De hack op een lab van Bevolkingsonderzoek Nederland |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
van Marum , Judith Tielen (VVD), Tieman |
|
![]() |
Wat is de stand van zaken omtrent de maatregelen die u aankondigt in uw recente Kamerbrief over het datalek bij het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker?1 Zijn alle gedupeerden van de hack inmiddels op de hoogte dat hun gegevens zijn gelekt?
Ik betreur het dat zoveel mensen in Nederland getroffen zijn door deze hack. Extra erg is het dat niet bekend is of alles nu bekend is. Zo hebben we, zoals ik in mijn brief van 1 september 2025 aan uw Kamer heb laten weten, wij tot onze spijt moeten constateren dat er nog meer deelnemers dan in eerste instantie gedacht, door de hack getroffen zijn.2 Dit gaat om circa 230.000 mensen extra en het is niet uit te sluiten dat het hierbij blijft. In reactie op dit nieuws heeft Bevolkingsonderzoek Nederland (BVO NL) besloten om alle deelnemers van wie gegevens met het betreffende laboratorium zijn gedeeld, te informeren. Dat gaat om 941.000 deelnemers die naar verwachting half september worden geïnformeerd. Onder hen zitten ook de 485.000 mensen van wie al eerder bekend was dat zij waren getroffen door deze hack, en waarvan de meesten in de week van 18 augustus hierover een brief van BVO NL hebben ontvangen. Deze groep ontvangt dus opnieuw een brief. De tweede brief bevat informatie over welke gegevens door BVO NL zijn gedeeld met het laboratorium, hoe misbruik herkend en voorkomen kan worden en waarom BVO NL bepaalde gegevens gebruikt.
In de brief aan uw Kamer van 11 augustus 2025 zijn verschillende maatregelen aangekondigd met als doel de impact van de hack te beperken.3 In de brief van 1 september 2025 zijn de aanvullend getroffen maatregelen beschreven. Het belangrijkste is dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt uit de verschillende onderzoeken naar hoe deze hack heeft kunnen plaatsvinden en op welke wijze verdere maatregelen ter bescherming van dataveiligheid nodig zijn. Zodra relevante uitkomsten van de onderzoeken bekend zijn, zal ik uw Kamer daarover informeren.
Is het duidelijk welke gegevens er van de 485.000 gedupeerden precies buitgemaakt zijn? Gaat u hen direct informeren over welke gegevens per persoon zijn buitgemaakt of al zijn gelekt?
Welke gegevens van de getroffenen van de hack precies bemachtigd zijn, is op individueel niveau nu nog niet te zeggen. Indien hier meer duidelijkheid over komt, wordt bekeken hoe deelnemers hier zo goed mogelijk over geïnformeerd kunnen worden. BVO NL weet inmiddels wel op persoonsniveau welke gegevens er per deelnemer met het laboratorium zijn gedeeld en zal alle getroffenen daarover nader informeren, ook de getroffenen die in de week van 18 augustus al een brief
ontvangen hebben. Deze brieven worden naar verwachting halverwege september verstuurd. Ik heb uw Kamer in mijn brief van 1 september 2025 ook geïnformeerd over welke gegevens door BVO NL met het laboratorium zijn gedeeld.
Hoe borgt u dat de communicatie richting burgers begrijpelijk, meertalig en toegankelijk is? Kunt u bovendien garanderen dat trans- en non-binaire personen die zijn gedupeerd met de juiste of een neutrale aanhef worden aangeschreven?
Er wordt door BVO NL extra aandacht besteed aan de begrijpelijkheid van de brieven die medio september worden verzonden. De signalen en feedback hierover op de brieven die in de week van 18 augustus zijn verzonden, worden meegenomen in deze nieuwe ronde brieven. BVO NL betrekt hierin ook het RIVM. Het RIVM werkt al langer aan het vergroten van de toegankelijkheid van de bevolkingsonderzoeken naar kanker en kan die expertise dus goed inbrengen. Ik heb ook een brief ontvangen van de Nationale ombudsman over informatievoorziening rond de hack. Ik heb deze brief gedeeld met BVO NL, zodat zij met de suggesties en opmerkingen van de ombudsman aan de slag kunnen voor deze nieuwe ronde brieven. Ook ga ik op basis van de brief van de ombudsman in gesprek met de betrokken partijen om samen te bepalen welke aanvullende acties mogelijk zijn.
De brieven van BVO NL worden alleen in het Nederlands opgesteld, omdat BVO NL niet weet wie welke taal spreekt. BVO NL zal de brieven wel in het Nederlands en Engels op hun website plaatsen. Wat betreft de aanhef in de reeds verzonden brieven, geldt dat BVO NL zich realiseert dat de woordkeuze («mevrouw») niet de ervaring en identiteit vertegenwoordigt van iedereen in de doelgroep van het bevolkingsonderzoek. Om die reden wordt voor de nieuwe ronde brieven verkend welke technische mogelijkheden er zijn om de aanhef meer op maat te kiezen. Mocht dit niet mogelijk zijn, zal BVO NL hier op een alternatieve manier aandacht aan besteden in de brief.
Kunt u nader ingaan op de directe gevolgen van het lek voor de gedupeerden? Hoe wordt hun gestolen data vermoedelijk gebruikt?
De grootste risico’s van de hack bij het laboratorium voor burgers zijn phishing en identiteitsfraude.
Door phishing in e-mails, per sms of telefoon kunnen criminelen proberen burgers te verleiden tot het delen van wachtwoorden of geven van informatie. Een andere mogelijkheid is dat door op een link te klikken malware wordt geïnstalleerd op de computer, telefoon of het netwerk. Dit kan leiden tot schade aan IT-systemen, tot spionage of tot nieuwe datadiefstal.
Wanneer criminelen beschikken over persoonsgegevens kunnen ze zich voordoen als iemand anders en identiteitsfraude plegen.
Hoeveel burgers hebben contact opgenomen met het klantcontactcentrum van Bevolkingsonderzoek Nederland? Is er voldoende capaciteit om vragen en zorgen goed af te handelen? Zo niet, bent u bereid hier middelen voor vrij te maken?
Er komen begrijpelijkerwijs veel vragen binnen bij het klantcontactcentrum van BVO NL. Het betreft circa 80 tot 400 telefoontjes per dag, en circa 2.000 ontvangen e-mails in de periode tot en met 1 september 2025. De hoeveelheid vragen op een dag is afhankelijk van de actualiteiten, zoals berichtgeving in de media. De capaciteit bij het klantcontactcentrum is opgeschaald. Er is op dit moment voldoende capaciteit om de vragen aan te kunnen. Het klantcontactcentrum is uitgebreid met een speciale informatielijn (0800-1617) met specialisten op het gebied van crisistelefonie.
Mijn prioriteit is om BVO NL in staat te stellen om de gevolgen van de hack zo goed als mogelijk te beperken voor alle betrokkenen. Op dit moment is er geen zicht op of dit financiële gevolgen heeft voor VWS en/of de uitvoeringsorganisaties.
Welke maatregelen kunnen gedupeerden treffen om zich te beschermen tegen misbruik van hun gegevens? Hoe gaat u direct met hen communiceren om daarin te helpen?
Het advies voor de mensen die een brief van BVO NL hebben gekregen dat hun gegevens onderdeel zijn geweest van de hack bij het laboratorium, is om extra alert te zijn op vreemd gebruik van persoonlijke gegevens. Het gaat dan met name om nepmail, neptelefoontjes, vreemde sms-berichten of misbruik van persoonsgegevens (identiteitsfraude). Op de website van de Rijksoverheid wordt meer informatie gegeven hoe deze situaties herkend kunnen worden en hoe hiervan melding gedaan kan worden. Bij vragen, ongerustheid en/of andere opmerkingen kunnen deelnemers terecht bij het klantcontactcentrum van BVO NL.
Met hoeveel zekerheid kunt u zeggen dat de gestolen gegevens daadwerkelijk niet verder worden verspreid of verkocht? Hoe monitort u de verdere verspreiding van deze gegevens om in kaart te brengen wie de gelekte gegevens mogelijk in handen hebben?
Ik heb geen zekerheid over wat criminelen met de gegevens doen die zij hebben buitgemaakt. Zodra persoonsgegevens eenmaal op het dark web zijn beland, is het in de praktijk bijzonder lastig, zo niet onmogelijk, om deze volledig te laten verwijderen. Het dark web betreft een afgeschermd deel van het internet waar informatie vaak anoniem wordt gedeeld en waar activiteiten lastig tot niet te traceren zijn. Z-CERT heeft aangegeven dat er tijdelijk een deelverzameling is gepubliceerd op het dark web. Deze deelverzameling kan in de periode dat deze online stond, door anderen ingezien of gekopieerd zijn. De gehele dataset die in handen zou zijn gekomen van de hackergroep kan op een later moment ook alsnog door hen misbruikt worden.
Politie en OM doen onderzoek naar de hack bij het laboratorium. Ik hoop dat de daders gevonden worden en de gestolen dataset gewist wordt.
Z-CERT monitort of de data (opnieuw) op het darkweb verschijnt en onderneemt in dat geval actie.
Kunt u aangeven of de verwerkersovereenkomsten2 tussen Bevolkingsonderzoek Nederland en Clinical Diagnostics volledig op orde waren? Bent u bereid deze overeenkomsten (geanonimiseerd) met de Kamer te delen?
Op grond van de AVG is het sluiten van een verwerkersovereenkomst verplicht als een verwerking namens en in opdracht van een verwerkingsverantwoordelijke wordt verricht door een verwerker. Een verwerkersovereenkomst moet in ieder geval afspraken bevatten over de onderwerpen die de AVG voorschrijft. Die onderwerpen betreffen onder meer de aard, het doel en de duur van de verwerking. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) houdt toezicht op de naleving van deze verplichtingen uit de AVG. Indien in dit concrete geval een verplichting bestond om een verwerkingsovereenkomst te sluiten, is het aan de AP om te beoordelen of de inhoud daarvan aan de eisen van de AVG voldoet. De AP is reeds een onderzoek gestart.
Kunt u aangeven of er toezicht is geweest op het technisch voldoen aan minimale beveiligingseisen3 om de basisbeveiliging te borgen? Zo ja, hoe is het bij de hack alsnog verkeerd gegaan? Zo niet, gaat u naleving alsnog verplichten en de organisaties hierbij helpen?
De diverse aspecten waarnaar gevraagd wordt, moeten blijken uit de verschillende lopende onderzoeken naar de hack en het datalek dat daarop volgde.
In het algemeen geldt dat op het gebied van de informatiebeveiliging in de zorg er sectorspecifieke wet- en regelgeving is (onder andere de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz) en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz)). De IGJ is belast met het toezicht op de naleving van die wet- en regelgeving. Zorgorganisaties zijn verantwoordelijk voor de implementatie van technische maatregelen en de controle daarop.
De IGJ heeft mij laten weten dat dit laboratorium nog niet eerder bezocht is in het kader van informatieveiligheid. De IGJ heeft inmiddels aangekondigd onderzoek te doen bij het laboratorium en is voornemens om mede naar aanleiding van dit incident extra aandacht te besteden aan informatiebeveiliging bij medische laboratoria. Risico’s zoals deze blijken uit dit incident, worden eveneens meegenomen in het toezicht bij andere zorgaanbieders en andere zorgsectoren.
Daarnaast geldt dat de Minister van Justitie en Veiligheid het wetsvoorstel Cyberbeveilingswet (Cbw) op 2 juni 2025 aanhangig heeft gemaakt in uw Kamer. Dit wetsvoorstel zal, indien beide Kamers der Staten-Generaal daarmee instemmen, ook gaan gelden voor zorgaanbieders in Nederland die voldoen aan de eisen voor wat betreft de omvang van de organisatie. Deze zorgaanbieders en zorgketenorganisaties krijgen met de Cbw een zorgplicht met betrekking tot informatieveiligheid. Deze zorgplicht geldt ook voor uitbestede diensten. Daarnaast komt er een incidentmeldplicht richting de toezichthouder IGJ en richting Z-CERT, die ondersteuning geeft aan en een actieve waarschuwingsdienst opzet voor deze zorg- en zorgketenorganisaties (met name op het gebied van scanning en dreigingsanalyse). Voornoemde meldplicht aan de IGJ en Z-CERT bestaat in de huidige situatie nog niet. Ook de handhavingsmogelijkheden onder de Cbw gaan verder dan onder de Wabvpz.
Bent u bereid om de NEN 7510, ISAE 3000 en vergelijkbare standaarden standaard op te nemen in de inkoopeisen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Ziet u dit als een noodzakelijke stap om beter inzicht te krijgen in de cyberveiligheid van betrokken organisaties?
Ja. Het Ministerie van VWS hanteert bij de inkoop en uitbesteding van ICT-diensten het rijksbrede normenkader voor informatiebeveiliging, de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO). De BIO is gebaseerd op internationale standaarden, zoals ISO/IEC 27001 en ISO/IEC 27002 en bevat specifieke aanvullende overheidsmaatregelen.
Voor leveranciers die persoonsgegevens verwerken geldt aanvullend de norm NEN 7510. Deze norm is wettelijk verankerd in de zorgsector en kan door VWS contractueel worden verlangd van leveranciers die dergelijke gegevens verwerken.
Daarnaast wordt bij contracteren, waar passend, gevraagd om assurance-rapportages, bijvoorbeeld de ISAE 3000 of SOC-rapporten, waarmee leveranciers aantoonbaar maken dat zij de gestelde beveiligingsmaatregelen in de praktijk hebben ingericht en effectief laten functioneren.
In lijn met de aankomende Cyberbeveiligingswet (implementatie van NIS2) en de BIO 2.0 wordt leveranciersmanagement verder versterkt, onder meer door het stellen van expliciete eisen aan ketenbeveiliging, incidentmeldingen en onafhankelijke toetsing. Hiermee wordt geborgd dat VWS zijn verantwoordelijkheid neemt voor de beveiliging van uitbestede processen en de bescherming van gegevens in de zorg- en Rijkscontext.
Welke concrete eisen gaat u stellen aan dataminimalisatie en -retentie bij bevolkingsonderzoeken en laboratoria, zoals tokenisatie, pseudonomisering en kortere bewaartermijnen?
Het is van groot belang dat bij de verwerking van bijzondere persoonsgegevens zoals medische persoonsgegevens, aan de wettelijke vereisten wordt voldaan. Het gaat in ieder geval om de beginselen inzake de verwerking van persoonsgegevens die zijn neergelegd in artikel 5 AVG (o.a. rechtmatigheid, transparantie, doelbinding en het principe van dataminimalisatie). Aanvullende (informatiebeveiligings)normen gelden ingeval van verwerking van persoonsgegevens met een hoog risico voor rechten en vrijheden van burgers. Het is aan de organisatie die verantwoordelijk is voor verwerking van persoonsgegevens (de verwerkingsverantwoordelijke) om aan te tonen dat zij voldoet aan de toepasselijke normen en uiteindelijk aan de AP om te beoordelen of dat het geval is (geweest). Dat geldt dus ook voor bevolkingsonderzoeken en laboratoria.
Wanneer verwacht u de uitkomsten van de aangekondigde onderzoeken door Bevolkingsonderzoek Nederland, de RIVM en de Autoriteit Persoonsgegevens? Welke duidelijkheid moeten deze onderzoeken verschaffen?
BVO NL laat verschillende onderzoeken uitvoeren met als doel om:
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 1 is het belangrijk dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt op basis van de verschillende onderzoeken. Op dit moment is er nog geen precieze planning te geven. Op het moment dat dat wel het geval is, zal uw Kamer daarover geïnformeerd worden. Ook de AP en de IGJ kunnen nog niet aangeven wanneer hun onderzoeken gereed zijn, omdat niet te voorzien is wat ze tegenkomen en waar nader onderzoek naar nodig is.
Hoe zorgt u ervoor dat organisaties leren van de hack en de uitkomsten van alle onderzoeken worden gebruikt om de bescherming van persoonsgegevens bij essentiële organisaties feitelijk te verbeteren? Via welke structuren gaat u deze kennisuitwisseling faciliteren?
Digitale veiligheid vormt een essentieel aandachtspunt vormt voor de gehele maatschappij. In (bestuurlijke) gesprekken met partners uit het veld wordt dataveiligheid door het Ministerie van VWS actief onder de aandacht gebracht. In het zorgveld zijn een aantal manieren om te leren van incidenten:
Heeft u meer organisaties geïdentificeerd die op eenzelfde manier kwetsbaar zijn voor een hack van zo’n ordegrootte? Welke concrete maatregelen neemt u om hun cyberveiligheid in orde te brengen zodat een soortgelijk datalek niet meer kan gebeuren?
Ik heb op dit moment geen signalen dat andere organisaties ook kwetsbaar zijn voor een hack zoals bij dit laboratorium heeft plaatsgevonden. Zorgaanbieders zijn in de eerste plaats zelf wettelijk verantwoordelijk voor hun informatieveiligheid en het voorkomen van datalekken. Dat neemt niet weg dat ik me ook inzet voor het verkleinen van de risico's en de impact hiervan. Dit doe ik door te zorgen voor meer bewustwording met het programma informatieveilig gedrag in de zorg, duidelijke normen en kaders te stellen en door hulpmiddelen aan te bieden om deze te implementeren. Daarnaast biedt Z-CERT gespecialiseerde ondersteuning aan zorgaanbieders. Z-CERT monitort continu de systemen die benaderbaar zijn via het internet van de bij hen aangesloten zorgaanbieders en informeert deze zorgaanbieders over mogelijke risico’s in hun cyberbeveiliging. Daarnaast adviseert Z-CERT zorg- en zorgketenorganisaties over maatregelen die de cyberweerbaarheid verhogen en stelt adviezen hiervoor op hun website beschikbaar. Zo zijn onder meer de tien belangrijkste maatregelen tegen ransomwaredreiging op hun website geplaatst.
