Kamerstuk 30424-12

Wijziging o.a. APPA inzake harmonisatie uitkeringsrechten en wijziging rechtspositie commissarissen van de Koning en de burgemeesters

Dossier: Wijziging o.a. APPA inzake harmonisatie uitkeringsrechten en wijziging rechtspositie commissarissen van de Koning en de burgemeesters


nr. 12 Herdruk1
NADER VERSLAG

Vastgesteld 27 maart 2008

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties2 belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft, na kennisneming van enkele nota’s van wijziging met betrekking tot dit wetsvoorstel en hiermee samenhangende wetsvoorstellen, nog behoefte nadere vragen en opmerkingen aan de regering voor te leggen. Onder het voorbehoud dat de in dit nader verslag gestelde vragen en opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave blz.

1. Inleiding 1

2. Aanpassing en indexatie 2

3. Sollicitatieplicht 3

4. Neveninkomsten 4

5. Commissarissen van de Koningin en burgemeesters 5

6. Nabestaanden- en wezenpensioen 5

7. Inwerkingtreding 5

1. Inleiding

Kennisname van de samenhangende wetsvoorstellen en nota’s van wijziging leidt bij de leden van de CDA-fractie tot een algemeen verzoek. Over de beloningen en beloningsver-houdingen van politieke ambtsdragers wordt reeds lange tijd gediscussieerd. Het feit dat er tijdens de behandeling van de wetsvoorstellen in 2006 een wisseling van kabinet en Kamer heeft plaatsgevonden, het dossier in die periode minder aandacht heeft gekregen, en er inmiddels enkele uitgebreide nota’s van wijziging zijn verschenen, geven deze leden aanleiding de wens te uiten te komen tot geïntegreerde nieuwe voorstellen waarin de betreffende nota’s van wijziging reeds zijn verwerkt. Dit vergroot de duidelijkheid van de consequenties die de wetsvoorstellen met zich meebrengen. Dit verzoek zouden de leden van de CDA-fractie dan ook aan de regering willen voorleggen.

Daarnaast hebben deze leden nog nadere vragen en opmerkingen over de nota’s van wijzi-ging op de afzonderlijke wetsvoorstellen. De wijzigingen in de tweede nota van wijziging op dit wetsvoorstel vinden de leden van de CDA-fractie omvangrijk.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel 30 424 en de voorgestelde wijzigingen. Zij hebben daarbij enkele aanvullende vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van de vele nota’s van wijziging die de regering met betrekking tot de wetsvoorstellen heeft ingediend. Hoe verklaart de regering de grote hoeveelheid wijzigingen? Welke nieuwe kennis en inzichten waren aanleiding voor de wijzigingen? De invloed van welke belangengroepen heeft geleid tot welke aanpassingen? Deze leden kunnen instemmen met het instellen van een helder loongebouw, waarbij het inkomen van de minister de maximumnorm wordt voor de publieke en semi-publieke sector. Zij hebben echter buitengewoon veel moeite met de voorgenomen verhoging van de beloning van politieke ambtsdragers. Waarom stelt de regering voor om de nieuwe regelingen niet te laten gelden voor zittende Kamerleden, ministers, gedeputeerden en wethouders? Waarom deelt zij niet de opvatting van deze leden dat dit het beeld versterkt dat politieke ambtsdragers wel harde maatregelen durven te nemen als het gaat om anderen, maar niet bereid om de regelingen voor zichzelf te versoberen? Zij hebben een aantal vragen over de nota’s van wijziging in samenhang met het pakket van wetsvoorstellen.

De leden van de VVD-fractie bedanken de regering voor de gegeven antwoorden in de nota naar aanleiding van het verslag. Op 30 januari 2008 heeft de regering een tweede nota van wijziging bij de Tweede Kamer ingediend. Graag stellen zij de regering daarover enkele vragen.

2. Aanpassing en indexatie

De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat in de tweede nota van wijziging wordt voorgesteld om de aanpassingsmethode APPA in overeenstemming te brengen met de aanpassingsmethode voor de Abp-pensioenen. Daarbij gaat het dan om de aanpassing van de ingegane pensioenen aan de gewijzigde salarissen van het overheidspersoneel, zonder dat dit terugwerkende kracht heeft. Deze leden kunnen zich vinden in deze constructie. Zij vragen zich echter wel af of deze constructie gevolgen heeft voor de hoogte van de aanvullende pensioenen. En zo ja, om welke gevolgen het dan gaat.

