvermijdelijke conclusie was dat die intrekkingen daarom geen stand konden houden en door de rechter zouden worden vernietigd.
Vindt u dat jihadisten die vechten voor een door de rechter als terroristisch beschouwde organisatie, het Nederlanderschap zou moeten kunnen worden ontnomen?
De essentie van Artikel 14, vierde lid, Rijkswet op het Nederlanderschap is dat hiermee het intrekken van de Nederlandse nationaliteit mogelijk is gemaakt ter bescherming van de nationale veiligheid. Wij zijn dan ook van mening dat aansluiting bij een terroristische organisatie grond kan zijn voor intrekking van het Nederlanderschap, mits dit ook getoetst wordt aan de nationale veiligheid (zie ook het antwoord op vraag 12).
Herinnert u zich de uitspraak van de rechtbank Rotterdam op 29 maart jl. die stelt dat de Syrische rebellengroepering Ahrar al Sham een terroristische organisatie is?2
Ja.
Kunt u nogmaals uitleggen waarom de regering dit oordeel niet overneemt, terwijl u nota bene erkent dat dat Ahrar al Sham jihadistisch en salafistisch is?
Wat betreft het kwalificeren van de aard van een organisatie is het belangrijk te benadrukken dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de rechter vanuit verschillende kaders kijken naar de vraag of een groep «terroristisch» is. Dit is tevens aangegeven in de beantwoording van Kamervragen van 28 maart jl. (Aanhangsel Handelingen 2018–2019, nr. 2047), in antwoorden op Kamervragen van 26 september jl. (Kamerstuk 32 623, nr. 226) en in een brief aan uw Kamer op 9 mei jl. (Kamerstuk 32 623, nr. 258). Het Ministerie van Buitenlandse Zaken baseert zich op terrorismelijsten van de Europese Unie en de Verenigde Naties. Daarop zijn de terroristische groepen geplaatst waar internationaal consensus over bestaat. De rechter toetst aan de wet. De overheid treedt daar vanzelfsprekend niet in; noch vormen de kaders of afwegingen van Buitenlandse Zaken of het Openbaar Ministerie een doorslaggevend argument voor de rechtelijke toets.
Het is juist dat Nederland zich niet uitsluitend hoeft te baseren op internationale terrorismelijsten. Zoals vastgelegd in de sanctieregeling terrorisme (2007–II) kan de Nederlandse regering op basis van de algemene bepalingen uit VNVR Resolutie 1373 personen bevriezingsmaatregelen opleggen in het kader van terrorismebestrijding. Anders dan bij een strafrechtelijke veroordeling, gaat het daarbij om een preventieve maatregel, om terrorisme en de financiering daarvan te voorkomen. Maar Nederland verkiest bij grote voorkeur de weg van de internationale terrorismelijsten (VN en/of EU). Het effect van de (bevriezings-)maatregel is vanzelfsprekend het grootst als deze niet alleen nationaal, maar in breed internationaal kader genomen wordt. Aangezien het operatiegebied van Ahrar al-Sham zich beperkt tot Syrië is het kabinet vooralsnog niet voornemens om de organisatie toe te voegen aan de nationale sanctielijst terrorisme (zie ook Kamerstuk 32 623, nr. 272).
In hoeverre heeft uw weigering dit oordeel over te nemen te maken met NLA-steun aan «gematigde» Syrische rebellen, die (structureel) operationeel samenwerkten met Ahrar al Sham, waarmee een «rode lijn» binnen het NLA-programma overschreden is?
Het niet kwalificeren van Ahrar al-Sham als terroristisch heeft niet met het zogeheten non-lethal assistance programma te maken.
In hoeverre speelt mee dat de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken in 2016 nog beweerde dat de kwalificatie radicaal jihadistisch niet opging voor o.a. Ahrar al Sham, en er nog steeds sprake is van verschil van mening tussen Buitenlandse Zaken enerzijds en het Openbaar Ministerie en de rechter anderzijds?
De uitspraak van de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken is niet de reden voor het niet kwalificeren van Ahrar al-Sham als terroristisch.
Zie het antwoord op vraag 5 voor de verschillende kaders van waaruit de aard van een organisatie wordt gekwalificeerd.
Herinnert u zich het verzoek van het Openbaar Ministerie in opdracht van de rechter op 25 maart jl. om informatie over vier Syrische strijdgroepen en een aantal individuen, voor zover dit verband hield met het vraagstuk van eventueel aanmerken van mogelijke terroristische organisaties? Kunt u alsnog antwoord geven op de vraag waarom Buitenlandse Zaken dit verzoek grotendeels naast zich neer heeft gelegd?3
Het Openbaar Ministerie is geïnformeerd dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken geen informatie verzamelt met het doel groepen of organisaties van een dergelijke kwalificatie te voorzien. Tevens is gewezen op het feit dat Sham al Islam op de sanctielijst van de Verenigde Naties staat sinds 29 februari 2016. De overige drie groepen staan niet op een terrorismelijst van de VN of de EU.
Ook is verwezen naar de Algemene Ambtsberichten over de veiligheidssituatie in Syrië (voor zover deze van belang zijn voor de beoordeling van asielverzoeken en voor besluitvorming over terugkeer van afgewezen asielzoekers) en de communicatie met de Kamer, zoals beschikbaar in Kamerstukken en de verslagen van Kamerdebatten over Syrië, en gewezen op de mogelijkheid om een specifiek informatieverzoek in te dienen bij het mede door Nederland gefinancierde International Impartial and Independent Mechanism (IIIM) dat bewijzen verzamelt van oorlogsmisdaden in Syrië met het oog op vervolging.
Bent u bereid alsnog antwoord te geven op de vraag: «Kunt u bevestigen dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken over informatie/bewijsstukken beschikt die belastend zijn voor individuen en/of groepen die Nederland in het kader van het NLA-programma heeft gesteund»?4
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken meerdere malen informatie gedeeld met het Openbaar Ministerie maar is het uiteindelijke oordeel over strafbaarheid aan de rechter (Kamerstuk 32 623, nr. 268).
Beschouwt Buitenlandse Zaken Jabhat al-Shamiya, dat het OM als een criminele organisatie met een terroristisch oogmerk beschouwt, een «jihadistisch-salafistische» organisatie die de oprichting van een kalifaat nastreeft, als een «gematigde» rebellengroepering? Waarom wel/niet?
Zoals gesteld in de beantwoording van de Kamervragen in september 2018 (Kamerstuk 32 623, nr. 229) strookt de mening van Syrië-deskundigen over het huidige niet-jihadistische karakter van Jabhat al Shamiya met de informatie waar het Ministerie van Buitenlandse Zaken over beschikt.
Herinnert u zich uw antwoord, waarin u moest toegeven dat Nederland zélf kan bepalen welke organisatie ons land als terroristisch bestempelt, en we ons dus niet uitsluitend hoeven te baseren op internationale terrorismelijsten?5
Ja.
Kunt u uitleggen waarom de regering Ahrar al Sham niet toe wil voegen aan de nationale sanctielijst terrorisme en evenmin aan de lijst van terreurorganisaties op basis van artikel 14 lid 4 van de Rijkswet op het Nederlanderschap?
De Nationale Sanctielijst bestaat uit personen en organisaties waarop de nationale bevriezingsmaatregel van toepassing is. Zoals vastgelegd in de sanctieregeling terrorisme (2007-II) kan de Nederlandse regering op basis van de algemene bepalingen uit VNVR Resolutie 1373 personen bevriezingsmaatregelen opleggen in het kader van terrorismebestrijding. De maatregel kent een territoriale beperking en wordt buiten het grondgebied van Nederland toegepast op Nederlanders en Nederlandse rechtspersonen. Vanwege deze beperking gaat de Minister van Buitenlandse Zaken slechts over tot een «nationale» bevriezingsmaatregel indien sprake is van aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde, meer in het bijzonder indien aanwijzingen bestaan dat een organisatie of persoon in of vanuit Nederland (een poging tot) terroristische activiteiten ontplooit of betrokken is bij het faciliteren daarvan. Aangezien het operatiegebied van Ahrar al-Sham zich beperkt tot Syrië is het kabinet vooralsnog niet voornemens om de organisatie toe te voegen aan de nationale sanctielijst terrorisme.
Artikel 14 lid 4 maakt het mogelijk in het belang van de nationale veiligheid het Nederlanderschap in te trekken van een persoon als uit zijn gedragingen blijkt dat hij zich heeft aangesloten bij een organisatie die is geplaatst op de lijst van organisaties die deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid. De dreiging voor de nationale veiligheid staat in deze wet centraal. Gelet hierop worden alleen organisaties op de in artikel 14 lid 4 RWN genoemde lijst geplaats die:
Voor de plaatsing op de lijst is het niet van belang welke ideologie ten grondslag ligt aan het terrorisme. De dreiging voor de Nederlandse nationale veiligheid is doorslaggevend voor de plaatsing op de lijst. Ahrar al Sham voldoet niet aan deze criteria.
Betekent deze weigering dat Syriëgangers die willen vechten voor Ahrar al Sham, of volgens Buitenlandse Zaken «gematigde» rebellengroeperingen, geen uitreisverbod in de zin van artikel 3 van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding kan worden opgelegd?
De tijdelijke Wet bestuurlijke maatregelen Terrorismebestrijding kan niet toegepast worden op een persoon die wil uitreizen met het doel zich aan te sluiten bij een organisatie die niet op de lijst van organisaties die een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid staat. De overheid kan wel diverse andere (bestuurlijke) maatregelen nemen om uitreizigers tegen te houden of te verhinderen. De paspoortmaatregel is hier een voorbeeld van. Door het weigeren of inhouden en vervallen verklaren van reisdocumenten kan de mogelijkheid uit te reizen worden verstoord of bemoeilijkt. Van geval tot geval zal beoordeeld worden welke maatregelen genomen kunnen worden.
Betekent deze weigering bovendien, in het geval van dubbele nationaliteit, dat het Nederlanderschap van deze Syriëgangers niet kan worden ingetrokken, tenzij ze onherroepelijk veroordeeld zijn wegens een terroristisch misdrijf?
Op basis van artikel 14, vierde lid, Rijkswet op het Nederlanderschap kan het Nederlanderschap van een persoon alleen worden ingetrokken, als uit zijn gedragingen blijkt dat hij zich heeft aangesloten bij een organisatie die is geplaatst op een lijst van organisaties die deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid. Daarom worden alleen organisaties op de in de Rijkswet op het Nederlanderschap genoemde lijst geplaatst die een dreiging vormen voor de nationale veiligheid.