Kunt u deze vragen los van elkaar en zo snel mogelijk beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het rapport van de WODC over huwelijksdwang, achterlating en vrouwelijke genitale verminking |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
David van Weel (minister , minister ) , Daniëlle Jansen (NSC) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Over Grenzen» van de WODC over huwelijksdwang, achterlating en vrouwelijke genitale verminking?1
Ja.
Deelt u de conclusie uit het rapport waarin wordt geconstateerd dat de huidige aanpak tegen schadelijke praktijken in Nederland «tekortschiet»? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het belangrijk om de conclusies en aanbevelingen van het rapport «Over grenzen – Een rechtsvergelijkend onderzoek naar preventieve beschermingsbevelen bij huwelijksdwang, achterlating en vrouwelijke genitale verminking» in onderlinge samenhang te bestuderen en daar op te reageren. Het rapport is als bijlage bij de brief voortgang aanpak femicide2 op 10 juli aan uw Kamer aangeboden. In deze brief is toegezegd dat de beleidsreactie op het rapport dit jaar naar uw Kamer wordt gezonden. In deze beleidsreactie zal op alle conclusies en aanbevelingen nader worden ingaan.
Gaat u de aanbevelingen van dit rapport overnemen en in beleid omzetten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Neemt u de eerste aanbeveling over, waarin wordt gevraagd om te investeren in signalering, risico-inschatting en ketensamenwerking? Gaat u hier ook middelen voor beschikbaar stellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Neemt u de aanbeveling over om civielrechtelijke beschermingsbevelen in te voeren naar Brits voorbeeld? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Gaat u de aanbeveling over het verbeteren van het kader voor ondersteuning, bescherming en handhaving opvolgen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke manier gaat u invulling geven aan de aanbeveling om uitsluiting, wantrouwen en discriminatie door maatregelen tegen schadelijke praktijken tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid het oproepen tot of verheerlijken van vrouwelijke genitale verminking expliciet strafbaar te stellen in het wetboek van strafrecht? Zo nee, waarom niet?
Vrouwelijke genitale verminking is in Nederland strafbaar als (zware) mishandeling. Het in het openbaar oproepen tot en verheerlijken van vrouwelijke genitale verminking is op dit moment in voorkomende gevallen eveneens al strafbaar, namelijk als anderen daarmee worden aangespoord tot het toebrengen van zulke genitale verminking. In dat geval kan immers sprake zijn van opruiing (artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht (Sr)) of het aanzetten tot geweld tegen vrouwen wegens hun geslacht (artikel 137d Sr). Verder is het dwingen van vrouwen en meisjes om genitale verminking te ondergaan strafbaar (artikel 284 Sr). Momenteel wordt gewerkt aan een implementatiewetsvoorstel ter uitvoering van de EU-richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Richtlijn EU 2024/1385). Met dat wetsvoorstel zal onder meer de verplichting uit die richtlijn om degene die een vrouw of meisje ertoe dwingt of beweegt om vrouwelijke genitale verminking te ondergaan (of daar een poging toe doet) strafbaar te stellen, worden geïmplementeerd. Daarmee wordt eveneens uitvoering gegeven aan de door Uw Kamer aangenomen motie-Eerdmans om verheerlijking en propaganda van vrouwelijke genitale verminking strafbaar te stellen (Kamerstukken II 2024/25, 29 279, nr. 961 en Handelingen II 2024/25, nr. 89, item 3, p. 9). Hierdoor worden ook degenen die vrouwen of meisjes – ook zonder dat sprake is van dwang – (proberen) over te halen om zich te onderwerpen aan vrouwelijke genitale verminking, strafbaar.
Bent u inmiddels wel bereid uitvoering te geven aan de aangenomen motie Dobbe c.s. om hersteloperaties voor vrouwelijke genitale mutilatie uit te zonderen van het eigen risico?2 Zo nee waarom niet?
In de beantwoording op eerdere Kamervragen van 7 februari 20254 heeft de toenmalige Minister van VWS aangegeven dat de motie samenhangt met de uitvoering van het amendement van de leden Raemakers en Bergkamp. In dit amendement zijn eenmalig middelen beschikbaar gesteld om – bij wijze van pilot – vrouwen die een hersteloperatie ondergaan in het geval van genitale verminking, uit te zonderen van het eigen risico.
Op dit moment lopen de gesprekken om een bestaand onderzoek naar de veiligheid en effectiviteit van hersteloperaties bij genitale verminking uit te breiden. Hierbij zullen vrouwen die een hersteloperatie ondergaan worden uitgezonderd van het eigen risico, om zo inzichtelijk te krijgen of en in hoeverre het eigen risico, maar ook andere factoren zoals schaamte- en schuldgevoelens een drempel vormen om een hersteloperatie te ondergaan. Met de opgedane inzichten kunnen vervolgens gepaste maatregelen worden getroffen om te zorgen dat deze vrouwen indien gewenst deze zorg kunnen krijgen.
De verwachting is dat dit onderzoek tot in 2027 doorloopt. Daarmee wordt vooralsnog uitvoering aan de motie gegeven. De resultaten van het onderzoek kunnen vervolgens worden benut voor een definitieve oplossing.
De schriftelijke vragen van 18 april 2025 (2025Z07899) over Mohammed B. |
|
Geert Wilders (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met de schriftelijke vragen die de PVV op 18 april 2025 heeft ingediend naar aanleiding van het bericht dat Mohammed B. weer op vrije voeten is en aanwezig was bij een sit-in?1
Ja, daar ben ik bekend mee.
Waarom heeft u deze vragen na 102 dagen nog steeds niet beantwoord?
De beantwoording van de Kamervragen is vertraagd doordat er afstemming nodig was met verschillende (keten)partners. Dit was noodzakelijk om tot een volledige beantwoording van de vragen te komen. De afstemming vergde meer tijd dan vooraf was ingeschat, waardoor de beantwoording later is verstuurd dan de gebruikelijke termijn.
Bent u bekend met de uitspraak van de rechter in de Jodenjacht-zaak, waarin Mohammed B. is veroordeeld en waarbij hij 19 dagen voorwaardelijk opgelegd heeft gekregen?2
Ja, ik ben bekend met deze uitspraak.
Deelt u de mening dat het openlijk verheerlijken van de terroristische organisatie Hamas met leuzen en een zichtbaar «Hamas-beweging»-embleem, het herhaaldelijk deelnemen aan illegale demonstraties en het aanvallen van de aanhoudingseenheid van de politie op 27 juli 2025 in Amsterdam wél degelijk strafbare feiten zijn, en dat hij dus per direct opgepakt dient te worden, vervolgd moet worden en onmiddellijk zijn voorwaardelijke straf moet uitzitten? Zo nee, waarom niet?3 4 5 6
Het is aan het Openbaar Ministerie om eventuele strafbare feiten te onderzoeken en te bepalen of verdachten worden vervolgd. Daarna is het aan de rechter om te oordelen over de zaak. In algemene zin is het kabinet voornemens om het openlijk betuigen van steun aan terroristische organisaties en het verheerlijken van terrorisme strafbaar te stellen, beide met een hoog strafmaximum. Het wetsvoorstel hiertoe is in openbare consultatie gegeven, die inmiddels is gesloten. Nadat de consultatieadviezen zijn verwerkt, zal het wetsvoorstel voor advies worden voorgelegd aan de Raad van State.
Wanneer stelt u paal en perk aan antisemitisch geweld en wordt deze Syriër met Palestijnse achtergrond het Nederlandse paspoort of verblijfstitel afgenomen en het land uitgezet?
In algemene zin veroordeelt het kabinet alle vormen van antisemitisme en antisemitisch geweld in de samenleving. Mede daarom heeft het kabinet de strategie bestrijding antisemitisme opgesteld, die op 22 november 2024 naar uw Kamer is verzonden.7 In de strategie wordt een breed pakket van maatregelen aangekondigd om antisemitisme te bestrijden op alle terreinen waar het zich voordoet. Op 4 juli jl. heeft uw Kamer een voortgangsbrief ontvangen over de stand van zaken van deze maatregelen.
Kunt u deze vragen en de vragen van 18 april 2025 zo spoedig mogelijk beantwoorden, en in elk geval vóór eind augustus?
De vragen zijn binnen de reguliere termijn beantwoord.
De staat van lhbti-acceptatie in het onderwijs en scherper toezicht daarop |
|
Thom van Campen (VVD), Ilana Rooderkerk (D66), Annemarie Heite (NSC), Lisa Westerveld (GL) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Klopt het dat het laatste thematische onderzoek van de Onderwijsinspectie naar seksuele diversiteit en seksuele voorlichting uit 2020 stamt? Wat is sindsdien gedaan om deze thematiek te monitoren?
Het themaonderzoek «Burgerschapsonderwijs en het omgaan met verschil in morele opvattingen» uit 2020 is een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) en geeft een aanvullend stelselbeeld op het scholentoezicht. Het onderzoek richtte zich op de vraag hoe duidelijk de ruimte is die onderwijsvrijheid geeft om eigen visies op maatschappelijke thema’s uit te dragen en waar de grenzen daarvan liggen. Seksuele diversiteit was één van de onderwerpen die aan bod kwamen. De uitkomsten gaven destijds geen aanleiding tot nader onderzoek. Het huidige toezicht op scholen en het accent daarin op burgerschap en sociale veiligheid geeft een goed beeld van de stand van zaken van de naleving van wettelijke eisen betreffende seksuele diversiteit.
Sinds 2020 zijn er verschillende onderzoeken uitgevoerd die betrekking hebben op seksuele diversiteit op scholen. Eén daarvan is de Landelijke Veiligheidsmonitor, die periodiek de sociale veiligheid op scholen in kaart brengt in opdracht van mijn ministerie.1 Dit onderzoek monitort de veiligheid van lhbt leerlingen in het funderend onderwijs. Daarnaast biedt het rapport «Opvattingen over seksuele en genderdiversiteit in Nederland en Europa 2022» van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) inzicht in de opvattingen over homo- en biseksualiteit in Nederland.2 Het onderzoek «Seks onder je 25e» van Rutgers en Soa Aids Nederland geeft een landelijk beeld van de opvattingen over homoseksualiteit onder jongeren.3
Bent u bereid om het themaonderzoek uit 2020 te herhalen, gezien de dalende acceptatie van lhbti-personen onder jongeren?1
In 2026 heeft de inspectie verdiepend onderzoek geprogrammeerd naar de wijze waarop scholen omgaan met risico’s en uitingen in strijd met basiswaarden, zoals voor wat betreft respectvolle omgang met seksuele diversiteit en andere uitingen van onverdraagzaamheid. Dit gebeurt aanvullend op het reguliere toezicht door de inspectie waarin respectvolle omgang met seksuele diversiteit één van de vaste aandachtspunten is. Het herhalen van dit precieze onderzoek uit 2020 is daarom niet nodig.
Bent u bereid te onderzoeken of scholen voldoen aan hun verplichtingen inzake respectvolle omgang met seksuele diversiteit en of er sprake is van structurele tekortkomingen?
Indien de inspectie constateert dat een school op één of meer van de wettelijke verplichtingen (wettelijke burgerschapsopdracht, kerndoelen en wettelijke zorgplicht sociale veiligheid) nalatig is, geeft de inspectie een herstelopdracht. De inspectie ziet toe op de naleving daarvan. In de regel volgt er een bekostigingssanctie als uit het herstelonderzoek blijkt dat niet aan de herstelopdracht is voldaan.
Het toezicht van de inspectie is met ingang van schooljaar 2025/26 verder aangescherpt: per 1 augustus 2025 beoordeelt de inspectie de kwaliteitsstandaard basisvaardigheden, waarbij een oordeel is verbonden aan geconstateerde tekortkomingen. Onderdeel daarvan is de bevordering van burgerschap, met aandacht voor basiswaarden (zoals gelijkwaardigheid, non-discriminatie en autonomie) en het tegengaan van risico’s omtrent en strijdigheid met basiswaarden. Waar eerst sprake was van enkel een herstelopdracht voor een school die in gebreke blijft, is met ingang van dit schooljaar tevens sprake van een beoordeling van de standaard als (on)voldoende.
Hoe wordt er op dit moment systematisch toezicht gehouden op hoe scholen invulling geven aan hun wettelijke burgerschapsopdracht met betrekking tot seksuele diversiteit en lhbti-acceptatie?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven hoeveel scholen in de afgelopen vijf jaar van de Onderwijsinspectie een aanwijzing, waarschuwing of onvoldoende beoordeling hebben gekregen vanwege gebrekkige aandacht voor seksuele diversiteit of lhbti-onderwerpen?
Op 1 augustus 2021 is de Wet verduidelijking burgerschapsopdracht ingevoerd. In het eerste schooljaar 2021/22 was er sprake van een stimulerende aanpak om scholen voldoende tijd te geven aan de nieuwe wettelijke eisen te voldoen. Met ingang van het schooljaar 2022/23 is sprake van nalevingstoezicht. Gerekend over deze periode was in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en gespecialiseerd onderwijs sprake van herstelopdrachten voor burgerschap voor respectievelijk 54, 64 en 47 procent van de in deze sectoren onderzochte scholen.
De inspectie heeft een beeld van de tekortkomingen per aspect van de burgerschapsopdracht. De wettelijke eisen rond respectvolle omgang met seksuele diversiteit worden beoordeeld als onderdeel van het toezicht op het bevorderen van basiswaarden en kerndoelen. De percentages scholen in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en gespecialiseerd onderwijs die in het laatste schooljaar (2024–2025) een herstelopdracht kregen vanwege tekorten in de bevordering van basiswaarden, bedroegen respectievelijk 2, 5 en 10 procent. Daarnaast zijn herstelopdrachten gegeven omdat onvoldoende sprake was van afstemming van het burgerschapsonderwijs op mogelijke risico’s in de leerlingenpopulatie. Dit gold voor respectievelijk 43, 48 en 39 procent van de scholen.
Bent u bereid een representatieve steekproef te (laten) uitvoeren onder scholen naar de wijze waarop seksuele vorming en lhbti-acceptatie in het onderwijs gestalte krijgt?
De inspectie heeft als wettelijke taak om toezicht te houden op de naleving van de wet- en regelgeving op scholen, waaronder eisen die verband houden met seksuele vorming. Zie het antwoord op vragen 3 en 4. In dat kader ziet de inspectie erop toe dat het onderwijs in lijn is met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat en dat leerlingen leren om respectvol om te gaan met seksuele diversiteit. Het reguliere toezicht van de inspectie geeft een beeld van de naleving van wettelijke voorschriften, ook op dit terrein. De resultaten van het toezicht laten dan ook zien of het onderwijs in ons land voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt.
Erkent u dat uit diverse signalen blijkt dat op een deel van de religieuze scholen geen of zeer beperkte aandacht is voor seksuele diversiteit? Zo ja, deelt u de zorg dat hiermee de burgerschapsopdracht en wettelijke vereisten niet worden nageleefd?
De inspectie geeft aan dat de aandacht voor bevordering van basiswaarden zoals verdraagzaamheid en non-discriminatie vanwege zorgen rond afnemende tolerantie jegens seksuele diversiteit over de hele breedte van het onderwijs aandacht vraagt. De inspectie heeft geen aanwijzingen dat het thema op bijzondere scholen met een godsdienstige grondslag vaker speelt dan elders. Voor zover het gaat om tekorten rond bevordering van burgerschap en sociale veiligheid, ziet de inspectie geen grote verschillen tussen scholen van uiteenlopende denominaties. Ook het genoemde themaonderzoek van de inspectie uit 2020 liet een dergelijk beeld niet zien. De burgerschapswet verplicht scholen de basiswaarden, waaronder gelijkwaardigheid en non-discriminatie, te bevorderen. Indien de inspectie constateert dat een school zich niet aan deze wettelijke verplichting houdt, geeft de inspectie een herstelopdracht.
Wordt bij het inspectietoezicht specifiek gecontroleerd op de invulling van lhbti-onderwerpen bij scholen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Ja, het thema seksuele diversiteit is onderdeel van het toezicht van de inspectie op de bevordering van burgerschap (inclusief basiswaarden, zie het antwoord op vraag 7), de kerndoelen en op de borging van de sociale veiligheid van alle leerlingen.
Welke beleidsmaatregelen zijn sinds 2016 genomen om lhbti-acceptatie in het funderend en voortgezet onderwijs te versterken? Acht u deze maatregelen afdoende, gezien de recente daling in acceptatie?
Het kabinet vindt het belangrijk dat iedere leerling zichzelf kan zijn en zich veilig voelt op school. Scholen in het funderend onderwijs hebben een zorgplicht voor een (sociaal) veilig schoolklimaat. Voor de zomer van 2025 heeft uw Kamer het wetsvoorstel Vrij en veilig onderwijs ontvangen. Met dit wetsvoorstel introduceer ik een meldplicht voor ernstige incidenten. De al bestaande meld-, overleg- en aangifteplicht voor seksuele misdrijven wordt verduidelijkt en uitgebreid. Het wetsvoorstel verplicht scholen in het funderend onderwijs vertrouwenspersonen te hebben en verbetert hun positie en professionaliteit. Tevens moeten scholen zich aansluiten bij een landelijke klachtencommissie die kan adviseren over een klachtenbehandeling. Ten slotte moeten scholen hun veiligheidsbeleid jaarlijks gaan evalueren. De planning is erop gericht dat de wet per 1 augustus 2026 in werking treedt.