De regering zegt in de toelichting dat «gepensioneerde Kamerleden» er bij het kabinet op hebben aangedrongen om de indexatiemethodiek van de Appa gelijk te maken aan die van de Abp-pensioenen. Waarom overlegt de regering niet over dergelijke aangelegenheden in eerste instantie met de nog niet-gepensioneerde Kamerleden? Op welke wijze hebben de genoemde «gepensioneerde Kamerleden» de minister benaderd? Hoe heeft de minister zich ervan verzekerd dat juist deze mensen alle gepensioneerde volksvertegenwoordigers vertegenwoordigen, zo vragen de leden van de SP-fractie.

De leden van de VVD-fractie merken op, dat zij met voldoening hebben geconstateerd dat in de nota van wijziging de aanpassingsmethode van de pensioenen ingevolge de Appa in overeenstemming wordt gebracht met de aanpassingsmethode van de Abp-pensioenen voor overheidswerknemers. Zij hadden daar in het verslag ook vragen over gesteld. Het gaat hier om het corrigeren van een fout, zo merken deze leden op. Is het dan niet juist om de correctie met terugwerkende kracht in te voeren, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Gaarne krijgen zij een reactie van de regering.

3. Sollicitatieplicht

In het oorspronkelijke wetsvoorstel waren naar de mening van de leden van de CDA-fractie drie uitzonderingen op de sollicitatieplicht voor voormalige politieke ambtsdragers opgeno-men. Voorgesteld wordt nu om het onderdeel 55 % of meer arbeidsongeschiktheid te schrappen zodat ook dit onderdeel meer in overeenstemming is met de plichten van andere werknemers. De leden van de CDA-fractie hebben hier vragen over. Wordt bij het begrip «passende arbeid» het politieke ambt als referentie genomen of het beroep dat men uitoefende voordat men een politiek ambt aanvaardde? Leidt de situatie waarin de arbeidsongeschiktheid van invloed is op het politiek functioneren, tot het verplicht aanbieden van een vergelijkbare functie binnen de politiek?

Daarnaast wordt een nieuwe uitzondering op de sollicitatieplicht in de tweede nota van wijziging toegevoegd. Wanneer een gewezen ambtsdrager tijdens zijn Appa-wachtgeldperiode een nieuw inkomen verwerft, dan krijgt hij een eventueel verschil in inkomen in vergelijking met de bezoldiging voor zijn oude functie, aangevuld. De sollicitatieplicht blijft daarbij volgens het oorspronkelijke wetsvoorstel bestaan. Het voorstel in de nota van wijziging is om een gewezen ambtsdrager die een nieuwe politieke functie heeft gevonden met een lagere bezoldiging, te ontslaan van deze sollicitatieplicht wanneer het inkomen uit het nieuwe ambt 55% of meer bedraagt van de bezoldiging uit het ambt waarvoor hij wachtgeld ontvangt. Deze uitzondering wordt onder andere ingevoerd om bijvoorbeeld oud-ministers te behouden voor de publieke zaak. Maakt het in deze situaties niet uit of betrokkene bewust kiest voor voortzetting van een functie binnen het publieke domein, zo vragen de aan het woord zijnde leden. En is ook nagedacht om deze ontheffing van de sollicitatieplicht ook te verlenen wanneer een andere functie dan een politiek ambt wordt aanvaard waarbij het salarisniveau eveneens 55% van de vorige bezoldiging bedraagt?

In de tweede nota van wijziging wordt eveneens bepaald dat de sollicitatieplicht gedurende de eerste 6 maanden na ontslag of terugtreding van een politiek ambtsdrager niet geldt. Gezien de ongewisheid van de datum van ontslag of de eventuele terugkeer in het ambt door herverkiezing vinden de leden van de CDA-fractie dit een goed punt. Wel gaan deze leden ervan uit dat de 6 maanden periode voor alle ex-politieke ambten geldt.

