Kamerstuk 31700-XIII-8

Kabinetsreactie aan op het rapport van de Commissie publiek aandeelhouderschap energiebedrijven

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2009


31 700 XIII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2009

nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 oktober 2008

Hierbij treft u de kabinetsreactie aan op het rapport van de Commissie publiek aandeelhouderschap energiebedrijven (Commissie Kist), zoals toegezegd in mijn brieven van 26 juni en 11 augustus jl. (Kamerstukken 2007–2008, 31 200 XIII, nrs. 67 en 77). Ik heb de Commissie in januari 2008, mede op verzoek van uw Kamer, gevraagd om publieke aandeelhouders bij te staan bij het maken van keuzes en het nemen van beslissingen over de toekomst van hun aandeelhouderschap. Het betreft daarbij zowel het aandeelhouderschap in het netwerkbedrijf na splitsing als in het productie-, handels- en leveringsbedrijf. De Commissie heeft op 26 juni 2008 haar eindrapport gepresenteerd. De kabinetsreactie is mede tot stand gekomen aan de hand van gesprekken die ik met diverse aandeelhouders heb gevoerd over de aanbevelingen van de Commissie. Verder is op ambtelijk niveau door mijn ministerie gesproken met bestuurders van individuele energiebedrijven. Bijlage 1 bevat een lijst met gesprekken en gesprekspartners.1

Ik ben zeer verheugd met het rapport van de Commissie en deel de hoofdlijnen van de aanbevelingen. De Commissie schetst een duidelijk afwegingskader ten aanzien van de brede belangenafweging waarvoor aandeelhouders zich gesteld zien.

Ik trek op basis van het rapport de volgende conclusies:

1. Huidige energievoorziening functioneert goed;

2. Structureel overleg met publieke aandeelhouders is noodzakelijk;

3. Beheerst en gestructureerd splitsingsproces is essentieel;

4. Keuzes over toekomst van het publieke aandeelhouderschap in het productie-, handels- en leveringsbedrijf moeten zorgvuldig worden genomen;

5. Gezamenlijk onderzoek naar de optimale inrichting van netwerkbedrijven is gewenst;

6. Duidelijkheid over financiële verhoudingen is nodig.

Hieronder ga ik verder in op deze zes punten. Ik sluit af met mijn conclusies.

1. Huidige energievoorziening functioneert goed

Centraal bij de energievoorziening staan de publieke belangen betaalbaarheid, betrouwbaarheid en schoon. Het is primair een rijksverantwoordelijkheid om deze belangen te borgen. In de kern worden de publieke belangen geborgd via wet- en regelgeving, aangevuld met toezicht en specifiek stimuleringsinstrumentarium. In de netwerken in het bijzonder zie ik een verantwoordelijkheid om de publieke belangen te borgen. Naast een aanzienlijke set aan wet- en regelgeving en een stevig reguleringsregime, is middels de Wet Onafhankelijk Netbeheer (WON) geregeld dat er sprake is van publiek aandeelhouderschap van de netwerken.

De belangrijkste pijlers van het beleid zijn:

• De Elektriciteitswet 1998 en Gaswet stellen regels met betrekking tot betaalbare, betrouwbare en schone energie. De Energiekamer houdt toezicht op de uitvoering van deze wetten. Daarnaast vindt via Europese richtlijnen periodiek aanpassing van wet- en regelgeving plaats, zoals het derde pakket liberaliseringsrichtlijnen en het klimaat- en energiepakket;

• De WON regelt dat de distributienetwerken in publieke handen blijven. Dit, in combinatie met toezicht en tariefregulering door de NMa/Energiekamer, is een belangrijke pijler van mijn beleid, omdat daarmee de netwerkkwaliteit en leveringszekerheid geborgd zijn. Onafhankelijk netbeheer zorgt er tevens voor dat productie- en leveringbedrijven zonder belemmeringen toegang hebben tot de netwerken en zo kunnen concurreren om de gunst van de klant.