Als geen sprake is van aansluiting bij een van de op deze lijst genoemde organisaties, kan het Nederlanderschap op grond van artikel 14, tweede lid aanhef en onder b, Rijkswet op het Nederlanderschap alleen worden ingetrokken indien een onherroepelijke veroordeling voor een terroristisch misdrijf heeft plaatsgevonden en daarnaast ook aan de overige voorwaarden is voldaan (onder andere dat betrokkene niet staatloos mag worden na intrekking).
Zo ja, hoe beoordeelt u dit gebrek aan armslag in het licht van de grote ophef over vijf jihadisten die hun Nederlanderschap terugkrijgen dat hen eerder was ontnomen?
Zoals uw Kamer in de brief van 24 september 2019 van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is geïnformeerd, is de reden van het ongedaan maken van de intrekking van het Nederlanderschap in een vijftal zaken dat niet voldoende kon worden gemotiveerd dat de gedragingen en aansluiting van de betrokken personen bij een terroristische organisatie ten minste tot en met 11 maart 2017 hebben voortgeduurd.
Zoals beschreven bij beantwoording van vraag 14, kan het Nederlanderschap daarnaast op grond van artikel 14, tweede lid RWN, worden ingetrokken indien sprake is van een onherroepelijke veroordeling voor een terroristisch misdrijf.
Bent u bereid de mogelijkheden te verruimen om jihadisten die vechten voor een door de rechter als terroristisch beschouwde organisatie te kunnen denaturaliseren?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 moet aan een aantal criteria worden voldoen voordat een organisatie op de lijst van organisaties die een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid kan komen. Het vereiste van plaatsing op de lijst houdt verband met het vereiste van kenbaarheid met betrekking tot een dergelijke ingrijpende maatregel als het intrekken van het Nederlanderschap.
Overigens zal zoals toegezegd tijdens de behandeling in de Eerste Kamer van artikel 14, vierde lid, Rijkswet op het Nederlanderschap wordt deze wet na drie jaar geëvalueerd. Deze evaluatie zal naar verwachting in het voorjaar van 2020 aan de Kamer worden gestuurd. Na deze evaluatie zal het kabinet kijken naar de eventuele gevolgen voor deze wet en de uitvoering daarvan.
Bent u bereid daartoe het besluit van de toenmalige Minister van Veiligheid & Justitie aan te passen?6 Zo nee, waarom niet?
De in de Rijkswet op het Nederlanderschap genoemde lijst met terroristische organisaties is dynamisch. Als er aanleiding is hier terroristische organisaties aan toe te voegen of vanaf te halen dan wordt dit bekend gemaakt door publicatie in de Staatscourant.
Kunt u deze vragen één voor één binnen twee weken beantwoorden?
Deze vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De verplichte Marokkaanse nationaliteit |
|
Sadet Karabulut (SP), Jasper van Dijk (SP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris veiligheid en justitie) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Marokkanen willen af van verplichte nationaliteit»?1 wat is uw oordeel daarover?
Ja.
Bent u bereid om gehoor te geven aan de oproep van een groep Marokkaanse Nederlanders om hen te steunen in hun strijd tegen de verplichte Marokkaanse nationaliteit? Zo nee, waarom niet?
Het manifest «Keuzevrijheid in Nationaliteit» is geschreven door 12 Nederlanders die zich verbonden voelen met Nederland en zelf een keuze willen kunnen maken om afstand te doen van de Marokkaanse nationaliteit. Het Kabinet heeft begrip voor deze wens tot keuzevrijheid.
Bent u het met de opstellers van het Manifest eens dat de Marokkaanse nationaliteit aan deze Nederlanders wordt opgedrongen en daarnaast onlosmakelijk is verbonden met angst en onvrijheid? Zo nee, hoe ziet u dit dan?
Het kabinet is van mening dat het recht om afstand te doen van een nationaliteit begrepen moet worden onder het recht om van nationaliteit te veranderen, als bedoeld in artikel 15 tweede lid van de Universele verklaring van de Rechten van de Mens.
Ook onder de Rijkswet op het Nederlanderschap wordt de Nederlandse nationaliteit voor kinderen geboren uit Nederlandse ouders van rechtswege verkregen. Of dit als dwingend wordt ervaren of anderszins is een individuele aangelegenheid.
Wat gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat Marokkaanse Nederlanders hun dubbele nationaliteit niet langer opgedrongen krijgen? Wanneer kan de Kamer daarvan de eerste resultaten verwachten?
Het thema is recent na het verschijnen van het manifest besproken met de Marokkaanse Minister van Buitenlandse Zaken, waarbij door hem is verwezen naar de bestaande Marokkaanse wet – en regelgeving.
Wat vindt u ervan dat andere Marokkaanse Nederlanders het Manifest wel steunen, maar niet ondertekenen uit angst voor repercussies vanuit Rabat?
Indien dit het geval is, dan vind ik dit onwenselijk. Nederland is een democratische rechtsstaat en de vrijheid van meningsuiting geldt voor iedereen binnen de grenzen van de wet.
Erkent u dat Nederlanders met een Marokkaanse nationaliteit in de problemen kunnen komen in Marokko omdat zij rekening moeten houden met Marokkaanse wetten en daarbij in tegenstelling tot andere Nederlanders niet dezelfde ondersteuning van de Nederlandse overheid krijgen, juist vanwege het opgedrongen bezit van de Marokkaanse nationaliteit?
Ja, het kabinet erkent dat Nederlanders met een Marokkaanse nationaliteit in Marokko zich aan de Marokkaanse wet – en regelgeving moeten houden. In beginsel dient namelijk een ieder zich te houden aan wet- en regelgeving.
Nederland zet zich ervoor in om waar mogelijk en gewenst consulaire bijstand te verlenen in Marokko. Er bestaat echter op grond van internationaal recht geen onverkort recht op consulaire bijstand. In beginsel verleent Nederland consulaire bijstand aan alle Nederlanders, ongeacht hun eventuele andere nationaliteit(en). Bij personen met een meervoudige nationaliteit kan het echter voorkomen dat het land van de andere nationaliteit de verlening van consulaire bijstand van Nederland niet toestaat. Dat kan van invloed zijn op de mogelijkheid van consulaire bijstand of de mate waarin die kan worden geboden. In dergelijke gevallen zal Nederland altijd in overleg treden om te bezien of alsnog bijstand verleend kan worden.
Bent u bereid om, zolang Marokkaanse Nederlanders geen afstand kunnen doen van hun Marokkaanse nationaliteit, deze mensen eenzelfde mate van ondersteuning te bieden als andere Nederlanders? Kunt u dit toelichten?
Ja, binnen de mogelijkheden van het internationaal recht.
Is het juist dat via moskeeën en verenigingen in Nederland de Marokkaanse lange arm nog steeds zichtbaar is binnen de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap, getuige bijvoorbeeld de aanwezigheid van de Marokkaanse consul bij de opening van een nieuwe moskee in Bergen op Zoom en niet te vergeten de talloze ambassadefeestjes, gesponsorde evenementen, prijsuitreikingen, iftars, betaalde snoepreisjes naar Marokko of het alles uit de kast trekken om jonge voetbaltalenten over te halen om niet voor Oranje te kiezen? Wat onderneemt u tegen dit soort bemoeienis?2
Het uitgangspunt is dat het hier gaat om Nederlandse organisaties die actief zijn in de Nederlandse samenleving. Contacten vanuit de Marokkaanse overheid met Nederlanders die ook over een Marokkaanse nationaliteit beschikken dienen dan ook gebaseerd te zijn op vrijwilligheid en plaats te vinden binnen de grenzen van de wet.
Het staat Marokko vrij banden te onderhouden met Marokkanen die in Nederland wonen, mits dit geschiedt op basis van vrijwilligheid en zolang dit past binnen de grenzen van onze rechtsstaat. Er kan geen sprake zijn van ongewenste beïnvloeding op de individuele levens van Nederlanders en de keuzes die zij maken. Wanneer het Kabinet constateert dat de diasporapolitiek van een land de grenzen van onze rechtsstaat overschrijdt of de participatie van de diaspora belemmert, dan is er sprake van ongewenste buitenlandse inmenging. Hiervoor heeft het kabinet een aanpak. Voor de verschillende instrumenten die het kabinet tot haar beschikking heeft verwijs ik naar de brief van 16 maart 2018 over de aanpak ongewenste buitenlandse inmenging 2. Hierin wordt een landenneutrale aanpak geschetst met een overzicht van het instrumentarium dat het kabinet kan inzetten, afhankelijk van de concrete situatie. Er worden tevens enkele voorbeelden gegeven.
Bent u bereid om zo snel mogelijk in overleg te gaan met de Marokkaanse autoriteiten over het loslaten van de verplichte Marokkaanse nationaliteit? Zo nee, waarom niet?
Het onderwerp is door de Minister van Buitenlandse Zaken na het verschijnen van het manifest besproken met de Marokkaanse Minister van Buitenlandse Zaken. In dit gesprek is door Minister Blok aandacht gevraagd voor deze kwestie. In reactie heeft de Marokkaanse Minister verwezen naar bestaande Marokkaanse wet- en regelgeving.
Bent u bereid om de samenwerking met andere Europese landen te zoeken wiens inwoners tegen dezelfde problemen aanlopen ten einde een doorbraak in deze kwestie te forceren? Zo nee, waarom niet?
Uit navraag bij een aantal Europese landen blijkt dat de discussie over het opgeven van de Marokkaanse nationaliteit niet in dezelfde mate tot maatschappelijke discussie leidt als in Nederland. Wel is er in meer Europese landen maatschappelijke discussie over de (on)mogelijkheid van het hebben van dubbele nationaliteit. Er is geen EU-standpunt over dit onderwerp omdat nationaliteitsrecht niet onder de bevoegdheid valt van de EU, maar onder die van de afzonderlijke lidstaten. Pas wanneer het gaat om de aan de nationaliteit van een lidstaat verbonden Unieburgerschapsrechten komt het EU-recht in het geding.
Daar is in dit geval geen sprake van.
De baby en peuter van een Nederlandse vader die zich zonder ouders in een kamp in Noord-Syrië bevinden |
|
Attje Kuiken (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister veiligheid en justitie) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Baby en peuter van Nederlandse vader zonder ouders in Kamp in Noord-Syrië»?1
Klopt het dat de kinderen van de Nederlandse Jihadstrijder Hatim Rodgers zonder ouderlijk gezag verblijven in het Koerdische kamp Al Hol in Noord-Syrië? Zo ja, wat kunt u zeggen over de gezondheidstoestand van de kinderen en de situatie waarin zij zich bevinden?
In 2017 is het Nederlanderschap van de heer Hatim R. ingetrokken.2 Ik heb kennisgenomen van de mediaberichten waarin wordt gezegd dat twee van zijn kinderen in kamp Al Hol in Syrië verblijven. Zoals u weet kan het kabinet hier niet nader ingaan op individuele gevallen.