Daarnaast is het belangrijk dat kinderen vanaf jonge leeftijd leren hoe je respectvol met elkaar omgaat en hoe je wensen en grenzen kunt aangeven.
Scholen in het funderend onderwijs hebben de verplichting leerlingen te leren respectvol om te gaan met (seksuele) diversiteit binnen de samenleving. Dat volgt uit de wettelijk verplichte kerndoelen, maar ook uit de wettelijke burgerschapsopdracht. Scholen bepalen zelf hoe ze invulling geven aan de kerndoelen en met welk lesmateriaal ze dat willen doen. Op 1 september 2025 heeft Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) de definitieve conceptkerndoelen van het leergebied burgerschap opgeleverd voor het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs.5 Met deze kerndoelen wordt voor scholen een verdere uitwerking geven aan het onderwijsinhoudelijke deel van de wettelijke burgerschapsopdracht en krijgen scholen meer richting en houvast bij de invulling van hun burgerschapsonderwijs. Ook in de conceptkerndoelen voor het leergebied Mens en Maatschappij wordt ingegaan op respectvolle omgang, onder andere met seksualiteit en seksuele diversiteit. De definitieve conceptkerndoelen voor het leergebied Mens en Maatschappij worden later dit najaar opgeleverd. Naar verwachting zullen deze kerndoelen vanaf 1 augustus 2027 gelden, maar scholen kunnen zich er nu al door laten inspireren.
Bent u bereid om de Onderwijsinspectie expliciet opdracht te geven om binnen het reguliere toezicht scherper te letten op de naleving van de burgerschapsopdracht op het gebied van seksuele en genderdiversiteit?
Deze opdracht heeft de inspectie al.
Kunt u toezeggen om binnen een jaar te komen met een geactualiseerd beeld van de staat van lhbti-acceptatie en seksuele voorlichting op Nederlandse scholen, onder jongeren met een niet-Westerse achtergrond en wat de invloed is van de online manosphere met figuren als Andrew Tate?
Op dit moment laat ik een onderzoek uitvoeren naar de opvattingen van jongeren over lhbtiq+ personen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de Universiteit van Amsterdam en het eerste deelrapport is voor de zomer gepubliceerd.6 Het tweede deelrapport volgt dit najaar.
Voor cijfers over de staat van lhbti-acceptatie onder Nederlandse jongeren verwijs ik u naar het periodieke onderzoek «Seks onder je 25e» van Rutgers en Soa Aids Nederland en de periodieke Gezondheidsmonitor Jeugd7. Het onderzoek «Seks onder je 25e» biedt inzichten in de opvattingen van Nederlandse jongeren rondom seksualiteit, waaronder seksuele diversiteit. Dit onderzoek wordt eens per vijf jaar uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Daarnaast bevat een aantal regionale vragenlijsten van de Gezondheidsmonitor Jeugd vragen over de opvattingen van scholieren in het voortgezet onderwijs over homoseksualiteit. Deze monitor wordt eens per vier jaar uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Wat heeft u specifiek gedaan om scholen te ondersteunen zodat ze zorg kunnen dragen voor een omgeving waarin leerlingen en personeel zich veilig en geaccepteerd weten, zoals specifiek van hen wordt gevraagd bij de in 2021 aangescherpte wettelijke eisen omtrent het burgerschapsonderwijs?
Op verschillende manieren stimuleer ik initiatieven die scholen ondersteunen bij het bevorderen van een veilig schoolklimaat voor alle leerlingen. Zo verleen ik een instellingssubsidie aan Stichting School & Veiligheid (SSV), de landelijke expertise-organisatie voor sociale veiligheid op school. Zij ondersteunen scholen met actuele informatie en deskundig advies. Zo heeft SSV aanbod voor docenten voor het bespreekbaar maken van gevoelige thema’s in de klas op een veilige manier. Ook onderhoudt SSV de website www.gendi.nl met inspiratie, (les)materialen en kennis voor docenten op het gebied van gender- en seksuele diversiteit. Dit najaar publiceert SSV een handreiking voor schoolleiders over het creëren van een veilig schoolklimaat voor lhbtiq+ leerlingen. In samenwerking met het Landelijke Aktie Komitee Scholieren (LAKS) lanceert SSV dit najaar een leidraad voor het voeren van een veilig gesprek in de klas over onderwerpen die als polariserend worden ervaren. Tot slot beschikt SSV over een adviespunt voor scholen en organiseert SSV jaarlijks de Week tegen pesten en de conferentie Met alle respect!.
Daarnaast ondersteun ik initiatieven van COC Nederland die scholen ondersteunt bij het bespreekbaar maken van gender- en seksuele diversiteit. Bijvoorbeeld bij het jaarlijks organiseren van Paarse Vrijdag, waarvan het aantal deelnemende scholen blijft groeien. Ook faciliteert COC een netwerk van Gender and Sexuality Alliances (GSA’s). Dit is een groep die leerlingen kunnen oprichten die dient als sociaal netwerk waarin leerlingen (h)erkenning ervaren en solidariteit tonen met lhbtiq+ leerlingen. Ten slotte bouwt het COC aan een GSA-docentennetwerk, waarin docenten ideeën en good practices kunnen uitwisselen om de acceptatie van lhbtiq+ leerlingen en docenten op school te verbeteren.
Bovendien is vanuit het amendement Ceder c.s. € 250.000 beschikbaar gesteld om scholen te helpen bij het ondersteunen van leerkrachten in het bespreekbaar maken van het thema gender- en seksuele diversiteit.8
De berichtgeving over de onterechte aanhouding en de gevolgen voor een Marokkaans-Nederlands gezin in Urk |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving over hoe op Urk een Marokkaans-Nederlands gezin werd opgeofferd om de rust in het dorp te bewaren, waarbij een veertienjarige jongen onterecht werd aangehouden en vervolgens een zogenoemd sepot 01 ontving?1
Klopt het dat de veiligheidsdriehoek in Urk op 11 oktober 2023 heeft besloten «voor het weekend een aanhouding te verrichten» om de rust in het dorp te bewaren? Hoe beoordeelt u deze handelwijze, mede gelet op het ontbreken van bewijs tegen de betrokken minderjarige?
Welke concrete juridische en operationele afwegingen zijn gemaakt bij het besluit tot aanhouding van deze minderjarige? Hoe is rekening gehouden met proportionaliteit, subsidiariteit, kinderrechten en de onschuldpresumptie?
Waarom is, ondanks het snelle besluit tot seponeren, niet onmiddellijk en publiekelijk gecommuniceerd dat de jongen onschuldig was? Bestaan er richtlijnen die het Openbaar Ministerie (OM) verplichten om in dit soort gevallen actief te rectificeren? Zo ja, waarom is dat niet gebeurd?
Wie nam het besluit tot het verspreiden van een politiebericht waarin werd gesteld dat «de verdachte op het spoor was gekomen», terwijl de jongen kort daarvoor was vrijgelaten en later volledig onschuldig bleek? Waarom is dit bericht niet onmiddellijk ingetrokken of gecorrigeerd?
Welke beschermingsmaatregelen zijn aan het gezin aangeboden toen bekend werd dat zij bedreigd werden door dorpsgenoten? Waarom is er niet gekozen voor directe bescherming of een veiligheidsplan ter plaatse, in plaats van hen feitelijk te dwingen tot vluchten?
Hoe beoordeelt u de keuze om de aanhouding zichtbaar uit te voeren met dienstauto’s bij de woning, in een kleine gemeenschap waar bekend was dat dit onmiddellijk tot stigmatisering zou leiden? Past dit binnen de richtlijnen voor het omgaan met minderjarigen?
Klopt het dat het gezin herhaaldelijk processtukken heeft opgevraagd, maar deze tot op heden niet heeft ontvangen? Op welke wettelijke grond is dit geweigerd? Hoe verhoudt dit zich tot hun recht op inzage en herstel?
Herkent u het patroon dat lokale overheden in situaties met sterke politieke of maatschappelijke emoties sneller geneigd zijn minderheden als «bliksemafleider» te gebruiken? Welke landelijke waarborgen bestaan er om dit te voorkomen?
Hoe verklaart u dat de gemeente, politie en het OM in hun interne communicatie vooral spraken over de «beeldvorming» en reputatie van de instituties, terwijl de veiligheid van het gezin nauwelijks aandacht kreeg? Hoe verhoudt dit zich tot de plicht van de overheid om burgers te beschermen?
Bent u bereid een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de handelwijze van politie, OM en gemeente Urk in deze zaak, zodat duidelijk wordt welke fouten zijn gemaakt en welke lessen daaruit moeten worden getrokken?
Welke routes van compensatie en herstel staan dit gezin nu daadwerkelijk open, zowel juridisch (schadevergoeding) als praktisch (psychosociale hulp, onderwijs voor de kinderen, bescherming)? Wordt dit gezin proactief hierin begeleid?
Bent u bereid te komen tot landelijke richtlijnen die borgen dat minderjarigen nooit louter om «signaalwerking» worden aangehouden, dat bij een onterechte verdenking binnen 48 uur publiekelijk wordt gerectificeerd en dat gezinnen in dergelijke situaties recht hebben op directe bescherming en nazorg?
Correspondentie Catshuissessie moslimdiscriminatie |
|
Doğukan Ergin (DENK) |
|
Nobel |
|
![]() |
Kunt u aan de Kamer doen toekomen de volledige correspondentie, inclusief de reacties en berichten die u naar eigen zeggen na de Catshuissessie over moslimdiscriminatie in uw inbox heeft ontvangen, en deze openbaar maken zodat de Kamer inzicht krijgt in de zorgen, pijnlijke ervaringen en kritische signalen die daaruit naar voren zijn gekomen, mede in het licht van de uitlatingen van deelnemers die aangeven met «buikpijn» uit het gesprek te zijn gekomen en die politici die bij dit gesprek aanwezig waren ervoeren als faciliterend aan moslimhaat?1 Zo nee, waarom niet?
De programmamanager bij de politie en de betrokkenheid bij NTA-onderzoeken |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ontslag voor programmamanager politie»?1
Bent u bekend met het feit dat de huidige programmamanager van de landelijke aanpak tegen racisme, discriminatie en uitsluiting binnen de politie tevens directeur is van NTA, het bureau dat volgens meerdere rechtbanken en de Ombudsman Metropool Amsterdam moslims onrechtmatig heeft bespioneerd in moskeeën?
Hoe beoordeelt u de verenigbaarheid van het uitoefenen van twee ambten van de huidige programmanager racisme, discrimanatie en uitsluiting en tevens directeur van NTA met de geloofwaardigheid en integriteit van het huidige programma van de politie tegen racisme, discriminatie en uitsluiting binnen de politie?
Bent u bereid om zich in te spannen om de aanstelling van de huidige programmamanager te beëindigen door dit te agenderen in het gesprek met de Korpsleiding? Zo nee, waarom niet?
Bent u, gelet op de urgentie van deze zaak, de drukte van de Kameragenda en het aanstaande reces, bereid om deze vragen voor dinsdag 16 september 2025 te beantwoorden?
De uitspraken van de minister over regenboogsymbolen en hakenkruizen |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Moes |
|
![]() |
Weet u nog dat u naar aanleiding van het bericht «Regenboogzebrapad in Appingedam nog voor opening beklad met hakenkruis en leuzen» van de Telegraaf de volgende tweet heeft geplaatst: «Zo werkt polarisatie. Jammer, van beide kanten jammer»?1
Wat bedoelde u precies met die reactie en «beide kanten» en «polarisatie»?
Welke beide kanten zijn er in deze situatie waarbij een symbool van liefde en jezelf zijn wordt beklad met een hakenkruis?
Deelt u de mening dat de enige juiste reactie op het bekladden van een regenboogsymbool met een hakenkruis, een keiharde aanpak en veroordeling is van de bekladders en dat er verder geen twee kanten aan het verhaal zijn? Zo nee, wat is dan precies uw opvatting?
Biedt u uw excuses aan de hele LHBTQIA+ gemeenschap en Joodse gemeenschap omdat u niet meteen ondubbelzinnig en zonder kanttekeningen het bekladden van een regenboogpad heeft veroordeeld?
Weet u nog dat u op vragen hierover destijds antwoordde: «De kant die bedacht heeft dat daar zo'n regenboogpad moet komen en daarmee volledig de belevingswereld van veel jongeren daar negeert (misschien zelfs provoceert) en de kant die daar dan met hakenkruizen tegenin gaat.» Staat u nog steeds achter deze woorden? Zo nee, wat bedoelde u dan hiermee precies en biedt u hiervoor uw excuses aan?2
In een toelichting zei u het jammer te vinden dat de twee groepen «zo ver van elkaar af staan»; begrijpt u dat u hiermee de antisemitische en LHBTQIA+ hatende mensen die een hakenkruis hebben getekend, op gelijke voet zet als mensen die LHBTQIA+ zijn en regenboogsymbolen in de publieke ruimte uitdragen en biedt u hiervoor uw excuses aan?3
In reactie op een statement van zes politieke fracties uit de Groningse provinciale staten stelt u: «Ik sta voor mijn woorden, ik heb niks verkeerd gezegd. Mijn enige punt is dat zo’n regenboogzebra niet het handigste middel is om discriminatie en onveiligheid te bestrijden. Omdat het inderdaad júist de groepen die je wilt bereiken, wegjaagt.» Staat u nog steeds achter deze specifieke uitspraak en dus achter uw woorden van toen of biedt u ook hiervoor uw excuses aan?4
In een radiointerview vertelde u: «Polarisatie werkt zo: je hebt twee partijen die tegenover elkaar staan en niet willen toegeven. Dat heb ik willen aankaarten.» Wat bedoelde u hiermee en begrijpt u dat u hiermee de antisemitische en LHBTQIA+ hatende mensen die een hakenkruis hebben getekend op gelijke voet zet als mensen die LHBTQIA+ zijn en regenboogsymbolen in de publieke ruimte uitdragen en biedt u hiervoor uw excuses aan?5
Vindt u het normaal dat u regenboogsymbolen problematiseert terwijl ze met hakenkruizen en haatleuzen zijn beklad?
Kunt u vertellen wat u weet over de geschiedenis van het regenboogsymbool en de belangrijke betekenis ervan in de beweging voor LHBTQIA+ rechten?
Kunt u bevestigen dat u het regenboogsymbool van LHBTQIA+ gemeenschap belangrijk vindt en ziet als een betekenisvol symbool van liefde en respect voor het recht van iedereen om zichzelf te zijn, dat een plek in de publieke ruimte verdient?
Kunt u schetsen of u begrijpt wat de meerwaarde is van regenboogsymbolen in de politieke ruimte?
Kunt u bevestigen dat u het regenboogsymbool van LHBTQIA+ gemeenschap in welke vorm dan ook nooit de schuld geeft van welke vorm van polarisatie en haat dan ook?
Op 5 september stelt u dat u «de formulering heeft teruggenomen» en «ik snap heel goed dat er mensen zijn die dat wel als provocerend of als pijnlijk hebben ervaren. En het is natuurlijk netjes als je dan sorry zegt. En bij dezen doe ik dat ook.» Hoe rijmen deze woorden met al uw bovengenoemde uitspraken waarbij excuses juist uitbleef?6
Waar zegt u precies sorry voor; dat mensen uw woorden als «provocerend en pijnlijk hebben ervaren» of dat u destijds heeft laten zien geen enkel verstand te hebben van LHBTQIA-worstelingen en het belang van het regenboogsymbool en dat u de suggestie heeft gewekt dat er twee kanten aan het verhaal zitten bij het bekladden van een regenboogpad met een hakenkruis?
Waarom heeft u al die tijd sinds het incident met de hakenkruis geen excuses aangeboden richting LHBTQIA+ en Joodse gemeenschap en bleef u verwijzen naar twee groepen en polarisatie?
Begrijpt u dat u nu totaal niet geloofwaardig meer bent en het er nu ernstig op lijkt dat u alleen uw eigen positie probeert te redden?
Kunt u deze vragen één voor één en met spoed beantwoorden, maar uiterlijk vóór het volgende OCW-tweeminutendebat aanstaande donderdag?
Het bericht 'Amsterdamse politie presenteert uitvinden tegen discriminatie: ‘De paal bepaalt’' |
|
Marieke Wijen-Nas (BBB) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Amsterdamse politie presenteert uitvinding tegen discriminatie: «De paal bepaalt»»?1
Kunt u aangeven hoe u kijkt naar de manier van werken bij de politie met een dergelijke selectiepaal zoals deze?
Erkent u dat goed getrainde agenten juist door hun vakmanschap en ervaring in staat zijn verdacht gedrag te herkennen dat niet door een willekeurig systeem kan worden vastgesteld?
Hoe wordt voorkomen dat de paal slechts symboolpolitiek is en in de praktijk leidt tot minder effectieve opsporing van strafbare feiten?
Kunt u garanderen dat het gebruik van de paal niet leidt tot een vermindering van het oplossingspercentage van misdrijven in Amsterdam?
Kunt u bevestigen dat de selectiepaal op dit moment uitsluitend in Amsterdam wordt ingezet?
