Kamerstuk 30424-8

Wijziging o.a. APPA inzake harmonisatie uitkeringsrechten en wijziging rechtspositie commissarissen van de Koning en de burgemeesters; Nota van wijziging

Dossier: Wijziging o.a. APPA inzake harmonisatie uitkeringsrechten en wijziging rechtspositie commissarissen van de Koning en de burgemeesters


nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 7 september 2006

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Het opschrift van het voorstel van wet komt te luiden:

Wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers en enige andere wetten in verband met de harmonisatie van de uitkeringsrechten en het onder de werking van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers brengen van de commissarissen van de Koning, de burgemeesters en de bestuurders van waterschappen

2

In artikel I, onderdeel S, wordt «en wethouders» vervangen door: , wethouders en bestuurders van waterschappen

3

In artikel I, onderdeel A, wordt «of wethouder» vervangen door: , wethouder of lid van het dagelijks bestuur van een waterschap.

4

Artikel I, onderdeel T, onder 3, komt te luiden:

3. Onder vernummering van het tweede lid tot vierde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

2. Deze afdeling is van overeenkomstige toepassing op waterschapsbesturen, met dien verstande dat wordt gelezen voor:

a. lid van gedeputeerde staten: lid van het dagelijks bestuur van een waterschap, waaronder de voorzitter;

b. provincie: waterschap;

c. provinciale staten: het algemeen bestuur van een waterschap;

d. gedeputeerde staten: het dagelijks bestuur van een waterschap.

3. Onder lid van gedeputeerde staten wordt voor de toepassing van deze afdeling en de daarop gebaseerde bepalingen verstaan de commissaris van de Koning of de gedeputeerde.

5

Artikel II komt te luiden:

De Wet privatisering ABP wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 2, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b, wordt na «staatssecretarissen,» ingevoegd: commissarissen van de Koning, en wordt na «gedeputeerden,» ingevoegd: burgemeesters,.

2. Onderdeel c komt te luiden:

c. leden van besturen van waterschappen;

6

Artikel III komt te luiden:

De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 6, eerste lid, onder a, wordt na «staatssecretaris,» ingevoegd «commissaris van de Koning, burgemeester,» en wordt na «deelgemeente,» ingevoegd «voorzitter van een waterschap,».

7

Artikel IV komt te luiden:

De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 6, eerste lid, onder a, wordt na «staatssecretaris,» ingevoegd «commissaris van de Koning, burgemeester,» en wordt na «deelgemeente,» ingevoegd «voorzitter van een waterschap,».

8

Na artikel IV worden twee artikelen ingevoegd, luidend:

ARTIKEL IVa

De Waterschapswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 32a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor het artikel wordt een «1.» geplaatst.

2. In de tweede zin van het eerste lid wordt na «vastgesteld naar» ingevoegd: op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

3. Er worden twee leden toegevoegd, luidend:

2. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend, ontvangen de leden van het algemeen bestuur als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van het waterschap.

3. Voordelen ten laste van het waterschap, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, genieten zij slechts voor zover het algemeen bestuur dit bij verordening bepaalt. De verordening behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten.

B

Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «volgens» ingevoegd: op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de leden van het dagelijks bestuur als zodanig geen inkomsten, in welke vorm ook, ten laste van het waterschap.

C

Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Voor zover dit niet bij de wet is geschied, worden voor de voorzitter bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld betreffende benoeming, schorsing, tijdelijk niet uitoefenen van zijn functie, en ontslag.

2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidend:

2. Voor zover dit niet bij de wet is geschied, worden op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de voorzitter bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld betreffende:

a. aanspraken in geval van ziekte;

b. bescherming bij de arbeid;

c. georganiseerd overleg over aangelegenheden zijn rechtspositie betreffende;

d. andere aangelegenheden zijn rechtspositie betreffende, die regeling behoeven.

3. In het derde lid wordt na «eerste lid» ingevoegd: en tweede lid.

ARTIKEL IVb

Artikel 2, eerste lid, van de Ambtenarenwet wordt als volgt gewijzigd:

1. Het onderdeel «de leden van dagelijkse besturen van waterschappen, met uitzondering van de voorzitters» wordt vervangen door: – de leden van dagelijkse besturen van waterschappen, waaronder de voorzitters.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het lid door een puntkomma, wordt na «gedeputeerden» ingevoegd: – burgemeesters.