• Het mededingingstoezicht van de NMa zorgt ervoor dat concurrentie op een eerlijke manier plaatsvindt en dat de consument niet teveel betaalt. Daarnaast zet ik in op de verdere integratie van en het zorg dragen voor een gelijker speelveld op de Noordwest Europese markt;

• In de geliberaliseerde markt zorgen marktpartijen voor investeringen in productiecapaciteit. Deze investeringen komen tot stand in een goed functionerende markt en een aantrekkelijk investeringsklimaat. Daarnaast heeft TenneT expliciet de wettelijke taak de leveringszekerheid te monitoren en voorziet de wet in een vangnet in geval er onvoldoende investeringen worden gedaan;

• Het kabinet stimuleert met het programma Schoon en Zuinig verduurzaming van de energievoorziening door in te zetten op meer duurzame energie en energiebesparing. Via generieke regelgeving worden vanuit milieu en ruimtelijke ordening eisen gesteld aan energiecentrales. Verder zijn elektriciteitscentrales sinds 2005 opgenomen in het emissiehandelssysteem;

• Op de lange termijn is voorzieningszekerheid afhankelijk van transitie naar het gebruik van niet-fossiele energiebronnen en op de korte en middellange termijn mede van onze relaties met de energieproducerende landen. In dit verband is de totstandkoming van de gasrotonde in Nederland van belang. Tevens werk ik via energiediplomatie aan de voorzieningszekerheid.

De Commissie constateert dat de huidige energievoorziening in Nederland met deze ordening goed functioneert. Dit neemt niet weg dat voortdurende aandacht nodig is en waar nodig intensivering van maatregelen. Dit is ook in lijn met de maatregelen uit het onlangs gepubliceerde Energierapport 2008. Aan consistentie en coherentie van instrumenten wordt momenteel onder meer gewerkt via het stroomlijnen en versnellen van (vergunning)procedures die betrekking hebben op investeringen in de energievoorziening. Via het Pentalaterale Energy Forum en het gasplatform wordt hard gewerkt aan het verder uitwerken van Europese samenwerking en de totstandkoming van de interne markt. Daarnaast start in dit najaar een evaluatie van de toekomstbestendigheid van de regulering. Hierbij zal, naast de effectiviteit van de regulering met het oog op efficiency, ook gekeken worden naar de veiligheid en betrouwbaarheid van het transport, de mogelijkheden tot verduurzaming, marktfacilitering en innovatie.

2. Structureel overleg met publieke aandeelhouders is noodzakelijk

Zoals aangegeven, vormen de netwerken de basis voor het goed functioneren van de energievoorziening. Via de WON hebben de publieke aandeelhouders de zorg gekregen voor de betrouwbaarheid van de netwerken. Deze verantwoordelijkheid is op dit moment des te groter vanwege de grote uitdagingen waar de netwerkbedrijven voor staan. De eisen die aan de netten gesteld worden, zijn immers aan voortdurende verandering onderhevig. Forse investeringen zijn nodig als gevolg van toenemende marktdynamiek en de transitie naar een duurzame energiehuishouding. Een goed voorbeeld zijn de investeringen die netbeheerders moeten doen om nieuw (decentraal) opgewerkt vermogen aan te sluiten. Daarnaast kunnen de publieke aandeelhouders met het aandeelhouderschap ook decentrale publieke belangen behartigen. De commissie noemt hierbij een aantal, zoals het nuttig gebruik van restwarmte, veiligheid, lokale werkgelegenheid en de locatie van het hoofdkantoor.

De Commissie constateert terecht dat keuzes van decentrale overheden in hun rol als aandeelhouder in verband staan met door het Rijk te borgen publieke belangen. Evenzo kunnen maatregelen van de rijksoverheid gevolgen hebben voor de publieke aandeelhouders. De verschillende overheden hebben (mede op basis van de Code interbestuurlijke verhoudingen) hier de verantwoordelijkheid om elkaar te informeren over nieuwe beleidsvoornemens en knelpunten die een andere overheid raken op een zodanig tijdstip dat de beleidsvoornemens nog kunnen worden aangepast. Vanzelfsprekend behouden het Rijk en de publieke aandeelhouders daarbij een eigen verantwoordelijkheid. Uit mijn gesprekken is gebleken dat de aandeelhouders deze aanbeveling van harte delen. Ik heb dan ook concrete vervolgafspraken gemaakt met de decentrale aandeelhouders om structureel met elkaar in overleg te blijven.