Sinds wanneer is bij u bekend dat de twee kinderen van drie maanden en drie jaar oud zonder hun ouders in het kamp verblijven?
Zoals u weet kan het kabinet hier niet nader ingaan op individuele gevallen.
Zijn de desbetreffende kinderen door Nederlandse diplomaten of de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) bezocht? Zo ja, kunt u toelichten wanneer deze kinderen door Nederlandse functionarissen zijn bezocht en wat het doel was van deze ontmoetingen?
Over de werkwijze van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten worden in het openbaar geen uitspraken gedaan. De informatie als zouden Nederlandse diplomaten kampen in Syrië bezoeken is onjuist.
Is onderzocht of deze twee kinderen ook door de Nederlands-Franse delegatie konden worden meegenomen? Zo ja, kunt u een toelichting geven? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse overheid onderzoekt in individuele gevallen van Nederlandse kinderen van overleden uitreizigers of, en zo ja hoe, deze kinderen overgebracht kunnen worden naar Nederland, zoals beschreven in de brief aan uw Kamer van 21 februari 2019. De situatie van de twee Nederlandse weeskinderen die op 10 juni 2019 door Frankrijk uit Syrië zijn overgebracht en overgedragen aan hun Nederlandse voogd, betrof een unieke casus.
In hoeverre verschilt de situatie van deze kinderen zich van de situatie van de kinderen die vorige week door de Fransen uit het Noord-Syrische kamp Ain Issa zijn gehaald?
In het geval van de twee Nederlandse weeskinderen die op 10 juni 2019 door Frankrijk uit Syrië zijn overgebracht en overgedragen aan hun Nederlandse voogd, lag er een uitspraak van een Nederlandse rechter die voorlopig voogdij over deze kinderen toewees aan de Nederlandse jeugdbescherming. Er was bovendien sprake van een Nederlandse moeder (en daarmee Nederlandse kinderen) en overleden ouders.
Is het u bekend dat de Belgische kinderpsycholoog Gerrit Loots oordeelt dat deze kinderen onmiddellijk moeten worden weggehaald omdat ze anders een hongerdood sterven? Bent u zich bewust van de ernst van de situatie van deze kinderen? Zo ja, welke maatregelen heeft u genomen om de situatie van deze kinderen te verbeteren? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
Ja, de uitspraken van Gerrit Loots zijn het kabinet bekend.
Ja, het kabinet is zich bewust van de ernst van kinderen in deze situatie. Het kabinet beschouwt deze kinderen als slachtoffer van de keuzes van hun ouders. De Nederlandse overheid biedt substantiële financiële steun aan internationale hulporganisaties ten behoeve van humanitaire bijstand voor alle mensen in nood in Syrië. In individuele gevallen van Nederlandse kinderen van overleden uitreizigers, onderzoekt de Nederlandse overheid of, en zo ja hoe, deze kinderen overgebracht kunnen worden naar Nederland, zoals beschreven in de brief aan uw Kamer van 21 februari 2019.
Bent u bereid om maatregelen te nemen die resulteren in het ophalen van deze twee jonge kinderen die zonder ouders verblijven in het Syrische kamp?
De Nederlandse overheid onderzoekt in individuele gevallen van Nederlandse kinderen van overleden uitreizigers of, en zo ja hoe, deze kinderen overgebracht kunnen worden naar Nederland, zoals beschreven in de brief aan uw Kamer van 21 februari 2019. Op basis van de nu beschikbare informatie is dit niet van toepassing op deze twee kinderen.
Bent u bekend dat in reactie op de uitzending van Zembla een zegsman van het Ministerie van Buitenlandse Zaken het volgende zegt: «de rol van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is puur consulair. Zonder hulpvraag verlenen we geen consulaire bijstand»? Kunt u uitleggen hoe deze twee kinderen van drtie maanden en drie jaar oud, die verblijven zonder ouderlijk gezag, een verzoek tot consulaire bijstand kunnen indienen?
Ja. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken gaat over consulaire dienstverlening, niet over ouderlijk gezag of voogdij. Consulaire bijstand door de Nederlandse overheid start in de regel met een hulpvraag en is voorbehouden aan Nederlanders.
Het bericht ‘Nederlanderschap afpakken van Syriëganger blijkt ondanks wet lastig’ |
|
Antoinette Laan-Geselschap (VVD) |
|
![]() |
Wat verstaat u onder «actief beleid» ten aanzien van het intrekken van de nationaliteit van Nederlandse uitreizigers?1
Artikel 14, vierde lid, Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) bepaalt dat in het belang van de nationale veiligheid het Nederlanderschap kan worden ingetrokken van een persoon die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt en die zich buiten het Koninkrijk bevindt als uit zijn gedragingen blijkt dat hij zich heeft aangesloten bij een terroristische organisatie die is genoemd in het Besluit vaststelling lijst organisaties die bedreiging vormen voor nationale veiligheid. Ten aanzien van de persoon moet de conclusie kunnen worden getrokken dat hij een gevaar voor de nationale veiligheid is. Op grond van recente jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak2 van de Raad van State moet blijken van aansluiting en handelingen op of na 11 maart 2017, aangezien dit de datum is van publicatie van de lijst van terroristische organisaties waarvoor geldt dat aansluiting tot intrekking Nederlanderschap kan leiden. De intrekking mag niet tot staatloosheid leiden. Bij de intrekking van het Nederlanderschap wordt onder meer rekening gehouden met het strafrechtelijke belang van opsporing, vervolging, berechting en de mogelijkheid van tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf.
Beleid is dat in alle gevallen waarin aan deze voorwaarden voor intrekking van het Nederlanderschap wordt voldaan een beoordeling plaatsvindt of het Nederlanderschap kan worden ingetrokken.
Klopt de berichtgeving dat het openbaar ministerie (OM) en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) nauwelijks meewerken aan dit beleid? Zo ja, welke redeneren hebben zij daarvoor? Wat gaat u doen teneinde te zorgen dat die medewerking er wel komt?
De betrokken organisaties, waaronder het IND, OM en de AIVD, zijn binnen de voor hen geldende wettelijke kaders betrokken rond de uitvoering van artikel 14, vierde lid, RWN. Zowel het OM als de AIVD hebben ten aanzien van de RwN geen eigenstandige taak.
Op 2 april 2019 is in uw Kamer de motie van de leden Laan-Geselschap en Van Toorenburg aangenomen waarin de regering wordt verzocht om «uiterlijk voor het zomerreces 2019 actief de dossiers van alle onderkende Nederlandse uitreizigers, man of vrouw, te beoordelen op de mogelijkheid van het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid, en de Kamer hierover te informeren». Aan deze motie wordt nu in samenwerking tussen betrokken diensten uitvoering gegeven. Over de resultaten hiervan wordt uw Kamer voor het zomerreces geïnformeerd.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat het OM prioriteit gaat geven aan het intrekken van de nationaliteit van uitreizigers in plaats van aan strafrechtelijke vervolging?
De wettelijke taak van het Openbaar Ministerie is de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. De intrekking van het Nederlanderschap is een bestuurlijke maatregel van de Minister van Justitie en Veiligheid waaraan uitvoering wordt gegeven door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Een prioriteitstelling binnen het OM gericht op intrekking van het Nederlanderschap is derhalve niet aan de orde, het OM heeft hierin immers geen taak. Onderdeel van de procedure tot intrekking van het Nederlanderschap op grond van artikel 14, vierde lid, RWN is dat het OM desgevraagd aangeeft of met de intrekking van het Nederlanderschap het belang van strafrechtelijke vervolging op onaanvaardbare wijze wordt geschaad zodat dit in de besluitvorming kan worden betrokken.
Ziet u nog andere manieren of bronnen om aan te tonen dat een Syriëganger nog actief is geweest voor een terroristische organisatie?
Een intrekking kan worden gebaseerd op een individueel ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst waarin staat dat iemand zich heeft aangesloten bij een terroristische organisatie, waaruit handelingen ten behoeve van deze organisatie blijken. Tevens kan een gerechtelijk vonnis in een strafzaak voldoende bruikbare informatie bevatten voor intrekking van het Nederlanderschap.
Klopt het dat het OM en de AIVD weinig prioriteit geven aan dit beleid? Zo ja, hoe rijmt zich dat met uw stelling dat u actief beleid voert op het intrekken van het Nederlanderschap? Hoe gaat u ervoor zorgen dat dit voortaan wel prioriteit krijgt?
Zie antwoord vraag 2.
Kan een Syriëganger, die nog een straf moet uitzitten, ook worden geweigerd aan de grens? Zo nee, waarom niet? Is dit dan reden om deze terroristen niet langer bij verstek te veroordelen?
Na intrekking Nederlanderschap zal de betrokken persoon eveneens ongewenst worden verklaard. Het is een ongewenst vreemdeling niet toegestaan om het Schengengebied in te reizen. Het OM heeft de plicht om een eventuele door de rechtbank opgelegde straf te executeren. Gelet op de eigen wettelijke taak zal het OM bij aantreffen van de persoon in het buitenland de IND verzoeken de ongewenst verklaring tijdelijk op te heffen. Bijvoorbeeld om een door de rechter opgelegde straf te executeren. Een verzoek om tijdelijke opheffing van de ongewenst verklaring van een persoon van wie het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid is ingetrokken, zal ter beoordeling aan de Staatssecretaris en Minister van Justitie en Veiligheid worden voorgelegd. Tijdens en na het uitzitten van een gevangenisstraf wordt ingezet op het vertrek uit Nederland zodat de betrokkene direct of zo snel mogelijk Nederland verlaat.
Als u het intrekken van de nationaliteit als een belangrijk onderdeel van de strijd tegen terrorisme ziet, hoe gaat u dan zorgen dat alles in het werk gesteld wordt dit ook daadwerkelijk te doen en meer intrekkingen voor elkaar te krijgen? Hoe gaat u zorgen dat dit topprioriteit wordt van alle betrokken partijen? Welke andere of nieuwe partijen wilt u nog gaan inzetten teneinde dit te realiseren?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 werken de betrokken organisaties intensief samen rond het intrekken van de nationaliteit op grond van artikel 14 vierde lid RWN. Daarnaast wordt in het kader van de motie van de leden Laan-Geselschap en Van Toorenburg op dit moment de dossiers van alle Nederlandse uitreizigers bezien op de mogelijkheid van intrekking van het Nederlanderschap. Over de voortgang van de uitvoering van deze motie is uw Kamer op schriftelijke wijze geïnformeerd.
Kunt u met concrete voorbeelden toelichten hoe u erop toeziet dat dit middel waar nodig wordt ingezet? Wat verstaat u onder «waar nodig»?