9

In artikel V, onder A, wordt «of burgemeester» vervangen door: , burgemeester of voorzitter van een waterschap.

10

In artikel V, onder B, wordt «of een burgemeester» vervangen door: , een burgemeester of een voorzitter van een waterschap.

11

Aan artikel VI, eerste lid, wordt na onderdeel e een onderdeel toegevoegd, luidend:

f. artikel I, de onderdelen D, L en W, in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Toelichting

Algemeen

1. Strekking van de wijziging

Deze nota van wijziging regelt de uitkering bij werkloosheid en de pensioenaanspraken van de leden van het dagelijks bestuur van de waterschappen, waaronder de voorzitters. Voor politieke ambtsdragers zijn deze voorzieningen neergelegd in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). Momenteel vallen de voorzitters van de waterschappen onder de ABP-pensioenvoorziening en de sociale zekerheid van werknemers. Voor de andere leden van het dagelijks bestuur van waterschappen is in artikel 44 van de Waterschapswet de Appa van overeenkomstige toepassing verklaard. Zowel de voorzitters als de andere leden van het dagelijks bestuur worden nu rechtstreeks onder de werking van de Appa gebracht. Hiermee wordt de minister van BZK verantwoordelijk voor dit onderdeel van de rechtspositie van deze waterschapsbestuurders.

De voorzitters en de leden van de dagelijkse besturen van waterschappen hebben, daarin ondersteund door de Unie van Waterschappen, te kennen gegeven in te stemmen met de rechtstreekse werking van de Appa. Het overleg over de arbeidsvoorwaarden van waterschapsbestuurders zal in het vervolg dan ook plaatsvinden tussen de vertegenwoordigers van de waterschapsbestuurders en de minister van BZK.

2. Achtergrond

De inrichting van het waterschapsbestuur is in de Waterschapswet geregeld. Het bestuur bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter. In en krachtens de Waterschapswet is ook de rechtspositie van de leden van deze bestuursorganen geregeld. De minister van Verkeer en Waterstaat is, als verantwoordelijke voor de Waterschapswet, tevens verantwoordelijk voor de rechtspositie van de waterschapsbestuurders.

De laatste jaren heeft er een proces plaatsgehad van schaalvergroting van de waterschappen. Dit heeft tot gevolg dat de verantwoordelijkheden van de waterschapsbestuurder op een hoger niveau zijn komen te liggen. Dat geldt ook voor het overleg van de bestuurders met gemeenten en provincies over de vorm, inhoud en financiering van de waterhuishouding. De functie van dagelijks bestuurder van een waterschap heeft hierdoor een politiek-bestuurlijke dimensie gekregen.

Voorts heeft het kabinet aangekondigd bij de waterschapsverkiezingen een lijstenstelsel te introduceren, om de democratische legitimatie van het waterschapsbestuur te vergroten (Kamerstukken II, 2003/04, 29 428, nr. 1).

Door deze ontwikkelingen dragen de functies in de dagelijkse besturen van waterschappen steeds meer de kenmerken van een politiek ambt.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is verantwoordelijk is voor de rechtspositie van de politieke ambtsdragers op centraal en lokaal niveau. Dat betekent dat voor de waterschapsbestuurders die verantwoordelijkheid ook bij de minister van BZK moet komen te liggen. Bovendien bevordert de verantwoordelijkheid van één minister voor de rechtspositie van alle politieke ambtsdragers de eenheid in beleid op dit terrein. Voorts komt het de efficiëntie ten goede, omdat gewenste rechtspositionele wijzigingen voor alle politieke ambtsdragers op deze wijze tegelijkertijd kunnen worden beoordeeld en doorgevoerd. De verantwoordelijkheid van de minister van BZK betreft overigens uitsluitend de rechtspositie inzake beloning, loonderving, overleg en arbeidsomstandigheden. De bevoegdheden inzake benoeming, schorsing en ontslag van waterschapsbestuuurders blijven in handen van de minister van Verkeer en Waterstaat.