Kunt u garanderen dat de paal niet wordt uitgerold als werkmethode door heel Nederland zonder voorafgaande instemming van de Tweede Kamer?
Bent u bereid om de selectiepaal af te schaffen en dit instrument definitief af te wijzen als werkmethode?
De hack op een lab van Bevolkingsonderzoek Nederland |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
van Marum , Judith Tielen (VVD), Tieman |
|
![]() |
Wat is de stand van zaken omtrent de maatregelen die u aankondigt in uw recente Kamerbrief over het datalek bij het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker?1 Zijn alle gedupeerden van de hack inmiddels op de hoogte dat hun gegevens zijn gelekt?
Ik betreur het dat zoveel mensen in Nederland getroffen zijn door deze hack. Extra erg is het dat niet bekend is of alles nu bekend is. Zo hebben we, zoals ik in mijn brief van 1 september 2025 aan uw Kamer heb laten weten, wij tot onze spijt moeten constateren dat er nog meer deelnemers dan in eerste instantie gedacht, door de hack getroffen zijn.2 Dit gaat om circa 230.000 mensen extra en het is niet uit te sluiten dat het hierbij blijft. In reactie op dit nieuws heeft Bevolkingsonderzoek Nederland (BVO NL) besloten om alle deelnemers van wie gegevens met het betreffende laboratorium zijn gedeeld, te informeren. Dat gaat om 941.000 deelnemers die naar verwachting half september worden geïnformeerd. Onder hen zitten ook de 485.000 mensen van wie al eerder bekend was dat zij waren getroffen door deze hack, en waarvan de meesten in de week van 18 augustus hierover een brief van BVO NL hebben ontvangen. Deze groep ontvangt dus opnieuw een brief. De tweede brief bevat informatie over welke gegevens door BVO NL zijn gedeeld met het laboratorium, hoe misbruik herkend en voorkomen kan worden en waarom BVO NL bepaalde gegevens gebruikt.
In de brief aan uw Kamer van 11 augustus 2025 zijn verschillende maatregelen aangekondigd met als doel de impact van de hack te beperken.3 In de brief van 1 september 2025 zijn de aanvullend getroffen maatregelen beschreven. Het belangrijkste is dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt uit de verschillende onderzoeken naar hoe deze hack heeft kunnen plaatsvinden en op welke wijze verdere maatregelen ter bescherming van dataveiligheid nodig zijn. Zodra relevante uitkomsten van de onderzoeken bekend zijn, zal ik uw Kamer daarover informeren.
Is het duidelijk welke gegevens er van de 485.000 gedupeerden precies buitgemaakt zijn? Gaat u hen direct informeren over welke gegevens per persoon zijn buitgemaakt of al zijn gelekt?
Welke gegevens van de getroffenen van de hack precies bemachtigd zijn, is op individueel niveau nu nog niet te zeggen. Indien hier meer duidelijkheid over komt, wordt bekeken hoe deelnemers hier zo goed mogelijk over geïnformeerd kunnen worden. BVO NL weet inmiddels wel op persoonsniveau welke gegevens er per deelnemer met het laboratorium zijn gedeeld en zal alle getroffenen daarover nader informeren, ook de getroffenen die in de week van 18 augustus al een brief
ontvangen hebben. Deze brieven worden naar verwachting halverwege september verstuurd. Ik heb uw Kamer in mijn brief van 1 september 2025 ook geïnformeerd over welke gegevens door BVO NL met het laboratorium zijn gedeeld.
Hoe borgt u dat de communicatie richting burgers begrijpelijk, meertalig en toegankelijk is? Kunt u bovendien garanderen dat trans- en non-binaire personen die zijn gedupeerd met de juiste of een neutrale aanhef worden aangeschreven?
Er wordt door BVO NL extra aandacht besteed aan de begrijpelijkheid van de brieven die medio september worden verzonden. De signalen en feedback hierover op de brieven die in de week van 18 augustus zijn verzonden, worden meegenomen in deze nieuwe ronde brieven. BVO NL betrekt hierin ook het RIVM. Het RIVM werkt al langer aan het vergroten van de toegankelijkheid van de bevolkingsonderzoeken naar kanker en kan die expertise dus goed inbrengen. Ik heb ook een brief ontvangen van de Nationale ombudsman over informatievoorziening rond de hack. Ik heb deze brief gedeeld met BVO NL, zodat zij met de suggesties en opmerkingen van de ombudsman aan de slag kunnen voor deze nieuwe ronde brieven. Ook ga ik op basis van de brief van de ombudsman in gesprek met de betrokken partijen om samen te bepalen welke aanvullende acties mogelijk zijn.
De brieven van BVO NL worden alleen in het Nederlands opgesteld, omdat BVO NL niet weet wie welke taal spreekt. BVO NL zal de brieven wel in het Nederlands en Engels op hun website plaatsen. Wat betreft de aanhef in de reeds verzonden brieven, geldt dat BVO NL zich realiseert dat de woordkeuze («mevrouw») niet de ervaring en identiteit vertegenwoordigt van iedereen in de doelgroep van het bevolkingsonderzoek. Om die reden wordt voor de nieuwe ronde brieven verkend welke technische mogelijkheden er zijn om de aanhef meer op maat te kiezen. Mocht dit niet mogelijk zijn, zal BVO NL hier op een alternatieve manier aandacht aan besteden in de brief.
Kunt u nader ingaan op de directe gevolgen van het lek voor de gedupeerden? Hoe wordt hun gestolen data vermoedelijk gebruikt?
De grootste risico’s van de hack bij het laboratorium voor burgers zijn phishing en identiteitsfraude.
Door phishing in e-mails, per sms of telefoon kunnen criminelen proberen burgers te verleiden tot het delen van wachtwoorden of geven van informatie. Een andere mogelijkheid is dat door op een link te klikken malware wordt geïnstalleerd op de computer, telefoon of het netwerk. Dit kan leiden tot schade aan IT-systemen, tot spionage of tot nieuwe datadiefstal.
Wanneer criminelen beschikken over persoonsgegevens kunnen ze zich voordoen als iemand anders en identiteitsfraude plegen.
Hoeveel burgers hebben contact opgenomen met het klantcontactcentrum van Bevolkingsonderzoek Nederland? Is er voldoende capaciteit om vragen en zorgen goed af te handelen? Zo niet, bent u bereid hier middelen voor vrij te maken?
Er komen begrijpelijkerwijs veel vragen binnen bij het klantcontactcentrum van BVO NL. Het betreft circa 80 tot 400 telefoontjes per dag, en circa 2.000 ontvangen e-mails in de periode tot en met 1 september 2025. De hoeveelheid vragen op een dag is afhankelijk van de actualiteiten, zoals berichtgeving in de media. De capaciteit bij het klantcontactcentrum is opgeschaald. Er is op dit moment voldoende capaciteit om de vragen aan te kunnen. Het klantcontactcentrum is uitgebreid met een speciale informatielijn (0800-1617) met specialisten op het gebied van crisistelefonie.
Mijn prioriteit is om BVO NL in staat te stellen om de gevolgen van de hack zo goed als mogelijk te beperken voor alle betrokkenen. Op dit moment is er geen zicht op of dit financiële gevolgen heeft voor VWS en/of de uitvoeringsorganisaties.
Welke maatregelen kunnen gedupeerden treffen om zich te beschermen tegen misbruik van hun gegevens? Hoe gaat u direct met hen communiceren om daarin te helpen?
Het advies voor de mensen die een brief van BVO NL hebben gekregen dat hun gegevens onderdeel zijn geweest van de hack bij het laboratorium, is om extra alert te zijn op vreemd gebruik van persoonlijke gegevens. Het gaat dan met name om nepmail, neptelefoontjes, vreemde sms-berichten of misbruik van persoonsgegevens (identiteitsfraude). Op de website van de Rijksoverheid wordt meer informatie gegeven hoe deze situaties herkend kunnen worden en hoe hiervan melding gedaan kan worden. Bij vragen, ongerustheid en/of andere opmerkingen kunnen deelnemers terecht bij het klantcontactcentrum van BVO NL.
Met hoeveel zekerheid kunt u zeggen dat de gestolen gegevens daadwerkelijk niet verder worden verspreid of verkocht? Hoe monitort u de verdere verspreiding van deze gegevens om in kaart te brengen wie de gelekte gegevens mogelijk in handen hebben?
Ik heb geen zekerheid over wat criminelen met de gegevens doen die zij hebben buitgemaakt. Zodra persoonsgegevens eenmaal op het dark web zijn beland, is het in de praktijk bijzonder lastig, zo niet onmogelijk, om deze volledig te laten verwijderen. Het dark web betreft een afgeschermd deel van het internet waar informatie vaak anoniem wordt gedeeld en waar activiteiten lastig tot niet te traceren zijn. Z-CERT heeft aangegeven dat er tijdelijk een deelverzameling is gepubliceerd op het dark web. Deze deelverzameling kan in de periode dat deze online stond, door anderen ingezien of gekopieerd zijn. De gehele dataset die in handen zou zijn gekomen van de hackergroep kan op een later moment ook alsnog door hen misbruikt worden.
Politie en OM doen onderzoek naar de hack bij het laboratorium. Ik hoop dat de daders gevonden worden en de gestolen dataset gewist wordt.
Z-CERT monitort of de data (opnieuw) op het darkweb verschijnt en onderneemt in dat geval actie.
Kunt u aangeven of de verwerkersovereenkomsten2 tussen Bevolkingsonderzoek Nederland en Clinical Diagnostics volledig op orde waren? Bent u bereid deze overeenkomsten (geanonimiseerd) met de Kamer te delen?
Op grond van de AVG is het sluiten van een verwerkersovereenkomst verplicht als een verwerking namens en in opdracht van een verwerkingsverantwoordelijke wordt verricht door een verwerker. Een verwerkersovereenkomst moet in ieder geval afspraken bevatten over de onderwerpen die de AVG voorschrijft. Die onderwerpen betreffen onder meer de aard, het doel en de duur van de verwerking. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) houdt toezicht op de naleving van deze verplichtingen uit de AVG. Indien in dit concrete geval een verplichting bestond om een verwerkingsovereenkomst te sluiten, is het aan de AP om te beoordelen of de inhoud daarvan aan de eisen van de AVG voldoet. De AP is reeds een onderzoek gestart.
Kunt u aangeven of er toezicht is geweest op het technisch voldoen aan minimale beveiligingseisen3 om de basisbeveiliging te borgen? Zo ja, hoe is het bij de hack alsnog verkeerd gegaan? Zo niet, gaat u naleving alsnog verplichten en de organisaties hierbij helpen?
De diverse aspecten waarnaar gevraagd wordt, moeten blijken uit de verschillende lopende onderzoeken naar de hack en het datalek dat daarop volgde.
In het algemeen geldt dat op het gebied van de informatiebeveiliging in de zorg er sectorspecifieke wet- en regelgeving is (onder andere de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz) en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz)). De IGJ is belast met het toezicht op de naleving van die wet- en regelgeving. Zorgorganisaties zijn verantwoordelijk voor de implementatie van technische maatregelen en de controle daarop.
De IGJ heeft mij laten weten dat dit laboratorium nog niet eerder bezocht is in het kader van informatieveiligheid. De IGJ heeft inmiddels aangekondigd onderzoek te doen bij het laboratorium en is voornemens om mede naar aanleiding van dit incident extra aandacht te besteden aan informatiebeveiliging bij medische laboratoria. Risico’s zoals deze blijken uit dit incident, worden eveneens meegenomen in het toezicht bij andere zorgaanbieders en andere zorgsectoren.
Daarnaast geldt dat de Minister van Justitie en Veiligheid het wetsvoorstel Cyberbeveilingswet (Cbw) op 2 juni 2025 aanhangig heeft gemaakt in uw Kamer. Dit wetsvoorstel zal, indien beide Kamers der Staten-Generaal daarmee instemmen, ook gaan gelden voor zorgaanbieders in Nederland die voldoen aan de eisen voor wat betreft de omvang van de organisatie. Deze zorgaanbieders en zorgketenorganisaties krijgen met de Cbw een zorgplicht met betrekking tot informatieveiligheid. Deze zorgplicht geldt ook voor uitbestede diensten. Daarnaast komt er een incidentmeldplicht richting de toezichthouder IGJ en richting Z-CERT, die ondersteuning geeft aan en een actieve waarschuwingsdienst opzet voor deze zorg- en zorgketenorganisaties (met name op het gebied van scanning en dreigingsanalyse). Voornoemde meldplicht aan de IGJ en Z-CERT bestaat in de huidige situatie nog niet. Ook de handhavingsmogelijkheden onder de Cbw gaan verder dan onder de Wabvpz.
Bent u bereid om de NEN 7510, ISAE 3000 en vergelijkbare standaarden standaard op te nemen in de inkoopeisen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Ziet u dit als een noodzakelijke stap om beter inzicht te krijgen in de cyberveiligheid van betrokken organisaties?
Ja. Het Ministerie van VWS hanteert bij de inkoop en uitbesteding van ICT-diensten het rijksbrede normenkader voor informatiebeveiliging, de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO). De BIO is gebaseerd op internationale standaarden, zoals ISO/IEC 27001 en ISO/IEC 27002 en bevat specifieke aanvullende overheidsmaatregelen.
Voor leveranciers die persoonsgegevens verwerken geldt aanvullend de norm NEN 7510. Deze norm is wettelijk verankerd in de zorgsector en kan door VWS contractueel worden verlangd van leveranciers die dergelijke gegevens verwerken.
Daarnaast wordt bij contracteren, waar passend, gevraagd om assurance-rapportages, bijvoorbeeld de ISAE 3000 of SOC-rapporten, waarmee leveranciers aantoonbaar maken dat zij de gestelde beveiligingsmaatregelen in de praktijk hebben ingericht en effectief laten functioneren.
In lijn met de aankomende Cyberbeveiligingswet (implementatie van NIS2) en de BIO 2.0 wordt leveranciersmanagement verder versterkt, onder meer door het stellen van expliciete eisen aan ketenbeveiliging, incidentmeldingen en onafhankelijke toetsing. Hiermee wordt geborgd dat VWS zijn verantwoordelijkheid neemt voor de beveiliging van uitbestede processen en de bescherming van gegevens in de zorg- en Rijkscontext.
Welke concrete eisen gaat u stellen aan dataminimalisatie en -retentie bij bevolkingsonderzoeken en laboratoria, zoals tokenisatie, pseudonomisering en kortere bewaartermijnen?
Het is van groot belang dat bij de verwerking van bijzondere persoonsgegevens zoals medische persoonsgegevens, aan de wettelijke vereisten wordt voldaan. Het gaat in ieder geval om de beginselen inzake de verwerking van persoonsgegevens die zijn neergelegd in artikel 5 AVG (o.a. rechtmatigheid, transparantie, doelbinding en het principe van dataminimalisatie). Aanvullende (informatiebeveiligings)normen gelden ingeval van verwerking van persoonsgegevens met een hoog risico voor rechten en vrijheden van burgers. Het is aan de organisatie die verantwoordelijk is voor verwerking van persoonsgegevens (de verwerkingsverantwoordelijke) om aan te tonen dat zij voldoet aan de toepasselijke normen en uiteindelijk aan de AP om te beoordelen of dat het geval is (geweest). Dat geldt dus ook voor bevolkingsonderzoeken en laboratoria.
Wanneer verwacht u de uitkomsten van de aangekondigde onderzoeken door Bevolkingsonderzoek Nederland, de RIVM en de Autoriteit Persoonsgegevens? Welke duidelijkheid moeten deze onderzoeken verschaffen?
BVO NL laat verschillende onderzoeken uitvoeren met als doel om:
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 1 is het belangrijk dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt op basis van de verschillende onderzoeken. Op dit moment is er nog geen precieze planning te geven. Op het moment dat dat wel het geval is, zal uw Kamer daarover geïnformeerd worden. Ook de AP en de IGJ kunnen nog niet aangeven wanneer hun onderzoeken gereed zijn, omdat niet te voorzien is wat ze tegenkomen en waar nader onderzoek naar nodig is.
Hoe zorgt u ervoor dat organisaties leren van de hack en de uitkomsten van alle onderzoeken worden gebruikt om de bescherming van persoonsgegevens bij essentiële organisaties feitelijk te verbeteren? Via welke structuren gaat u deze kennisuitwisseling faciliteren?
Digitale veiligheid vormt een essentieel aandachtspunt vormt voor de gehele maatschappij. In (bestuurlijke) gesprekken met partners uit het veld wordt dataveiligheid door het Ministerie van VWS actief onder de aandacht gebracht. In het zorgveld zijn een aantal manieren om te leren van incidenten:
Heeft u meer organisaties geïdentificeerd die op eenzelfde manier kwetsbaar zijn voor een hack van zo’n ordegrootte? Welke concrete maatregelen neemt u om hun cyberveiligheid in orde te brengen zodat een soortgelijk datalek niet meer kan gebeuren?