In dertien zaken is het Nederlanderschap ingetrokken op grond van artikel 14 vierde lid RWN sinds de totstandkoming van de wet. Dit is gebeurd op basis van informatie van de AIVD of een gerechtelijke veroordeling. In twee zaken is het besluit van de IND door de Raad van State vernietigd omdat niet aangetoond was dat aansluiting bij een terroristische organisatie heeft voortgeduurd tot en met tenminste 11 maart 2017, de datum waarop het besluit tot vaststelling van de lijst van terroristische organisaties die een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid in werking is getreden. Deze worden opnieuw bezien op de mogelijkheid van intrekking van het Nederlanderschap. In de overige elf zaken loopt nog een beroepsprocedure.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg Terrorisme op 26 juni 2019?
Ja.
Fraude met inburgeringsexamens |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
![]() |
Is het waar dat de besloten Facebookgroep waarop examenvragen voor het inburgeringsexamen werden gedeeld door inburgeraars nog steeds online is?1 Zo ja, hoe voorkomt u dat wanneer de vanwege fraude gestaakte examens weer beginnen, deelnemers opnieuw op illegale wijze vragen met elkaar delen?
Voor zover is na te gaan is de bedoelde Facebookgroep niet meer actief. Vanwege het karakter van sociale media en het wereldwijde bereik is het lastig om met zekerheid vast stellen dat er geen enkele Facebookgroep nog actief is.
Is u bekend of naast Facebook ook via YouTube, dan wel andere kanalen, examenvragen van de inburgering of illegale opnames hiervan gedeeld worden? Zo nee, kunt u hier onderzoek naar doen?
Mij zijn ook signalen bekend over het delen van vragen via You Tube. Op You Tube is een beperkt aantal examenvragen aangetroffen. Deze zijn uit de examens verwijderd. Signalen worden altijd onderzocht.
Hoeveel sets vragen en/of aantal vragen zijn er in totaal voor de verschillende examenonderdelen in omloop? Hoe vaak worden de verschillende examenonderdelen en de respectievelijke vragen vernieuwd?
Informatie over hoeveel vragen dan wel versies er van de verschillende examenonderdelen zijn en hoe vaak deze worden vernieuwd kan niet gedeeld worden omdat daarmee het risico op aantasting van de integriteit van de examens vergroot wordt.
Heeft u ook signalen ontvangen dat er bij het examen spreekvaardigheid op B2-niveau mogelijk ook wordt gefraudeerd, onder andere met behulp van zenders, bluetooth en koptelefoontjes? Zo ja, op welke wijze grijpt u in?
Ik heb over dit type fraude met behulp van zenders, bluetooth en koptelefoontjes inderdaad signalen ontvangen. De signalen die ik tot nu toe heb ontvangen, hebben alleen betrekking op het A2-niveau. Deze signalen worden op de reguliere wijze opgepakt.
Constaterende dat de Inspectie SZW in juli 2018 bekendmaakte dat een taalbureau uit Amsterdam ervan verdacht wordt sinds 2016 examenfraude te plegen, kunt u aangeven op welke onderdelen en op welke taalniveaus het inburgeringsexamen dan wel staatsexamen op fraude worden onderzocht? Kunt u aangeven waarom er niet eerder ingegrepen is in de examinering van de verschillende inburgeringsonderdelen, al dan niet uit voorzorg, om er zeker van te zijn dat inburgeraars het examen op eigen kracht halen en niet omdat er gefraudeerd is?
Dit onderzoek naar de taalschool in Amsterdam loopt nog. Over lopende zoeken doe ik in het belang van het opsporingsonderzoek geen mededelingen. Wel is bij deze taalschool het keurmerk geschorst op basis van bevindingen van Blik op Werk.
Kunt u aangeven of de taalbureaus die worden onderzocht in verband met fraude het Blik op Werk keurmerk hadden? Kan het zijn dat wanneer een taalschool zijn keurmerk verliest of er zelf niet een heeft, zij toch kunnen meeliften op de voordelen ervan, doordat zij gelieerd zijn aan een andere school of een overkoepelend orgaan welke nog wel in het bezit is van een keurmerk? Om hoe veel scholen gaat het?
De berichtgeving over fraude heeft altijd betrekking gehad op taalscholen die beschikken over het (aspirant) keurmerk van Blik op Werk. Volgens de regelgeving geldt dat alleen indien een school beschikt over het keurmerk er kosten gedeclareerd kunnen worden ten laste van de lening van de inburgeraar. Ook in de financiële audit die bij de taalscholen worden gehouden, is dit onderdeel van het onderzoek. Parallel aan deze beantwoording ontvangt Uw Kamer een brief over fraude bij taalscholen.
Hoe verhouden de doorzoekingen door de recherche van de Inspectie SZW in juli 2018 zich tot het bericht dat het College voor Toetsen en Examens (CvTE) pas eind september 2018 signalen ontving van onregelmatigheden in het onderdeel Schrijven van het NT2 examen?
Het onderzoek van de Inspectie SZW in juli 2018 betreft fraude door taalscholen. Daarover ontvangt u parallel aan deze beantwoording nog een brief De signalen die het CvTE eind september ontving gaan over het delen op sociale media van beschrijvingen van examenopgaven door examenkandidaten.
Kunt u aangeven of er direct na het eerste signaal van fraude op een examenonderdeel van de inburgering proactief onderzoek is gedaan naar fraude met andere examenonderdelen van de inburgering? Zo nee, waarom niet?
Er is na het eerste signaal direct voor alle examenonderdelen van het inburgeringsexamen gekeken of er examenvragen gedeeld waren.
Ontvangt u breder signalen dat taalscholen inburgeraars slechts trainen op het geven van antwoorden op examenvragen, in plaats van ze te begeleiden bij het daadwerkelijk leren en beheersen van de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse maatschappij zodat zij zo snel mogelijk integreren en meedoen in de Nederlandse samenleving? Zo ja, wat gaat u doen om deze situatie te veranderen?
Voor het Blik op Werk keurmerk wordt naar meerdere onderdelen gekeken of de taalschool goed functioneert. Hierbij wordt gekeken naar: tevredenheid van de cursisten, slagingspercentages, manier van lesgeven (toezicht in de klas) en naar het op orde hebben van de financiële huishouding. Toch ontvang ook ik signalen dat er taalscholen zijn die alleen bezig zijn in het trainen van het geven van de juiste antwoorden op examenvragen. Met bovengenoemde instrumenten die Blik op Werk hanteert, wordt ernaar gestreefd dit te voorkomen.
Zou u deze, en eerder ingediende schriftelijke vragen over uitgelekte inburgeringsexamens2, willen beantwoorden voor het wetgevingsoverleg Integratie en maatschappelijke samenhang op 19 november 2018?
Dat is helaas niet gelukt.
Het uitzetten van mensen met een dubbele nationaliteit |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris veiligheid en justitie) (VVD) |
|
![]() |
Hoe luidt het beleid omtrent mensen afkomstig uit een oorlogsgebied met twee nationaliteiten?
Indien iemand twee of meer nationaliteiten heeft en aannemelijk maakt dat hij op grond van het Vluchtelingenverdrag of het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens bescherming behoeft, gelet op de situatie in één van de landen waarvan hij de nationaliteit bezit, wordt beoordeeld of betrokkene naar het andere land waarvan hij tevens de nationaliteit heeft, terug kan keren.
Er is geen reden voor asielverlening indien betrokkene veilig kan terugkeren naar een land waarvan hij de nationaliteit bezit, ook al is dat niet het land waar hij woonachtig was.
Is het waar dat mensen met een andere nationaliteit van een veilig land hier in principe geen asiel krijgen? Wordt daarin meegewogen wat de situatie in dat andere land voor hen is in geval zij daar nooit geweest zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel Armeense Syriërs bevinden zich in Nederland en hoeveel hebben er asiel gekregen?
Het niet mogelijk om uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van de IND te genereren hoeveel asielzoekers met zowel de Syrische als de Armeense nationaliteit zich in Nederland bevinden en asiel hebben gekregen.
Waarom worden velen van hen vijf jaar na dato alsnog naar Armenië gestuurd terwijl zij daar nooit geweest zijn? Bij hoeveel mensen speelt dit?
Zoals onder het antwoord op vragen 1 en 2 is aangegeven wordt bij de beoordeling van iemands asielaanvraag gekeken of iemand ook de nationaliteit dan wel rechtmatig verblijf heeft in een ander land. Bij brief van 14 november 2016 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de Armeense Syriërs.1 In verschillende zaken hebben betrokkenen bij hun asielaanvraag in Nederland geen openheid gegeven over het feit dat zij, naast de Syrische nationaliteit, mogelijk ook de Armeense nationaliteit bezaten. Indien na onderzoek wordt vastgesteld dat betrokkene ook de Armeense nationaliteit bezit, is er in het algemeen reden tot herbeoordeling van de verleende asielstatus. De intrekking van de asielstatus op deze grond is in verscheidene uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State bekrachtigd. Er zijn overigens ook Syrische asielzoekers die wel openheid hebben gegeven over het feit dat zij naast de Syrische nationaliteit ook de Armeense bezitten.
Om hoeveel personen het hierbij gaat is onbekend, aangezien dit in het geautomatiseerde systeem van de IND en in dat van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) niet apart wordt geregistreerd.
Hoeveel mensen beweren dat zij nooit Armeense documenten hebben gehad of aangevraagd terwijl Armenië nu wel hun nationaliteit en paspoort accepteert?
Zie antwoord vraag 4.
Is het waar dat er in Armenië een crimineel netwerk van mensensmokkelaars werkzaam was die via officieel ambassadepersoneel aan Schengenvisa is gekomen zonder dat het paspoort van de betreffende persoon is gecontroleerd? Zo ja, deelt u dan de mening dat het argument dat de vergunningen in Nederland kunnen worden ingetrokken omdat de Armeense Syriërs ten tijde van de asielaanvraag in Nederland al een Armeens paspoort in bezit zouden hebben, niet steekhoudend is?
Ik ken bovengenoemd bericht niet.
In het algemeen geldt dat bij de beoordeling van een asielaanvraag wordt bekeken of betrokkene mogelijk nog een andere nationaliteit heeft. Soms kan dit betekenen dat iemand nog geen paspoort van dit land heeft, maar daar wel de nationaliteit van heeft en daarmee toegang tot dat land heeft. Dat wordt in iedere zaak individueel bekeken en beoordeeld.
Indien de asielaanvraag wordt afgewezen, omdat iemand rechtmatig verblijf in een ander land heeft, dan is het aan betrokkene om aan zijn terugkeer te werken. Daar wordt, zoals bij iedere andere afgewezen asielzoeker, steun door de DT&V bij aangeboden. Indien iemand niet actief aan terugkeer werkt, kan dit leiden tot gedwongen vertrek.
Welke factoren worden meegewogen in de beslissing of een Armeense Syriër wel of niet naar Armenië wordt gestuurd?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe is de situatie voor Armeense Syriërs in Armenië? Is het waar dat zij van veel voorzieningen zijn uitgesloten en hoge prijzen moeten betalen omdat de bevolking denkt dat Syriërs rijk zijn?