De wens om te komen tot een integrale verantwoordelijkheid voor de rechtspositie van politieke ambtsdragers blijkt ook uit de adviesopdracht die op 15 maart 2005 is verstrekt aan de commissie Rechtspositie politieke ambtsdragers (Dijkstal II). De minister van BZK vraagt de commissie in het advies over de beloningsstructuur voor politieke ambtsdragers ook aandacht te besteden aan de salarispositie van de waterschapsbestuurders. Gevraagd is naar een geëigend salarisniveau voor de verschillende groepen politieke ambtsdragers waaronder de waterschapsbestuurders. In het kabinetsstandpunt naar aanleiding van het advies1 heeft de minister van BZK vervolgens voorstellen gedaan voor de positionering van de waterschapsbestuurders in het salarisgebouw van de politieke ambtsdragers.

3. Voorstel door middel van nota van wijziging

Er is gekozen voor een nota van wijziging op het onderhavige wetsvoorstel om de wetswijzigingen die nodig zijn voor de overdracht van de verantwoordelijkheid voor de rechtspositie van waterschapsbestuurders van de minister van Verkeer en Waterstaat naar de minister van BZK, door te voeren. De reden voor deze vorm, en niet voor een eigenstandige wijzigingswet, is de vergelijkbaarheid van de positie van de waterschapsvoorzitters met de burgemeesters. Het kabinet vindt het een goede zaak als de overgang naar de Appa van burgemeesters en voorzitters van waterschappen gelijktijdig plaatsvindt. Dit wordt bereikt door invoeging in het reeds ingediende wetsvoorstel.

Artikelsgewijs

Onderdeel 1

Het opschrift van het wetsvoorstel is aangepast in verband met de toevoeging van een wijziging van de Waterschapswet en de Ambtenarenwet. De opsomming van de titels van de wetten is vervangen door de algemene aanduiding «enige wetten». De toevoeging «bestuurders van waterschappen» betreft de leden van de dagelijkse besturen, met inbegrip van de voorzitters. De eersten komen nu rechtstreeks en niet meer via de Waterschapswet onder de werking van de Appa te vallen.

Onderdelen 2 tot en met 4

De leden van de dagelijkse besturen van waterschappen worden ondergebracht in de vijfde afdeling van de Appa, de afdeling die betrekking heeft op de provinciale en gemeentelijke ambtsdragers. Op de plaatsen in de wet waar deze ambtsdragers worden genoemd, zijn de leden van de dagelijkse besturen toegevoegd. In voorkomende gevallen is de voorzitter van het waterschap, die eveneens lid is van het dagelijkse bestuur, apart vermeld.

Onderdelen 5 tot en met 7

Op gelijke wijze als in het wetsvoorstel is gebeurd ten aanzien van commissarissen van de Koning en burgemeesters, worden de Wet privatisering ABP, de Werkloosheidswet en de Ziektewet aangepast aan het onder de werking van de Appa brengen van de voorzitters van waterschappen.

Onderdeel 8

Artikel IVa Onderdelen A onder 2, B onder 1, en C

Met betrekking tot de bestaande delegatie in de Waterschapswet voor het vaststellen van algemene maatregelen van bestuur op het terrein van de rechtspositie van waterschapsbestuurders, wordt verduidelijkt dat de voordracht daartoe geschiedt door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Onderdelen A onder 3 en B onder 2

De rechtspositie van de leden van het algemeen bestuur en van de leden van het dagelijks bestuur van een waterschap komen al in hoge mate overeen met de rechtspositie van gemeenteraadsleden, respectievelijk van wethouders in een gemeente. Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om nog ontbrekende bepalingen uit de Gemeentewet die gelden voor gemeenteraadsleden en wethouders op te nemen in de Waterschapswet. Het betreft de bepalingen dat dezen geen andere inkomsten van de gemeente ontvangen dan hetgeen hen bij of krachtens de wet is toegekend. Voorgesteld wordt dat overeenkomstige bepalingen ook gelden voor leden van het algemeen bestuur van een waterschap (artikel 32a) en voor de leden van het dagelijks bestuur (artikel 44).

Het voorgestelde tweede lid van artikel 44 van de Waterschapswet vervangt het huidige tweede lid van dat artikel. Daarin is geregeld dat de Appa van overeenkomstige toepassing is op de leden van het dagelijks bestuur van een waterschap. Deze bepaling kan vervallen nu deze bestuurders rechtstreeks onder de werking van de Appa komen (zie onderdeel 3).