De leden van de PvdA-fractie hebben eerder begrepen dat een politieke ambtsdrager gedurende de periode dat er wachtgeld wordt ontvangen sollicitatieplichtig wordt. Daarop bestaan enkele uitzonderingen. Een daarvan is, zo begrijpen deze leden, het bereiken van de leeftijd van 55 jaar en het tevens hebben van een diensttijd van 10 jaar of langer. Waarom is er niet voor gekozen om deze leeftijdsgrens te verleggen naar 57,5 jaar, analoog aan de voorgestelde leeftijd van de sollicitatieplicht? Deelt de regering de mening dat voor huidige ex-politieke ambtsdragers die een wachtgeld ontvangen ook de sollicitatieplicht van toepassing moet worden na het van kracht worden van deze wet? Zo ja, hoe gaat u dit effectueren? Zo neen, waarom niet?

De leden van de SP-fractie zijn het eens met het streven van de regering om de Appa meer in lijn te brengen met de regelingen die gelden voor werknemers. Zij menen echter dat dit nog niet voldoende is gelukt. De regering stelt voor om de sollicitatieplicht te laten eindigen indien de bezoldiging in het nieuwe ambt 55% of meer bedraagt van de vergoeding uit het ambt waarvoor wachtgeld wordt genoten. Graag ontvangen deze leden een nadere uiteenzetting van de regering waarom deze meent dat gewezen ambtsdragers zich niet meer kandidaat stellen voor een ambt omdat deze een lagere bezoldiging kent. Waarom heeft de regering gekozen voor de grens van 55%?

De aan het woord zijnde leden juichen het toe dat de minster de term «outplacement» heeft vervangen door «planmatige ondersteuning». Zij vragen wel of de regering wellicht kan komen met een nog mooier begrip.

De leden van de VVD-fractie verstaan Artikel I, onderdeel D, artikel 7b zo dat uitgangspunt bij de invoering van de sollicitatieplicht is, dat de gewezen ambtsdrager bij het zoeken van passende arbeid wordt begeleid. In het voorgestelde artikel 7b lid 1 is bepaald dat de minister de belanghebbende «kan» verplichten zich bij het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid planmatig te laten begeleiden en ondersteunen. Waarom is hier gekozen voor een «kan»-bepaling, zo vragen deze leden.

In het voorgestelde artikel 7c is geregeld wat er met het wachtgeld gebeurt als de gewezen ambtsdrager niet voldoet aan zijn verplichtingen. Het wachtgeld kan door het aangewezen bestuursorgaan gedeeltelijk dan wel geheel worden ingehouden. Bij algemene maatregel van bestuur zullen regels worden gesteld met betrekking tot de uitvoering daarvan. De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de regering heeft overwogen om aan deze algemene maatregel van bestuur een voorhangbepaling te koppelen. Het betreft immers aangelegen-heden die voor gewezen ambtsdragers van groot belang zijn. Gaarne krijgen zij een reactie van de regering.

Voor gewezen ministers, staatssecretarissen en leden van de Tweede Kamer beslist de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over gedeeltelijke of gehele inhouding. Op het provinciale niveau beslissen gedeputeerde staten en op het lokale niveau beslist het college van burgemeester en wethouders. Hoe zal een en ander intern op de diverse bestuursniveaus worden geregeld? Worden er speciale afdelingen voor ingericht? We hebben immers te maken met gevoelige informatie van gewezen ambtsdragers. Hoe kijkt de regering er tegen aan dat op lokaal niveau het mogelijk is dat een gewezen wethouder in de situatie van outplacement en de beoordeling door het college over inhouding van de uitkering te maken krijgt met ambtenaren waar hij eerder in een andere gezagsverhouding mee heeft gewerkt? Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor gewezen gedeputeerden. Waarom is er gekozen voor hetzelfde bestuursniveau en niet voor een hoger bestuursniveau? Op het nationale niveau zal dit waarschijnlijk minder spelen omdat daar de fysieke en feitelijke afstanden wat groter zijn. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.

4. Neveninkomsten

De leden van de CDA-fractie lezen dat in de tweede nota van wijziging op dit wetsvoorstel wordt voorgesteld om in de verrekeningssystematiek voor neveninkomsten naast wachtgeld, een stimulans op te nemen voor werk met een substantieel inkomen. De nieuwe inkomsten worden volgens dit voorstel voor de helft met de wachtgelduitkering verrekend, met de restrictie dat het totaal aan inkomsten niet 100% van het oude inkomen mag overstijgen. Voor ambtsdragers die reeds met ontslag zijn, blijft daarbij de oude regeling van kracht.

