Kamerstuk 33684-74

Gewijzigd amendement van de leden Leijten en Kooiman ter vervanging van nr. 54 over de inrichting van een centraal register van ongeschikte pleegouders

Dossier: Regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen (Jeugdwet)


Nr. 74 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN LEIJTEN EN KOOIMAN TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 54

Ontvangen 15 oktober 2013

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel 1 wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

pleegouderbestand:

het bestand als bedoeld in artikel 5.5, eerste lid.

II

Aan artikel 5.1, eerste lid, wordt, onder vervanging van «, en» aan het slot van onderdeel c door een puntkomma en vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door «; en» een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. de aspirant-pleegouder beschikt over een verklaring omtrent opname in het pleegouderbestand, afgegeven door Onze Minister, inhoudende dat noch de pleegouder noch enig lid van diens gezin is opgenomen in het pleegouderbestand.

III

Na artikel 5.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.5

  • 1. Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport stelt een pleegouderbestand in.

  • 2. Op verzoek van de pleegzorgaanbieder registreert Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in het pleegouderbestand de bij algemene maatregel van bestuur te bepalen persoonsgegevens, waaronder bijzondere persoonsgegevens, van een persoon die:

    • a. pleegouder is geweest dan wel geheel of gedeeltelijk het in artikel 5.1, eerste lid, onderdeel c, bedoelde traject heeft gevolgd;

    • b. tot het gezin van de in onderdeel a bedoelde persoon behoort in de periode dat die persoon pleegouder is of het in onderdeel a bedoelde traject volgt;

    en die niet voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur te bepalen geschiktheidseisen.

  • 3. Het verzoek, bedoeld in het tweede lid, wordt gedaan nadat de pleegzorgaanbieder onherroepelijk heeft vastgesteld dat betrokkene niet voldoet aan de geschiktheidseisen.

  • 4. Zodra de pleegzorgaanbieder onherroepelijk heeft vastgesteld dat een persoon die in het pleegouderbestand is opgenomen, voldoet aan de in het tweede lid bedoelde geschiktheidseisen, deelt de pleegzorgaanbieder dit mee aan Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport schrapt in dat geval de betrokkene uit het pleegouderbestand, evenals in het geval de betrokkene is overleden.

  • 5. Op verzoek van een pleegzorgaanbieder verstrekt Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een verklaring omtrent de opname in het pleegouderbestand van degene die bij de pleegzorgaanbieder heeft gemeld pleegouder te willen worden dan wel van degene die tot het huishouden behoort van een zodanige persoon.

  • 6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de inrichting en het beheer van het pleegouderbestand. Daartoe behoren in elk geval regels omtrent de beveiliging van persoonsgegevens.

  • 7. Het college, de pleegzorgaanbiederen Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens, waaronder de bijzondere persoonsgegevens, ter uitvoering van dit artikel.

Toelichting

De indieners van dit wetsvoorstel achten het wenselijk dat Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een register aanhoudt waarin elke voormalige pleegouder (of degene die tot diens huishouden behoort) wordt opgenomen waarvan gebleken is dat die niet geschikt is als pleegouder (of lid van diens huishouden) en personen die zich weliswaar hebben aangemeld als pleegouder, doch niet geschikt zijn bevonden tijdens de selectieprocedure. De geschiktheidsheisen die nader bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld betreffen zaken als (ernstige) gedragsproblemen, verslavingsproblemen of andere factoren die opname van de op te nemen jeugdige in het gezin bij de pleegouder onwenselijk maken.

Het is noodzakelijk hiervoor een centraal register in te richten, opdat voorkomen wordt dat voormalige pleegouders of aspirant-pleegouders die reeds ongeschikt zijn bevonden door een bepaalde pleegzorgaanbieder bij een andere gemeente tóch een pleegcontract zouden kunnen sluiten.

Uiteraard dient de voormalige pleegouder of lid van diens huishouden of de aspirant-pleegouders voldoende effectief tegen de registratie te kunnen opkomen, zodat van registratie niet eerder sprake is dan nadat de ongeschiktheid onherroepelijk is vastgesteld (dus na eventueel bezwaar en beroep van de belanghebbende(n)). De voormalig pleegouder (of lid van diens huishouden) of de aspirant-pleegouder kan te allen tijde verzoeken richten aan een pleegzorgaanbieder om onherroepelijk vast te laten stellen dat hij inmiddels wel aan de betrokken geschiktheidseisen voldoet. Zodra onherroepelijk is vastgesteld dat betrokkene wel voldoet aan de geschiktheidseisen, dient de pleegzorgaanbieder zulks te melden aan Onze Minister; die dient betrokkene vervolgens uit het register te schrappen.

Leijten Kooiman