Ik heb op dit moment geen signalen dat andere organisaties ook kwetsbaar zijn voor een hack zoals bij dit laboratorium heeft plaatsgevonden. Zorgaanbieders zijn in de eerste plaats zelf wettelijk verantwoordelijk voor hun informatieveiligheid en het voorkomen van datalekken. Dat neemt niet weg dat ik me ook inzet voor het verkleinen van de risico's en de impact hiervan. Dit doe ik door te zorgen voor meer bewustwording met het programma informatieveilig gedrag in de zorg, duidelijke normen en kaders te stellen en door hulpmiddelen aan te bieden om deze te implementeren. Daarnaast biedt Z-CERT gespecialiseerde ondersteuning aan zorgaanbieders. Z-CERT monitort continu de systemen die benaderbaar zijn via het internet van de bij hen aangesloten zorgaanbieders en informeert deze zorgaanbieders over mogelijke risico’s in hun cyberbeveiliging. Daarnaast adviseert Z-CERT zorg- en zorgketenorganisaties over maatregelen die de cyberweerbaarheid verhogen en stelt adviezen hiervoor op hun website beschikbaar. Zo zijn onder meer de tien belangrijkste maatregelen tegen ransomwaredreiging op hun website geplaatst.
Kunt u deze vragen los van elkaar en zo snel mogelijk beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘Reders dreigen Nederlandse vlag vaarwel te zeggen na discriminatie-uitspraak’ |
|
Ruud Verkuijlen (VVD) |
|
Tieman |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel ««Reders dreigen Nederlandse vlag vaarwel te zeggen na discriminatie-uitspraak»?1
Ja
Hoe ziet u deze uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens, tegen het hanteren van het woonlandbeginsel, in verhouding tot de internationale positie van de Nederlandse zeevaart en wat betekent de uitspraak, hoewel niet bindend, volgens u voor het gelijke speelveld in de internationale zeevaart?
Het woonlandbeginsel is een wereldwijd geaccepteerd en erkend principe binnen de bestaande systematiek van mondiale arbeidsvoorwaarden in de zeevaart. Nederland onderschrijft dat beginsel. Het College voor de Rechten van de Mens oordeelde in 1997 dat toepassing van het woonlandbeginsel geen verboden onderscheid oplevert, maar oordeelt hier nu anders over.
Dit kan gevolgen hebben voor de Nederlands gevlagde schepen en ook voor andere vlaggen die het woonlandbeginsel toepassen. Een mondiale standaard is voorwaardelijk voor het behoud van een gelijk speelveld in de zeevaart, wat bij uitstek een internationale bedrijfstak is.
Heeft deze uitspraak volgens u risico tot «uitvlagging» van de Nederlandse vlag en hoe gaat u dat eventuele risico in kaart brengen?
Hoewel oordelen van het College voor de Rechten van de Mens niet juridisch bindend zijn, kunnen de betrokken zeevarenden wel een gerechtelijke procedure in gang zetten. Indien daaruit een voor de sector negatieve uitspraak voortvloeit, kan dat verstrekkende gevolgen hebben voor de concurrentiepositie van Nederlands gevlagde zeeschepen en het Nederlands maritieme cluster als geheel. Reders kunnen dan mogelijk uitwijken naar landen met niet-kwaliteitsvlaggen.
Thans is het maritiem cluster goed voor ongeveer 3,1% van de werkgelegenheid in Nederland en voor ongeveer 3,5% van het bruto binnenlands product. Er zal een onderzoek worden uitgevoerd naar de effecten voor de Nederlandse maritieme sector waarbij in kaart wordt gebracht wat het loslaten van het woonlandbeginsel en de daarmee mogelijk gepaard gaande daling van het aantal zeeschepen in het Nederlandse register betekent.
Vormt deze uitspraak volgens u aanvullend een bedreiging voor de toekomst van de arbeidsmarkt voor Nederlandse zeevarenden, die nauw verbonden is met een vloot onder Nederlandse vlag?
Een negatieve uitspraak in een gerechtelijke procedure heeft inderdaad ook ongunstige gevolgen voor Nederlandse zeevarenden. Nederlandse zeevarenden zijn bij uitstek werkzaam op de Nederlandse vloot. Zeevarenden hebben belang bij deugdelijke, in mondiaal verband vastgestelde arbeidsvoorwaarden.
Om die reden staan het Ministerie van IenW en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dat primair verantwoordelijk is voor arbeidsvoorwaarden, in nauw overleg met de betrokken maritieme sociale partners.
In hoeverre bent u van mening dat de zeevaart van onmiskenbaar belang is voor het versterken van de strategische autonomie en weerbaarheid van Nederland?
De zeevaartsector draagt bij aan het borgen van nationale strategische belangen en autonomie, in de context van klimaatadaptatie, energietransitie, maar ook militaire veiligheid en bescherming van vitale infrastructuur op zee.
De zeevaart is een belangrijke schakel in het hele maritieme cluster. Ook gelet op de huidige geopolitieke situatie, draagt een robuuste zeevaartsector bij aan de veerkracht van Nederland bij crisissituaties. Maritieme infrastructuur, zeeschepen en havens zijn bijvoorbeeld cruciaal voor het transport van militair materieel en personeel. Daarnaast dragen Nederlandse gevlagde schepen, maritieme kennis en technologieën bij aan de maritieme veiligheid en defensiecapaciteiten.
Hoe bent u van de plan het aantal schepen onder de Nederlandse vlag te waarborgen en te versterken en heeft u hiervoor concrete maatregelen op het oog, bijvoorbeeld het uitvoeren van een onderzoek met betrekking tot bovenstaande vragen?
Zoals aangegeven bij vraag 3, zal een onderzoek worden uitgevoerd naar de potentiële effecten voor de Nederlandse maritieme sector waarbij in kaart wordt gebracht wat het loslaten van het woonlandbeginsel en de daarmee mogelijk gepaard gaande daling van het aantal zeeschepen in het Nederlandse register betekent. De rijksoverheid blijft zich actief inzetten voor en investeren in de sector, onder andere via het Maritiem Masterplan, de Sectoragenda Maritieme Maakindustrie en de Nederlandse Maritieme Autoriteit (NLMA), waarbij het behoud van Nederlands gevlagde zeeschepen van grote waarde is.
Recente incidenten rond Joodse Nederlanders. |
|
Mirjam Bikker (CU) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Voor Joden wordt Nederland onleefbaar» van opperrabijn Binyomin Jacobs en Ronny Naftaniel?1
Herkent u de zeer zorgwekkende analyse uit dit stuk, namelijk dat Joodse Nederlanders en Joodse instellingen worden aangesproken op de oorlog in Gaza, óók als zij een andere mening zijn toegedaan, en steeds meer te maken met discriminatie en vormen van intimidatie en geweld?
Bent u bekend met de schokkende lijst aan recente incidenten, zoals het hoveniersbedrijf dat weigerde een boom van een Haagse synagoge te snoeien2, Israelische gasten van een Nederlands vakantiepark waarvan stiekem videobeelden worden gemaakt en verspreid3, de bekladding van het gebouw van het Cidi en andere gebouwen en objecten, zoals het Nationaal Monument een paar dagen geleden4, het afpersen van een Joods echtpaar met jonge kinderen die een fors bedrag moesten betalen om «jongens uit een sishalounge» ervan te weerhouden «hun huis te bestoken met brandbommen»5?
Wat zijn volgens u de gevolgen van dergelijke intimiderende praktijken? Ziet u het risico dat instellingen en organisaties om «risico’s te vermijden» en «gedoe te voorkomen» Joodse Nederlanders te mijden? Wat vindt u van deze vorm van discriminatie, en wat doet u om dit tegen te gaan?
Klopt het dat de Joodse gemeenschap op dit moment zelf een deel van de beveiligingskosten moet betalen? Hoe hoog zijn die kosten? Bent u van mening dat gelet op het grote aantal aan incidenten hier een grote rol voor de overheid nodig en rechtvaardig zou zijn?
Bent u bereid alle beveiligingskosten daarom te betalen en is het in te stellen veiligheidsfonds zoals aangekondigd in de Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024–2030 daarvoor toereikend?
Welke concrete stappen heeft u genomen of bent u van plan te nemen om de veiligheid van Joodse Nederlanders te waarborgen, juist ook als het gaat om Joodse instellingen als scholen, synagogen en culturele centra?
Wordt er naar uw oordeel voldoende opgetreden tegen antisemitisme op sociale media? Waar blijkt dat uit en bent u van plan om de aanpak te versterken?
Kunt u deze vragen op korte termijn, doch uiterlijk voor Prinsjesdag, beantwoorden?
Hoe bestaat het dat het anno 2025, in tijden dat we maximaal weerbaar moeten zijn, mogelijk is om bij een zorgpartij van een half miljoen Nederlanders uiterst gevoelige medische gegevens en persoonsgegevens te stelen?
Bevolkingsonderzoek Nederland (BVO NL) heeft een onafhankelijk onderzoek ingesteld naar de exacte omvang en de oorzaak van deze hack. Ook de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) zijn een onderzoek gestart. Los daarvan markeer ik hierbij het grote belang van adequate technische en organisatorische maatregelen ter beveiliging van persoonsgegevens, in het bijzonder als het gaat om gezondheidsgegevens. Zorgaanbieders zijn daartoe wettelijk verplicht, onder andere op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Ik betreur het dan ook ten zeerste dat gezondheidsgegevens zijn bemachtigd bij een hack bij Clinical Diagnostics.
Wanneer werd het datalek bekend bij de Stichting Bevolkingsonderzoek Nederland en bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Kunt u een tijdlijn maken met de belangrijkste gebeurtenissen en wanneer zij ontdekt zijn? Kunt u daarop zeggen wanneer de diefstal plaatsvond, wanneer mensen en de Autoriteit Persoonsgegevens geïnformeerd zijn, wanneer het ministerie/de bewindspersonen geïnformeerd zijn en alle andere relevante gebeurtenissen?
BVO NL is op woensdag 6 augustus door het laboratorium Clinical Diagnostics geïnformeerd over de hack, nadat het laboratorium de hack op 6 juli heeft ontdekt. BVO NL heeft op 6 augustus een melding gemaakt bij de AP en heeft op dezelfde dag het RIVM, de opdrachtgever van BVO NL, geïnformeerd. Het Ministerie van VWS is op donderdag 7 augustus geïnformeerd door het RIVM. BVO NL heeft op zaterdag 9 augustus een melding gedaan bij de IGJ.
Op maandag 11 augustus heeft BVO NL een nieuwsbericht uitgebracht over de hack en is uw Kamer geïnformeerd. Op maandag 11 augustus heeft ook Z-Cert, het expertisecentrum voor cybersecurity in de zorg, bij het Ministerie van VWS melding gemaakt over de hack.
In de week van 18 augustus heeft BVO NL de eerste groep deelnemers waarvan vaststaat dat zij betrokken zijn bij de hack, per brief geïnformeerd.
Nadien heeft het laboratorium desgevraagd aan mij aangegeven dat het onderzoek naar de aantallen bijna is voltooid en dat de betrokken zorgaanbieders nader zullen worden geïnformeerd.
Zoals ik vrijdag 29 augustus en vandaag in aparte brieven aan uw Kamer heb laten weten, blijkt uit dit onderzoek dat nog meer deelnemers aan het bevolkingsonderzoek zijn getroffen door de hack. BVO NL heeft hier op 29 augustus ook een nieuwsbericht over gepubliceerd. Deze deelnemers ontvangen van BVO NL een brief.
Waarom wordt het lekken van persoonlijke en medische gegevens van een half miljoen Nederlanders pas meer dan vier weken later openbaar gemaakt? Klopt het dat er al eerder een lek bij dit laboratorium was gesignaleerd maar daar niet naar werd gehandeld, er geen consequenties waren?
In situaties als deze rust op verwerkingsverantwoordelijken de verplichting datalekken aan de AP en betrokkenen te melden binnen de termijnen die de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) noemt. Of en waarom dat hier niet gebeurd zou zijn, is ter beoordeling van de AP die inmiddels een onderzoek is gestart.
Bent u het ermee eens dat dit het vertrouwen van Nederlanders in het bevolkingsonderzoek, waar al steeds minder in wordt deelgenomen, ernstig ondermijnt?
Ik begrijp heel goed dat (potentiële) deelnemers aan het bevolkingsonderzoek zich zorgen maken en vragen hebben na het bericht over de hack. Meedoen aan een bevolkingsonderzoek kan al spanning met zich meebrengen. Als je dan ook nog hoort dat je persoonsgegevens mogelijk zijn bemachtigd, is dat een ontzettende schok. Deelnemers aan bevolkingsonderzoeken moeten er immers op kunnen vertrouwen dat hun persoonlijke gegevens veilig zijn. Dat er nu persoonlijke gegevens zijn gestolen door hackers, vind ik ontzettend betreurenswaardig. Ik kan me voorstellen dat dit mensen aan het denken zet over deelname aan het bevolkingsonderzoek. Ikwil benadrukken dat het vroeg opsporen van kanker ervoor zorgt dat de behandeling minder belastend is en een betere uitkomst heeft, waardoor sterfgevallen door de betreffende vorm van kanker voorkomen worden. Deelname is dus in ieders belang.
Hoe kan het dat er met één hack zoveel gegevens van zoveel mensen in één keer buit kunnen worden gemaakt? Waarom worden medische uitslagen in combinatie met burgerservicenummers en adresgegevens opgeslagen? Wordt er in deze laboratoria gewerkt met het gespreid en versleuteld opslaan van een minimaal benodigde hoeveelheid gegevens? Welke concrete inspanningen worden er geleverd om te voldoen aan het beginsel van dataminimalisatie conform artikel 5 AVG?
De diverse aspecten waarnaar gevraagd wordt, moeten blijken uit de verschillende lopende onderzoeken naar de hack en het datalek dat daarop volgde.
In algemene zin markeer ik het grote belang dat bij de verwerking van bijzondere persoonsgegevens zoals medische persoonsgegevens aan de wettelijke vereisten wordt voldaan, waaronder in ieder geval de beginselen inzake de verwerking van persoonsgegevens die zijn neergelegd in artikel 5 AVG (o.a. rechtmatigheid, transparantie, doelbinding en het principe van dataminimalisatie). Aanvullende (informatiebeveiligings)normen gelden ingeval van verwerking van persoonsgegevens met een hoog risico voor rechten en vrijheden van burgers. Het is aan de organisatie die verantwoordelijk is voor verwerking van persoonsgegevens (de verwerkingsverantwoordelijke) om aan te tonen dat zij voldoet aan de toepasselijke normen en uiteindelijk aan de AP om te beoordelen of dat het geval is (geweest).
Valt dit lab, één van de grootste van Nederland, onder toezicht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)? Zo ja, wanneer heeft de Inspectie voor het laatst dit laboratorium bezocht en wat waren toen de bevindingen?
Op het gebied van de informatiebeveiliging in de zorg is er sectorspecifieke wet- en regelgeving (onder andere de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz)) en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz)). De IGJ is belast met het toezicht op de naleving van die wet- en regelgeving.
De IGJ heeft mij laten weten dat dit laboratorium nog niet eerder bezocht is in het kader van informatieveiligheid. De IGJ is inmiddels een onderzoek gestart bij het laboratorium en is voornemens om mede naar aanleiding van dit incident extra aandacht te besteden aan informatiebeveiliging bij medische laboratoria.
Wat zijn de minimumvereisten voor dataveiligheid van Stichting bevolkingsonderzoek? Aan welke standaarden moeten laboratoria voldoen om grootschalig labonderzoek te mogen verrichten?
Wat betreft de eerste vraag geldt dat voor zover BVO NL persoonsgegevens verwerkt ten aanzien waarvan BVO NL geldt als verwerkingsverantwoordelijke, BVO NL zich in ieder geval moet houden aan de AVG. Op grond van de AVG dient BVO NL in dat geval organisatorische en technische maatregelen te treffen ter beveiliging van persoonsgegevens. De AP houdt hierop toezicht. Daarbij betrekt het informatiebeveiligingsnormen als de NEN7510. Die normen gelden als gezaghebbende uitwerking van de algemene beveiligingsnorm uit de AVG. Die sectorspecifieke informatiebeveiligingsnormen zijn voor zorgaanbieders overigens verplicht gesteld in het Besluit elektronische gegevensverwerking door zorgaanbieders.
Wat betreft de tweede vraag geldt dat voor laboratoria wet- en regelgeving op het gebied van kwaliteit van de zorg en dataveiligheid kan gelden. Welke wet- en regelgeving dat precies betreft, hangt af van de concrete omstandigheden (zoals de aard van de werkzaamheden). De schaalgrootte van de labonderzoeken speelt hierbij in principe geen rol.
Hoe was het gesteld met de datahuishouding en -veiligheid bij dit lab? Beschikte het laboratorium over de NEN 7510 certificering voor databeveiliging? Klopt het dat alle zorgpartijen die met bijzondere persoonsgegevens werken verplicht zijn om aan de NEN7510 richtlijn te voldoen? Voldeed dit lab hieraan? Gaan medische laboratoria onder de NIS-2 wetgeving vallen?
Het antwoord op deze vragen zal voortvloeien uit de verschillenden lopende onderzoeken naar de hack en het datalek. Algemeen geldt, in het kader van goede en veilige zorg, dat zorgaanbieders die persoonsgegevens verwerken in een zorginformatiesysteem, moeten kunnen laten zien dat ze werken volgens de daarvoor geldende informatiebeveiligingsnormen, waaronder de NEN 7510. De IGJ houdt hier toezicht op en de AP, voor zover het gaat om de bescherming van persoonsgegevens.
Er bestaat binnen de NIS2-richtlijn of het wetsvoorstel Cyberbeveilingswet (Cbw), dat de Minister van Justitie en Veiligheid op 2 juni 2025 aanhangig heeft gemaakt in uw Kamer, geen categorie die zich specifiek richt op medische laboratoria. Een medisch laboratorium zou onder de NIS2-richtlijn kunnen vallen indien het bijvoorbeeld handelingen uitvoert die vallen onder de Wkkgz of wanneer het (deels) onderzoek doet naar geneesmiddelen en voor zover zij voldoen aan de eisen in de NIS-2-wetgeving op het gebied van omvang personeelsbestand en omzet. Het hangt dus af van de dienstverlening of een medisch laboratorium onder een van de categorieën van de NIS2-richtlijn of Cbw valt.
Worden er vandaag nog steeds samples gestuurd vanuit het bevolkingsonderzoek of andere medische diagnostiek naar laboratoria waar deze data niet veilig zijn en worden verwerkt door systemen die niet aan de richtlijnen voldoen?
BVO NL heeft de samenwerking met het laboratorium tot nader order opgeschort. Bij de andere laboratoria betrokken bij de bevolkingsonderzoeken worden door Z-Cert extra checks gedaan op informatieveiligheid.
Bij hoeveel Eurofins laboratoria speelt dit? Bij hoeveel andere medische laboratoria?
Er zijn bij mij geen signalen bekend dat de informatiebeveiliging bij andere laboratoria niet op orde zou zijn.
Welke andere zorgpartijen beschikken over de medische en persoonsgegevens van honderdduizenden Nederlanders zonder dat de dataveiligheid op orde is?
Ik heb geen inzicht in de hoeveelheid gezondheidsdata waar de verschillende zorgpartijen over beschikken. De zorg digitaliseert in toenemende mate en dit brengt grote voordelen met zich mee, maar ook risico’s. Zorgpartijen zijn verantwoordelijk voor informatieveiligheid. Zij zijn verplicht te voldoen aan de wettelijke normen voor informatiebeveiliging in de zorg.
Zorginstellingen zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om de risico’s te beperken en de impact van incidenten zo klein mogelijk te maken wanneer deze toch plaatsvinden. Dit neemt echter niet weg dat ik me ook inzet op het verkleinen van de risico's en de impact hiervan. Dit doe ik door te zorgen voor meer bewustwording met het programma informatieveilig gedrag in de zorg, door duidelijke normen en kaders te stellen en door hulpmiddelen aan te bieden om deze te implementeren. Daarnaast biedt Z-Cert gespecialiseerde ondersteuning aan zorgaanbieders.
Op welke termijn kunt u dit in kaart brengen?
Zie antwoord vraag 11.
Wat bent u van plan om te doen als blijkt dat deze onveilige situatie bij andere zorgpartijen speelt?
Zie antwoord vraag 11.
Wat verwacht u van de effecten van dit massale datalek voor de veiligheid van Nederlanders en hoe beoordeelt u de risico’s op onder andere identiteitsfraude, chantage of zorgmijden als gevolg hiervan? Hoe worden mensen met gevoelige adresgegevens, zoals penitentiaire inrichtingen, blijf-van-mijn-lijf-huizen en psychiatrische klinieken geholpen?
Hacks waarbij zoveel data worden bemachtigd vergroten het risico op gerichte en overtuigende phishingaanvallen, juist omdat kwaadwillende beschikken over persoonlijke informatie waarvan het slachtoffer zich mogelijk niet bewust is dat deze is buitgemaakt.
BVO NL informeert de getroffen deelnemers van het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. In de brief van BVO NL wordt ook gewezen op het risico op fraude. De betrokken (ex-)gedetineerden worden via een informatiebrief van Clinical Diagnostics over de hack geïnformeerd, met daarbij een begeleidende brief van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). In deze brieven is onder meer opgenomen wat betrokkenen kunnen doen.
Kunt u deze vragen los van elkaar, zo snel mogelijk en zeker binnen drie weken beantwoorden?
Daar zet ik mij voor in.
Bent u bekend met bovenstaande artikelen?1 2 3
In welke fase bevindt zich het lopende politieonderzoek naar de bekladding van het CIDI-gebouw tijdens het Gaza-debat in Den Haag op 7 augustus 2025?
Zijn de personen waarvan duidelijke beelden van bestaan van dat zij het CIDI-gebouw bekladden, waarvan hun namen circuleren op internet en waarvan hun namen bekend zouden zijn bij de politie reeds aangehouden, of tenminste verhoord? Zo ja, worden zij vervolgd en waarvoor precies? Zo nee, waarom niet?
Wordt ook expliciet gekeken naar degenen die de privéwoning van een CIDI-bestuurslid in Amsterdam hebben beklad met pro-Palestijnse stickers? Zo ja, welke prioriteit krijgt dit aspect van intimidatie?
Welke concrete maatregelen worden genomen om medewerkers van maatschappelijke organisaties te beschermen en specifiek wanneer hun privéwoningen doelwit worden?
Is er afstemming met lokale autoriteiten (gemeente, politie) om de veiligheid van deze medewerkers te waarborgen?
Hoe positioneert u de beide vormen van bekladding met ogenschijnlijk antisemitisch dan wel anti-Israëlisch motief?
Overweegt u wet- of beleidsaanpassingen om escalatie naar de privésfeer te voorkomen en worden er maatregelen genomen zoals cameratoezicht, specifieke meldpunten en bescherming voor bedreigde medewerkers?
In hoeverre is de Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024–2030 en het Werkplan van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB), die maatregelen omvatten zoals bescherming, preventie en monitoring, direct ingezet na de bekladdingen van het CIDI-gebouw en de woning van een medewerker?
Kan concreet worden aangegeven of en hoe het veiligheidsfonds van € 1,3 miljoen wordt ingezet voor beveiligingsmaatregelen rond maatschappelijke organisaties zoals CIDI, of specifiek voor medewerkers die persoonlijk zijn bedreigd?
In hoeverre kan de dit jaar ingerichte taskforce hierin een rol spelen?
Worden instrumenten met betrekking tot verhoging van de pakkans, repressieve instrumenten zoals snelrecht en intrekken van Nederlanderschap bij ernstig antisemitisch geweld ook geactiveerd in gevallen zoals bekladdingen als voorbeeld van strafbare antisemitische intimidatie?
Zijn er concrete beleidsplannen voor prioriteit in strafrechtelijke vervolging bij antisemitische intimidatie die zich richt op individuele medewerkers of hun privéomgeving?
Worden maatschappelijke organisaties zoals CIDI actief betrokken bij preventiecampagnes of veiligheidstrainingen, bijvoorbeeld met betrekking tot het onderwijs?
Bestaat er voor dergelijke organisaties onder de post «onderwijs en preventie» een gerichte ondersteuning, bijvoorbeeld voor medewerkers die onderwerp zijn van intimidatie?
Welke stappen zijn de afgelopen maanden genomen om te komen tot verduidelijking of aanscherping van wetten rondom haatzaaien en discriminatie, zodat criteria transparanter en consistenter worden toegepast?
Kunt u de vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
De meer dan 2500 ontvangen meldingen van discriminatie na online bericht van Wilders |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat het landelijk discriminatiemeldpunt meer dan 2.500 meldingen heeft ontvangen over een afbeelding die door PVV-leider Geert Wilders is verspreid via sociale media?1
Deelt u de mening dat het polariserend, racistisch en discriminerend is dat een afbeelding wordt gedeeld waarin een jonge blonde vrouw tegenover een oudere vrouw met hoofddoek wordt geplaatst met daarboven de tekst «Aan u de keuze op 29/10»? Zo nee, waarom niet?
Vindt u dat deze uiting binnen de grenzen van de vrijheid van meningsuiting valt, of is er, mede gezien eerdere soortgelijke uitingen van deze politicus, sprake van een patroon dat duidt op aanzetten tot haat of discriminatie?
Heeft het Openbaar Ministerie (OM) deze uiting inmiddels in behandeling genomen, en zo ja, op welke gronden? Zo nee, waarom niet?
Welke risico’s ziet u voor het maatschappelijke klimaat en de veiligheid van groepen die door dit soort beeldvorming worden gestigmatiseerd, en hoe weegt u dat tegen de uitingsvrijheid van politici?
Welke stappen bent u bereid te zetten om te waarborgen dat stigmatiserende, racistische en discriminerende uitingen niet straffeloos genormaliseerd raken in het publieke debat, in het bijzonder in verkiezingscampagnes?
Vernielingen bij de As-Soennah moskee in Assen |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat in korte tijd twee keer een ruit is ingegooid bij de As-Soennah Moskee in Assen?1
Deelt u de zorgen van de moskee dat er mogelijk sprake is van een gericht en islamofoob motief? Wordt dit in het politieonderzoek serieus meegenomen?
Klopt het dat de eerste aangifte van vernieling vrijwel direct is afgesloten zonder opvolging? Zo ja, acht u dit passend bij een incident gericht tegen een gebedshuis?
Wat is er inmiddels gedaan naar aanleiding van het tweede incident? Hoe waarborgt u dat bij herhaalde incidenten ook herhaalde inzet volgt van politie en justitie?
Erkent u dat deze vernielingen niet op zichzelf staan, maar passen in een breder patroon van intimidatie en geweld tegen moskeeën in Nederland? Wordt dit landelijk bijgehouden?
Welke concrete maatregelen bent u bereid te nemen om moskeeën beter te beschermen tegen herhaalde aanvallen, met name in de bouw- en afbouwfase wanneer gebouwen kwetsbaarder zijn?
Hoe werkt u aan het herstel en behoud van vertrouwen bij islamitische gemeenschappen die het gevoel hebben dat zij minder serieus worden genomen bij aangiftes van haatincidenten?
De staat van lhbti-acceptatie in het onderwijs en scherper toezicht daarop |
|
Thom van Campen (VVD), Ilana Rooderkerk (D66), Annemarie Heite (NSC), Lisa Westerveld (GL) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Klopt het dat het laatste thematische onderzoek van de Onderwijsinspectie naar seksuele diversiteit en seksuele voorlichting uit 2020 stamt? Wat is sindsdien gedaan om deze thematiek te monitoren?
Het themaonderzoek «Burgerschapsonderwijs en het omgaan met verschil in morele opvattingen» uit 2020 is een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) en geeft een aanvullend stelselbeeld op het scholentoezicht. Het onderzoek richtte zich op de vraag hoe duidelijk de ruimte is die onderwijsvrijheid geeft om eigen visies op maatschappelijke thema’s uit te dragen en waar de grenzen daarvan liggen. Seksuele diversiteit was één van de onderwerpen die aan bod kwamen. De uitkomsten gaven destijds geen aanleiding tot nader onderzoek. Het huidige toezicht op scholen en het accent daarin op burgerschap en sociale veiligheid geeft een goed beeld van de stand van zaken van de naleving van wettelijke eisen betreffende seksuele diversiteit.
Sinds 2020 zijn er verschillende onderzoeken uitgevoerd die betrekking hebben op seksuele diversiteit op scholen. Eén daarvan is de Landelijke Veiligheidsmonitor, die periodiek de sociale veiligheid op scholen in kaart brengt in opdracht van mijn ministerie.1 Dit onderzoek monitort de veiligheid van lhbt leerlingen in het funderend onderwijs. Daarnaast biedt het rapport «Opvattingen over seksuele en genderdiversiteit in Nederland en Europa 2022» van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) inzicht in de opvattingen over homo- en biseksualiteit in Nederland.2 Het onderzoek «Seks onder je 25e» van Rutgers en Soa Aids Nederland geeft een landelijk beeld van de opvattingen over homoseksualiteit onder jongeren.3
Bent u bereid om het themaonderzoek uit 2020 te herhalen, gezien de dalende acceptatie van lhbti-personen onder jongeren?1
In 2026 heeft de inspectie verdiepend onderzoek geprogrammeerd naar de wijze waarop scholen omgaan met risico’s en uitingen in strijd met basiswaarden, zoals voor wat betreft respectvolle omgang met seksuele diversiteit en andere uitingen van onverdraagzaamheid. Dit gebeurt aanvullend op het reguliere toezicht door de inspectie waarin respectvolle omgang met seksuele diversiteit één van de vaste aandachtspunten is. Het herhalen van dit precieze onderzoek uit 2020 is daarom niet nodig.
Bent u bereid te onderzoeken of scholen voldoen aan hun verplichtingen inzake respectvolle omgang met seksuele diversiteit en of er sprake is van structurele tekortkomingen?
Indien de inspectie constateert dat een school op één of meer van de wettelijke verplichtingen (wettelijke burgerschapsopdracht, kerndoelen en wettelijke zorgplicht sociale veiligheid) nalatig is, geeft de inspectie een herstelopdracht. De inspectie ziet toe op de naleving daarvan. In de regel volgt er een bekostigingssanctie als uit het herstelonderzoek blijkt dat niet aan de herstelopdracht is voldaan.
Het toezicht van de inspectie is met ingang van schooljaar 2025/26 verder aangescherpt: per 1 augustus 2025 beoordeelt de inspectie de kwaliteitsstandaard basisvaardigheden, waarbij een oordeel is verbonden aan geconstateerde tekortkomingen. Onderdeel daarvan is de bevordering van burgerschap, met aandacht voor basiswaarden (zoals gelijkwaardigheid, non-discriminatie en autonomie) en het tegengaan van risico’s omtrent en strijdigheid met basiswaarden. Waar eerst sprake was van enkel een herstelopdracht voor een school die in gebreke blijft, is met ingang van dit schooljaar tevens sprake van een beoordeling van de standaard als (on)voldoende.
Hoe wordt er op dit moment systematisch toezicht gehouden op hoe scholen invulling geven aan hun wettelijke burgerschapsopdracht met betrekking tot seksuele diversiteit en lhbti-acceptatie?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven hoeveel scholen in de afgelopen vijf jaar van de Onderwijsinspectie een aanwijzing, waarschuwing of onvoldoende beoordeling hebben gekregen vanwege gebrekkige aandacht voor seksuele diversiteit of lhbti-onderwerpen?
Op 1 augustus 2021 is de Wet verduidelijking burgerschapsopdracht ingevoerd. In het eerste schooljaar 2021/22 was er sprake van een stimulerende aanpak om scholen voldoende tijd te geven aan de nieuwe wettelijke eisen te voldoen. Met ingang van het schooljaar 2022/23 is sprake van nalevingstoezicht. Gerekend over deze periode was in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en gespecialiseerd onderwijs sprake van herstelopdrachten voor burgerschap voor respectievelijk 54, 64 en 47 procent van de in deze sectoren onderzochte scholen.
De inspectie heeft een beeld van de tekortkomingen per aspect van de burgerschapsopdracht. De wettelijke eisen rond respectvolle omgang met seksuele diversiteit worden beoordeeld als onderdeel van het toezicht op het bevorderen van basiswaarden en kerndoelen. De percentages scholen in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en gespecialiseerd onderwijs die in het laatste schooljaar (2024–2025) een herstelopdracht kregen vanwege tekorten in de bevordering van basiswaarden, bedroegen respectievelijk 2, 5 en 10 procent. Daarnaast zijn herstelopdrachten gegeven omdat onvoldoende sprake was van afstemming van het burgerschapsonderwijs op mogelijke risico’s in de leerlingenpopulatie. Dit gold voor respectievelijk 43, 48 en 39 procent van de scholen.
Bent u bereid een representatieve steekproef te (laten) uitvoeren onder scholen naar de wijze waarop seksuele vorming en lhbti-acceptatie in het onderwijs gestalte krijgt?
De inspectie heeft als wettelijke taak om toezicht te houden op de naleving van de wet- en regelgeving op scholen, waaronder eisen die verband houden met seksuele vorming. Zie het antwoord op vragen 3 en 4. In dat kader ziet de inspectie erop toe dat het onderwijs in lijn is met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat en dat leerlingen leren om respectvol om te gaan met seksuele diversiteit. Het reguliere toezicht van de inspectie geeft een beeld van de naleving van wettelijke voorschriften, ook op dit terrein. De resultaten van het toezicht laten dan ook zien of het onderwijs in ons land voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt.
Erkent u dat uit diverse signalen blijkt dat op een deel van de religieuze scholen geen of zeer beperkte aandacht is voor seksuele diversiteit? Zo ja, deelt u de zorg dat hiermee de burgerschapsopdracht en wettelijke vereisten niet worden nageleefd?
De inspectie geeft aan dat de aandacht voor bevordering van basiswaarden zoals verdraagzaamheid en non-discriminatie vanwege zorgen rond afnemende tolerantie jegens seksuele diversiteit over de hele breedte van het onderwijs aandacht vraagt. De inspectie heeft geen aanwijzingen dat het thema op bijzondere scholen met een godsdienstige grondslag vaker speelt dan elders. Voor zover het gaat om tekorten rond bevordering van burgerschap en sociale veiligheid, ziet de inspectie geen grote verschillen tussen scholen van uiteenlopende denominaties. Ook het genoemde themaonderzoek van de inspectie uit 2020 liet een dergelijk beeld niet zien. De burgerschapswet verplicht scholen de basiswaarden, waaronder gelijkwaardigheid en non-discriminatie, te bevorderen. Indien de inspectie constateert dat een school zich niet aan deze wettelijke verplichting houdt, geeft de inspectie een herstelopdracht.
Wordt bij het inspectietoezicht specifiek gecontroleerd op de invulling van lhbti-onderwerpen bij scholen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Ja, het thema seksuele diversiteit is onderdeel van het toezicht van de inspectie op de bevordering van burgerschap (inclusief basiswaarden, zie het antwoord op vraag 7), de kerndoelen en op de borging van de sociale veiligheid van alle leerlingen.
Welke beleidsmaatregelen zijn sinds 2016 genomen om lhbti-acceptatie in het funderend en voortgezet onderwijs te versterken? Acht u deze maatregelen afdoende, gezien de recente daling in acceptatie?