Over deze bepaling, waar nadrukkelijk onderscheid wordt gemaakt tussen gewezen ambtsdragers, zittende ambtsdragers en toekomstige ambtsdragers, vragen deze leden de regering nog eens alle voorgenomen wijzigingen op een rij te zetten welke verplichtingen en/of verworven rechten voor gewezen ambtsdragers, voor zittende ambtsdragers en voor toekomstige ambtsdragers gaan gelden. Zij vragen dit in het kader van het karakter van overgangsrecht, waarbij het lijkt dat dit in de nu voor liggende voorstellen niet altijd op dezelfde wijze wordt toegepast. Zo is onder andere ook niet helder wanneer een nu zittende politieke ambtsdrager bij een volgende functie, in hetzelfde ambt, de rechten behoudt die golden bij het aanvaarden van de functie. Evenmin lijkt er eenduidigheid te gelden wanneer verplichtingen en/of verworven rechten meegenomen kunnen worden naar een nieuw politiek ambt.

De leden van de SP-fractie vragen nadere uitleg over het voornemen om een stimulans op te nemen voor het vinden van werk met een substantieel inkomen. Volgens de minster kan dit door te bepalen dat nieuwe inkomsten voor de helft met de uitkering worden verrekend. Hoe zal dit naar de opvatting van de regering het aanvaarden van werk bevorderen? Hoe rijmt de regering dit voorstel met haar voornemen om de regelingen voor politieke ambtsdragers meer in overeenstemming te brengen met die van werknemers?

Graag krijgen de leden van de VVD-fractie inzicht in hoe vaak de verrekening van nevenin-komsten met genoten wachtgeld voorkomt. Is er feitelijk wel sprake van een probleem, zo vragen zij. Zij vragen zich af of er met het voorstel niet een verschil in behandeling ontstaat tussen ambtenaren met wachtgeld en gewezen ambtsdragers. Wat is de geldende regeling voor ambtenaren die een wachtgeld ontvangen en die tegelijkertijd andere inkomsten hebben? Is het niet zo dat politici door dit voorstel, in afwijking van de regeling voor ambtenaren, aanzienlijk ongunstiger worden behandeld?

5. Commissarissen van de Koningin en burgemeesters

De leden van de CDA-fractie vragen of de nieuwe voorstellen, waarbij de oorspronkelijk voorgestelde onderbrenging van de commissarissen der Koningin, burgemeesters en voorzitters van het dagelijks bestuur van de waterschappen onder de Appa, weer worden geschrapt, de ondersteuning krijgen van de organisaties waarin de betreffende ambtsdragers verenigd zijn, zoals het IPO en de VNG. Zij vragen dit mede vanuit de overweging dat de wachtgeldaanspraken van bovenstaande ambtsdragers wel worden ondergebracht bij de Appa, conform de situatie voor andere politieke ambten.

De leden van de SP-fractie vragen waarom de regering voorstelt om de onderhavige regelingen niet te laten gelden voor zittende Kamerleden, ministers, gedeputeerden en wethouders? Deelt zij de opvatting van deze leden dat dit het beeld versterkt dat politieke ambtsdragers wel harde maatregelen durven te nemen als het gaat om anderen, maar niet bereid zijn om de regelingen voor zichzelf te versoberen?

6. Nabestaanden- en wezenpensioen

De leden van de CDA fractie maken uit de voorliggende teksten niet duidelijk op of de nabestaandenpensioenregel en de wezenpensioenregel ook van toepassing zijn op de nabestaanden van een APPA wachtgeldgenietende persoon die tijdens de wachtgeld periode komt te overlijden. Zij willen daar nader over worden geïnformeerd.

7. Inwerkingtreding

De leden van de VVD-fractie vragen de regering of het mogelijk is om de inwerkingtreding van de diverse maatregelen, die voortvloeien uit dit wetsvoorstel, schematisch weer te geven. Zij zouden dat in ieder geval op prijs stellen.

De voorzitter van de commissie,

Leerdam

Adjunct-griffier van de commissie,

Hendrickx