3. Een beheerst en gestructureerd splitsingsproces is essentieel

Op 1 juli 2008 is het groepsverbod in werking getreden. De energiebedrijven moeten uiterlijk op 1 januari 2011 gesplitst zijn. Op dit moment bereiden de energiebedrijven en de aandeelhouders de splitsingsplannen voor. De totstandkoming van twee gezonde bedrijven na splitsing heeft voor mij de hoogste prioriteit. Gelet op de complexiteit van het splitsingsproces en de operationele en financiële gevolgen voor de netwerkbedrijven is een zorgvuldig proces van belang. Ik onderschrijf de aanbevelingen van de Commissie op dit punt van harte.

De aandeelhouder en de rijksoverheid vervullen ieder een eigen rol. De rijksoverheid (NMa en Economische Zaken) zal de splitsingsplannen kritisch beoordelen. In het Algemeen Overleg van 9 september over de transporttarieven heb ik u nogmaals toegezegd om, mede in het licht van de reeds behaalde efficiencywinsten, nauwkeurig toe te zien op de inrichting van de netbeheerder bij de beoordeling van de splitsingsplannen Vanzelfsprekend staat bij de beoordeling van de splitsingsplannen de positie van de netbeheerder centraal. De wet vereist een gezonde netbeheerder. Dat betekent een netbeheerder die beschikt over voldoende financiële middelen om de wettelijke taken naar behoren uit te voeren. Gouden danwel andere koorden tussen de netbeheerder en het productie-, handels- en leveringsbedrijf dienen voorkomen te worden. Zoals ik reeds heb aangegeven in mijn brief aan de energiebedrijven die ik heb verzonden mede naar aanleiding van de motie Samsom c.s. inzake het tegengaan van overbelening van de netbeheerder (Kamerstukken 2007–2008, 30 212, nr. 72) zal ik daartoe al mijn beschikbare bevoegdheden, al dan niet via de Energiekamer, ten volle benutten.

Voor de volledigheid geef ik een opsomming van het mij ter beschikking staande wettelijke instrumentarium. Ik wijs op het onlangs gepubliceerde Besluit financieel beheer netbeheerders, de maximering van de tegenprestatie voor de overdracht van de economische eigendom van het net en de eis dat de splitsing zo veel mogelijk moet bijdragen aan een beheerste tariefsontwikkeling. Daarnaast geldt dat de groep waartoe de netbeheerder behoort geen handelingen of activiteiten mag verrichten die strijdig kunnen zijn met het belang van het netbeheer. Financiële kruisverbanden met andere groepsmaatschappijen of het aangaan of accepteren van een te hoge schuldpositie door de netbeheerder zijn niet toegestaan. Bij de beoordeling van de splitsingsplannen zullen de NMa en ik in het bijzonder op het belang van de netbeheerder letten. De financiële positie van het netbeheer zal daarbij zorgvuldig tegen het licht worden gehouden. In dit verband merk ik op dat het Besluit financieel beheer netbeheerders minimumeisen stelt aan de kredietwaardigheid van het netbeheer. In het licht van de recente berichtgeving heb ik een contra-expertise laten uitvoeren op de eisen zoals die nu in het Besluit financieel beheer netbeheerders zijn vastgesteld. De contra-expertise geeft geen aanleiding om de eisen aan te scherpen. Wel is de contra-expertise aanleiding geweest om, mede in het licht van de recente ontwikkelingen, de publieke verantwoordelijkheid verdergaand te expliciteren om recht te doen aan de bijzondere publieke belangen. Hierbij past een nadere invulling van actief aandeelhouderschap. Ik bezie momenteel de mogelijkheden. Ik heb de aandeelhouders hierover per brief geïnformeerd (bijlage 2).1 Bij de beoordeling van de splitsingsplannen zal ik daarnaast toetsen of de netbeheerder voldoende financiële buffers aanhoudt om ook in de toekomst voldoende investeringen te kunnen doen. Naar aanleiding van een splitsingsplan kan ik een aanwijzing geven. Ik zal van die bevoegdheid gebruik maken indien het belang van de netbeheerder daarom vraagt. Daarnaast toetst de Energiekamer voortdurend of de voorgenomen investeringen van de netbeheerder voldoende zijn om zijn wettelijke taak uit te oefenen en of hij hiervoor voldoende financieringscapaciteit heeft.

De gesprekken met aandeelhouders hebben me gesterkt in de indruk dat de gezondheid van de netwerkbedrijven de volle aandacht van de aandeelhouders heeft. Uit mijn overleg met de aandeelhouders blijkt dat op dit moment sprake is van een structurele informatie-uitwisseling tussen de aandeelhouders en de besturen van de bedrijven waarbij de invulling van de splitsingsplannen uitgebreid onderwerp van gesprek is. De aandeelhouder is juist op dit moment actief betrokken bij de gemaakte keuzes, omdat in deze periode belangrijke beslissingen worden genomen over de verdeling van vermogensbestanddelen en werknemers over de beide bedrijven. Daarbij wordt tevens rekening gehouden met de verwachte toekomstige investeringen. De aandeelhouders hebben mij verzekerd dat zij zich bij al deze processen laten adviseren door onafhankelijke experts en dat ze verantwoording zullen afleggen in de desbetreffende gemeenteraden en Provinciale Staten. Tot slot hecht ik eraan te wijzen op de rol van de besturen bij de vormgeving van de splitsing. Het bestuur van de netbeheerder is immers ook gebaat bij een gezonde netbeheerder.

Alles overziend heb ik vertrouwen in de wijze waarop de publieke aandeelhouders invulling geven aan hun autonome publieke bevoegdheden en acht ik de combinatie van verantwoordelijkheden van zowel aandeelhouders en bestuurders van de energiebedrijven en het uitgebreide wettelijke instrumentarium voldoende om te zorgen dat er financieel gezonde netwerkbedrijven ontstaan.

4. Keuzes over toekomst van het publiek aandeelhouderschap in het productie-, handels- en leveringsbedrijf moeten zorgvuldig worden genomen

Na splitsing ontstaat een nieuwe situatie waarbij aandeelhouders voor een belangrijke keuze staan over de toekomst van het aandeelhouderschap van het productie-, handels- en leveringsbedrijf. Immers, de energiebedrijven krijgen de mogelijkheid om zich internationaal te ontplooien. Dat kan voordelen bieden. Ten eerste kan dit bijdragen aan één van de hoofddoelen van het energiebeleid: de totstandkoming van een volwassen Noordwest Europese markt. Grensoverschrijdende spelers zijn onlosmakelijk verbonden met zo’n grotere markt. Ten tweede zou consolidatie de energiebedrijven in staat kunnen stellen om allianties of fusies aan te gaan, indien ze dat wensen. Daarmee kunnen ze zelf afwegen of er profijt te behalen is uit schaalvoordelen of bundeling van inkoopmacht. Voor het kabinet is van belang dat, gegeven de toenemende internationale concurrentie op de Nederlandse markt, de Nederlandse energiebedrijven ook in de toekomst in staat blijven om te concurreren. Uiteindelijk zullen het de afnemers zijn die hiervan profiteren in de vorm van zo laag mogelijke tarieven. Overigens wijs ik erop dat op de huidige Nederlandse energiemarkt al diverse internationale spelers actief zijn. Meer dan de helft van de grootschalige productiecapaciteit is reeds in handen van internationale energiebedrijven. Kortom, het productie-, handels- en leveringsbedrijf opereert op een sterk dynamische markt. Het financiële risico van deze bedrijven is dan ook aanzienlijk hoger dan het risico van de huidige geïntegreerde bedrijven met de stabiele inkomsten uit het netwerkbedrijf.