Het kabinet vindt het belangrijk dat iedere leerling zichzelf kan zijn en zich veilig voelt op school. Scholen in het funderend onderwijs hebben een zorgplicht voor een (sociaal) veilig schoolklimaat. Voor de zomer van 2025 heeft uw Kamer het wetsvoorstel Vrij en veilig onderwijs ontvangen. Met dit wetsvoorstel introduceer ik een meldplicht voor ernstige incidenten. De al bestaande meld-, overleg- en aangifteplicht voor seksuele misdrijven wordt verduidelijkt en uitgebreid. Het wetsvoorstel verplicht scholen in het funderend onderwijs vertrouwenspersonen te hebben en verbetert hun positie en professionaliteit. Tevens moeten scholen zich aansluiten bij een landelijke klachtencommissie die kan adviseren over een klachtenbehandeling. Ten slotte moeten scholen hun veiligheidsbeleid jaarlijks gaan evalueren. De planning is erop gericht dat de wet per 1 augustus 2026 in werking treedt.
Daarnaast is het belangrijk dat kinderen vanaf jonge leeftijd leren hoe je respectvol met elkaar omgaat en hoe je wensen en grenzen kunt aangeven.
Scholen in het funderend onderwijs hebben de verplichting leerlingen te leren respectvol om te gaan met (seksuele) diversiteit binnen de samenleving. Dat volgt uit de wettelijk verplichte kerndoelen, maar ook uit de wettelijke burgerschapsopdracht. Scholen bepalen zelf hoe ze invulling geven aan de kerndoelen en met welk lesmateriaal ze dat willen doen. Op 1 september 2025 heeft Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) de definitieve conceptkerndoelen van het leergebied burgerschap opgeleverd voor het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs.5 Met deze kerndoelen wordt voor scholen een verdere uitwerking geven aan het onderwijsinhoudelijke deel van de wettelijke burgerschapsopdracht en krijgen scholen meer richting en houvast bij de invulling van hun burgerschapsonderwijs. Ook in de conceptkerndoelen voor het leergebied Mens en Maatschappij wordt ingegaan op respectvolle omgang, onder andere met seksualiteit en seksuele diversiteit. De definitieve conceptkerndoelen voor het leergebied Mens en Maatschappij worden later dit najaar opgeleverd. Naar verwachting zullen deze kerndoelen vanaf 1 augustus 2027 gelden, maar scholen kunnen zich er nu al door laten inspireren.
Bent u bereid om de Onderwijsinspectie expliciet opdracht te geven om binnen het reguliere toezicht scherper te letten op de naleving van de burgerschapsopdracht op het gebied van seksuele en genderdiversiteit?
Deze opdracht heeft de inspectie al.
Kunt u toezeggen om binnen een jaar te komen met een geactualiseerd beeld van de staat van lhbti-acceptatie en seksuele voorlichting op Nederlandse scholen, onder jongeren met een niet-Westerse achtergrond en wat de invloed is van de online manosphere met figuren als Andrew Tate?
Op dit moment laat ik een onderzoek uitvoeren naar de opvattingen van jongeren over lhbtiq+ personen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de Universiteit van Amsterdam en het eerste deelrapport is voor de zomer gepubliceerd.6 Het tweede deelrapport volgt dit najaar.
Voor cijfers over de staat van lhbti-acceptatie onder Nederlandse jongeren verwijs ik u naar het periodieke onderzoek «Seks onder je 25e» van Rutgers en Soa Aids Nederland en de periodieke Gezondheidsmonitor Jeugd7. Het onderzoek «Seks onder je 25e» biedt inzichten in de opvattingen van Nederlandse jongeren rondom seksualiteit, waaronder seksuele diversiteit. Dit onderzoek wordt eens per vijf jaar uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Daarnaast bevat een aantal regionale vragenlijsten van de Gezondheidsmonitor Jeugd vragen over de opvattingen van scholieren in het voortgezet onderwijs over homoseksualiteit. Deze monitor wordt eens per vier jaar uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Wat heeft u specifiek gedaan om scholen te ondersteunen zodat ze zorg kunnen dragen voor een omgeving waarin leerlingen en personeel zich veilig en geaccepteerd weten, zoals specifiek van hen wordt gevraagd bij de in 2021 aangescherpte wettelijke eisen omtrent het burgerschapsonderwijs?
Op verschillende manieren stimuleer ik initiatieven die scholen ondersteunen bij het bevorderen van een veilig schoolklimaat voor alle leerlingen. Zo verleen ik een instellingssubsidie aan Stichting School & Veiligheid (SSV), de landelijke expertise-organisatie voor sociale veiligheid op school. Zij ondersteunen scholen met actuele informatie en deskundig advies. Zo heeft SSV aanbod voor docenten voor het bespreekbaar maken van gevoelige thema’s in de klas op een veilige manier. Ook onderhoudt SSV de website www.gendi.nl met inspiratie, (les)materialen en kennis voor docenten op het gebied van gender- en seksuele diversiteit. Dit najaar publiceert SSV een handreiking voor schoolleiders over het creëren van een veilig schoolklimaat voor lhbtiq+ leerlingen. In samenwerking met het Landelijke Aktie Komitee Scholieren (LAKS) lanceert SSV dit najaar een leidraad voor het voeren van een veilig gesprek in de klas over onderwerpen die als polariserend worden ervaren. Tot slot beschikt SSV over een adviespunt voor scholen en organiseert SSV jaarlijks de Week tegen pesten en de conferentie Met alle respect!.
Daarnaast ondersteun ik initiatieven van COC Nederland die scholen ondersteunt bij het bespreekbaar maken van gender- en seksuele diversiteit. Bijvoorbeeld bij het jaarlijks organiseren van Paarse Vrijdag, waarvan het aantal deelnemende scholen blijft groeien. Ook faciliteert COC een netwerk van Gender and Sexuality Alliances (GSA’s). Dit is een groep die leerlingen kunnen oprichten die dient als sociaal netwerk waarin leerlingen (h)erkenning ervaren en solidariteit tonen met lhbtiq+ leerlingen. Ten slotte bouwt het COC aan een GSA-docentennetwerk, waarin docenten ideeën en good practices kunnen uitwisselen om de acceptatie van lhbtiq+ leerlingen en docenten op school te verbeteren.
Bovendien is vanuit het amendement Ceder c.s. € 250.000 beschikbaar gesteld om scholen te helpen bij het ondersteunen van leerkrachten in het bespreekbaar maken van het thema gender- en seksuele diversiteit.8
Het bericht 'Moordenaar krijgt na jaren cel en tbs baan in zorgkliniek: ‘Hoe kan zo iemand werken met kwetsbare personen?’' |
|
Ingrid Michon (VVD), Wendy van Eijk-Nagel (VVD) |
|
Struycken |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Moordenaar krijgt na jaren cel en tbs baan in zorgkliniek: «Hoe kan zo iemand werken met kwetsbare personen?»» gepubliceerd door De Telegraaf op 31 juli 2025?1
Deelt u de zorgen van nabestaanden en andere betrokkenen over het feit dat iemand met een dergelijk ernstig verleden werkzaam is met kwetsbare cliënten?
Hoe vaak is het in de afgelopen tien jaar voorgekomen dat iemand met een veroordeling voor een ernstig geweldsmisdrijf tóch een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) heeft gekregen voor werkzaamheden in de zorg? Welke zaken betroffen dit precies, en wat waren de motiveringen van Justis om in die gevallen toch een VOG te verlenen?
Kunt u bevestigen wanneer de betrokkene in deze casus een VOG heeft aangevraagd, voor welk type functie dit was, welk screeningsprofiel daarbij is gehanteerd, en of het levensdelict uit 2001 daarbij is meegewogen?
Kunt u toelichten of in deze zaak politiegegevens zijn geraadpleegd voorafgaand aan het verlenen van de VOG? Zo ja, welke gegevens betroffen dit en wie nam uiteindelijk de beslissing?
Waarom is in het onderhavige geval wél een VOG verstrekt, terwijl in een soortgelijke zaak door Justis en de Staatssecretaris van Rechtsbescherming een VOG geweigerd werd wegens de ernst van het levensdelict en het risico voor de maatschappij?
In hoeverre stelt Justis bij de VOG-procedure expliciet rekening met het risico dat iemand met een aangetoonde ernst van geweldshandeling een functie zal vervullen met kwetsbare personen? Wordt daarbij al dan niet maatwerk toegepast?
In hoeverre wordt de VOG-P momenteel benut bij het aannemen van personeel in de zorgsector, en zijn er plannen dit instrument breder toe te passen binnen zorginstellingen waar kwetsbare personen verblijven?
Is in deze zaak sprake geweest van continue screening? Zo nee, waarom niet? Acht u het wenselijk om continue screening uit te breiden naar functies in de forensische en geestelijke gezondheidszorg?
Hoeveel VOG-aanvragen in de gezondheidszorg zijn sinds januari 2024 afgewezen op basis van het verscherpte toetsingskader, bijvoorbeeld via de VOG-P? Wat zegt dit weigeringspercentage over de effectiviteit van het instrument in functies met hoge integriteitseisen?
Wordt bij VOG-aanvragen in de zorgsector structureel rekening gehouden met langere terugkijktermijnen bij ernstige geweldsdelicten, vergelijkbaar met de zeden- en terrorismekaders? Klopt het dat deze mogelijkheid bestaat, maar in de praktijk niet altijd wordt benut?
Welke verantwoordelijkheid rust op zorginstellingen en hun bestuur om antecedenten van werknemers en ervaringsdeskundigen te controleren? Acht u het nodig om deze verantwoordelijkheid te verduidelijken of uit te breiden bijvoorbeeld door een aangescherpte verantwoordingsplicht?
Hoe weegt u in deze zaak de belangen van re-integratie (werk voor ex-justitiabelen) af tegen de noodzaak van bescherming van kwetsbare personen in zorginstellingen? Klopt het dat in bepaalde gevallen het belang van de aanvrager zwaarder kan wegen dan het maatschappelijk risico?
Het bericht ‘Moordenaar krijgt na jaren cel en tbs baan in zorgkliniek: ’Hoe kan zo iemand werken met kwetsbare personen?’ |
|
Marieke Wijen-Nas (BBB) |
|
Struycken |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Moordenaar krijgt na jaren cel en tbs baan in zorgkliniek: «Hoe kan zo iemand werken met kwetsbare personen?»?1
Op welke manier is het mogelijk dat een persoon met een ernstig geweldsverleden een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) heeft kunnen verkrijgen voor een functie in de zorg?
Is bij het afgeven van de VOG rekening gehouden met het feit dat het hier een moord betrof, gepleegd met 40 messteken, in de aanwezigheid van een kind?
Acht u het verantwoord dat personen met een dergelijk verleden werkzaam zijn binnen instellingen voor geestelijke gezondheidszorg waar zij in contact komen met kwetsbare cliënten?
Klopt het dat in een vergelijkbare zaak, waarbij een ex-tbs’er met een levensdelict werkzaam wilde zijn als ervaringsdeskundige in een tbs-kliniek en in een adviesraad, in 2022 geen VOG werd afgegeven?
Hoe verklaart u het verschil tussen deze casus en de situatie bij GGNet, waarin een soortgelijk delict wel leidde tot het verkrijgen van een VOG?
Deelt u de mening dat mensen met een dergelijk strafverleden nooit met kwetsbare personen mogen werken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen bent u bereid om te nemen?
Een lijst met mogelijke sanctiemaatregelen tegen Israël |
|
Kati Piri (PvdA), Jan Paternotte (D66), Derk Boswijk (CDA) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Dick Schoof (minister-president ) (INDEP) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met de inzage van interne stukken over mogelijke sanctiemaatregelen tegen Israël door De Telegraaf, d.d. 29 juli 2025?1
Ja.
Hebben deelnemers aan het spoedberaad van het kabinet op maandag 28 juli een lijst met beoogde maatregelen ontvangen?
Ja.
Klopt het dat er meerdere opties op tafel lagen voor hardere sanctiemaatregelen, waaronder op het gebied van wapenleveranties? Zo ja, wat is de reden dat het kabinet hier niet voor heeft gekozen?
Het kabinet laat zich breed adviseren over verschillende mogelijkheden. De uiteindelijke uitkomst van de beslissing om maatregelen in te stellen is gedeeld in de Kamerbrief van 28 juli jl.2 Het kabinet zal de opgestelde notitie voor het bewindspersonen overleg niet met de Kamer delen en beroept zich daarbij op de bescherming van de eenheid van kabinetsbeleid en de bescherming van diplomatieke belangen.
Waarom heeft het kabinet de maandelijkse rapportage over de uitvoer van militaire goederen na 31 maart 2025 niet meer geactualiseerd?
Het kabinet hanteert een grote mate van transparantie over de uit- en doorvoer van strategische goederen en loopt hiermee internationaal voorop. Het kabinet publiceert regelmatig kerngegevens over alle afgegeven vergunningen voor de uitvoer van militaire en dual-use goederen, evenals kerngegevens over de doorvoer van militaire goederen over Nederlands grondgebied.
Het streven is publicatie binnen twee maanden.
Door zware belasting bij exportcontrole bij Douane en het Ministerie van Buitenlandse Zaken als gevolg van de Ruslandsancties en de oorlog in de Gazastrook is de publicatie vertraagd. Het kabinet doet zijn uiterste best om de achterstanden in te lopen en inmiddels zijn de kerngegevens voor uitvoer van militaire goederen tot en met 31 mei 2025 gepubliceerd.3
Zijn er nu nog vergunningen geldig op basis waarvan doorvoer en uitvoer van militaire en dual-use goederen naar Israël mogelijk is? Zo ja, kunt u heel specifiek voor elke vergunning aangeven welke goederen en welke waarde het betreft?
Voor militaire goederen zijn er op dit moment zeven vergunningen geldig waarmee door- en uitvoer naar Israël mogelijk is. Het gaat hier om goederen als communicatiesystemen, technologie voor radarsystemen, delen voor onbemande voertuigen, elektronica voor vliegerhelmen, programmatuur voor observatiesystemen en delen voor geleide projectielen.
Voor de uitvoer van delen voor radarsystemen geldt dat dit radaronderdelen betreffen ten behoeve van het Iron Dome-luchtafweersysteem, waarmee inkomende dreigingen gedetecteerd en uitgeschakeld kunnen worden.
Met uitzondering van de delen voor radarsystemen ten bate van het Iron Dome-luchtafweersysteem, conform de motie Kahraman4, geldt dat er bij alle geldige vergunningen sprake is van (tijdelijke) uitvoer ten behoeve van verdere productontwikkeling of reparatie- en/of onderhoudsdoeleinden in Israël waarbij er geen sprake is van eindgebruik in Israël.
Voor de verleende dual-use vergunningen tot en met juni 2025, inclusief informatie over de geldigheid, omschrijving en waarde ervan, verwijst het kabinet naar het document «Rapportage uitvoer dual-use goederen geactualiseerd tot en met juni 20255». In de periode 1 juli 2025 tot 1 augustus 2025 zijn na zorgvuldige toetsing aan de Europese exportcontrolekaders vijf dual-use vergunningen aan civiele bedrijven in Israël verleend.
De verleende vergunningen zijn uitsluitend voor transacties met medisch of civiel eindgebruik. In geen van deze gevallen is sprake van eindgebruik door de Israëlische krijgsmacht of andere eindgebruikers met een geweldsmandaat. In één geval betrof het de definitieve uitvoer van meetsystemen ter waarde van circa 31 miljoen euro. Eenmaal betrof het de definitieve uitvoer van technologie voor infraroodcamera’s ter waarde van circa 25 duizend euro. Tweemaal betrof het de definitieve uitvoer van gestuurde vonkbruggen ter waarde van circa 16 duizend, respectievelijk circa 19 duizend euro. De laatste vergunning betrof de tijdelijke uitvoer van traagheidsnavigatiesystemen ter waarde van circa 24 miljoen euro. De verleende vergunningen hebben een geldigheid van één jaar.
Kunt u vóór het aanstaande commissiedebat over Gaza de maandelijkse rapportage actualiseren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat een nationale boycot voor producten uit illegale nederzettingen op de lijst stond? Zo ja, waarom is hier niet voor gekozen?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom heeft het kabinet er niet voor gekozen om met een nationale boycot voor te sorteren op het scenario dat er onvoldoende steun voor een Europese boycot is?
Zoals is vermeld in de Kamerbrief van 28 juli jl. heeft het kabinet besloten in samenwerking met gelijkgestemde partners zich in te spannen voor handelspolitieke maatregelen ten aanzien van goederenimport uit de door illegale nederzettingen, conform de motie van Campen en Boswijk.6 Als lidstaat van de Europese Unie is Nederland onderdeel van de interne markt, waarin vrij verkeer van goederen geldt. Een eventuele maatregel gericht op het weren van producten uit illegale nederzettingen is effectiever als deze op niveau van de Unie wordt genomen, ook met oog op de eventuele handhaving van een dergelijke maatregel.
Bent u bereid om de lijst, op basis van artikel 68 van de Grondwet, vóór het commissiedebat met de Tweede Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en vóór het commissiedebat beantwoorden?
De vragen zijn zoveel mogelijk separaat beantwoord en voor het debat verstuurd.
Het bericht “Kabinet wil extra maatregelen tegen Israël en roept ambassadeur op matje” |
|
Eric van der Burg (VVD) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Kan het kabinet bevestigen dat de inzet nog steeds een staakt-het-vuren is en vrijlating van de gijzelaars?1
Ja. De oorlog in de Gazastrook moet stoppen, er moet een staakt-het-vuren worden bereikt en alle gijzelaars moeten worden vrijgelaten door Hamas. Daar is de Nederlandse inzet op gericht.
Hoe uit zich deze inzet?
Het kabinet betreurt dat de onderhandelingen tussen Israël en Hamas zijn vastgelopen en roept de partijen op terug te keren naar de onderhandelingstafel. Het kabinet ziet dat Hamas forse (mede-)verantwoordelijkheid toekomt voor het uitblijven van het staakt-het-vuren. Daarom blijft Nederland voortrekker voor aanvullende EU-sancties tegen Hamas en Palestinian Islamic Jihad. Een onmiddellijk staakt-het-vuren is noodzakelijk voor het vrij krijgen van de gijzelaars die zijn ontvoerd door Hamas; voor het realiseren van de noodzakelijke hulp voor de noodlijdende bevolking van de Gazastrook en om tot een duurzame oplossing te komen, waarbij voor het kabinet de tweestatenoplossing het uitgangspunt is. Over de ontwikkelingen rond het staakt-het-vuren staat het kabinet in nauw contact met partners die een bemiddelende rol spelen in de onderhandelingen, waaronder Qatar, Egypte en de Verenigde Staten.
In mei jl. heeft Nederland de Hoge Vertegenwoordiger van de EU verzocht een evaluatie te starten van Israëls naleving van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord. Sindsdien zet Nederland zich ook via deze procedure in om de druk op Israël te verhogen met als doel een staakt-het-vuren te bereiken zodat ook alle gijzelaars worden vrijgelaten, de humanitaire blokkade van de Gazastrook volledig en onvoorwaardelijk op te heffen en geen verdere stappen te zetten die ons verder verwijderen van de tweestatenoplossing. Het kabinet blijft deze druk waar nodig opvoeren, onder meer door het zetten van nationale en Europese stappen zoals beschreven in de Kamerbrief van 28 juli jl.
Wat zijn momenteel de knelpunten wat betreft het toeleveren van hulp in Gaza? Welke rol spelen Israël, de Arabische landen en hulporganisaties hierin?
De humanitaire blokkade zorgt voor grote problemen bij de hulpverlening in de Gazastrook. Bovendien zijn er kwantitatieve en kwalitatieve beperkingen op de hulp die binnenkomt. Het tekort aan voedsel en andere essentiële goederen zorgt voor wanhopige menigtes, en leidt tot plunderingen van hulpgoederen. Het kabinet ziet deze situatie als het gevolg van de aanhoudende humanitaire blokkade, alsmede de aanhoudende restricties op invoer en distributie van humanitaire hulp. Deze situatie, vormt een belemmering voor de deugdelijke distributie van hulp. Mitigerende maatregelen, zoals meer gepantserde voertuigen en veiligheidsuitrusting voor hulporganisaties alsook toestemming voor het gebruik van alternatieve routes om menigtes en risico’s te vermijden, worden niet of nauwelijks genomen door Israël. De aanwezigheid van terroristische organisaties, zoals Hamas en daarnaast criminele bendes, vormt een extra complicatie voor de veilige, ordentelijke distributie van hulp. Daarnaast kampen hulporganisaties met veiligheidsuitdagingen en logistieke problemen door het aanhoudende oorlogsgeweld.
Deelt het kabinet dat alle actoren in het conflict er alles aan moeten doen om te zorgen dat de juiste hulp bij de juiste mensen in Gaza terecht komt? Is het kabinet bekend met meldingen dat terreurorganisatie Hamas een kwalijke rol speelt bij de distributie van hulpgoederen? Wat is de rol van de terreurorganisatie Hamas bij het tekort aan voedsel en andere hulp in Gaza?
Het kabinet deelt dat alle actoren in het conflict zich moeten inzetten om ervoor te zorgen dat humanitaire hulp effectief, veilig en ordentelijk wordt gedistribueerd. In de huidige chaotische situatie is dergelijke ordentelijke distributie uiterst complex. Daarnaast verrijkt Hamas zich met onder andere humanitaire hulp.
Hoe zorgt het kabinet ervoor dat het kritisch blijft kijken naar de rol van alle actoren in het conflict wat betreft het tekort aan hulpgoederen in Gaza?
Het kabinet monitort de situatie en het ernstig tekort aan hulpgoederen nauwgezet en blijft kritisch en alert ten aanzien van de rol van alle actoren in het conflict, waaronder zowel Israël als Hamas. Nederland maakt gebruik van diplomatieke kanalen en samenwerking met (internationale) partners, waaronder de VN, de Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging en Dutch Relief Alliance, om informatie te verzamelen en te beoordelen over de distributie en belemmeringen van humanitaire hulp.
In welk geval zal worden geconcludeerd dat Israël onvoldoende heeft gedaan voor meer humanitaire hulp in Gaza? Hoe wordt dit bepaald?
Het kabinet vindt dat Israël de humanitaire blokkade van de Gazastrook volledig en onvoorwaardelijk moet opheffen. Het kabinet zag het akkoord tussen de EU en Israël over de toegang van humanitaire hulp als een stap in de goede richting, maar heeft hierbij aangegeven dat het zo snel mogelijk zou moeten worden geïmplementeerd en dat het cruciaal is dat Israël de met de EU gemaakte afspraken nakomt. Bovenal zal Israël meer stappen moeten zetten om de hulpverlening te faciliteren, zoals door het openen van alle grensovergangen en het wegnemen van belemmeringen voor distributie van hulp door professionele, gemandateerde hulporganisaties. De Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) monitort de implementatie van het humanitaire akkoord onder andere via medewerkers van het Directoraat-Generaal voor Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp (ECHO) van de Commissie die ter plaatse in Israël aanwezig zijn, en op basis van rapportages van partnerorganisaties zoals het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties. Op 23 en 29 juli jl. rapporteerde EDEO en de Commissie over de voortgang van de implementatie van het akkoord. Hieruit werd geconcludeerd dat Israël de gemaakte afspraken onvoldoende nakomt.
Kan het kabinet een overzicht sturen van alle mogelijke maatregelen die momenteel worden overwogen, Europees en nationaal?
De door de Commissie opgestelde lijst met potentiële maatregelen is in vertrouwen gedeeld met de lidstaten. Delen daarvan zou het vertrouwen in Nederland en daarmee de Nederlandse diplomatieke slagkracht ondermijnen. Zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 28 juli jl. heeft het kabinet besloten over te gaan tot nationale en Europese maatregelen.
Hoe reflecteert het kabinet op het telefoongesprek tussen Premier Schoof en President Herzog?
De Minister-President heeft tijdens het telefoongesprek met de Israëlische president Herzog de Nederlandse zorgen overgebracht en met klem benadrukt dat Nederland de regering-Netanyahu oproept een andere koers in te slaan. Minister-President Schoof heeft in het gesprek tevens benadrukt dat Nederland significante stappen, zowel in EU-verband als nationaal, zal voorstaan indien de situatie in de Gazastrook niet spoedig verbetert en de humanitaire afspraken tussen de EU en Israël niet geïmplementeerd worden. Inmiddels heeft het kabinet besloten maatregelen te nemen op nationaal en Europees vlak. De Minister-President heeft ook benadrukt dat de veiligheid van Israël en het lot van de gegijzelden topprioriteit blijven voor Nederland en dat Hamas een aanhoudend gevaar is en geen rol kan spelen in de toekomst van Gaza.
Hoe kijkt het kabinet naar het bericht van President Herzog op X als reactie op Premier Schoof?
President Herzog gaat over zijn eigen woorden.
Is het kabinet het eens dat Israël nog steeds als een belangrijke bondgenoot tegen terreur en het Iraanse regime moet worden gezien? Steunt het kabinet nog steeds Israël in zijn strijd om zijn bestaansrecht, terwijl het ook aandacht vraagt voor de humanitaire situatie in Gaza? Blijft het kabinet dit uitdragen op Europees niveau?
Ja. Nederland steunt het bestaansrecht en het recht op veiligheid van de staat Israël en verzet zich tegen de ontkenning en bedreiging hiervan, met name door Iran. Tegelijkertijd hecht het kabinet aan het internationaal recht en aan de bescherming van burgers in conflictgebieden.
Erkent het kabinet dat lange termijn vrede alleen mogelijk is als Hamas is uitgeschakeld?
Het kabinet koestert geen illusies over de intenties en het optreden van Hamas. Hamas is een terroristische organisatie die al jarenlang zijn eigen bevolking onderdrukt, mensenrechten schendt en door zijn gruwelijke daden van 7 oktober 2023 een spiraal van geweld ontketende. Hamas gebruikt Gazanen als menselijk schild en houdt momenteel nog altijd vijftig gegijzelden vast in de Gazastrook, van wie nog minstens twintig in leven zouden zijn. Het kabinet blijft onderstrepen dat Hamas onmiddellijk de gijzelaars moet vrijlaten en de wapens moet opgeven. Er is geen plaats voor Hamas in de toekomst van de Gazastrook. Het kabinet blijft dit benadrukken, ook in EU-verband.
Deelt het kabinet dat we moeten toewerken naar een tweestatenoplossing zonder Hamas?
Zie antwoord vraag 11.
Blijft het kabinet benadrukken op billateraal niveau en op Europese Unie (EU)-niveau dat het huidige conflict is gestart op 7 oktober door de barbaarse terreuraanval van Hamas?
Zie antwoord vraag 11.
Hoe kijkt het kabinet naar mogelijke desinformatie (door Hamas) in de oorlog in Gaza? Kan er spraken zijn van meer toegang voor onafhankelijke journalisten in Gaza?
Ondanks de gevaren, zijn er nog steeds onafhankelijke journalisten actief in de Gazastrook. Nederland roept Israël op om hen in veiligheid hun werk te laten uitvoeren en om internationale journalisten toegang te geven tot het gebied, ook met het oog op het tegengaan van mogelijke desinformatie van Hamas. Veilige toegang voor journalisten tot de Gazastrook is ook bij de ontbieding van de Israëlische ambassadeur op 29 juli aan de orde gesteld. Nederland blijft zich hiervoor ook publiekelijk uitspreken.
Deelt het kabinet dat, indien maatregelen tegen Israël genomen worden, nog steeds EU-maatregelen tegen Israël het meest effectief zijn?
Het heeft de voorkeur van het kabinet om zo veel mogelijk in Europees verband op te treden. Hiermee wordt namelijk een krachtig signaal afgegeven. Tegelijkertijd blijft, bij uitblijven van consensus in EU-verband, het noodzakelijk om druk te houden door stappen op nationaal niveau te zetten.
Op welke manier vindt er momenteel coördinatie plaats tussen de Verenigde Staten (VS) en de EU wat betreft de oorlog in Gaza?
Er vindt bilaterale contact plaats tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie over de oorlog in de Gazastrook, op verschillende niveaus en locaties. Medewerkers van de EU-delegaties staan in regelmatig contact met functionarissen van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Nationale Veiligheidsraad, onder andere in Washington D.C. en Jeruzalem. Daarnaast zijn er ook contacten met Amerikaanse diplomaten die zijn gestationeerd bij de Amerikaanse missie bij de EU. Daarnaast vindt ook coördinatie plaats binnen het kader van de G7.
Zal het kabinet aansluiten bij de verklaring van Arabische en Europese landen dat Hamas oproept om zijn wapens in te leveren en te vertrekken uit Gaza?
Nederland was vertegenwoordigd bij de conferentie waarin deze verklaring is opgesteld. Nederland verwelkomt elementen uit de verklaring, waaronder de veroordeling van de terroristische aanvallen door Hamas van 7 oktober 2023, de oproep tot ontwapening van Hamas, en het belang van het beëindigen van de onrechtmatige bezetting van de Palestijnse Gebieden door Israël en de noodzaak tot verbetering van de humanitaire situatie in de Gazastrook. Nederland heeft een positieve grondhouding ten aanzien van het steunen van de verklaring. De verklaring maakt onderdeel uit van een groter outcome document. Het outcome document bestaat uit een politieke verklaring en een annex met mogelijke actiepunten. Nederland heeft tot 5 september om te bepalen of we deze verklaring kunnen steunen.
Kunnen deze vragen voor het debat over de oorlog in Gaza worden behandeld?
Ja.
De schriftelijke vragen van 18 april 2025 (2025Z07899) over Mohammed B. |
|
Geert Wilders (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met de schriftelijke vragen die de PVV op 18 april 2025 heeft ingediend naar aanleiding van het bericht dat Mohammed B. weer op vrije voeten is en aanwezig was bij een sit-in?1
Ja, daar ben ik bekend mee.
Waarom heeft u deze vragen na 102 dagen nog steeds niet beantwoord?
De beantwoording van de Kamervragen is vertraagd doordat er afstemming nodig was met verschillende (keten)partners. Dit was noodzakelijk om tot een volledige beantwoording van de vragen te komen. De afstemming vergde meer tijd dan vooraf was ingeschat, waardoor de beantwoording later is verstuurd dan de gebruikelijke termijn.
Bent u bekend met de uitspraak van de rechter in de Jodenjacht-zaak, waarin Mohammed B. is veroordeeld en waarbij hij 19 dagen voorwaardelijk opgelegd heeft gekregen?2
Ja, ik ben bekend met deze uitspraak.
Deelt u de mening dat het openlijk verheerlijken van de terroristische organisatie Hamas met leuzen en een zichtbaar «Hamas-beweging»-embleem, het herhaaldelijk deelnemen aan illegale demonstraties en het aanvallen van de aanhoudingseenheid van de politie op 27 juli 2025 in Amsterdam wél degelijk strafbare feiten zijn, en dat hij dus per direct opgepakt dient te worden, vervolgd moet worden en onmiddellijk zijn voorwaardelijke straf moet uitzitten? Zo nee, waarom niet?3 4 5 6
Het is aan het Openbaar Ministerie om eventuele strafbare feiten te onderzoeken en te bepalen of verdachten worden vervolgd. Daarna is het aan de rechter om te oordelen over de zaak. In algemene zin is het kabinet voornemens om het openlijk betuigen van steun aan terroristische organisaties en het verheerlijken van terrorisme strafbaar te stellen, beide met een hoog strafmaximum. Het wetsvoorstel hiertoe is in openbare consultatie gegeven, die inmiddels is gesloten. Nadat de consultatieadviezen zijn verwerkt, zal het wetsvoorstel voor advies worden voorgelegd aan de Raad van State.
Wanneer stelt u paal en perk aan antisemitisch geweld en wordt deze Syriër met Palestijnse achtergrond het Nederlandse paspoort of verblijfstitel afgenomen en het land uitgezet?
In algemene zin veroordeelt het kabinet alle vormen van antisemitisme en antisemitisch geweld in de samenleving. Mede daarom heeft het kabinet de strategie bestrijding antisemitisme opgesteld, die op 22 november 2024 naar uw Kamer is verzonden.7 In de strategie wordt een breed pakket van maatregelen aangekondigd om antisemitisme te bestrijden op alle terreinen waar het zich voordoet. Op 4 juli jl. heeft uw Kamer een voortgangsbrief ontvangen over de stand van zaken van deze maatregelen.
Kunt u deze vragen en de vragen van 18 april 2025 zo spoedig mogelijk beantwoorden, en in elk geval vóór eind augustus?
De vragen zijn binnen de reguliere termijn beantwoord.
Bent u bekend met het bericht «Oud-kroongetuige perst Joods gezin af: «Betalen of mannen uit shishalounge doen jullie wat aan»»?1
Deelt de u de mening dat deze antisemitische daders, zowel de crimineel die het gezin heeft afgeperst en bedreigd, als de mannen die van plan waren het Joodse gezin met bommen te bestoken, onmiddellijk opgepakt, vervolgd en voor jaren opgesloten moeten worden en indien er sprake is van een dubbele nationaliteit, ook de Nederlandse nationaliteit dienen te verliezen? Zo nee, waarom niet?
Heeft u al contact gehad met de slachtoffers van het zoveelste voorval van Jodenhaat?
Tijdens uw ministerschap zien we in Nederland een enorm grote toename van antisemitisme en antisemitisch gemotiveerd bedreigingen, geweld en aanslagen; waar blijft uw concrete aanpak van dit gigantische probleem?
Hoeveel paspoorten heeft u tijdens uw termijn laten afpakken van daders van antisemitisch geweld?
Bent u het eens met de stelling dat het voornoemde incident de betreffende crimineel totaal ongeloofwaardig maakt als kroongetuige in meerdere moordzaken, zo nee waarom niet?
Het aangevraagde CAVV-advies inzake de verplichting van het voorkomen van genocide |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Heeft u het advies van de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV) inzake de verplichting van het voorkomen van genocide, waarvan u verzocht heeft het voor 30 juni 2025 te ontvangen, inmiddels gekregen?
Ja, het kabinet heeft het advies van de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV) over de verplichting van derde staten om genocide te voorkomen op 4 augustus jl. ontvangen. Het kabinet laat dit advies nu zorgvuldig door zijn juristen bestuderen en komt zo snel als dat redelijkerwijs kan met zijn reactie daarop.
Indien u het heeft ontvangen, zou u dit advies binnen twee weken na het stellen van deze vragen aan de Kamer willen doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
De CAVV heeft dit advies uit eigen beweging opgesteld en zelf openbaar gemaakt. Het kabinet stuurt dit CAVV advies tezamen met een kabinetsreactie aan de Kamer.