Hiermee vervalt ook de huidige bepaling in artikel 44, tweede lid, dat van de overeenkomstige toepassing van de Appa zijn uitgesloten de leden van het dagelijks bestuur die reeds overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP zijn. Dat laatste wil zeggen dat zij voor hun pensioen aangesloten zijn bij het ABP. Hoewel de bepaling algemeen is geformuleerd, ziet deze bepaling uitsluitend op de leden van het dagelijks bestuur die de functie bekleden van voorzitter van een waterschap. Deze zijn immers uit hoofde van hun rechtspositie bij het ABP aangesloten. De uitzonderingsbepaling voorkwam dat zij dubbele pensioenaanspraken opbouwden. Nu voorgesteld wordt ook de voorzitters onder de werking van de Appa te brengen, is de uitzonderingsbepaling niet meer nodig.

Artikel IVb

De eerste wijziging van artikel 2, eerste lid, van de Ambtenarenwet betreft de uitzondering die deze wet maakt voor een aantal categorieën functionarissen op wie titel III van de Ambtenarenwet niet van toepassing is. Titel III bevat de bepalingen van materieel recht voor ambtenaren. Nu de voorzitters van de waterschappen onder de werking van de Appa gebracht worden, moeten ze worden uitgezonderd van de toepassing van titel III. Het materiële recht van de voorzitters is en wordt immers gebaseerd op de Waterschapswet en op de Appa.

De tweede wijziging van artikel 2, eerste lid, betreft het herstel van een verzuim. De burgemeesters worden in het wetsvoorstel onder de werking van de Appa gebracht. Zij moeten om dezelfde reden als hiervoor genoemd voor de voorzitters van de waterschappen, uitgezonderd worden van de toepassing van titel III van de Ambtenarenwet. Hun materiële rechtspositie is gebaseerd op de Gemeentewet en de Appa.

Onderdelen 9 en 10

Op gelijke wijze als geldt voor Commissarissen van de Koning en burgemeesters, is het overgangsrecht met betrekking tot de voor pensioen meetellende diensttijd (artikel V, onder A) en de berekening van het nabestaandenpensioen (artikel V, onder B) van toepassing op voorzitters van waterschappen.

Onderdeel 11

Voorgesteld wordt om het tijdstip van inwerkingtreding van de bepalingen inzake de verplichting werk te zoeken, het recht op outplacementvoorziening en het treffen van sanctiemaatregelen bij koninklijk besluit vast te stellen. In het oorspronkelijke voorstel is het inwerkingtredingstijdstip gekoppeld aan de dag van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet is geplaatst.

De reden voor de wijziging van het tijdstip van inwerkingtreding is de volgende. De betreffende bepalingen bevatten een grondslag voor het treffen van algemene maatregelen van bestuur. Daarin worden regels gesteld over de activiteiten die noodzakelijk zijn om aan de verplichtingen te voldoen, over de outplacementvergoeding en over de sancties bij het niet voldoen aan de verplichtingen. Het is van belang dat de uitvoering van deze onderwerpen op orde is als de wet en de algemene maatregelen van bestuur in werking treden. Daarbij speelt een rol het karakter van reïntegratiemaatregelen: persoonlijk contact, per persoon verschillende omstandigheden, beoordeling van het nakomen van verplichtingen en het nemen van sanctiemaatregelen. Ik hecht er aan dat de uitvoering daarvan zorgvuldig en onafhankelijk plaatsvindt.

Er is aanvankelijk rekening mee gehouden dat de inwerkingtreding van de wet plaats zou vinden medio 2007. De inwerkingtreding van de algemene maatregelen van bestuur zijn ook voor dat tijdstip gepland. Ook de opzet van de uitvoering is daarom thans nog in de opbouwfase. Nu, gezien het uitschrijven van verkiezingen op 22 november 2006, de inwerkingtreding van de wet mogelijk op een eerder tijdstip valt, is het niet mogelijk om de uitvoering ook al op dat tijdstip gereed te hebben. Uiteraard blijft een zo snel mogelijke inwerkingtreding van de reïntegratiebepalingen het streven.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes