De beschietingen van humanitaire reddingsschepen door de Libische kustwacht en de Nederlandse/Europese verantwoordelijkheid. |
|
Marieke Koekkoek (D66), Christine Teunissen (PvdD) |
|
Arno Rutte (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Foort van Oosten (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van berichtgeving dat de Libische kustwacht op 24 augustus 2025 in internationale wateren gedurende circa 15–20 minuten met scherp heeft geschoten op het reddingsschip Ocean Viking van SOS Méditerranée, terwijl er tientallen geredde mensen en bemanning aan boord waren, met aanzienlijke schade maar zonder fysieke gewonden?1 Zo ja, hoe duidt u dit incident?
Ik heb kennisgenomen van dit incident. Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie hierover. Het kabinet veroordeelt geweld tegen hulpverleners altijd. Daarom is het van belang dat de Libische autoriteiten dit incident nader onderzoeken, de daders straffen en gepaste maatregelen nemen. Hier hebben de Nederlandse ambassade en de EU-delegatie in Tripoli bij de Libische autoriteiten op aangedrongen.
Klopt het dat kort daarna opnieuw een humanitair reddingsschip, de Sea-Watch 5, onder vuur is genomen door een Libische patrouilleboot vlak na een redding, terwijl er tientallen mensen waren gered? Wat is uw reactie hierop?
Ook dit incident is bekend bij het kabinet. Zie verder antwoord bij vraag 1.
Wat doet Nederland concreet om het internationaal humanitair recht te beschermen in Europa en langs de Europese buitengrenzen, inclusief – maar niet beperkt tot – de Middellandse Zee, waar dit soort incidenten zich voordoen?
Nederland zet zich actief in voor de bescherming van het internationaal recht en de mensenrechten langs de Europese buitengrenzen, waaronder de Middellandse Zee. Dit wordt door het Kabinet ook bij samenwerking met de landen rondom de buitengrenzen onder de aandacht gebracht.
Het kabinet hecht tevens waarde aan de bescherming van hulpverleners wereldwijd. Op 3 juni 2025 verstuurde het Ministerie van Buitenlandse Zaken een adviesaanvraag aan de AIV en aan de CAVV voor een gezamenlijk advies over het bestrijden van straffeloosheid voor geweld tegen hulpverleners. In dit advies worden de AIV en de CAVV gevraagd welke diplomatieke, juridische, financiële en eventueel andere instrumenten Nederland kan inzetten om de straffeloosheid voor geweldpleging tegen hulpverleners te bestrijden.2
Kunt u bevestigen of er bij deze incidenten Nederlandse burgers aan boord waren (als bemanningslid, vrijwilliger of waarnemer)? Wat heeft de Minister van Buitenlandse Zaken gedaan om hun veiligheid te beschermen, en welk plan ligt er klaar om bescherming te bieden bij eventuele toekomstige situaties of om te voorkomen dat deze zich voordoen?
Het kabinet heeft geen bericht ontvangen dat Nederlandse staatsburgers aan boord van deze schepen waren tijdens deze incidenten.
Bij consulaire hulpverzoeken van Nederlanders in het buitenland bekijkt het Ministerie van Buitenlandse Zaken naar gelang de mogelijkheden en specifieke omstandigheden hoe consulaire bijstand kan worden verleend.
Hoe beoordeelt u dit soort aanvallen juridisch in het licht van het internationaal zeerecht en de plicht tot redding op zee, mede gezien dat de Ocean Viking in internationale wateren opereerde? Welke (strafrechtelijke of diplomatieke) stappen acht u passend richting betrokken autoriteiten?
Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie over het incident. In algemene zin onderschrijft het kabinet dat het tegengaan van verlies van levens op zee en de internationaalrechtelijke plicht om mensenlevens op zee te redden te allen tijde de uitgangspunten blijven.
Dit incident is daarom zorgelijk. Om die reden, en zoals genoemd in antwoord op vraag 1, heeft de Nederlandse ambassade in Tripoli de autoriteiten opgeroepen tot een gedegen onderzoek, bestraffing van de daders en het nemen van gepaste maatregelen.
Hoe kijkt Nederland naar de financiering voor de Europese Unie (EU) en internationale erkenning van de Libische kustwacht, terwijl die herhaaldelijk heeft gefaald om conform de internationale standaard voor zeeredding te handelen, met verlies van mensenlevens en nu ook een directe aanval op hulpverleners tot gevolg?
De steun van de Europese Commissie is gericht op het versterken van de zoek- en reddingscapaciteit en capaciteit op het gebied van grensbeheer van de Libische kustwacht. Deze EU-inzet in Libië heeft tot doel verlies van levens op zee te voorkomen, irreguliere migratie naar de EU te verminderen en mensensmokkel- en handel aan te pakken. De steun is daarnaast onderdeel van de bredere Europese inzet in Libië en op de Centraal Mediterrane Route om migratie in goede banen te leiden. Daarbij is versterking van mensenrechtenstandaarden nadrukkelijk een onderdeel van de inzet.
Libië heeft een eigen kustwacht en is verantwoordelijk voor het uitvoeren en coördineren van reddingsoperaties in de eigen Search and Rescue (SAR) zones. Naast dat niet met zekerheid is vastgesteld dat de Libische kustwacht de beschietingen heeft gedaan, is het voor het kabinet niet met zekerheid vast te stellen in hoeverre het specifieke incident waarbij NGO-schepen zijn beschoten direct, dan wel indirect is gefaciliteerd door Europese steun. SAR-operaties vallen onder de verantwoordelijkheid van de Libische autoriteiten, die autonoom handelen. Dit gaat echter gepaard met risico’s. Dit soort incidenten laat dan ook opnieuw zien dat het essentieel is dat Europese steun gepaard gaat met adequate monitorings- en evaluatiemechanismen. Nederland pleit hier consequent voor. De Europese Commissie monitort de uitvoering van programma’s en voert hier een dialoog over met de betrokken implementerende partners en overheden. Het kabinet blijft er ook op aandringen dat de EU-samenwerking met de Libische kustwacht periodiek wordt geëvalueerd.
Welke informatie heeft Nederland ontvangen via EU-kanalen (Europese Commissie/Frontex) over de toedracht van de beschietingen, en hoe beoordeelt u de reactie van de Europese Commissie dat zij eerst de reactie van de Libische autoriteiten afwacht? Acht u die houding voldoende, gelet op de ernst?
Nederland staat in voortdurend contact met de Europese Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden in zowel Tripoli als in Brussel. De incidenten zijn besproken. De woordvoerder van de Commissie veroordeelde het incident eerder en gaf aan dat er contact is opgenomen met de Libische autoriteiten om een onderzoek uit te voeren. Tevens zijn er door het Europees parlement vragen gesteld aan de Raad van de Europese Unie over het voorval.
Welke inzet pleit Nederland in de Raad (JBZ/RBZ) voor een onafhankelijk en transparant onderzoek naar beide incidenten (Ocean Viking en Sea-Watch 5), inclusief de keten van verantwoordelijkheid aan Libische en Europese zijde, en voor mogelijke consequenties, zoals herziening van steun, sancties of restricties op overdracht van materieel?
Nederland heeft zowel zelfstandig als in EU-verband het belang van een gedegen onderzoek benadrukt in gesprekken met de Libische autoriteiten.
Bent u bereid om – in afwachting van structurele EU-maatregelen – nationaal te bevorderen dat Nederlandse publieke middelen niet bijdragen aan steun die kan leiden tot schendingen van mensenrechten en het zeerecht door actoren in Libië en dit ook actief uit te dragen richting partnerlanden?
Het kabinet acht het van belang dat er een gedegen onderzoek naar de incidenten plaatsvindt. Hiertoe heeft het kabinet bilateraal en in EU-verband opgeroepen. Tegelijkertijd zal er naar het oordeel van het kabinet niets verbeteren als de EU zich terugtrekt uit de samenwerking met Libië. De inzet van de EU en lidstaten is er (mede) op gericht de activiteiten van de kustwacht op het gebied van mensenrechten te verbeteren. Het kabinet blijft in EU-verband en bilateraal aandacht vragen voor (gewelds)incidenten waar de Libische kustwacht mogelijk bij betrokken is. Het is vanDeze incidenten onderstrepen belang om voortdurend te blijven monitoren. Daarnaast is het noodzakelijk om de voorwaarden en uitvoering van Europese steun aan Libische autoriteiten kritisch te blijven volgen en indien nodig bij te stellen.
Hoe beoordeelt u de operationele gevolgen van deze aanvallen voor de reddingscapaciteit in het centrale Middellandse Zeegebied (zoals schepen die tijdelijk in haven blijven of missies afgelasten)? Welke maatregelen kan Nederland (bilateraal of via EU/International Maritime Organization) ondersteunen om te waarborgen dat levensreddende operaties veilig kunnen doorgaan?
Zie ook antwoord op vraag 5.
De operationele gevolgen van deze aanvallen zijn op dit moment nog niet bekend. Nederland zal het SAR systeem evenals de conventies die betrekking hebben op SAR en SOLAS bij de relevante landen en instanties onder de aandacht blijven brengen.
Is Nederland bereid in EU-kader te pleiten voor duidelijke rode lijnen (bijvoorbeeld het verbod op het gebruik van vuurwapens tegen civiele reddingsschepen) met concrete consequenties voor samenwerking met de Libische kustwacht wanneer die lijnen worden overschreden?
Het kabinet wil irreguliere migratie naar Nederland en Europa terugdringen. Het kabinet pleit daarom ook binnen de EU voor een stevige aanpak. De bescherming van migranten op migratieroutes loopt in dat kader als een rode draad door de inzet om uitbuiting, misbruik en mishandeling van migranten te voorkomen. Het gebruik van geweld tegen civiele reddingsschepen is onaanvaardbaar. Het kabinet zal hier ook in de toekomst aandacht voor vragen, in EU-verband en bilateraal richting de Libische autoriteiten.
Welke stappen zet Nederland, samen met partnerstaten, om de criminalisering en bestuurlijke detentie van NGO-reddingsschepen door nationale autoriteiten (zoals Italië) tegen te gaan en de vrijheid van humanitaire hulp op zee te beschermen conform internationaal recht?
Het kabinet acht het van belang dat er een gedegen onderzoek naar de incidenten plaatsvindt. Bij incidenten zoals de beschieting van de Sea-Watch 5 is het van belang dat de Libische overheid gedegen onderzoek uitvoert, de daders bestraft en gepaste maatregelen neemt. Het kabinet blijft in EU-verband en bilateraal aandacht vragen voor (gewelds)incidenten waar de Libische kustwacht mogelijk bij betrokken is. Deze incidenten onderstrepen het belang van voortdurende monitoring, evenals de noodzaak om de voorwaarden en uitvoering van Europese steun aan Libische autoriteiten kritisch te blijven volgen en indien nodig bij te stellen.
Het kabinet waardeert de inzet van NGO’s om mensen in nood op zee te redden. Tegelijkertijd moeten we voorkomen dat de activiteiten van private schepen, die in SAR-zones drenkelingen aan boord nemen, criminele activiteiten van mensensmokkelaars die mensenlevens op het spel zetten juist in stand houden. Dit is een delicate balans waarbij er volgens het kabinet oog moet zijn voor beide aspecten.
Bent u bereid de Kamer te rapporteren over: (a) eventuele Nederlandse betrokkenheid (burgers/organisaties) bij de getroffen schepen; (b) uw diplomatieke contacten met de Europese Commissie, Italië en de Libische autoriteiten; (c) de stand van juridische stappen (bijvoorbeeld onderzoeken door Italiaanse autoriteiten); en (d) uw inzet voor structurele veiligheidsprotocollen voor civiele reddingsschepen in internationale wateren?
Daar waar beschikbaar en mogelijk, zal ik op verzoek van de Kamer nadere informatie over deze incidenten verstrekken.
Het artikel 'Wat de wonden vertellen' |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Wat de wonden vertellen» uit De Volkskrant d.d. 13 september 2025?1
Ja.
Vindt u het onderzoek van De Volkskrant, waaruit blijkt dat de Israëlische krijgsmacht naar alle waarschijnlijkheid gericht op honderden Palestijnse kinderen onder vijftien jaar heeft geschoten en kinderen ernstig heeft verwond door middel van fragmentatiewapens, overtuigend? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft geen eigenstandige informatie die het onderzoek van de Volkskrant kan verifiëren dan wel ontkennen. Het kabinet hecht er groot belang aan dat straffeloosheid wordt tegengegaan en dat schendingen van het internationaal recht, humanitair oorlogsrecht, worden onderzocht. Daar spant Nederland zich voor in.
Wat vertellen deze schotwonden aan het kabinet over de wijze van oorlogsvoering door de Israëlische krijgsmacht?
Het artikel concludeert dat de schotwonden in kwestie een indicatie zijn van gerichte aanvallen op kinderen. Het kabinet heeft geen eigenstandige informatie die het onderzoek van de Volkskrant kan verifiëren dan wel ontkennen. Volgens het humanitair oorlogsrecht mogen burgers geen doelwit vormen van militaire aanvallen. Indien burgers direct deelnemen aan de vijandelijkheden, verliezen ze voor de duur van deze deelname hun beschermde status. Het kabinet roept de strijdende partijen, waaronder Israël, om zich te allen tijde aan het humanitair oorlogsrecht te houden.
Heeft het kabinet eerder soortgelijke informatie over de wijze van oorlogsvoering door de Israëlische krijgsmacht ontvangen?
Informatie die het kabinet ontvangt over het Israëlische militair optreden in Gaza leidt al geruime tijd tot serieuze vragen. Het kabinet spreekt Israël hierop zowel bilateraal als multilateraal aan.
Heeft u uw Israëlische counterpart aangesproken op de bevindingen van het onderzoek? Zo nee, bent u bereid dit te doen?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u uw Israëlische counterpart aangesproken op het feit dat Israël sinds maart 2025 meer dan honderd buitenlandse zorgmedewerkers toegang tot Gaza heeft ontzegd zonder opgave van reden?
Nederland heeft Israël veelvuldig opgeroepen en blijft dit doen om veilige en ongehinderde humanitaire toegang tot de hele Gazastrook te faciliteren, zowel voor de invoer en distributie van goederen als de in- en uitreis van internationale hulpverleners. Meest recentelijk heb ik dit gedaan in een gesprek met mijn Israëlische ambtgenoot Saar op 24 oktober jl.
Op 9 oktober jl. bereikten Israël en Hamas overeenstemming over de eerste fase van het plan om het conflict in de Gazastrook te beëindigen (zie ook Kamerbrief d.d. 10 oktober jl.). Dit akkoord biedt, na ruim twee jaar van lijden, geweld en verwoesting, het broodnodige perspectief op een duurzaam einde aan de oorlog. Het is van essentieel belang dat de afspraken over deze eerste fase, waaronder die over humanitaire hulp, volledig worden geïmplementeerd en nageleefd.
Wat vindt u ervan dat de Israëlische autoriteiten zelfs babyvoeding niet tot Gaza toelaten? Heeft u uw Israëlische counterpart daarop aangesproken?
Op Israël rust de plicht om de burgerbevolking in Gaza te voorzien van de noodzakelijke humanitaire hulp of deze hulp te faciliteren. Na het bereiken van het akkoord over de eerste fase van het vredesplan op 9 oktober jl. is de toegang van humanitaire hulp verbeterd. Het kabinet blijft het belang onderstrepen dat Israël zijn verplichtingen onder het humanitair oorlogsrecht naleeft.
Staat het kabinet in contact met hulpverleners die in Gaza dienen of de afgelopen twee jaar in Gaza hebben gediend? Zo nee, bent u bereid om met enkelen van hen in gesprek te gaan?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een goede, voortdurende dialoog met hulporganisaties, en spreekt – zowel in Nederland als in de regio – regelmatig met hulpverleners die in de Gazastrook werken of hebben gewerkt.
Hoeveel Israëlische militairen zijn er in de afgelopen twee jaar veroordeeld voor misdrijven gepleegd tegen Palestijnse burgers?
Volgens cijfers van de Israëlische mensenrechtenorganisatie Yesh Din, die zich baseert op informatie die is aangeleverd door de Israëlische krijgsmacht, zijn vijf Israëlische militairen veroordeeld voor misdrijven gepleegd tegen Palestijnse burgers in Israël en de Palestijnse gebieden. Daarnaast zijn er nog enkele lopende zaken.
Op welke manier spant het kabinet zich in voor het vastleggen van oorlogsmisdrijven in Gaza?
Nederland heeft altijd duidelijk uitgesproken dat de strijdende partijen zich aan humanitair oorlogsrecht moeten houden. Het kabinet veroordeelt alle schendingen van het internationaal recht, ongeacht wie de schending begaat. Gedegen en onafhankelijk onderzoek is nodig om feiten te verzamelen. Daar draagt het kabinet ook aan bij, bijvoorbeeld via bijdragen aan het Kantoor van de VN Hoge Vertegenwoordiger voor Mensenrechten (OHCHR) en het Internationaal Strafhof.
Vallen de misdrijven beschreven in het onderzoek van De Volkskrant onder de Wet Internationale Misdrijven? Zo ja, is berechting van Israëlische militairen die in Nederland verblijven op basis van de in het onderzoek beschreven misdrijven tegen Palestijnse burgers, mogelijk?
Oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid, genocide, foltering, gedwongen verdwijningen en agressie zijn strafbaar gesteld in de Wet Internationale Misdrijven. Hierbij geldt dat Nederland rechtsmacht heeft over internationale misdrijven indien de verdachte een Nederlander is, het slachtoffer een Nederlander is of de verdachte zich op Nederland grondgebied bevindt. Of een strafrechtelijk onderzoek kan worden ingesteld, hangt onder meer af van de vraag of er voldoende bewijs voorhanden is voor individuele strafrechtelijke aansprakelijkheid. De opsporing en vervolging van deze internationale misdrijven is voorbehouden aan het Openbaar Ministerie.
Bent u, bij uitblijven van vervolging in Israël, bereid om in lijn met het complementariteitsbeginsel in het Statuut van Rome ook te pleiten en steun te bieden voor de berechting van Israëlische militairen bij het Internationaal Strafhof?
Er loopt reeds een actief onderzoek bij het Internationaal Strafhof (ISH) naar de situatie in de Palestijnse Gebieden, waaronder Gaza, en het is aan het Parket van de Aanklager van het ISH om dat onderzoek nader vorm te geven. Het kabinet respecteert de onafhankelijkheid van de organen van het ISH en mengt zich derhalve niet in het onderzoeks- en vervolgingsbeleid van het Parket van de Aanklager.
Bent u bereid om een aantal ernstig gewonde kinderen die in de regio geen hoog-specialistische zorg kunnen krijgen, in Nederlandse ziekenhuizen te laten behandelen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Op 2 oktober jl. besloot het kabinet om enkele kinderen uit Gaza, die acuut complexe hoog-specialistische zorg nodig hebben en waarvoor nu in de regio geen onmiddellijke hulp beschikbaar is, in Nederland te laten behandelen.2
Bent u bereid om u in te zetten voor de medische evacuatie van Mira, het 4-jarige meisje uit het artikel uit De Volkskrant?
Momenteel staan er 15.600 patiënten op de wachtlijst van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) voor medische evacuatie uit Gaza, onder wie 3.800 kinderen. Om te bepalen welke kinderen voor evacuatie naar Nederland in aanmerking komen, baseert Nederland zich op de triage van artsen in Gaza, die via het Palestijnse Ministerie van Volksgezondheid patiëntenlijsten op basis van medische urgentie met de WHO delen. De WHO coördineert vervolgens het proces van medische evacuaties. Om dit selectieproces via de WHO zo zuiver mogelijk te laten verlopen, volgt het kabinet deze lijn. Het is daarom niet mogelijk een voorkeursbehandeling te geven aan individuele gevallen.
Bent u bereid deze vragen alle afzonderlijk te beantwoorden?
Er is getracht deze vragen zo veel mogelijk separaat te beantwoorden.
Het bericht dat 4 op de 10 mensen met een lichamelijke beperking toegankelijkheidsproblemen ervaart wanneer ze gaan stemmen |
|
Sarah Dobbe , Michiel van Nispen |
|
Rijkaart , Bruijn |
|
Wat is uw reactie op het onderzoek van de Zonnebloem waaruit blijkt dat vier op de tien mensen met een lichamelijke beperking toegankelijkheidsproblemen ervaren wanneer ze gaan stemmen?1
Voor meer dan 2 miljoen Nederlanders is zelfstandig stemmen bij een verkiezing niet vanzelfsprekend. Mensen met een beperking en mensen met lage basisvaardigheden zijn minder positief over hun ervaring met verkiezingen dan mensen zonder een beperking of mensen die over meer basisvaardigheden beschikken. Het gaat bijvoorbeeld om iemand die in een rolstoel zit, blind is of moeite heeft met lezen.
Het is belangrijk dat iedereen zo zelfstandig mogelijk zijn stem kan uitbrengen. Daar moeten we mensen in ondersteunen. Daarom is op 6 mei 2025 door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Kiesraad, de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten het Actieplan toegankelijk stemmen gepresenteerd (hierna: Actieplan).2 Dit Actieplan is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met belangenorganisaties en ervaringsdeskundigen.
Het doel van dit Actieplan is dat mensen met een beperking en mensen met lage basisvaardigheden in Nederland zo zelfstandig mogelijk moeten kunnen stemmen. De toegankelijkheid van stemlokalen voor mensen met een fysieke beperking is een belangrijk onderwerp uit het Actieplan.
Het is vervelend om te horen dat er ondanks de maatregelen die getroffen worden om stemlokalen toegankelijk te maken voor alle kiezers, nog een aanzienlijke groep is die toegankelijkheidsproblemen ervaart bij het stemmen.
Deelt u de mening dat mensen met een beperking zelfstandig moeten kunnen stemmen en dat daarvoor minimaal nodig is dat stemlokalen toegankelijk zijn?
Een toegankelijk verkiezingsproces betekent dat er zo min mogelijk belemmeringen zijn om zelfstandig een stem te kunnen uitbrengen. Het toegankelijk maken van stemlokalen is één van de onderdelen om eraan bij te dragen dat mensen zo zelfstandig mogelijk hun stem kunnen uitbrengen.
De Kieswet bepaalt dat burgemeester en wethouders ervoor zorgdragen dat alle in de gemeente aangewezen stemlokalen zodanig zijn gelegen en zo zijn ingericht en uitgerust dat kiezers met lichamelijke beperkingen zoveel mogelijk hun stem zelfstandig kunnen uitbrengen (artikel J 4, tweede lid). Het volledig toegankelijk maken van alle stemlokalen blijkt in de praktijk moeilijk. Landelijk kan er gestemd worden bij ongeveer 9.000 stemlocaties. Als uitsluitend locaties als stemlokaal zouden mogen worden gebruikt die volledig toegankelijk zijn, betekent dat dat er minder stemlokalen zouden zijn en de gemiddelde reisafstand naar de stemlokalen groter wordt. Gemeenten moeten daarom vaak een afweging maken tussen de toegankelijkheid van een gebouw en de bereikbaarheid van stemlokalen voor de kiezers.
Openbare gebouwen die als stemlokaal worden gebruikt zijn niet altijd toegankelijk (te maken). Bijvoorbeeld als de deuren te smal zijn voor iemand in een rolstoel. Of als er geen ruimte is om een (tijdelijke) helling aan te leggen bij een steile trap. Het komt ook voor dat het stemlokaal zelf wel toegankelijk is, maar de omgeving niet. Bijvoorbeeld doordat het stemlokaal op een heuvel ligt waardoor er sprake is van een te steile helling bij de ingang. Of doordat de route naar de entree van het stemlokaal te smal is. Dergelijke stemlokalen worden als niet toegankelijk aangemerkt. Om te zorgen voor voldoende stemlokalen worden vaak gebouwen als stemlokaal gebruikt die geen eigendom zijn van de gemeente. Ook deze gebouwen zijn niet altijd toegankelijk (te maken).
Als het voor één of meerdere locaties niet lukt om deze (volledig) toegankelijk te maken, moet het college van B&W de gemeenteraad informeren (Artikel J 4, derde lid, van de Kieswet) over de stemlokalen die niet voldoen aan de toegankelijkheidscriteria en daarbij toelichten waarom deze stemlokalen daar niet aan voldoen.
Hoe worden stemlokalen getoetst op toegankelijkheidscriteria?
De afgelopen jaren heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met steekproeven de toegankelijkheid van stemlokalen laten onderzoeken. Bij de Europees Parlementsverkiezing in 2024 voldeed 68% van de stemlokalen die door gemeenten als toegankelijk werden aangemerkt niet aan alle toegankelijkheidscriteria.3
Als onderdeel van de uitbreiding van zijn taken, wordt het onderzoek naar de toegankelijkheid van stemlokalen voortaan in opdracht van de Kiesraad uitgevoerd. Dit zal hij voor het eerst doen bij de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2026.
Hoe houdt u als Minister zicht op de toegankelijkheid van stemlokalen?
Iedere verkiezing wordt na afloop geëvalueerd. Daarin wordt ook de toegankelijkheid van de verkiezing en dus de stemlokalen meegenomen. Belangenorganisaties worden bij de evaluatie betrokken. Het evaluatieadvies van de Kiesraad en de rapportages van belangenorganisatie Ieder(in), dat het meldpunt Onbeperkt Stemmen beheert, maken onderdeel uit van de evaluaties van verkiezingen.
Hoeveel stemlokalen voldoen niet aan de toegankelijkheidscriteria zoals die worden weergegeven op de website van de Zonnebloem?
Uit de steekproef bij de Europees Parlementsverkiezing in 2024 bleek dat 68% van de stemlokalen die door gemeenten als toegankelijk werden aangemerkt niet aan alle toegankelijkheidscriteria voldeden.4 Dit betekent niet dat deze stemlokalen in het geheel niet toegankelijk waren. Het kon ook gaan om maar één criterium waar niet aan kon worden voldaan. Dit is het continue dilemma waar gemeenten tegen aanlopen: als alleen stemlokalen gebruikt worden die volledig toegankelijk zijn, betekent dat dat er veel minder stemlokalen in gebruik zouden kunnen zijn.
Wat zijn de mogelijkheden om nog voor de aanstaande verkiezingen de toegankelijkheid van stemlokalen te verbeteren?
De tijd tussen de vervroegde Tweede Kamerverkiezing op 29 oktober 2025 en de lancering van het Actieplan Toegankelijk Stemmen was kort. Voor deze verkiezing is gekeken naar welke maatregelen binnen deze korte termijn al uitgevoerd konden worden. Andere maatregelen uit het Actieplan worden ook opgepakt, maar zullen op de langere termijn pas effect gaan hebben. Hieronder ziet u een overzicht van de maatregelen uit het Actieplan op het onderwerp toegankelijke stemlokalen die voor de vervroegde Tweede Kamerverkiezing zijn opgepakt:
Welke lange termijn maatregelen gaat u nemen voor de verkiezingen die daarna gaan volgen?
Met het oog op de verkiezingen ná de Tweede Kamerverkiezing wordt er een aantal onderzoeken voorzien om de bestaande criteria en de ondersteuning aan gemeenten te verbeteren. Daarmee wordt er op de langere termijn aan bijgedragen dat gemeenten en stembureauleden nog beter in staat worden gesteld om stemlokalen toegankelijk te maken voor mensen met een fysieke beperking.
Bent u bereid deze vragen met spoed te beantwoorden, gezien de termijn tot de aankomende verkiezingen?
Ja.
Het bericht op Noordkop247 'Geen demonstratie voor veilige kruising' |
|
Eline Vedder (CDA), Harmen Krul (CDA), Derk Boswijk (CDA) |
|
Gijs Tuinman (BBB), Tieman |
|
|
|
|
Zou u willen reageren op het bericht op Noordkop247 «Geen demonstratie voor veilige kruising» en daarbij in het bijzonder willen ingaan op de zorgen van bewoners over de verkeersveiligheid rond de N9 en de vlotbruggen?1
De zorgen van de bewoners over de verkeersveiligheid rond de N9 en de vlotbruggen zijn bekend. Daarom is besloten om de kruisingen bij de Burgervlotbrug en de Sint Maartensvlotbrug te verbeteren. Zie ook vraag 3.
Hoe beoordeelt u de huidige verkeersveiligheid op de N9, met name bij de kruisingen en de vlotbruggen, en welke risico’s ziet u voor fietsers, voetgangers en omwonenden?
De N9 is een weg met een zeer gevarieerd verkeersbeeld door stedelijke kernen, buitengebied en kleine dorpskernen. Dit leidt tot verschillen in snelheden en plekken waar snel en langzaam verkeer elkaar kruisen. Na een onderzoek heeft Rijkswaterstaat in 2023/2024 met een aantal kleine, gerichte maatregelen de oversteken bij de vlotbruggen aangepakt. Hierdoor is de situatie voor overstekende voetgangers en fietsers verbeterd.
Welke maatregelen zijn sinds de beantwoording van eerdere door de CDA-fractie gestelde schriftelijke vragen genomen om de verkeersveiligheid rond de N9 en de vlotbruggen te verbeteren?2
Het voorgaande kabinet heeft voor ongeveer € 4 miljoen geïnvesteerd in de verkeersveiligheid in Sint Maartensvlotbrug en Burgervlotbrug. In 2023 en 2024 zijn de maatregelen gerealiseerd. In Burgervlotbrug zijn aan zowel de noordzijde als de zuidzijde van de kruising met de N9 nieuwe fiets/bromoversteken gerealiseerd. Hierbij is ook opstelruimte in de middenberm aangebracht en zijn borden en markeringen aangebracht.
Bij Burgervlotbrug is het aanwezige zebrapad op expliciete wens van omwonenden in het nieuwe ontwerp opgenomen om de oversteekbaarheid zo goed als mogelijk te borgen.
In Sint Maartensvlotbrug zijn betere oversteekvoorzieningen aangebracht en zijn borden en markeringen aangebracht. Hiermee sluit de weginrichting aan op de ontsluitingsfunctie van de weg binnen de bebouwde kom en is de oversteekbaarheid ter hoogte van de bruggen voor met name langzaam verkeer (brom/fiets en voetgangers) verbeterd.
Welke structurele oplossingen, zoals vaste oeververbindingen in plaats van vlotbruggen, worden onderzocht en welke tijdlijn hanteert u daarbij?
De vlotbruggen zijn in beheer van de provincie Noord-Holland. Een onderzoek naar de vervanging van de vlotbruggen is de verantwoordelijkheid van de provincie. In 2017 is een vaste oeververbinding door hen onderzocht. Toen bleek dat de kosten van de aanleg van een nieuwe oeververbinding niet proportioneel waren. De provincie Noord-Holland zal het onderzoek uit 2017 naar de nut- en noodzaak van een vaste oeververbinding gaan herijken. In 2027 worden de resultaten van dit onderzoek verwacht, waarna het aan de provincie Noord-Holland is om te besluiten over het vervolg.
Op dit moment worden geen andere concrete maatregelen onderzocht. Vanuit het eerder uitgevoerde onderzoek naar verkeersveiligheid op de N9, N99 en N250 is wel inzicht in mogelijke oplossingsrichtingen. Mede op basis van dit onderzoek heeft Rijkswaterstaat in 2023/2024 binnen het beschikbare budget enkele maatregelen getroffen (zie beantwoording vraag 2 en 3).
In hoeverre is de verwachte toename van verkeer als gevolg van de groei van de marinebasis Den Helder meegenomen in de berekeningen voor de noodzakelijke investeringen in de N9 en de vlotbruggen?
In juni 2025 hebben het Rijk en de regio onder regie van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in het «Ruimtelijk Arrangement Noord-Holland» afgesproken gezamenlijk te kijken naar mogelijkheden voor een meer weerbaar en veerkrachtig mobiliteitssysteem. Zowel vanuit een civiele als militaire context ingeval van een eventueel voorval of incident. Het is belangrijk dat het mobiliteitssysteem ook in zulke omstandigheden blijft functioneren voor militaire en civiele doeleinden. Dit onderzoek is inmiddels gestart en wordt naar verwachting in 2026 afgerond.
Behalve dit onderzoek worden op dit moment door het Rijk geen berekeningen gemaakt voor investeringen aan de N9 en de vlotbruggen.
Zou u willen inventariseren of er mogelijkheden bestaan om bij de financiering van structurele verbeteringen aan de N9 ook te kijken naar middelen in het kader van de NAVO-norm voor bestedingen aan Defensie, gelet op het strategisch belang van de weg voor de marinebasis Den Helder?
Tijdens de NAVO Top van 24-25 juni jl. is afgesproken om 1,5% van het BBP aan te wenden voor uitgaven aan de weerbaarheid van de maatschappij, waaronder de bescherming van kritieke infrastructuur, civiele paraatheid en cyberverdediging en het versterken van de defensie-industrie en innovatie. De nationale doorvertaling en financiële implicaties van de nieuwe NATO Defence Investment Pledge worden onderzocht. Hierop kan op dit moment nog niet worden vooruitgelopen.
Kunt u aangeven hoe u hierbij samenwerkt met de provincie Noord-Holland en of u bereid bent Rijkswaterstaat nauw met de provincie te laten optrekken?
Bij de uitvoering van de vorig jaar uitgevoerde maatregelen is nauw opgetrokken met de provincie. Er is continu afstemming op verschillende niveaus tussen het Ministerie, Rijkswaterstaat en de provincie. Zo stemmen Rijkswaterstaat, ProRail en provincie tweemaandelijks grootschalige werkzaamheden en vernieuwingsopgaven af met de gemeenten in de Noordkop. Ook de hinderaanpak komt hier aan de orde.
Ook in het kader van het Ruimtelijk Arrangement Noord-Holland (zie ook de beantwoording van vraag 5) werken Rijk en de provincie Noord-Holland actief samen over hoe de ruimte in de provincie wordt ingericht. Hierover vindt periodiek overleg plaats en de partijen hebben langjarige commitment bij de afspraken en de samenwerking.
Welke belemmeringen bij vergunningverlening, omgevingsfactoren of veiligheid, die volgens de genoemde beantwoording van eerdere vragen een rol spelen, zijn specifiek van toepassing op het traject van de N9 en welke stappen zijn sindsdien gezet om deze belemmeringen weg te nemen?
Er zijn geen specifieke belemmeringen bekend.
Welke mogelijkheden ziet u om de uitvoering van noodzakelijke verbeteringen te versnellen en welke concrete besluiten zijn daarbij al genomen?
Op dit moment zijn er nog geen concrete verbeteringen gepland.
Hoe voorkomt u dat de N9 wederom te maken krijgt met opeenvolgende afsluitingen en onderhoudswerkzaamheden tegelijk, waardoor files en verkeersinfarcten ontstaan zoals in 2023 werd gesignaleerd?
Hinder treedt soms op bij werkzaamheden. Er is een hinderaanpak vastgesteld die zorgt dat de gevolgen van de werkzaamheden van tevoren goed in beeld zijn. Een kerngroep van infrabeheerders, waaronder Rijkswaterstaat, stemt werkzaamheden over een periode van 1 tot 5 jaar met elkaar af. Dat is ook in 2023 gebeurd. Het beeld dat dit tot verkeersinfarcten zou hebben geleid, wordt niet herkend.
Op welke wijze worden gemeenten, bewoners en belangenorganisaties betrokken bij de besluitvorming over de verbetering van de N9 en de vervanging van de vlotbruggen?
Op dit moment is er geen besluitvorming over de verbetering van de N9 in voorbereiding. Vervanging van de vlotbruggen is een verantwoordelijkheid van de provincie Noord-Holland, zie hiervoor ook het antwoord op vraag 4.
Welke maatregelen treft u om in de tussentijd, zolang er nog geen structurele oplossing is, de verkeersveiligheid en doorstroming rond de vlotbruggen te verbeteren?
Zie voor de maatregelen die recentelijk getroffen zijn de beantwoording van vraag 3.
Het bericht dat als je bij de geheime dienst solliciteert, Google dat als eerste weet |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Rijkaart , Ruben Brekelmans (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht van Follow the Money waarin onderbouwd wordt dat sollicitatiegegevens van kandidaten voor de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) via werkenvoornederland.nl automatisch terechtkomen bij Amerikaanse techbedrijven zoals Google, Amazon en Cloudflare?1
Herinnert u zich de antwoorden van uw ambtsvoorganger op eerder gestelde schriftelijke vragen over dit onderwerp, waarin juist beweerd werd dat er geen gegevens van sollicitanten bij de AIVD en MIVD gedeeld worden met Google?2
Hoe verklaart u het verschil tussen die eerdere antwoorden en de uitkomsten van het onderzoek van Follow the Money? Deelt u de mening dat dit verschil niet afgedaan kan worden met verwijzen naar «definitiekwesties» over wanneer iemand wel of niet een sollicitant is? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat sollicitanten worden gewaarschuwd om «geen informatie over hun sollicitatie te delen», terwijl de overheid zelf informatie over de interesse in een sollicitatie bij de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (onbedoeld) deelt met buitenlandse partijen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de zorg van experts dat dit gegevenslek de veiligheid van sollicitanten én daarmee de nationale veiligheid in gevaar kan brengen, met name wanneer deze data via Amerikaanse wetgeving opgevraagd kan worden door Amerikaanse inlichtingendiensten? Zo nee, waarom niet?
Op welke wijze worden gegevens van sollicitanten momenteel verwerkt bij sollicitaties voor de AIVD en MIVD? Kunt u toelichten welke gegevens worden gedeeld, met welke (buitenlandse) partijen en op basis van welke verwerkersovereenkomsten?
Klopt het dat bij het klikken op de knop «solliciteren» op werkenvoornederland.nl gegevens van de sollicitant, zoals IP-adres, browsergegevens en klikgedrag, automatisch worden doorgestuurd naar techbedrijven? Zo ja, hoe rijmt u dit met het beveiligingsniveau dat bij sollicitaties voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten vereist is?
In hoeverre is de privacy- en cybersecurityrisicoanalyse van de site werkenvoornederland.nl toegespitst op functies bij de AIVD en MIVD? Zijn hier aanvullende maatregelen genomen? Zo nee, waarom niet?
Waarom is er niet gekozen voor een beveiligd, intern sollicitatieportaal voor functies bij de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, los van het generieke Rijksportaal?
Bent u bereid om het sollicitatieproces voor functies bij de AIVD en MIVD onmiddellijk te herzien, zodat gegevens niet (meer) toegankelijk zijn voor partijen buiten de Nederlandse overheid? Zo nee, waarom niet?
Is het wat u betreft denkbaar dat Google weet wie er de afgelopen veertien jaar bij de diensten hebben gesolliciteerd? Zo nee, kunt u onderbouwen waarom dat volgens u niet denkbaar zou zijn?
Wat betekent dit voor reeds lopende sollicitatieprocedures? Worden sollicitanten achteraf geïnformeerd dat hun gegevens mogelijk bij derden terecht zijn gekomen? Zo nee, waarom niet?
Hoe staat het inmiddels met het onderzoek van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) naar het gebruik van Google Analytics 4 en het mogelijke verbod op het gebruik hiervan?
Hoe oordeelt u over de conclusie van de geraadpleegde experts in het artikel van Follow The Money, dat het gebruik van Google Analytics op werkenvoornederland.nl sowieso niet conform de AVG is, omdat er sprake kan zijn van het verzamelen van identificeerbare persoonsgegevens, maar hier geen toestemming voor gevraagd wordt?
Welke maatregelen gaat u nemen om dit lek zo spoedig mogelijk te voorkomen en het vertrouwen in de veiligheid van werken bij de overheid te herstellen?
Geweld en intimidatie jegens christelijke asielzoekers in azc in Goes |
|
Diederik van Dijk (SGP) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Syrische christen in azc bang na bedreiging door moslims: «Hij zat bevend en trillend bij me»» in het Reformatorisch Dagblad van 30 oktober jl. en het bericht «Christelijk gezin in azc van Goes voelt zich niet veilig» in BN de Stem van 30 oktober jl.?1, 2
Hoe reageert u op de berichten dat christelijke asielzoekers worden geïntimideerd in een asielzoekerscentrum in Goes door islamitische asielzoekers?
Welke (aanvullende) maatregelen zijn genomen of worden genomen naar aanleiding van deze berichten in dit concrete geval, aangezien er nog altijd sprake is van dreiging van geweld en intimidatie en u in beantwoording van eerdere schriftelijke vragen hebt aangegeven het standpunt te delen dat discriminatie en geweld tegen christelijke asielzoekers onacceptabel is en dat hier krachtig tegen moet worden opgetreden?3
Hoe wilt u stimuleren dat geïntimideerde asielzoekers geweld en intimidatie melden bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en aangifte daarvan doen, gelet op de vrees dat een klacht negatieve gevolgen kan hebben voor de veiligheid of de asielprocedure? Bent u bereid hierover met COA in gesprek te gaan? Bent u daarbij bereid de mogelijke drempels die hiervoor worden ervaren door betreffende asielzoekers in kaart te brengen en weg te nemen?
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat de oplossing wordt gezocht in het verwijderen van geïntimideerde asielzoekers in plaats van het verwijderen van de desbetreffende overlastplegers?
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat een christelijke azc-bewoner wordt verplicht te accepteren een kamer te delen met islamitische asielzoekers, terwijl hij zich onveilig voelt?
Hoe beoordeelt u de toename van discriminatie, bedreiging, intimidatie of geweld jegens christelijke asielzoekers, zoals blijkt uit het toegenomen aantal meldingen bij het meldpunt van stichting Gave?
Bent u bereid zich in te spannen voor een convenant om de positie en het welzijn van christelijke bewoners in de opvang te verbeteren, vergelijkbaar met het recent vernieuwde convenant voor lhbti-asielzoekers?
Bent u bereid in het toegezegde onderzoek naar aanscherping van de glijdende schaal tevens te bezien of en hoe de asielaanvraag kan worden afgewezen bij intimidatie en geweld door asielzoekers of zwaarder negatief kan worden meegewogen bij de beoordeling van de aanvraag, zodat hij of zij (eerder) in aanmerking komt voor afwijzing?
De demonstratie van TFP Student Action Europe |
|
Sarah Dobbe |
|
Becking , Bruijn |
|
Bent u bekend met de demonstratie van TFP Student Action Europe voor de deur bij het Leiden University College The Hague op 24 september jl.?
Bent u bekend met de folder die zij bij deze demonstratie hebben verspreid, waarin zij beweren dat abortus de kans op kanker verhoogd?
Deelt u de mening dat dit nepnieuws betreft? Zo nee, waarom niet?
Wat vindt u van de beschrijving van «oorlog» in relatie tot het abortusrecht van vrouwen zoals die door deze organisatie wordt gebruikt?
Welke actie gaat u ondernemen tegen het verspreiden van nepnieuws door TFP Student Action Europe?
Bent u het met ons eens dat het recht op abortus een belangrijk verworven recht is en abortus belangrijke zorg is voor vrouwen?
Bent u bereid tot het opzetten van een publiekscampagne om nepnieuws te bestrijden en betrouwbare informatie over abortus en vrouwenrechten te verstrekken? Zo nee, waarom niet?
Is iets bekend over de financiering van deze organisatie?
Hoe wilt u opvolging geven aan de aangenomen motie-Van Campen/Dobbe?1
Het bericht dat 4 op de 10 mensen met een lichamelijke beperking toegankelijkheidsproblemen ervaart wanneer ze gaan stemmen |
|
Sarah Dobbe , Michiel van Nispen |
|
Rijkaart , Bruijn |
|
Wat is uw reactie op het onderzoek van de Zonnebloem waaruit blijkt dat vier op de tien mensen met een lichamelijke beperking toegankelijkheidsproblemen ervaren wanneer ze gaan stemmen?1
Voor meer dan 2 miljoen Nederlanders is zelfstandig stemmen bij een verkiezing niet vanzelfsprekend. Mensen met een beperking en mensen met lage basisvaardigheden zijn minder positief over hun ervaring met verkiezingen dan mensen zonder een beperking of mensen die over meer basisvaardigheden beschikken. Het gaat bijvoorbeeld om iemand die in een rolstoel zit, blind is of moeite heeft met lezen.
Het is belangrijk dat iedereen zo zelfstandig mogelijk zijn stem kan uitbrengen. Daar moeten we mensen in ondersteunen. Daarom is op 6 mei 2025 door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Kiesraad, de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten het Actieplan toegankelijk stemmen gepresenteerd (hierna: Actieplan).2 Dit Actieplan is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met belangenorganisaties en ervaringsdeskundigen.
Het doel van dit Actieplan is dat mensen met een beperking en mensen met lage basisvaardigheden in Nederland zo zelfstandig mogelijk moeten kunnen stemmen. De toegankelijkheid van stemlokalen voor mensen met een fysieke beperking is een belangrijk onderwerp uit het Actieplan.
Het is vervelend om te horen dat er ondanks de maatregelen die getroffen worden om stemlokalen toegankelijk te maken voor alle kiezers, nog een aanzienlijke groep is die toegankelijkheidsproblemen ervaart bij het stemmen.
Deelt u de mening dat mensen met een beperking zelfstandig moeten kunnen stemmen en dat daarvoor minimaal nodig is dat stemlokalen toegankelijk zijn?
Een toegankelijk verkiezingsproces betekent dat er zo min mogelijk belemmeringen zijn om zelfstandig een stem te kunnen uitbrengen. Het toegankelijk maken van stemlokalen is één van de onderdelen om eraan bij te dragen dat mensen zo zelfstandig mogelijk hun stem kunnen uitbrengen.
De Kieswet bepaalt dat burgemeester en wethouders ervoor zorgdragen dat alle in de gemeente aangewezen stemlokalen zodanig zijn gelegen en zo zijn ingericht en uitgerust dat kiezers met lichamelijke beperkingen zoveel mogelijk hun stem zelfstandig kunnen uitbrengen (artikel J 4, tweede lid). Het volledig toegankelijk maken van alle stemlokalen blijkt in de praktijk moeilijk. Landelijk kan er gestemd worden bij ongeveer 9.000 stemlocaties. Als uitsluitend locaties als stemlokaal zouden mogen worden gebruikt die volledig toegankelijk zijn, betekent dat dat er minder stemlokalen zouden zijn en de gemiddelde reisafstand naar de stemlokalen groter wordt. Gemeenten moeten daarom vaak een afweging maken tussen de toegankelijkheid van een gebouw en de bereikbaarheid van stemlokalen voor de kiezers.
Openbare gebouwen die als stemlokaal worden gebruikt zijn niet altijd toegankelijk (te maken). Bijvoorbeeld als de deuren te smal zijn voor iemand in een rolstoel. Of als er geen ruimte is om een (tijdelijke) helling aan te leggen bij een steile trap. Het komt ook voor dat het stemlokaal zelf wel toegankelijk is, maar de omgeving niet. Bijvoorbeeld doordat het stemlokaal op een heuvel ligt waardoor er sprake is van een te steile helling bij de ingang. Of doordat de route naar de entree van het stemlokaal te smal is. Dergelijke stemlokalen worden als niet toegankelijk aangemerkt. Om te zorgen voor voldoende stemlokalen worden vaak gebouwen als stemlokaal gebruikt die geen eigendom zijn van de gemeente. Ook deze gebouwen zijn niet altijd toegankelijk (te maken).
Als het voor één of meerdere locaties niet lukt om deze (volledig) toegankelijk te maken, moet het college van B&W de gemeenteraad informeren (Artikel J 4, derde lid, van de Kieswet) over de stemlokalen die niet voldoen aan de toegankelijkheidscriteria en daarbij toelichten waarom deze stemlokalen daar niet aan voldoen.
Hoe worden stemlokalen getoetst op toegankelijkheidscriteria?
De afgelopen jaren heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met steekproeven de toegankelijkheid van stemlokalen laten onderzoeken. Bij de Europees Parlementsverkiezing in 2024 voldeed 68% van de stemlokalen die door gemeenten als toegankelijk werden aangemerkt niet aan alle toegankelijkheidscriteria.3
Als onderdeel van de uitbreiding van zijn taken, wordt het onderzoek naar de toegankelijkheid van stemlokalen voortaan in opdracht van de Kiesraad uitgevoerd. Dit zal hij voor het eerst doen bij de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2026.
Hoe houdt u als Minister zicht op de toegankelijkheid van stemlokalen?
Iedere verkiezing wordt na afloop geëvalueerd. Daarin wordt ook de toegankelijkheid van de verkiezing en dus de stemlokalen meegenomen. Belangenorganisaties worden bij de evaluatie betrokken. Het evaluatieadvies van de Kiesraad en de rapportages van belangenorganisatie Ieder(in), dat het meldpunt Onbeperkt Stemmen beheert, maken onderdeel uit van de evaluaties van verkiezingen.
Hoeveel stemlokalen voldoen niet aan de toegankelijkheidscriteria zoals die worden weergegeven op de website van de Zonnebloem?
Uit de steekproef bij de Europees Parlementsverkiezing in 2024 bleek dat 68% van de stemlokalen die door gemeenten als toegankelijk werden aangemerkt niet aan alle toegankelijkheidscriteria voldeden.4 Dit betekent niet dat deze stemlokalen in het geheel niet toegankelijk waren. Het kon ook gaan om maar één criterium waar niet aan kon worden voldaan. Dit is het continue dilemma waar gemeenten tegen aanlopen: als alleen stemlokalen gebruikt worden die volledig toegankelijk zijn, betekent dat dat er veel minder stemlokalen in gebruik zouden kunnen zijn.
Wat zijn de mogelijkheden om nog voor de aanstaande verkiezingen de toegankelijkheid van stemlokalen te verbeteren?
De tijd tussen de vervroegde Tweede Kamerverkiezing op 29 oktober 2025 en de lancering van het Actieplan Toegankelijk Stemmen was kort. Voor deze verkiezing is gekeken naar welke maatregelen binnen deze korte termijn al uitgevoerd konden worden. Andere maatregelen uit het Actieplan worden ook opgepakt, maar zullen op de langere termijn pas effect gaan hebben. Hieronder ziet u een overzicht van de maatregelen uit het Actieplan op het onderwerp toegankelijke stemlokalen die voor de vervroegde Tweede Kamerverkiezing zijn opgepakt:
Welke lange termijn maatregelen gaat u nemen voor de verkiezingen die daarna gaan volgen?
Met het oog op de verkiezingen ná de Tweede Kamerverkiezing wordt er een aantal onderzoeken voorzien om de bestaande criteria en de ondersteuning aan gemeenten te verbeteren. Daarmee wordt er op de langere termijn aan bijgedragen dat gemeenten en stembureauleden nog beter in staat worden gesteld om stemlokalen toegankelijk te maken voor mensen met een fysieke beperking.
Bent u bereid deze vragen met spoed te beantwoorden, gezien de termijn tot de aankomende verkiezingen?
Ja.
Het bericht ‘Nederland bezit grootste hoeveelheid kinderporno in Europa’ |
|
Diederik van Dijk (SGP) |
|
van Marum , Foort van Oosten (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Nederland bezit grootste hoeveelheid kinderporno in Europa»1
Wat is uw reactie op het onderzoek waaruit blijkt dat circa 60 procent van al het in Europa gehoste kinderseksmisbruikmateriaal zich in Nederland bevindt, en bijna een derde van het wereldwijde totaal? Hoe verklaart u dat Nederland in zo’n uitzonderlijke positie verkeert?
Welke wettelijke verplichtingen gelden op dit moment voor hostingbedrijven en internetproviders om kinderseksmisbruikmateriaal te detecteren, te melden en te verwijderen? Acht u deze verplichtingen toereikend, gezien de recente bevindingen? Kunt u hierbij ingaan op het toezichtkader en het ontbreken van afdwingbare meld- en verwijderverplichtingen?
Bent u bereid beleid te ontwikkelen zodat hostingbedrijven verplicht kunnen worden om proactieve detectiemethoden toe te passen, zoals hash-databanken of AI-gebaseerde beeldherkenning, teneinde het verspreiden van kinderseksmisbruikmateriaal sneller te stoppen?
Hoe verhoudt de Nederlandse wetgeving zich tot de voorgenomen Europese verordening inzake seksueel misbruik van kinderen, die lidstaten verplicht om hosting van dergelijk materiaal actiever te bestrijden? Welke voorbereidingen treft Nederland voor implementatie van deze verordening?
Hoeveel capaciteit is er binnen politie en Openbaar Ministerie beschikbaar voor digitale opsporing en handhaving op het gebied van kinderseksmisbruikmateriaal? Zijn er signalen dat het huidige capaciteitsniveau onvoldoende is om de omvang van het probleem aan te pakken?
Hoeveel tijd verstrijkt er gemiddeld tussen het moment dat kinderseksmisbruikmateriaal wordt gemeld en het moment dat het daadwerkelijk van Nederlandse servers is verwijderd? Zijn er streefwaarden of normen vastgesteld voor een maximale doorlooptijd? Zo ja, in hoeveel procent van de gevallen worden deze normen gehaald?
Hoe beoordeelt u de effectiviteit van de samenwerking tussen Nederland en internationale partners zoals Europol, INHOPE en NCMEC, om hosting en verspreiding van kinderseksmisbruikmateriaal grensoverschrijdend te bestrijden?
Bent u voornemens om krachtige, afdwingbare maatregelen, zoals strengere wetgeving die hostingbedrijven verplicht tot actieve detectie en snelle verwijdering van dergelijk materiaal, stevige handhaving bij overtredingen, en intensievere internationale samenwerking te nemen om te voorkomen dat Nederland het knooppunt blijft voor het hosten van kinderseksmisbruikmateriaal?
Welke mogelijkheden ziet u om extra financiële middelen en capaciteit beschikbaar te stellen om de digitale opsporing en handhaving te versterken, de verwijdering van kinderseksmisbruikmateriaal te versnellen en slachtoffers beter te identificeren en te ondersteunen?
Bent u voornemens om hostingbedrijven en datacenters wettelijk te verplichten tot transparante rapportage over het aantal meldingen, verwijderingen en handhavingsacties met betrekking tot kinderseksmisbruikmateriaal?
Bent u bereid om de Kamer jaarlijks te rapporteren over de omvang van kinderseksmisbruikmateriaal dat in Nederland wordt gehost, de resultaten van verwijderingen en de voortgang van beleid en handhaving?
De berichtgeving omtrent uitlatingen van de heer Wilders die door de politie zijn weersproken. |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Foort van Oosten (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht van NOS en de berichtgeving van Nieuwsuur waarin de politie vraagtekens plaatst bij het door de heer Wilders tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen geschetste verhaal over een mishandelde vuilnisvrouw in Utrecht?1
Klopt het dat de politie dit incident heeft gekwalificeerd als een verkeersruzie die uitmondde in een eenvoudige mishandeling, en dat daarbij geen sprake was van een «toeloop van twintig Marokkanen», zoals door de heer Wilders werd beweerd?
Hoe beoordeelt u het dat een fractievoorzitter tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen een incident aanhaalt, terwijl de politie dit beeld nadrukkelijk tegenspreekt? Acht u dit een vorm van misleiding van de Kamer?
Vindt u dat volksvertegenwoordigers een bijzondere verantwoordelijkheid hebben om feiten juist en zorgvuldig weer te geven, zeker tijdens een belangrijk debat als de Algemene Politieke Beschouwingen? Zo ja, welke gevolgen verbindt u daaraan wanneer dat niet gebeurt?
Deelt u de opvatting dat het onterecht framen van bevolkingsgroepen, in dit geval «Marokkanen», op basis van onjuiste of overdreven verhalen een negatieve impact heeft op het maatschappelijk vertrouwen en de sociale cohesie?
Welke mogelijkheden ziet u om te voorkomen dat dergelijke misleidende of onjuiste uitspraken door politici zoals de heer Wilders bijdragen aan stigmatisering en polarisatie in de samenleving?
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de politie en het Openbaar Ministerie om te bezien of er aanvullende richtlijnen nodig zijn om misbruik of manipulatief gebruik van politie-informatie in politieke debatten tegen te gaan?
Klopt het dat de Utrechtse burgemeester Sharon Dijksma inmiddels in overleg met de betrokken vrouw heeft besloten dat er alsnog aangifte wordt gedaan? Zo ja, kunt u aangeven hoe dit traject verder wordt begeleid en welke juridische kwalificatie daarbij nu voorligt?
Welke waarborgen zijn er dat de uitkomst van een dergelijke aangifte op objectieve wijze wordt beoordeeld, los van politieke framing of druk vanuit welke partij dan ook?
Kunt u bevestigen dat dit incident van het verschaffen van valse informatie door de heer Wilders over strafrechtelijke zaken niet op zichzelf staat, aangezien de politie enkele weken eerder eveneens uitspraken van de heer Wilders over de zaak-Lisa publiekelijk moest corrigeren?
Acht u het zorgelijk dat er sprake lijkt van een patroon waarin dezelfde politicus onjuiste of overdreven beweringen doet die door de politie ontkracht worden, met het risico van onrust, stigmatisering en verlies van vertrouwen in instituties?
De beschietingen van humanitaire reddingsschepen door de Libische kustwacht en de Nederlandse/Europese verantwoordelijkheid. |
|
Marieke Koekkoek (D66), Christine Teunissen (PvdD) |
|
Arno Rutte (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Foort van Oosten (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van berichtgeving dat de Libische kustwacht op 24 augustus 2025 in internationale wateren gedurende circa 15–20 minuten met scherp heeft geschoten op het reddingsschip Ocean Viking van SOS Méditerranée, terwijl er tientallen geredde mensen en bemanning aan boord waren, met aanzienlijke schade maar zonder fysieke gewonden?1 Zo ja, hoe duidt u dit incident?
Ik heb kennisgenomen van dit incident. Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie hierover. Het kabinet veroordeelt geweld tegen hulpverleners altijd. Daarom is het van belang dat de Libische autoriteiten dit incident nader onderzoeken, de daders straffen en gepaste maatregelen nemen. Hier hebben de Nederlandse ambassade en de EU-delegatie in Tripoli bij de Libische autoriteiten op aangedrongen.
Klopt het dat kort daarna opnieuw een humanitair reddingsschip, de Sea-Watch 5, onder vuur is genomen door een Libische patrouilleboot vlak na een redding, terwijl er tientallen mensen waren gered? Wat is uw reactie hierop?
Ook dit incident is bekend bij het kabinet. Zie verder antwoord bij vraag 1.
Wat doet Nederland concreet om het internationaal humanitair recht te beschermen in Europa en langs de Europese buitengrenzen, inclusief – maar niet beperkt tot – de Middellandse Zee, waar dit soort incidenten zich voordoen?
Nederland zet zich actief in voor de bescherming van het internationaal recht en de mensenrechten langs de Europese buitengrenzen, waaronder de Middellandse Zee. Dit wordt door het Kabinet ook bij samenwerking met de landen rondom de buitengrenzen onder de aandacht gebracht.
Het kabinet hecht tevens waarde aan de bescherming van hulpverleners wereldwijd. Op 3 juni 2025 verstuurde het Ministerie van Buitenlandse Zaken een adviesaanvraag aan de AIV en aan de CAVV voor een gezamenlijk advies over het bestrijden van straffeloosheid voor geweld tegen hulpverleners. In dit advies worden de AIV en de CAVV gevraagd welke diplomatieke, juridische, financiële en eventueel andere instrumenten Nederland kan inzetten om de straffeloosheid voor geweldpleging tegen hulpverleners te bestrijden.2
Kunt u bevestigen of er bij deze incidenten Nederlandse burgers aan boord waren (als bemanningslid, vrijwilliger of waarnemer)? Wat heeft de Minister van Buitenlandse Zaken gedaan om hun veiligheid te beschermen, en welk plan ligt er klaar om bescherming te bieden bij eventuele toekomstige situaties of om te voorkomen dat deze zich voordoen?
Het kabinet heeft geen bericht ontvangen dat Nederlandse staatsburgers aan boord van deze schepen waren tijdens deze incidenten.
Bij consulaire hulpverzoeken van Nederlanders in het buitenland bekijkt het Ministerie van Buitenlandse Zaken naar gelang de mogelijkheden en specifieke omstandigheden hoe consulaire bijstand kan worden verleend.
Hoe beoordeelt u dit soort aanvallen juridisch in het licht van het internationaal zeerecht en de plicht tot redding op zee, mede gezien dat de Ocean Viking in internationale wateren opereerde? Welke (strafrechtelijke of diplomatieke) stappen acht u passend richting betrokken autoriteiten?
Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie over het incident. In algemene zin onderschrijft het kabinet dat het tegengaan van verlies van levens op zee en de internationaalrechtelijke plicht om mensenlevens op zee te redden te allen tijde de uitgangspunten blijven.
Dit incident is daarom zorgelijk. Om die reden, en zoals genoemd in antwoord op vraag 1, heeft de Nederlandse ambassade in Tripoli de autoriteiten opgeroepen tot een gedegen onderzoek, bestraffing van de daders en het nemen van gepaste maatregelen.
Hoe kijkt Nederland naar de financiering voor de Europese Unie (EU) en internationale erkenning van de Libische kustwacht, terwijl die herhaaldelijk heeft gefaald om conform de internationale standaard voor zeeredding te handelen, met verlies van mensenlevens en nu ook een directe aanval op hulpverleners tot gevolg?
De steun van de Europese Commissie is gericht op het versterken van de zoek- en reddingscapaciteit en capaciteit op het gebied van grensbeheer van de Libische kustwacht. Deze EU-inzet in Libië heeft tot doel verlies van levens op zee te voorkomen, irreguliere migratie naar de EU te verminderen en mensensmokkel- en handel aan te pakken. De steun is daarnaast onderdeel van de bredere Europese inzet in Libië en op de Centraal Mediterrane Route om migratie in goede banen te leiden. Daarbij is versterking van mensenrechtenstandaarden nadrukkelijk een onderdeel van de inzet.
Libië heeft een eigen kustwacht en is verantwoordelijk voor het uitvoeren en coördineren van reddingsoperaties in de eigen Search and Rescue (SAR) zones. Naast dat niet met zekerheid is vastgesteld dat de Libische kustwacht de beschietingen heeft gedaan, is het voor het kabinet niet met zekerheid vast te stellen in hoeverre het specifieke incident waarbij NGO-schepen zijn beschoten direct, dan wel indirect is gefaciliteerd door Europese steun. SAR-operaties vallen onder de verantwoordelijkheid van de Libische autoriteiten, die autonoom handelen. Dit gaat echter gepaard met risico’s. Dit soort incidenten laat dan ook opnieuw zien dat het essentieel is dat Europese steun gepaard gaat met adequate monitorings- en evaluatiemechanismen. Nederland pleit hier consequent voor. De Europese Commissie monitort de uitvoering van programma’s en voert hier een dialoog over met de betrokken implementerende partners en overheden. Het kabinet blijft er ook op aandringen dat de EU-samenwerking met de Libische kustwacht periodiek wordt geëvalueerd.
Welke informatie heeft Nederland ontvangen via EU-kanalen (Europese Commissie/Frontex) over de toedracht van de beschietingen, en hoe beoordeelt u de reactie van de Europese Commissie dat zij eerst de reactie van de Libische autoriteiten afwacht? Acht u die houding voldoende, gelet op de ernst?
Nederland staat in voortdurend contact met de Europese Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden in zowel Tripoli als in Brussel. De incidenten zijn besproken. De woordvoerder van de Commissie veroordeelde het incident eerder en gaf aan dat er contact is opgenomen met de Libische autoriteiten om een onderzoek uit te voeren. Tevens zijn er door het Europees parlement vragen gesteld aan de Raad van de Europese Unie over het voorval.
Welke inzet pleit Nederland in de Raad (JBZ/RBZ) voor een onafhankelijk en transparant onderzoek naar beide incidenten (Ocean Viking en Sea-Watch 5), inclusief de keten van verantwoordelijkheid aan Libische en Europese zijde, en voor mogelijke consequenties, zoals herziening van steun, sancties of restricties op overdracht van materieel?
Nederland heeft zowel zelfstandig als in EU-verband het belang van een gedegen onderzoek benadrukt in gesprekken met de Libische autoriteiten.
Bent u bereid om – in afwachting van structurele EU-maatregelen – nationaal te bevorderen dat Nederlandse publieke middelen niet bijdragen aan steun die kan leiden tot schendingen van mensenrechten en het zeerecht door actoren in Libië en dit ook actief uit te dragen richting partnerlanden?
Het kabinet acht het van belang dat er een gedegen onderzoek naar de incidenten plaatsvindt. Hiertoe heeft het kabinet bilateraal en in EU-verband opgeroepen. Tegelijkertijd zal er naar het oordeel van het kabinet niets verbeteren als de EU zich terugtrekt uit de samenwerking met Libië. De inzet van de EU en lidstaten is er (mede) op gericht de activiteiten van de kustwacht op het gebied van mensenrechten te verbeteren. Het kabinet blijft in EU-verband en bilateraal aandacht vragen voor (gewelds)incidenten waar de Libische kustwacht mogelijk bij betrokken is. Het is vanDeze incidenten onderstrepen belang om voortdurend te blijven monitoren. Daarnaast is het noodzakelijk om de voorwaarden en uitvoering van Europese steun aan Libische autoriteiten kritisch te blijven volgen en indien nodig bij te stellen.
Hoe beoordeelt u de operationele gevolgen van deze aanvallen voor de reddingscapaciteit in het centrale Middellandse Zeegebied (zoals schepen die tijdelijk in haven blijven of missies afgelasten)? Welke maatregelen kan Nederland (bilateraal of via EU/International Maritime Organization) ondersteunen om te waarborgen dat levensreddende operaties veilig kunnen doorgaan?
Zie ook antwoord op vraag 5.
De operationele gevolgen van deze aanvallen zijn op dit moment nog niet bekend. Nederland zal het SAR systeem evenals de conventies die betrekking hebben op SAR en SOLAS bij de relevante landen en instanties onder de aandacht blijven brengen.
Is Nederland bereid in EU-kader te pleiten voor duidelijke rode lijnen (bijvoorbeeld het verbod op het gebruik van vuurwapens tegen civiele reddingsschepen) met concrete consequenties voor samenwerking met de Libische kustwacht wanneer die lijnen worden overschreden?
Het kabinet wil irreguliere migratie naar Nederland en Europa terugdringen. Het kabinet pleit daarom ook binnen de EU voor een stevige aanpak. De bescherming van migranten op migratieroutes loopt in dat kader als een rode draad door de inzet om uitbuiting, misbruik en mishandeling van migranten te voorkomen. Het gebruik van geweld tegen civiele reddingsschepen is onaanvaardbaar. Het kabinet zal hier ook in de toekomst aandacht voor vragen, in EU-verband en bilateraal richting de Libische autoriteiten.
Welke stappen zet Nederland, samen met partnerstaten, om de criminalisering en bestuurlijke detentie van NGO-reddingsschepen door nationale autoriteiten (zoals Italië) tegen te gaan en de vrijheid van humanitaire hulp op zee te beschermen conform internationaal recht?
Het kabinet acht het van belang dat er een gedegen onderzoek naar de incidenten plaatsvindt. Bij incidenten zoals de beschieting van de Sea-Watch 5 is het van belang dat de Libische overheid gedegen onderzoek uitvoert, de daders bestraft en gepaste maatregelen neemt. Het kabinet blijft in EU-verband en bilateraal aandacht vragen voor (gewelds)incidenten waar de Libische kustwacht mogelijk bij betrokken is. Deze incidenten onderstrepen het belang van voortdurende monitoring, evenals de noodzaak om de voorwaarden en uitvoering van Europese steun aan Libische autoriteiten kritisch te blijven volgen en indien nodig bij te stellen.
Het kabinet waardeert de inzet van NGO’s om mensen in nood op zee te redden. Tegelijkertijd moeten we voorkomen dat de activiteiten van private schepen, die in SAR-zones drenkelingen aan boord nemen, criminele activiteiten van mensensmokkelaars die mensenlevens op het spel zetten juist in stand houden. Dit is een delicate balans waarbij er volgens het kabinet oog moet zijn voor beide aspecten.
Bent u bereid de Kamer te rapporteren over: (a) eventuele Nederlandse betrokkenheid (burgers/organisaties) bij de getroffen schepen; (b) uw diplomatieke contacten met de Europese Commissie, Italië en de Libische autoriteiten; (c) de stand van juridische stappen (bijvoorbeeld onderzoeken door Italiaanse autoriteiten); en (d) uw inzet voor structurele veiligheidsprotocollen voor civiele reddingsschepen in internationale wateren?
Daar waar beschikbaar en mogelijk, zal ik op verzoek van de Kamer nadere informatie over deze incidenten verstrekken.
Het bericht ‘Palestijnse journalist Mustafa Ayash aangehouden op Schiphol’ |
|
Doğukan Ergin (DENK) |
|
Foort van Oosten (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Moes |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Palestijnse journalist Mustafa Ayash aangehouden op Schiphol»?1
Bent u het ermee eens dat Nederland in beginsel geen enkele medewerking dient te verlenen aan het uitleveren van journalisten tenzij er onomstotelijk bewijs is voor een ernstig misdrijf, gezien het risico dat niet alleen de persoonlijke vrijheid van de individu in kwestie, maar ook de persvrijheid ermee ingeperkt wordt?
Weet u of er een kans bestaat dat de betreffende Palestijnse journalist ook aan Israël uitgeleverd kan worden?
Zou het voor u acceptabel zijn dat een Palestijnse journalist aan Israël wordt uitgeleverd, wetende dat Israël een ongekend hoog aantal journalisten heeft vermoord en gevangengezet sinds 7 oktober 2023?
Zijn er uitzonderingsgronden binnen het systeem van de European Arrest Warrant om niet mee te werken aan uitleveringen? Zo ja, welke en zijn die uitzonderingsgronden overwogen door Nederland in de huidige zaak betreffende de Palestijnse journalist?
Deelt u de kritiek van de advocate van de Palestijnse journalist die erop wijst dat Israël vaker humanitaire hulpverlening koppelt aan vermeende financiering van terrorisme?
Wat vindt u ervan dat Palestijnse journalisten in het Westen vaker aan hebben gegeven het slachtoffer te zijn geworden van lastercampagnes die vanuit Israël wordt aangestuurd?
Wat doet de regering om te verzekeren dat de persvrijheid in Nederland geborgd blijft voor alle journalisten, en in het bijzonder journalisten van Palestijnse komaf die een duidelijk doelwit zijn geworden van Israël?
Zijn er sinds 7 oktober ook mensen door de Koninklijke Marechaussee vastgehouden op verdenking van betrokkenheid bij internationale misdrijven die gepleegd zouden zijn door Israël?
Zijn er uitleveringsverzoeken bij Nederland gedaan voor individuen die van betrokkenheid bij internationale misdrijven worden verdacht die gepleegd zouden zijn door Israël? Zo ja, hoe heeft Nederland daarop gereageerd?
Beleid rond inclusiviteit op hogescholen |
|
Don Ceder (CU), Mirjam Bikker (CU) |
|
Moes |
|
|
|
|
Acht u het wenselijk dat onderwijsinstellingen uit zichzelf traditionele en cultureel diep verankerde religieuze feestdagen hernoemen of schrappen in het kader van inclusiviteit?
Bent u het eens dat dit de noodzaak tot het ontwikkelen naar een inclusieve samenleving ondergraaft omdat het burgers niet meer stimuleert om via dialoog en samenwerking elkaar religieuzes tradities te leren kennen?
Kunt u, naar aanleiding van het nieuws van het schrappen van de benamingen van christelijke feestdagen door de HU, uiteenzetten welke rol u voor uzelf ziet als stelselverantwoordelijke en welke rol bij de instellingen zelf ligt als het gaat om beleid rondom inclusiviteit?
Op welke manier zet u zich in zodat elke student zich veilig voelt binnen het hoger onderwijs, ongeacht bijvoorbeeld geslacht, afkomst, geaardheid, beperking of levensovertuiging?
Erkent u dat inclusiviteitsbeleid een intrinsieke spanning in zich heeft en beleid dat door de ene student verwelkomt, door een andere student als «exclusief» kan worden ervaren?
Bent u het eens dat de invulling van inclusiviteitsbeleid van onderwijsinstellingen al snel raakt aan de vrijheid van onderwijs, juist vanwege de identiteitscomponent en bent u het eens dat onderwijsinstellingen, binnen wet- en regelgeving, een zeer grote mate van vrijheid hebben hoe ze dit beleid invullen?
In hoeverre kunnen instellingen in het (hoger) onderwijs via bijvoorbeeld een cao gebonden worden aan bepaald inclusiviteitsbeleid? Kunnen ze bijvoorbeeld worden verplicht tot het inwisselbaar maken van feestdagen, het opstellen van een bepaalde jaarkalender of het aanpassen van de naam van een feestdag?
Kunt u garanderen dat dit hoort bij de autonomie die een individuele onderwijsinstelling heeft? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om met onderwijsinstellingen in gesprek te gaan over hoe zij inclusiviteit vormgeven en daarbij expliciet aandacht te vragen voor het behoud van ruimte voor religieuze en culturele tradities, waaronder christelijke feestdagen?
Het bezoek van de Indonesische president aan Nederland en mensenrechtenschendingen in West-Papoea |
|
Don Ceder (CU) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Aukje de Vries (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Dick Schoof (minister-president ) (INDEP) |
|
|
|
|
Klopt het dat er vrijdag een gesprek met de Minister-President en de Indonesische president op de planning staat?1 Wat staat er bij dat gesprek op de agenda?
Nee, tijdens het recente bezoek van de Indonesische president Prabowo Subianto aan Nederland heeft geen gesprek met de Minister-President plaatsgevonden.
Bent u van mening dat Nederland vanwege de historische band een bijzondere zorgplicht heeft jegens de mensen in West-Papoea? Bent u ermee bekend dat momenteel mensenrechten in West-Papoea worden geschonden, evenals dat deze in het verleden zijn geschonden?
De mensenrechtensituatie in Papua is zorgelijk. Verschillende (mensenrechten)organisaties, waaronder Human Rights Watch en Amnesty International, rapporteren onder andere over geweld en inbreuken op eigendommen van de inheemse bevolking. Er vallen ook slachtoffers door geweld gebruikt door lokale gewapende groepen.
Het lot van de Papua’s gaat het kabinet ter harte. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken volgt de situatie in Papua nauwlettend, onder andere via de Nederlandse ambassade in Jakarta. De Nederlandse regering respecteert de territoriale integriteit van de Republiek Indonesië, inclusief Papua.
Spreekt u en/of het koningspaar de Indonesische president morgen aan op de mensenrechtenschendingen van de mensen uit West-Papoea? Zo ja, welke boodschap wordt overgebracht? Zo nee, waarom niet?
Het Koninklijk Paar heeft de president ontvangen op Paleis Huis ten Bosch; het is een goed gebruik dat de gesprekken die het Koninklijk Paar op het Paleis voert vertrouwelijk zijn.
Mochten de mensenrechten van de mensen uit West-Papoea nog niet op de agenda staan, bent u bereid deze aan de agenda toe te voegen? Zo nee, kunt u toelichten waarom rapporten van bijvoorbeeld Greenpeace en Amnesty International daar geen aanleiding toe zouden geven?2 3
Zie antwoord vraag 3.
Kunt uiteenzetten op welke manieren u zowel bilateraal als multilateraal Indonesië aanspreekt op de schendingen van mensenrechten van mensen in West-Papoea?
De bilaterale relatie met Indonesië is breed en hecht, wat het bespreken van de mensenrechtensituatie vergemakkelijkt. Op verschillende niveaus wordt de mensenrechtensituatie besproken, zowel in bilateraal, EU- als multilateraal verband. Daarbij kijkt de regering nadrukkelijk wat de meest effectieve wijze is om zorgen over mensenrechten over te brengen.
De Nederlandse ambassade in Jakarta ondersteunt verschillende projecten ter bevordering van de bescherming van mensenrechten in Indonesië, inclusief Papua. De Nederlandse ambassade brengt voorts regelmatig werkbezoeken aan verschillende provincies door heel Indonesië, inclusief Papua, tijdens welke aandacht wordt besteed aan dit thema. De Nederlandse ambassade in Jakarta heeft het bezoek van een aantal leden van de Vaste Kamercommissie van Buitenlandse Zaken aan Indonesië afgelopen juli ondersteund, en verwelkomt dat de leden o.a. met de Indonesische mensenrechtencommissie over de situatie in Papua hebben gesproken. Nederland zal multilateraal aandacht blijven vragen voor de situatie in Papua, zoals het tijdens de meest recente Universal Periodic Review (UPR) van Indonesië in november 2022 heeft gedaan.
Kunt u deze vragen uiterlijk vrijdag 26 september beantwoorden, nog voordat het bezoek van de Indonesische president plaatsvindt?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het negeren van de Grondwet door een kabinetslid |
|
Frans Timmermans (GroenLinks-PvdA), Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB), Rijkaart , Dick Schoof (minister-president ) (INDEP) |
|
|
|
|
Heeft u kennis genomen van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling advisering) over het wetsvoorstel voor het verbod op voorrang statushouders?1
Ja.
Hoe kan het dat de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO), ondanks het oordeel van de Afdeling advisering, aangeeft de wet niet te willen wijzigen?2
De Raad van State heeft een adviestaak in wetgevingsprocessen. Uiteraard worden deze adviezen zorgvuldig gewogen. Het is aan de regering om deze gemotiveerd al dan niet geheel of gedeeltelijk over te nemen zoals ten aanzien van verschillende andere wetsvoorstellen ook is gebeurd. Ik verwacht op korte termijn een nader rapport naar de Kamer te sturen waarin wordt ingegaan op het advies.
Hoe kan het dat de Minister van VRO voor de tweede keer in korte tijd een wet met het zwaarwegende advies om de wet niet in te dienen naar de Tweede Kamer stuurt zonder dat het wetsvoorstel grondig is heroverwogen?
Ik neem aan dat de indieners verwijzen naar het wetsvoorstel huurbevriezing woningcorporaties 2025 en 2026. Het advies van de Raad van State daarop omvatte een dictum d. Ik heb uw Kamer bij brief van 3 juni 2025 geïnformeerd dat dit wetsvoorstel niet wordt ingediend bij de Tweede Kamer, mede op basis van het advies van de Raad van State. Zoals hierboven gesteld, bestudeer ik op dit moment het advies van de Raad van State over het wetsvoorstel voor het verbod op voorrang statushouders. Ik verwacht op korte termijn een nader rapport naar de Kamer te sturen waarin wordt ingegaan op het advies.
Vindt u het wenselijk dat een wetsvoorstel waarvan de Afdeling advisering oordeelt dat het niet bij de Kamer zou moeten worden ingediend niet wordt aangepast?
Zoals hierboven gesteld, bestudeer ik op dit moment het advies van de Raad van State. Ik verwacht op korte termijn een nader rapport naar de Kamer te sturen waarin wordt ingegaan op het advies.
Herinnert u zich de uitspraak tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen waarin u zei dat «de Grondwet [...] buiten kijf staat en dat al die vrijheden die erin staan, absoluut gegarandeerd moeten worden en gegarandeerd worden, ook zoals wij hier in vak K zitten. Wij zijn niet van de kleine steekjes die geleidelijk die Grondwet aantasten.»?3
Ja.
Bent u het eens met het oordeel van de Afdeling advisering dat het wetsvoorstel van de Minister van VRO in strijd is met het door de Grondwet gewaarborgde recht op gelijke behandeling?
Zoals hierboven gesteld, bestudeer ik op dit moment het advies van de Raad van State. Ik verwacht op korte termijn een nader rapport naar de Kamer te sturen waarin wordt ingegaan op het advies.
Staat het gehele kabinet achter het voornemen van de Minister van VRO om dit wetsvoorstel ongewijzigd bij de Kamer in te dienen ondanks het zware oordeel van de Afdeling advisering en is dit besproken in de ministerraad?
Zoals hierboven gesteld, bestudeer ik op dit moment het advies van de Raad van State. Het concept van het nader rapport moet nog in de ministerraad worden behandeld. Ik verwacht op korte termijn een nader rapport naar de Kamer te sturen waarin wordt ingegaan op het advies.
Kunt u deze vragen voor 24 september 2025 om 16.00 uur beantwoorden?
Ja.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Het artikel 'Wat de wonden vertellen' |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Wat de wonden vertellen» uit De Volkskrant d.d. 13 september 2025?1
Ja.
Vindt u het onderzoek van De Volkskrant, waaruit blijkt dat de Israëlische krijgsmacht naar alle waarschijnlijkheid gericht op honderden Palestijnse kinderen onder vijftien jaar heeft geschoten en kinderen ernstig heeft verwond door middel van fragmentatiewapens, overtuigend? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft geen eigenstandige informatie die het onderzoek van de Volkskrant kan verifiëren dan wel ontkennen. Het kabinet hecht er groot belang aan dat straffeloosheid wordt tegengegaan en dat schendingen van het internationaal recht, humanitair oorlogsrecht, worden onderzocht. Daar spant Nederland zich voor in.
Wat vertellen deze schotwonden aan het kabinet over de wijze van oorlogsvoering door de Israëlische krijgsmacht?
Het artikel concludeert dat de schotwonden in kwestie een indicatie zijn van gerichte aanvallen op kinderen. Het kabinet heeft geen eigenstandige informatie die het onderzoek van de Volkskrant kan verifiëren dan wel ontkennen. Volgens het humanitair oorlogsrecht mogen burgers geen doelwit vormen van militaire aanvallen. Indien burgers direct deelnemen aan de vijandelijkheden, verliezen ze voor de duur van deze deelname hun beschermde status. Het kabinet roept de strijdende partijen, waaronder Israël, om zich te allen tijde aan het humanitair oorlogsrecht te houden.
Heeft het kabinet eerder soortgelijke informatie over de wijze van oorlogsvoering door de Israëlische krijgsmacht ontvangen?
Informatie die het kabinet ontvangt over het Israëlische militair optreden in Gaza leidt al geruime tijd tot serieuze vragen. Het kabinet spreekt Israël hierop zowel bilateraal als multilateraal aan.
Heeft u uw Israëlische counterpart aangesproken op de bevindingen van het onderzoek? Zo nee, bent u bereid dit te doen?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u uw Israëlische counterpart aangesproken op het feit dat Israël sinds maart 2025 meer dan honderd buitenlandse zorgmedewerkers toegang tot Gaza heeft ontzegd zonder opgave van reden?
Nederland heeft Israël veelvuldig opgeroepen en blijft dit doen om veilige en ongehinderde humanitaire toegang tot de hele Gazastrook te faciliteren, zowel voor de invoer en distributie van goederen als de in- en uitreis van internationale hulpverleners. Meest recentelijk heb ik dit gedaan in een gesprek met mijn Israëlische ambtgenoot Saar op 24 oktober jl.
Op 9 oktober jl. bereikten Israël en Hamas overeenstemming over de eerste fase van het plan om het conflict in de Gazastrook te beëindigen (zie ook Kamerbrief d.d. 10 oktober jl.). Dit akkoord biedt, na ruim twee jaar van lijden, geweld en verwoesting, het broodnodige perspectief op een duurzaam einde aan de oorlog. Het is van essentieel belang dat de afspraken over deze eerste fase, waaronder die over humanitaire hulp, volledig worden geïmplementeerd en nageleefd.
Wat vindt u ervan dat de Israëlische autoriteiten zelfs babyvoeding niet tot Gaza toelaten? Heeft u uw Israëlische counterpart daarop aangesproken?
Op Israël rust de plicht om de burgerbevolking in Gaza te voorzien van de noodzakelijke humanitaire hulp of deze hulp te faciliteren. Na het bereiken van het akkoord over de eerste fase van het vredesplan op 9 oktober jl. is de toegang van humanitaire hulp verbeterd. Het kabinet blijft het belang onderstrepen dat Israël zijn verplichtingen onder het humanitair oorlogsrecht naleeft.
Staat het kabinet in contact met hulpverleners die in Gaza dienen of de afgelopen twee jaar in Gaza hebben gediend? Zo nee, bent u bereid om met enkelen van hen in gesprek te gaan?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een goede, voortdurende dialoog met hulporganisaties, en spreekt – zowel in Nederland als in de regio – regelmatig met hulpverleners die in de Gazastrook werken of hebben gewerkt.
Hoeveel Israëlische militairen zijn er in de afgelopen twee jaar veroordeeld voor misdrijven gepleegd tegen Palestijnse burgers?
Volgens cijfers van de Israëlische mensenrechtenorganisatie Yesh Din, die zich baseert op informatie die is aangeleverd door de Israëlische krijgsmacht, zijn vijf Israëlische militairen veroordeeld voor misdrijven gepleegd tegen Palestijnse burgers in Israël en de Palestijnse gebieden. Daarnaast zijn er nog enkele lopende zaken.
Op welke manier spant het kabinet zich in voor het vastleggen van oorlogsmisdrijven in Gaza?
Nederland heeft altijd duidelijk uitgesproken dat de strijdende partijen zich aan humanitair oorlogsrecht moeten houden. Het kabinet veroordeelt alle schendingen van het internationaal recht, ongeacht wie de schending begaat. Gedegen en onafhankelijk onderzoek is nodig om feiten te verzamelen. Daar draagt het kabinet ook aan bij, bijvoorbeeld via bijdragen aan het Kantoor van de VN Hoge Vertegenwoordiger voor Mensenrechten (OHCHR) en het Internationaal Strafhof.
Vallen de misdrijven beschreven in het onderzoek van De Volkskrant onder de Wet Internationale Misdrijven? Zo ja, is berechting van Israëlische militairen die in Nederland verblijven op basis van de in het onderzoek beschreven misdrijven tegen Palestijnse burgers, mogelijk?
Oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid, genocide, foltering, gedwongen verdwijningen en agressie zijn strafbaar gesteld in de Wet Internationale Misdrijven. Hierbij geldt dat Nederland rechtsmacht heeft over internationale misdrijven indien de verdachte een Nederlander is, het slachtoffer een Nederlander is of de verdachte zich op Nederland grondgebied bevindt. Of een strafrechtelijk onderzoek kan worden ingesteld, hangt onder meer af van de vraag of er voldoende bewijs voorhanden is voor individuele strafrechtelijke aansprakelijkheid. De opsporing en vervolging van deze internationale misdrijven is voorbehouden aan het Openbaar Ministerie.
Bent u, bij uitblijven van vervolging in Israël, bereid om in lijn met het complementariteitsbeginsel in het Statuut van Rome ook te pleiten en steun te bieden voor de berechting van Israëlische militairen bij het Internationaal Strafhof?
Er loopt reeds een actief onderzoek bij het Internationaal Strafhof (ISH) naar de situatie in de Palestijnse Gebieden, waaronder Gaza, en het is aan het Parket van de Aanklager van het ISH om dat onderzoek nader vorm te geven. Het kabinet respecteert de onafhankelijkheid van de organen van het ISH en mengt zich derhalve niet in het onderzoeks- en vervolgingsbeleid van het Parket van de Aanklager.
Bent u bereid om een aantal ernstig gewonde kinderen die in de regio geen hoog-specialistische zorg kunnen krijgen, in Nederlandse ziekenhuizen te laten behandelen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Op 2 oktober jl. besloot het kabinet om enkele kinderen uit Gaza, die acuut complexe hoog-specialistische zorg nodig hebben en waarvoor nu in de regio geen onmiddellijke hulp beschikbaar is, in Nederland te laten behandelen.2
Bent u bereid om u in te zetten voor de medische evacuatie van Mira, het 4-jarige meisje uit het artikel uit De Volkskrant?
Momenteel staan er 15.600 patiënten op de wachtlijst van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) voor medische evacuatie uit Gaza, onder wie 3.800 kinderen. Om te bepalen welke kinderen voor evacuatie naar Nederland in aanmerking komen, baseert Nederland zich op de triage van artsen in Gaza, die via het Palestijnse Ministerie van Volksgezondheid patiëntenlijsten op basis van medische urgentie met de WHO delen. De WHO coördineert vervolgens het proces van medische evacuaties. Om dit selectieproces via de WHO zo zuiver mogelijk te laten verlopen, volgt het kabinet deze lijn. Het is daarom niet mogelijk een voorkeursbehandeling te geven aan individuele gevallen.
Bent u bereid deze vragen alle afzonderlijk te beantwoorden?
Er is getracht deze vragen zo veel mogelijk separaat te beantwoorden.
Het bericht op Noordkop247 'Geen demonstratie voor veilige kruising' |
|
Eline Vedder (CDA), Harmen Krul (CDA), Derk Boswijk (CDA) |
|
Gijs Tuinman (BBB), Tieman |
|
|
|
|
Zou u willen reageren op het bericht op Noordkop247 «Geen demonstratie voor veilige kruising» en daarbij in het bijzonder willen ingaan op de zorgen van bewoners over de verkeersveiligheid rond de N9 en de vlotbruggen?1
De zorgen van de bewoners over de verkeersveiligheid rond de N9 en de vlotbruggen zijn bekend. Daarom is besloten om de kruisingen bij de Burgervlotbrug en de Sint Maartensvlotbrug te verbeteren. Zie ook vraag 3.
Hoe beoordeelt u de huidige verkeersveiligheid op de N9, met name bij de kruisingen en de vlotbruggen, en welke risico’s ziet u voor fietsers, voetgangers en omwonenden?
De N9 is een weg met een zeer gevarieerd verkeersbeeld door stedelijke kernen, buitengebied en kleine dorpskernen. Dit leidt tot verschillen in snelheden en plekken waar snel en langzaam verkeer elkaar kruisen. Na een onderzoek heeft Rijkswaterstaat in 2023/2024 met een aantal kleine, gerichte maatregelen de oversteken bij de vlotbruggen aangepakt. Hierdoor is de situatie voor overstekende voetgangers en fietsers verbeterd.
Welke maatregelen zijn sinds de beantwoording van eerdere door de CDA-fractie gestelde schriftelijke vragen genomen om de verkeersveiligheid rond de N9 en de vlotbruggen te verbeteren?2
Het voorgaande kabinet heeft voor ongeveer € 4 miljoen geïnvesteerd in de verkeersveiligheid in Sint Maartensvlotbrug en Burgervlotbrug. In 2023 en 2024 zijn de maatregelen gerealiseerd. In Burgervlotbrug zijn aan zowel de noordzijde als de zuidzijde van de kruising met de N9 nieuwe fiets/bromoversteken gerealiseerd. Hierbij is ook opstelruimte in de middenberm aangebracht en zijn borden en markeringen aangebracht.
Bij Burgervlotbrug is het aanwezige zebrapad op expliciete wens van omwonenden in het nieuwe ontwerp opgenomen om de oversteekbaarheid zo goed als mogelijk te borgen.
In Sint Maartensvlotbrug zijn betere oversteekvoorzieningen aangebracht en zijn borden en markeringen aangebracht. Hiermee sluit de weginrichting aan op de ontsluitingsfunctie van de weg binnen de bebouwde kom en is de oversteekbaarheid ter hoogte van de bruggen voor met name langzaam verkeer (brom/fiets en voetgangers) verbeterd.
Welke structurele oplossingen, zoals vaste oeververbindingen in plaats van vlotbruggen, worden onderzocht en welke tijdlijn hanteert u daarbij?
De vlotbruggen zijn in beheer van de provincie Noord-Holland. Een onderzoek naar de vervanging van de vlotbruggen is de verantwoordelijkheid van de provincie. In 2017 is een vaste oeververbinding door hen onderzocht. Toen bleek dat de kosten van de aanleg van een nieuwe oeververbinding niet proportioneel waren. De provincie Noord-Holland zal het onderzoek uit 2017 naar de nut- en noodzaak van een vaste oeververbinding gaan herijken. In 2027 worden de resultaten van dit onderzoek verwacht, waarna het aan de provincie Noord-Holland is om te besluiten over het vervolg.
Op dit moment worden geen andere concrete maatregelen onderzocht. Vanuit het eerder uitgevoerde onderzoek naar verkeersveiligheid op de N9, N99 en N250 is wel inzicht in mogelijke oplossingsrichtingen. Mede op basis van dit onderzoek heeft Rijkswaterstaat in 2023/2024 binnen het beschikbare budget enkele maatregelen getroffen (zie beantwoording vraag 2 en 3).
In hoeverre is de verwachte toename van verkeer als gevolg van de groei van de marinebasis Den Helder meegenomen in de berekeningen voor de noodzakelijke investeringen in de N9 en de vlotbruggen?
In juni 2025 hebben het Rijk en de regio onder regie van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in het «Ruimtelijk Arrangement Noord-Holland» afgesproken gezamenlijk te kijken naar mogelijkheden voor een meer weerbaar en veerkrachtig mobiliteitssysteem. Zowel vanuit een civiele als militaire context ingeval van een eventueel voorval of incident. Het is belangrijk dat het mobiliteitssysteem ook in zulke omstandigheden blijft functioneren voor militaire en civiele doeleinden. Dit onderzoek is inmiddels gestart en wordt naar verwachting in 2026 afgerond.
Behalve dit onderzoek worden op dit moment door het Rijk geen berekeningen gemaakt voor investeringen aan de N9 en de vlotbruggen.
Zou u willen inventariseren of er mogelijkheden bestaan om bij de financiering van structurele verbeteringen aan de N9 ook te kijken naar middelen in het kader van de NAVO-norm voor bestedingen aan Defensie, gelet op het strategisch belang van de weg voor de marinebasis Den Helder?
Tijdens de NAVO Top van 24-25 juni jl. is afgesproken om 1,5% van het BBP aan te wenden voor uitgaven aan de weerbaarheid van de maatschappij, waaronder de bescherming van kritieke infrastructuur, civiele paraatheid en cyberverdediging en het versterken van de defensie-industrie en innovatie. De nationale doorvertaling en financiële implicaties van de nieuwe NATO Defence Investment Pledge worden onderzocht. Hierop kan op dit moment nog niet worden vooruitgelopen.
Kunt u aangeven hoe u hierbij samenwerkt met de provincie Noord-Holland en of u bereid bent Rijkswaterstaat nauw met de provincie te laten optrekken?
Bij de uitvoering van de vorig jaar uitgevoerde maatregelen is nauw opgetrokken met de provincie. Er is continu afstemming op verschillende niveaus tussen het Ministerie, Rijkswaterstaat en de provincie. Zo stemmen Rijkswaterstaat, ProRail en provincie tweemaandelijks grootschalige werkzaamheden en vernieuwingsopgaven af met de gemeenten in de Noordkop. Ook de hinderaanpak komt hier aan de orde.
Ook in het kader van het Ruimtelijk Arrangement Noord-Holland (zie ook de beantwoording van vraag 5) werken Rijk en de provincie Noord-Holland actief samen over hoe de ruimte in de provincie wordt ingericht. Hierover vindt periodiek overleg plaats en de partijen hebben langjarige commitment bij de afspraken en de samenwerking.
Welke belemmeringen bij vergunningverlening, omgevingsfactoren of veiligheid, die volgens de genoemde beantwoording van eerdere vragen een rol spelen, zijn specifiek van toepassing op het traject van de N9 en welke stappen zijn sindsdien gezet om deze belemmeringen weg te nemen?
Er zijn geen specifieke belemmeringen bekend.
Welke mogelijkheden ziet u om de uitvoering van noodzakelijke verbeteringen te versnellen en welke concrete besluiten zijn daarbij al genomen?
Op dit moment zijn er nog geen concrete verbeteringen gepland.
Hoe voorkomt u dat de N9 wederom te maken krijgt met opeenvolgende afsluitingen en onderhoudswerkzaamheden tegelijk, waardoor files en verkeersinfarcten ontstaan zoals in 2023 werd gesignaleerd?
Hinder treedt soms op bij werkzaamheden. Er is een hinderaanpak vastgesteld die zorgt dat de gevolgen van de werkzaamheden van tevoren goed in beeld zijn. Een kerngroep van infrabeheerders, waaronder Rijkswaterstaat, stemt werkzaamheden over een periode van 1 tot 5 jaar met elkaar af. Dat is ook in 2023 gebeurd. Het beeld dat dit tot verkeersinfarcten zou hebben geleid, wordt niet herkend.
Op welke wijze worden gemeenten, bewoners en belangenorganisaties betrokken bij de besluitvorming over de verbetering van de N9 en de vervanging van de vlotbruggen?
Op dit moment is er geen besluitvorming over de verbetering van de N9 in voorbereiding. Vervanging van de vlotbruggen is een verantwoordelijkheid van de provincie Noord-Holland, zie hiervoor ook het antwoord op vraag 4.
Welke maatregelen treft u om in de tussentijd, zolang er nog geen structurele oplossing is, de verkeersveiligheid en doorstroming rond de vlotbruggen te verbeteren?
Zie voor de maatregelen die recentelijk getroffen zijn de beantwoording van vraag 3.
Het niet- publiceren van een kritisch onderzoek naar corruptiebestrijding |
|
Michiel van Nispen |
|
Rijkaart , Foort van Oosten (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Bent u bekend met het artikel van Follow the Money (FTM) «Ministerie hield kritisch rapport over corruptie onder de pet»?1
Hoe verklaart u dat het ministerie de kwaliteit van het rapport «Is de Nederlandse overheid bestand tegen corruptie?' als ondermaats beoordeelde en het daarom niet publiceerde, terwijl meerdere onafhankelijke experts, waaronder tegenlezers zoals de Rijksrecherche, het juist als gedegen bestempelden?
Hoe valt het te verklaren dat de methodologie van het rapport nu bekritiseerd wordt, terwijl de directoraat-generaal (DG) Ondermijning zelf om het verkennend onderzoek heeft gevraagd en vóór openbaarmaking (na het Wet open overheid-verzoek van FTM) nooit kritiek op de gehanteerde methodologie heeft geuit richting de auteurs?
De auteurs zelf noemen het een eindverslag van een verkennend onderzoek, waarom wordt er vanuit het ministerie de suggestie gewekt dat het een wetenschappelijke rapportage zou zijn?
Het ministerie stelt dat het rapport feitelijke onjuistheden bevatte; kunt u concreet aangeven om welke onjuistheden het gaat? Ook wordt gesteld dat informatie ontbreekt in het rapport; kunt u toelichten welke informatie dit betreft?
Waarom stelt het ministerie dat in het rapport te veel de mening van de auteurs doorklinkt, terwijl de aanbevelingen en conclusies grotendeels aansluiten bij die van internationale instituties?
Waarom is in het rapport één van slotconclusies «Bestuurlijke verantwoordelijkheid is onvoldoende en leiderschap schiet tekort» bij openbaarmaking weggelakt?
Herkent u zich in het beeld dat de auteur van het rapport schetst, namelijk dat niemand van het DG Ondermijning contact heeft opgenomen met hem, bijvoorbeeld met klachten over de kwaliteit?
Gezien het feit dat in het rapport aandacht wordt besteed aan de Nota Corruptiepreventie uit 2005, welke was gebaseerd op het WODC-onderzoek van Huberts en Nelen uit datzelfde jaar en in die nota talrijke actiepunten zijngeformuleerd over samenwerking tussen het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, onder meer op het gebied van voorlichting over de aangifteplicht van ambtenaren en de klokkenluidersregeling; wat vindt u van de constatering dat een groot deel van die actiepunten en problemen uit die nota uit 2005 nog steeds actueel en niet opgelost zijn? Wat gaat u daaraan doen?
Klopt het dat het Platform Corruptiebestrijding nog steeds bestaat, maar niet gebruikt wordt en dat diverse instanties binnen de overheid niet eens op de hoogte zijn van het bestaan? Hoe kan dit?
Deelt u de analyse dat de dalende positie van Nederland op de Corruption Perceptions Index, samen met kritiek van organisaties als GRECO en de Open State Foundation, wijst op een groeiend corruptierisico? Bent u bereid om werk te maken van een overheidsbreed anti-corruptiebeleid, bijvoorbeeld via een onafhankelijke anti-corruptieautoriteit?
Bent u bereid het pleidooi van de Rijksrecherche en het Openbaar Ministerie om «handel in invloed» strafbaar te stellen opnieuw te overwegen en dit in wetgeving op te nemen?
Welke stappen gaat u nemen om te voorkomen dat studies – met mogelijk relevante conclusies voor de Kamer – in het vervolg openbaar worden gemaakt en niet worden achtergehouden of beïnvloed door politiek-bestuurlijke overwegingen?
De berichtgeving over de onterechte aanhouding en de gevolgen voor een Marokkaans-Nederlands gezin in Urk |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Foort van Oosten (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de berichtgeving over hoe op Urk een Marokkaans-Nederlands gezin werd opgeofferd om de rust in het dorp te bewaren, waarbij een veertienjarige jongen onterecht werd aangehouden en vervolgens een zogenoemd sepot 01 ontving?1
Klopt het dat de veiligheidsdriehoek in Urk op 11 oktober 2023 heeft besloten «voor het weekend een aanhouding te verrichten» om de rust in het dorp te bewaren? Hoe beoordeelt u deze handelwijze, mede gelet op het ontbreken van bewijs tegen de betrokken minderjarige?
Welke concrete juridische en operationele afwegingen zijn gemaakt bij het besluit tot aanhouding van deze minderjarige? Hoe is rekening gehouden met proportionaliteit, subsidiariteit, kinderrechten en de onschuldpresumptie?
Waarom is, ondanks het snelle besluit tot seponeren, niet onmiddellijk en publiekelijk gecommuniceerd dat de jongen onschuldig was? Bestaan er richtlijnen die het Openbaar Ministerie (OM) verplichten om in dit soort gevallen actief te rectificeren? Zo ja, waarom is dat niet gebeurd?
Wie nam het besluit tot het verspreiden van een politiebericht waarin werd gesteld dat «de verdachte op het spoor was gekomen», terwijl de jongen kort daarvoor was vrijgelaten en later volledig onschuldig bleek? Waarom is dit bericht niet onmiddellijk ingetrokken of gecorrigeerd?
Welke beschermingsmaatregelen zijn aan het gezin aangeboden toen bekend werd dat zij bedreigd werden door dorpsgenoten? Waarom is er niet gekozen voor directe bescherming of een veiligheidsplan ter plaatse, in plaats van hen feitelijk te dwingen tot vluchten?
Hoe beoordeelt u de keuze om de aanhouding zichtbaar uit te voeren met dienstauto’s bij de woning, in een kleine gemeenschap waar bekend was dat dit onmiddellijk tot stigmatisering zou leiden? Past dit binnen de richtlijnen voor het omgaan met minderjarigen?
Klopt het dat het gezin herhaaldelijk processtukken heeft opgevraagd, maar deze tot op heden niet heeft ontvangen? Op welke wettelijke grond is dit geweigerd? Hoe verhoudt dit zich tot hun recht op inzage en herstel?
Herkent u het patroon dat lokale overheden in situaties met sterke politieke of maatschappelijke emoties sneller geneigd zijn minderheden als «bliksemafleider» te gebruiken? Welke landelijke waarborgen bestaan er om dit te voorkomen?
Hoe verklaart u dat de gemeente, politie en het OM in hun interne communicatie vooral spraken over de «beeldvorming» en reputatie van de instituties, terwijl de veiligheid van het gezin nauwelijks aandacht kreeg? Hoe verhoudt dit zich tot de plicht van de overheid om burgers te beschermen?
Bent u bereid een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de handelwijze van politie, OM en gemeente Urk in deze zaak, zodat duidelijk wordt welke fouten zijn gemaakt en welke lessen daaruit moeten worden getrokken?
Welke routes van compensatie en herstel staan dit gezin nu daadwerkelijk open, zowel juridisch (schadevergoeding) als praktisch (psychosociale hulp, onderwijs voor de kinderen, bescherming)? Wordt dit gezin proactief hierin begeleid?
Bent u bereid te komen tot landelijke richtlijnen die borgen dat minderjarigen nooit louter om «signaalwerking» worden aangehouden, dat bij een onterechte verdenking binnen 48 uur publiekelijk wordt gerectificeerd en dat gezinnen in dergelijke situaties recht hebben op directe bescherming en nazorg?
De programmamanager bij de politie en de betrokkenheid bij NTA-onderzoeken |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Foort van Oosten (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Ontslag voor programmamanager politie»?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat de huidige programmamanager van de landelijke aanpak tegen racisme, discriminatie en uitsluiting binnen de politie tevens directeur is van NTA, het bureau dat volgens meerdere rechtbanken en de Ombudsman Metropool Amsterdam moslims onrechtmatig heeft bespioneerd in moskeeën?
Ja, ik ben bekend met het feit dat de huidige programmamanager van de landelijke aanpak tegen racisme, discriminatie en uitsluiting binnen de politie tevens directeur is van NTA.
Hoe beoordeelt u de verenigbaarheid van het uitoefenen van twee ambten van de huidige programmanager racisme, discrimanatie en uitsluiting en tevens directeur van NTA met de geloofwaardigheid en integriteit van het huidige programma van de politie tegen racisme, discriminatie en uitsluiting binnen de politie?
De politie gaat zelf over de aanstelling van haar personeel. Derhalve zal ik niet interveniëren in arbeidsafspraken met individuen.
Bent u bereid om zich in te spannen om de aanstelling van de huidige programmamanager te beëindigen door dit te agenderen in het gesprek met de Korpsleiding? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u, gelet op de urgentie van deze zaak, de drukte van de Kameragenda en het aanstaande reces, bereid om deze vragen voor dinsdag 16 september 2025 te beantwoorden?
Ik heb getracht om de vragen zo snel mogelijk te beantwoorden.
Correspondentie Catshuissessie moslimdiscriminatie |
|
Doğukan Ergin (DENK) |
|
Nobel |
|
|
|
|
Kunt u aan de Kamer doen toekomen de volledige correspondentie, inclusief de reacties en berichten die u naar eigen zeggen na de Catshuissessie over moslimdiscriminatie in uw inbox heeft ontvangen, en deze openbaar maken zodat de Kamer inzicht krijgt in de zorgen, pijnlijke ervaringen en kritische signalen die daaruit naar voren zijn gekomen, mede in het licht van de uitlatingen van deelnemers die aangeven met «buikpijn» uit het gesprek te zijn gekomen en die politici die bij dit gesprek aanwezig waren ervoeren als faciliterend aan moslimhaat?1 Zo nee, waarom niet?
De uitspraken van de minister over regenboogsymbolen en hakenkruizen |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Moes |
|
|
|
|
Weet u nog dat u naar aanleiding van het bericht «Regenboogzebrapad in Appingedam nog voor opening beklad met hakenkruis en leuzen» van de Telegraaf de volgende tweet heeft geplaatst: «Zo werkt polarisatie. Jammer, van beide kanten jammer»?1
Ja.
Wat bedoelde u precies met die reactie en «beide kanten» en «polarisatie»?
Zoals ik recent meermaals heb aangegeven, wilde ik zeggen dat het onderwerp gepolariseerd is. Ik wilde nooit bedoeld of onbedoeld mensen pijn doen. Ik vind het belangrijk dat iedereen zichzelf kan zijn. Daar sta ik voor. Ik verwijs graag naar mijn brief aan uw Kamer op dinsdag 9 september jongstleden waarin ik dit schriftelijk verder heb toegelicht.
Welke beide kanten zijn er in deze situatie waarbij een symbool van liefde en jezelf zijn wordt beklad met een hakenkruis?
Zie het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat de enige juiste reactie op het bekladden van een regenboogsymbool met een hakenkruis, een keiharde aanpak en veroordeling is van de bekladders en dat er verder geen twee kanten aan het verhaal zijn? Zo nee, wat is dan precies uw opvatting?
Ik sta voor gesprek en open dialoog. Daarom keur ik iedere vorm van vandalisme of intimidatie altijd af.
Biedt u uw excuses aan de hele LHBTQIA+ gemeenschap en Joodse gemeenschap omdat u niet meteen ondubbelzinnig en zonder kanttekeningen het bekladden van een regenboogpad heeft veroordeeld?
Zie het antwoord op vraag 2.
Weet u nog dat u op vragen hierover destijds antwoordde: «De kant die bedacht heeft dat daar zo'n regenboogpad moet komen en daarmee volledig de belevingswereld van veel jongeren daar negeert (misschien zelfs provoceert) en de kant die daar dan met hakenkruizen tegenin gaat.» Staat u nog steeds achter deze woorden? Zo nee, wat bedoelde u dan hiermee precies en biedt u hiervoor uw excuses aan?2
Zie het antwoord op vraag 2.
In een toelichting zei u het jammer te vinden dat de twee groepen «zo ver van elkaar af staan»; begrijpt u dat u hiermee de antisemitische en LHBTQIA+ hatende mensen die een hakenkruis hebben getekend, op gelijke voet zet als mensen die LHBTQIA+ zijn en regenboogsymbolen in de publieke ruimte uitdragen en biedt u hiervoor uw excuses aan?3
Zie het antwoord op vraag 2.
In reactie op een statement van zes politieke fracties uit de Groningse provinciale staten stelt u: «Ik sta voor mijn woorden, ik heb niks verkeerd gezegd. Mijn enige punt is dat zo’n regenboogzebra niet het handigste middel is om discriminatie en onveiligheid te bestrijden. Omdat het inderdaad júist de groepen die je wilt bereiken, wegjaagt.» Staat u nog steeds achter deze specifieke uitspraak en dus achter uw woorden van toen of biedt u ook hiervoor uw excuses aan?4
Als Minister sta ik achter het regeringsbeleid. Ik verwijs naar mijn brief aan uw Kamer om mijn uitingen van voor mijn ministerschap te duiden.
In een radiointerview vertelde u: «Polarisatie werkt zo: je hebt twee partijen die tegenover elkaar staan en niet willen toegeven. Dat heb ik willen aankaarten.» Wat bedoelde u hiermee en begrijpt u dat u hiermee de antisemitische en LHBTQIA+ hatende mensen die een hakenkruis hebben getekend op gelijke voet zet als mensen die LHBTQIA+ zijn en regenboogsymbolen in de publieke ruimte uitdragen en biedt u hiervoor uw excuses aan?5
Zie het antwoord op vraag 2.
Vindt u het normaal dat u regenboogsymbolen problematiseert terwijl ze met hakenkruizen en haatleuzen zijn beklad?
Zie het antwoord op vraag 2.
Kunt u vertellen wat u weet over de geschiedenis van het regenboogsymbool en de belangrijke betekenis ervan in de beweging voor LHBTQIA+ rechten?
Sinds de vorige eeuw zijn er politieke en maatschappelijke veranderingen geweest die de emancipatie van mensen uit de LHBTQIA+ gemeenschap hebben gestimuleerd. Zo is homoseksualiteit niet meer strafbaar sinds 1971. Als Minister vind ik het belangrijk dat iedereen zichzelf kan zijn.
Kunt u bevestigen dat u het regenboogsymbool van LHBTQIA+ gemeenschap belangrijk vindt en ziet als een betekenisvol symbool van liefde en respect voor het recht van iedereen om zichzelf te zijn, dat een plek in de publieke ruimte verdient?
Als Minister vind ik het belangrijk dat iedereen zichzelf kan zijn. Ik sta achter het kabinetsbeleid.
Kunt u schetsen of u begrijpt wat de meerwaarde is van regenboogsymbolen in de politieke ruimte?
Zie het antwoord op vraag 12.
Kunt u bevestigen dat u het regenboogsymbool van LHBTQIA+ gemeenschap in welke vorm dan ook nooit de schuld geeft van welke vorm van polarisatie en haat dan ook?
Zie het antwoord op vraag 2.
Op 5 september stelt u dat u «de formulering heeft teruggenomen» en «ik snap heel goed dat er mensen zijn die dat wel als provocerend of als pijnlijk hebben ervaren. En het is natuurlijk netjes als je dan sorry zegt. En bij dezen doe ik dat ook.» Hoe rijmen deze woorden met al uw bovengenoemde uitspraken waarbij excuses juist uitbleef?6
Zie het antwoord op vraag 2.
Waar zegt u precies sorry voor; dat mensen uw woorden als «provocerend en pijnlijk hebben ervaren» of dat u destijds heeft laten zien geen enkel verstand te hebben van LHBTQIA-worstelingen en het belang van het regenboogsymbool en dat u de suggestie heeft gewekt dat er twee kanten aan het verhaal zitten bij het bekladden van een regenboogpad met een hakenkruis?
Zie het antwoord op vraag 2.
Waarom heeft u al die tijd sinds het incident met de hakenkruis geen excuses aangeboden richting LHBTQIA+ en Joodse gemeenschap en bleef u verwijzen naar twee groepen en polarisatie?
Ik verwijs naar mijn brief aan uw Kamer om mijn uitingen van voor mijn ministerschap te duiden.
Begrijpt u dat u nu totaal niet geloofwaardig meer bent en het er nu ernstig op lijkt dat u alleen uw eigen positie probeert te redden?
Nee.
Kunt u deze vragen één voor één en met spoed beantwoorden, maar uiterlijk vóór het volgende OCW-tweeminutendebat aanstaande donderdag?
Ik begon het tweeminutendebat Cultuur op dinsdag 9 september jongstleden met een mondelinge toelichting over mijn eerdere uitingen. Diezelfde avond heb ik tevens een brief naar uw Kamer gestuurd met een schriftelijke reactie op een verzoek van het lid Westerveld (GL-PvdA). Eveneens heb ik aangegeven altijd bereid te zijn in gesprek te treden, ook met uw Kamer.
Het bericht 'Amsterdamse politie presenteert uitvinden tegen discriminatie: ‘De paal bepaalt’' |
|
Marieke Wijen-Nas (BBB) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Amsterdamse politie presenteert uitvinding tegen discriminatie: «De paal bepaalt»»?1
Ja
Kunt u aangeven hoe u kijkt naar de manier van werken bij de politie met een dergelijke selectiepaal zoals deze?
Deze selectiepaal kan worden ingezet bij aselectieve controle- en fouilleeracties. Dit zijn bijvoorbeeld (kluis)controles op scholen en preventief fouilleren acties in een veiligheidsrisicogebied. Deze selectiepaal is een hulpmiddel voor professioneel controleren en het tegengaan van etnisch profileren. De basis voor het professioneel controleren blijft de openbare handreiking professioneel controleren van de politie, niet dit hulpmiddel. Het is aan het lokale gezag om de voorwaarden te bepalen van aselectieve controle- en fouilleeracties.
Wanneer iemand verdacht gedrag vertoont (op objectiveerbare gronden) blijft de politie de mogelijkheid houden om deze persoon te controleren of te fouilleren.
Erkent u dat goed getrainde agenten juist door hun vakmanschap en ervaring in staat zijn verdacht gedrag te herkennen dat niet door een willekeurig systeem kan worden vastgesteld?
Ja, ik wil mijn vertrouwen uitspreken in het vakmanschap van de politieagent op straat. Deze paal vervangt dat vakmanschap mijn inziens ook op geen enkele wijze.
Hoe wordt voorkomen dat de paal slechts symboolpolitiek is en in de praktijk leidt tot minder effectieve opsporing van strafbare feiten?
Zoals ook benoemd in de beantwoording van vraag 2 is deze selectiepaal een hulpmiddel bij aselectieve controle- en fouilleeracties. Derhalve raakt het de opsporing niet.
Kunt u garanderen dat het gebruik van de paal niet leidt tot een vermindering van het oplossingspercentage van misdrijven in Amsterdam?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u bevestigen dat de selectiepaal op dit moment uitsluitend in Amsterdam wordt ingezet?
De selectiepalen zijn landelijk aan te vragen door de Regionale Eenheden. Op dit moment heeft de Eenheid Amsterdam hier gebruik van gemaakt.
Kunt u garanderen dat de paal niet wordt uitgerold als werkmethode door heel Nederland zonder voorafgaande instemming van de Tweede Kamer?
Het is aan de burgemeester in samenspraak met het OM en de politie om de voorwaarden te bepalen van aselectieve controle- en fouilleeracties.
Bent u bereid om de selectiepaal af te schaffen en dit instrument definitief af te wijzen als werkmethode?
Zie antwoord vraag 7.
De hack op een lab van Bevolkingsonderzoek Nederland |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Judith Tielen (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), van Marum , Tieman |
|
|
|
|
Wat is de stand van zaken omtrent de maatregelen die u aankondigt in uw recente Kamerbrief over het datalek bij het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker?1 Zijn alle gedupeerden van de hack inmiddels op de hoogte dat hun gegevens zijn gelekt?
Ik betreur het dat zoveel mensen in Nederland getroffen zijn door deze hack. Extra erg is het dat niet bekend is of alles nu bekend is. Zo hebben we, zoals ik in mijn brief van 1 september 2025 aan uw Kamer heb laten weten, wij tot onze spijt moeten constateren dat er nog meer deelnemers dan in eerste instantie gedacht, door de hack getroffen zijn.2 Dit gaat om circa 230.000 mensen extra en het is niet uit te sluiten dat het hierbij blijft. In reactie op dit nieuws heeft Bevolkingsonderzoek Nederland (BVO NL) besloten om alle deelnemers van wie gegevens met het betreffende laboratorium zijn gedeeld, te informeren. Dat gaat om 941.000 deelnemers die naar verwachting half september worden geïnformeerd. Onder hen zitten ook de 485.000 mensen van wie al eerder bekend was dat zij waren getroffen door deze hack, en waarvan de meesten in de week van 18 augustus hierover een brief van BVO NL hebben ontvangen. Deze groep ontvangt dus opnieuw een brief. De tweede brief bevat informatie over welke gegevens door BVO NL zijn gedeeld met het laboratorium, hoe misbruik herkend en voorkomen kan worden en waarom BVO NL bepaalde gegevens gebruikt.
In de brief aan uw Kamer van 11 augustus 2025 zijn verschillende maatregelen aangekondigd met als doel de impact van de hack te beperken.3 In de brief van 1 september 2025 zijn de aanvullend getroffen maatregelen beschreven. Het belangrijkste is dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt uit de verschillende onderzoeken naar hoe deze hack heeft kunnen plaatsvinden en op welke wijze verdere maatregelen ter bescherming van dataveiligheid nodig zijn. Zodra relevante uitkomsten van de onderzoeken bekend zijn, zal ik uw Kamer daarover informeren.
Is het duidelijk welke gegevens er van de 485.000 gedupeerden precies buitgemaakt zijn? Gaat u hen direct informeren over welke gegevens per persoon zijn buitgemaakt of al zijn gelekt?
Welke gegevens van de getroffenen van de hack precies bemachtigd zijn, is op individueel niveau nu nog niet te zeggen. Indien hier meer duidelijkheid over komt, wordt bekeken hoe deelnemers hier zo goed mogelijk over geïnformeerd kunnen worden. BVO NL weet inmiddels wel op persoonsniveau welke gegevens er per deelnemer met het laboratorium zijn gedeeld en zal alle getroffenen daarover nader informeren, ook de getroffenen die in de week van 18 augustus al een brief
ontvangen hebben. Deze brieven worden naar verwachting halverwege september verstuurd. Ik heb uw Kamer in mijn brief van 1 september 2025 ook geïnformeerd over welke gegevens door BVO NL met het laboratorium zijn gedeeld.
Hoe borgt u dat de communicatie richting burgers begrijpelijk, meertalig en toegankelijk is? Kunt u bovendien garanderen dat trans- en non-binaire personen die zijn gedupeerd met de juiste of een neutrale aanhef worden aangeschreven?
Er wordt door BVO NL extra aandacht besteed aan de begrijpelijkheid van de brieven die medio september worden verzonden. De signalen en feedback hierover op de brieven die in de week van 18 augustus zijn verzonden, worden meegenomen in deze nieuwe ronde brieven. BVO NL betrekt hierin ook het RIVM. Het RIVM werkt al langer aan het vergroten van de toegankelijkheid van de bevolkingsonderzoeken naar kanker en kan die expertise dus goed inbrengen. Ik heb ook een brief ontvangen van de Nationale ombudsman over informatievoorziening rond de hack. Ik heb deze brief gedeeld met BVO NL, zodat zij met de suggesties en opmerkingen van de ombudsman aan de slag kunnen voor deze nieuwe ronde brieven. Ook ga ik op basis van de brief van de ombudsman in gesprek met de betrokken partijen om samen te bepalen welke aanvullende acties mogelijk zijn.
De brieven van BVO NL worden alleen in het Nederlands opgesteld, omdat BVO NL niet weet wie welke taal spreekt. BVO NL zal de brieven wel in het Nederlands en Engels op hun website plaatsen. Wat betreft de aanhef in de reeds verzonden brieven, geldt dat BVO NL zich realiseert dat de woordkeuze («mevrouw») niet de ervaring en identiteit vertegenwoordigt van iedereen in de doelgroep van het bevolkingsonderzoek. Om die reden wordt voor de nieuwe ronde brieven verkend welke technische mogelijkheden er zijn om de aanhef meer op maat te kiezen. Mocht dit niet mogelijk zijn, zal BVO NL hier op een alternatieve manier aandacht aan besteden in de brief.
Kunt u nader ingaan op de directe gevolgen van het lek voor de gedupeerden? Hoe wordt hun gestolen data vermoedelijk gebruikt?
De grootste risico’s van de hack bij het laboratorium voor burgers zijn phishing en identiteitsfraude.
Door phishing in e-mails, per sms of telefoon kunnen criminelen proberen burgers te verleiden tot het delen van wachtwoorden of geven van informatie. Een andere mogelijkheid is dat door op een link te klikken malware wordt geïnstalleerd op de computer, telefoon of het netwerk. Dit kan leiden tot schade aan IT-systemen, tot spionage of tot nieuwe datadiefstal.
Wanneer criminelen beschikken over persoonsgegevens kunnen ze zich voordoen als iemand anders en identiteitsfraude plegen.
Hoeveel burgers hebben contact opgenomen met het klantcontactcentrum van Bevolkingsonderzoek Nederland? Is er voldoende capaciteit om vragen en zorgen goed af te handelen? Zo niet, bent u bereid hier middelen voor vrij te maken?
Er komen begrijpelijkerwijs veel vragen binnen bij het klantcontactcentrum van BVO NL. Het betreft circa 80 tot 400 telefoontjes per dag, en circa 2.000 ontvangen e-mails in de periode tot en met 1 september 2025. De hoeveelheid vragen op een dag is afhankelijk van de actualiteiten, zoals berichtgeving in de media. De capaciteit bij het klantcontactcentrum is opgeschaald. Er is op dit moment voldoende capaciteit om de vragen aan te kunnen. Het klantcontactcentrum is uitgebreid met een speciale informatielijn (0800-1617) met specialisten op het gebied van crisistelefonie.
Mijn prioriteit is om BVO NL in staat te stellen om de gevolgen van de hack zo goed als mogelijk te beperken voor alle betrokkenen. Op dit moment is er geen zicht op of dit financiële gevolgen heeft voor VWS en/of de uitvoeringsorganisaties.
Welke maatregelen kunnen gedupeerden treffen om zich te beschermen tegen misbruik van hun gegevens? Hoe gaat u direct met hen communiceren om daarin te helpen?
Het advies voor de mensen die een brief van BVO NL hebben gekregen dat hun gegevens onderdeel zijn geweest van de hack bij het laboratorium, is om extra alert te zijn op vreemd gebruik van persoonlijke gegevens. Het gaat dan met name om nepmail, neptelefoontjes, vreemde sms-berichten of misbruik van persoonsgegevens (identiteitsfraude). Op de website van de Rijksoverheid wordt meer informatie gegeven hoe deze situaties herkend kunnen worden en hoe hiervan melding gedaan kan worden. Bij vragen, ongerustheid en/of andere opmerkingen kunnen deelnemers terecht bij het klantcontactcentrum van BVO NL.
Met hoeveel zekerheid kunt u zeggen dat de gestolen gegevens daadwerkelijk niet verder worden verspreid of verkocht? Hoe monitort u de verdere verspreiding van deze gegevens om in kaart te brengen wie de gelekte gegevens mogelijk in handen hebben?
Ik heb geen zekerheid over wat criminelen met de gegevens doen die zij hebben buitgemaakt. Zodra persoonsgegevens eenmaal op het dark web zijn beland, is het in de praktijk bijzonder lastig, zo niet onmogelijk, om deze volledig te laten verwijderen. Het dark web betreft een afgeschermd deel van het internet waar informatie vaak anoniem wordt gedeeld en waar activiteiten lastig tot niet te traceren zijn. Z-CERT heeft aangegeven dat er tijdelijk een deelverzameling is gepubliceerd op het dark web. Deze deelverzameling kan in de periode dat deze online stond, door anderen ingezien of gekopieerd zijn. De gehele dataset die in handen zou zijn gekomen van de hackergroep kan op een later moment ook alsnog door hen misbruikt worden.
Politie en OM doen onderzoek naar de hack bij het laboratorium. Ik hoop dat de daders gevonden worden en de gestolen dataset gewist wordt.
Z-CERT monitort of de data (opnieuw) op het darkweb verschijnt en onderneemt in dat geval actie.
Kunt u aangeven of de verwerkersovereenkomsten2 tussen Bevolkingsonderzoek Nederland en Clinical Diagnostics volledig op orde waren? Bent u bereid deze overeenkomsten (geanonimiseerd) met de Kamer te delen?
Op grond van de AVG is het sluiten van een verwerkersovereenkomst verplicht als een verwerking namens en in opdracht van een verwerkingsverantwoordelijke wordt verricht door een verwerker. Een verwerkersovereenkomst moet in ieder geval afspraken bevatten over de onderwerpen die de AVG voorschrijft. Die onderwerpen betreffen onder meer de aard, het doel en de duur van de verwerking. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) houdt toezicht op de naleving van deze verplichtingen uit de AVG. Indien in dit concrete geval een verplichting bestond om een verwerkingsovereenkomst te sluiten, is het aan de AP om te beoordelen of de inhoud daarvan aan de eisen van de AVG voldoet. De AP is reeds een onderzoek gestart.
Kunt u aangeven of er toezicht is geweest op het technisch voldoen aan minimale beveiligingseisen3 om de basisbeveiliging te borgen? Zo ja, hoe is het bij de hack alsnog verkeerd gegaan? Zo niet, gaat u naleving alsnog verplichten en de organisaties hierbij helpen?
De diverse aspecten waarnaar gevraagd wordt, moeten blijken uit de verschillende lopende onderzoeken naar de hack en het datalek dat daarop volgde.
In het algemeen geldt dat op het gebied van de informatiebeveiliging in de zorg er sectorspecifieke wet- en regelgeving is (onder andere de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz) en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz)). De IGJ is belast met het toezicht op de naleving van die wet- en regelgeving. Zorgorganisaties zijn verantwoordelijk voor de implementatie van technische maatregelen en de controle daarop.
De IGJ heeft mij laten weten dat dit laboratorium nog niet eerder bezocht is in het kader van informatieveiligheid. De IGJ heeft inmiddels aangekondigd onderzoek te doen bij het laboratorium en is voornemens om mede naar aanleiding van dit incident extra aandacht te besteden aan informatiebeveiliging bij medische laboratoria. Risico’s zoals deze blijken uit dit incident, worden eveneens meegenomen in het toezicht bij andere zorgaanbieders en andere zorgsectoren.
Daarnaast geldt dat de Minister van Justitie en Veiligheid het wetsvoorstel Cyberbeveilingswet (Cbw) op 2 juni 2025 aanhangig heeft gemaakt in uw Kamer. Dit wetsvoorstel zal, indien beide Kamers der Staten-Generaal daarmee instemmen, ook gaan gelden voor zorgaanbieders in Nederland die voldoen aan de eisen voor wat betreft de omvang van de organisatie. Deze zorgaanbieders en zorgketenorganisaties krijgen met de Cbw een zorgplicht met betrekking tot informatieveiligheid. Deze zorgplicht geldt ook voor uitbestede diensten. Daarnaast komt er een incidentmeldplicht richting de toezichthouder IGJ en richting Z-CERT, die ondersteuning geeft aan en een actieve waarschuwingsdienst opzet voor deze zorg- en zorgketenorganisaties (met name op het gebied van scanning en dreigingsanalyse). Voornoemde meldplicht aan de IGJ en Z-CERT bestaat in de huidige situatie nog niet. Ook de handhavingsmogelijkheden onder de Cbw gaan verder dan onder de Wabvpz.
Bent u bereid om de NEN 7510, ISAE 3000 en vergelijkbare standaarden standaard op te nemen in de inkoopeisen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Ziet u dit als een noodzakelijke stap om beter inzicht te krijgen in de cyberveiligheid van betrokken organisaties?
Ja. Het Ministerie van VWS hanteert bij de inkoop en uitbesteding van ICT-diensten het rijksbrede normenkader voor informatiebeveiliging, de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO). De BIO is gebaseerd op internationale standaarden, zoals ISO/IEC 27001 en ISO/IEC 27002 en bevat specifieke aanvullende overheidsmaatregelen.
Voor leveranciers die persoonsgegevens verwerken geldt aanvullend de norm NEN 7510. Deze norm is wettelijk verankerd in de zorgsector en kan door VWS contractueel worden verlangd van leveranciers die dergelijke gegevens verwerken.
Daarnaast wordt bij contracteren, waar passend, gevraagd om assurance-rapportages, bijvoorbeeld de ISAE 3000 of SOC-rapporten, waarmee leveranciers aantoonbaar maken dat zij de gestelde beveiligingsmaatregelen in de praktijk hebben ingericht en effectief laten functioneren.
In lijn met de aankomende Cyberbeveiligingswet (implementatie van NIS2) en de BIO 2.0 wordt leveranciersmanagement verder versterkt, onder meer door het stellen van expliciete eisen aan ketenbeveiliging, incidentmeldingen en onafhankelijke toetsing. Hiermee wordt geborgd dat VWS zijn verantwoordelijkheid neemt voor de beveiliging van uitbestede processen en de bescherming van gegevens in de zorg- en Rijkscontext.
Welke concrete eisen gaat u stellen aan dataminimalisatie en -retentie bij bevolkingsonderzoeken en laboratoria, zoals tokenisatie, pseudonomisering en kortere bewaartermijnen?
Het is van groot belang dat bij de verwerking van bijzondere persoonsgegevens zoals medische persoonsgegevens, aan de wettelijke vereisten wordt voldaan. Het gaat in ieder geval om de beginselen inzake de verwerking van persoonsgegevens die zijn neergelegd in artikel 5 AVG (o.a. rechtmatigheid, transparantie, doelbinding en het principe van dataminimalisatie). Aanvullende (informatiebeveiligings)normen gelden ingeval van verwerking van persoonsgegevens met een hoog risico voor rechten en vrijheden van burgers. Het is aan de organisatie die verantwoordelijk is voor verwerking van persoonsgegevens (de verwerkingsverantwoordelijke) om aan te tonen dat zij voldoet aan de toepasselijke normen en uiteindelijk aan de AP om te beoordelen of dat het geval is (geweest). Dat geldt dus ook voor bevolkingsonderzoeken en laboratoria.
Wanneer verwacht u de uitkomsten van de aangekondigde onderzoeken door Bevolkingsonderzoek Nederland, de RIVM en de Autoriteit Persoonsgegevens? Welke duidelijkheid moeten deze onderzoeken verschaffen?
BVO NL laat verschillende onderzoeken uitvoeren met als doel om:
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 1 is het belangrijk dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt op basis van de verschillende onderzoeken. Op dit moment is er nog geen precieze planning te geven. Op het moment dat dat wel het geval is, zal uw Kamer daarover geïnformeerd worden. Ook de AP en de IGJ kunnen nog niet aangeven wanneer hun onderzoeken gereed zijn, omdat niet te voorzien is wat ze tegenkomen en waar nader onderzoek naar nodig is.
Hoe zorgt u ervoor dat organisaties leren van de hack en de uitkomsten van alle onderzoeken worden gebruikt om de bescherming van persoonsgegevens bij essentiële organisaties feitelijk te verbeteren? Via welke structuren gaat u deze kennisuitwisseling faciliteren?
Digitale veiligheid vormt een essentieel aandachtspunt vormt voor de gehele maatschappij. In (bestuurlijke) gesprekken met partners uit het veld wordt dataveiligheid door het Ministerie van VWS actief onder de aandacht gebracht. In het zorgveld zijn een aantal manieren om te leren van incidenten:
Heeft u meer organisaties geïdentificeerd die op eenzelfde manier kwetsbaar zijn voor een hack van zo’n ordegrootte? Welke concrete maatregelen neemt u om hun cyberveiligheid in orde te brengen zodat een soortgelijk datalek niet meer kan gebeuren?
Ik heb op dit moment geen signalen dat andere organisaties ook kwetsbaar zijn voor een hack zoals bij dit laboratorium heeft plaatsgevonden. Zorgaanbieders zijn in de eerste plaats zelf wettelijk verantwoordelijk voor hun informatieveiligheid en het voorkomen van datalekken. Dat neemt niet weg dat ik me ook inzet voor het verkleinen van de risico's en de impact hiervan. Dit doe ik door te zorgen voor meer bewustwording met het programma informatieveilig gedrag in de zorg, duidelijke normen en kaders te stellen en door hulpmiddelen aan te bieden om deze te implementeren. Daarnaast biedt Z-CERT gespecialiseerde ondersteuning aan zorgaanbieders. Z-CERT monitort continu de systemen die benaderbaar zijn via het internet van de bij hen aangesloten zorgaanbieders en informeert deze zorgaanbieders over mogelijke risico’s in hun cyberbeveiliging. Daarnaast adviseert Z-CERT zorg- en zorgketenorganisaties over maatregelen die de cyberweerbaarheid verhogen en stelt adviezen hiervoor op hun website beschikbaar. Zo zijn onder meer de tien belangrijkste maatregelen tegen ransomwaredreiging op hun website geplaatst.
Kunt u deze vragen los van elkaar en zo snel mogelijk beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.