Uit observaties en onderzoek van de Nederlandse ambassade en uit bronnen van UNHCR en in Armenië actieve non-gouvernementele organisaties blijkt dat de situatie voor Armeense Syriërs redelijk is. Zij zijn niet uitgesloten van voorzieningen en hebben dezelfde toegang als alle Armenen tot gezondheidszorg, sociale voorzieningen en het onderwijs. Het destijds bestaande beeld dat Armeense Syriërs rijk waren is bijgesteld. De mensen die na 2016 arriveerden hadden vaak al veel ontberingen geleden en waren vaak noodlijdend. Er zijn geen aanwijzingen dat prijzen voor Armeense Syriërs hoger zouden liggen.
Het bericht ‘Marine (19) wil officier van justitie worden, maar waar blijft haar paspoort?’ |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris veiligheid en justitie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Marine (19) wil officier van justitie worden, maar waar blijft haar paspoort?»?1
Ja.
Bent u van mening dat kinderen en jongvolwassenen die onder het generaal pardon vallen voldoende kansen moeten krijgen om als Nederlander aan onze maatschappij bij te dragen?
Ja.
Klopt het dat van de 27.000 vreemdelingen die onder het pardon vielen, het nog niet bij de helft gelukt is het Nederlanderschap te verkrijgen?
Van de personen die zijn gestart met een verblijfsvergunning op grond van de regeling ter afwikkeling van de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet (Ranov) is op 31 december 2017 inmiddels 48% Nederlander. Ook op 31 december 2017 is nog 45% (afgerond 12.910 personen) in Nederland woonachtig met een verblijfsvergunning. De meerderheid daarvan heeft een verblijfsvergunning op grond van de regeling, terwijl een kleine minderheid een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd heeft. Daarnaast is van de oorspronkelijke groep ranov-vergunninghouders volgens de basisregistratie personen 3% vertrokken naar een onbekende bestemming, 1% met opgave van adreswijziging naar het buitenland vertrokken en 1% overleden. Van 1% van de oorspronkelijke groep is in de loop van de tijd het verblijfsrecht ingetrokken.
Hoe gaat u de uitvoering van de aanbeveling van de Nationale ombudsman om communicatie tussen gemeenten en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) te verbeteren monitoren, zoals aangekondigd in uw reactie op de aanbeveling van de Nationale ombudsman? Op welke termijn worden van deze verbetering de resultaten verwacht?
Zoals ik in mijn reactie van 27 november 2017 aan de Nationale ombudsman heb aangegeven, is het belangrijk dat het voor medewerkers van een gemeente, mede met het oog op deskundigheidsbevordering, mogelijk is om de IND te benaderen voor het stellen van inhoudelijke vragen aan gespecialiseerde naturalisatiemedewerkers, ook voor vragen over zaken waar bewijsnood aan de orde kan zijn. Ik heb daarom de – al bestaande – instructie voor medewerkers van de ketenservicelijn om bij inhoudelijke vragen door te verbinden met een gespecialiseerde medewerker nogmaals onder de aandacht gebracht.
Medewerkers van gemeenten kunnen ook per mail aan gespecialiseerde IND-medewerkers vragen te stellen. De gemeenten zijn daarover geïnformeerd via de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) die onder andere op het gebied van naturalisatie de belangen behartigt van de aangesloten Nederlandse gemeenten.
In het periodiek overleg met de NVVB wordt besproken hoe de onderlinge communicatie verder kan verbeteren en kan bijdragen aan de deskundigheidsbevordering bij gemeenten, om de potentiële naturalisatieverzoeker zo vroeg mogelijk de juiste informatie te kunnen geven.
De IND website bevat al een paar jaar informatie voor vreemdelingen die willen naturaliseren, maar mogelijk niet over de juiste bewijsstukken beschikken. Hier is voor een aantal landen concrete informatie te vinden over welke documenten uit een bepaald land worden verwacht in de naturalisatieprocedure en waar die documenten kunnen worden verkregen. Daarnaast staat er algemene informatie over niet-erkende staten en is er informatie te vinden over te overleggen documenten voor staatloze vreemdelingen en voor meenaturaliserende minderjarigen. De informatie op de website van de IND wordt up-to-date gehouden en waar mogelijk uitgebreid. De website is raadpleegbaar door medewerkers van gemeenten, die advies willen geven aan hun klanten, die Nederlander willen worden.
Op termijn kan een verbeterde digitalisering de gemeenten ook helpen om de juiste informatie (waaronder bewijsnood-documenten) aan te leveren aan de IND. Om dat te realiseren is de IND in samenwerking met een aantal gemeenten sinds kort een project gestart.
Is het waar dat binnen het kader van de Rijkswet op het Nederlanderschap het kennelijk belang van de minderjarige niet doorslaggevend kan zijn maar wel zwaarder zou kunnen worden gewogen?
Het wettelijk stelsel voor naturalisatie is dat een legaal in Nederland verblijvend minderjarig kind meenaturaliseert met de naturaliserende ouder(s). Dit betekent dat een meerderjarige vreemdeling een hemzelf betreffend naturalisatieverzoek indient en daarbij zijn legaal in Nederland woonachtige minderjarige kind(eren) opgeeft voor de zogenaamde medenaturalisatie. Een minderjarige kan niet een eigen naturalisatieverzoek indienen.
Aan een minderjarige kan volgens het wettelijk stelsel geen medenaturalisatie worden verleend als het hoofdverzoek om naturalisatie van de ouder moet worden afgewezen. Dit betekent dat als de ouder niet wordt genaturaliseerd, een verzoek tot medenaturalisatie ook wordt afgewezen.
Zonder het opzij zetten van op dit moment aan de ouder gestelde voorwaarden voor naturalisatie, is het niet mogelijk om vanwege een bepaald belang van de minderjarige deze minderjarige mee te naturaliseren.
Het bericht ‘Wel hier geboren, maar géén nationaliteit: 112 Amsterdamse kinderen zijn 'staatloos' |
|
Vera Bergkamp (D66), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris veiligheid en justitie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Wel hier geboren, maar géén nationaliteit: 112 Amsterdamse kinderen zijn «staatloos»»?1
Ja.
Het artikel benoemt staatloosheid van in Nederland geboren kinderen als oorzaak van een aantal problemen. Ook vraagt het artikel om aandacht voor armoede onder deze kinderen. Voor het beantwoorden van de vraag is het belangrijk om onderscheid te maken tussen staatloosheid en verblijfstatus.
Het Nederlandse nationaliteitsrecht kent, op twee uitzonderingen na, niet de mogelijkheid Nederlander te worden door geboorte op Nederlands grondgebied (het zogeheten ius soli beginsel). Kinderen die in Nederland worden geboren uit niet-Nederlandse ouders, worden geen Nederlander, ook niet als zij bij geboorte geen andere nationaliteit kunnen verwerven en dus staatloos zijn.
De Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna RWN) heeft als uitgangspunt het zogeheten ius sanguinis beginsel. Kinderen verwerven bij geboorte alleen van rechtswege de Nederlandse nationaliteit, indien één of beide ouders Nederlander zijn.
De RWN kent wel een oplossing voor staatloos in Nederland geboren kinderen. Op dit moment kunnen staatloos in Nederland geboren kinderen na drie jaar rechtmatig verblijf zelfstandig, door optie, Nederlander worden (artikel 6, eerste lid onder c RWN).
Voor staatloos in Nederland geboren kinderen zonder rechtmatig verblijf komt er binnen afzienbare tijd ook een mogelijkheid om door optie Nederlander te worden. In reactie op het ACVZ advies «Geen land te bekennen» uit 2013, heeft het Kabinet namelijk besloten, onder voorwaarden, ook een optierecht toe te kennen aan deze kinderen.
Dit zal worden gerealiseerd in een wetsvoorstel dat ik in het voorjaar van 2018 zal indienen bij de Tweede Kamer. Zie verder de beantwoording van vragen 4, 5 en 6.
Ik wil er op wijzen dat alle rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen aanspraak kunnen maken op verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen ten behoeve van henzelf en hun kinderen, ook als zij staatloos zijn. Deze aanspraak is gekoppeld aan de aard van het verblijf en niet aan de nationaliteit of het ontbreken daar van. Verreweg de meeste staatlozen in Nederland verblijven hier rechtmatig.
Klopt het dat als een van de ouders illegaal in Nederland verblijft, het gehele gezin geen recht heeft op bijstand en toeslagen? Zo ja, hoe valt dat te rijmen met het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind?
Ingevolge het koppelingsbeginsel in artikel 10 van de Vreemdelingenwet 2000 worden er geen bijstand of toeslagen toegekend ten behoeve van vreemdelingen die niet-rechtmatig in Nederland verblijven. Dit wordt verder geregeld in de betreffende materiewetten. In de Participatiewet geldt dat in een gezin waar één van beide ouders illegaal in Nederland verblijft, alleen de rechtmatig in Nederland verblijvende ouder recht heeft op bijstand. Op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen geldt voorts dat er ook geen recht bestaat op een toeslag indien de ouder een partner heeft die niet-rechtmatig in Nederland verblijft of, specifiek voor de huurtoeslag, sprake is van een ouder met een niet-rechtmatig verblijf houdende medebewoner. Een vreemdeling die niet rechtmatig verblijf houdt zou anders indirect kunnen meeprofiteren van een toeslag die aan zijn partner of medebewoner wordt toegekend. Het recht op een toeslag wordt namelijk op het niveau van het huishouden vastgesteld, waarbij niet alleen de draagkracht van de ouder zelf maar ook die van zijn partner of, voor de huurtoeslag, van een medebewoner in aanmerking wordt genomen. In het geval van partnerschap of medebewonerschap wordt de toeslag aan één van beiden toegekend ten behoeve van hen samen.
Uitgangspunt van het koppelingsbeginsel is dat verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen aan vreemdelingen worden gekoppeld aan de rechtmatigheid van hun verblijf. Rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen, onder wie staatlozen, ontvangen dus wel bijstand en toeslagen indien zij aan de voorwaarden daarvoor voldoen. In dat geval is er ook geen doorwerking naar het recht op toeslagen van een eventuele partner of medebewoner.
Het recht op sociale zekerheid voor kinderen wordt in Nederland aan de ouders toegekend. Het past niet binnen de vormgeving van het Nederlandse socialezekerheidsstelsel om dit recht rechtstreeks aan het kind toe te kennen.
In dat kader heeft Nederland een voorbehoud gemaakt bij artikel 26 van het IVRK, namelijk dat deze bepaling niet verplicht tot een zelfstandig recht van kinderen op sociale zekerheid. Er zijn echter ook andere wegen om te zorgen dat kinderen geen basisvoorzieningen ontzegd worden en dat hun rechten onder het IVRK worden geborgd. Zo biedt de Participatiewet ruimte aan gemeenten om maatwerk te bieden aan kinderen.
Erkent u de problematiek dat (kinderen van) staatlozen ook verschillende familierechtelijke problemen ervaren zoals niet kunnen trouwen en het niet kunnen erkennen van hun kinderen?
Ik kan niet uitsluiten dat er ook in Nederland staatlozen zijn die genoemde problemen ervaren, met name wanneer zij niet-rechtmatig in Nederland verblijven. Voor het zich kunnen inschrijven als ingezetenen en voor het kunnen opnemen van gegevens van een vreemdeling in de basisregistratie personen (BRP) is niet de nationaliteit van belang, maar de rechtmatigheid van het verblijf. Voor het kenbaar kunnen maken van een voornemen om in Nederland in het huwelijk te treden, voor het kunnen laten inschrijven van een in het buitenland gesloten huwelijk en voor erkenning van een kind is rechtmatig verblijf een voorwaarde. Een staatloze man kan naar Nederlands recht een kind erkennen. Als hij rechtmatig in Nederland verblijft geldt Nederlands recht als zijn nationale recht als bedoeld in Boek 10 BW, artikel 10.95.
Wat is uw reactie op de stelling van de Amsterdamse Kinderombudsvrouw dat er in Nederland geen procedure is om staatloosheid vast te stellen?
In het in antwoord 1 genoemde ACVZ advies «Geen land te bekennen» concludeerde de ACVZ dat Nederland geen goede procedure heeft om staatloosheid vast te stellen. Het Kabinet heeft daarop toegezegd deze leemte op te vullen en een vaststellingsprocedure te zullen ontwikkelen op wettelijke grondslag. Het in antwoord 1 reeds genoemde wetsvoorstel zal naar verwachting in het voorjaar van 2018 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
De Raad van State heeft op 8 december 2017 advies uitgebracht over het wetsvoorstel en de bijbehorende aanpassing van de RWN en de Paspoortwet. Het nader rapport wordt momenteel opgesteld. In het wetsvoorstel wordt een procedure in het leven geroepen om staatloosheid vast te laten stellen door een rechter.
Er zijn overigens op dit moment ook al mogelijkheden om te kunnen aantonen dat iemand staatloos is. Dat kan bijvoorbeeld als betrokkene beschikt over een buitenlands brondocument waaruit staatloosheid blijkt of bij geboorte van een kind als vaststaat dat de ouders staatloos zijn.
Met het wetsvoorstel wordt een vooruitgang bereikt ten opzichte van de huidige situatie omdat naar verwachting meer personen hun staatloosheid zullen kunnen aantonen. Het gaat daarbij vooral om personen die rechtmatig in Nederland verblijven maar die slecht of niet gedocumenteerd zijn. Zij kunnen door dit laatste niet als staatloos worden opgenomen in de BRP. Met de nieuwe vaststellingsprocedure zal een deel van de groep vreemdelingen die momenteel in de BRP is opgenomen met «nationaliteit onbekend» voortaan kunnen worden ingeschreven met het gegeven staatloos.
Dit is van betekenis voor de staatloze zelf en zorgt tevens voor een meer betrouwbaar beeld van wie zich in Nederland bevindt.
Het wetsvoorstel sluit personen zonder rechtmatig verblijf overigens niet uit. Ook zij kunnen zich wenden tot de rechter om hun staatloosheid te laten vaststellen.
Wat is de status van het wetsvoorstel waarmee een procedure in het leven wordt geroepen om staatloosheid vast te laten stellen door een rechter? Wanneer wordt deze wet naar de Kamer gestuurd?
Zie antwoord vraag 4.
Wat gaat u tot de invoering van deze wet doen om te voorkomen dat ouders en kinderen de dupe worden van het gebrek aan een goede procedure om staatloosheid vast te stellen in Nederland?
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre heeft het arrest Chavez-Vilchez (arrest C-133/15) van het Europees Hof van Justitie consequenties voor de toepassing van de Koppelingswet voor deze gezinnen?
Het arrest Chavez-Vilchez betreft niet direct de toepassing van het koppelingsbeginsel maar betreft de aanspraak van een niet-rechtmatig verblijvende ouder van een minderjarige EU burger op een afgeleid verblijfsrecht in de Unie. Het arrest heeft zowel betrekking op gezinnen met één Nederlandse ouder en Nederlandse kinderen en een ouder van buiten de EU als op gezinnen van een alleenstaande ouder van buiten de EU zonder rechtmatig verblijf met Nederlandse kinderen. Voor een nadere duiding van het arrest verwijs ik u naar de brief van mijn ambtsvoorganger van 14 juli 2017, Kamerstuk 19 637, nr. 2338.
Het intrekken van het Nederlanderschap |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister veiligheid en justitie) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u al concrete stappen gezet om van personen die zich aangesloten hebben bij een internationaal of nationaal gewelddadig conflict, het Nederlanderschap in te trekken op grond van artikel 14, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap, zulks in het belang van de nationale veiligheid? Zo ja, in hoeveel gevallen? Kunt u een toelichting geven omtrent de stand van zaken?
Ik heb in vier gevallen het Nederlanderschap ingetrokken op grond van artikel 14, vierde lid, Rijkswet op het Nederlanderschap. In een geval heb ik mijn voornemen uitgebracht tot intrekken van het Nederlanderschap onder artikel 14, tweede lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap.
Onderkent u dat het nodeloos uitblijven van stappen om in concrete gevallen het Nederlanderschap in te trekken de kans kleiner maakt dit alsnog met succes te doen, aangezien het Openbaar Ministerie (OM) doorwerkt aan haar dossiers en dat dan eerder de strafrechtelijke aanpak zou kunnen prevaleren en zelfs de mogelijkheid bestaat dat door tijdsverloop de jihadist al weer teruggekeerd is binnen de landsgrenzen? Hoe valt het uitblijven van stappen te rijmen met bijvoorbeeld de uitspraken van de Minister-President dat Syriëgangers beter daar kunnen sterven dan terugkomen naar Nederland en met het feit dat het parlement niet voor niets deze wet heeft aangenomen?
Het strafrecht is een belangrijk instrument bij de bestrijding van terrorisme. Waar mogelijk zet het OM in op strafrechtelijke vervolging, maar wanneer dit niet mogelijk of niet opportuun is, kan intrekking van het Nederlanderschap een maatregel zijn die in het belang van bescherming van de nationale veiligheid noodzakelijk is. Van geval tot geval zal het belang dat wordt gediend met de intrekking van het Nederlanderschap moeten worden afgewogen tegen onder meer het belang van de strafrechtelijke handhaving. Als het Nederlanderschap niet wordt ingetrokken op grond van het nieuwe artikel 14, vierde lid, Rijkswet op het Nederlanderschap, betekent dit niet dat intrekking niet zal plaatsvinden. Als betrokkene is teruggekeerd in Nederland en onherroepelijk wordt veroordeeld voor een terroristisch misdrijf is daarmee een andere grond aanwezig om het Nederlanderschap in te trekken. De mogelijkheid om hiertoe te besluiten beoordeel ik in ieder individueel geval. Zoals hiervoor vermeld zijn er inmiddels concrete stappen gezet om op grond van de nieuwe wettelijke bepaling het Nederlanderschap in te trekken.
Op welke wijze wordt met het OM afgestemd of een bestuurlijke dan wel een strafrechtelijke aanpak moet prevaleren? Aangezien het OM door capaciteitsgebrek nu al niet in staat is alle misdrijven voor de rechter te brengen en helaas soms prioriteiten moeten worden gesteld, acht u het in het kader van de prioriteitstelling nuttig dat het OM enorm veel capaciteit steekt in dit soort zaken, terwijl via een relatief eenvoudige procedure de nationaliteit van de betrokkenen kan worden afgenomen?
Over de inzet van strafrechtelijke bevoegdheden gaat in onze rechtsstaat het Openbaar Ministerie. Het OM start tegen elke onderkende uitreiziger een strafrechtelijk onderzoek. Bij het voornemen de nationaliteit in te trekken van een uitreiziger, zal het OM conform artikel 14, vierde lid, Rijkswet op het Nederlanderschap moeten aangeven of dit de strafrechtelijke aanpak niet onaanvaardbaar doorkruist. Dat zal van geval tot geval bekeken moeten worden. Hierbij is het van belang dat strafrechtelijke en bestuursrechtelijke maatregelen elkaar niet hoeven uit te sluiten.
Is het recente voornemen van het OM om in een tiental concrete gevallen tot vervolging (bij verstek) over te gaan met de Immigratie- en Naturalisatiedienst afgestemd? Zo ja, waarom is deze keuze gemaakt en waarom is niet ingezet op de bestuurlijke aanpak?
Zie antwoord vraag 3.
Mocht u nog geen concrete stappen hebben gezet in het kader van bovenvermelde wet, deelt u dan de mening dat het vertrouwen van de bevolking in uw aanpak om jihadstrijders te weren en de speciaal recent daarvoor aangenomen wet uit te voeren, enorm zal afnemen en tot groot onbegrip zal leiden? Realiseert u zich in dat geval voldoende dat de nationale veiligheid hier in het geding is?
Aangezien ik concrete stappen zet is beantwoording van deze vraag niet aan de orde.
Het Rapport van de Nationale Ombudsman Verlies Nederlanderschap |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Michiel Servaes (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Ard van der Steur (minister veiligheid en justitie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ombudsman: Expats moeten weer Nederlander kunnen worden»1 en het bijbehorende Rapport van de Nationale ombudsman Verlies Nederlanderschap?2
Ja, ik ben hiermee bekend.
Deelt u de mening van de Nationale ombudsman dat een onbewust verlies van de Nederlandse nationaliteit altijd ongewenst is en voorkomen moet worden? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel de mening dat voor een ieder die weet dat hij Nederlander is, het onbewust verlies van de Nederlandse nationaliteit ongewenst is en voorkomen moet worden. Het is evenwel in de praktijk niet uit te sluiten dat iemand zelf niet op de hoogte is van het bezit van het Nederlanderschap. Dit laatste komt wel eens voor bij in het buitenland wonende en van Nederlanders afstammende personen, die geen contact (meer) hebben met de Nederlandse overheid.
Deelt u de mening van de Nationale ombudsman dat de Nederlandse overheid tekortgeschoten is in het actief, adequaat en tijdig informeren van burgers over de mogelijkheid van het verlies van de Nederlandse nationaliteit? Zo nee, waarom niet?
Nee, deze mening deel ik niet. Informatie over de voorwaarden en gevolgen omtrent het aannemen van een andere nationaliteit naast de Nederlandse nationaliteit staan weergeven op de website van de rijksoverheid (https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/nederlandse-nationaliteit/inhoud/nederlandse-nationaliteit-verliezen). Na de wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap op 1 april 2003 is wereldwijd gedurende een aantal jaren een uitgebreide informatiecampagne gevoerd om Nederlanders in het buitenland te informeren over (de gevolgen van) de wijziging van de wet. Via (buitenlandse) dagbladen, Radio Nederland Wereldomroep, televisiespotjes, websites van ambassades en Nederlandse verenigingen is informatie verstrekt.
Het zal helaas ondanks een intensieve voorlichting niet volledig zijn uit te sluiten dat er Nederlanders of oud-Nederlanders zullen zijn, die niet op de hoogte zijn van een voor hen relevante nationaliteitsrechtelijke bepaling. Dit komt omdat zij zich overal ter wereld bevinden en soms (al lang) geen contact onderhouden met Nederland, de Nederlandse overheid, de overheidswebsites niet raadplegen dan wel de taal van de voorlichting, het Nederlands, niet machtig zijn. De overheid is zich bewust van haar informatieplicht, maar er rust op de burger ook een eigen verantwoordelijkheid om zich te informeren, zeker in geval van een ingrijpende beslissing als het aannemen van een andere nationaliteit.
Wat is uw reactie op de aanbevelingen uit het rapport aangaande de gebrekkige informatieverstrekking vanuit de Nederlandse overheid, te weten het zorgen voor goede algemene voorlichting over de nationaliteitswetgeving in binnen- en buitenland en het zorgen voor actieve en gerichte informatieverstrekking aan de mensen die het specifiek aangaat? Bent u bereid om deze aanbevelingen om te zetten in beleid? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Met de Nationale ombudsman onderschrijf ik het belang van goede informatievoorziening en het actief en gericht informeren van de mensen die het aangaat. Aan de hand van de aanbevelingen van dit rapport zal ik onderzoeken of die voorlichting nog actiever en gerichter kan. De aanbeveling om burgers in het buitenland te informeren via een inlegvel in een nieuw verstrekt paspoort is overigens in 2014 al ingevoerd toen begonnen is met de afgifte van paspoorten met een geldigheid van 10 jaar. Ook de Nederlandse grensgemeenten verstrekken dit inlegvel bij de afgifte van een nieuw Nederlands paspoort aan niet-ingezetenen. Verdere actieve en gerichte informatie aan mensen die het specifiek aangaat, is slechts mogelijk indien deze groep mensen bij de overheid bekend zou zijn. Dat is niet het geval. Evenzo is niet iedere in het buitenland woonachtige Nederlander bij de overheid bekend, omdat Nederlanders in het buitenland niet verplicht zijn zich bij de Nederlandse overheid te laten registreren. De introductie van de registratie niet-ingezetenen heeft hier geen verandering in aangebracht.
Wat is uw reactie op de conclusie van de Nationale ombudsman dat de Nederlandse nationaliteitswetgeving vanuit het perspectief van de burger te complex is?
Wetgeving is vanuit het perspectief van de burger vaak complex. Daarom is goede voorlichting, zeker bij ingrijpende gevolgen, van groot belang.
Wat is uw reactie op de principiële vraag of de Nederlandse nationaliteitswetgeving, met name artikel 15 lid 1 onder c RWN, wel in lijn is het met Europees Nationaliteitsverdrag?
Over de bevindingen in het rapport ten aanzien van de nationaliteitswetgeving kan op dit moment geen uitspraak worden gedaan, zij worden nog nader bestudeerd. Niet aannemelijk is dat artikel 15 lid 1 onder c RWN in strijd is met het Europees Verdrag inzake nationaliteit (Trb 1998, nr. 10).
Bent u bereid om te bekijken of de Nederlandse nationaliteitswetgeving kan worden aangepast op basis van de conclusies uit het rapport van de Nationale ombudsman?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is uw reactie op de aanbevelingen van de Nationale ombudsman dat voorkomen moet worden dat mensen onevenredige inspanningen moeten doen om hun Nederlanderschap te behouden en dat een mogelijkheid tot herstel moet worden geboden aan mensen die onbedoeld en onbewust hun Nederlanderschap zijn verloren, bijvoorbeeld via een spijtoptantenregeling? Bent u bereid om deze aanbevelingen om te zetten in beleid? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
De ARGOS-uitzending ‘Ik keer terug!’ |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris veiligheid en justitie) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de uitzending «Ik keer terug!» van ARGOS van 27 december jongstleden?
Ja.
Welke problemen zijn u bekend met regelgeving voor Nederlanders die wensen terug te keren uit het buitenland, al dan niet met een buitenlandse partner? Deelt u de opvatting dat dergelijke obstakels zoveel mogelijk uit de weg geruimd moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Bij de IND zijn enkele gevallen bekend van problemen rond het vereiste van duurzaamheid van de inkomsten in het geval van gezinshereniging bij een naar Nederland terugkerende partner. Zoals ik in het Algemeen Overleg met uw Kamer op 14 januari jl. heb toegezegd zal ik de Kamer informeren over de uitkomsten van het gesprek dat ik voornemens ben te hebben met expats over het niet kunnen voldoen aan de inkomenseis door Nederlanders die langere tijd in het buitenland hebben gewerkt en daar een gezin hebben gesticht en met dit gezin willen terugkeren.
Op welke wijze waarschuwt u emigranten momenteel voor het verlies van nationaliteit bij het vrijwillig aannemen van een andere nationaliteit of het niet tijdig verlengen van het paspoort? Welke mogelijkheden tot verbetering van de voorlichting en waarschuwingen ziet u op korte termijn?
Op de website van de rijksoverheid staat informatie over het risico van verlies van het Nederlanderschap.
Daarnaast wordt sinds de invoering van de geldigheidsduur van tien jaar voor reisdocumenten per 9 maart 2014 op Nederlandse posten in het buitenland bij de uitreiking van het nieuwe reisdocument een inlegvel verstrekt. Hierop staat informatie over de vergaande gevolgen die het laten verlopen van dit reisdocument kan hebben voor de Nederlandse nationaliteit. Deze informatie staat ook vermeld op rijksoverheid.nl en op de sites van alle posten.
Bent u bereid het verlies van Nederlanderschap bij het vrijwillig aannemen van een andere nationaliteit te schrappen? Zo nee, waarom niet?
Nee, hiertoe ben ik niet bereid. Het verlies van de Nederlandse nationaliteit bij het vrijwillig verkrijgen van een andere nationaliteit dient om zoveel mogelijk te voorkomen dat men een meervoudige nationaliteit verwerft. Het tegengaan van een dubbele nationaliteit is voor dit kabinet een belangrijk uitgangspunt van beleid.
Hoe reageert u op de in de uitzetting geuite gevoelens, dat men eenmaal in het buitenland niet meer als Nederlander gezien wordt en dat het beleid gericht is op het voorkomen van een terugkeer? Indien u het zorgelijk vindt dat een dergelijk beeld bestaat, hoe gaat u voorkomen dat dit gevoel bij mensen ontstaat?
Ik betreur het indien dit zo wordt ervaren. Het beleid is geenszins gericht op het voorkomen van terugkeer. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Is er een one-stop-shop voor (voormalige) Nederlanders in het buitenland waar zij terecht kunnen met al hun vragen en hulpverzoeken omtrent remigratie? Zo ja, bent u bereid de vindbaarheid hiervan te verbeteren? Zo nee, bent u bereid een dergelijk punt in te richten?
Neen. Een dergelijke voorziening is er niet. De vragen die in de uitzending aan de orde kwamen zijn zeer divers en liggen op meerdere beleidsterreinen.
Op de website van de rijksoverheid staat informatie over: Reizen, wonen en werken in het buitenland. Hier wordt onder meer vermeld hoe men zich kan voorbereiden op verblijf buiten Nederland en welke risico’s dit met zich mee kan brengen. De IND is graag bereid informatie te verschaffen over het toelatingsbeleid.
Het Britse voornemen om vertrokken jihadisten te denaturaliseren |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Opstelten (minister veiligheid en justitie) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «UK to take jihadists» passports, bar their return home»?1
Ja.
Bent u bereid het Britse voorbeeld te volgen en jihadisten die Nederland verlaten het paspoort te ontnemen teneinde te voorkomen dat ze terugkeren?
In het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme (Kamerstuk 29 754, nr. 253) heb ik aangegeven dat van uitreizigers over wie gegronde vermoedens bestaan van aansluiting bij een terroristische strijdgroepering, de Nederlandse reisdocumenten worden gesignaleerd ter vervallenverklaring of weigering. Ter versterking van deze maatregelen heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) alle gemeenten nogmaals nadrukkelijk geïnformeerd over de procedure die gevolgd dient te worden bij de opname van personen in het register paspoortsignalering en de procedure van weigeren of vervallen verklaren van paspoorten op grond van deze signalering.
In hoeverre deelt u de visie van premier Cameron dat jihadisme geen gevolg is van armoede, uitsluiting of de buitenlandse politiek van westerse landen maar van extremistisch gedachtengoed?
Zoals aangegeven in mijn brief van 28 augustus jl. bij het in antwoord op vraag 2 genoemde Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme is de jihadistische beweging in alles het tegengestelde van onze democratische rechtsstaat. In Nederland is de jihadistische beweging een in omvang beperkte, maar gevaarlijke extremistische, sekteachtige groepering die geweld propageert als enig middel om haar doelen te realiseren.
Uit een recente fenomeenstudie van de NCTV genaamd «Het mondiaal jihadisme: een fenomeenanalyse en een reflectie op radicalisering» die op 12 november jl. aan uw Kamer is aangeboden als bijlage bij mijn brief «Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 37 en beleidsbevindingen» blijkt dat er geen directe relatie is vast te stellen tussen radicalisering en uitsluiting, achterstand en dergelijke.
Wanneer voert Nederland eindelijk een stevig anti-terreurbeleid dat niet gericht is op pampering van de terugkeerders maar op de uitsluiting van extremisten en de structurele veiligheid van ons land?
Het Nederlandse beleid is een krachtige combinatie van verschillende soorten maatregelen die aan uw Kamer zijn gepresenteerd via het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme. Het gaat daarbij niet om de vraag of de maatregelen hard of zacht zijn. Het enige dat telt is dat ze de dreiging helpen wegnemen. Over de voortgang van de uitvoering van dit Actieprogramma is uw Kamer op 12 november jl. geïnformeerd.
Op welke wijze gaat u specifiek het jihadistisch gedachtengoed uit scholen, universiteiten en gevangenissen bannen, daar deze instellingen kunnen fungeren als kweekvijvers voor extremisme?