Sommige aandeelhouders hebben in het licht van deze ontwikkelingen aangegeven een volledige of gedeeltelijke privatisering te overwegen als toekomstoptie. De aandeelhouders hebben daarbij een zelfstandige verantwoordelijkheid. Van hen mag worden verwacht dat zij zich rekenschap geven van het bredere publieke belang en daarover verantwoording afleggen. Alle aandeelhouders hebben aangegeven de borging van de publieke belangen in een mogelijke verkoop mee te wegen. De Commissie biedt hen mijns inziens hierbij een helder afwegingskader en de hoofdlijnen van een zorgvuldig ingericht proces. Een zorgvuldig proces bestaat in ieder geval uit een beslissing over de toekomst van aandeelhouderschap na een integrale afweging van alle gevolgen van de verschillende opties, en daarbij een beheerst verkoopproces waarbij met alle belangen rekening wordt gehouden.

Ik concludeer op basis van mijn gesprekken het volgende:

– De aandeelhouders delen het belang dat er geen overhaaste besluiten worden genomen. Daarbij is het van belang om eerst de beoordeling van het splitsingsplan af te wachten en daarna een eventueel besluit tot privatiseren te nemen. Immers, er kan maar één keer worden verkocht. Alleen de aandeelhouders van Eneco hebben aangegeven zich het recht voor te behouden om vooruitlopend op de beoordeling van de splitsingsplannen reeds een verkoopbeslissing te nemen. De aandeelhouders van Eneco hebben daarbij aangegeven dat zij bereid zijn elk besluit tevoren aan EZ voor te leggen;

– In het kader van de Code interbestuurlijke verhoudingen is een goede wederzijdse informatie-uitwisseling noodzakelijk over een eventueel besluit tot privatisering. Dat houdt in voor mij dat er geen onomkeerbare stappen worden genomen zonder goed voorafgaand overleg. De aandeelhouders van Nuon, Essent en Eneco hebben mij het belang van goed voorafgaand overleg bevestigd. Bij Delta is privatisering op dit moment niet aan de orde;

– In geval van verkoop vindt een beheerst verkoopproces plaats waarbij naast de verkoopopbrengst ook andere criteria een zwaarwegende rol spelen. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan aandacht voor de effecten op de Europese marktverhoudingen en de strategische visie van de overnemende partij op toekomstige investeringen in productiecapaciteit en duurzame energie. Zoals ook gemeld in mijn brief (Kamerstukken 2007–2008, 31 200 XIII, nr. 66) zijn zowel Nuon als Essent reeds op zoek naar een internationale partner.

Ik constateer dat in sommige gevallen de voorbereidingen voor besluitvorming zich in een gevorderd stadium bevinden. Ik zal daarom ook in nauw overleg met de bedrijven blijven. De gesprekken met de aandeelhouders geven mij vertrouwen dat in deze processen zorgvuldig zal worden gehandeld.

Tot slot wil ik ingaan op de aanbeveling van de Commissie over de wenselijkheid van aanvullend concentratietoezicht. De Commissie adviseert het Rijk te bezien of aanvullend concentratietoezicht wenselijk is, met name indien de overnemende partij onder buitenlandse politieke invloed staat. Ik wil hierbij benadrukken dat de publieke belangen in Nederland primair worden geborgd via aanvullende sectorale wet- en regelgeving (zie hiervoor ook de brief van 24 juni jl., Kamerstukken 2007–2008, 31 350, nr. 6), ongeacht of het hierbij gaat om binnenlands of buitenlands eigendom. Voor zover deze zorg toch reëel is, streef ik primair naar oplossingen op Europees niveau (Derde Elektriciteitsrichtlijn en Derde Gasrichtlijn). Daarnaast wordt, zoals is aangekondigd in de kabinetsnotitie staatsfondsen van 15 februari jl. (Kamerstukken 2007–2008, 31 350, nr. 1), nader gekeken naar het Britse model dat het mogelijk maakt om fusies, overnames en andere manieren van verwerving van zeggenschap in bepaalde gevallen te toetsen aan het publieke belang. In Duitsland heeft de regering recent een voorstel voor een soortgelijke toets gedaan. Momenteel wordt nog gewerkt aan het onderzoek. Ik zal uw Kamer hier zo spoedig mogelijk – naar verwachting in november – over informeren.

5. Gezamenlijk onderzoek naar de optimale inrichting netwerkbedrijven is gewenst

Na het voltooien van de splitsing van de geïntegreerde energiebedrijven, zal de kaart van Nederland gedekt zijn door meerdere onafhankelijke netwerkbedrijven. Deze bedrijven staan de komende jaren voor grote uitdagingen wat betreft investeringen, de introductie van slimme meters en de transitie naar een duurzame energiehuishouding. De Commissie ziet naast een stabiel reguleringsklimaat twee belangrijke stappen om het netwerkbedrijf in staat te stellen deze uitdagingen aan te gaan:

– Herstructurering en opschaling van de netwerkbedrijven;

– Professionalisering van het aandeelhouderschap.

De totstandkoming van een uniforme waarderingsmethode, die het eenvoudiger maakt aandelen en (delen van) netwerken over te dragen, kan hierbij in de visie van de Commissie behulpzaam zijn.

De gedachte om nu vanuit de belangen van de netwerkbedrijven te onderzoeken welke omvang, geografische spreiding en aandeelhoudersstructuur wenselijk is, spreekt mij zeer aan. Uit mijn gesprekken blijkt ook dat de aandeelhouders positief staan tegenover een dergelijk onderzoek. Meerdere aandeelhouders merkten op dat zij de herstructurering als opmaat zien naar één groot nationaal netwerkbedrijf. Ik deel het eindbeeld van één netwerkbedrijf vooralsnog niet. Ik vind het van belang om, in overleg met zowel de netwerkbedrijven als de aandeelhouders van de netwerkbedrijven, een optimale inrichting van de netwerken nader te bestuderen. De criteria die in een dergelijke analyse aan bod kunnen komen, zijn onder andere: de slagvaardigheid en bestuurlijke efficiëntie, de effectiviteit van het borgen van de publieke belangen, de efficiëntie van de bedrijfsvoering en het handhaven van een hoogwaardig netwerk en een hoog serviceniveau. Daarbij staat centraal dat een dergelijke herstructurering moet passen in de visie die decentrale overheden als aandeelhouders hebben op de netwerkbedrijven. Het kabinet sluit met het oog op het realiseren van deze doelen, en in het licht van de visie van decentrale aandeelhouders, een eventuele rijksparticipatie niet op voorhand uit.

Gezien het grote aantal aandeelhouders dat bij een dergelijk onderzoek betrokken is en het gevaar dat deze versnippering het proces zal vertragen, zie ik hierbij voor mijzelf een rol als aanjager of architect weggelegd. Ik zal in structureel overleg met de aandeelhouders treden en daarbij het initiatief nemen tot een onderzoeksgroep. Eventueel zou bij het onderzoek naar een optimale indeling ook de reeds opgedane kennis bij de Commissie goed kunnen worden aangewend. Daarentegen zie ik vooralsnog geen meerwaarde in het oprichten van een regiegroep, mede ingegeven door de reactie van de aandeelhouders: zij hebben mij in de gesprekken duidelijk gemaakt de meerwaarde van een regiegroep niet te zien.

Een belangrijk aandachtspunt bij een eventuele herordening in de netwerken is de effectiviteit van de regulering. Vergaande consolidatie van netwerkbedrijven kan leiden tot een afname van doelmatigheidsprikkels binnen de huidige systematiek van tariefregulering. Daarom zal ik de effectiviteit van de regulering nader onderzoeken in geval van fusies tussen netwerkbedrijven. Dit onderzoek zal worden meegenomen in de fundamentele beoordeling van de toekomstbestendigheid van het reguleringskader voor de gas- en elektriciteitsnetten.

6. Duidelijkheid over financiële verhoudingen is nodig

Het Rijk (in casu de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en de minister van Financiën) is in zijn rol als fondsbeheerder voor Gemeente- en Provinciefonds verantwoordelijk voor het bepalen van een adequate omvang en verdeling van de middelen van decentrale overheden in relatie tot hun taken. In die relatie tussen Rijk en decentrale overheden worden dividend- en verkoopopbrengsten van decentrale overheden uit energieaandelen ook bezien. De opbrengsten zijn onderdeel van de zogenoemde «overige eigen middelen» van gemeenten en provincies. De opbrengsten van verkoop zullen worden betrokken in de totale financiële verhoudingen tussen Rijk en decentrale overheden. De discussie omtrent de financiële verhoudingen is daarmee onderdeel van bredere kabinetsafweging en ziet niet alleen op de opbrengsten van energiebedrijven.

De bestemming of besteding van eventuele verkoopopbrengsten dient uiteraard te passen binnen de gebruikelijke criteria van de Wet Financiering Decentrale Overheden (Fido). Voor die decentrale overheden die bijvoorbeeld door verkoop van aandelen voor de vraag staan hoe om te gaan met grote vermogensoverschotten, zal een handreiking worden opgesteld. Deze handreiking geeft een aantal overwegingen ten aanzien van besteding en uitzetting, uitgaande van de daaraan door de wet Fido te stellen eisen. In deze handreiking zal nadrukkelijk ook aandacht worden geschonken aan mogelijkheden die het geïntegreerd middelenbeheer (schatkistbankieren) biedt om vrijkomende middelen op een risicoloze maar aantrekkelijke wijze te laten renderen.

Conclusie en vervolgstappen

De energievoorziening functioneert op dit moment goed. De publieke belangen betaalbaarheid, betrouwbaarheid en schoon worden geborgd middels wet- en regelgeving én publiek aandeelhouderschap van onafhankelijke netwerken. De sector staat wel voor belangrijke uitdagingen. Daarbij hebben het Rijk en de publieke aandeelhouders zowel een gezamenlijke als een eigen verantwoordelijkheid.

Ik constateer op basis van mijn gesprekken dat de aanstaande splitsing van de energiebedrijven door zowel de bedrijven als de aandeelhouders zorgvuldig wordt voorbereid. De inzet van de aandeelhouders is daarbij om na splitsing twee volwaardige gezonde bedrijven te realiseren. Er vindt een goede uitwisseling van informatie plaats en aandeelhouders laten zich bijstaan door onafhankelijke experts. Zoals aangegeven zal ik de splitsingsplannen kritisch beoordelen, waarbij een financieel gezonde netbeheerder mijn uitgangspunt is. Ik heb tevens een contra-expertise laten uitvoeren. Deze is mede aanleiding voor mij om een verdergaande explicitering van de aandeelhoudersverantwoordelijkheden te onderzoeken.

Voorts stel ik vast dat de aandeelhouders zich bewust zijn van hun publieke verantwoordelijkheid bij het bepalen van de toekomst van het productie-, handels- en leveringsbedrijf na splitsing en dat zij geen overhaaste besluiten zullen nemen. In dit verband is het van belang om eerst het splitsingsproces zorgvuldig af te ronden, en dan pas een eventueel besluit tot privatisering te nemen. Aandeelhouders hebben mij verzekerd bij een eventueel besluit tot privatisering een bredere belangenafweging te maken, waarover verantwoording aan de gemeenteraden en Provinciale Staten afgelegd zal worden. Het rapport vormt hiervoor een belangrijke leidraad. Tot slot zal ik in overleg met de bedrijven en de aandeelhouders de optimale inrichting van de netwerkbedrijven na splitsing nader bezien.

Ik heb er alle vertrouwen in, mede gebaseerd op hun gedrag tot nu toe, dat de aandeelhouders hun verantwoordelijkheid nemen. Gelet op de raakvlakken tussen de publieke aandeelhouders en het Rijk zal ik periodiek met de aandeelhouders blijven overleggen, niet alleen om zo goed mogelijk geïnformeerd te blijven, maar ook om hen inhoudelijk te ondersteunen bij het nemen van goed onderbouwde beslissingen en verschillende herstructureringsprocessen van de netwerkbedrijven waar nodig aan te jagen.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.