Om rekrutering en radicalisering in de penitentiaire inrichtingen tegen te gaan, is staand beleid dat bepaalde personen worden gedetineerd op een terroristenafdeling. In het eerder genoemde Actieprogramma is de samenwerking met eerstelijns professionals in velerlei disciplines en met het brede maatschappelijk middenveld aangekondigd. Er is een Nationaal Meldpunt Extremisme voor alle vormen van extremisme en daarmee ook het jihadisme. Hier kunnen ook onderwijsinstellingen terecht om signalen door te geven of met vragen en worden ze naar de juiste instantie doorverwezen. Informatie en instrumenten zijn beschikbaar gesteld via de relevante onderwijsportalen. Onderwijsinstellingen waarover signalen binnenkomen of waarvan bekend is dat er sprake is van aanwezigheid van mensen in een jihadistisch netwerk, of onderwijsinstellingen die een verzoek doen om hulp in dit kader, worden ondersteund door experts op dit gebied en vertrouwensinspecteurs van de onderwijsinspectie. Deze instellingen worden geïnformeerd en geadviseerd over de problematiek en de mogelijke aanpak. Het herkennen, het handelen en het eventueel weerbaar maken van kwetsbare jongeren wordt daarmee mogelijk gemaakt.
De berichten ‘Nederlandse Marokkanen nu ook in Marokko berecht’ en ‘Luxe auto’s en appartementen: daar gaat het geld naartoe’ |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister veiligheid en justitie) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Nederlandse Marokkanen nu ook in Marokko berecht» en «Luxe auto’s en appartementen: daar gaat het geld naartoe»?1
Ja.
Hoeveel personen met een dubbel (Nederlands en Marokkaans) paspoort zitten in Nederland en Marokko vast op verdenking van (zware) misdrijven? Hoeveel daarvan ontvangen een uitkering van de Nederlandse staat, ondanks het feit dat een uitkering behoort te worden ingetrokken bij het uitzitten van een gevangenisstraf?
De Dienst Justitiële Inrichtingen heeft mij bericht dat eind juli 2014 ruim 150 personen, waarvan geregistreerd is dat zij zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit bezitten, in Nederland gedetineerd waren vanwege (zware) misdrijven. Verder waren eind juli 2014 minstens ruim 150 personen met zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit gedetineerd in Marokko vanwege (zware) misdrijven. Dit zijn personen die bij het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken bekend zijn omdat zij consulaire bijstand hebben gevraagd. Het totaal aantal in Marokko gedetineerden met zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit kan dus groter zijn.
Indien een persoon in detentie verblijft en een uitkering van de Nederlandse staat ontvangt, wordt deze uitkering beëindigd. Met betrekking tot personen van wie bekend is dat zij of in Nederland of in het buitenland in detentie verblijven vindt gegevensuitwisseling plaats tussen de Dienst Justitiële Inrichtingen, het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de Sociale Verzekeringsbank, UWV en gemeenten. Op basis van deze gegevensuitwisseling beëindigen de uitvoeringsorganen bij samenloop tussen detentie en het ontvangen van een uitkering in voorkomende gevallen de uitkering. Voor het beëindigen van de uitkering zijn gegevens over de nationaliteit of plaats van detentie niet van belang en deze maken dan ook geen deel uit van de eerder genoemde gegevensuitwisseling.
Deelt u de mening dat het in het artikel genoemde aantal van honderden schrikbarend is? Passen deze aantallen in het beeld van de culturele verrijking die de islamitische massa-immigratie ons land volgens overheidsrapporten heeft gebracht? Zo nee, waarom niet?
Het arrondissementsparket Amsterdam heeft op de dag van het verschijnen van het in vraag 1 aangehaalde bericht via een persbericht2 laten weten dat het onjuist is dat honderden Nederlands-Marokkaanse jongeren betrokken zouden zijn geweest bij liquidaties. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op de schriftelijke vragen van de leden Van Klaveren en Bontes van uw Kamer (kenmerk 2014Z13817, ingezonden 1 augustus 2014).
Bent u bereid criminelen met een dubbel paspoort, in Nederland of in het buitenland berecht, financieel kaal te plukken, te denaturaliseren en ervoor te zorgen dat ze de toegang tot Nederland voortaan wordt ontzegd? Zo nee, waarom niet?
Als in Nederlandse strafzaken de mogelijkheden tot het afpakken van criminele winsten benut kunnen worden, zal dat gebeuren. Ook de Marokkaanse wetgeving kent de mogelijkheid van het afpakken van criminele winsten in strafprocedures. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 6.
Bent u bereid de samenwerking met Marokko meteen te gebruiken voor intensieve controles op bezit van vastgoed van uitkeringstrekkers? Zo nee, waarom niet?
Controles op het bezit van vastgoed in Marokko zijn reeds mogelijk in het kader van de controle op de rechtmatigheid van in Nederland verstrekte bijstandsuitkeringen. Deze controles vinden plaats op grond van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko en het daarbij behorende Administratief Akkoord. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft uw Kamer op 3 juni jl.3 geïnformeerd over de actuele stand van zaken met betrekking tot controles in Marokko.
Deelt u de mening dat het goed voor Nederland zou zijn als hier minder Marokkanen zouden wonen, door vrijwillige remigratie te stimuleren, Nederlandse paspoorten van veroordeelde criminelen af te pakken, hen verplicht uit te zetten en pas uitkeringen toe te staan als er een arbeidsverleden van minimaal tien jaar in Nederland is? Zo nee, waarom niet?
Het kabinetsbeleid is erop gericht mensen in de Nederlandse samenleving te laten integreren en participeren, niet om teweeg te brengen dat mensen die hier rechtmatig verblijven terugkeren naar het land van herkomst of vertrekken naar het land van herkomst van hun voorouders.
Als sprake is van het begaan van een strafbaar feit is het aan de rechter om te beoordelen welke straf passend is. Het in vraag 1 aangehaalde bericht gaat over liquidaties, overvallen en drugsdelicten. De intrekking van de Nederlandse nationaliteit wegens een veroordeling voor dergelijke commune misdrijven is niet mogelijk. Verder laat het gelijkheidsbeginsel uit artikel 1 van de Grondwet niet toe dat bij uitkeringen een onderscheid wordt gemaakt op basis van het arbeidsverleden.
Signalen dat Sint Maarten zich bij het verlenen van de Nederlandse nationaliteit niet houdt aan de Rijkswet op het Nederlanderschap |
|
Malik Azmani (VVD), André Bosman (VVD), Roald van der Linde (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris veiligheid en justitie) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Zijn u signalen bekend dat Sint Maarten zich bij het verlenen van de Nederlandse nationaliteit niet houdt aan de Rijkswet op het Nederlanderschap? Wat zijn de gevolgen als Sint Maarten zich niet houdt aan de regels voor het verkrijgen van het Nederlanderschap? Bent u zo nodig bereid om maatregelen te nemen? Zo nee, waarom niet?1
Signalen als bedoeld in de eerste vraag zijn ons niet bekend. Over de berichtgeving in de Volkskrant heeft de Minister van Justitie van Sint Maarten de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 4 november jl. een brief gestuurd met bijgevoegd een op 3 november jl. door hem uitgebracht persbericht waarin hij afstand neemt van het mediabericht in de Volkskrant. De Minister van Justitie van Sint Maarten geeft in zijn persbericht aan dat uitsluitend de Koninkrijksregering de bevoegdheid heeft om paspoorten uit te geven en om vreemdelingen te naturaliseren. Tevens benadrukt hij dat door de regering van Sint Maarten geen verzoek is gedaan aan de Koninkrijksregering daarin verandering te brengen.
In hoeverre klopt het dat de minister van Justitie van Sint Maarten immigranten gemakkelijker een Nederlands paspoort wil geven om zo samenhang onder de bevolking te creëren en daarmee de economie te stimuleren? Heeft u daarover contact gehad met deze minister? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het geven van een Nederlands paspoort niet dé oplossing is voor de gewenste samenhang onder de bevolking en het stimuleren van de economie? Hoe ziet u dat?
Ja. De adhesie in een samenleving en de ontwikkeling van de economie is niet afhankelijk van een gezamenlijk paspoort.
Deelt u de mening dat het geven van een Nederlands paspoort niet gemakkelijker gemaakt moet worden in de huidige staatsrechtelijke constellatie voor specifiek Sint Maarten en dat de regels omtrent het verkrijgen van een Nederlands paspoort gelijk moeten blijven binnen het gehele Koninkrijk? Zo nee, waarom niet?
Ja. Binnen het Koninkrijk is het beginsel van eenheid van naturalisatievereisten een belangrijke voorwaarde voor eenheid van nationaliteit. Eenzelfde op eenheid binnen het Koninkrijk gericht streven geldt voor het afgeven van een paspoort op grond van de Paspoortwet.
De naturalisatie van vreemdelingen die een verblijfsvergunning hebben op grond van het generaal pardon (RANOV-regeling uit 2007) |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris veiligheid en justitie) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de eerdere vragen over de naturalisatie van vreemdelingen die een verblijfsvergunning hebben op grond van het generaal pardon (RANOV-regeling uit 2007)?1 2
Ja.
Hoeveel van deze vreemdelingen hebben inmiddels een aanvraag gedaan om het Nederlanderschap te verkrijgen?
Bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zijn sinds 15 juni 2012 6.790 verzoeken om naturalisatie ontvangen van vreemdelingen die een verblijfsvergunning hebben gekregen op grond van het generaal pardon.3
Hoeveel van deze aanvragen zijn toegewezen?
Op peildatum 30 september 2013 waren 4.220 naturalisatieverzoeken van vreemdelingen die een verblijfsvergunning hebben gekregen op grond van het generaal pardon ingewilligd.
Hoeveel van deze aanvragen zijn afgewezen vanwege het ontbreken van documenten om de identiteit of nationaliteit aan te tonen?
Op 30 september 2013 waren 410 naturalisatieverzoeken van vreemdelingen die een verblijfsvergunning hebben gekregen op grond van het generaal pardon afgewezen. Het is nu nog niet mogelijk om geautomatiseerd cijfers over de reden van afwijzing te leveren.
Hoe vaak is een aanvraag gehonoreerd omdat de aanvrager vanwege bewijsnood niet in staat was de vereiste documenten te overleggen?
Bij het inwilligen van een naturalisatieverzoek wordt geregistreerd of er een (buitenlandse) geboorteakte en/of een geldig buitenlands paspoort is overgelegd. Hoe vaak die documenten niet aanwezig zijn en er dus bewijsnood is aangenomen, wordt als zodanig niet geregistreerd.
Welke overige signalen heeft u van de betreffende vreemdelingen dat ze geen Nederlander kunnen worden omdat het niet lukt de vereiste documenten te verkrijgen?
Ik ben op de hoogte dat op internet een petitie is gestart door de Stichting Petities.nl om de eis te schrappen. De petitie wordt ondersteund door Vluchtelingenwerk Nederland.